795609
74
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/107
Pagina verder
OPEL CORSA
Handleiding Infotainment
IntelliLink ........................................ 5
CD 3.0 BT / R 3.0 ........................ 59
FlexDock .................................... 103
Inhoud
Inleiding ......................................... 6
Radio ........................................... 21
Externe apparaten ....................... 31
Spraakherkenning ........................ 43
Telefoon ....................................... 44
Trefwoordenlijst ........................... 56
IntelliLink
6 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ................. 6
Antidiefstalfunctie ........................... 7
Overzicht bedieningselementen .... 8
Gebruik ........................................ 10
Basisbediening ............................ 13
Geluidsinstellingen ...................... 16
Volume-instellingen ..................... 17
Systeeminstellingen ..................... 19
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met radiotunerfuncties kunt u maxi‐
maal 35 zenders op zeven favoriete
pagina's registreren.
Voor de verschillende frequentiebe‐
reiken is de radio voorzien van vijftien
automatisch in te stellen voorkeur‐
zenders. Bovendien kunnen er nog
35 voorkeurzenders handmatig wor‐
den ingesteld (frequentiebereikonaf‐
hankelijk).
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten,
bijv. iPod, USB-apparaten of andere
randapparatuur; via een kabel of via
Bluetooth.
Met de bedieningsorganen en menu's
van het Infotainmentsysteem kunt u
goedgekeurde smartphone-applica‐
ties gebruiken, bijv. een navigatie-
app.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een telefoonportal waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel en veilig in de auto kunt gebrui‐
ken.
Als optie kan het Infotainmentsys‐
teem worden gebruikt met de bedie‐
ningselementen op het stuur of via
het spraakherkenningssysteem 'Siri
Eyes Free'.
Door het goed doordachte design van
de bedieningselementen, het aan‐
raakscherm en de heldere displays
kunt u het systeem gemakkelijk en in‐
tuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Inleiding 7
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
gereden. Zet bij twijfel de auto aan
de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kunnen
gesis, geruis, signaalvervorming of
signaaluitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
8 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel
Inleiding 9
1Display / aanraakscherm ...... 13
2Beginmenu ............................ 13
Knoppen op het scherm
voor toegang tot:
Audio : audiofuncties
P Galerij : afbeeldings- en
filmfuncties
h Telefoon : mobiele-
telefoonfuncties
K Apps : smartphone-applicaties
L Instellingen : systeem‐
instellingen
3Functie-indicators
Indien symbool gemarkeerd:
TP - verkeersberichten via
radio actief ............................ 25
M : extern apparaat
aangesloten op USB-poort ...31
G : randapparaat
aangesloten op AUX-
ingang ................................... 31
N : Bluetooth-apparaat
aangesloten .......................... 31
g : smartphone-applicatie
actief ..................................... 31
p : geluid onderdrukt ............. 10
4Tijd en datum, buitentemperatuur
Tijd en datum instellen, zie
Gebruikershandleiding.
5;-toets ................................. 13
Indrukken: hoofdmenu
openen (zie pun 2)
6m-toets .................................. 10
Indrukken: infotainment‐
systeem in-/uitschakelen
7Knoppen ∨ VOL ∧ ................. 10
∨ : volume verlagen
∧ : volume verhogen
Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
17w
Kort drukken:
telefoongesprek aannemen ..44
of nummer bellen in
oproeplijst .............................. 49
of actieve
spraakherkenning ................. 43
Lang indrukken:
gesprekslijst openen ............. 49
of handsfreemodus in-/
uitschakelen .......................... 49
10 Inleiding
2SRC (bron) ............................ 10
Drukken: selecteren
audiobron .............................. 10
Bij actieve radio: omhoog/
omlaag zetten om
volgende/vorige
voorkeurszender te
selecteren ............................. 21
Bij een actief extern
apparaat: omhoog/omlaag
draaien om volgend(e)/
vorig(e) track/hoofdstuk/
afbeelding te selecteren ........ 34
Met actief telefoonportaal
en open bellijst (zie
punt 1): draai omhoog/
omlaag voor het
selecteren van volgende/
vorige vermelding in bellijst ... 49
Bij actieve telefoonportal
en gesprekken in de
wacht: omhoog/omlaag
draaien om tussen
gesprekken te schakelen ...... 49
3 +
Volume verhogen
4
Volume verlagen
5xn
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ............. 49
of oproeplijst sluiten .............. 49
of spraakherkenning
uitschakelen .......................... 43
of mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 10
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een aanraakscherm en op het display
weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
de centrale bedieningseenheid
op het instrumentenpaneel 3 8
audioknoppen op het stuurwiel
3 8
het spraakherkenningssysteem
3 43
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐
bron actief.
Inleiding 11
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het Infotainmentsysteem,
terwijl het contact wordt uitgescha‐
keld, met behulp van X hebt inge‐
schakeld, dan wordt het 10 minuten
na de laatste invoer automatisch
weer uitgeschakeld.
Volume instellen
Druk op ∨ of ∧. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Naar keuze, op het aanraakscherm:
beweeg de volumeschuif met uw vin‐
ger naar links of rechts.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits dit het maximale inschakel‐
volume niet overschrijdt. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 17.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 17 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.
Volume van verkeersberichten (TA)
Het volume van verkeersberichten
kan apart worden ingesteld 3 17.
Mute
Druk op ∨ of ∧ en raak vervolgens in
het weergegeven volumemenu op het
scherm de knop p aan.
Mutefunctie annuleren: druk op ∨ of
∧. Het laatst geselecteerde volume
wordt weer ingesteld.
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen
Bij erg hoge temperaturen binnen de
auto beperkt het Infotainmentsys‐
teem het maximaal instelbare vo‐
lume. Indien nodig wordt het maxi‐
male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Druk op de ;-toets om het begin‐
menu weer te geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 13.
Audio
Selecteer de knop Audio op het
scherm om het hoofdmenu van de
laatst geselecteerde audiomodus te
openen.
Selecteer Bron op de bovenste regel
van het menu om een vervolgkeuze‐
lijst te openen.
12 Inleiding
Andere audiomodus inschakelen:
raak een van de opties in de lijst aan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Radiotunerfuncties 3 21
Externe apparaten (USB, AUX,
Bluetooth) 3 34
Galerij
Selecteer de knop Galerij op het
scherm om het hoofdmenu van de
laatst geselecteerde afbeeldings- of
filmmodus te openen.
Raak Bron op de bovenste regel van
het menu aan om een vervolgkeuze‐
lijst te openen.
Andere afbeelding of videomodus in‐
schakelen: raak een van de opties in
de lijst aan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
Afbeeldingsfuncties 3 37
Filmfuncties 3 39
Telefoon
Selecteer de knop Telefoon op het
scherm om een Bluetooth-verbinding
tussen het Infotainmentsysteem en
een mobiele telefoon tot stand te
brengen.
Bij het tot stand brengen van een ver‐
binding verschijnt het hoofdmenu van
de telefoonmodus.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 49.
Als er geen verbinding tot stand kan
worden gebracht, verschijnt er een
bericht met die strekking. Voor een
gedetailleerde beschrijving van het
opzetten en het tot stand brengen van
een Bluetooth-verbinding tussen het
Infotainmentsysteem en een mobiele
telefoon 3 44.
Inleiding 13
Apps
Selecteer de knop Apps op het
scherm voor het openen van een
menu voor het selecteren en starten
van door het Infotainmentsysteem
goedgekeurde smartphone-applica‐
ties.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 31 en 3 41.
Instellingen
Selecteer de knop Instellingen op het
scherm om een menu voor diverse
systeemspecifieke instellingen te
openen.
Tijd- en datuminstellingen en Voer‐
tuiginstellingen worden in de Gebrui‐
kershandleiding beschreven.
Alle andere instellingen worden op
onderwerp in de betreffende hoofd‐
stukken van deze handleiding be‐
schreven.
Basisbediening
Bedieningsorganen voor de
menu's
Aanraakscherm
Het display van het Infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig op‐
pervlak voor rechtstreekse interactie
met de getoonde menubedieningsor‐
ganen.
U kunt bijvoorbeeld een knop op het
scherm activeren door deze met uw
vinger aan te raken of een schuifele‐
ment op het scherm met uw vinger
verschuiven.
Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpennen, pot‐
loden of iets soortgelijks voor het
aanraakscherm.
;-toets
Druk op de ;-toets om naar het be‐
ginmenu te gaan.
14 Inleiding
Via het aanraakscherm komt u bij ver‐
dere menu's en functies.
Knop q op het scherm
Druk bij het navigeren door de menu's
in het betreffende submenu op de
knop q op het scherm om naar het
naasthogere menu terug te gaan.
Menubediening (voorbeelden)
Knop op het scherm of menuoptie
selecteren
Druk op een schermtoets of menu‐
optie.
De betreffende systeemfunctie wordt
geactiveerd, er verschijnt een mel‐
ding of een submenu met verdere op‐
ties.
Meldingen
Vóór het uitvoeren van een systeem‐
functie wordt u soms met een bericht
hierom gevraagd. Bevestig indien
vereist het bericht of selecteer één
van de opties.
Het selecteren en activeren van een
knop in een melding op het scherm
werkt precies zoals beschreven voor
knoppen in een menu op het scherm.
Inleiding 15
Door een lange lijst met menuopties
bladeren
Als er meer menuopties beschikbaar
zijn dan het scherm kan bevatten,
verschijnt er een schuifbalk.
Om door de lijst met menuopties te
bladeren:
Raak ▲ of ▼ boven of onder de
schuifbalk aan
of
verplaats de schuif van de schuif‐
balk met uw vinger omhoog of
omlaag.
Een instelling aanpassen
De verschillende typen instellingen in
de diverse instellingenmenu's wor‐
den onderstaand getoond en be‐
schreven.
Voorbeeld: Display-instellingen
Raak - of + aan of verplaats de schuif‐
knop naast een instelling om deze
aan te passen. Bevestig uw keuze
door OK te selecteren.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐
den de stappen voor het instellen via
het aanraakscherm beschreven als
"...zet...op...".
Voorbeeld: Radio-instellingen
Raak < of > naast een instelling aan
om een van de beschikbare opties te
kiezen of om een specifieke waarde
in te stellen.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐
den de handelingen voor het over‐
schakelen naar een andere optie via
het aanraakscherm beschreven als
"...zet...op...'naam van op‐
tie'/'waarde'...".
16 Inleiding
Voorbeeld: optie RDS
Raak Aan of Uit naast een instelling
aan om deze optie te activeren of te
deactiveren.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐
den de handelingen voor het over‐
schakelen van een instelling Aan of
Uit via het aanraakscherm beschre‐
ven als "...zet...op...Aan" of
"...zet...op...Uit".
Voorbeeld: DAB-categorielijst
Raak een lijstoptie aan om de optie te
selecteren of te deselecteren. Als er
een lijstoptie wordt geselecteerd, ver‐
schijnt er een kruisje in het vakje
naast de optie.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐
den de handelingen voor het kiezen
van een optie via het aanraak‐
scherm beschreven als
"...kies...'naam van optie'...".
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kunt u
voor elk radiofrequentiebereik en
voor elke externe audiobron afzon‐
derlijk de geluidskarakteristieken in‐
stellen. Het menu is toegankelijk van‐
uit elk specifiek hoofdmenu audio.
Open het geluidsinstellingenmenu
met MENU op de onderste regel van
het betreffende hoofdmenu. Blader
zo nodig door de lijst met menuopties
en selecteer Geluidsinstellingen. Het
betreffende menu verschijnt.
EQ-modus
(EQ: equalizer)
Inleiding 17
Gebruik deze instellingen voor een
optimaal geluid voor het muziek‐
genre, bijv. Rock of Klassiek.
Selecteer de gewenste klankstijl. Als
u Handboek kiest, kunt u de volgende
instellingen handmatig aanpassen.
Bas
Met deze instelling kunt u de lage fre‐
quenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Zet Bas op een waarde tussen -12
en 12.
Midden
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Zet Midden op een waarde tussen
-12 en 12.
Hoog
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Zet Hoog op een waarde tussen -12
en 12.
Balance en fader instellen
Gebruik de illustratie rechts van het
menu om balance en fader in te stel‐
len.
Druk op het bijbehorende punt in de
afbeelding om het punt in het interieur
te bepalen waar het geluidsniveau
het hoogst is. Ook kunt u de rode mar‐
ker met uw vinger naar het gewenste
punt verschuiven.
Let op
De instellingen voor balance en fa‐
der gelden voor alle audiobronnen.
Deze kunnen niet apart voor elke au‐
diobron worden ingesteld.
Terugzetten op fabriekswaarden
Selecteer Resetten.
Huidige instellingen opslaan
Selecteer OK.
Volume-instellingen
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Blader door de lijst tot Maximale
startvolume.
Zet Maximale startvolume op een
waarde tussen 13 en 37.
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Radio-instellingen om het
betreffende menu weer te geven.
18 Inleiding
Zet voor het bijstellen van de volume‐
aanpassing Automatisch volume op
Uit, Laag, Midden of Hoog.
Uit: geen harder volume bij een toe‐
nemende snelheid.
Hoog: maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Volume van verkeersberichten
aanpassen
Het volume van verkeersberichten
kan onafhankelijk van het "normale"
volumeniveau apart vooraf worden in‐
gesteld.
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Radio-instellingen en dan
RDS-optie om het betreffende menu
weer te geven.
Zet TP-volume op een waarde tussen
0 en 63.
Beltoonvolume aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen
om het betreffende menu weer te ge‐
ven.
Zet Beltoonvolume op een waarde
tussen 0 en 63.
Functie volume aanraakpiep
activeren of deactiveren
Als de functie van het volume voor de
aanraakpiep wordt geactiveerd, gaat
elke aanraking van een knop op het
scherm of menuoptie vergezeld van
een piepgeluid.
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Blader door de lijst tot Volume
pieptoon bij bediening.
Inleiding 19
Zet de functie op Aan of Uit.
Systeeminstellingen
De taal aanpassen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Talen (language) om het
betreffende menu weer te geven.
Taal voor de menuteksten wijzigen:
druk op de gewenste taal.
Tekstbladerfunctie activeren of
deactiveren
Als er lange tekst op het scherm ver‐
schijnt, kan de tekst voortdurend wor‐
den doorgebladerd of kan deze een‐
maal worden doorgebladerd en in
verkorte vorm worden weergegeven.
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Blader door de lijst tot Tekstscroll.
Als u voortdurend door de tekst wilt
balderen, zet de functie dan op Aan.
Als u in blokken door de tekst wilt bla‐
deren, zet deze dan op Uit.
Terugzetten op fabriekswaarden
Alle instellingen, bijv. het volume en
de geluidsinstellingen, de favorieten‐
lijsten en de lijst met Bluetooth-appa‐
raten, kunnen op de fabriekswaarden
worden teruggezet.
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Radio-instellingen om het
betreffende menu weer te geven.
20 Inleiding
Alle instellingen terugzetten: raak Fa‐
brieksinstellingen radio aan en be‐
vestig de daarop volgende berichten.
Systeemversie weergeven
Druk op de knop ; en selecteer
Instellingen.
Blader door de lijst en selecteer
Systeemversie.
Radio 21
Radio
Gebruik ........................................ 21
Zender zoeken ............................. 21
Autostore-lijsten ........................... 22
Favorietenlijst ............................... 23
Frequentiebereikmenu's .............. 24
Radio Data System (RDS) ........... 25
Digital Audio Broadcasting .......... 27
Gebruik
Radio activeren
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Audio op het
scherm. Het laatst geselecteerde
hoofdmenu audio verschijnt.
Selecteer Bron op een vervolgkeuze‐
lijst te openen.
Selecteer een radiofrequentiebereik,
bijv. AM of FM.
De laatst ten gehore gebrachte zen‐
der van het geselecteerde frequentie‐
bereik wordt ontvangen.
Let op
Informatie over de momenteel be‐
luisterde radiozender weergeven:
raak het display aan.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Raak kort t of v aan om de vorige
of volgende zender in het zenderge‐
heugen weer te geven.
Handmatig zender zoeken
Raak t of v aan en houd deze
vast. Loslaten wanneer de gewenste
frequentie bijna bereikt is.
22 Radio
De volgende ontvangbare zender
wordt opgezocht en automatisch af‐
gespeeld.
Let op
Handmatig zender zoeken: Als de
radio geen station vindt, schakelt hij
automatisch naar een gevoeliger
zoekniveau. Als er dan nog geen
station wordt gevonden, zal de laatst
actieve frequentie weer worden ge‐
kozen.
Let op
Frequentiebereik FM: Als de RDS-
functie is ingeschakeld, wordt er al‐
leen naar RDS-zenders 3 25 ge‐
zocht en als verkeersinformatie TP
is ingeschakeld, wordt er alleen naar
zenders met verkeersinformatie
3 25 gezocht.
Afstemmen op zender
_ of 6 aanraken en vasthouden of
herhaaldelijk aanraken om de fre‐
quentie van de gewenste radiozender
aan te passen.
Als Radioafstemmingsbalk in het
menu Radio-instellingen (zie onder‐
staande opmerking) op Aan wordt ge‐
zet, verschijnt er bij het aanraken van
_ of 6 een afstembalk.
U kunt nu handmatig op radiozenders
afstemmen of ernaar zoeken.
Let op
Naar het menu Radio-instellingen
gaan: druk op de knop ;, selecteer
op het scherm de knop Instellingen
en selecteer menuoptie Radio-
instellingen.
Autostore-lijsten
De ontvangen zenders in een be‐
paald frequentiebereik kunnen met
de autostorefunctie automatisch wor‐
den opgezocht en opgeslagen.
Elk frequentiebereik heeft
3 Autostore-lijsten (AS 1/3, AS 2/3 en
AS 3/3), waarin elk 5 zenders kunnen
worden opgeslagen.
Let op
Als het tabblad FAV momenteel op
de voorgrond verschijnt: raak het
tabblad AS aan om de Autostore-
lijsten weer te geven.
Radio 23
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd.
Zenders opslaan
Raak zo nodig het tabblad AS aan om
de Autostore-lijsten weer te geven.
Tabblad enkele seconden AS aanra‐
ken en vasthouden. Er verschijnt een
bericht en de zenders met de beste
ontvangst in het actieve frequentie‐
bereik worden in de Autostore-lijsten
opgeslagen.
Let op
Als er in de AS-zenderlijsten geen
zenders zijn opgeslagen, worden de
lijsten bij de eerste keer selecteren
van het tabblad AS automatisch bij‐
gewerkt.
Zenders ophalen
Raak zo nodig het tabblad AS aan om
de Autostore-lijsten weer te geven.
Raak zo nodig < of > aan om een an‐
dere Autostore-lijst te selecteren.
Selecteer op het scherm de voorkeu‐
zeknop waaronder de gewenste radi‐
ozender opgeslagen is.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebereiken
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
Er zijn zeven favorietenlijsten be‐
schikbaar, waarin elk 5 zenders kun‐
nen worden opgeslagen.
Let op
Als het tabblad AS momenteel op de
voorgrond verschijnt: raak het tab‐
blad FAV aan om de Favorietenlijs‐
ten weer te geven.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd.
Een zender opslaan
Raak zo nodig het tabblad FAV aan
om de Favorietenlijsten weer te ge‐
ven.
Raak zo nodig < of > aan om een an‐
dere Favorietenlijst te selecteren.
Momenteel actieve radiozender op‐
slaan onder een voorkeuzetoets op
het scherm: houd de gewenste
schermtoets gedurende enkele se‐
conden ingedrukt. De bijbehorende
frequentie of zendernaam verschijnt
op de knop op het scherm.
Zenders ophalen
Raak zo nodig het tabblad FAV aan
om de Favorietenlijsten weer te ge‐
ven.
Raak zo nodig < of > aan om een an‐
dere Favorietenlijst te selecteren.
Selecteer op het scherm de voorkeu‐
zeknop waaronder de gewenste radi‐
ozender opgeslagen is.
24 Radio
Frequentiebereikmenu's
Andere manieren voor het instellen
van zenders zijn beschikbaar via fre‐
quentiebereikspecifieke menu's.
Raak MENU op de onderste regel van
het actieve radiohoofdmenu aan om
het bijbehorende frequentiebereik‐
specifieke menu te openen.
Let op
De volgende specifieke FM-displays
worden als voorbeeld getoond.
Favorietenlijst
Selecteer Favorietenlijst om alle mo‐
menteel in de favorietenlijsten opge‐
slagen zenders weer te geven.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Zenderlijsten
Binnen een frequentiebereikmenu
selecteert u een zenderlijst, bijv. FM-
zenderlijst. Alle ontvangbare zenders
van het betreffende frequentiebereik
en in het huidige ontvangstgebied
worden weergegeven.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Categorielijsten
Tal van radiozenders zenden een
PTY-code uit die het uitgezonden
programmatype aangeeft (bijv.
nieuws). Sommige zenders wijzigen
afhankelijk van de inhoud die op dat
moment wordt uitgezonden ook de
PTY-code.
Radio 25
Het Infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de desbetreffende categorie‐
lijst op.
Let op
Het submenuoptie van de categorie‐
lijst is niet beschikbaar voor het AM-
frequentiebereik.
Zoeken op een programmatype dat
door de zenders wordt opgegeven:
selecteer de specifieke categorielij‐
stoptie van het frequentiebereik.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmatypes.
Let op
Bij het frequentiebereik DAB ver‐
schijnen alleen de geselecteerde ca‐
tegorieën 3 27 in de categorielijst.
Selecteer het gewenste programma‐
type. Er verschijnt een lijst met zen‐
ders die een programma van het ge‐
selecteerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Zenderlijsten bijwerken
Als de zenders die in een zenderlijst
met specifiek frequentiebereik zijn
opgeslagen, niet meer kunnen wor‐
den ontvangen, selecteert u de be‐
treffende menuoptie om de zenderlijst
in het frequentiebereikmenu bij te
werken, bijv. FM-zenderlijst updaten.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek fre‐
quentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Het toestel zoekt naar zenders en er
verschijnt een bijbehorend bericht.
Na het zoeken verschijnt de betref‐
fende zenderlijst.
Let op
De momenteel beluisterde radiozen‐
der wordt aangeduid door het sym‐
bool l naast de naam van de zen‐
der.
Tooninstellingen
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het menu Geluidsinstellingen
3 16.
Radio Data System (RDS)
RDS is een dienst van FM-zenders
die het vinden van de gewenste zen‐
der en een storingsvrije ontvangst
aanzienlijk vereenvoudigt.
26 Radio
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de pro‐
grammanaam van de zender in
plaats van de frequentie.
Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het Infotainmentsysteem stemt
altijd af op de zendfrequentie van
de ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
Afhankelijk van de ontvangen
zender geeft het Infotainment‐
systeem radiotekst weer die bijv.
informatie over het actuele pro‐
gramma kan bevatten.
Menu RDS-optie
Om het menu voor het configureren
van RDS te openen:
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Radio-instellingen en dan
RDS-optie om het betreffende menu
weer te geven.
Let op
Als RDS op Uit wordt gezet, worden
niet alle bovenstaand getoonde me‐
nuopties weergegeven.
Verkeersberichten (TA)
Zenders met radioverkeerinformatie‐
service zijn RDS-zenders die ver‐
keerinformatie uitzenden. Als ver‐
keersinformatie is ingeschakeld,
wordt de momenteel actieve functie
voor de duur van het verkeersbericht
onderbroken.
Verkeersberichten in- en
uitschakelen
Zet TA op Aan of Uit.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle menu's. Als de ac‐
tuele zender geen verkeersinforma‐
tiezender is, wordt TP grijs weerge‐
geven en wordt er automatisch naar
de volgende verkeersinformatiezen‐
der gezocht. Zodra er een verkeers‐
informatiezender wordt gevonden,
wordt TP gemarkeerd. Als er geen
verkeersinformatiezender wordt ge‐
vonden, blijft TP grijs.
Als er een verkeersbericht op de be‐
treffende zender wordt uitgezonden,
verschijnt er een bericht.
Bericht onderbreken en teruggaan
naar de eerder geactiveerde functie:
selecteer Annuleren in het bericht.
TP-volume
Het volume van verkeersberichten
kan vooraf worden ingesteld op een
waarde tussen 0 en 63.
RDS-configuratie
Zet RDS op Aan of Uit.
Radio 27
Radiotekst
Als de RDS-functie wordt geactiveerd
en er momenteel een RDS-zender
wordt ontvangen, verschijnt er infor‐
matie over het huidige programma en
de momenteel beluisterde muzeik‐
track onder de naam van het pro‐
gramma.
Toon of verberg deze informatie door
Radiotekst op Aan of Uit te zetten.
Regio-instelling
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Zet Regionaal op Aan of Uit.
Als de regio-instelling ingeschakeld
is, worden er zo nodig andere fre‐
quenties met dezelfde regionale pro‐
gramma's geselecteerd. Is de regio-
instelling uitgeschakeld, worden al‐
ternatieve frequenties voor de zen‐
ders geselecteerd zonder rekening te
houden met regionale programma's.
PSN bladeren blokkeren
Sommige RDS-zenders geven niet
alleen de programmaservicenaam
(PSN) weer op het display, maar to‐
nen ook extra informatie over de hui‐
dige zender. Als er extra informatie
verschijnt, is de programmanaam
verborgen.
Zet om te voorkomen dat er extra in‐
formatie verschijnt Bevries PSN-
scrollen op Aan.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
DAB-zenders worden aangeduid met
de programmanaam i.p.v. met de
zendfrequentie.
Algemene informatie
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op de‐
zelfde frequentie worden uitge‐
zonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmagerela‐
teerde gegevens en een veelheid
aan andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en ver‐
keersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-ont‐
vanger een signaal van een zen‐
der op kan vangen (ook al is het
signaal erg zwak), is de geluids‐
weergave gewaarborgd.
Er is fading (zwakker worden van
het geluid dat typerend is voor
AM- of FM-ontvangst). Het DAB-
signaal wordt op een constant
volume weergegeven.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden op‐
gevangen, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit pro‐
bleem kan worden vermeden
door in het optiemenu DAB
Service koppelt DAB en/of
Service koppelt FM te activeren
(zie onderstaand).
Interferentie door zenders op na‐
burige frequenties (een ver‐
schijnsel dat typisch is voor AM-
en FM-ontvangst) doet zich bij
DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
28 Radio
ontvangstkwaliteit van DAB, ter‐
wijl AM- en FM-ontvangst in die
gevallen juist aanmerkelijk ver‐
zwakt.
Na het inschakelen van DAB-ont‐
vangst blijft de FM-tuner van het
Infotainmentsysteem op de ach‐
tergrond actief en zoekt continu
naar de FM-zenders met de
beste ontvangst. Als TP 3 25 ge‐
activeerd is, worden de verkeers‐
berichten van de FM-zender met
de op dat moment beste ont‐
vangst doorgegeven. Deactiveer
TP, als DAB-ontvangst niet door
FM-verkeersberichten moet wor‐
den onderbroken.
Menu DAB-optie
Om het menu voor de DAB-configu‐
ratie op te roepen:
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Radio-instellingen en dan
DAB-optie om het betreffende menu
weer te geven.
DAB categorie-instellingen
Om te kiezen welke categorieën in
DAB-categorieënlijst in DAB-menu
3 24 worden weergegeven selecteert
u DAB categorie-instellingen. Het be‐
treffende menu verschijnt.
Selecteer Alle of selecteer en dese‐
lecteer alleen bepaalde categorieën
uit de beschikbare opties.
Selecteer OK om uw keuze te beves‐
tigen.
DAB-configuratie
In het menu DAB-optie kunt u functies
met betrekking tot de DAB-radio-ont‐
vangst instellen.
Servicekoppeling DAB
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op dezelfde ser‐
vice van een ander DAB-ensemble
Radio 29
(frequentie indien beschikbaar) als
het DAB-signaal te zwak is om door
de radio te worden opgevangen.
Zet Service koppelt DAB op Aan of
Uit.
Servicekoppeling FM
Als deze functie geactiveerd is, scha‐
kelt het systeem over op eenzelfde
FM-zender van de actieve DAB-ser‐
vice (indien beschikbaar) als het
DAB-signaal te zwak is om door de
radio te worden opgevangen.
Zet Service koppelt FM op Aan of Uit.
Dynamische bereikcompressie
Als deze functie geactiveerd is, wordt
het dynamische bereik van het DAB-
signaal gereduceerd. Dit betekent dat
het niveau harde geluiden wordt ge‐
reduceerd en dat het niveau van rus‐
tige geluiden wordt verhoogd. Daar‐
door kan het volume van het Infotain‐
ment zo worden afgesteld dat zacht
geluid goed hoorbaar is zonder dat
hard geluid te hard klinkt.
Zet Dyn. bereikregeling op Aan of Uit.
Frequentiebereik selecteren
Via deze functie kunt u definiëren
welke DAB-frequentiebereiken door
het Infotainmentsysteem moeten
worden ontvangen.
Kies Alleen L-band
(1452 - 1492 MHz, grond- en satellie‐
tradio) Alleen Band III
(174 - 240 MHz, grondradio) of
Allebei.
Radiotekst
Als deze functie geactiveerd is, ver‐
schijnt er extra informatie over het
momenteel ontvangen programma of
de momenteel ten gehore gebrachte
muziektrack, zoals titel, artiest, genre,
nieuws of verkeersberichten.
Toon of verberg deze informatie door
Radiotekst op Aan of Uit te zetten.
Diavoorstelling
Als deze functie geactiveerd is, ver‐
schijnt er extra informatie over het
momenteel ontvangen programma of
de momenteel ten gehore gebrachte
muziektrack in de vorm van afbeel‐
dingen, grafische vormgeving of korte
videoclips.
Toon of verberg deze afbeeldingen,
grafische vormgeving of videoclips
door Diavoorstelling op Aan of Uit te
zetten.
Golfbandmenu
Raak de knop MENU op het scherm
op de onderste regel van het DAB-
hoofdmenu aan om het frequentiebe‐
reiksubmenu te openen.
DAB-berichten
Naast hun muziekprogramma's zen‐
den veel DAB-zenders ook diverse
categorieën berichten uit. Als u som‐
mige of alle categorieën activeert,
wordt de momenteel ontvangen DAB-
service bij een bericht uit deze cate‐
gorieën onderbroken.
Selecteer DAB-aankondigingen in
het DAB-frequentiebereikmenu. Er
verschijnt een lijst met categorieën.
30 Radio
Activeer alle of alleen de gewenste
berichtcategorieën. Er kunnen ver‐
schillende berichtcategorieën tegelijk
worden geselecteerd.
EPG huidig programma
Veel DAB-zenders bieden ook een
elektronische programmagids. Een
elektronische programmagids (EPG)
voorziet u van voortdurend bijge‐
werkte informatie over huidige en ko‐
mende programma's.
Om informatie over het momenteel
actieve programma weer te geven se‐
lecteert u EPG huidig programma.
EPG zenderlijst
De EPG stationlijst bevat de zenders
met een elektronische programma‐
gids.
Selecteer Info naast de zendernaam
om de huidige en komende program‐
ma's van de betreffende zender weer
te geven.
Intellitext
Met de functie Intellitext kunt u extra
informatie zoals berichten, financiële
informatie, sport, nieuws, enz. ont‐
vangen.
Selecteer één van de categorieën en
kies een specifieke optie om gedetail‐
leerde informatie weer te geven.
Info
Selecteer de menuoptie Info voor ge‐
detailleerde informatie over de mo‐
menteel actieve DAB-zender.
Externe apparaten 31
Externe apparaten
Algemene informatie .................... 31
Audio afspelen ............................. 34
Afbeeldingen weergeven ............. 37
Films afspelen .............................. 39
Smartphone-applicaties
gebruiken ..................................... 41
Algemene informatie
In de middenconsole onder de knop‐
pen voor de klimaatregeling bevindt
zich een AUX-poort en een USB-aan‐
sluiting voor het aansluiten van ex‐
terne audiogegevensbronnen.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AUX-ingang
U kunt bijvoorbeeld een iPod of een
ander randapparaat met een 3,5 mm
stekker op de AUX-ingang aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audiosignaal van het rand‐
apparaat via de luidsprekers van het
Infotainmentsysteem verzonden.
Het volume en de geluidsinstellingen
kunnen via het Infotainmentsysteem
worden aangepast. Alle andere be‐
dieningsfuncties werken via het rand‐
apparaat zelf.
Een apparaat aansluiten
Gebruik een van de volgende kabels
om het randapparaat op de AUX-in‐
gang van het Infotainmentsysteem
aan te sluiten:
3-polig voor audiobron, 4-polig voor
filmbron.
1: Audiosignaal links
2: Audiosignaal rechts
3: Massa
4: Videosignaal
Audiofunctie AUX
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op externe apparatuur
afspelen, bijv. smartphones of iPod/
iPhone producten.
32 Externe apparaten
Filmfunctie AUX
Het Infotainmentsysteem kan films op
externe apparatuur afspelen, bijv.
smartphones of iPod/iPhone produc‐
ten.
Let op
Sluit voor het gebruiken van de film‐
functie met uw iPod/iPhone uw toe‐
stel alleen op de AUX-aansluiting
aan. Via de USB-poort is er geen
permanente verbinding mogelijk.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB-
aansluiting/adapter), iPod of smart‐
phone aansluiten.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken diverse functies van het bo‐
venvermelde apparaat via de knop‐
pen en menu's van het Infotainment‐
systeem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, SD Cards, iPods of
smartphones worden ondersteund
door het Infotainmentsysteem.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat of IPod aan
op de USB-poort. Gebruik voor de
iPod de juiste aansluitkabel. De mu‐
ziekfunctie start automatisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐
schijnt er een bijbehorende foutmel‐
ding en schakelt het Infotainment‐
systeem automatisch terug naar de
vorige functie.
Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.
Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem
beschadigd raken.
Audiofunctie USB
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op USB-opslagmedia
of iPod/iPhone-producties afspelen.
Afbeeldingsfunctie USB
Het Infotainmentsysteem kan afbeel‐
dingsbestanden op USB-opslagme‐
dia weergeven.
Filmfunctie USB
Het Infotainmentsysteem kan films op
USB-opslagmedia afspelen.
Let op
Sluit voor het gebruiken van de film‐
functie met uw iPod/iPhone uw toe‐
stel alleen op de AUX-aansluiting
aan. Via de USB-poort is er geen
permanente verbinding mogelijk.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 45.
Externe apparaten 33
Audiofunctie Bluetooth
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op Bluetooth-appara‐
ten afspelen, bijv. smartphones of
iPod/iPhone producten.
Ondersteuning van smartphone-
applicaties
Met de functie Apps van het Infotain‐
mentsysteem hebt u toegang tot
goedgekeurde smartphone-applica‐
ties. Het Infotainmentsysteem autori‐
seert applicatie-updates zodra ze ver‐
krijgbaar zijn.
Alvorens een goedgekeurde applica‐
tie met de bedieningsorganen en me‐
nu's van het Infotainmentsysteem
kan worden gebruikt, moet de betref‐
fende applicatie op de smartphone
worden geïnstalleerd.
Ga bij het installeren van een goed‐
gekeurde smartphone-applicatie te
werk volgens de instructie op de
smartphone.
Bestandsindelingen en mappen
De maximale capaciteit van een door
het Infotainmentsysteem onder‐
steund apparaat is
2500 muziekbestanden,
2500 afbeeldingsbestanden,
250 filmbestanden, 2500 mappen en
10 niveaus mappenstructuur. Alleen
apparaten met een formattering in het
FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit kan
worden veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer kunnen niet
worden afgespeeld.
Het Infotainmentsysteem kan de vol‐
gende audio-, afbeeldings- en filmbe‐
standen op externe apparaten afspe‐
len/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn .mp3, .wma, .ogg en .wav.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Afbeeldingsbestanden
De weergeefbare afbeeldingsbe‐
standsindelingen
zijn .jpg, .bmp, .png en .gif.
.jpg-bestanden moeten 64 tot
5000 pixels breed en 64 tot
5000 pixels hoog zijn.
.bmp-, .png- en .gif-bestanden moe‐
ten een formaat van 64 tot
1024 pixels breed en 64 tot
1024 pixels hoog hebben.
Filmbestanden
De afspeelbare filmbestandsindelin‐
gen zijn .avi, .mpg, .mp4, .divx, .xvid
en .wmv.
De resolutie van de bestanden moet
binnen een bereik van 720 pixels
breed en 576 pixels hoog zijn. De her‐
halingsfrequentie moet minder dan
30 fps zijn.
Bruikbare codecs zijn divx, xvid,
mpeg-1, mpeg-4 (mpg4, mp42,
mp43) en wmv9 (wmv3).
De afspeelbare audio-indelingen
zijn .mp3, .ac3, .aac en .wma.
De weergeefbare ondertitelingsinde‐
ling is .smi.
34 Externe apparaten
Audio afspelen
Randapparaat
AUX-functie activeren
Als het randapparaat nog niet met het
Infotainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 31. Het
audiomenu AUX verschijnt en het af‐
spelen van de audiotracks start auto‐
matisch.
Als het randapparaat al verbonden is:
Druk indien vereist op de toets ; en
selecteer de knop op het scherm
Audio om het laatst geselecteerde
hoofdmenu audio te openen.
Selecteer indien nodig Bron om een
vervolgkeuzelijst te openen en selec‐
teer vervolgens AUX om het betref‐
fende audiohoofdmenu te openen.
Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
Geluidsinstellingen wijzigen
Selecteer k Geluidsinstellingen om
het betreffende menu te openen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 16.
Let op
De volume- en geluidsinstellingen
kunnen via het Infotainmentsysteem
worden aangepast. Alle andere
functies werken via het randappa‐
raat.
USB-apparaat en iPod
Functie USB-apparaat of IPod
activeren
Als het USB-apparaat of de iPod nog
niet met het Infotainmentsysteem ver‐
bonden is, verbind het apparaat dan
3 31. Het betreffende hoofdmenu au‐
dio verschijnt en het afspelen van de
audiotracks start automatisch.
Als het USB-apparaat of de iPod al
verbonden is:
Druk indien vereist op de toets ; en
selecteer de knop op het scherm
Audio om het laatst geselecteerde
hoofdmenu audio te openen.
Selecteer indien nodig Bron om een
vervolgkeuzelijst te openen en selec‐
teer vervolgens USB om het betref‐
fende audiohoofdmenu te openen.
Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
Externe apparaten 35
Let op
Albumhoezen worden weergegeven
als zij in het audiobestand, bijv. mp3-
bestand, staan.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm ver‐
andert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op v om de volgende track af
te spelen.
Druk, zodra de track wordt afge‐
speeld, binnen 2 seconden op t om
terug te gaan naar de vorige track.
Terug naar het begin van de huidige
track gaan
Druk, wanneer de track wordt afge‐
speeld, na 2 seconden op t.
Snel vooruit en achteruit gaan
Raak t of v aan en houd deze
vast. Loslaten om naar de normale
afspeelmodus terug te keren.
Ook kunt u de schuif die de positie
van de huidige track aangeeft met uw
vinger naar links of rechts verplaat‐
sen.
Tracks steeds opnieuw afspelen
Raak herhaaldelijk r aan om één
van de volgende opties te kiezen.
1: De huidige track wordt
steeds opnieuw afgespeeld.
ALLE : Alle tracks op het apparaat
worden steeds weer op‐
nieuw afgespeeld.
UIT : Normale afspeelmodus.
Tracks in willekeurige volgorde
afspelen
Raak herhaaldelijk s aan om de
functie te activeren of te deactiveren.
AAN : Alle tracks op het apparaat
worden in willekeurige volg‐
orde afgespeeld.
UIT : Normale afspeelmodus.
Informatie bekijken
Raak het scherm aan voor informatie
over de huidige track. Er verschijnt
een bericht met informatie, bijv. over
de titel, de artiest, het album die bij de
track is opgeslagen.
Het muziekmenu gebruiken
Raak MENU aan om het betreffende
muziekmenu te openen.
Er verschijnen verschillende catego‐
rieën waarin de tracks zijn gesor‐
teerd, bijv. Mappen, Artiesten of
Albums.
36 Externe apparaten
Selecteer de gewenste categorie,
subcategorie (indien beschikbaar) en
kies dan een track.
Geluidsinstellingen wijzigen
Selecteer Geluidsinstellingen om het
betreffende menu te openen. Voor
een gedetailleerde beschrijving 3 16.
Bluetooth-muziek
Bluetooth-muziekfunctie activeren
Als het Bluetooth-apparaat nog niet
met het Infotainmentsysteem verbon‐
den is, breng dan een Bluetooth-ver‐
binding 3 45 tot stand en ga te werk
zoals onderstaand beschreven.
Als het Bluetooth-apparaat al
verbonden is:
Druk indien vereist op de toets ; en
selecteer de knop op het scherm
Audio om het laatst geselecteerde
hoofdmenu audio te openen.
Selecteer indien nodig Bron om een
vervolgkeuzelijst te openen en selec‐
teer vervolgens Bluetooth om het be‐
treffende audiohoofdmenu te ope‐
nen.
Het afspelen van de audiotracks start
automatisch.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm ver‐
andert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op v om de volgende track af
te spelen.
Druk, zodra de track wordt afge‐
speeld, binnen 2 seconden op t om
terug te gaan naar de vorige track.
Terug naar het begin van de huidige
track gaan
Druk, wanneer de track wordt afge‐
speeld, na 2 seconden op t.
Snel vooruit en achteruit gaan
Raak t of v aan en houd deze
vast. Loslaten om naar de normale
afspeelmodus terug te keren.
Een track of bestand steeds opnieuw
afspelen
Raak herhaaldelijk r aan om één
van de volgende opties te kiezen.
Externe apparaten 37
1: De huidige track wordt
steeds opnieuw afgespeeld.
ALLE : Alle tracks op het apparaat
worden steeds weer op‐
nieuw afgespeeld.
UIT : Normale afspeelmodus.
Een bestand in willekeurige volgorde
afspelen
Raak herhaaldelijk s aan om de
functie te activeren of te deactiveren.
AAN : Alle tracks op het apparaat
worden in willekeurige volg‐
orde afgespeeld.
UIT : Normale afspeelmodus.
Let op
Afhankelijk van de mobiele telefoon
zijn sommige van deze functies wel‐
licht niet beschikbaar.
Geluidsinstellingen wijzigen
Selecteer k om het menu Geluidsin‐
stellingen te openen. Voor een gede‐
tailleerde beschrijving 3 16.
Afbeeldingen weergeven
U kunt afbeeldingen van een USB-
apparaat bekijken.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werken
sommige functies onderweg niet.
Afbeeldingen bekijken
Als het USB-apparaat nog niet met
het Infotainmentsysteem verbonden
is, verbind het apparaat dan 3 31 en
ga te werk zoals onderstaand be‐
schreven.
Als het USB-apparaat al aangesloten
is:
Druk indien vereist op de toets ; en
selecteer de knop Galerij op het
scherm om het laatst geselecteerde
hoofdmenu afbeeldingen of films te
openen.
Selecteer indien nodig Bron om een
vervolgkeuzelijst te openen en selec‐
teer vervolgens USB (Afbeelding) om
het betreffende hoofdmenu te ope‐
nen.
Een afbeelding wordt automatisch
weergegeven.
Raak het scherm aan om de afbeel‐
ding op het volledige scherm te bekij‐
ken. Raak het scherm opnieuw aan
om de volledige-schermmodus af te
sluiten.
Volgende of vorige afbeelding
bekijken
Raak c aan om de volgende afbeel‐
ding te bekijken.
Raak d aan om de vorige afbeelding
te bekijken.
Een afbeelding draaien
Raak u of v aan om de afbeelding
rechtsom of linksom te draaien.
38 Externe apparaten
Een diavoorstelling bekijken
Raak t aan om de afbeeldingen op
het USB-apparaat als diavoorstelling
te bekijken.
Druk op het scherm om de diavoor‐
stelling te beëindigen.
Inzoomen op een afbeelding
Druk een of meerdere keren op w om
in te zoomen op een afbeelding of om
terug te keren naar het oorspronke‐
lijke formaat.
Het afbeeldingenmenu gebruiken
Raak MENU aan om USB Fotomenu
te openen.
Bestandenlijst foto's
Alle lijsten met afbeeldingsbestanden
worden weergegeven. Zoek naar de
afbeelding die u wilt zien en selecteer
deze.
Als de bestandsnaam van de afbeel‐
ding aanraakt, verschijnt er een klein
voorbeeld naast de bestandenlijst.
Als deze nogmaals aanraakt of als u
O onder de voorbeeldafbeelding se‐
lecteert, verschijnt de afbeelding op
het hoofdmenu.
Sorteren op titel
Er verschijnt een lijst met alle afbeel‐
dingsbestanden in alfabetische volg‐
orde.
Sorteren op datum
Er verschijnt een lijst met alle afbeel‐
dingenbestanden gesorteerd op da‐
tum beginnend met de meest recente
datum.
Tijd diavoorstelling
Stel de tijd gedurende welke een af‐
beelding in een diavoorstelling ver‐
schijnt in.
Klok/temp. display
Als u de tijd en de temperatuur in vol‐
ledige-schermmodus wilt zien, zet
Klok/temp. display dan op Aan.
Weergave-instellingen
Stel de helderheid en het contrast van
het afbeeldingendisplay in.
Externe apparaten 39
Zet Helderheid op een waarde tussen
-9 en 9.
Zet Contrast op een waarde tussen
-15 en 15.
Films afspelen
U kunt films bekijken via randappara‐
tuur die op de AUX-ingang aangeslo‐
ten is of vanaf een USB-apparaat dat
op de USB-poort aangesloten is.
Let op
Sluit voor het gebruiken van de film‐
functie met uw iPod/iPhone uw toe‐
stel alleen op de AUX-aansluiting
aan. Via de USB-poort is er geen
permanente verbinding mogelijk.
Let op
Voor uw eigen veiligheid werkt de
filmfunctie onderweg niet.
Randapparaat
AUX-functie activeren
Als het randapparaat nog niet met het
Infotainmentsysteem verbonden is,
verbind het apparaat dan 3 31. Het
filmmenu AUX verschijnt en het af‐
spelen van de filmbestanden start au‐
tomatisch.
Als het randapparaat al verbonden is:
Druk indien vereist op de toets ; en
selecteer de knop Galerij op het
scherm om het laatst geselecteerde
hoofdmenu afbeeldingen of films te
openen.
Selecteer indien nodig Bron om een
vervolgkeuzelijst te openen en selec‐
teer vervolgens AUX (Film) om het
betreffende hoofdmenu te openen.
Het afspelen van de filmbestanden
start automatisch.
Let op
Behalve instellingen als volume, ge‐
luid en display moeten alle functies
via de randapparatuur worden be‐
diend.
Filmmenu AUX gebruiken
Raak MENU aan om AUX Filmmenu
te openen.
Zie voor nadere informatie over de
beschikbare instellingen de bijbeho‐
rende beschrijvingen voor USB-ap‐
paratuur onderstaand.
40 Externe apparaten
USB-apparaat
Functie USB-apparaat activeren
Als het USB-apparaat nog niet met
het Infotainmentsysteem verbonden
is, verbind het apparaat dan 3 31 en
ga te werk zoals onderstaand be‐
schreven.
Als het USB-apparaat al aangesloten
is:
Druk indien vereist op de toets ; en
selecteer de knop Galerij op het
scherm om het laatst geselecteerde
hoofdmenu afbeeldingen of films te
openen.
Selecteer indien nodig Bron om een
vervolgkeuzelijst te openen en selec‐
teer vervolgens USB (Film) om het
betreffende hoofdmenu te openen.
Het afspelen van filmbestanden start
automatisch.
Afspelen onderbreken en hervatten
Druk op = om het afspelen te onder‐
breken. De knop op het scherm ver‐
andert in l.
Druk op l om het afspelen te hervat‐
ten.
Volgende of vorige track afspelen
Druk op c om het volgende filmbe‐
stand af te spelen.
Druk, zodra de film wordt afgespeeld,
binnen 5 seconden op d om terug te
gaan naar het vorige filmbestand.
Terug naar het begin van de huidige
film gaan
Druk, wanneer de film wordt afge‐
speeld, na 5 seconden op d.
Snel vooruit en achteruit gaan
Raak d of c aan en houd deze vast.
Loslaten om naar de normale af‐
speelmodus terug te keren.
Volledig scherm
Raak x aan om naar volledige-
schermmodus te gaan. Raak het
scherm opnieuw aan om de volle‐
dige-schermmodus af te sluiten.
Filmmenu USB gebruiken
Raak MENU aan om het filmmenu
USB te openen.
Externe apparaten 41
Lijst filmbestanden
Alle lijsten met filmbestanden worden
weergegeven. Zoek naar de film die u
wilt zien en selecteer deze. De betref‐
fende film wordt nu afgespeeld.
Klok/temp. display
Als u de tijd en de temperatuur in vol‐
ledige-schermmodus wilt zien, zet
Klok/temp. display dan op Aan.
Weergave-instellingen
Stel de helderheid en het contrast van
het filmdisplay in.
Zet Helderheid op een waarde tussen
-9 en 9.
Zet Contrast op een waarde tussen
-15 en 15.
Geluidsinstellingen
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 16.
Ondertiteling en audiotaal activeren
of deactiveren
Als de film ondertiteling en audiotaal
heeft, kunt u deze opties activeren of
deactiveren.
Selecteer _ aan de rechterzijde van
het scherm.
Activeer of deactiveer de taal van de
ondertiteling door de functie Q op
Aan of Uit te zetten.
Activeer of deactiveer de taal van de
audio door de functie R op Aan of
Uit te zetten.
Smartphone-applicaties
gebruiken
Alvorens een goedgekeurde applica‐
tie met de bedieningsorganen en me‐
nu's van het Infotainmentsysteem
kan worden gebruikt, moet de betref‐
fende applicatie op de smartphone
worden geïnstalleerd.
Ondersteunde applicaties
Druk op de toets ; en selecteer de
knop op het scherm Apps om het be‐
treffende menu te openen.
Het menu toont welke smartphone-
applicaties momenteel door het Info‐
tainmentsysteem worden onder‐
steund, zie "Pictogrammen weerge‐
ven of verbergen" onderstaand.
42 Externe apparaten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de betreffende applicatie verwij‐
zen wij u naar de website van de be‐
treffende softwarefabrikant.
Een applicatie starten
Verbind de smartphone als deze nog
niet met het Infotainmentsysteem ver‐
bonden is:
iPod/iPhone: verbind het appa‐
raat met de USB-poort 3 31
Android phone: breng een Blue‐
tooth-verbinding tot stand
3 45.
Download indien niet geïnstalleerd de
betreffende applicatie naar uw smart‐
phone.
Druk op de toets ; en selecteer de
knop op het scherm Apps om het be‐
treffende menu te openen.
Raak de knop op het scherm van de
gewenste applicatie aan. Er komt een
verbinding met de betreffende appli‐
catie op de verbonden smartphone
tot stand.
Het hoofdmenu van de applicatie ver‐
schijnt op het display van het Infotain‐
mentsysteem.
Let op
Controleer bij het gebruik van een
navigatie-applicatie of de GPS-ont‐
vangst van de smartphone goed is.
Applicatiepictogrammen
weergeven of verbergen
U kunt definiëren welke van de door
het Infotainmentsysteem onder‐
steunde goedgekeurde applicaties in
het menu Apps zichtbaar en selec‐
teerbaar zijn.
Selecteer 5 Instellingen op de onder‐
ste regel van het hoofdmenu Apps om
het menu App instellingen te openen.
Selecteer of deselecteer de gewenste
applicaties en selecteer vervolgens
de knop OK op het scherm.
Spraakherkenning 43
Spraakherkenning
Algemene informatie .................... 43
Gebruik ........................................ 43
Algemene informatie
Via de spraakdoorschakel-toepas‐
sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Zie de gebruikershandleiding
van uw smartphone om te controleren
of uw smartphone deze functie on‐
dersteunt.
Om de spraakdoorschakel-toepas‐
sing te kunnen gebruiken, moet de
smartphone op het infotainmentsys‐
teem zijn aangesloten via een USB-
kabel 3 31 of via Bluetooth 3 45.
Gebruik
Spraakherkenning activeren
Houd 7w op het stuurwiel ingedrukt
om een spraakherkenningssessie te
starten. Er verschijnt een spraakbe‐
sturingsbericht op het scherm.
Zodra er een pieptoon heeft geklon‐
ken kunt u een commando uitspre‐
ken. Raadpleeg voor informatie over
ondersteunde commando's de ge‐
bruiksaanwijzing van uw smartphone.
Volume van gesproken commando's
aanpassen
Druk op / op het bedieningspaneel
of op + / - rechts op het stuurwiel om
het volume van de gesproken instruc‐
ties hoger of lager te zetten.
Spraakherkenning deactiveren
Druk op xn op het stuurwiel. Het
spraakbesturingsbericht verdwijnt, de
spraakherkenningssessie wordt be‐
eindigd.
44 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............... 44
Bluetooth-verbinding .................... 45
Noodoproep ................................. 48
Bediening ..................................... 49
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur .................... 53
Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐
den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover kunt u in de bedienings‐
handleiding van uw mobiele telefoon
vinden. U kunt hierover ook informa‐
tie vragen bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw
concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
Telefoon 45
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
kunt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com vinden
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhone-
modellen of andere apparaten.
Voor het instellen van een Bluetooth-
verbinding met het Infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat worden geac‐
tiveerd. Voor nadere informatie ver‐
wijzen wij u naar de gebruiksaanwij‐
zing van het Bluetooth-apparaat.
Via het menu Bluetooth instelling wor‐
den Bluetooth-apparaten met het In‐
fotainmentsysteem gekoppeld (uit‐
wisselen van pincode tussen Blue‐
tooth-apparaat en Infotainmentsys‐
teem) en verbonden.
Menu Bluetooth instelling
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen en
dan Bluetooth instelling om het be‐
treffende menu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen
Aan het systeem kunnen maxi‐
maal vijf apparaten worden ge‐
koppeld.
Er kan slechts één gekoppeld ap‐
paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbon‐
den.
Koppelen is in de regel slechts
één keer noodzakelijk, tenzij het
apparaat van de lijst met gekop‐
pelde apparaten wordt gewist.
Als het apparaat eerder verbon‐
den was, brengt het Infotain‐
mentsysteem de verbinding au‐
tomatisch tot stand.
Door de bediening van Bluetooth
wordt de accu van het apparaat
aanzienlijk belast. Sluit het appa‐
raat daarom aan op de elektri‐
sche aansluiting om het op te la‐
den.
46 Telefoon
Een nieuw apparaat via het menu
Bluetooth-instellingen koppelen
1. Druk op de toets ; en selecteer
vervolgens de knop Instellingen
op het scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllin‐
gen en dan Bluetooth instelling
om het betreffende menu weer te
geven.
2. Op het Infotainmentsysteem: zet
de functie Vast te stellen op Aan
om het Infotainmentsysteem voor
het Bluetooth-apparaat zichtbaar
te maken.
Op het Bluetooth-apparaat: acti‐
veer de Bluetooth-functie en de
detecteerbaarheidsmodus.
3. Op het Infotainmentsysteem: se‐
lecteer Apparaat koppelen om het
betreffende submenu weer te ge‐
ven.
4. Op het Infotainmentsysteem: raak
de knop Bluetooth-Apparaat
Zoeken op het scherm aan. Alle
detecteerbare Bluetooth-appara‐
ten in de omgeving verschijnen op
een lijst.
5. Druk op het Bluetooth-apparaat
dat u wilt koppelen.
6. Als SSP (secure simple pairing)
wordt ondersteund:
Bevestig de berichten op het Info‐
tainmentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
Als SSP (secure simple pairing)
niet wordt ondersteund:
Op het Infotainmentsysteem: er
verschijnt een Info-bericht waarin
u wordt gevraagd om een pincode
op uw Bluetooth-apparaat in te
voeren.
Op het Bluetooth-apparaat: voer
de pincode in en bevestig de in‐
gevoerde gegevens.
7. Het Infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.
Let op
Na het koppelen van het Bluetooth-
toestel geeft het symbool h naast
het Bluetooth-toestel aan dat de te‐
lefoonfunctie geactiveerd is en geeft
Telefoon 47
het symbool y naast het Bluetooth-
toestel aan dat de functie Streaming
audio via Bluetooth geactiveerd is.
Let op
Het verbonden toestel en de be‐
schikbare opties worden gemar‐
keerd.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐
binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
8. Het telefoonboek wordt automa‐
tisch naar het Infotainmentsys‐
teem gedownload. Als deze func‐
tie niet door het Bluetooth-appa‐
raat wordt ondersteund, verschijnt
er een bijbehorend bericht.
Een nieuw apparaat via het menu
Telefoon koppelen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Telefoon op het
scherm.
Bevestig het bericht Info waarin u
wordt gevraagd of u een Bluetooth-
apparaat wenst te koppelen. Het
menu Apparaat koppelen wordt weer‐
gegeven.
Ga verder vanaf stap 4 zoals boven‐
staand beschreven.
Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, verschijnt het hoofdmenu
Telefoon.
De Bluetooth-pincode wijzigen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen,
Bluetooth instelling en dan Wijzig
PIN-code om het betreffende menu
weer te geven.
Voer de gewenste viercijferige pin‐
code in.
Selecteer ⇦ om een ingevoerd num‐
mer te wissen.
Bevestig dit door OK te selecteren.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen,
Bluetooth instelling en dan Apparaat
koppelen om het betreffende menu
weer te geven.
Selecteer het Bluetooth-apparaat dat
u wenst te koppelen. Het apparaat is
verbonden.
Verbinding van apparaat
verbreken
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen,
Bluetooth instelling en dan Apparaat
koppelen om het betreffende menu
weer te geven.
48 Telefoon
Selecteer het momenteel verbonden
Bluetooth-apparaat. Er verschijnt een
vraag die u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat los te
koppelen.
Een apparaat wissen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen,
Bluetooth instelling en dan Apparaat
koppelen om het betreffende menu
weer te geven.
Selecteer Wissen naast het Blue‐
tooth-apparaat. Er verschijnt een
vraag die u moet beantwoorden.
Selecteer Ja om het apparaat te wis‐
sen.
Apparaatinfo
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllingen,
Bluetooth instelling en dan Apparaat
koppelen om het betreffende menu
weer te geven.
De weergegeven informatie omvat
Apparaatnaam, Adres en PIN-code.
Noodoproep
9Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk
dat u bij gesprekken van levens‐
belang (bijv. bij het inroepen van
medische hulp) niet alleen op een
mobiele telefoon vertrouwt.
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw
lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.
9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Telefoon 49
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw
mobiele telefoon via het infotainment‐
systeem bedienen.
Let op
In de handsfree-modus blijft bedie‐
ning van de mobiele telefoon moge‐
lijk, bv. een gesprek beantwoorden
of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van de mobiele te‐
lefoon en de hoeveelheid over te dra‐
gen gegevens kan dit enige tijd in be‐
slag nemen. Tijdens deze periode is
het bedienen van de mobiele telefoon
via het Infotainmentsysteem slechts
beperkt mogelijk.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Hoofdmenu Telefoon
Druk op de toets ; en selecteer de
knop Telefoon op het scherm om het
betreffende menu weer te geven.
Let op
Het Telefoon hoofdmenu is alleen
beschikbaar als er via Bluetooth een
mobiele telefoon met het Infotain‐
mentsysteem verbonden is. Voor
een gedetailleerde beschrijving
3 45.
Veel functies van de mobiele telefoon
kunnen nu worden bediend via het
hoofdmenu Telefoon (en bijbeho‐
rende submenu's) en via de telefoon‐
knoppen op het stuurwiel.
Telefoongesprek initiëren
Een telefoonnummer invoeren
Druk op de toets ; en selecteer de
knop Telefoon op het scherm om het
betreffende menu weer te geven.
Voer met het toetsenblok in het
Telefoon hoofdmenu een telefoon‐
nummer in.
Druk op ⇦ of houd deze toets inge‐
drukt om een of meerdere ingevoerde
tekens te wissen.
Raak de knop y op het scherm aan
of druk op de knop 7 op het stuurwiel
om het kiezen te starten.
50 Telefoon
Het telefoonboek gebruiken
Let op
Bij het koppelen van een mobiele te‐
lefoon aan het Infotainmentsysteem
via Bluetooth wordt het telefoonboek
van de mobiele telefoon automa‐
tisch gedownload.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
van uw mobiele telefoon als het te‐
lefoonboek niet wordt gedownload.
Druk op de toets ; en selecteer de
knop Telefoon op het scherm om het
betreffende menu weer te geven.
Selecteer Telefoonboek.
Snelzoeken
1. Blader door de lijst met telefoon‐
boekvermeldingen.
2. Druk op de contactpersoon die u
wilt bellen. Er verschijnt een menu
met alle telefoonnummers die
voor het geselecteerde contact
zijn opgeslagen.
3. Selecteer het gewenste telefoon‐
nummer om de oproep te starten.
Zoekmenu
Als het telefoonboek veel vermeldin‐
gen bevat, kunt u via het zoekmenu
comfortabel naar het gewenste con‐
tact zoeken.
Selecteer o in het menu
Telefoonboek om het zoektabblad
weer te geven.
Net als op een telefoon of een mo‐
biele telefoon zijn de letters in alfabe‐
tische groepen op de knoppen op het
scherm ingedeeld: abc, def, ghi, jkl,
mno, pqrs, tuv en wxyz.
Gebruik ⇦ om een ingevoerde letters
te wissen.
1. Selecteer de knop met de eerste
letter van de contactpersoon
waarnaar u wilt zoeken.
Bijvoorbeeld: Als de contactper‐
soon die u wilt zoeken met een 'g'
Telefoon 51
begint, selecteert u de knop ghi op
het scherm.
Alle contactpersonen die een van
de letters op deze knop bevatten,
in dit geval 'g', 'h' en 'i', verschij‐
nen.
2. Selecteer de knop met de tweede
letter van de contactpersoon
waarnaar u wilt zoeken.
3. Blijf meer letters van de contact‐
persoon die u wilt zoeken invoe‐
ren totdat de gewenste contact‐
persoon verschijnt.
4. Druk op de contactpersoon die u
wilt bellen. Er verschijnt een menu
met alle telefoonnummers die
voor het geselecteerde contact
zijn opgeslagen.
5. Selecteer het gewenste telefoon‐
nummer om de oproep te starten.
Het volgende display verschijnt.
Belhistorie gebruiken
Alle ontvangen, uitgaande of gemiste
oproepen worden vastgelegd.
Druk op de toets ; en selecteer de
knop Telefoon op het scherm om het
betreffende menu weer te geven.
Selecteer Belgeschiedenis om het
betreffende menu weer te geven.
Selecteer a voor uitgaande oproe‐
pen, b voor gemiste oproepen en c
voor ontvangen oproepen. De betref‐
fende bellijst wordt weergegeven.
52 Telefoon
Selecteer de gewenste vermelding
om de oproep te starten.
Een nummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op de toets ; en selecteer de
knop Telefoon op het scherm om het
betreffende menu weer te geven.
Raak enkele seconden y aan. Het
laatst gekozen nummer wordt op‐
nieuw gekozen.
Snelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunnen ook
met het toetsenblok van het hoofd‐
menu Telefoon worden gekozen.
Druk op de toets ; en selecteer de
knop Telefoon op het scherm om het
betreffende menu weer te geven.
Voer het gewenste snelkiesnummer
in.
Als het snelkiesnummer uit één cijfer
bestaat, raak dan het betreffende cij‐
fer aan en houd het vast om de op‐
roep te starten.
Als het snelkiesnummer uit
twee cijfers bestaat, raak dan het eer‐
ste cijfer aan en raak het tweede cijfer
aan en houd het vast om de oproep
te starten.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid van
de audiobron onderdrukt en blijft dit
zo totdat het gesprek wordt beëin‐
digd.
Er verschijnt een melding met het te‐
lefoonnummer of de naam van de bel‐
ler (indien beschikbaar).
Beantwoord de oproep door de knop
Accepteren op het scherm in het be‐
richt te selecteren of door op de knop
7 op het stuurwiel te drukken.
Een oproep weigeren
Selecteer Weigeren in het bericht of
druk op n op het stuurwiel om de
oproep te weigeren.
Beltoon wijzigen
Druk op de toets ; en selecteer ver‐
volgens de knop Instellingen op het
scherm.
Telefoon 53
Selecteer Verbindingsinstelllingen en
dan Wijzig beltoon om het betref‐
fende menu weer te geven. Er ver‐
schijnt een lijst met beltonen.
Selecteer één van de beltonen.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Beltoonvolume 3 17.
Functies tijdens het gesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐
schijnt het hoofdmenu Telefoon op
het display.
Handsfreemodus tijdelijk deactiveren
Selecteer m voor het vervolgen van
het gesprek via de mobiele telefoon.
Selecteer m weer om naar de hand‐
sfreemodus terug te keren.
Let op
Na het activeren is het bijbehorende
symbool gemarkeerd.
Microfoon tijdelijk deactiveren
Selecteer n om de microfoon uit te
schakelen.
Selecteer n om de microfoon weer in
te schakelen.
Let op
Na het activeren is het bijbehorende
symbool gemarkeerd.
Telefoongesprek beëindigen
Selecteer J om het gesprek te be‐
eindigen.
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de mo‐
delspecifieke montagehandleiding en
de gebruiksvoorschriften van de fa‐
brikant van de telefoon en de hands‐
free-carkit in acht genomen worden.
Anders kan de typegoedkeuring van
de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).
54 Telefoon
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
Vakkundig gemonteerde buiten‐
antenne, waardoor de maximale
reikwijdte wordt bereikt,
Maximaal zendvermogen
10 watt,
Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de Ge‐
bruikershandleiding, hoofdstuk
Airbagsysteem, in aanmerking.
Laat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de mo‐
gelijkheden tot gebruik van toestellen
met een zendvermogen van meer
dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan, wan‐
neer het maximale zendvermogen
van de mobiele telefoon niet groter is
dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter
is dan 1 watt bij de andere types.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt te‐
lefoneren tijdens het rijden afgera‐
den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer ver‐
slappen.
9Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor mo‐
biele telefoons voldoen en radio's
is alleen toegestaan met een bui‐
tenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Telefoon 55
56
Trefwoordenlijst A
Afbeeldingen weergeven.............. 37
Afbeeldingsbestanden.................. 31
Afbeelding via USB activeren....... 37
Algemene aanwijzingen........... 6, 44
Algemene informatie.............. 31, 43
Apps.......................................... 31
AUX........................................... 31
Bluetooth................................... 31
DAB........................................... 27
Infotainment-systeem.................. 6
Smartphone-applicaties............ 31
Telefoon.................................... 44
USB........................................... 31
Antidiefstalfunctie .......................... 7
Apps....................................... 31, 41
Audio afspelen.............................. 34
Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel...................................... 8
Audiobestanden........................... 31
Audio via AUX activeren............... 34
Audio via iPod activeren............... 34
Audio via USB activeren............... 34
Automatisch volume..................... 17
Autostore-lijsten............................ 22
Zenders ophalen....................... 22
Zenders opslaan....................... 22
AUX
Algemene informatie................. 31
Apparaat aansluiten.................. 31
Audiomenu AUX........................ 34
Filmmenu AUX.......................... 39
B
Basisbediening............................. 13
Bediening...................................... 49
Externe apparaten.................... 31
Menu......................................... 13
Radio......................................... 21
Telefoon.................................... 49
Bedieningselementen
Infotainmentsysteem................... 8
Stuurwiel..................................... 8
Bedieningspaneel Infotainment...... 8
Beginmenu................................... 13
Bel
Beltoon...................................... 49
Functies tijdens het gesprek..... 49
Inkomend gesprek.................... 49
Telefoongesprek initiëren.......... 49
Beltoon
Beltoon wijzigen........................ 49
Beltoonvolume.......................... 17
Bestandsindelingen
Afbeeldingsbestanden.............. 31
Audiobestanden........................ 31
Filmbestanden........................... 31
Bluetooth
Algemene informatie................. 31
Apparaat aansluiten.................. 31
57
Bluetooth-verbinding................. 45
Koppelen................................... 45
Menu Streaming audio via
Bluetooth................................... 34
Telefoon.................................... 49
Bluetooth-verbinding.................... 45
C
Categorielijst................................. 24
D
DAB.............................................. 27
Datuminstellingen......................... 10
Digital Audio Broadcasting........... 27
Display-instellingen................. 37, 39
Dynamische bereikcompressie..... 27
E
EPG.............................................. 27
F
Fabrieksinstellingen radio............. 10
Favoriete lijsten............................ 24
Zenders ophalen....................... 23
Zenders opslaan....................... 23
Favorietenlijst............................... 23
Filmbestanden.............................. 31
Films afspelen.............................. 39
Film via AUX activeren................. 39
Film via USB activeren................. 39
Frequentiebereik........................... 27
Frequentiebereikmenu's............... 24
G
Gebruik............................. 10, 21, 43
AUX........................................... 31
Bluetooth................................... 31
iPod........................................... 31
Menu......................................... 13
Radio......................................... 21
Telefoon.................................... 49
USB........................................... 31
Geluidsinstellingen....................... 16
I
Infotainmentsysteem inschakelen 10
Intellitext....................................... 27
iPod
Algemene informatie................. 31
Apparaat aansluiten.................. 31
iPod-audiomenu........................ 34
K
Koppelen...................................... 45
M
Maximaal opstartvolume............... 17
Menubediening............................. 13
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur................... 53
Mute.............................................. 10
N
Navigatie....................................... 41
Noodoproep.................................. 48
O
Oproepenhistorie.......................... 49
Overzicht bedieningselementen..... 8
R
Radio
Afstemmen op zender............... 21
Autostorelijsten.......................... 22
Categorielijst............................. 24
Configureren van RDS.............. 25
DAB configureren...................... 27
DAB-berichten........................... 27
Digital audio broadcasting
(DAB)........................................ 27
Dynamische bereikcompressie. 27
EPG huidig programma............. 27
EPG zenderlijst......................... 27
Favoriete lijsten................... 23, 24
Frequentiebereik....................... 27
Frequentiebereik selecteren..... 21
Frequentiebereikmenu's............ 24
Gebruik...................................... 21
Inschakelen............................... 21
Intellitext.................................... 27
Radio Data System (RDS)........ 25
Regio-instelling.......................... 25
Regionaal.................................. 25
58
Verkeersberichten..................... 25
Volume TP................................ 25
Zender zoeken.......................... 21
Zenderlijsten.............................. 24
Zenderlijsten bijwerken............. 24
Zenders ophalen................. 22, 23
Zenders opslaan................. 22, 23
Radio activeren............................. 21
Radio Data System (RDS) ........... 25
RDS.............................................. 25
Regio-instelling............................. 25
Regionaal..................................... 25
S
Selectie van frequentiebereik....... 21
Smartphone............................ 31, 41
Smartphone-applicaties
gebruiken.................................. 41
Snelkiesnummers......................... 49
Spraakherkenning........................ 43
Stemherkenning........................... 43
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................... 34
Systeeminstellingen...................... 19
Fabrieksinstellingen radio......... 10
Taal........................................... 10
Tekstbladerfunctie..................... 10
Tijd- en datuminstellingen......... 10
Voertuiginstellingen................... 10
T
Taal............................................... 10
Tekstbladerfunctie........................ 10
Telefoon
Algemene informatie................. 44
Beltoon selecteren.................... 49
Bluetooth................................... 44
Bluetooth-verbinding................. 45
Een nummer invoeren............... 49
Functies tijdens het gesprek..... 49
Hoofdmenu Telefoon................ 49
Inkomend gesprek.................... 49
Noodoproepen.......................... 48
Oproepenhistorie...................... 49
Snelkiesnummer....................... 49
Telefoonboek............................ 49
Telefoon activeren........................ 49
Telefoonboek................................ 49
Tijdinstellingen.............................. 10
U
USB
Afbeeldingenmenu USB............ 37
Algemene informatie................. 31
Apparaat aansluiten.................. 31
Audiomenu USB........................ 34
Filmmenu USB.......................... 39
V
Verkeersberichten
Inschakelen............................... 25
Volume TP................................ 25
Voertuiginstellingen...................... 10
Volume
Automatisch volume.................. 17
Beltoonvolume.......................... 17
Maximaal opstartvolume........... 17
Stiltefunctie................................ 10
Volume aanraakpiep................. 17
Volume instellen........................ 10
Volume TP................................ 17
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen............................. 10
Voor snelheid
gecompenseerd volume............ 17
Volume aanraakpiep.................... 17
Volume-instellingen...................... 17
Volume TP.................................... 17
Z
Zenderlijsten................................. 24
Zenderlijsten bijwerken................. 24
Zenders ophalen.................... 22, 23
Zenders opslaan..................... 22, 23
Zender zoeken.............................. 21
Inleiding ....................................... 60
Radio ........................................... 73
Cd-speler ..................................... 81
AUX-ingang ................................. 84
USB-poort .................................... 85
Streaming audio via Bluetooth ..... 88
Telefoon ....................................... 90
Trefwoordenlijst ......................... 100
CD 3.0 BT / R 3.0
60 Inleiding
Inleiding
Algemene aanwijzingen ............... 60
Antidiefstalfunctie ......................... 61
Overzicht bedieningselementen ..62
Gebruik ........................................ 67
Basisbediening ............................ 68
Geluidsinstellingen ...................... 70
Volume-instellingen ..................... 71
Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met de radiotunerfuncties kunt u
maximaal 36 zenders op zes favo‐
riete pagina's registreren.
De geïntegreerde cd-speler onder‐
houdt u met audio- en MP3/WMA-
CD’s.
U kunt externe gegevensopslagappa‐
raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten,
bijv. iPod, mp3-speler, USB-stick of
een draagbare cd-speler; via een ka‐
bel of via Bluetooth.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een telefoonportal waar‐
mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel en veilig in de auto kunt gebrui‐
ken.
Daarnaast kan het infotainmentsys‐
teem worden bediend met behulp van
de bedieningstoetsen op het stuur‐
wiel.
Door het goeddoordachte design van
de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐
makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
gereden. Zet bij twijfel de auto aan
de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding 61
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kunnen
gesis, geruis, signaalvervorming of
signaaluitval optreden door:
wijzigingen in de afstand tot de
zender
ontvangst van meerdere signa‐
len tegelijk door reflecties
obstakels
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
62 Inleiding
Overzicht bedieningselementen
Bedieningspaneel CD 3.0 BT
Inleiding 63
1m VOL
Indrukken: infotainment‐
systeem in-/uitschakelen ....... 67
Draaien: volume
aanpassen ............................ 67
2Beeldscherm
3MENU-TUNE
Centraal
bedieningselement voor
selectie en navigatie in
menu's .................................. 68
4AUX-ingang ........................... 84
5P BACK
Menu: een niveau terug ........ 68
Invoer: wissen laatste
teken of gehele invoer .......... 68
6CONFIG
Systeeminstellingen .............. 67
7u
Radio: vooruit zoeken ........... 73
Cd/mp3/wma: nummer
vooruit overslaan ................... 82
8FAV 1-2-3
Radiofavorieten en
Autostore-lijsten .................... 75
9MEDIA
Media activeren of naar
andere audiobron gaan ......... 67
10 TP
Activeren of deactiveren
verkeersberichten ................. 77
11 RADIO
Radio inschakelen of van
frequentiebereik wisselen ..... 73
12 TONE
Geluidsinstellingen ................ 70
13 s
Radio: achteruit zoeken ........ 73
Cd/mp3/wma: informatie
achteruit overslaan ............... 82
14 INFO
Radio: Informatie over de
huidige zender
Cd/mp3/wma: informatie
over de huidige track
15 y / @
Openen hoofdmenu
telefoon ................................. 90
of mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 67
16 Disksleuf
17 d
Disc uitwerpen ...................... 82
18 Radiozendertoetsen 1 - 6
Lang drukken: station
opslaan ................................. 75
Kort drukken: station
selecteren ............................. 75
64 Inleiding
Bedieningspaneel R 3.0
Inleiding 65
1m VOL
Indrukken: infotainment‐
systeem in-/uitschakelen ....... 67
Draaien: volume
aanpassen ............................ 67
2Beeldscherm
3MENU-TUNE
Centraal
bedieningselement voor
selectie en navigatie in
menu's .................................. 68
4AUX-ingang ........................... 84
5P BACK
Menu: een niveau terug ........ 68
Invoer: wissen laatste
teken of gehele invoer .......... 68
6CONFIG
Systeeminstellingen .............. 67
7u
Vooruit zoeken ...................... 73
8FAV 1-2-3
Radiofavorieten en
Autostore-lijsten .................... 75
9AUX
Randapparaat activeren ....... 67
10 TP
Activeren of deactiveren
verkeersberichten ................. 77
11 RADIO
Radio inschakelen of van
frequentiebereik wisselen ..... 73
12 TONE
Geluidsinstellingen ................ 70
13 s
Achteruit zoeken ................... 73
14 INFO
Informatie over de huidige
radiozender
15 @
Mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 67
16 Radiozendertoetsen 1 - 6
Lang drukken: station
opslaan ................................. 75
Kort drukken: station
selecteren ............................. 75
66 Inleiding
Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
17
Kort drukken:
telefoongesprek aannemen ..90
of functie Opnieuw kiezen
activeren ............................... 94
of nummer bellen in
oproeplijst .............................. 94
Lang indrukken:
gesprekslijst openen ............. 94
of handsfreemodus in-/
uitschakelen .......................... 94
2SRC (bron) ............................ 67
Drukken: selecteren
audiobron .............................. 67
Bij actieve radio: omhoog/
omlaag zetten om
volgende/vorige
voorkeurszender te
selecteren ............................. 73
Bij actieve cd-speler:
omhoog/omlaag zetten
om volgende/vorige cd/
mp3/wma-track te
selecteren ............................. 82
Met actief telefoonportaal
en open bellijst (zie
punt 1): draai omhoog/
omlaag voor het
selecteren van volgende/
vorige vermelding in bellijst ... 94
Bij actieve telefoonportal
en gesprekken in de
wacht: omhoog/omlaag
draaien om tussen
gesprekken te schakelen ...... 94
3 +
Volume verhogen
4
Volume verlagen
5xn
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ............. 94
of oproeplijst sluiten .............. 94
of mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 67
Inleiding 67
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een knop MENU-TUNE en menu's op
het display.
Keuzen worden ingevoerd via het be‐
dieningspaneel op het Infotainment‐
systeem 3 62
Of deze kunnen via de audiobedie‐
ningselementen op het stuur worden
gemaakt 3 62.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X VOL. Na het
inschakelen wordt de laatst geselec‐
teerde Infotainmentbron actief.
Druk opnieuw op X VOL om het sys‐
teem uit te schakelen.
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het Infotainmentsysteem,
terwijl het contact uitgeschakeld is,
met behulp van X VOL inschakelt,
dan wordt het 10 minuten na de laat‐
ste invoer automatisch weer uitge‐
schakeld.
Volume instellen
Draai m VOL. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits deze instelling het maxi‐
male volume bij het starten niet over‐
schrijdt (zie onderstaand).
U kunt het volgende afzonderlijk in‐
voeren:
het maximale inschakelvolume
3 71
het volume van verkeersberich‐
ten 3 71.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakelen van het voor snelheid
gecompenseerd volume 3 71 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.
Mutefunctie
Druk op y / @ of @ (als telefoonportaal
beschikbaar is: enkele seconden in‐
drukken) om de audiobronnen te
dempen.
Mutefunctie annuleren: draai m VOL
of druk opnieuw op y / @ of @ (indien
telefoonportaal beschikbaar: enkele
seconden indrukken).
Volumebeperking bij hoge
temperaturen
Bij erg hoge temperaturen binnen de
auto beperkt het infotainmentsys‐
teem het maximaal instelbare vo‐
lume. Indien nodig wordt het maxi‐
male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Radio
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen of te wisselen tussen
de verschillende frequentiebereiken.
Druk op MENU-TUNE om naar de fre‐
quentiebereikmenu's met opties voor
zenderselectie te gaan.
Zie voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de radiofuncties 3 73.
68 Inleiding
Audiospelers
R 3.0
Druk op AUX om de modus AUX te
activeren.
CD 3.0 BT
Druk één of meerdere keren op
MEDIA om naar het hoofdmenu CD,
USB, iPod of AUX te gaan of om tus‐
sen deze menu's te wisselen.
Druk op MENU-TUNE om naar de be‐
treffende menu's met opties voor
trackselectie te gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van CD-spelerfuncties 3 81, AUX-
functies 3 84, USB-poortfuncties
3 85 en functies voor streaming au‐
dio via Bluetooth 3 88.
Telefoon
Druk kort op y / @ om naar het tele‐
foonmenu te gaan.
Druk op MENU-TUNE om naar het
telefoonmenu met opties voor het in‐
voeren en selecteren van nummers te
gaan.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de telefoonportal 3 90.
Systeeminstellingen
De taal aanpassen
De menuteksten op het display van
het infotainmentsysteem zijn beschik‐
baar in diverse talen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Talen (Languages) in het
menu Instellingen om het betreffende
menu weer te geven.
Kies de gewenste taal voor de menu‐
teksten.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de menubediening 3 68.
Tijd- en datuminstellingen
Vind een gedetailleerde beschrijving
in de Gebruikershandleiding.
Voertuiginstellingen
Vind een gedetailleerde beschrijving
in de Gebruikershandleiding.
Andere instellingen
U vindt een gedetailleerde beschrij‐
ving voor alle andere instellingen in
de betreffende hoofdstukken.
Fabrieksinstellingen terugzetten
Alle instellingen, bijv. de volume- en
geluidsinstellingen, de favorietenlijs‐
ten of de lijst met Bluetooth-appara‐
ten, kunnen worden teruggezet op de
fabrieksinstellingen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Auto-instellingen en vervolgens Fa‐
brieksinstellingen herstellen.
In het submenu wordt u een vraag
gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐
den op de fabriekswaarden terug te
zetten.
Basisbediening
MENU-TUNE-knop
De knop MENU-TUNE is het centrale
bedieningselement voor de menu's.
Inleiding 69
Draai MENU-TUNE om:
een menuoptie te markeren,
een numerieke waarde instellen.
Druk op MENU-TUNE om:
de gemarkeerde optie te selecte‐
ren of in te schakelen,
een ingestelde waarde te beves‐
tigen,
een systeemfunctie in of uit te
schakelen.
Knop P BACK
Druk kortstondig op P BACK om:
een menu te verlaten,
van een submenu naar het vol‐
gende, hogere menuniveau te
gaan,
het laatste teken van een teken‐
reeks te wissen.
Houd P BACK enkele seconden in‐
gedrukt om de hele invoer te wissen.
Voorbeelden van de
menubediening
Selecteren van een optie
Draai MENU-TUNE om de cursor
(= gekleurde achtergrond) naar de
gewenste optie te verplaatsen.
Druk op MENU-TUNE om de gemar‐
keerde optie te selecteren.
Submenu's
Een pijltje aan de rechterkant van het
menu geeft aan dat na er na het se‐
lecteren van die optie een submenu
met verdere opties verschijnt.
Een instelling activeren
Draai MENU-TUNE om de gewenste
instelling te markeren.
Druk op MENU-TUNE om de instel‐
ling te activeren.
Instellen van een waarde
Draai MENU-TUNE om de actuele
waarde van de instelling te wijzigen.
Druk op MENU-TUNE om de inge‐
stelde waarde te bevestigen.
De cursor gaat daarna naar de vol‐
gende waarde. Als alle waarden zijn
ingesteld, gaat u automatisch terug
naar het naasthogere menuniveau.
70 Inleiding
Een instelling aanpassen
Draai MENU-TUNE om de instelling
bij te stellen.
Druk op MENU-TUNE om de instel‐
ling te bevestigen.
In- of uitschakelen van een functie
Draai MENU-TUNE om de functie die
u in of uit wilt schakelen te markeren.
Druk op MENU-TUNE om tussen de
instellingen Aan en Uit te wisselen.
Invoeren van een tekenreeks
Tekenreeksen invoeren, bijv. pinco‐
des of telefoonnummers:
Draai MENU-TUNE om het gewenste
teken te markeren.
Druk op MENU-TUNE om het gemar‐
keerde teken te bevestigen.
Het laatste teken in de tekenreeks
kan worden gewist met de optie k op
het display of door op P BACK te
drukken. Door P BACK ingedrukt te
houden wordt de complete invoer ver‐
wijderd.
Wijzig de positie van de cursor in de
al ingevoerde tekenreeks door ◀ of ▶
op het display te selecteren.
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kunt u
voor elk radiofrequentiebereik en
voor elke audiospeler afzonderlijk de
geluidskarakteristieken instellen.
Druk op TONE om het geluidsinstel‐
lingenmenu te openen.
Lage, middelhoge en hoge tonen
instellen
Blader door de lijst en selecteer Bas,
Midrange of Treble.
Stel voor de geselecteerde optie de
gewenste waarde in.
Inleiding 71
Volumeverdeling voor en achter
instellen
Blader door de lijst en selecteer
Fader.
Stel de gewenste waarde in.
Volumeverdeling rechts en links
instellen
Blader door de lijst en selecteer
Balans.
Stel de gewenste waarde in.
Een geluidsstijl selecteren
Blader door de lijst en selecteer EQ
(equalizer). Het menu EQ-
instellingen wordt weergegeven.
De getoonde opties bieden voor de
desbetreffende muziekstijl geoptima‐
liseerde voorkeursinstellingen voor
de lage, middelhoge en hoge tonen.
Selecteer de gewenste optie.
Terugzetten van een persoonlijke
instelling op "0"
Selecteer de gewenste optie en druk
enkele seconden op MENU-TUNE.
De waarde wordt teruggezet op "0".
Alle instellingen op "0" of "UIT"
zetten
Druk enkele seconden op TONE.
Alle waarden worden op "0" terugge‐
zet, de EQ-voorkeuzeinstelling wordt
op "UIT" gezet.
Volume-instellingen
Snelheidsgecompenseerd
volume aanpassen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens Autom. volumeregeling.
De functie Autom. volumeregeling
kan worden gedeactiveerd of de mate
van volumeaanpassing kan worden
geselecteerd in het getoonde menu.
Selecteer de gewenste optie.
72 Inleiding
Maximaal opstartvolume
aanpassen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens Maximaal startvolume.
Stel de gewenste waarde in.
Volume van verkeersberichten
aanpassen
Het volume van verkeersberichten
kan zodanig vooraf worden ingesteld
dat het met het normale audiovolume
toe- of afneemt.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen, RDS-
opties en vervolgens TA-volume.
Stel de gewenste waarde in.
Volume van de beltoon
aanpassen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen,
Geluid & Signalen en vervolgens
Belvolume.
Stel de gewenste waarde in.
Radio 73
Radio
Gebruik ........................................ 73
Zender zoeken ............................. 73
Autostore-lijsten ........................... 74
Favorietenlijst ............................... 75
Frequentiebereikmenu's .............. 75
Radio Data System (RDS) ........... 77
Digital Audio Broadcasting .......... 79
Gebruik
Radio activeren
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen.
De laatst ten gehore gebrachte zen‐
der wordt weergegeven.
Frequentiebereik selecteren
Druk één of meerdere malen op
RADIO om het gewenste frequentie‐
bereik te selecteren.
De laatst ten gehore gebrachte zen‐
der van dat frequentiebereik wordt
weergegeven.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk kort op s of u om de vol‐
gende zender in het zendergeheugen
weer te geven.
Handmatig zender zoeken
Houd s of u ingedrukt. Loslaten
als de gewenste frequentie bijna is
bereikt op het frequentiedisplay.
De volgende ontvangbare zender
wordt opgezocht en automatisch af‐
gespeeld.
Let op
Handmatig zender zoeken: Als de
radio geen station vindt, schakelt hij
automatisch naar een gevoeliger
zoekniveau. Als er dan nog geen
station wordt gevonden, zal de laatst
actieve frequentie weer worden ge‐
kozen.
Let op
Frequentiebereik FM: Als de RDS-
functie is ingeschakeld, wordt er al‐
leen naar RDS-zenders 3 77 ge‐
zocht en als verkeersinformatie TP
74 Radio
is ingeschakeld, wordt er alleen naar
zenders met verkeersinformatie
3 77 gezocht.
Handmatig zenders afstemmen
Druk in het radiohoofdmenu op
MENU-TUNE om naar het betref‐
fende frequentiebereikmenu te gaan
en selecteer handmatig afstemmen.
Draai op het frequentiedisplay dat
verschijnt aan MENU-TUNE en stel
de optimale ontvangstfrequentie in.
Autostore-lijsten
De ontvangen zenders in een be‐
paald frequentiebereik kunnen met
de autostorefunctie automatisch wor‐
den opgezocht en opgeslagen.
Elk frequentiebereik heeft
2 Autostore-lijsten (AS-zenders 1,
AS-zenders 2), waarin elk 6 zenders
kunnen worden opgeslagen.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Zenders automatisch opslaan
Houd FAV 1-2-3 ingedrukt totdat een
bericht over automatisch opslaan ver‐
schijnt. De 12 sterkste zenders in het
actuele frequentiebereik worden in de
2 Autostore-lijsten opgeslagen.
Druk op MENU-TUNE om de Auto‐
store-procedure te annuleren.
Zenders met de hand opslaan
Zenders kunnen ook handmatig in de
autostorelijsten worden opgeslagen.
Selecteer de zenders die u op wilt
slaan.
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
De zender opslaan in een lijstpositie:
druk op de desbetreffende zender‐
knop 1...6 tot een bevestigingsbericht
wordt weergegeven.
Let op
Handmatig opgeslagen zenders
worden bij het automatisch zenders
opslaan overschreven.
Let op
Voor het werken met deze functie
moet de functie AS-zenders geacti‐
veerd zijn (zie onderstaand).
Een zender oproepen
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
Druk kort op één van de voorkeur‐
toetsen 1...6 om de zender in de bij‐
behorende lijstpositie op te roepen.
Let op
Voor het werken met deze functie
moet de functie AS-zenders geacti‐
veerd zijn (zie onderstaand).
Functie Autostore-zenders
activeren
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en
daarna AS-zenders om naar het het
betreffende menu te gaan.
Radio 75
Stel de autostorezenders voor het be‐
treffende frequentiebereik in op Aan.
Favorietenlijst
Zenders van alle frequentiebereiken
kunnen handmatig in de favorieten‐
lijsten worden opgeslagen.
In elke favorietenlijst kunnen
6 zenders worden opgeslagen. Het
aantal beschikbare favorietenlijsten
kan worden ingesteld (zie hieronder).
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Een zender opslaan
Selecteer de zenders die u op wilt
slaan.
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
De zender opslaan in een lijstpositie:
druk op de desbetreffende zender‐
knop 1...6 tot een bevestigingsbericht
wordt weergegeven.
Een zender oproepen
Druk één of meerdere keren op
FAV 1-2-3 om naar de gewenste lijst
over te schakelen.
Druk kort op één van de voorkeur‐
toetsen 1...6 om de zender in de bij‐
behorende lijstpositie op te roepen.
Het aantal favorietenlijsten
instellen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Radio-instellingen en
daarna Radio-favorieten om het
menu Max. aantal favorietenpagina's
te openen.
Selecteer het gewenste aantal be‐
schikbare favorietenlijsten.
Frequentiebereikmenu's
Andere manieren voor het instellen
van zenders zijn beschikbaar via fre‐
quentiebereikspecifieke menu's.
Let op
De volgende displays worden als
voorbeeld getoond.
Zenderlijsten
Draai in een radiohoofdmenu aan
MENU-TUNE om de zenderlijst van
het betreffende frequentiebereik te
openen.
De ontvangbare radiozenders in het
actuele ontvangstgebied worden ge‐
toond.
76 Radio
Let op
Als er van tevoren geen zenderlijst
is aangemaakt, zoekt het Infotain‐
mentsysteem automatisch naar zen‐
ders.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Zenderlijsten bijwerken
Druk in een radiohoofdmenu op
MENU-TUNE om het betreffende fre‐
quentiebereikmenu te openen.
Als de zenders in de frequentiebe‐
reikspecifieke zenderlijst niet meer
kunnen worden ontvangen:
Selecteer de betreffende menuoptie
om de zenderlijst bij te werken in het
betreffende frequentiebereikmenu,
bijv. FM-zenderlijst updaten.
Het zoeken naar zenders wordt ge‐
start. Als het zoeken is voltooid, klinkt
de laatst ontvangen zender.
Druk op MENU-TUNE om het zoeken
naar een zender te annuleren.
Let op
Als het Infotainmentsysteem met
een dubbele tuner uitgevoerd is,
worden de zenderlijsten voortdu‐
rend op de achtergrond bijgewerkt.
U hoeft het systeem niet handmatig
bij te werken.
Let op
Bij het bijwerken van een lijst van
een zender op een specifiek fre‐
quentiebereik wordt de overeen‐
komstige categorielijst ook bijge‐
werkt.
Favorietenlijst
Druk in een radiohoofdmenu op
MENU-TUNE om het betreffende fre‐
quentiebereikmenu te openen.
Selecteer Favorietenlijst. Alle zen‐
ders die in de favorietenlijst zijn op‐
geslagen, worden weergegeven.
Selecteer de gewenste zender.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
Categorielijst
Tal van radiozenders zenden een
PTY-code uit die het uitgezonden
programmatype aangeeft (bijv.
nieuws).
Sommige zenders passen de PTY-
code ook aan de actuele inhoud van
het uitgezonden programma aan.
Het Infotainmentsysteem slaat deze
zenders, gesorteerd op programma‐
type, in de betreffende categorielijst
op.
Een door een zender gedefinieerd
programmatype zoeken: selecteer de
optie frequentiebereikspecifieke ca‐
tegorielijst.
Er verschijnt een lijst met momenteel
beschikbare programmatypen.
Radio 77
Selecteer het gewenste programma‐
type.
Er verschijnt een lijst met zenders die
een programma van het geselec‐
teerde type uitzenden.
Selecteer de gewenste zender.
De categorielijst wordt tijdens de up‐
date van de zenderlijst die bij het des‐
betreffende frequentiebereik hoort,
eveneens bijgewerkt.
Let op
Het huidige station wordt gemar‐
keerd door i.
DAB-berichten
Naast muziekprogramma's zenden
tal van DAB-zenders 3 79 diverse
berichtcategorieën uit.
De momenteel ontvangen DAB-ser‐
vice (programma) wordt onderbroken
wanneer er een bericht van voorheen
geactiveerde categorieën in de wacht
staat.
Activeren van berichtcategorieën
Selecteer in DAB-menu de optie
DAB-berichten om het betreffende
menu weer te geven.
Activeer de gewenste berichtcatego‐
rieën.
Er kunnen diverse berichtcategorieën
tegelijk worden geselecteerd.
Let op
DAB-berichten kunnen alleen ont‐
vangen worden als de DAB-
golfband geactiveerd is.
Radio Data System (RDS)
RDS is een dienst van FM-zenders
die het vinden van de gewenste zen‐
der en een storingsvrije ontvangst
aanzienlijk vereenvoudigt.
Voordelen van RDS
Op het display verschijnt de pro‐
grammanaam van de geselec‐
teerde zender i.p.v. de frequen‐
tie.
Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het Infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
Het infotainmentsysteem stem
altijd af op de zendfrequentie van
de ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐
tieve frequentie).
Afhankelijk van de ontvangen
zender geeft het Infotainment‐
systeem radiotekst weer die bijv.
informatie over het actuele pro‐
gramma kan bevatten.
Configureren van RDS
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
78 Radio
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens RDS-opties.
Zet de optie RDS op Aan of Uit.
Let op
Na het uitschakelen van RDS wordt
deze functie automatisch weer inge‐
schakeld bij het afstemmen op een
andere zender (via de zoekfunctie of
een voorkeuzeknop).
Let op
De volgende opties zijn alleen be‐
schikbaar als RDS op Aan wordt ge‐
zet.
RDS-opties
In- en uitschakelen van regio-
instelling
Soms zenden RDS-zenders op ver‐
schillende frequenties programma's
uit die regionaal van elkaar verschil‐
len.
Zet de optie Regionaal op Aan of Uit.
Als de regio-instelling is ingescha‐
keld, worden er uitsluitend alterna‐
tieve frequenties (AF) met dezelfde
regionale programma's geselecteerd.
Is de regio-instelling uitgeschakeld,
worden alternatieve frequenties voor
de zenders geselecteerd zonder re‐
kening te houden met regionale pro‐
gramma's.
RDS-scrolltekst
Sommige RDS-zenders gebruiken de
regel van de programmanaam voor
het tonen van eventuele extra infor‐
matie.
Om te voorkomen dat extra informatie
wordt weergegeven:
Zet Geen rollende displaytekst op
Aan.
TA-volume
Het volume van verkeersberichten
(TA) kan vooraf worden ingesteld.
Voor een gedetailleerde beschrijving
3 71.
Radioverkeerinformatieservice
(TP = verkeersprogramma)
Zenders met radioverkeerinformatie‐
service zijn RDS-zenders die ver‐
keerinformatie uitzenden.
Het in- en uitschakelen van de radio‐
verkeerinformatieservice
Het in- en uitschakelen van de stand-
by verkeersberichtenfunctie van het
infotainmentsysteem:
Druk op de TP-toets.
Is de radioverkeerinformatieser‐
vice ingeschakeld, wordt [ ] weer‐
gegeven in het radiohoofdmenu.
Alleen zenders met radioverkeer‐
informatieservice worden ont‐
vangen.
Is het huidige station geen zen‐
der met radioverkeerinformatie‐
service, wordt een zoekopdracht
gestart naar de volgende zender
met radioverkeerinformatieser‐
vice.
Wordt een zender met radiover‐
keerinformatieservice gevonden,
wordt [TP] weergegeven in het
radiohoofdmenu.
Radio 79
Verkeersberichten worden afge‐
speeld op het ingestelde TA-vo‐
lume 3 71.
Als verkeersinformatie is inge‐
schakeld, wordt de cd-/mp3-
weergave voor de duur van het
verkeersbericht onderbroken.
Alleen naar verkeersberichten
luisteren
Schakel de radioverkeerinformatie‐
service in en draai het volume van het
infotainmentsysteem helemaal terug.
Blokkeren van verkeersberichten
Om verkeersberichten te blokkeren,
bijv. tijdens afspelen van CD/MP3:
Druk op TP of MENU-TUNE om het
annuleringsbericht op het display te
bevestigen.
Het verkeersbericht wordt geannu‐
leerd, maar de verkeersinformatie
blijft ingeschakeld.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
DAB-zenders worden aangeduid met
de programmanaam in plaats van de
zendfrequentie.
Algemene informatie
Met DAB kunnen verschillende
programma's (diensten) op de‐
zelfde frequentie worden uitge‐
zonden (ensemble).
Naast hoogwaardige diensten
voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmagerela‐
teerde gegevens en een veel‐
voud aan andere dataservices uit
te zenden, inclusief reis- en ver‐
keersinformatie.
Zolang een bepaalde DAB-ont‐
vanger een signaal van een zen‐
der kan opvangen (ook al is het
signaal erg zwak), is de geluids‐
weergave gewaarborgd.
Er is fading (zwakker worden van
het geluid dat typerend is voor
AM- of FM-ontvangst). Het DAB-
signaal wordt met een constant
volume weergegeven.
Als het DAB-signaal te zwak is
om door de radio te worden op‐
gevangen, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit pro‐
bleem kan worden vermeden
door in het menu DAB-instellin‐
gen Automatische groeplinks en/
of Automatische links DAB-FM te
activeren.
Interferentie door zenders op na‐
burige frequenties (een ver‐
schijnsel dat typisch is voor AM-
en FM-ontvangst) doet zich bij
DAB niet voor.
Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
80 Radio
ontvangstkwaliteit van DAB, ter‐
wijl AM- en FM-ontvangst in die
gevallen juist aanmerkelijk ver‐
slechtert.
Na het inschakelen van DAB-ont‐
vangst blijft de FM-tuner van het
Infotainmentsysteem op de ach‐
tergrond actief en zoekt voortdu‐
rend naar de best ontvangbare
FM-zenders. Als TP 3 77 geacti‐
veerd is, klinken de verkeersbe‐
richten van de FM-zender met
het krachtigste signaal. Deacti‐
veer TP, als DAB-ontvangst niet
door FM-verkeersberichten moet
worden onderbroken.
Configureren DAB
Druk op CONFIG.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens DAB-instellingen.
De volgende opties zijn beschikbaar
in het configuratiemenu:
Automatisch ensemble koppelen
Als deze functie ingeschakeld is,
schakelt het systeem over op de‐
zelfde service van een ander DAB-
ensemble (frequentie) als het DAB-
signaal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Automatisch koppelen DAB-FM
Als deze functie ingeschakeld is,
schakelt het systeem over naar een
overeenkomstige FM-zender van de
actieve DAB-service als het DAB-sig‐
naal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Dynamisch audioaanpassing
Als deze functie geactiveerd is, wordt
het dynamische bereik van het DAB-
signaal gereduceerd. Dat houdt in dat
het volume van hard geluid wordt ge‐
reduceerd en dat van zacht geluid
wordt verhoogd. Daardoor kan het
volume van het Infotainmentsysteem
zo worden afgesteld dat zacht geluid
goed hoorbaar is zonder dat hard ge‐
luid te hard klinkt.
Zet de functie op Aan of Uit.
Bereik selecteren
Selecteer de menuoptie Bandkeuze
om het betreffende menu weer te ge‐
ven.
Om te definiëren welke DAB-golfbe‐
reiken door het Infotainmentsysteem
moeten worden ontvangen, activeert
u één van de opties:
L-band: 1452 - 1492 MHz, grond- en
satellietradio
Band III: 174 - 240 MHz, grondradio
Beide
Cd-speler 81
Cd-speler
Algemene aanwijzingen ............... 81
Gebruik ........................................ 82
Algemene aanwijzingen
De CD-speler van het infotainment‐
systeem kan audio-CD's en MP3/
WMA afspelen.
Opmerkingen
Voorzichtig
Plaats in geen geval single-cd's
met een diameter van 8 cm of spe‐
ciaal vormgegeven cd's in de au‐
diospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en deze ernstig bescha‐
digen. Een vervanging van uw toe‐
stel is dan noodzakelijk.
De volgende CD-formaten kun‐
nen worden gebruikt:
CD-ROM Mode 1 en Mode 2.
CD-ROM XA CD-ROM XA
Mode 2, Form 1 en Form 2.
De volgende bestandsformaten
kunnen worden gebruikt:
ISO 9660 Level 1, Level 2 (Ro‐
meo, Joliet).
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een an‐
der formaat zijn geschreven dan
hierboven vermeld niet correct
worden afgespeeld en dat hun
bestands- en mapnamen niet
correct worden weergegeven.
Audio-cd's met kopieerbeveili‐
ging die niet voldoen aan de
audio-cd-standaard, worden mo‐
gelijk niet correct of zelfs hele‐
maal niet afgespeeld.
Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's
zijn kwetsbaarder dan voorbe‐
speelde cd's. Ga op een correcte
manier met de cd's om. Dit geldt
vooral voor zelfgebrande cd-r's
en cd-rw's (zie hieronder).
Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's
worden mogelijk niet correct of
zelfs helemaal niet afgespeeld. In
dergelijke gevallen is er dus niets
mis met de apparatuur.
Bij Mixed-Mode-CD’s (waarop
audiotracks en gecomprimeerde
bestanden, bijv. MP3) kunnen
audiotrackgedeelte en de ge‐
comprimeerde bestanden sepa‐
raat worden afgespeeld.
82 Cd-speler
Zorg dat er bij het wisselen van
cd's geen vingerafdrukken op de
cd's komen.
Berg cd's onmiddellijk veilig op
na het uitnemen uit de cd-speler
om ze tegen beschadiging en vuil
te beschermen.
Vuil en vloeistof op de cd's kun‐
nen de lens van de cd-speler bin‐
nen in het apparaat vies maken
en storingen veroorzaken.
Bescherm cd's tegen warmte en
direct zonlicht.
De volgende beperkingen gelden
voor mp3/wma-cd's:
Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s.
Samplingfrequentie: 48 kHz,
44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1)
en 24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz
(voor mpeg-2).
De volgende beperkingen zijn
van toepassing op gegevens die
op een mp3/wma-cd zijn opge‐
slagen:
Aantal tracks: max. 999.
Aantal tracks per mapniveau:
max. 512.
Diepte mappenstructuur: max.
10 niveaus.
Let op
Dit hoofdstuk beschrijft alleen het af‐
spelen van mp3-bestanden, aange‐
zien het werken met mp3- en wma-
bestanden hetzelfde is. Bij het laden
van een cd met wma-bestanden ver‐
schijnen er mp3-gerelateerde me‐
nu's.
Gebruik
Afspelen van een cd starten
Druk één of meerdere keren op
MEDIA om naar het hoofdmenu Cd of
Mp3 te gaan.
Is er een CD in de CD-speler, wordt
het afspelen van de CD gestart.
Afhankelijk van de data die op de au‐
dio- of mp3-cd is opgeslagen ver‐
schijnt er op het display verschillende
informatie over de cd en de huidige
muziektrack.
Cd plaatsen
Plaats de CD met de bedrukte kant
naar boven in de CD-sleuf totdat de
CD naar binnen wordt getrokken.
Let op
Bij het plaatsen van een cd ver‐
schijnt 0 op het display.
Naar de volgende of vorige track
gaan
Druk kort op s of u.
Snel vooruit of achteruit
Houd s of u ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Tracks selecteren met behulp van
het audio-cd-menu
Druk op MENU-TUNE om het menu
Cd op te roepen.
Cd-speler 83
Tracks shuffelen
Alle tracks in willekeurige volgorde af‐
spelen: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 2 in het betreffende
hoofdmenu.
Herhalen
Een track steeds opnieuw beluiste‐
ren: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 1 in het betreffende
hoofdmenu.
Tracklijst
Een nummer op een cd selecteren:
selecteer Tracklijst en selecteer ver‐
volgens de gewenste track.
Mappen
Een track uit een map selecteren: se‐
lecteer Mappen. Er verschijnt een lijst
met alle opgeslagen mappen op de
cd.
Selecteer één van de mappen en se‐
lecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is alleen beschik‐
baar als er een mp3 cd wordt ge‐
plaatst.
Zoeken...
Voor het openen van een menu voor
het zoeken en selecteren van tracks:
selecteer Zoeken....
Selecteer één van de categorieën en
selecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is alleen beschik‐
baar als er een mp3 cd wordt ge‐
plaatst.
Een cd verwijderen
Druk op d.
De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt hij na enkele secon‐
den automatisch weer naar binnen
getrokken.
84 AUX-ingang
AUX-ingang
Algemene aanwijzingen ............... 84
Gebruik ........................................ 84
Algemene aanwijzingen
Op het bedieningspaneel van het In‐
fotainmentsysteem 3 62 zit een AUX-
ingang voor het aansluiten van ex‐
terne audiobronnen.
Het is bijvoorbeeld mogelijk om een
draagbare cd-speler op de AUX-in‐
gang aan te sluiten met een 3,5 mm
stekkeringang.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Gebruik
CD 3.0 BT
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus AUX te active‐
ren.
R 3.0
Druk op AUX om de modus AUX te
activeren.
Stel het volume bij door m VOL van
het Infotainmentsysteem te draaien.
Alle andere functies werken alleen via
de bedieningsorganen van de audio‐
bron.
USB-poort 85
USB-poort
Algemene aanwijzingen ............... 85
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ....................................... 86
Algemene aanwijzingen
In de middenconsole onder de knop‐
pen voor de klimaatregeling bevindt
zich een USB-aansluiting voor het
aansluiten van externe audiogege‐
vensbronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB-
aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort
kunnen diverse functies van de bo‐
venstaande apparaten worden be‐
diend via de bedieningsorganen en
menu's van het infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, SD Cards of iPods wor‐
den ondersteund door het infotain‐
mentsysteem.
Opmerkingen
De op de USB-poort aangesloten
externe apparaten moeten vol‐
doen aan de USB Mass Storage
Class-specificatie (USB MSC).
Via USB aangesloten apparaten
worden ondersteund volgens
USB-specificatie V 2.0. Maxi‐
male ondersteunde snelheid:
12 Mbit/s.
Alleen apparaten met een
FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
Vaste-schijfstations (HDD) wor‐
den niet ondersteund.
USB-hubs worden niet onder‐
steund.
De volgende bestandsformaten
kunnen worden gebruikt:
ISO9660 Level 1, Level 2 (Ro‐
meo, Joliet).
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een an‐
der formaat zijn geschreven dan
hierboven vermeld niet correct
worden afgespeeld en dat hun
86 USB-poort
bestands- en mapnamen niet
correct worden weergegeven.
De volgende beperkingen zijn
van toepassing op de bestanden
die op het externe apparaat zijn
opgeslagen:
Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s.
Samplingfrequentie: 48 kHz,
44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1)
en 24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz
(voor mpeg-2).
Voor de gegevens op externe ap‐
paraten die zijn aangesloten op
de USB-poort gelden de vol‐
gende beperkingen:
Aantal tracks: max. 999.
Aantal tracks per mapniveau:
max. 512.
Diepte mappenstructuur: max.
10 niveaus.
Wma-bestanden met Digital
Rights Management (DRM) van
online-muziekwinkels kunnen
niet worden afgespeeld.
WMA-bestanden kunnen alleen
goed worden afgespeeld als
deze met Windows Media Player,
minimaal versie 9, zijn aange‐
maakt.
Toepasbare afspeellijstexten‐
sies: .m3u, .pls, .wpl.
De afspeellijstitems moeten als
relatieve paden zijn opgemaakt.
Het systeemkenmerk voor map‐
pen/bestanden dat audiogege‐
vens bevat, mag niet ingesteld
zijn.
Opgeslagen
audiobestanden afspelen
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus Mp3 of iPod te
activeren.
Het afspelen van audiogegevens die
op het toestel zijn opgeslagen, wordt
automatisch gestart.
MP3:
iPod:
Toestelspecifiek menu gebruiken
Druk op MENU-TUNE om naar het
menu van het momenteel verbonden
apparaat te gaan.
Tracks shuffelen
Alle tracks in willekeurige volgorde af‐
spelen: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 2 in het betreffende
hoofdmenu.
USB-poort 87
Herhalen
Een track steeds opnieuw beluiste‐
ren: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 1 in het betreffende
hoofdmenu.
Mappen
Een track uit een map selecteren: se‐
lecteer Mappen. Er verschijnt een lijst
met alle opgeslagen mappen op het
toestel.
Selecteer één van de mappen en se‐
lecteer vervolgens de gewenste
track.
Let op
Deze menuoptie is niet beschikbaar
als er een iPod verbonden is.
Zoeken...
Voor het openen van een menu voor
het zoeken en selecteren van tracks:
selecteer Zoeken....
Selecteer één van de categorieën en
selecteer vervolgens de gewenste
track.
Toestel verwijderen
Verwijder het toestel veilig door USB
uitnemen of iPod uitwerpen te selec‐
teren en daarna het toestel te ontkop‐
pelen.
88 Streaming audio via Bluetooth
Streaming audio via
Bluetooth
Algemene informatie .................... 88
Bediening ..................................... 88
Algemene informatie
Bluetooth-compatibele audiobronnen
(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
het Bluetooth-muziekprotocol A2DP
ondersteunen, werken draadloos op
het Infotainmentsysteem.
Opmerkingen
Het Infotainmentsysteem werkt
alleen met Bluetooth-apparaten
die A2DP (Advanced Audio Dis‐
tribution Profile), versie 1.2 of ho‐
ger, ondersteunen.
Het Bluetooth-apparaat moet
AVRCP (Audio Video Remote
Control Profile), versie 1.0 of ho‐
ger ondersteunen. Als het appa‐
raat AVRCP niet ondersteunt,
werkt alleen de volumeregeling
via het infotainmentsysteem.
Maak uzelf voorafgaand aan het
aansluiten van het Bluetooth-ap‐
paraat op het Infotainmentsys‐
teem vertrouwd met de gebruiks‐
aanwijzing voor Bluetooth-func‐
ties van het apparaat.
Bediening
Voorwaarden
Voor de Bluetooth-muziekmodus van
het infotainmentsysteem moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
De Bluetooth-functie van het in‐
fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn 3 91.
De Bluetooth-functie van de ex‐
terne Bluetooth-audiobron moet
geactiveerd zijn (zie gebruiks‐
aanwijzing van het apparaat).
Afhankelijk van de externe Blue‐
tooth-audiobron moet u het ap‐
paraat wellicht op "zichtbaar" zet‐
ten (zie gebruiksaanwijzing van
het apparaat).
De externe Bluetooth-audiobron
moet met het infotainmentsys‐
teem gekoppeld en verbonden
zijn 3 91.
Bluetooth-muziekmodus
activeren
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de Bluetooth muziekmo‐
dus te activeren.
Streaming audio via Bluetooth 89
Streaming audio via Bluetooth moet
via het Bluetooth-apparaat worden
gestart en onderbroken/gestopt.
Bediening via
infotainmentsysteem
Volume aanpassen
Het volume kan via het Infotainment‐
systeem worden aangepast 3 67.
Naar volgende of vorige track gaan
Druk kort op s of u op het be‐
dieningspaneel van het Infotainment‐
systeem.
90 Telefoon
Telefoon
Algemene aanwijzingen ............... 90
Bluetooth-verbinding .................... 91
Noodoproep ................................. 93
Bediening ..................................... 94
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur .................... 97
Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐
heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de
mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoonpor‐
tal worden door elke mobiele telefoon
ondersteund. Welke telefoonfuncties
mogelijk zijn, hangt af van de desbe‐
treffende mobiele telefoon en van de
netwerkprovider. Verdere informatie
hierover vindt u in de bedienings‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen
bij uw netwerkprovider.
Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid
9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de
desbetreffende richtlijnen.
9Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw
concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
voordat u de telefoon in hands‐
free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
Telefoon 91
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com
Bluetooth-verbinding
Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. een telefoon met andere appa‐
ratuur. Gegevens zoals een telefoon‐
boek, gesprekslijsten, de naam van
de netwerkoperator en de sterkte van
de verbinding kunnen worden over‐
gedragen. Welke functies er beschik‐
baar zijn hangt af van het type tele‐
foon.
Om een Bluetooth-verbinding met de
telefoonportal tot stand te kunnen
brengen, moet de Bluetooth-functie
van de mobiele telefoon zijn inge‐
schakeld en moet de mobiele tele‐
foon in de stand "zichtbaar" worden
gezet. U vindt een gedetailleerde be‐
schrijving in de gebruiksaanwijzing
van de mobiele telefoon.
Bluetooth inschakelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Bluetooth. In het sub‐
menu wordt u een vraag gesteld.
Zet Bluetooth op Aan door de vraag
naar keuze met Ja of Nee te beant‐
woorden.
Een Bluetooth-apparaat koppelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Telefooninstellingen en vervolgens
Apparaat koppelen.
Of u kunt tweemaal op y / @ drukken.
Het volgende display verschijnt:
Zodra het telefoonportal van het Info‐
tainmentsysteem wordt gedetec‐
teerd, verschijnt het in de apparaten‐
lijst van uw Bluetooth-toestel. Selec‐
teer het telefoonportal.
Voer op verzoek de pincode op uw
Bluetooth-toetsel in. De apparaten
worden gekoppeld en verbonden.
Let op
Het telefoonboek van uw mobiele te‐
lefoon wordt automatisch gedown‐
load. De presentatie en volgorde
van de telefoonboekvermeldingen
kunnen op het display van het Info‐
tainmentsysteem en op het display
van de mobiele telefoon verschillend
zijn.
92 Telefoon
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was verbonden
met het Infotainmentsysteem, wordt
dat apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Als de Bluetooth-verbinding mislukt:
start de bovenstaande procedure
nogmaals of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Let op
Aan het Infotainmentsysteem kun‐
nen maximaal 5 toestellen worden
gekoppeld.
De Bluetooth-code wijzigen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Bluetooth-code wijzigen.
Het volgende display verschijnt:
Voer de gewenste viercijferige pin‐
code in en bevestig de door u inge‐
voerde gegevens met OK.
Een ander gekoppeld apparaat
verbinden
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐
schijnt een submenu.
Selecteer de submenuoptie
Selecteren om de verbinding tot
stand te brengen.
Een apparaat loskoppelen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Selecteer het gekoppelde apparaat.
Er verschijnt een submenu.
Selecteer de submenuoptie
Verbreken om het apparaat te ont‐
koppelen.
Een gekoppeld apparaat
verwijderen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Telefoon 93
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst. Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐
schijnt een submenu.
Als het apparaat aangesloten is, moet
het eerst worden ontkoppeld (zie hier‐
boven).
Selecteer de submenuoptie Wissen
om het apparaat te verwijderen.
Fabriekswaarden terugzetten
De telefooninstellingen, bijv. de ap‐
paratenlijst, de Bluetooth-code en het
belgeluid, kunnen worden teruggezet
op de fabrieksinstellingen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Telefooninstellingen en vervolgens
Fabrieksinstellingen herstellen.
In het submenu wordt u een vraag
gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐
den op de fabriekswaarden terug te
zetten.
Noodoproep
9Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Vertrouw daarom niet al‐
leen op een mobiele telefoon bij
gesprekken van levensbelang
(bijv. bij het inroepen van medi‐
sche hulp).
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste
manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen
indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw
lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en
regio variëren. Wij raden u aan het
juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.
94 Telefoon
9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het In‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw
mobiele telefoon ook via het Infotain‐
mentsysteem bedienen.
U kunt via het infotainmentsysteem
bijv. een verbinding tot stand brengen
met de telefoonnummers die in uw
mobiele telefoon zijn opgeslagen of
telefoonnummers wijzigen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon
naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van het model te‐
lefoon kan dit enkele minuten duren.
Tijdens deze periode is het bedienen
van de mobiele telefoon via het Info‐
tainmentsysteem slechts beperkt mo‐
gelijk.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐
fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Voorwaarden
Voor de handsfreemodus van het in‐
fotainmentsysteem moet aan de vol‐
gende voorwaarden zijn voldaan:
De Bluetooth-functie van het in‐
fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn 3 91.
De Bluetooth-functie van de mo‐
biele telefoon moet geactiveerd
zijn (zie gebruiksaanwijzing van
het apparaat).
De mobiele telefoon moet op
"zichtbaar" staan (zie gebruiks‐
aanwijzing van het apparaat).
De mobiele telefoon moet aan
het infotainmentsysteem gekop‐
peld zijn 3 91.
Handsfreemodus activeren
Druk op y / @ op het bedieningspa‐
neel van het Infotainmentsysteem.
Het hoofdmenu van de telefoon ver‐
schijnt.
Let op
Als er geen mobiele telefoon met het
Infotainmentsysteem verbonden is,
verschijnt Geen telefoon
beschikbaar. Voor een gedetail‐
leerde beschrijving van het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding 3 91.
Telefoon 95
Veel functies van de mobiele telefoon
kunnen nu worden bediend via het
hoofdmenu van de telefoon (en bijbe‐
horende submenu's) en via de tele‐
foonspecifieke knoppen op het stuur‐
wiel.
Telefoongesprek initiëren
Handmatig een nummer invoeren
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen.
Selecteer de submenuoptie Nummer
invoeren. Het volgende scherm ver‐
schijnt.
Voer het gewenste nummer in en se‐
lecteer y op het display om het kie‐
zen te starten.
Let op
Voor het openen van het scherm
Zoeken van het telefoonboek selec‐
teert u 4.
Het telefoonboek gebruiken
Het telefoonboek bevat namen en
nummers van contactpersonen.
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen.
Selecteer de submenuoptie
Telefoonboek. Het volgende scherm
verschijnt.
Net als op een telefoon of mobiele zijn
de letters alfabetisch op het display
gegroepeerd: abc, def, ghi, jkl, mno,
pqrs, tuv en wxyz.
Selecteer de gewenste groep letters.
Het telefoonboek verschijnt met de
vermeldingen die met één van de let‐
ters in de lettergroep beginnen.
Blader door de lijst en selecteer de
naam van de gewenste vermeldin‐
gen.
Blader door de lijst met telefoonnum‐
mers en selecteer het gewenste num‐
mer. Het systeem kiest het betref‐
fende telefoonnummer.
Sorteervolgorde van telefoonboek
aanpassen
Na het koppelen en verbinden van
een mobiele telefoon met het Infotain‐
mentsysteem, wordt het telefoonboek
van de mobiele telefoon met num‐
mers en namen automatisch naar het
Infotainmentsysteem gedownload.
Het telefoonboek op het Infotainment‐
systeem kan op Voornaam of
Achternaam worden gesorteerd.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Telefoonboek sorteren.
Selecteer de gewenste optie.
Bellijsten gebruiken
Alle inkomende, uitgaande of gemiste
oproepen worden geregistreerd in bij‐
behorende bellijsten.
96 Telefoon
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen. Selecteer de submenuoptie
Gesprekslijsten.
Eventueel kunt u de toets y / @ in‐
drukken.
Het volgende scherm verschijnt.
Selecteer de gewenste bellijst, bijv.
Gemiste oproepen. Er verschijnt een
menu met de bijbehorende bellijst.
Telefoongesprek initiëren: selecteer
de gewenste lijstvermelding. Het sys‐
teem kiest het betreffende telefoon‐
nummer.
Telefoonnummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op 7 op het stuurwiel om naar
het menu Opnieuw kiezen te gaan.
Druk op 7 om een telefoonnummer te
gaan kiezen.
Druk op xn op het stuurwiel om het
menu Opnieuw kiezen te verlaten.
Gebruik eventueel de knop
MENU-TUNE om Nee op het display
te selecteren.
Inkomend telefoongesprek
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, bijv. de radio- of cd-mo‐
dus, actief is, wordt het geluid van de
betreffende audiomodus onderdrukt
en blijft dit zo totdat het gesprek wordt
beëindigd.
Oproep beantwoorden: selecteer
Aannemen op het display.
Oproep weigeren: selecteer
Weigeren op het display.
Tweede inkomende oproep
Als er tijdens een gesprek nog een
oproep binnenkomt, verschijnt er een
bericht.
Tweede oproep beantwoorden en
huidig gesprek beëindigen: selecteer
Aannemen op het display.
Tweede oproep weigeren en huidig
gesprek voortzetten: selecteer
Weigeren op het display.
Beltoon wijzigen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen,
Geluid & Signalen en vervolgens
Beltoon. Er verschijnt een lijst met alle
beschikbare beltonen.
Selecteer de gewenste beltoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het beltoonvolume 3 71.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐
schijnt het hoofdmenu van de tele‐
foon als volgt.
Telefoon 97
Selecteer Menu op het display om
naar het menu Verbonden te gaan.
Selecteer Ophangen op het display
om het gesprek te beëindigen.
Privémodus activeren
Selecteer in het menu Verbonden de
submenuoptie Gesprek via handset
om het gesprek door te schakelen
naar de mobiele telefoon. Het vol‐
gende display verschijnt.
Selecteer Menu op het display en
daarna Gesprek doorschakelen om
het gesprek terug te schakelen naar
het Infotainmentsysteem.
Microfoon deactiveren/activeren
Zet in het menu Verbonden de sub‐
menuoptie Mic dempen op Aan. De
beller kan u niet meer horen.
Microfoon opnieuw activeren: zet de
submenuoptie Mic dempen weer op
Uit.
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de mo‐
delspecifieke montagehandleiding en
de gebruiksvoorschriften van de fa‐
brikant van de telefoon en de hands‐
free-carkit in acht genomen worden.
Anders kan de typegoedkeuring van
de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).
Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
Vakkundig gemonteerde buiten‐
antenne, waardoor de maximale
reikwijdte wordt bereikt,
Maximaal zendvermogen
10 watt,
Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de Ge‐
bruikershandleiding, hoofdstuk
Airbagsysteem, in aanmerking.
Laat u informeren over de voorziene
montageposities voor de buitenan‐
tenne of de toestelhouder en de mo‐
gelijkheden tot gebruik van toestellen
met een zendvermogen van meer
dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan, wan‐
neer het maximale zendvermogen
van de mobiele telefoon niet groter is
dan 2 watt bij GSM 900 en niet groter
is dan 1 watt bij de andere types.
98 Telefoon
Uit veiligheidsoverwegingen wordt te‐
lefoneren tijdens het rijden afgera‐
den. Ook bij handsfree telefoneren
kan de aandacht op het verkeer ver‐
slappen.
9Waarschuwing
Gebruik van zendapparatuur en
mobiele telefoons die niet aan de
bovenstaande normen voor mo‐
biele telefoons voldoen en radio's
is alleen toegestaan met een bui‐
tenantenne op de auto.
Voorzichtig
Mobiele telefoons en zendappara‐
tuur kunnen als de voornoemde
aanwijzingen niet in acht worden
genomen bij gebruik in het interi‐
eur zonder buitenantenne aanlei‐
ding geven tot functiestoringen in
de autoelektronica.
Telefoon 99
100
Trefwoordenlijst A
Afspelen van een cd starten......... 82
Algemene aanwijzingen. 60, 81,
84, 85, 90
Algemene informatie..................... 88
AUX-ingang............................... 84
Bluetooth-muziek...................... 88
CD-speler.................................. 81
Infotainment-systeem................ 60
Telefoon.................................... 90
USB-poort................................. 85
Antidiefstalfunctie ........................ 61
Audiobedieningsknoppen aan
stuurwiel.................................... 62
Automatische volumeregeling...... 71
Autostore-lijsten............................ 74
Zenders oproepen..................... 74
Zenders opslaan....................... 74
AUX-functie activeren................... 84
AUX-ingang
Algemene informatie................. 84
Bediening.................................. 84
Inschakelen............................... 84
Volume aanpassen................... 84
B
Basisbediening............................. 68
Bediening............................... 88, 94
AUX-ingang............................... 84
Bluetooth-muziek...................... 88
CD-speler.................................. 82
Menu......................................... 68
Radio......................................... 73
Telefoon.................................... 94
USB-poort................................. 86
Bedieningselementen
Infotainmentsysteem................. 62
Stuurwiel................................... 62
Telefoon.................................... 90
Bedieningspaneel Infotainment.... 62
Bel
Beltoon...................................... 94
Functies tijdens het gesprek..... 94
Inkomend gesprek.................... 94
Telefoongesprek initiëren.......... 94
Beltoon
Beltoon selecteren.................... 94
Beltoonvolume.......................... 71
Blokkeren van verkeersberichten. 77
Bluetooth
Bluetooth-muziek...................... 88
Bluetooth-verbinding................. 91
Telefoon.................................... 94
Bluetooth-muziek
Algemene informatie................. 88
Bediening.................................. 88
Inschakelen............................... 88
Voorwaarden............................. 88
Bluetooth-verbinding.................... 91
Bijwerken zenderlijst..................... 75
101
C
Categorielijst................................. 75
Cd-menu....................................... 82
CD-speler
Afspelen van een cd starten..... 82
Algemene informatie................. 81
Cd plaatsen............................... 82
Cd-menu................................... 82
Een cd verwijderen.................... 82
Gebruik...................................... 82
Inschakelen............................... 82
CD-speler activeren...................... 82
D
DAB.............................................. 79
Datuminstellingen......................... 67
De radio inschakelen.................... 73
Digital Audio Broadcasting........... 79
Dynamisch audioaanpassing....... 79
F
Favoriete lijsten............................ 75
Zenders oproepen..................... 75
Zenders opslaan....................... 75
Favorietenlijst............................... 75
Frequentiebereikmenu's............... 75
Frequentiebereik selecteren......... 73
Functie Opnieuw kiezen............... 94
G
Gebruik....................... 67, 73, 82, 84
AUX-ingang............................... 84
Bluetooth-muziek...................... 88
CD-speler.................................. 82
Menu......................................... 68
Radio......................................... 73
Telefoon.................................... 94
USB-poort................................. 86
Geluidsinstellingen....................... 70
Gesprekkenlijsten......................... 94
H
Handsfree telefoonmodus
activeren.................................... 94
I
Infotainmentsysteem inschakelen 67
K
Knop MENU-TUNE....................... 68
M
Maximaal inschakelvolume........... 71
Menubediening............................. 68
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur................... 97
Mute.............................................. 67
N
Noodoproep.................................. 93
O
Opgeslagen audiobestanden
afspelen..................................... 86
Overzicht bedieningselementen... 62
R
Radio
Afstemmen op zender............... 73
Autostorelijsten.......................... 74
Bereik selecteren...................... 79
Bijwerken zenderlijst................. 75
Categorielijst............................. 75
Configureren DAB..................... 79
Configureren van RDS.............. 77
DAB-berichten........................... 75
Digital audio broadcasting
(DAB)........................................ 79
Dynamisch audioaanpassing.... 79
Favoriete lijsten......................... 75
Frequentiebereik selecteren..... 73
Frequentiebereikmenu's............ 75
Gebruik...................................... 73
Inschakelen............................... 73
Radio Data System (RDS)........ 77
Radioverkeerinformatieservice.. 77
Regio-instelling.......................... 77
Verkeersberichten..................... 77
Zender zoeken.......................... 73
Zenderlijsten.............................. 75
102
Zenders oproepen............... 74, 75
Zenders opslaan................. 74, 75
Radio activeren............................. 73
Radio Data System (RDS) ........... 77
Radioverkeerinformatieservice..... 77
RDS.............................................. 77
Regio-instelling............................. 77
S
Streaming audio via Bluetooth
activeren.................................... 88
Systeeminstellingen
Fabrieksinstellingen terugzetten 67
Taal........................................... 67
Tijd- en datuminstellingen......... 67
Voertuiginstellingen................... 67
T
Taalinstellingen............................. 67
TA-volume.................................... 71
Telefoon
Algemene informatie................. 90
Bedieningselementen............... 90
Beltoon selecteren.................... 94
Bluetooth................................... 90
Bluetooth-verbinding................. 91
Een telefoonnummer kiezen..... 94
Functies tijdens het gesprek..... 94
Gesprekkenlijsten...................... 94
Inkomend gesprek.................... 94
Inschakelen............................... 94
Noodoproepen.......................... 93
Opmerkingen............................. 90
Telefoonboek............................ 94
Telefoonnummer opnieuw
kiezen........................................ 94
Voorwaarden............................. 94
Telefoonboek................................ 94
Tijdinstellingen.............................. 67
U
USB-functie activeren................... 86
USB-menu.................................... 86
USB-poort
Activering.................................. 86
Algemene informatie................. 85
Bediening.................................. 86
Opmerkingen............................. 85
USB-apparaat aansluiten.......... 85
USB-apparaat verwijderen........ 86
USB-menu................................. 86
V
Verkeersberichten........................ 77
Volume
Automatische volumeregeling... 71
Beltoonvolume.......................... 71
Maximaal inschakelvolume....... 71
Mutefunctie................................ 67
TA-volume................................. 71
Volume instellen........................ 67
Volumebeperking bij hoge
temperaturen............................. 67
Voor snelheid
gecompenseerd volume............ 71
Volume-instellingen...................... 71
Z
Zenderlijsten................................. 75
Zenders oproepen.................. 74, 75
Zenders opslaan..................... 74, 75
Zender zoeken.............................. 73
FlexDock .................................... 104
Trefwoordenlijst ......................... 106
FlexDock
104 FlexDock
FlexDock
Algemene informatie .................. 104
Gebruik ...................................... 105
Algemene informatie
FlexDock bestaat uit een ingebouwde
basisplaat en verschillende typen
cradles die aan de basisplaat kunnen
worden bevestigd. Door het plaatsen
van een iPhone of een andere smart‐
phone in de cradle kan de smart‐
phone via het Infotainmentsysteem,
de knoppen op het stuurwiel of het
touchscreen worden bediend.
Voor nadere informatie over het ge‐
bruik van de cradle verwijzen wij u
naar de bij elke cradle meegeleverde
handleiding van de cradle.
9Waarschuwing
Met het FlexDock verbonden toe‐
stellen moeten zodanig worden
gebruikt dat de bestuurder niet
wordt afgeleid en dat de verkeers‐
veiligheid op geen enkel moment
in het geding komt. Houd u altijd
aan de betreffende wet- en regel‐
geving van het land waarin u rijdt.
Deze wetgeving kan verschillen
van de informatie in deze handlei‐
ding. Zet bij twijfel uw auto aan de
kant en bedien de apparatuur ter‐
wijl u stilstaat.
Let op
Gebruik via de USB-aansluiting niet
tegelijkertijd een andere audiobron
om superposities van beide audio‐
bronnen te voorkomen.
Voorzichtig
Laat de mobiele telefoon ter voor‐
koming van diefstal bij het verlaten
van de auto niet in het FlexDock
achter.
FlexDock 105
Gebruik
Cradle op de basisplaat
bevestigen
1. Haal de kap van de basisplaat.
2. Druk de cradle in de basisplaat en
klap deze neer.
Smartphone met het
Infotainmentsysteem verbinden
Universele smartphone
Verbind de smartphone via de aan‐
sluitkabel met de cradle.
iPhone
De iPhone wordt bij het plaatsen in de
cradle automatisch verbonden.
Afhankelijk van de aanwezige soft‐
ware en hardware kan de functionali‐
teit van de iPhone beperkt zijn.
De smartphone bedienen
Bij het verbinden van de smartphone
via FlexDock heeft deze dezelfde
functionaliteit als wanneer deze via
de USB-aansluiting wordt aangeslo‐
ten. Zie de betreffende instructies in
deze handleiding voor gedetailleerde
informatie.
Voor het gebruik van de telefoonfunc‐
tie of de functie Streaming audio via
Bluetooth moet er een Bluetooth-ver‐
binding tot stand worden gebracht.
Zie de betreffende instructies in deze
handleiding en de gebruiksaanwijzing
bij de smartphone voor gedetailleerde
informatie.
Cradle van de basisplaat
verwijderen
1. Druk op de ontgrendelingsknop
en verwijder de cradle.
2. Bevestig de cradle op de basis‐
plaat.
106
Trefwoordenlijst A
Algemene informatie................... 104
B
Basisplaat................................... 105
C
Cradle......................................... 105
F
FlexDock..................................... 105
G
Gebruik....................................... 105
www.opel.com
Copyright by ADAM OPEL AG, Rüsselsheim, Germany.
De gegevens in deze publicatie waren correct op de onderstaande uitgiftedatum. Wijzigingen in de techniek, uitrusting of vorm van de auto's ten opzichte van de gegevens in deze
publicatie, alsmede wijzigingen van deze publicatie zelf blijven Adam Opel AG voorbehouden.
Uitgave: augustus 2015, ADAM OPEL AG, Rüsselsheim.
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
08/2015
*KTA-2765/1-NL*
KTA-2765/1-nl
74

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Opel Corsa D 2016 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Opel Corsa D 2016 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 2.2 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Opel Corsa D 2016

Opel Corsa D 2016 Gebruiksaanwijzing - Nederlands - 275 pagina's

Opel Corsa D 2016 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 97 pagina's

Opel Corsa D 2016 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 283 pagina's

Opel Corsa D 2016 Gebruiksaanwijzing - Français - 287 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info