C9800 MFP Gebruikershandleiding> 204
• Kenmerken: hier kunnen LDAP-kenmerken worden
gespecificeerd aan de hand van 'Naam', 'Achternaam',
'Voornaam' en 'Postadres'. De gespecificeerde
kenmerken worden gebruikt in zoekopdrachten. De
standaardkenmerken zijn:
'cn' voor 'naam'
'sn' voor 'achternaam'
'givenname' voor 'voornaam'
'mail' voor 'e-mailadres'
• Extra filter: hier wordt de extra filter gespecificeerd,
bijvoorbeeld '(c=JP)'.
• Verificatie hier wordt de verificatiemethode voor de
LDAP-toegang gespecificeerd.
'Anoniem': geen verificatie
'Eenvoudig': verificatie van ID en wachtwoord. Deze
worden in gewoon formaat verzonden. 'Gebruikers-ID'
en 'wachtwoord' kunnen hier van tevoren worden
ingesteld of blanco worden gelaten. Als ze hier niet
worden ingesteld, moet de gebruiker ze instellen bij
het zoeken naar e-mailadressen door het LDAP.
'Beveiligd protocol': verificatiemethode voor MS Active
Directory. 'Gebruikers-ID', 'wachtwoord' en 'domein'
kunnen hier van tevoren worden ingesteld of blanco
worden gelaten. Als ze hier niet worden ingesteld,
moet de gebruiker ze instellen bij het zoeken naar e-
mailadressen door het LDAP.
> Instellingen van gescande bestanden
• Max. bestandsgrootte (e-mail): hier wordt het
maximale beeldformaat gespecificeerd (0 – 15.000 kB)
dat als bijlage wordt verstuurd. Met de knop Wissen
wordt dit formaat teruggezet naar het
standaardformaat.
• Bestand wissen na scan: hier kan worden ingesteld
wanneer wordt begonnen met het verwijderen van
bestanden uit de postbussen of van beelden waarnaar
via URL's in verzonden e-mails wordt verwezen. Als
Handmatig is geselecteerd, moet het beeld worden
verwijderd met Alle scantaken verwijderen.