13
NL
Probleem
Het is te warm in de koel-
ruimte.
Het is te warm in de vries-
ruimte.
Er loopt water langs de
achterwand van de koel-
ruimte.
Er loopt water in de koel-
ruimte.
Er loopt water op de vloer.
Er zijn te veel rijp en ijs.
De compressor werkt con-
tinu.
Het apparaat werkt hele-
maal niet. Het koelt niet en
de binnenverlichting
brandt niet. Ook de lamp-
jes branden niet.
Het apparaat maakt veel
geluid.
Mogelijke oorzaak
De temperatuurregelaar is te laag ingesteld.
De levensmiddelen zijn niet koud genoeg of
staan op een verkeerde plek.
De deur gaat niet goed dicht of is niet goed
gesloten.
De temperatuurregelaar is te laag ingesteld.
De deur gaat niet goed dicht of is niet goed
gesloten.
U wilt te veel levensmiddelen tegelijk
invriezen.
De in te vriezen levensmiddelen staan te
dicht op elkaar.
Dat is normaal. Tijdens het automatische
ontdooien smelt het ijs op de achterwand.
De afvoer van de koelruimte kan verstopt
zijn.
Levensmiddelen kunnen de lekbak
blokkeren zodat er geen water in kan
stromen.
Het afvoergootje loopt niet in de condens-
bak boven de compressor.
De levensmiddelen zijn niet goed ingepakt.
De deuren gaan niet goed dicht of zijn niet
goed gesloten.
De temperatuurregelaar is niet goed
ingesteld.
De temperatuurregelaar is niet goed
ingesteld.
De deuren gaan niet goed dicht of zijn niet
goed gesloten.
U wilt te veel levensmiddelen tegelijk
invriezen.
U hebt warme levensmiddelen in het appa-
raat gezet.
Het apparaat staat op een te warme plek.
De stekker zit niet in het stopcontact.
De zekering in de huisinstallatie is uit-
geschakeld.
De temperatuurregelaar is niet ingesteld.
Er staat geen spanning op het stopcontact.
(Probeer er een ander apparaat op aan te
sluiten.)
Het apparaat staat niet goed.
Oplossing
Op een hogere stand instellen.
De levensmiddelen op de juiste plek zetten.
Controleren of de deur goed dicht kan en of
het deurrubber onbeschadigd en schoon
is.
Op een hogere stand instellen.
Controleren of de deur goed dicht kan en of
het deurrubber onbeschadigd en schoon
is.
Een paar uur wachten en de temperatuur
nog eens controleren.
De levensmiddelen zodanig neerzetten dat
de koude lucht goed kan circuleren.
Maak de afvoer schoon.
Zet de levensmiddelen zodanig neer dat ze
de achterwand niet direct raken.
Plaats het de afvoergootje in de condens-
bak.
De levensmiddelen beter inpakken.
Controleren of de deuren goed dicht kun-
nen en of de deurrubbers onbeschadigd en
schoon zijn.
De temperatuurregelaar op een lagere
stand instellen.
De temperatuurregelaar op een lagere
stand instellen.
Controleren of de deuren goed dicht kun-
nen en of de deurrubbers onbeschadigd en
schoon zijn.
Een paar uur wachten en de temperatuur
nog eens controleren.
Laat de levensmiddelen tot kamertemper-
atuur afkoelen.
Probeer de omgevingstemperatuur te verla-
gen.
De aansluiting controleren.
Zekering vervangen.
Apparaat in werking stellen volgens de aan-
wijzingen in hoofdstuk „In gebruik nemen”.
Contact opnemen met een elektro-installa-
teur.
Controleren of het apparaat stabiel staat
(alle vier voeten moeten op de vloer staan).
Als u de storing aan de hand van de aanwijzingen niet kunt oplossen, neem dan contact op met Service.