7
3.1 Belangrijke aanwijzingen voor de aansluiting van de ketel op de verwarmings-
en sanitair warmwaterkringen
3. HYDRAULISCHE AANSLUITING
De installatie moet worden uitgevoerd conform de gel-
dende reglementeringen, de regels van de kunst en de
aanbevelingen in deze handleiding.
● Alvorens de hydraulische aansluiting tot stand te
brengen van de verwarmingskring, dient u de leiding-
en met water schoon te spoelen, om te voorkomen
dat er ongewenste deeltjes de veiligheids
organen
kunnen beschadigen (de veiligheidsgroep, pompen,
kleppen...).
● De primaire en secundaire kringen hydraulisch iso-
leren met afsluitkleppen om de onderhoudsbeurt
van de warmwaterbereider te vereenvoudigen.
Daardoor kunt u onderhoudsbeurten verrichten van
de warmwaterbereider en de bijbehorende organen
zonder de hele installatie af te tappen. Bovendien kunt
u de warmwaterbereider isoleren bij het testen van de
dichtheidsdruk van de installatie als de testdruk hoger
is dan de door de warmwaterbereider toegestane
druk.
Tussen de ketel en de veiligheidsgroep mag
er geen enkel orgaan voor totale of gedeel-
telijke afsluiting zitten.
De verwarmingsinstallatie moet zo ontworpen
en gerealiseerd zijn dat er geen water van de
verwarmingskringen of andere toegevoegde
produkten kunnen terugvloeien naar het drink-
waternet. Er moet een ontkoppelaar worden
geïnstalleerd voor het vullen van de verwar-
mingskring conform de geldende reglemen-
tering.
3.2 Hydraulische aansluiting van de sanitaire waterkring
●
Alvorens de sanitair waterkring aan te sluiten, moeten
alle leidingen worden gespoeld zodat er geen
metalen deeltjes of andere ongewenste elementen
sommige organen zouden beschadigen (veiligheids-
groep, laadpomp, kleppen...).
● De aansluiting tussen de veiligheidsklep en de boiler
mag geen afsluitorganen bevatten. Bovendien
mag de afvoerleiding van de veiligheidsklep niet afges-
loten zijn. Als de voedingsdruk hoger ligt dan
5,5 bar, moet een drukverminderaar worden
geïnstalleerd stroomopwaarts van de boiler. Het is
aanbevolen om de drukverminderaar stroomafwaarts
van de waterteller te plaatsen, zodat men in alle lei-
dingen eenzelfde druk bekomt.
●
Een waterafvoer en een "sifontrechter" voor de veilig-
heidsgroep voorzien in de stookplaats.
●
Het aansluiten op de koud watertoevoer wordt volgens
de schema’s hierna uitgevoerd. De bestanddelen moe-
ten voldoen aan de normen en de geldende regle-
menteringen van het betreffende land. Een terugslagklep
moet worden gemonteerd op de voeding van het koud
water.
Opmerking :
- De veiligheidsgroep en de aansluiting op de boiler moe-
ten dezelfde diameter hebben als deze van de toevoer-
leidingen van het sanitair koud water van de boiler
(minimum 3/4”).
- De afvoerbuis van de veiligheidsgroep moet constant en
voldoende overhellen. De diameter moet minstens even
groot zijn als deze van de uitgangsopening van de veilig-
heidsgroep (om het stromen van het water niet tegen te
houden in geval van overdruk).
- Het niveau van de veiligheidsgroep moet lager liggen
dan de ingang van het koud water om het aftappen van
de installatie mogelijk te maken. Indien dit niet het geval
is, een aftapbuis voorzien op het laagste punt van de boi-
ler (zie schema).
- Opdat er direct warmwater zou vloeien bij het openen
van de kranen, kan er een circulatielus worden voor-
zien tussen de aftappunten en de recirculatieleiding
van de boiler.
ZEER BELANGRIJK :
Conform de veiligheidsregels, moet er
een geijkte veilligheidsklep worden
gemonteerd op de toevoer van het sani-
tair koud water. Deze klep wordt geijkt
op 7 bar.
Indien nodig is het dankzij de kenmerken
van deze boiler, mogelijk te werken met
een veiligheidsklep geijkt op 10 bar.
Als de verdeelbuizen in koper zijn, moet
een mof in staal, gietijzer of isolerend
materiaal worden gevoegd tussen de uit-
gangen van het warmwater van de boiler
en de verdeelbuize om corrosie op de
aansluitingen te vermijden.
De sanitair warmwaterbereiders zijn geschikt voor een
max. werkingsdruk van 10 bar.
Meestal werken zij op 7 bar.