18
BIJ PROBLEMEN
U twijfelt over de goede werking van het apparaat. Dit betekent niet automatisch dat er een defect
is. Controleer in ieder geval de volgende punten
U constateert het volgende Oplossing
Het apparaat begint niet te werken.
Controleer de aansluiting van het apparaat.
Controleer of de deur van de oven
goed dicht is.
Controleer of de kinderbeveiliging niet is
geprogrammeerd.
Het apparaat blijft lawaai maken
na de baktijd.
Voor het verwijderen van reststoom is het
apparaat uitgerust met een uitgestelde venti-
latiefunctie. Naar gelang de gekozen bakwij-
ze, kan de ventilatie blijven werken na de
baktijd.
Het apparaat maakt lawaai.
Het draaiplateau draait niet goed.
Reinig de wieltjes en de zone met de lagers
onder het draaiplateau.
Controleer of de wieltjes in de goede
stand staan.
Er is damp op het glas. Verwijder de damp met een doek.
Het gerecht wordt niet warm met de microgol-
ven functie.
Controleer of het keukengerei geschikt is
voor gebruik met magnetronovens en of het
vermogen juist is.
Er komen vonken uit het apparaat.
Het apparaat goed reinigen:
verwijder vet, bakresten, enz.
Verwijder alle metalen elementen van de
wanden van de magnetronoven.
Gebruik nooit metalen elementen met het
rooster.
Laat de oven nooit leeg werken.