(1) LED-lampje
Alvorens het LED-lampje te gebruiken,
altijd eenmaal de hoofdschakelaar
aantrekken. Druk
op de LED lampje
knop.
Het lampje verbruikt erg weinig stroom
en zal de prestatie van het gereedschap
en de capaciteit van de accu bijna niet
beïnvloeden.
OPGELET:
Het i n ge bo uw de LED -l a mp je i s
slechts bedoeld om het werkgebied
kortstondig te verlichten.
Gebruik het lampje niet als vervanging
voor een normale zaklantaarn, want
het licht is niet sterk genoeg.
Het LED-lampje wordt uitgeschakeld
wanneer het gereedschap gedurende
5 minuten niet is gebruikt.
Opgelet: KIJK NIET RECHTSTREEKS
IN DE LICHTSTRAAL.
Ander gebruik van de bedieningsorganen,
andere afstellingen of procedures dan
hier beschreven kunnen leiden tot
blootstelling aan gevaarlijke straling.
(2) Oververhitting-
waarschuwingslampje
Uit
(normale
werking)
Verlicht:
Oververhitting
(motor)
Knippert:
Oververhitting
(accu)
De werking van het
gereedschap is gestopt
omdat de motor of de
accu te heet is geworden.
Let bij het gebruik van het gereedschapop
deze wijze op het volgende om de motor
en de accu te beschermen.
Als de motor of de accu oververhit
raakt, wordt de beveiligingsfunctie
geactiveerd en zal de motor of de
a c cu s top p e n met wer k e n . H e t
oververhitting-waarschuwingslampje op
het bedieningspaneel brandt of knippert
wanneer deze beveiligingsfunctie is
geactiveerd.
Wanneer de oververhitting-
beveiligingsfunctie is geactiveerd, moet
u het gereedschap goed laten afkoelen
(minstens 30 minuten). Het gereedschap
kan weer gebruikt worden wanneer het
oververhitting-waarschuwingslampje
uitgaat.
Zorg ervoor dat u het gereedschap niet
zodanig gebruikt dat de oververhitting-
beveiligingsfunctie veelvuldig in werking
treedt.
Als het gereedschap continu wordt gebruikt
onder omstandigheden met hoge belasting
of bij hoge omgevingstemperaturen (zoals
in de zomer), bestaat de kans dat de ove
rverhittingbeveiligingsfunctie veelvuldig in
werking treedt.
Als het gereedschap wordt gebruikt
bij lage o mgevings tem peraturen
(zoals in de winter) of als deze tijdens
gebruik veelvuldig wordt stopgezet,
bestaat de kans dat de oververhitting-
beveiligingsfunctie niet in werking treedt.
De optimale omgevingstemperatuur is
tussen 0°C (32°F) en 40°C (104°F).
Als de accu wordt gebruikt terwijl de
temperatuur van de accu lager is dan 0°C
(32°F), kan het voorkomen dat het elektrisch
gereedschap niet goed functioneert.
Laat een koude accu (kouder dan 0°C
(32°F)), voordat deze wordt opgeladen
in een warme omgeving, eerst minimal
een uur in deze ruimte liggen om op
temperatuur te komen.