296629
169
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/178
Pagina verder
Gebruikershandleiding Nokia E63
9211430
Uitgave 2
CONFORMITEITSVERKLARING
Hierbij verklaart NOKIA CORPORATION dat het product RM-437 in overeenstemming is met de essentiële eisen en
andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Een exemplaar van de conformiteitsverklaring kunt u vinden
op de volgende website: http://www.nokia.com/phones/declaration_of_conformity/.
© 2008 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Nokia, Nokia Connecting People, Eseries, Nokia E63 en Visual Radio zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Nokia Corporation. Nokia
tune is een geluidsmerk van Nokia Corporation. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de
respectievelijke eigenaren zijn.
Reproductie, overdracht, distributie of opslag van dit document of een gedeelte ervan in enige vorm zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van Nokia is verboden.
US Patent No 5818437 and other pending patents. T9 text input software Copyright © 1997-2008. Tegic Communications, Inc. All rights reserved.
This product includes software licensed from Symbian Software Ltd ©1998-2008. Symbian and Symbian OS are trademarks of Symbian
Ltd.
Java and all Java-based marks are trademarks or registered trademarks of Sun Microsystems, Inc.
Portions of the Nokia Maps software are © 1996-2008 The FreeType Project. All rights reserved.
This product is licensed under the MPEG-4 Visual Patent Portfolio License (i) for personal and noncommercial use in connection with information which
has been encoded in compliance with the MPEG-4 Visual Standard by a consumer engaged in a personal and noncommercial activity and (ii) for use in
connection with MPEG-4 video provided by a licensed video provider. No license is granted or shall be implied for any other use. Additional information,
including that related to promotional, internal, and commercial uses, may be obtained from MPEG LA, LLC. See http://www.mpegla.com
Dit product is gelicentieerd onder de MPEG-4 Visual Patent Portfolio-licentie (i) voor privé- en niet-commercieel gebruik in verband met informatie die
is gecodeerd volgens de visuele norm MPEG-4, door een consument in het kader van een privé- en niet-commerciële activiteit, en (ii) voor gebruik in
verband met MPEG-4-videomateriaal dat door een gelicentieerde videoaanbieder is verstrekt. Voor ieder ander gebruik is of wordt expliciet noch
impliciet een licentie verstrekt. Aanvullende informatie, waaronder informatie over het gebruik voor promotionele doeleinden, intern gebruik en
commercieel gebruik, is verkrijgbaar bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
Nokia voert een beleid dat gericht is op voortdurende ontwikkeling. Nokia behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen
en verbeteringen aan te brengen in de producten die in dit document worden beschreven.
VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN OP GROND VAN HET TOEPASSELIJKE RECHT, ZAL NOKIA OF EEN VAN HAAR LICENTIEHOUDERS ONDER GEEN OMSTANDIGHEID
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIG VERLIES VAN GEGEVENS OF INKOMSTEN OF VOOR ENIGE BIJZONDERE, INCIDENTELE OF INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE
VAN WELKE OORZAAK DAN OOK.
DE INHOUD VAN DIT DOCUMENT WORDT ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE VERSTREKT. TENZIJ VEREIST KRACHTENS HET TOEPASSELIJKE RECHT, WORDT
GEEN ENKELE GARANTIE GEGEVEN BETREFFENDE DE NAUWKEURIGHEID, BETROUWBAARHEID OF INHOUD VAN DIT DOCUMENT, HETZIJ UITDRUKKELIJK HETZIJ
IMPLICIET, DAARONDER MEDE BEGREPEN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR
EEN BEPAALD DOEL. NOKIA BEHOUDT ZICH TE ALLEN TIJDE HET RECHT VOOR ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING DIT DOCUMENT TE WIJZIGEN OF TE
HERROEPEN.
Reverse engineering van de software in het Nokia-apparaat is verboden voor zover maximaal is toegestaan op grond van het toepasselijke recht. Voor
zover deze gebruikershandleiding beperkingen bevat aangaande verklaringen, garanties, schadevergoedingen en aansprakelijkheden van Nokia,
gelden deze beperkingen op dezelfde wijze voor verklaringen, garanties, schadevergoeding en aansprakelijkheden van Nokia-licentiegevers.
De beschikbaarheid van bepaalde producten, toepassingen en diensten voor deze producten kan per regio verschillen. Neem contact op met uw Nokia-
dealer voor details en de beschikbaarheid van taalopties.
Exportbepalingen
Dit apparaat bevat mogelijk onderdelen, technologie of software die onderhevig zijn aan wet- en regelgeving betreffende export van de VS en andere
landen. Ontwijking in strijd met de wetgeving is verboden.
MEDEDELING FCC/INDUSTRY CANADA
Dit apparaat kan tv- of radiostoringen veroorzaken (bijvoorbeeld als u in de nabijheid van ontvangstapparatuur een telefoon gebruikt). De Federal
Communications Commission (FCC) of Industry Canada kunnen u vragen niet langer uw telefoon te gebruiken als deze storingen niet verholpen kunnen
worden. Neem contact op met uw lokale servicedienst als u hulp nodig hebt. Dit apparaat voldoet aan deel 15 van de FCC-regels. De werking is afhankelijk
van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke storingen veroorzaken en (2) dit apparaat moet storingen van buitenaf
accepteren, ook wanneer deze een ongewenste werking tot gevolg kunnen hebben. Veranderingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk door Nokia
zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om met deze apparatuur te werken tenietdoen.
9211430/Uitgave 2 NL
Inhoudsopgave
Veiligheid...................................................11
Over dit apparaat..........................................................11
Netwerkdiensten...........................................................12
Belangrijkste functies................................14
Toetsen en onderdelen..............................15
Het apparaat instellen...............................17
De SIM-kaart en de batterij plaatsen...........................17
De batterij opladen.......................................................18
De geheugenkaart plaatsen.........................................18
De geheugenkaart uitnemen.......................................19
De hoofdtelefoon aansluiten.......................................19
De polsband bevestigen...............................................19
Antennes........................................................................19
Aan de slag.................................................21
Eerste keer starten........................................................21
Welkom..........................................................................21
De Instelwizard ............................................................22
Startscherm...................................................................22
Menu...............................................................................23
Inhoud van andere apparaten overdragen ...............23
Gegevensoverdracht tussen apparaten...................24
Het overdrachtslog weergeven.................................24
Gegevens synchroniseren, ophalen en
verzenden...................................................................24
Scherm-indicatoren......................................................25
Algemene bewerkingen in verschillende
toepassingen.................................................................26
De toetsen vergrendelen..............................................27
Volumeregeling.............................................................28
Tekst invoeren...............................................................28
Traditionele tekstinvoer............................................28
Tekstvoorspelling.......................................................29
Meer informatie.............................................................29
Nieuw in de Eseries....................................30
Snelle toegang tot taken..............................................30
Startscherm...................................................................30
Navigeren op het startscherm..................................30
Werken op het startscherm.......................................31
Startscherm wisselen.................................................31
Sneltoetsen....................................................................31
Home-toets.................................................................32
Contactentoets...........................................................32
Agendatoets................................................................32
E-mailtoets..................................................................32
Nokia-agenda voor Eseries...........................................32
Agendaweergaven.....................................................32
Agenda-items weergeven.........................................33
Agenda-items maken.................................................33
Agenda-instellingen...................................................34
Nokia-contacten voor Eseries......................................34
Contacten toevoegen.................................................35
Contactgroepen..........................................................35
Contacten zoeken.......................................................35
Contactbestanden beheren.......................................35
Inhoudsopgave
Beltonen voor contacten toevoegen........................35
Contactinstellingen wijzigen....................................35
Multitasking...................................................................36
Zaklantaarn....................................................................36
Ovi openen met Nokia E63 ..........................................36
Bestanden op Ovi..........................................................36
My Nokia.........................................................................37
Telefoon.....................................................38
Spraakoproepen............................................................38
Een oproep beantwoorden.......................................38
Een oproep plaatsen..................................................38
Een conferentiegesprek voeren................................39
Video-oproepen.............................................................39
Een video-oproep plaatsen.......................................40
Een video delen..........................................................40
Een uitnodiging voor video delen ontvangen.........41
Internetoproepen ........................................................41
Een nieuw profiel voor internetoproepen
maken..........................................................................41
Verbinding maken met de dienst voor
internetoproepen.......................................................42
Internetoproepen verzenden....................................42
Instellingen voor de dienst voor
internetoproepen.......................................................43
Snelkeuze ......................................................................43
Oproepen omleiden......................................................44
Oproepen blokkeren.....................................................44
Internetoproepen blokkeren.......................................45
DTMF-tonen verzenden.................................................45
Voicemail ......................................................................46
Gesproken hulp ............................................................46
Spraakopdrachten ........................................................46
Een oproep plaatsen..................................................47
Een toepassing starten..............................................47
Profielen wijzigen......................................................48
Instellingen voor spraakopdrachten........................48
PTT (Push to Talk) ........................................................48
P2T-instellingen.........................................................48
Aanmelden bij de P2T-dienst....................................48
Een P2T-oproep plaatsen...........................................49
Geplaatste P2T-oproepen..........................................49
P2T-contacten beheren.............................................49
Een P2T-kanaal maken..............................................49
P2T afsluiten...............................................................50
Logboek .........................................................................50
Oproep- en gegevensregisters..................................50
Alle communicatie controleren................................50
Bellen en berichten verzenden vanuit het
logboek.......................................................................51
Logboekinstellingen..................................................51
Berichten ...................................................52
Berichtenmappen..........................................................52
Berichten indelen..........................................................53
Berichtenlezer...............................................................53
Spraak ............................................................................53
De stemeigenschappen bewerken ..........................53
E-mailberichten.............................................................54
Nokia E-mail................................................................54
Mail for Exchange.......................................................55
Gewone POP- of IMAP-e-mail....................................56
POP- of IMAP-e-mail instellen.................................56
Verbinding maken met een externe mailbox.......57
E-mailberichten lezen en beantwoorden.............57
E-mailberichten opstellen en verzenden..............58
Berichten verwijderen............................................58
Submappen in externe e-mail................................58
Inhoudsopgave
SMS-berichten................................................................59
SMS-berichten schrijven en verzenden....................59
Verzendopties voor SMS-berichten...........................59
SMS-berichten op de SIM-kaart.................................60
Beeldberichten weergeven.......................................60
Beeldberichten doorsturen.......................................60
Multimediaberichten....................................................60
Multimediaberichten opstellen en verzenden........61
Multimediaberichten ontvangen en
beantwoorden............................................................62
Presentaties maken...................................................62
Presentaties weergeven............................................63
Multimediabijlagen weergeven en opslaan............63
Een multimediabericht doorsturen..........................63
Een geluidsclip verzenden.........................................64
Verzendopties voor multimediaberichten...............64
Chatten ..........................................................................64
Chatinstellingen definiëren.......................................65
Een gesprek beginnen...............................................65
Chatgroepen...............................................................66
Gebruikers blokkeren.................................................66
Chattoepassingsinstellingen.....................................67
Speciale berichttypen...................................................67
Dienstberichten..........................................................68
Dienstopdrachten verzenden....................................68
Infodienst.......................................................................68
Berichtinstellingen........................................................69
Instellingen voor SMS-berichten...............................69
Instellingen voor multimediaberichten...................69
Instellingen e-mailaccount.......................................70
Verbindingsinstellingen..........................................71
Gebruikersinstellingen............................................71
Instellingen voor ophalen......................................71
Instellingen voor automatisch ophalen................72
Instellingen voor dienstberichten............................72
Infodienstinstellingen...............................................72
Overige instellingen...................................................72
Internet......................................................74
Web ...............................................................................74
Beveiliging van de verbinding..................................74
Surfen op internet......................................................74
Bookmarks..................................................................75
Cache leegmaken.......................................................75
Feeds en blogs............................................................75
Een verbinding verbreken.........................................76
Webinstellingen.........................................................76
Surfen op intranet ........................................................76
Download!......................................................................76
Items beheren............................................................77
Abonnementen...........................................................77
Download! zoeken.....................................................77
Aankoopgeschiedenis................................................77
Instellingen van Download!......................................77
Internettoegangspunten..............................................78
Een internettoegangspunt voor packet-gegevens
instellen (GPRS)...........................................................78
Geavanceerde instellingen voor
internettoegangspunten voor packet-gegevens
(GPRS)..........................................................................79
Handmatig een WLAN-toegangspunt instellen.......79
Geavanceerde instellingen voor WLAN-
toegangspunten.........................................................80
Een pc verbinden met internet....................................80
Op reis........................................................82
GPS en satellietsignalen...............................................82
Instellingen voor positiebepaling...............................83
Inhoudsopgave
Kaarten...........................................................................83
Over Kaarten...............................................................84
Verplaatsing op een kaart.........................................84
Scherm-indicatoren....................................................85
Locaties vinden...........................................................85
Een route plannen......................................................86
Naar uw bestemming lopen.....................................86
Naar uw bestemming rijden.....................................87
Verkeersinformatie....................................................87
Reisgidsen...................................................................87
GPS-gegevens ...............................................................88
GPS-gegevens gebruiken...........................................88
Plaatsbepalingen .........................................................89
Een plaatsbepaling maken........................................89
Plaatsbepalingen bewerken.....................................89
Plaatsbepalingscategorieën......................................89
Plaatsbepalingen ontvangen....................................90
Media..........................................................91
Camera...........................................................................91
Een afbeelding vastleggen........................................91
Een videoclip opnemen.............................................92
Camera-instellingen...................................................92
Nokia Podcasting..........................................................92
Podcasts afspelen en beheren..................................92
Webmappen...............................................................93
Podcasts zoeken.........................................................93
Instellingen voor Podcasting....................................94
Muziekspeler .................................................................94
Een liedje of een podcast-episode afspelen............94
Afspeellijsten..............................................................95
Nokia-muziekwinkel .................................................95
Muziek overdragen vanaf de computer...................95
Overdracht met Windows Media Player...................95
Standaard frequentie-instellingen...........................96
Online delen ..................................................................97
Afbeeldingen online delen........................................97
Dictafoon .......................................................................97
Een geluidsclip opnemen..........................................97
Een opname afspelen.................................................97
Dictafooninstellingen.................................................98
Galerij ............................................................................98
Werken met mediabestanden en mappen..............98
Afbeeldingen weergeven..........................................98
Afbeeldingbestanden beheren.................................99
RealPlayer .....................................................................99
Videoclips en streaming media afspelen.................99
Audiobestanden en videoclips verzenden.............100
Gegevens over een mediaclip weergeven.............100
Instellingen voor RealPlayer...................................100
Flash-speler ................................................................100
Flash-bestanden beheren........................................101
Radio ...........................................................................101
De radio beluisteren................................................101
Visuele inhoud weergeven......................................102
Opgeslagen zenders.................................................102
Radio-instellingen....................................................102
Internetradio...............................................................103
Naar internetradiozenders luisteren.....................103
Zenders zoeken........................................................103
Zenders opslaan.......................................................103
Instellingen Internetradio.......................................104
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen.....105
Profielen ......................................................................105
Beltonen selecteren....................................................105
Profielen aanpassen...................................................106
Het startscherm aan uw voorkeuren aanpassen ....106
Inhoudsopgave
Weergavevolgorde wijzigen......................................107
Een thema downloaden.............................................107
3D-beltonen.................................................................107
Nokia-kantoortoepassingen....................108
Actieve notities ..........................................................108
Notities maken en bewerken .................................108
Instellingen voor Actieve notities..........................108
Rekenmachine ............................................................109
Bestandsbeheer .........................................................109
Quickoffice...................................................................110
Werken met bestanden...........................................110
Conversieprogramma ................................................110
Afmetingen converteren.........................................110
Basisvaluta en wisselkoers instellen......................111
Zipbeheer ....................................................................111
PDF-lezer .....................................................................111
Afdrukken....................................................................111
Bestanden afdrukken ..............................................111
Afdrukopties.............................................................112
Printerinstellingen...................................................112
Klok ..............................................................................113
Wekker......................................................................113
Wereldklok................................................................113
Klokinstellingen........................................................113
Notities ........................................................................114
Notities schrijven en verzenden ............................114
Draadloos toetsenbord van Nokia.............................114
Connectiviteit...........................................116
Nokia PC Suite..............................................................116
Gegevenskabel............................................................116
Bluetooth ....................................................................117
Over Bluetooth.........................................................117
Gegevens verzenden en ontvangen met
Bluetooth..................................................................117
Apparaten koppelen................................................118
Beveiligingstips........................................................119
SIM-toegangsprofiel...................................................119
Draadloos LAN.............................................................120
WLAN-verbindingen.................................................121
Beschikbaarheid van een WLAN-netwerk
weergeven................................................................121
De WLAN-wizard ......................................................121
Verbindingsbeheer.....................................................123
Actieve verbindingen weergeven en verbreken...123
WLAN zoeken............................................................123
Beveiligings- en gegevensbeheer...........124
Het apparaat blokkeren.............................................124
Geheugen.....................................................................125
Vrij geheugen...........................................................125
Geheugenkaart ........................................................125
MicroSDHC...............................................................125
Een geheugenkaart gebruiken............................125
Beveiliging van de geheugenkaart...........................126
Codering.......................................................................126
Apparaatgeheugen en geheugenkaart coderen...126
Geheugen en geheugenkaart decoderen..............127
Vaste nummers...........................................................127
Certificaatbeheer.........................................................128
Certificaatdetails weergeven..................................128
Vertrouwensinstellingen van een certificaat........128
Beveiligingsmodules..................................................129
Beveiligingsmodules weergeven en bewerken....129
Back-ups maken van gegevens.................................130
Externe configuratie...................................................130
Toepassingsbeheer ....................................................131
Inhoudsopgave
Toepassingen installeren........................................131
Installatie-instellingen............................................132
Beveiligingsinstellingen voor Java.........................132
Activeringssleutels......................................................133
Activeringssleutels gebruiken.................................133
Gegevenssynchronisatie ............................................135
Een synchronisatieprofiel maken...........................135
Toepassingen selecteren voor synchronisatie......135
Verbindingsinstellingen voor synchronisatie.......135
Mobiel VPN...................................................................136
VPN beheren.............................................................136
VPN-toegangspunten maken..................................137
Een VPN-verbinding gebruiken in een
toepassing................................................................137
Instellingen..............................................138
Algemene instellingen...............................................138
Aan uw eigen voorkeuren aangepaste
instellingen...............................................................138
Scherminstellingen...............................................139
Instellingen voor de stand-by modus.................139
Signaalinstellingen................................................139
Taalinstellingen.....................................................140
Waarschuwingslampje.........................................140
Instellingen voor Sneltoetsen..............................140
Datum- en tijdinstellingen......................................140
Instellingen voor toebehoren.................................140
Algemene instellingen voor toebehoren............141
E-mailtoetsinstellingen...........................................141
Beveiligingsinstellingen..........................................141
Apparaat- en SIM-kaartbeveiliging......................141
De oorspronkelijke instellingen terugzetten........142
Telefooninstellingen...................................................142
Oproepinstellingen..................................................142
Netwerkinstellingen................................................143
Verbindingsinstellingen.............................................143
Toegangspunten......................................................144
Instellingen voor packet-gegevens (GPRS)............144
WLAN-instellingen....................................................144
Geavanceerde WLAN-instellingen..........................145
WLAN-beveiligingsinstellingen...............................145
WEP-beveiligingsinstellingen.................................145
WEP-sleutelinstellingen...........................................146
802.1x-beveiligingsinstellingen.............................146
WPA-beveiligingsinstellingen.................................146
Plug-ins voor draadloos LAN...................................147
EAP-plug-ins...........................................................147
EAP-plug-ins gebruiken........................................147
SIP-instellingen (Session Initiation Protocol).......147
SIP-profielen bewerken...........................................148
SIP-proxyservers bewerken.....................................148
Registratieservers bewerken..................................149
Instellingen voor internetoproepen......................149
Configuratie-instellingen........................................149
Packet-gegevens beperken.....................................149
Toepassingsinstellingen.............................................150
Sneltoetsen..............................................151
Algemene sneltoetsen................................................151
Woordenlijst............................................153
Ondersteuning.........................................157
Toebehoren..............................................161
Informatie over de batterij en de lader...162
Informatie over de batterij en de lader....................162
Inhoudsopgave
Controleren van de echtheid van Nokia-
batterijen.....................................................................163
De echtheid van het hologram controleren..........164
Wat als de batterij niet origineel is?......................164
Behandeling en onderhoud.....................165
Verwijdering................................................................166
Aanvullende veiligheidsinformatie.........167
Kleine kinderen...........................................................167
Gebruiksomgeving......................................................167
Medische apparatuur..................................................167
Geïmplanteerde medische apparatuur..................168
Gehoorapparaten.....................................................168
Voertuigen...................................................................168
Explosiegevaarlijke omgevingen..............................169
Alarmnummer kiezen.................................................169
Informatie over certificatie (SAR)..............................170
Index........................................................171
Inhoudsopgave
Veiligheid
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het niet opvolgen
van de richtlijnen kan gevaarlijk of onwettig zijn. Lees
de volledige gebruikershandleiding voor meer
informatie.
SCHAKEL HET APPARAAT ALLEEN IN ALS HET
VEILIG IS
Schakel het apparaat niet in als het gebruik
van mobiele telefoon verboden is of als dit
storing of gevaar zou kunnen opleveren.
STORING
Alle draadloze apparaten kunnen gevoelig
zijn voor storing. Dit kan de werking van het
apparaat negatief beïnvloeden.
SCHAKEL HET APPARAAT UIT IN GEBIEDEN
WAARBINNEN EEN GEBRUIKSVERBOD
GELDT
Houd u aan alle mogelijke beperkende
maatregelen. Schakel het apparaat uit in
vliegtuigen en in de nabijheid van medische
apparatuur, brandstof, chemicaliën of
gebieden waar explosieven worden
gebruikt.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Dit product mag alleen door deskundigen
worden geïnstalleerd of gerepareerd.
TOEBEHOREN EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde toebehoren
en batterijen. Sluit geen incompatibele
producten aan.
WATERBESTENDIGHEID
Het apparaat is niet waterbestendig. Houd
het apparaat droog.
Over dit apparaat
Het draadloze apparaat dat in deze handleiding wordt
beschreven, is goedgekeurd voor gebruik in het (E)GSM
850-, 900-, 1800- en 1900-netwerken en UMTS
900/2100-netwerken. Neem contact op met uw
serviceprovider voor meer informatie over netwerken.
Houd u bij het gebruik van de functies van dit apparaat
aan alle regelgeving en eerbiedig lokale gebruiken,
privacy en legitieme rechten van anderen, waaronder
auteursrechten.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde
afbeeldingen, muziek en andere inhoud worden
gekopieerd, gewijzigd of overgedragen.
Dit apparaat ondersteunt verschillende
verbindingsmethoden. Net als computers kan uw
apparaat worden blootgesteld aan virussen en andere
11
Veiligheid
schadelijke inhoud. Wees voorzichtig met berichten,
verbindingsverzoeken, browsen en downloaden.
Installeer en gebruik alleen diensten en andere
software van betrouwbare bronnen die adequate
beveiliging en bescherming tegen schadelijke
software bieden, zoals toepassingen die Symbian
Signed zijn of de Java Verified™-test hebben doorstaan.
Overweeg de installatie van antivirus- en andere
beveiligingssoftware op het apparaat en eventuele
aangesloten computers.
Uw apparaat beschikt mogelijk over vooraf
geïnstalleerde bladwijzers en koppelingen naar
websites van derden. U kunt met het apparaat ook
andere sites van derden bezoeken. Sites van derden
zijn niet verbonden met Nokia en Nokia onderschrijft
deze niet en neemt er geen aansprakelijkheid voor. Als
u dergelijke sites wilt bezoeken, moet u
voorzorgsmaatregelen treffen op het gebied van
beveiliging of inhoud.
Waarschuwing: Als u andere functies van dit
apparaat wilt gebruiken dan de alarmklok, moet het
apparaat zijn ingeschakeld. Schakel het apparaat niet
in wanneer het gebruik van draadloze apparatuur
storingen of gevaar kan veroorzaken.
De kantoortoepassingen ondersteunen gebruikelijke
functies van Microsoft Word, PowerPoint en Excel
(Microsoft Office 2000, XP en 2003). Niet alle
bestandsindelingen kunnen worden bekeken of
gewijzigd.
Vergeet niet een back-up of een gedrukte kopie te
maken van alle belangrijke gegevens die in uw
apparaat zijn opgeslagen.
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat
aansluit, dient u eerst de handleiding van het
desbetreffende apparaat te raadplegen voor
uitgebreide veiligheidsinstructies. Sluit geen
incompatibele producten aan.
De afbeeldingen in deze documentatie kunnen
verschillen van de afbeeldingen op het scherm van het
apparaat.
Netwerkdiensten
Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet u
beschikken over een abonnement bij een aanbieder
van draadloze verbindingsdiensten. Veel van de
functies vereisen speciale netwerkfuncties. Deze
functies zijn niet op alle netwerken beschikbaar. Er zijn
ook netwerken waar u specifieke regelingen met uw
serviceprovider moet treffen voordat u gebruik kunt
maken van de netwerkdiensten. Wanneer u
netwerkdiensten gebruikt, worden er gegevens
overgedragen. Informeer bij uw serviceprovider naar
de kosten voor communicatie op uw eigen
telefoonnetwerk en wanneer u in het dekkingsgebied
van andere netwerken verkeert. Uw serviceprovider
kan u instructies geven en uitleggen hoeveel het kost.
Bij sommige netwerken gelden beperkingen die het
gebruik van netwerkdiensten negatief kunnen
beïnvloeden. Zo bieden sommige netwerken geen
ondersteuning voor bepaalde taalafhankelijke tekens
en diensten.
Het kan zijn dat uw serviceprovider verzocht heeft om
bepaalde functies uit te schakelen of niet te activeren
in uw apparaat. In dat geval worden deze functies niet
12
Veiligheid
in het menu van uw apparaat weergegeven. Uw
apparaat kan ook beschikken over een speciale
configuratie, zoals veranderingen in menunamen,
menuvolgorde en pictogrammen. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider.
Dit apparaat ondersteunt WAP 2.0-protocollen (HTTP
en SSL) die werken met TCP/IP-protocollen. Voor
sommige functies van dit apparaat, zoals e-mail,
browsing, en multimedia messaging (MMS), is
netwerkondersteuning voor de betreffende
technologieën vereist.
13
Veiligheid
Belangrijkste functies
Modelnummer: Nokia E63-1 (RM-437).
Hierna aangeduid als Nokia E63.
Met de nieuwe Nokia E63 kunt u zakelijke en
persoonlijke gegevens beheren. De belangrijkste
functies worden hier uitgelicht:
Contacten en agenda-items van uw oude
apparaat verplaatsen naar uw Nokia E63 met
Overdracht.
Berichten ontvangen en verzenden terwijl u
onderweg bent.
Surfen op internet met Web.
Toegang krijgen tot het intranet van uw
bedrijf met Intranet.
Nieuwe toepassingen aan de Nokia E63
toevoegen met Download!.
Het toestel als zaklantaarn gebruiken.
Afspraken bijhouden en plannen met
Agenda.
Gegevens van zakenpartners en persoonlijke
vrienden beheren met de nieuwe toepassing
Contacten.
Oproepen plaatsen via IP-services met
Internettel..
Verbinding met een WLAN maken met
WLAN-wizard.
Interessante locaties zoeken met Kaarten.
Wisselen tussen de zakelijke en de
privémodus.
Het uiterlijk en de instellingen van het
startscherm aanpassen met Modi.
14
Belangrijkste functies
Toetsen en onderdelen
1 — Luidspreker
2 — Luistergedeelte
3 — Navi™-toets, hierna voluit navigatietoets
genoemd. Druk op de navigatietoets om een selectie
in te voeren en om naar links, rechts, omhoog en
omlaag over het scherm te bewegen. Houd de
navigatietoets ingedrukt om sneller te bladeren. U
gebruikt de navigatietoets in combinatie met de
functietoets om het volume aan te passen.
4 — Selectietoets. Druk op de selectietoets om de
functie uit te voeren die boven de selectietoets op het
scherm wordt weergegeven.
5 — Beltoets
6 — Microfoon
7 — Laderaansluiting
8 — Backspace-toets
9 — Aan/uit- / Eindetoets. Druk op de toets om een
oproep te weigeren, actieve oproepen te beëindigen
en in de wachtstand te zetten, of om een ander profiel
te activeren. Houd de toets ingedrukt om het apparaat
in of uit te schakelen.
10 — Selectietoets
11 — Lichtsensor
12 — Hoofdtelefoonaansluiting
1 — Home-toets
2 — Contactentoets
3 — Agendatoets
4 — E-mailtoets
15
Toetsen en onderdelen
1 — Functietoets. Als u cijfers of tekens die grijs op de
toetsen staan weergegeven wilt invoeren, houdt u de
functietoets ingedrukt en drukt u op de betreffende
toets, of u houdt alleen de betreffende toets ingedrukt.
2 — Shift-toets. Als u wilt wisselen tussen kleine letters
en hoofdletters, drukt u op de Shift-toets.
3 — Chr-toets. Met de Chr-toets kunt u tekens invoeren
die niet op het toetsenbord staan.
4 — Ctrl-toets. U krijgt toegang tot de snelkoppelingen
achter de Ctrl-toets, zoals Ctrl + c, door de functietoets
samen met de Chr-toets in te drukken voor Ctrl, en dan
de gewenste toets, bijvoorbeeld c.
16
Toetsen en onderdelen
Het apparaat instellen
Stel uw Nokia E63 in volgens deze instructies.
De SIM-kaart en de
batterij plaatsen
1. Om de achtercover van het apparaat te openen,
moet u met de achterzijde van het apparaat naar u
toe gericht op de ontgrendelingsknop drukken en
de achtercover optillen.
2. Als de batterij is geïnstalleerd, tilt u de batterij in
de richting van de pijl.
3. Plaats de SIM-kaart. Zorg ervoor dat de
contactpunten naar boven zijn gericht en dat de
afgeschuinde hoek van de geheugenkaart naar de
bovenkant van het apparaat wijst.
4. Plaats de batterij. Leg de contactpunten van de
batterij op één lijn met de overeenkomende
aansluitpunten op het batterijvak en schuif de
batterij in de richting van de pijl.
5. Sluit de achtercover en vergrendel de
ontgrendelingsknop van de achtercover.
17
Het apparaat instellen
De batterij opladen
1. Sluit een compatibele lader aan op een stopcontact.
2. Sluit de lader aan op het apparaat. Als de batterij
helemaal leeg is, kan het even duren voordat de
indicator wordt weergegeven.
3. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, maakt u
eerst de lader los van het apparaat en vervolgens
haalt u de lader uit het stopcontact.
De batterij is al opgeladen in de fabriek, maar het
laadniveau kan variëren. Om de volledige gebruiksduur
te kunnen halen, laad u de batterij volledig op. U kunt
dit aflezen aan de indicator voor het batterijniveau.
Tip: U kunt oudere Nokia-laders bij dit apparaat
gebruiken door de CA-44-adapter aan te sluiten
op de oude lader. De adapter is leverbaar als
apart toebehoren.
De geheugenkaart
plaatsen
Met een geheugenkaart spaart u het geheugen van het
apparaat. Bovendien kunt u op de geheugenkaart een
back-up maken van de gegevens op het apparaat.
Het is mogelijk dat bij uw apparaat geen
geheugenkaart wordt geleverd. Geheugenkaarten zijn
verkrijgbaar als afzonderlijke accessoires.
1. Open de cover voor de geheugenkaartsleuf.
2. Plaats de geheugenkaart in de sleuf, met de
contactpunten eerst. Zorg ervoor dat de
contactpunten naar de aansluitpunten van het
apparaat zijn gericht.
3. Schuif de kaart naar binnen tot deze goed is
geplaatst.
4. Sluit de cover.
18
Het apparaat instellen
De geheugenkaart
uitnemen
Belangrijk: Verwijder de geheugenkaart niet op
het moment dat er een bewerking wordt uitgevoerd
waarbij de kaart wordt gebruikt. Als u de kaart tijdens
een dergelijke bewerking verwijdert, kan schade
ontstaan aan de geheugenkaart en het apparaat en
kunnen de gegevens die op de kaart zijn opgeslagen,
beschadigd raken.
1. Druk kort op de aan/uit-toets en selecteer
Geheugenkrt verw..
2. Open de cover voor de geheugenkaartsleuf.
3. Druk op het uiteinde van de geheugenkaart om
deze uit de sleuf te verwijderen.
4. Sluit de cover.
De hoofdtelefoon
aansluiten
Waarschuwing: Wanneer u de hoofdtelefoon
gebruikt, kan uw vermogen om geluiden van buitenaf
te horen negatief worden beïnvloed. Gebruik de
hoofdtelefoon niet wanneer dit uw veiligheid in gevaar
kan brengen.
Sluit de compatibele hoofdtelefoon aan op de
hoofdtelefoonaansluiting van het apparaat.
De polsband
bevestigen
Rijg de polsband en trek deze
vast.
Antennes
Het apparaat kan interne en externe antennes hebben.
Zoals bij alle radiozendapparatuur, geldt dat u onnodig
contact met het gebied rond de antenne moet
vermijden als de antenne aan het zenden of ontvangen
is. Contact met een dergelijke antenne kan de kwaliteit
van de communicatie nadelig beïnvloeden, ervoor
zorgen dat het apparaat meer stroom verbruikt dan
anders noodzakelijk is en de levensduur van de batterij
verkorten.
19
Het apparaat instellen
20
Het apparaat instellen
Aan de slag
Wanneer u het apparaat hebt ingesteld, kunt u het
inschakelen en de nieuwe functies van de Eseries
verkennen.
Eerste keer starten
1. Houd de aan/uit-toets
ingedrukt totdat u het
apparaat voelt trillen.
2. Voer desgevraagd de PIN-
code of blokkeringscode in en selecteer OK.
3. Als u daarom wordt gevraagd, voert u het land
waarin u zich bevindt en de huidige datum en tijd
in. Voer de eerste letters van uw land in om deze te
zoeken. Het is belangrijk dat u het juiste land
selecteert, omdat geplande agenda-items die u
opgeeft kunnen veranderen als u later een ander
land in een andere tijdzone kiest.
4. De toepassing Welkom wordt geopend. Maak een
keuze uit de opties of selecteer Afsluiten om de
toepassing te sluiten.
Als u de instellingen van uw apparaat wilt
configureren, gebruikt u de instellingenwizard en de
wizards die vanaf het startscherm beschikbaar zijn. Als
u het apparaat inschakelt, is het mogelijk dat de
serviceprovider van de SIM-kaart wordt herkend en
sommige instellingen automatisch worden
geconfigureerd. U kunt ook contact opnemen met uw
serviceprovider voor de juiste instellingen.
U kunt het apparaat inschakelen zonder eerst een SIM-
kaart te plaatsen. Het apparaat start dan in het profiel
Offline, zodat de netwerkafhankelijke telefoonfuncties
niet beschikbaar zijn.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u de aan/
uit-toets ingedrukt.
Welkom
Wanneer u het apparaat voor het eerst inschakelt,
wordt de toepassing Welkom geopend. Maak een
keuze uit de volgende opties:
In Zelfstudie vindt u informatie over uw apparaat
en uitleg over het gebruik ervan.
Met Overdracht kunt u inhoud (zoals contacten en
agenda-items) overbrengen vanaf een compatibel
Nokia-apparaat.
Zie 'Gegevensoverdracht tussen
apparaten', p. 24.
Met de E-mailinstellingen kunt u e-
mailinstellingen configureren.
Met de Instelwizard kunt u diverse instellingen
configureren.
Zie 'De Instelwizard ', p. 22.
21
Aan de slag
Operator bevat een koppeling naar de portal van
uw eigen operator.
Als u de toepassing Welkom later wilt openen,
selecteert u Menu > Help > Welkom.
De beschikbare items kunnen per regio verschillen.
De Instelwizard
Selecteer Menu > Instrumenten > Instelwizard.
Met de Instelwizard kunt u het apparaat configureren
voor instellingen die zijn gebaseerd op de gegevens
van uw netwerkoperator. Voor het gebruik van deze
diensten moet u mogelijk contact opnemen met de
serviceprovider om een gegevensverbinding of andere
diensten te activeren.
De beschikbaarheid van verschillende instellingsitems
in de Instelwizard is afhankelijk van de functies van het
apparaat, de SIM-kaart, de draadloze-serviceprovider
en de beschikbaarheid van gegevens in de database
van de Instelwizard.
Als uw serviceprovider geen Instelwizard aanbiedt,
wordt deze functie mogelijk niet weergegeven in het
menu van uw apparaat.
Als u de wizard wilt starten, selecteert u Starten. Als u
de wizard voor de eerste keer gebruikt, wordt u door
de configuratie van de instellingen geleid. Als uw
apparaat geen SIM-kaart bevat, moet u uw
serviceprovider en diens eigen land selecteren. Als het
land of de serviceprovider die door de wizard wordt
voorgesteld niet klopt, selecteert u het juiste land of de
juiste serviceprovider in de lijst. Als de configuratie van
de instellingen wordt onderbroken, worden de
instellingen niet gedefinieerd.
Nadat de Instelwizard de configuratie van de
instellingen heeft voltooid, kunt u de hoofdweergave
van de wizard openen door OK te selecteren.
Selecteer Opties in de hoofdweergave en maak een
keuze uit de volgende opties:
Operator — Configureer operatorspecifieke
instellingen, bijvoorbeeld voor MMS, internet, WAP
of streaming.
E-mail instellen — Configureer e-mailinstellingen.
Push to Talk — Configureer P2T-instellingen (Push
to Talk).
Video delen — Configureer instellingen voor het
delen van video.
Als u de Instelwizard niet kunt gebruiken, gaat u naar
de website met Nokia-telefooninstellingen.
Startscherm
Vanaf het startscherm hebt u direct toegang tot de
meest gebruikte functies. Ook ziet u hier met één
oogopslag of er gemiste oproepen of nieuwe berichten
zijn.
22
Aan de slag
U kunt twee startschermen instellen voor verschillende
doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een scherm voor
zakelijke e-mail en berichten hebben en een ander
scherm voor persoonlijke e-mail. Zo kunt u voorkomen
dat u buiten uw werktijden zakelijke berichten te zien
krijgt.
Menu
Selecteer Menu.
Het menu is een
beginpunt van
waaruit u alle
toepassingen op het
apparaat of op een
geheugenkaart
kunt openen.
Het menu bevat
toepassingen en
mappen, dit zijn
groepen
gelijksoortige toepassingen. Alle toepassingen die u
zelf op het apparaat installeert, worden standaard
opgeslagen in de map Installatie.
Als u een toepassing wilt openen, gaat u ernaartoe en
drukt u op de navigatietoets.
Als u de toepassingen wilt weergeven in een lijst,
selecteert u Opties > Menuweergave wijzigen >
Lijst. Als u wilt terugkeren naar de roosterweergave,
selecteert u Opties > Menuweergave wijzigen >
Raster.
Als u wilt zien hoeveel geheugen door verschillende
toepassingen wordt gebruikt en welke gegevens op
het apparaat of op de geheugenkaart staan of wilt
controleren hoeveel geheugen er nog vrij is, selecteert
u Opties > Gegevens geheugen.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u
Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een nieuwe map wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Als u de map opnieuw wilt ordenen, gaat u naar de
toepassing die u wilt verplaatsen en selecteert u
Opties > Verplaatsen. Naast de toepassing verschijnt
een vinkje. Ga naar een nieuwe locatie en selecteer
OK.
Als u een toepassing naar een andere map wilt
verplaatsen gaat u naar de toepassing die u wilt
verplaatsen en selecteert u Opties > Verplaats naar
map, de nieuwe map, en OK.
Als u toepassingen wilt downloaden van internet,
selecteert u Opties > Toepassingen downldn.
Inhoud van andere
apparaten
overdragen
Selecteer Menu > Instrumenten > Overdracht.
U kunt via verschillende verbindingsmethoden inhoud,
zoals contacten, overdragen van een compatibel
Nokia-apparaat naar uw nieuwe Eseries-apparaat. Het
23
Aan de slag
type inhoud dat u kunt overdragen is afhankelijk van
het model van het apparaat. Als het andere apparaat
synchronisatie ondersteunt, kunt u ook de gegevens
tussen de twee apparaten synchroniseren of gegevens
van dit apparaat naar het andere apparaat versturen.
Als u gegevens van uw vorige apparaat overdraagt, kan
het zijn dat u gevraagd wordt de SIM-kaart te plaatsen.
Uw nieuwe Eseries-apparaat heeft geen SIM-kaart
nodig bij het overdragen van gegevens.
De inhoud wordt vanuit het geheugen van het andere
apparaat gekopieerd naar de overeenkomende locatie
in uw nieuwe apparaat. De tijd die nodig is om te
kopiëren, is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens
die overgedragen moeten worden. U kunt dit ook
stopzetten en later weer doorgaan.
De benodigde stappen voor de gegevensoverdracht
kunnen verschillen, afhankelijk van uw apparaat en of
u de gegevensoverdracht eerder al eens onderbroken
hebt. Welke items u kunt overdragen is afhankelijk van
het andere apparaat.
Gegevensoverdracht tussen
apparaten
Volg de aanwijzingen op het scherm om de twee
apparaten te verbinden. Bij bepaalde modellen wordt
de toepassing Wisselen als een bericht verzonden naar
het andere aparaat. Als u Wisselen wilt installeren op
het andere apparaat, opent u het bericht en volgt u de
aanwijzingen op het scherm. Selecteer op uw nieuwe
Eseries-apparaat de inhoud die u wilt kopiëren van het
andere apparaat.
Na de gegevensoverdracht kunt u de snelkoppeling
met de overdrachtinstellingen opslaan in de
hoofdweergave om dezelfde overdracht later nog eens
te herhalen. Als u de snelkoppeling wilt bewerken,
selecteert u Opties > Snelkoppellingsinstllngn.
Het overdrachtslog
weergeven
Na elke overdracht wordt er een overdrachtslog
getoond.
Als u de details van een overdracht wilt bekijken, gaat
u naar het overgebrachte item en selecteert u Opties >
Details.
Als u het logboek van een eerdere overdracht wilt
bekijken, gaat u naar een snelkoppeling voor een
overdracht in de hoofdweergave (indien beschikbaar)
en selecteert u Opties > Log bekijken.
Eventuele niet-opgeloste overdrachtconflicten worden
ook weergegeven in het logboek. Selecteer Opties >
Conflicten oplossen om te beginnen met het oplossen
van conflicten.
Gegevens synchroniseren,
ophalen en verzenden
Als u eerder gegevens naar het apparaat hebt
overgebracht met de toepassing Wisselen, maakt u in
de hoofdweergave Wisselen een keuze uit de volgende
pictogrammen:
24
Aan de slag
U kunt gegevens synchroniseren met een
compatibel apparaat als het andere apparaat
synchronisatie ondersteunt. Met synchronisatie kunt u
de gegevens op beide apparaten up-to-date houden.
Haal gegevens van het andere apparaat op naar
uw nieuwe Eseries-apparaat.
Verstuur gegevens van uw nieuwe Eseries-
apparaat naar het andere apparaat.
Scherm-indicatoren
Het apparaat wordt gebruikt in een UMTS-
netwerk (netwerkdienst).
Het batterijniveau. Hoe hoger de balk, hoe
meer de batterij opgeladen is.
U hebt een of meer ongelezen berichten in de
map Inbox in Berichten.
U hebt nieuwe e-mail ontvangen in uw externe
mailbox.
Er zijn berichten in de map Outbox die nog
moeten worden verzonden door Berichten.
U hebt een of meer oproepen gemist.
De toetsen van het apparaat zijn vergrendeld.
Er is een alarmsignaal actief.
U hebt het profiel Stil geselecteerd, waardoor
het apparaat geen belsignaal geeft bij
inkomende oproepen of berichten.
Bluetooth is geactiveerd.
Er worden gegevens verzonden via Bluetooth.
Wanneer de indicator knippert, wordt
geprobeerd een verbinding met een ander
apparaat tot stand te brengen.
Er is een GPRS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het
pictogram
betekent dat de verbinding in de
wachtstand is geplaatst.
Er is een EGPRS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het
pictogram
betekent dat de verbinding in de
wachtstand is geplaatst.
Er is een UMTS-packet-gegevensverbinding
beschikbaar (netwerkdienst). Het pictogram
betekent dat de verbinding actief is. Het
pictogram
betekent dat de verbinding in de
wachtstand is geplaatst.
25
Aan de slag
U hebt op het apparaat ingesteld dat gezocht
moet worden naar draadloze LAN-netwerken
(WLAN) en er is een WLAN-netwerk
beschikbaar.
Er is een WLAN-verbinding actief in een niet-
gecodeerd netwerk.
Er is een WLAN-verbinding actief in een
gecodeerd netwerk.
Uw apparaat is met een USB-kabel aangesloten
op een computer.
De tweede telefoonlijn is in gebruik
(netwerkdienst).
Alle oproepen worden naar een ander nummer
doorgeschakeld. Als u twee telefoonlijnen
hebt, geeft een nummer aan welke lijn actief
is.
Er is een hoofdtelefoon aangesloten op het
apparaat.
De verbinding met een Bluetooth-
hoofdtelefoon is verbroken.
Er is een handsfree carkit aangesloten op het
apparaat.
Er is een loopset aangesloten op het apparaat.
Er is een teksttelefoon aangesloten op het
apparaat.
Het apparaat is bezig met synchroniseren.
Er is een actieve P2T (Push to Talk)-verbinding.
Uw P2T-verbinding is in de modus Niet storen,
omdat het beltoontype van uw apparaat is
ingesteld op Eén piep of Stil, of er is een
inkomende of actieve oproep. U kunt in deze
modus geen P2T-oproepen maken.
Algemene
bewerkingen in
verschillende
toepassingen
De volgende bewerkingen zijn van toepassing op
verschillende toepassingen:
Druk kort op de aan/uit-toets om een ander profiel te
kiezen of om het apparaat uit te schakelen of te
vergrendelen.
26
Aan de slag
Als een toepassing
meerdere
tabbladen bevat
(zie afbeelding),
opent u een tabblad
door op de
navigatietoets naar
rechts of links te
drukken.
Selecteer Terug om
de instellingen die u
in een toepassing geconfigureerd hebt, op te slaan.
Als u een bestand wilt opslaan, selecteert u Opties >
Opslaan. Afhankelijk van de gebruikte toepassing zijn
er verschillende opslagmogelijkheden.
Als u een bestand wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden. U kunt een bestand in een e-mailbericht of
een multimediabericht verzenden, of gebruikmaken
van verschillende verbindingsmethoden.
Om te kopiëren houdt u de Shift-toets ingedrukt en
selecteert u de tekst met de navigatietoets. Houd de
Shift-toets ingedrukt en selecteer Kopiëren. Om te
plakken bladert u naar de plek waar de tekst moet
komen, houdt u de Shift-toets ingedrukt en selecteert
u Plakken. Deze methode werkt misschien niet in
toepassingen die over hun eigen kopieer- en
plakopdrachten beschikken.
Als u verschillende items, zoals berichten, bestanden of
contacten, wilt selecteren, bladert u naar het
betreffende item. Selecteer Opties > Markeringen
aan/uit > Markeren om één item te selecteren of
Opties > Markeringen aan/uit > Alle markeren om
alle items te selecteren.
Tip: Als u bijna alle items wilt selecteren,
selecteert u eerst Opties > Markeringen aan/
uit > Alle markeren, daarna selecteert u de
items die u niet wilt en vervolgens Opties >
Markeringen aan/uit > Markering
opheffen.
Als u een object wilt selecteren (bijvoorbeeld een
bijlage bij een document) bladert u naar het object,
zodat er vierkante haken aan beide zijden van het
object verschijnen.
De toetsen
vergrendelen
Wanneer het apparaat is vergrendeld, kunt u mogelijk
nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Het toetsenbord van uw apparaat wordt automatisch
geblokkeerd, zodat er geen toetsen per ongeluk
kunnen worden ingedrukt. Als u de tijdsduur wilt
wijzigen waarna het toetsenbord wordt geblokkeerd,
selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Beveiliging > Telefoon en SIM-
kaart > Per. autom. blokk. ttsnb..
27
Aan de slag
Als u de toetsen handmatig
wilt vergrendelen vanaf het
startscherm, drukt u op de
linkerselectietoets en op de
functietoets.
Als u de toetsen handmatig
wilt vergrendelen in het
menu of in een openstaande
toepassing, drukt u kort op
de aan/uit-toets en
selecteert u Toetsenblok
blokkeren.
Als u de toetsen wilt
vrijgeven, drukt u op de
linkerselectietoets en op de
functietoets.
Volumeregeling
Druk op de navigatietoets naar links of naar rechts om
het volume tijdens een telefoongesprek aan te passen.
Houd de functietoets ingedrukt en druk op de
navigatietoets naar boven of naar beneden als u het
volume van de mediatoepassingen wilt aanpassen.
Tekst invoeren
De invoermethoden die in het apparaat beschikbaar
zijn, kunnen verschillen, afhankelijk van de
verschillende verkoopmarkten.
Traditionele tekstinvoer
Uw apparaat is uitgerust met een volledig toetsenbord.
U kunt leestekens plaatsen door de betreffende toets
of toetsencombinatie te gebruiken.
Als u tussen de verschillende typen letters wilt
wisselen, drukt u op de Shift-toets. Op het scherm
wordt met
, of weergegeven welk
hoofdlettergebruik er is geselecteerd.
Als u de cijfers of tekens op de bovenkant van de
toetsen wilt invoegen, houdt u de betreffende toets
even ingedrukt of drukt u de toets in terwijl de
functietoets is ingedrukt.
Als u alleen de tekens op de bovenkant van de toetsen
wilt invoeren, drukt u snel twee keer achtereen op de
functietoets.
Als u een teken wilt verwijderen, drukt u op de
backspace-toets. Als u meerdere tekens wilt
verwijderen, drukt u op de backspace-toets en houdt u
deze ingedrukt.
Als u tekens die niet op het toetsenbord staan wilt
invoegen, drukt u op de Chr-toets.
Als u tekst wilt kopiëren, houdt u de Shift-toets
ingedrukt en gaat u naar het woord, de woordgroep of
de tekstregel die u wilt kopiëren, zodat die wordt
gemarkeerd. Druk op ctrl + c. Als u de tekst in een
document wilt invoegen, gaat u naar de juiste plaats
en drukt u op ctrl + v.
Als u de schrijftaal wilt wijzigen of de tekstvoorspelling
wilt inschakelen, drukt u op de functietoets +
spatiebalk en selecteert u een van de beschikbare
opties.
28
Aan de slag
Tekstvoorspelling
Als u tekstvoorspelling wilt inschakelen, drukt u op de
functietoets + spatiebalk en selecteert u
Tekstvoorspelling > Aan. De indicator
wordt
op het scherm weergegeven. Wanneer u een woord
begint te schrijven, worden er automatisch mogelijke
woorden voorgesteld. Als het goede woord erbij staat,
gaat u ernaartoe om het te bevestigen. U kunt tijdens
het schrijven ook een lijst met voorgestelde woorden
aflopen. Als het gewenste woord in de lijst staat, gaat
u ernaartoe en drukt u op de navigatietoets. Als het
gezochte woord niet in het woordenboek van het
apparaat voorkomt, wordt er een ander woord
voorgesteld. Het woord dat u aan het schrijven bent,
wordt boven de suggestie weergegeven. Ga omhoog
om uw eigen woord te selecteren. Het woord wordt
aan het woordenboek toegevoegd wanneer u het
volgende woord invoert.
Als u tekstvoorspelling wilt uitschakelen, drukt u op de
functietoets + spatiebalk en selecteert u
Tekstvoorspelling > Uit.
Als u de instellingen voor tekstinvoer wilt opgeven,
selecteert u Opties > Invoeropties > Instellingen.
Als u de schrijftaal wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Invoeropties > Invoertaal.
Meer informatie
Instructies van het apparaat
Als u instructies wilt lezen voor de huidige weergave
van de geopende toepassing, selecteert u Opties >
Help.
Als u door de Help-onderwerpen wilt bladeren en
zoekopdrachten wilt uitvoeren, selecteert u Menu >
Help > Help. U kunt categorieën selecteren waarvoor
u instructies wilt zien. Selecteer een categorie, zoals
Berichten om te zien welke instructies (Help-
onderwerpen) beschikbaar zijn. Tijdens het lezen van
het onderwerp drukt u de joystick naar links of naar
rechts om de andere onderwerpen in dezelfde
categorie weer te geven.
Als u tussen de toepassing en Help wilt schakelen,
houdt u de home-toets ingedrukt.
Zelfstudie
De zelfstudie geeft informatie over het apparaat en laat
zien hoe u het kunt gebruiken. Selecteer Menu >
Help > Zelfstudie.
29
Aan de slag
Nieuw in de Eseries
Op uw nieuwe Nokia Eseries staan nieuwe versies van
de toepassingen Agenda en Contacten, en ook het
startscherm is helemaal vernieuwd. U hebt met het
apparaat ook toegang tot de Ovi-diensten.
Snelle toegang tot
taken
Als u het pictogram
op het
startscherm, in
Contacten of in
Agenda ziet, drukt u
de navigatietoets
naar rechts om een
lijst met
beschikbare acties
weer te geven. U
sluit de lijst door
naar links te gaan.
Als u in deze toepassingen navigeert, kunt u steeds een
niveau terug door naar links te gaan.
Startscherm
Vanaf het startscherm hebt u direct toegang tot de
meest gebruikte functies. Ook ziet u hier met één
oogopslag of er gemiste oproepen of nieuwe berichten
zijn.
Navigeren op het
startscherm
Als u naar het startscherm wilt, drukt u kort op de
home-toets.
Het startscherm
bestaat uit de
volgende
elementen:
snelkoppelingen
naar
toepassingen (1)
Als u een
toepassing snel
wilt openen,
gaat u naar de
snelkoppeling en drukt u op de navigatietoets.
30
Nieuw in de Eseries
informatiegebied (2) Als u een item in het
informatiegebied wilt weergeven, gaat u ernaartoe
en drukt u op de navigatietoets.
meldingen (3) Als u de meldingen wilt weergeven,
gaat u naar een vak. Vakken zijn alleen zichtbaar als
er items in staan. U kunt de vakken verbergen door
op de backspace-toets te drukken.
Werken op het startscherm
Als u contacten wilt zoeken vanaf het startscherm,
begint u de naam van het contact te typen. Er worden
automatisch bijpassende contacten gezocht. Ga naar
het gewenste contact. Deze functie is mogelijk niet
beschikbaar in alle talen.
Druk op de beltoets om het nummer te bellen.
Als u het zoeken naar contacten wilt uitschakelen,
selecteert u Opties > Contact zoeken uit.
Als u wilt zien of er berichten zijn ontvangen, gaat u
naar het berichtenvak in het meldingengebied. Als u
een bericht wilt lezen, gaat u naar het bericht en drukt
u op de navigatietoets. Blader met de navigatietoets
naar rechts als u andere taken wilt weergeven.
Als u gemiste oproepen wilt weergeven, gaat u naar
het oproepenvak in het meldingengebied. Als u een
oproep wilt beantwoorden, gaat u naar een oproep toe
en drukt u op de beltoets. Als u een SMS aan een beller
wilt verzenden, gaat u naar een oproep en selecteert u
SMS verzenden in de lijst met beschikbare acties.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, gaat u naar het
voicemailvak in het meldingengebied. Ga naar de
gewenste mailbox en druk op de beltoets om het
nummer te kiezen.
Startscherm wisselen
U kunt twee startschermmodi instellen voor
verschillende doeleinden. U kunt bijvoorbeeld een
modus voor zakelijke e-mail en berichten hebben en
een andere modus voor persoonlijke e-mail. Zo kunt u
voorkomen dat u buiten uw werktijden zakelijke
berichten te zien krijgt.
Mogelijk hebt u een derde startscherm met items die
specifiek zijn voor de operator.
Als u van startschermmodus wilt wisselen, gaat u naar
en drukt u op de navigatietoets.
Sneltoetsen
Met de Sneltoetsen hebt u snel toegang tot
toepassingen en taken. Aan elke toets is een
toepassing en een taak toegekend. Als u deze
snelkoppelingen wilt wijzigen, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Algemeen >
Persoonlijk > One Touch-ttsn. Uw
netwerkbeheerder kan toepassingen aan bepaalde
toetsen hebben toegewezen. In dat geval kunt u ze niet
wijzigen.
31
Nieuw in de Eseries
1 — Home-toets
2 — Contactentoets
3 — Agendatoets
4 — E-mailtoets
Home-toets
Als u naar het startscherm wilt, drukt u kort op de
home-toets. Druk nogmaals kort op de home-toets om
het menu te openen.
Als u een lijst van actieve toepassingen wilt zien, drukt
u een aantal seconden op de home-toets. Als de lijst is
geopend, drukt u kort op de home-toets om door de
lijst te navigeren. Als u de geselecteerde toepassing
wilt openen, drukt u een aantal seconden op de home-
toets, of u drukt op de navigatietoets. Als u de
geselecteerde toepassing wilt sluiten, drukt u op de
backspace-toets.
Als toepassingen op de achtergrond worden
uitgevoerd, vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt
de gebruiksduur van de batterij af.
Contactentoets
Als u de toepassing Contacten wilt openen, drukt u kort
op de contactentoets.
Als u een nieuw contact wilt maken, drukt u een aantal
seconden op de contactentoets.
Agendatoets
Als u de toepassing Agenda wilt openen, drukt u kort
op de agendatoets.
Als u een nieuwe afspraak wilt maken, drukt u een
aantal seconden op de agendatoets.
E-mailtoets
Als u uw standaardmailbox wilt openen, drukt u kort
op de e-mailtoets.
Als u een nieuw e-mailbericht wilt maken, drukt u een
aantal seconden op de e-mailtoets.
Nokia-agenda voor
Eseries
Selecteer Menu > Kantoor > Agenda.
Geplande gebeurtenissen en afspraken maken en
weergeven, en wisselen tussen verschillende
agendaweergaven.
Agendaweergaven
U kunt wisselen tussen de volgende
agendaweergaven:
In de maandweergave staat de huidige maand met
de agenda-items van de geselecteerde dag in een
lijst.
32
Nieuw in de Eseries
In de weekweergave staan de gebeurtenissen van
de geselecteerde week weergegeven in vakken van
zeven dagen.
In de dagweergave staan de gebeurtenissen van de
geselecteerde dag op basis van de begintijd
ingedeeld in tijdvakken.
In de takenlijst worden alle taken weergegeven.
In de agendaweergave staat een lijst met alle
gebeurtenissen op de geselecteerde dag.
Als u een andere weergave wilt, selecteert u Opties >
Weergave wijzigen en kiest u de gewenste
weergave.
Tip: Als u de weekweergave wilt openen, gaat u
naar een weeknummer en drukt u op de
navigatietoets.
Als u in de maand-, week-, dag- of agendaweergave de
volgende of vorige dag wilt weergeven, navigeert u
naar rechts of links.
Als u de standaardweergave wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardweergave.
Agenda-items weergeven
In de
maandweergave
worden agenda-
items gemarkeerd
met een driehoekje.
Jaarlijks
terugkerende items
worden ook
gemarkeerd met
een uitroepteken.
De items van de
geselecteerde dag worden in een lijst weergegeven.
Als u agenda-items wilt weergeven, opent u een
agendaweergave, gaat u naar een item en drukt u op
de navigatietoets.
Agenda-items maken
U kunt de volgende typen agenda-items maken:
Afspraken herinneren u aan gebeurtenissen die
plaatsvinden op een specifieke datum en tijd.
Memo's zijn gerelateerd aan een hele dag, maar niet
aan een specifiek tijdstip op de dag.
Jaarlijks terugkerende items herinneren u aan
verjaardagen en andere speciale datums. Ze hebben
betrekking op een bepaalde dag, maar niet op een
specifieke tijd van de dag. Deze items worden
ingesteld als jaarlijks terugkerende items.
Taken hebben een einddatum, maar geen specifiek
tijdstip op de dag.
33
Nieuw in de Eseries
Als u een agenda-item wilt maken, gaat u naar een
datum en selecteert u Opties > Nieuw item en het
type item.
Tip: Als u een afspraak wilt maken, voert u eerst
het onderwerp in.
Afspraken, memo's, taken en jaarlijks
terugkerende items maken
1. Voer het onderwerp in.
2. Voer voor afspraken een begin- en eindtijd in of
selecteer Gebrt. hele dag.
3. Voer voor afspraken en memo's de begin- en
einddatum in. Voer voor jaarlijks terugkerende
items de datum in en voor taken de einddatum.
4. Voer voor afspraken de locatie in.
5. U kunt een alarm instellen voor taken en jaarlijks
terugkerende items.
6. Stel voor terugkerende afspraken een interval in.
7. Stel voor taken een prioriteit in. Als u de prioriteit
van afspraken wilt instellen, selecteert u Opties >
Prioriteit.
8. Voor memo's, taken en jaarlijks terugkerende items
kunt u instellen hoe het item wordt behandeld
tijdens synchronisatie. Selecteer Privé om het item
te verbergen voor kijkers als de agenda online
beschikbaar is, Openbaar om het item zichtbaar te
maken voor kijkers, of Geen als u het item niet naar
uw computer wilt kopiëren.
9. Voer een beschrijving in.
Als u het item wilt verzenden, selecteert u Opties >
Verzenden.
Agenda-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u
Agenda-alarmtoon.
Als u de weergave wilt wijzigen die wordt
weergegeven als u de agenda opent, selecteert u
Standaardweergave.
Als u de eerste dag van de week wilt wijzigen,
selecteert u Week begint met.
Als u de titel van de weekweergave wilt wijzigen,
selecteert u Titel weekweergave en Weeknummer
of Data deze week.
Nokia-contacten voor
Eseries
Selecteer Menu > Communic. > Contacten.
Sla contactgegevens - telefoonnummers,
thuisadressen of e-mailadressen van uw contacten - op
of werk ze bij. U kunt een persoonlijke beltoon of een
miniatuurafbeelding toevoegen aan een contact. U
kunt ook contactgroepen maken om met meerdere
contacten tegelijk te communiceren en om gegevens
uit te wisselen (visitekaartjes) met meerdere
apparaten tegelijk.
Als u het pictogram
ziet, drukt u de navigatietoets
naar rechts om een lijst met beschikbare acties weer te
geven. U sluit de lijst door naar links te gaan.
34
Nieuw in de Eseries
Contacten toevoegen
Selecteer Opties > Nieuw contact en voer de
gegevens van de contact in.
Als u contactgegevens van een geheugenkaart wilt
kopiëren, selecteert u Opties > Kopiëren > Van
geheugenkaart.
Contactgroepen
Selecteer de contacten die u aan de contactgroep wilt
toevoegen, selecteer Opties > Markeringen aan/
uit > Markeren om e te markeren, selecteer Opties >
Groepen > Toev. aan groep > Nieuwe groep
maken > Groepsnaam en voer een naam in voor de
groep.
Als u conferentiegesprekken met de groep wilt voeren,
moet u ook de volgende gegevens instellen:
Nr. conferentiedienst — Het nummer voor
conferentiegesprekken invoeren.
Conferentiedienst-id — De conferentiedienst-id
invoeren.
PIN confer.dienst — De conferentiedienst-pincode
invoeren.
Als u een conferentiegesprek met de groep wilt voeren,
selecteert u eerst de groep en dan Conf.dienst
bellen in de lijst met beschikbare acties.
Contacten zoeken
Als u contacten wilt zoeken, typt u eerst de naam van
het contact in het zoekveld.
Contactbestanden beheren
Als u contactbestanden hebt geïnstalleerd, kunt u van
contactbestand wisselen door naar de top van de
namenlijst te gaan, op de navigatietoets te drukken en
een item uit de lijst met beschikbare bestanden te
selecteren.
Als u de volgorde van contactbestanden wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Contactlijsten indelen en een
bestand. Ga omhoog om het bestand op de gewenste
plaats te zetten.
Beltonen voor contacten
toevoegen
U kunt een beltoon instellen voor een contact of
contactgroep. De beltoon klinkt wanneer u door het
contact wordt gebeld.
Als u een beltoon wilt toevoegen voor contacten, opent
u een contact, selecteert u Opties > Beltoon en een
beltoon.
Als u een beltoon wilt toevoegen voor contactgroepen,
selecteert u een contactgroep, Opties > Groepen >
Beltoon en een beltoon.
Als u de toegewezen beltoon wilt verwijderen,
selecteert u Standaard beltoon in de lijst met
beltonen.
Contactinstellingen wijzigen
Selecteer Opties > Instellingen.
35
Nieuw in de Eseries
Als u de weergave van contactnamen wilt wijzigen,
selecteert u Naamweergave.
Als u wilt instellen welk contactenbestand wordt
geopend wanneer u de toepassing Contacten start,
selecteert u Standaardcontactlijst.
Multitasking
U kunt verschillende toepassingen tegelijk gebruiken.
Als u naar een andere actieve toepassing wilt, houdt u
de home-toets ingedrukt, gaat u naar de toepassing en
drukt u op de navigatietoets. Als u de geselecteerde
toepassing wilt sluiten, drukt u op de backspace-toets.
Voorbeeld: Als u tijdens een actieve oproep uw
agenda wilt controleren, drukt u op de home-
toets om naar het menu te gaan en opent u de
toepassing Agenda. De oproep blijft op de
achtergrond actief.
Voorbeeld: Als u een bericht invoert en naar een
website wilt gaan, drukt u de home-toets in om
naar het menu te gaan en opent u een
webbrowser. Selecteer een bookmark of voer
het internetadres handmatig in, en selecteer Ga
naar. Als u terug wilt keren naar uw bericht,
houdt u de home-toets ingedrukt, gaat u naar
het bericht en drukt u op de navigatietoets.
Zaklantaarn
U kunt de flitser van de camera gebruiken als
zaklantaarn. Houd in het startscherm de spatiebalk
ingedrukt om de zaklantaarn in en uit te schakelen.
Ovi openen met Nokia
E63
Ovi biedt toegang tot verschillende Nokia-diensten.
Surf met de computer naar www.ovi.com voor een
rondleiding en meer informatie.
Bestanden op Ovi
Met Bestanden op Ovi kunt u uw Nokia E63 gebruiken
om toegang te krijgen tot de inhoud op uw computer
als deze is ingeschakeld en met internet verbonden is.
U moet de toepassing Bestanden op Ovi op elke
computer installeren waar u Bestanden op Ovi mee wilt
verbinden.
Met Bestanden op Ovi kunt u:
Afbeeldingen doorbladeren, zoeken en bekijken. U
hoeft de afbeeldingen niet naar de website te
uploaden, maar het mobiele apparaat kan
rechtstreeks toegang krijgen tot de inhoud van de
computer.
Bestanden en documenten doorbladeren, zoeken
en bekijken. U hebt geen speciale toepassingen op
het apparaat nodig.
Liedjes van de computer naar het apparaat
downloaden. Later kunt u met de muziekspeler de
liedjes op het apparaat beluisteren zoals u dat
gewend bent.
36
Nieuw in de Eseries
Bestanden en mappen van de computer verzenden,
zonder ze eerst van en naar het apparaat te
verplaatsen.
Bestanden op de computer openen, zelfs als de
computer uitgeschakeld is. Kies gewoon welke
mappen en bestanden u beschikbaar wilt maken, en
Bestanden op Ovi bewaart automatisch bijgewerkte
kopieën op een beveiligde online plaats, waar u ze
kunt vinden zelfs als de computer uitgeschakeld is.
Zo installeert u Bestanden op Ovi:
1. Selecteer Menu > Installatie en Bestanden op
Ovi.
2. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Doorgaan.
3. Activeer het veld E-mail en voer uw e-mailadres in.
4. Selecteer Gereed.
5. Selecteer Zenden. U ontvangt een e-mailbericht
van de dienst Bestanden op Ovi met informatie over
hoe u moet beginnen.
Ga voor ondersteuning naar http://files.ovi.com/
support.
My Nokia
My Nokia is een gratis dienst die regelmatig SMS-
berichten verzendt met tips, trucs en ondersteuning
voor uw Nokia-apparaat. U kunt er ook de WAP-site My
Nokia mee bekijken, waar u informatie vindt over
Nokia-apparaten en downloadbare beltonen, plaatjes,
spelletjes en toepassingen.
U kunt de dienst My Nokia alleen gebruiken als het
beschikbaar is in uw land en door uw serviceprovider
wordt ondersteund. U moet aangemeld zijn om de
dienst te gebruiken.
Er zijn telefoonkosten van toepassing als u berichten
verzendt om u aan of af te melden.
Raadpleeg de documentatie die u bij het apparaat hebt
gekregen of ga naar www.nokia.com/mynokia om de
bepalingen en voorwaarden te bekijken.
Zo begint u met My Nokia:
1. Selecteer My Nokia.
2. Selecteer Registr. bij My Nokia.
3. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Accept..
U ontvangt een SMS-bericht van My Nokia met nadere
instructies.
Selecteer My Nokia > Ga naar My Nokia om de WAP-
site My Nokia in de browser te starten.
Selecteer My Nokia > Abonnement opzeggen om u
af te melden bij de dienst My Nokia.
Selecteer My Nokia > Help als u de instructies voor
My Nokia wilt lezen.
37
Nieuw in de Eseries
Telefoon
Voordat u een oproep kunt plaatsen of ontvangen,
moet het apparaat zijn ingeschakeld, voorzien zijn van
een geldige SIM-kaart en zich binnen het bereik van
een netwerk bevinden.
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen,
moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst
voor internetoproepen. Als u verbinding wilt maken
met een internetoproepdienst, moet uw apparaat zich
binnen de dekking van een verbindingsnetwerk
bevinden, zoals een WLAN-toegangspunt.
Spraakoproepen
Opmerking: De uiteindelijke rekening van de
serviceprovider voor oproepen en diensten kan
variëren, afhankelijk van de netwerkfuncties,
afrondingen, belastingen, enzovoort.
Een oproep beantwoorden
Druk op de beltoets om een oproep te beantwoorden.
Druk op de eindetoets om een oproep te weigeren.
Als u de beltoon wilt dempen in plaats van een oproep
te beantwoorden, selecteert u Stil.
Als u een actief gesprek hebt en de wachtfunctie
(netwerkdienst) is geactiveerd, drukt u bij een nieuwe
inkomende oproep op de beltoets om deze te
beantwoorden. De eerste oproep wordt dan in de
wachtstand gezet. Druk op de eindetoets om de actieve
oproep te beëindigen.
Een oproep plaatsen
Belangrijk: Als het apparaat is vergrendeld, moet
u de beveiligingscode invoeren om de telefoonfunctie
te activeren. Als het apparaat is vergrendeld, kunt u
mogelijk nog wel het alarmnummer kiezen. Als u een
alarmnummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het
profiel Offline staat of wanneer het apparaat is
vergrendeld, is het noodzakelijk dat het nummer door
het apparaat wordt herkend als alarmnummer. Het
verdient aanbeveling het profiel te wijzigen of de
vergrendeling van het apparaat op te heffen door de
beveiligingscode in te voeren voordat u het
alarmnummer kiest.
Als u een oproep wilt plaatsen, voert u het netnummer
en abonneenummer in en drukt u op de beltoets.
Tip: Voor internationale oproepen voert u het
plusteken (+) in dat de internationale
38
Telefoon
toegangscode vervangt, en voert u de landcode,
het netnummer (laat zo nodig de eerste 0 weg)
en het abonneenummer in.
Als u de oproep wilt beëindigen of de kiespoging wilt
annuleren, drukt u op de eindetoets.
Als u een oproep wilt plaatsen aan een opgeslagen
contact, drukt u op de contactentoets. Voer de eerste
letters van de naam in, ga naar de naam en druk op de
beltoets.
Zie 'Nokia-contacten voor Eseries', p. 34.
Als u een oproep wilt plaatsen met behulp van het
logboek, drukt u op de beltoets om de 20 laatstgekozen
nummers weer te geven. Ga naar het gewenste
nummer of de gewenste naam en druk op de beltoets.
Zie 'Logboek ', p. 50.
Als u het volume van een actieve oproep wilt
aanpassen, drukt u de navigatietoets naar rechts of
links.
Als u van een spraakoproep wilt overschakelen naar
een video-oproep, selecteert u Opties > Naar video-
oproep. Het apparaat beëindigt de spraakoproep en
plaatst een video-oproep aan de andere partij.
Een conferentiegesprek
voeren
1. Als u een conferentiegesprek wilt voeren, toetst u
het nummer van een deelnemer in en drukt u op de
beltoets.
2. Als de deelnemer antwoordt, selecteert u Opties >
Nieuwe oproep.
3. Nadat u alle deelnemers hebt gebeld, selecteert u
Opties > Conferentie om de oproepen samen te
voegen tot een conferentiegesprek.
Als u de microfoon van uw apparaat tijdens een oproep
wilt dempen, selecteert u Opties > Dempen.
Als u een deelnemer uit het conferentiegesprek wilt
verwijderen, gaat u naar de desbetreffende deelnemer
en selecteert u Opties > Conferentie > Deelnemer
verwijd..
Als u onderling met een deelnemer aan het
conferentiegesprek wilt overleggen, gaat u naar de
desbetreffende deelnemer en selecteert u Opties >
Conferentie > Privé.
Video-oproepen
Als u een video-oproep wilt verzenden of ontvangen,
moet u zich binnen het bereik van een UMTS-netwerk
bevinden. Informeer bij uw netwerkoperator of
serviceprovider naar de beschikbaarheid en
abonnementen. Als de ontvanger een compatibele
mobiele telefoon heeft, ziet u tijdens het spreken in
real-time videobeelden van deze persoon. De
videobeelden die door de camera op uw eigen
apparaat worden vastgelegd, worden bij de andere
persoon weergegeven. Een video-oproep is alleen
mogelijk tussen twee partijen.
39
Telefoon
Een video-oproep plaatsen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt,
aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een video-oproep wilt plaatsen, voert u het
telefoonnummer in of selecteert u de ontvanger van de
video-oproep in Contacten. Selecteer vervolgens
Opties > Bellen > Video-oproep. Als de video-
oproep begint, wordt de camera geactiveerd Is de
camera reeds in gebruik, dan wordt het verzenden van
videobeelden uitgeschakeld. Als de ontvanger van de
oproep geen videobeelden terug wil zenden, wordt in
plaats daarvan een afbeelding weergegeven. Deze
afbeelding kunt u instellen in Menu >
Instrumenten > Instell. > Telefoon > Oproep >
Afb. in video-oproep.
Selecteer Opties > Uitschakelen > Audio
verzenden, Video verzenden of Audio & video
vrzndn om het verzenden van audio, video of video
met geluid uit te schakelen.
Als u het volume van een actieve video-oproep wilt
aanpassen, drukt u op de navigatietoets naar rechts of
links.
Selecteer Opties > Luidspreker insch. om de
luidspreker te gebruiken voor het ontvangen van
audio. Selecteer Opties > Telefoon insch. om het
geluid van de luidspreker te dempen en het
luistergedeelte te gebruiken.
Als u de plaats van de afbeeldingen wilt omwisselen,
selecteert u Opties > Beeld wisselen.
U zoomt in of uit op de afbeelding op het scherm door
Opties > Inzoomen of Uitzoomen te selecteren.
Selecteer Opties > Naar spraakoproep om de video-
oproep te beëindigen en een nieuwe spraakoproep
met dezelfde ontvanger te plaatsen.
Een video delen
Gebruik Video delen (netwerkdienst) om live video of
een videoclip van uw apparaat naar een ander
compatibel mobiel apparaat te verzenden tijdens een
spraakoproep. Deze functie kan alleen worden
gebruikt binnen het bereik van een UMTS-netwerk.
1. Plaats een spraakoproep aan de geselecteerde
persoon. Als de oproep is beantwoord en uw
apparaat bij een SIP-server is geregistreerd, kunt u
een een video delen.
2. Selecteer Opties > Video delen > LiveClip om
live video of een videoclip van uw apparaat te
verzenden. Als u de clip eerst wilt bekijken,
selecteert u Opties > Afspelen.
3. Selecteer de ontvanger in Contacten, of voer het
SIP-adres handmatig in om een uitnodiging te
verzenden. Het delen begint automatisch als de
ontvanger accepteert.
4. Als u het delen van de video wilt beëindigen,
selecteert u Stop. De spraakoproep blijft dan
gewoon actief.
40
Telefoon
Een uitnodiging voor video
delen ontvangen
Als u een uitnodiging voor video delen ontvangt, wordt
er een bericht weergegeven met de naam of het SIP-
adres van de beller.
Als u de uitnodiging wilt accepteren en het delen
beginnen, selecteert u Accept..
Als u de uitnodiging wilt weigeren, selecteert u
Weigeren. De spraakoproep blijft dan gewoon actief.
Internetoproepen
Selecteer Menu > Communic. > Internettel..
Met uw apparaat kunt u gesprekken via het internet
(netgesprekken) voeren. Uw apparaat zal bij het kiezen
van alarmnummers in de eerste plaats gebruikmaken
van mobiele netwerken. Als het kiezen van een
alarmnummer over een mobiel netwerk niet gelukt is,
zal uw apparaat proberen het alarmnummer via uw
provider te bellen. Vanwege de gevestigde aard van
mobiele telefonie, moet u, indien mogelijk,
gebruikmaken van mobiele netwerken om een
alarmnummer te bellen. Zorg ervoor dat uw mobiele
telefoon ingeschakeld is en gereed is om een nummer
te kiezen voordat u een alarmnummer belt, als er
dekking van een mobiel netwerk beschikbaar is. De
mogelijkheid om via internettelefonie een
alarmnummer te bellen, hangt af van de
beschikbaarheid van een WLAN-netwerk en de
implementatie van alarmoproepmogelijkheden van
uw provider. Neem contact op met uw provider om na
te gaan of het bellen van een alarmnummer via het
internet mogelijk is.
Met de dienst voor internetoproepen (netwerkdienst)
kunt u oproepen verzenden en ontvangen via internet
met de VoIP-technologie (Voice over Internet Protocol).
Internetoproepen kunnen worden verzonden tussen
twee computers, tussen mobiele telefoons en tussen
een VoIP-apparaat en een traditionele telefoon. Als u
een internetoproep wilt verzenden of ontvangen, moet
uw apparaat zich binnen het bereik van een WLAN-
netwerk bevinden. De beschikbaarheid van de dienst
voor internetoproepen kan per land of regio
verschillen.
Een nieuw profiel voor
internetoproepen maken
U kunt pas internetoproepen verzenden of ontvangen
als u een profiel voor internetoproepen hebt gemaakt.
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > SIP-instellingen > Opties >
Nieuw SIP-profiel en voer de vereiste gegevens in.
Als u het aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen automatisch wilt laten verlopen,
selecteert u Registratie > Altijd aan. Neem voor
de juiste instellingen contact op met uw aanbieder
voor internetoproepen.
2. Selecteer Terug totdat u terug bent in de
hoofdweergave voor het instellen van de
Verbinding.
41
Telefoon
3. Selecteer Internettelefoon > Opties > Nieuw
profiel. Voer een naam in voor het profiel en
selecteer het SIP-profiel dat u zojuist hebt gemaakt.
Als u wilt instellen welk profiel moet worden gebruikt
als u automatisch verbinding maakt met de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Menu > Communic. >
Internettel. > Voorkeursprofiel.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u in de SIP-instellingen
Registratie > Wanneer nodig als u een profiel voor
internetoproepen maakt.
Vraag uw serviceprovider naar de instellingen voor
beveiligde internetoproepen, als u een beveiligde
internetoproep wilt maken. De proxyserver die voor
het profiel voor internetoproepen is geselecteerd,
moet beveiligde internetoproepen ondersteunen.
Beveiligde internetoproepen worden aangeduid met
.
Verbinding maken met de
dienst voor
internetoproepen
Selecteer Menu > Communic. > Internettel..
Als u een internetoproep wilt verzenden of ontvangen,
moet uw apparaat verbinding hebben met een dienst
voor internetoproepen. Als u hebt gekozen voor
automatisch aanmelden, wordt automatisch
verbinding gemaakt met de dienst voor
internetoproepen. Als u zich handmatig aanmeldt bij
de dienst, selecteert u een beschikbaar netwerk in de
lijst en Selecteer.
De lijst met netwerken wordt elke 15 seconden
automatisch vernieuwd. Als u de lijst handmatig wilt
vernieuwen, selecteert u Opties > Vernieuwen.
Gebruik deze optie als uw WLAN-netwerk niet in de lijst
staat.
Als u een dienst voor internetoproepn voor uitgaande
oproepen wilt selecteren als het apparaat verbinding
heeft met meerdere diensten, selecteert u Opties >
Service wijzigen.
Als u nieuwe diensten wilt configureren, selecteert u
Opties > Service configureren. Deze optie wordt
alleen weergegeven als er diensten zijn die nog niet
zijn geconfigureerd.
Als u het netwerk wilt opslaan waarmee u momenteel
verbinding hebt, selecteert u Opties > Netwerk
opslaan. De opgeslagen netwerken worden met een
sterretje gemarkeerd in de lijst met netwerken.
Als u met een verborgen WLAN verbinding wilt maken
met een dienst voor internetoproepen, selecteert u
Opties > Verborgen netwerk gebr..
Als u de verbinding met een dienst voor
internetoproepen wilt verbreken, selecteert u
Opties > Verb. met serv. verbr..
Internetoproepen
verzenden
U kunt een internetoproep verzenden vanuit alle
toepassingen waarmee u een reguliere spraakoproep
42
Telefoon
kunt verzenden. Ga in Contacten bijvoorbeeld naar het
gewenste contact en selecteer Bellen >
Internetoproep.
Als u een internetoproep wilt verzenden vanaf het
startscherm, voert u het SIP-adres in en drukt u op de
beltoets.
Als u internetoproepen wilt instellen als het
voorkeursoproeptype voor uitgaande oproepen,
selecteert u Menu > Communic. > Internettel. >
Opties > Instellingen > Standaardoproeptype >
Internetoproep. Als het apparaat verbinding heeft
met een dienst voor internetoproepen, worden alle
oproepen verzonden als internetoproepen.
Instellingen voor de dienst
voor internetoproepen
Selecteer Opties > Instellingen, ga naar de
instellingen van de gewenste dienst en druk op de
navigatietoets.
Als u zich automatisch wilt aanmelden bij de dienst
voor internetoproepen, selecteert u Login-type >
Automatisch. Als u kiest voor automatisch aanmelden
bij WLAN-netwerken, wordt met enige regelmaat
automatisch gezocht naar WLAN-netwerken. Dit gaat
ten koste van de batterijcapaciteit en -levensduur.
Als u zich handmatig wilt aanmelden bij de dienst voor
internetoproepen, selecteert u Login-type >
Handmatig.
Als u de netwerken die u hebt opgeslagen voor de
dienst voor internetoproepen en de netwerken die
worden gedetecteerd door de dienst voor
internetoproepen wilt weergeven, selecteert u
Opgeslagen verb. netw..
Als u de dienst-specifieke instellingen wilt definiëren,
selecteert u Service-inst. bewerken. Deze optie is
alleen beschikbaar als op het apparaat een plug-in is
geïnstalleerd die specifiek is voor de dienst.
Snelkeuze
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Oproep > Snelkeuze > Aan.
Met de snelkeuzefunctie kunt u een nummer kiezen
door een cijfertoets ingedrukt te houden terwijl het
startscherm in beeld is.
Als u een cijfertoets aan een telefoonnummer wilt
toewijzen, selecteert u Menu > Communic. >
Snelkeuze. Ga naar de cijfertoets (2 - 9) op het scherm
en selecteer Opties > Toewijz.. Selecteer het
gewenste nummer in Contacten.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is
toegewezen, wilt verwijderen, gaat u naar de
snelkeuzetoets en selecteert u Opties >
Verwijderen.
Als u het telefoonnummer dat aan een cijfertoets is
toegewezen, wilt wijzigen, gaat u naar de
snelkeuzetoets en selecteert u Opties > Wijzigen.
43
Telefoon
Oproepen omleiden
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Doorschakelen.
U kunt inkomende oproepen omleiden naar uw
voicemail of naar een ander telefoonnummer. Neem
contact op met uw serviceprovider voor meer
informatie.
Kies of u spraak-, gegevens- of faxoproepen wilt
omleiden en maak een keuze uit de volgende opties:
Alle spraakoproepen, Alle gegevensoproepen,
of Alle faxoproepen — Alle inkomende spraak-,
gegevens- of faxoproepen omleiden.
Indien bezet — Inkomende oproepen omleiden als
u een actief gesprek hebt.
Als niet aangenomen — Inkomende oproepen
omleiden als het apparaat gedurende een bepaalde
periode is overgegaan. Selecteer in de lijst
Wachttijd: hoe lang het apparaat overgaat voordat
de oproep wordt omgeleid.
Indien buiten bereik — Oproepen omleiden
wanneer het apparaat is uitgeschakeld of geen
netwerkbereik heeft.
Als niet beschikbaar — De laatste drie instellingen
tegelijk activeren. Met deze optie worden oproepen
omgeleid als het apparaat bezet is, niet wordt
beantwoord of buiten bereik van een netwerk is.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar uw voicemail,
selecteert u een oproeptype en een doorschakeloptie
en selecteert u vervolgens Opties > Activeren >
Naar voicemailbox.
Als u oproepen wilt doorschakelen naar een ander
telefoonnummer, selecteert u een oproeptype en een
doorschakeloptie en selecteert u vervolgens Opties >
Activeren > Naar ander nummer. Voer in het veld
Nummer: een nummer in of selecteer Zoeken om een
nummer op te halen dat is opgeslagen in
Contactpersonen.
Als u de huidige status voor het omleiden van oproepen
wilt controleren, gaat u naar de omleidoptie en
selecteert u Opties > Controleer status.
Als u het omleiden van oproepen wilt beëindigen, gaat
u naar de omleidoptie en selecteert u Opties >
Annuleer.
Oproepen blokkeren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Blokkeren.
U kunt de oproepen blokkeren die met het apparaat
kunnen worden uitgevoerd of ontvangen
(netwerkdienst). Als u de instellingen wilt wijzigen,
moet u beschikken over het blokkeerwachtwoord van
de serviceprovider. Het blokkeren van oproepen heeft
invloed op alle oproepen.
De functies voor het blokkeren en doorschakelen van
oproepen kunnen niet tegelijkertijd actief zijn.
Wanneer oproepen zijn geblokkeerd, kunt u mogelijk
nog wel officiële alarmnummers kiezen.
Als u oproepen wilt blokkeren, selecteert u
Sprkoproepen blokkeren en maakt u een keuze uit
de volgende opties:
44
Telefoon
Uitgaande oproepenSpraakoproepen met het
apparaat voorkomen.
Inkomende oproepen — Inkomende oproepen
voorkomen.
Internation. oproepen — Oproepen naar het
buitenland voorkomen.
Ink. opr. in buitenland — Oproepen voorkomen
wanneer u zich in het buitenland bevindt.
Int. opr. niet nr vaderl. — Oproepen naar het
buitenland blokkeren maar oproepen naar uw eigen
land toestaan.
Als u de status van oproepblokkeringen wilt
controleren, selecteert u de blokkeeroptie en Opties >
Controleer status.
Als u alle spraakoproepen wilt blokkeren, selecteert u
een blokkeeroptie en selecteert u Opties > Alle
blokk. annul..
Als u het wachtwoord voor het blokkeren van spraak-,
fax- en gegevensoproepen wilt wijzigen, selecteert u
Sprkoproepen blokkeren > Opties > Blokk.
wachtw. wijz.. Voer het huidige wachtwoord in en
voer vervolgens tweemaal het nieuwe wachtwoord in.
Het blokkeerwachtwoord moet uit vier cijfers bestaan.
Neem contact op met uw serviceprovider voor meer
informatie.
Internetoproepen
blokkeren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Blokkeren > Internetopr. blokkeren.
Als u internetoproepen van anonieme bellers wilt
weigeren, selecteert u Anonieme oprpn blokkrn >
Aan.
DTMF-tonen
verzenden
U kunt DTMF-tonen (Dual Tone Multi-Frequency)
verzenden tijdens een actieve oproep om de
voicemailbox of andere telefoondiensten te besturen.
Een DTMF-toonreeks verzenden
1. Plaats een oproep en wacht totdat deze wordt
beantwoord.
2. Selecteer Opties > DTMF verzenden.
3. Voer de DTMF-toonreeks in of selecteer een vooraf
gedefinieerde toonreeks.
Een DTMF-toonreeks aan een contactkaart
koppelen
1. Selecteer Menu > Communic. > Contacten.
Open een contact en selecteer Opties >
Bewerken > Opties > Detail toevoegen >
DTMF.
2. Voer de toonreeks in. Als u een onderbreking van
circa 2 seconden tussen de tonen wilt invoegen,
voert u een p in. Als u het apparaat zodanig wilt
instellen dat de DTMF-tonen pas worden verzonden
nadat u tijdens een oproep DTMF verzenden hebt
geselecteerd, voert u een w in.
3. Selecteer Gereed.
45
Telefoon
Voicemail
Selecteer Menu > Communic. > Opr.mailbox.
Wanneer u de voicemailtoepassing voor het eerst
opent, wordt u gevraagd om het nummer van de
voicemail in te voeren.
Als u de voicemail wilt bellen, selecteert u Opties >
Voicemailbox bellen.
Als u internetoproepen in uw apparaat heeft
geconfigureerd, en een mailbox heeft voor
internetoproepen, dan selecteert u Mlbx vr
intrnetoprpn > Opties > Mlbx intrnetopr. bell. om
deze te bellen.
Als u vanaf het startscherm de voicemail wilt bellen,
houdt u 1 ingedrukt of drukt u op 1 en vervolgens op
de beltoets. Als u een mailbox voor internetoproepen
heeft gedefinieerd, dan selecteert u of u uw voicemail
of uw mailbox voor internetoproepen wilt bellen.
Als u het nummer voor de voicemail wilt wijzigen,
selecteert u de mailbox en Opties > Nummer
wijzigen.
Als u het mailboxadres voor internetoproepen wilt
wijzigen, selecteert u de mailbox en Opties > Adres
wijzigen.
Gesproken hulp
Selecteer Menu > Instrumenten > Gespr. hulp.
De toepassing voor gesproken hulp leest de tekst op
het scherm hardop voor, zodat u de basisfuncties van
het apparaat kunt gebruiken zonder op het scherm te
kijken.
Als u de items in uw lijst met contacten wilt beluisteren,
selecteert u Contacten. Gebruik deze optie niet als u
meer dan 500 contacten hebt.
Als u informatie over gemiste en ontvangen oproepen,
gekozen nummers en herhaalde oproepen wilt
beluisteren, selecteert u Rcnte oproepen.
Als u uw voicemail wilt beluisteren, selecteert u
Voicemailbox.
Als u een telefoonnummer wilt kiezen, selecteert u
Bellen.
Als u een oproep wilt doen met behulp van
spraakopdrachten, selecteert u Sprkopdrachten.
Als u wilt dat ontvangen berichten worden
voorgelezen, selecteert u Berichtlezer.
Als u de huidige tijd wilt horen, selecteert u Klok. Als u
de huidige datum wilt horen, navigeert u omlaag.
Als de toepassing Gesproken hulp geopend is terwijl
een agenda-alarm moet worden gegeven, wordt de
inhoud van het alarm voorgelezen.
Als u meer opties wilt horen, selecteert u Opties.
Spraakopdrachten
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraakopdr..
U kunt spraakopdrachten gebruiken voor het plaatsen
van oproepen en het openen van toepassingen,
profielen en andere functies van het apparaat.
46
Telefoon
Het apparaat maakt een spraaklabel voor de items in
Contacten en voor de functies die in de toepassing
Spraakopdrachten zijn ingesteld. Wanneer een
spraaklabel wordt uitgesproken, vergelijkt het
apparaat de gesproken woorden met de spraaklabels
in het apparaat. Spraakopdrachten zijn niet afhankelijk
van de stem van de spreker. De spraakherkenning van
het apparaat past zich echter wel aan de stem van de
hoofdgebruiker aan om spraakopdrachten beter te
herkennen.
Een oproep plaatsen
Een spraaklabel voor een contact is de naam of bijnaam
die opgeslagen is bij het contact in Contacten.
Opmerking: Het gebruik van spraaklabels kan
moeilijkheden opleveren in een drukke omgeving of
tijdens een noodgeval. Voorkom dus onder alle
omstandigheden dat u uitsluitend van spraaklabels
afhankelijk bent.
Als u een spraaklabel wilt beluisteren, opent u een
contact en selecteert u Opties > Sprklabel
afspelen.
1. Houd de spraaktoets ingedrukt als u met behulp
van een spraakopdracht wilt bellen.
2. Als u de toon hoort of het sein op het scherm
verschijnt, spreekt u duidelijk de naam in die is
opgeslagen bij een contact.
3. Het apparaat speelt een gesynthetiseerde
spraaklabel af voor het contact dat herkend is in de
geselecteerde taal van het apparaat, en geeft de
naam en het nummer weer. Na een stilte van 1,5
seconde draait het apparaat het nummer. Als het
contact niet goed herkend was, selecteert u
Volgende om een lijst te zien van andere contacten
die overeenkomen of Stoppen om de oproep te
beëindigen.
Als er verschillende nummers bij het contact
opgeslagen zijn, zal het apparaat het
standaardnummer kiezen, als dat is ingesteld.
Anders selecteert het apparaat het eerste
beschikbare nummer in de volgende velden:
Mobiel, Mobiel (thuis), Mobiel (werk), Telefoon,
Telefoon (thuis) en Tel. (werk).
Een toepassing starten
Het apparaat maakt spraaklabels voor de toepassingen
die zijn ingesteld in de toepassing Spraakopdrachten.
Als u een toepassing wilt starten met een
spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en
spreekt u de naam van de toepassing duidelijk uit. Als
de herkende toepassing niet correct is, selecteert u
Volgende om een lijst met andere overeenkomsten
weer te geven of Stoppen om te annuleren.
Als u meer toepassingen wilt toevoegen aan de lijst,
selecteert u Opties > Nieuwe toepassing.
Als u de spraakopdracht van een toepassing wilt
wijzigen, selecteert u Opties > Opdracht wijzigen en
voert u de nieuwe opdracht in.
47
Telefoon
Profielen wijzigen
Het apparaat maakt voor elk profiel een spraaklabel.
Als u een profiel wilt inschakelen met een
spraakopdracht, houdt u de spraaktoets ingedrukt en
spreekt u de naam van het profiel uit.
Als u de spraakopdracht wilt wijzigen, selecteert u
Profielen > Opties > Opdracht wijzigen.
Instellingen voor
spraakopdrachten
Als u de synthesizer wilt uitschakelen die in de taal van
het geselecteerde apparaat herkende
spraakopdrachten afspeelt, selecteert u Opties >
Instellingen > Synthesizer > Uit.
Als u het leren van stemherkenning opnieuw wilt
instellen wanneer de hoofdgebruiker van het apparaat
is gewijzigd, selecteert u Spraakaanp. verwijderen.
PTT (Push to Talk)
Selecteer Menu > Communic. > P2T.
PTT (Push to Talk; netwerkdienst) maakt met een druk
op de knop rechtstreekse spraakcommunicatie
mogelijk. Met PTT kunt u uw apparaat als portofoon
gebruiken.
U kunt met PTT een gesprek voeren met één persoon
of met een groep, of u kunt zich aanmelden bij een
kanaal. Een kanaal is vergelijkbaar met een chatruimte:
u kunt bij het kanaal inbellen om te zien of er iemand
online is. Inbellen bij het kanaal resulteert niet in een
melding aan andere deelnemers. Deelnemers bellen
gewoon bij het kanaal in en beginnen met elkaar te
praten.
Bij PTT-communicatie spreekt één persoon terwijl de
anderen luisteren via de ingebouwde luidspreker.
Deelnemers kunnen om de beurt op elkaar reageren.
Omdat er slechts één deelnemer tegelijk aan het woord
kan zijn, is de maximale spreektijd beperkt. Neem
contact op met uw serviceprovider voor informatie
over de lengte van de spreektijd in uw netwerk.
P2T-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en
Gebruikersinstellingen om uw voorkeuren voor P2T
op te geven of Verbindingsinstellingen om de
verbindingsgegevens te wijzigen. Neem contact op
met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Tip: Het is ook mogelijk dat u de instellingen
ontvangt in een speciaal SMS-bericht van de
provider van de P2T-dienst.
Aanmelden bij de P2T-dienst
Als u in Toepassing starten de optie
Gebruikersinstellingen hebt ingeschakeld, wordt
automatisch verbinding gemaakt met de dienst
wanneer P2T wordt gestart. Als u dit niet hebt gedaan,
moet u zich handmatig aanmelden.
Als u zich handmatig bij de P2T-dienst wilt aanmelden,
selecteert u Opties > Aanmelden bij P2T.
48
Telefoon
Wanneer de instelling Beltoontype van het apparaat
is ingesteld op Eén piep of Stil, of wanneer er een
oproep actief is, kunt u geen P2T-oproepen plaatsen of
ontvangen.
Een P2T-oproep plaatsen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt,
aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een P2T-oproep wilt plaatsen, selecteert u
Opties > Contacten. Vervolgens selecteert u een of
meer contacten in de lijst en drukt u op de spraaktoets.
Tijdens de oproep moet u het apparaat voor u houden
zodat u het scherm kunt zien. Op het scherm kunt u
zien wanneer u aan de beurt bent om te spreken.
Spreek in de richting van de microfoon en bedek de
luidspreker niet met uw handen. Houd de spraaktoets
ingedrukt zolang u aan het woord bent. Als u bent
uitgesproken, laat u de toets los.
Druk op de eindetoets om de P2T-oproep te
beëindigen.
Wanneer u een P2T-oproep ontvangt, drukt u op de
beltoets om de oproep te beantwoorden of op de
eindetoets om de oproep te weigeren.
Geplaatste P2T-oproepen
Selecteer Opties > P2T-logboek > Gemaakte P2T
en een oproep.
Als u een P2T-oproep aan een contact wilt plaatsen,
selecteert u Opties > 1-op-1 praten.
Als u een contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzenden.
Als u een contact wilt maken, selecteert u Opties >
Opslaan in Contacten.
P2T-contacten beheren
Als u contacten wilt weergeven, toevoegen, wijzigen,
verwijderen of oproepen, selecteert u Opties >
Contacten. Er wordt een lijst met namen weergeven
uit de toepassing Contacten met gegevens over de
aanmeldstatus.
Als u een geselecteerd contact wilt oproepen,
selecteert u Opties > 1-op-1 praten.
Als u een groepsoproep wilt plaatsen, selecteert u
meerdere contacten en vervolgens Opties > Praten
met meerdere.
Als u het contact wilt vragen u te bellen, selecteert u
Opties > Terugbelverz. verzenden.
Als u een terugbelverzoek wilt beantwoorden,
selecteert u Tonen om het terugbelverzoek te openen.
Als u een P2T-oproep aan de afzender wilt plaatsen,
drukt u op de spraaktoets.
Een P2T-kanaal maken
Als u een kanaal wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuw kanaal > Nieuw maken.
49
Telefoon
Selecteer het kanaal waarbij u zich wilt aanmelden en
druk op de spraaktoets.
Als u een gebruiker wilt uitnodigen bij een kanaal,
selecteert u Opties > Uitnodiging verzenden.
Als u de actieve deelnemers aan het kanaal wilt
weergeven, selecteert u Opties > Actieve leden.
Wanneer u zich aanmeldt bij P2T (Push to Talk), wordt
u automatisch verbonden met de kanalen die de
laatste keer dat de toepassing werd gesloten, actief
waren.
P2T afsluiten
Als u P2T wilt afsluiten, selecteert u Opties >
Afsluiten. Selecteer Ja om u af te melden en de dienst
te sluiten. Druk op Nee als u de toepassing op de
achtergrond actief wilt houden.
Logboek
Selecteer Menu > Logboek.
In het logboek kunt u informatie bekijken over de
communicatiegeschiedenis van het apparaat. Gemiste
en ontvangen oproepen worden alleen geregistreerd
als het netwerk deze functies ondersteunt, het
apparaat aan staat en zich binnen het bereik van de
netwerkdienst bevindt.
Oproep- en
gegevensregisters
Als u onlangs gemiste, ontvangen en gekozen
oproepen wilt weergeven, selecteert u Recente opr..
Tip: Als u Gebelde nrs. vanaf het startscherm
wilt openen, drukt u op de beltoets.
Als u bij benadering de duur van oproepen naar en van
uw apparaat wilt weergeven, selecteert u Duur
oproep.
Als u de hoeveelheid gegevens wilt weergeven die
tijdens packet-gegevensverbindingen worden
overgedragen, selecteert u Packet-ggvns.
Alle communicatie
controleren
Open het algemene tabblad Logboek om alle
spraakoproepen, SMS-berichten of
gegevensverbindingen die het apparaat geregistreerd
heeft, te bekijken.
Wilt u gedetailleerde informatie over een
communicatiegebeurtenis, dan bladert u ernaartoe en
drukt u op de navigatietoets.
Tip: Ondergeschikte gebeurtenissen, zoals een
SMS dat in meerdere delen verzonden is, of
packet-gegevensverbindingen, worden als één
communicatiegebeurtenis aangegeven.
Verbindingen met de mailbox, het multimedia-
berichtencentrum of webpagina's worden
50
Telefoon
weergegeven als packet-
gegevensverbindingen.
Selecteer Opties > Opslaan in Contacten als u het
telefoonnummer uit een communicatiegebeurtenis
aan Contacten wilt toevoegen, en selecteer het om een
nieuwe contact te maken of om het telefoonnummer
toe te voegen aan een bestaande contact.
Selecteer Opties > Nummer gebruiken >
Kopiëren als u het nummer wilt kopiëren,
bijvoorbeeld om het in een SMS te plakken.
Selecteer Opties > Filter om één type
communicatiegebeurtenis of alle
communicatiegebeurtenissen met een andere partij te
bekijken, en selecteer het gewenste filter.
Selecteer Opties > Logboek wissen om de inhoud
van het logboek, recente oproepgegevens en
afleveringsrapporten van berichten permanent te
verwijderen.
Bellen en berichten
verzenden vanuit het
logboek
Als u een beller wilt terugbellen, selecteert u Recente
opr. en opent u Gemiste opr., Ontvangen opr. of
Gebelde nrs.. Selecteer de beller en Opties >
Bellen.
Als u een beller wilt antwoorden met een bericht,
selecteert u Recente opr. en opent u Gemiste opr.,
Ontvangen opr. of Gebelde nrs.. Selecteer de beller
en selecteer Opties > Ber. opstellen. U kunt
tekstberichten en multimediaberichten verzenden.
Logboekinstellingen
Als u wilt instellen hoe lang
communicatiegebeurtenissen in het logboek moeten
worden bewaard, selecteert u Opties >
Instellingen > Duur vermelding log en de tijd. Als u
Geen logboek selecteert, wordt de volledige inhoud
van het logboek permanent verwijderd.
51
Telefoon
Berichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
In Berichten (netwerkdienst) kunt u SMS-berichten,
multimediaberichten, audioberichten en e-
mailberichten verzenden en ontvangen. U kunt ook
webdienstberichten, infodienstberichten en speciale
berichten met gegevens ontvangen en
dienstopdrachten verzenden.
Voordat u berichten kunt verzenden of ontvangen,
moet u wellicht het volgende doen:
Een geldige SIM-kaart in het apparaat plaatsen en
controleren of het apparaat zich binnen het bereik
van een netwerk bevindt.
Controleren of het netwerk de berichtfuncties
ondersteunt die u wilt gebruiken en of deze zijn
geactiveerd op de SIM-kaart.
Het internettoegangspunt definiëren in het
apparaat.
Zie 'Internettoegangspunten', p. 78.
Instellingen voor de e-mailaccount definiëren in het
apparaat.
Zie 'Instellingen e-mailaccount', p. 70.
De SMS-instellingen definiëren in het apparaat.
Zie
'Instellingen voor SMS-berichten', p. 69.
De MMS-instellingen definiëren in het apparaat.
Zie
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 69.
Het is mogelijk dat het apparaat de serviceprovider van
de SIM-kaart herkent en sommige berichtinstellingen
automatisch configureert. Als dat niet gebeurt, moet u
deze instellingen handmatig definiëren of contact
opnemen met uw serviceprovider voor het
configureren van de instellingen.
Berichtenmappen
Berichten en gegevens die via een Bluetooth-
verbinding worden ontvangen, worden opgeslagen in
de map Inbox. E-mailberichten worden opgeslagen in
Mailbox. Berichten die u hebt opgesteld, kunnen
worden opgeslagen in de map Ontwerpen. Berichten
die nog moeten worden verzonden, worden
opgeslagen in de map Outbox en berichten die al zijn
verzonden, met uitzondering van Bluetooth-berichten,
worden opgeslagen in de map Verzonden.
Tip: Berichten worden in de Outbox geplaatst,
bijvoorbeeld als uw apparaat geen
netwerkbereik heeft. U kunt ook instellen dat e-
mailberichten moeten worden verstuurd zodra
er weer verbinding is met de externe mailbox.
Opmerking: Als het pictogram of de tekst Bericht
verzonden op het beeldscherm van het apparaat
verschijnt, betekent dit niet dat het bericht op de
bedoelde bestemming is aangekomen.
52
Berichten
Als u bij het netwerk een afleveringsrapport wilt
aanvragen voor de tekstberichten en MMS-berichten
die u hebt verzonden (netwerkdienst), selecteert u
Opties > Instellingen > SMS of
Multimediabericht > Rapport ontvangen. De
rapporten worden opgeslagen in de map Rapporten.
Berichten indelen
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u Mijn
mappen > Opties > Nieuwe map.
Als u de naam van een map wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Naam map wijzigen. Alleen de naam van
mappen die u zelf hebt gemaakt kunt u wijzigen.
Als u een bericht naar een andere map wilt verplaatsen
selecteeert u het bericht, Opties > Verplaats naar
map, de map en OK.
Als u berichten in een bepaalde volgorde wilt sorteren,
selecteert u Opties > Sorteren op. U kunt de
berichten sorteren op Datum, Afzender, Onderwerp
of Berichttype.
Als u de eigenschappen van een bericht wilt
weergeven, selecteert u het bericht en Opties >
Berichtgegevens.
Berichtenlezer
De berichtenlezer leest ontvangen tekst- en
multimediaberichten hardop voor.
Als u een bericht wilt afspelen, houdt u de
linkerselectietoets ingedrukt wanneer u een
tekstbericht ontvangt.
Als u het volgende bericht in de Inbox wilt horen, gaat
u omlaag. Als u het bericht nogmaals wilt horen, gaat
u omhoog. Ga aan het begin van het bericht omhoog
als u het vorige bericht wilt horen.
U kunt het voorlezen onderbreken door de
linkerselectietoets kort in te drukken. U kunt doorgaan
door de linkerselectietoets nogmaals kort in te
drukken.
Als u het voorlezen wilt beëindigen, drukt u op de
eindtoets.
Spraak
Selecteer Menu > Instrumenten > Spraak.
Met Spraak kunt u de taal, stem en stemeigenschappen
voor de berichtenlezer instellen.
De stemeigenschappen
bewerken
Als u de taal voor de berichtenlezer wilt instellen,
selecteert u Taal. Als u aanvullende talen op uw
apparaat wilt downloaden, ga dan naar de Nokia-
website of gebruik de toepassing Downloaden!
Als u de stem wilt instellen, selecteert u Stem. De stem
is taalafhankelijk.
53
Berichten
Als u de spreeksnelheid wilt instellen, selecteert u
Spraakinstellingen > Snelheid.
Als u het spreekvolume wilt instellen, selecteert u
Spraakinstellingen > Volume.
Als u een stem wilt beluisteren, opent u het
spraaktabblad, selecteert u de gewenste stem en kiest
u Opties > Spraak afspelen.
E-mailberichten
Selecteer Menu > Berichten > Mailbox.
Om e-mail te kunnen ontvangen en verzenden, moet u
beschikken over een externe mailbox. Deze dienst kan
worden geleverd door een internetprovider,
netwerkoperator of uw bedrijf. Uw apparaat voldoet
aan de internetstandaarden SMTP, IMAP4 (revisie 1) en
POP3, en aan verschillende leverancier-specifieke e-
mailoplossingen. Andere e-mailproviders bieden
mogelijk diensten met andere instellingen of functies
dan in deze gebruikershandleiding worden
beschreven. Neem contact op met uw serviceprovider
en e-mailprovider voor meer informatie.
U kunt mogelijk de volgende e-mails op uw apparaat
installeren:
Gewone POP- of IMAP-e-mail. U moet verbinding
maken met de mailbox en de e-mails naar uw
apparaat downloaden voordat u ze kunt lezen.
Nokia Email. Nokia Email wordt gebruikt met
verschillende e-mailproviders via het internet, zoals
de e-maildiensten van Google. De dienst Nokia Email
stuurt nieuwe e-mailberichten door naar uw
apparaat, zolang de toepassing Nokia Email actief
is.
Mail for Exchange. Mail for Exchange wordt meestal
gebruikt voor het binnenhalen van zakelijke e-
mailberichten. De IT-afdeling van uw bedrijf kan
nadere instructies geven over hoe Mail for Exchange
op de e-mailservers van het bedrijf moet worden
geïnstalleerd en hoe het wordt gebruikt.
Er kunnen andere e-mailoplossingen beschikbaar zijn.
Als u meerdere mailboxen gedefinieerd hebt,
bijvoorbeeld POP- of IMAP-e-mail en Mail for Exchange,
selecteert u één daarvan als standaardmailbox. Die
mailbox wordt dan altijd gebruikt als u een nieuw e-
mailbericht opstelt.
Selecteer Opties > Instellingen > E-mail >
Standaardmailbox en volgens een mailbox om een
standaardmailbox in Berichten te definiëren.
Nokia E-mail
De dienst Nokia E-mail stuurt automatisch e-
mailberichten door vanaf uw bestaande e-mailadres
naar uw Nokia E63. U kunt e-mails lezen,
beantwoorden en ordenen terwijl u onderweg bent. De
dienst Nokia E-mail werkt met een aantal e-
mailproviders via internet die vaak worden gebruikt
voor persoonlijke e-mails, zoals de e-maildiensten van
Google.
De dienst Nokia E-mail is mogelijk niet in alle landen
beschikbaar.
54
Berichten
Zo installeert u de toepassing Nokia E-mail:
1. Blader vanuit het startscherm naar de E-mailwizard
en druk op de navigatietoets.
2. Selecteer E-mail inst. starten.
3. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Starten.
4. Selecteer Ja om het apparaat toegang tot het
netwerk te geven.
5. Selecteer Nokia E-mail.
6. Selecteer Ja om de toepassing Nokia E-mail te
installeren.
7. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Doorgaan.
Na het installeren van de toepassing Nokia E-mail kunt
u de dienst instellen.
Zo stelt u de dienst Nokia E-mail in:
1. Selecteer Ja om het apparaat toegang tot het
netwerk te geven.
2. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Starten.
3. Voer uw e-mailadres en wachtwoord in en selecteer
Volgende.
4. Voer het telefoonnummer in de internationale
notatiewijze in en selecteer OK.
5. Lees de gebruiksvoorwaarden en selecteer
Accept..
6. Selecteer OK om het instellen van de e-mail af te
sluiten. De toepassing Nokia E-mail opent en
synchroniseert de e-mails van uw eigen e-
mailadres met uw apparaat.
U kunt de dienst Nokia E-mail zelfs op uw apparaat
activeren als u andere e-mailtoepassingen hebt
geïnstalleerd, zoals Mail for Exchange. Alleen als u
Nokia Intellisync Mobile Suite gebruikt, moet dit
verwijderd worden voordat u de dienst Nokia E-mail
kunt gebruiken.
Mail for Exchange
Met Mail for Exchange kunt u uw zakelijke e-
mailberichten ontvangen op uw Nokia E63. U kunt e-
mails lezen en beantwoorden, bijlagen bekijken en
bewerken, agendapunten bekijken,
vergaderverzoeken ontvangen en beantwoorden,
vergaderingen plannen, en contactinformatie
bekijken, toevoegen en bewerken. U kunt Mail for
Exchange alleen instellen als uw bedrijf werkt met
Microsoft Exchange Server. Bovendien moet de IT-
beheerder van het bedrijf Mail for Exchange voor uw
account geactiveerd hebben.
Voordat u Mail for Exchange installeert, moet u
controleren of u het volgende hebt:
een zakelijke e-mail-ID;
uw gebruikersnaam op het bedrijfsnetwerk;
uw wachtwoord op het bedrijfsnetwerk;
de domeinnaam van het netwerk (raadpleeg de IT-
afdeling van uw bedrijf);
de servernaam van Mail for Exchange (raadpleeg de
IT-afdeling van uw bedrijf).
Afhankelijk van de instellingen van Mail for Exchange
op de bedrijfsserver moet u mogelijk nog andere
informatie invoeren. Als u niet beschikt over de juiste
55
Berichten
informatie, moet u contact opnemen met de IT-
afdeling van uw bedrijf.
Het gebruik van een blokkeercode kan bij Mail for
Exchange verplicht zijn. De standaardblokkeercode van
Nokia E63 is 12345, maar het is ook mogelijk dat de IT-
beheerder van het bedrijf een andere code heeft
ingesteld.
Tijdens de installatie van Mail for Exchange kunnen
verschillende pop-ups met informatie over uw bedrijf
worden getoond. Lees de pop-ups en selecteer
Doorgaan, OK, Volgende of Ja om door te gaan.
Zo installeert u Mail for Exchange:
1. Blader vanuit het startscherm naar de E-mailwizard
en druk op de navigatietoets.
2. Selecteer E-mail inst. starten.
3. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Starten.
4. Selecteer Ja om het apparaat toegang tot het
netwerk te geven.
5. Voer uw e-mailadres in en selecteer OK.
6. Voer uw wachtwoord in en selecteer OK.
7. Voer uw gebruikersnaam in en selecteer OK.
8. Selecteer Mail for Exchange.
9. Voer de domeinnaam van het netwerk in en
selecteer OK.
10. Voer de servernaam van Mail for Exchange in en
selecteer OK.
11. Selecteer Ja om de toepassing Mail for Exchange op
het apparaat te installeren.
Na de installatie kunt u een Mail for Exchange-profiel
maken door de instellingen te wijzigen. Dit profiel kan
ook automatisch gemaakt worden, afhankelijk van uw
bedrijf.
Gewone POP- of IMAP-e-mail
U kunt met het apparaat e-mails van een POP- of een
IMAP-e-mailaccount downloaden.
POP3 is een versie van het e-mailprotocol dat wordt
gebruikt om e-mail- of internetmailberichten van een
server op te halen en op te slaan. IMAP4 is een versie
van het toegangsprotocol voor internetberichten
waarmee u e-mailberichten kunt bekijken en beheren
terwijl ze nog op de e-mailserver staan. U kunt er
vervolgens voor kiezen welke berichten u naar het
apparaat wilt downloaden.
POP- of IMAP-e-mail instellen
1. Blader vanaf het startscherm naar de e-mailwizard
en druk op de navigatietoets.
2. Selecteer E-mail inst. starten.
3. Lees de informatie op het scherm en selecteer
Starten.
4. Selecteer Ja om het apparaat toegang tot het
netwerk te geven.
5. Selecteer E-mail.
6. Voer uw e-mailadres in en selecteer OK.
7. Voer uw wachtwoord in en selecteer OK.
56
Berichten
8. Indien nodig selecteert u een
internettoegangspunt dat wordt gebruikt voor het
verbinden met uw POP- of IMAP-e-mailaccount.
9. Lees de informatie op het scherm en selecteer OK
om het instellen van de e-mail af te sluiten. De naam
van de nieuwe mailbox vervangt Mailbox in de
hoofdweergave Berichten.
Tip: Selecteer in de hoofdweergave Berichten
Opties > Instellingen > E-mail nadat u een
POP- of IMAP-e-mailaccount hebt gemaakt en
vervolgens de mailbox om de instellingen te
bewerken, bijvoorbeeld om een handtekening
toe te voegen of om de naam van de mailbox te
wijzigen.
Verbinding maken met een externe
mailbox
E-mail die aan u is geadresseerd, wordt automatisch
ontvangen door uw externe mailbox en niet door het
apparaat. Als u uw e-mailberichten wilt lezen, moet u
eerst verbinding maken met de externe mailbox en
vervolgens de e-mailberichten selecteren die u wilt
ophalen met uw apparaat.
1. Als u ontvangen berichten wilt ophalen met uw
apparaat en deze wilt bekijken, selecteert u uw
mailbox in de hoofdweergave van Berichten. Zodra
de vraag Verbinden met mailbox? verschijnt,
selecteert u Ja.
2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in, als dit
gevraagd wordt.
3. Selecteer Opties > E-mail ophalen > Nieuw om
nieuwe berichten op te halen die u nog niet eerder
hebt gelezen of opgehaald, Geselecteerd om
alleen berichten op te halen die u in de externe
mailbox hebt geselecteerd of Alle om alle berichten
op te halen die u nog niet eerder hebt opgehaald.
4. Als u uw e-mailberichten offline wilt beheren om
de kosten van de verbinding te beperken en te
werken in omstandigheden waarin geen
gegevensverbinding mogelijk is, selecteert u
Opties > Verbind. verbreken om de verbinding
met de externe mailbox te beëindigen. Wijzigingen
die u offline aanbrengt in mappen in de externe
mailbox, worden pas doorgevoerd wanneer u de
volgende keer verbinding maakt met uw mailbox
en gegevens synchroniseert.
E-mailberichten lezen en
beantwoorden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen
van berichten. Berichten kunnen schadelijke software
bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het
apparaat of de pc.
Als u een ontvangen e-mailbericht wilt lezen, opent u
het bericht in de mailbox.
Als u een bijlage wilt openen, selecteert u Opties >
Bijlagen.
Als u alleen de afzender van een e-mailbericht wilt
antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Afzender.
Als u alle geadresseerden van een e-mailbericht wilt
antwoorden, selecteert u Opties > Antwoorden >
Allen.
57
Berichten
Tip: Als u een e-mailbericht wilt verzenden dat
bestanden als bijlage bevat, worden de bijlagen
niet in het antwoord opgenomen. Als u het
ontvangen e-mailbericht doorstuurt, worden de
bijlagen wel opgenomen.
Als u een e-mailbericht wilt doorsturen, selecteert u
Opties > Doorsturen.
Als u een bestand als bijlage wilt toevoegen aan een e-
mailbericht, selecteert u Opties > Invoegen en de
bijlage die u wilt toevoegen.
Als u een bijlage wilt verwijderen uit een e-mailbericht
dat u verstuurt, selecteert u de bijlage en Opties >
Verwijderen.
Als u de prioriteit van een bericht wilt instellen,
selecteert u Opties > Zendopties > Prioriteit.
Als u de tijd wilt instellen waarop het e-mailbericht
wordt verzonden, selecteert u Opties >
Zendopties > Bericht zenden. Selecteer Meteen, of
selecteer Bij besch. verb. als u offline werkt.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt bellen, als
de afzender in Contacten staat, selecteert u Opties >
Bellen.
Als u de afzender van het e-mailbericht wilt
antwoorden met een audiobericht of een
multimediabericht, selecteert u Opties > Bericht
maken.
E-mailberichten opstellen en
verzenden
1. Als u een e-mailbericht wilt schrijven, selecteert u
Nieuw bericht > E-mail.
2. Selecteer Opties > Ontvngr toevoegen om de e-
mailadressen van de ontvanger in Contacten te
selecteren, of typ de e-mailadressen in het veld
Naar. Gebruik een puntkomma om e-mailadressen
te scheiden. Gebruik het veld Cc om een kopie naar
andere geadresseerden te verzenden, of het veld
Bcc om Bcc-ontvangers op te geven (de ontvangers
kunnen elkaars e-mailadres dan niet zien).
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp
in voor het e-mailbericht.
4. Typ uw e-mailbericht in het tekstgebied en
selecteer Opties > Verzenden.
Berichten verwijderen
Als u geheugenruimte op uw apparaat wilt vrijmaken,
moet u regelmatig berichten uit de mappen Inbox en
Verzenden, evenals opgehaalde e-mailberichten
verwijderen.
Als u e-mailberichten alleen van het apparaat wilt
verwijderen en het origineel op de server wilt laten
staan, selecteert u Opties > Verwijderen > Telef.
(kop behouden).
Als u e-mailberichten zowel van het apparaat als van
de externe server wilt verwijderen, selecteert u
Opties > Verwijderen > Telefoon en server.
Als u het verwijderen wilt annuleren, selecteert u
Opties > Verwijd. onged. mkn.
Submappen in externe e-mail
Als u submappen maakt in uw IMAP4-mailboxen op een
externe server, kunt u deze mappen met uw apparaat
weergeven en beheren als u er een abonnement op
58
Berichten
hebt. U kunt alleen op mappen in uw IMAP4-mailboxen
een abonnement nemen.
Als u mappen in uw IMAP4-mailbox wilt weergeven,
brengt u een verbinding tot stand en selecteert u
Opties > E-mailinstellingen > Inst. voor
ophalen > Mapabonnementen.
Als u een externe map wilt weergeven, selecteert u een
map en Opties > Abonneren. De mappen waarop u
bent geabonneerd, worden elke keer wanneer u
verbinding maakt, bijgewerkt. Als de mappen groot
zijn, kan dit even duren.
Als u de lijst met mappen wilt bijwerken, selecteert u
een map en Opties > Mappenlijst bijwrkn.
SMS-berichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
SMS-berichten schrijven en
verzenden
Het apparaat ondersteunt tekstberichten die langer
zijn dan de limiet voor één bericht. Langere berichten
worden verzonden als twee of meer berichten. Uw
serviceprovider kan hiervoor de desbetreffende kosten
in rekening brengen. Tekens met accenten of andere
symbolen en tekens in sommige taalopties nemen
meer ruimte in beslag, waardoor het aantal tekens dat
in één bericht kan worden verzonden, wordt beperkt.
1. Als u een SMS-bericht wilt schrijven, selecteert u
Nieuw bericht > SMS.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u
meer dan één nummer invoert, moet u de nummers
scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst van het bericht in. Als u een sjabloon
wilt gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Verzendopties voor SMS-
berichten
Als u een berichtencentrale wilt kiezen voor het
verzenden van het bericht, selecteert u Opties >
Zendopties > Ber.centrale in gebr..
Als u wilt dat het netwerk u afleveringsrapporten voor
uw berichten stuurt (netwerkdienst), selecteert u
Opties > Zendopties > Rapport ontvangen > Ja.
Als u wilt instellen hoe lang de berichtencentrale blijft
proberen uw bericht te verzenden (netwerkdienst) als
de eerste poging is mislukt, selecteert u Opties >
Zendopties > Geldigheid bericht. Als de ontvanger
niet kan worden bereikt binnen de gestelde periode,
wordt het bericht uit de berichtencentrale verwijderd.
Als u het bericht naar een andere indeling wilt
converteren, selecteert u Opties > Zendopties >
Ber. verzonden als > Tekst, Fax,
Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie alleen
als u zeker weet dat de berichtencentrale SMS-
berichten kan converteren naar deze andere
indelingen. Neem contact op met uw serviceprovider.
59
Berichten
SMS-berichten op de SIM-
kaart
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > SIM-berichten.
U kunt SMS-berichten op de SIM-kaart opslaan. Als u de
SIM-berichten wilt weergeven, moet u de berichten
eerst kopiëren naar een map op het apparaat. Wanneer
u de berichten naar een map hebt gekopieerd, kunt u
ze weergeven in deze map of ze van de SIM-kaart
verwijderen.
1. Selecteer Opties > Markeringen aan/uit >
Markeren of Alle markeren om alle berichten te
markeren.
2. Selecteer Opties > Kopiëren.
3. Selecteer een map en kies OK om te beginnen met
kopiëren.
Als u berichten die zijn opgeslagen op de SIM-kaart wilt
weergeven, gaat u naar de map waarin u de berichten
hebt gekopieerd en opent u een bericht.
Beeldberichten weergeven
De weergave van een MMS kan verschillen, afhankelijk
van het ontvangende apparaat.
Als u een beeldbericht wilt weergeven, opent u het
bericht vanuit de map Inbox.
Als u gegevens over het beeldbericht wilt weergeven,
selecteert u Opties > Berichtgegevens.
Als u het bericht in een andere map wilt opslaan,
selecteert u Opties > Verplaats naar map.
Als u de afzender van het bericht wilt toevoegen aan
Contacten, selecteert u Opties > Opslaan in
Contacten.
Beeldberichten doorsturen
1. Als u het bericht wilt doorsturen, opent u het
bericht vanuit de map Inbox en selecteert u
Opties > Doorsturen.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer van de
ontvanger in, of druk op de navigatietoets om een
ontvanger toe te voegen vanuit Contacten. Als u
meer dan één nummer invoert, moet u de nummers
scheiden met een puntkomma.
3. Voer de tekst voor uw bericht in. Als u een sjabloon
wilt gebruiken, selecteert u Opties > Invoegen >
Sjabloon.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Tip: Als u de afbeelding uit het bericht wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Beeld
verwijderen.
Multimediaberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
Alleen apparaten met compatibele functies kunnen
multimediaberichten ontvangen en weergeven. De
weergave van een bericht kan verschillen, afhankelijk
van het ontvangende apparaat.
Een multimediabericht (MMS) kan tekst en objecten
zoals afbeeldingen, geluidsclips of videoclips bevatten.
60
Berichten
Voordat u multimediaberichten op uw apparaat kunt
verzenden of ontvangen, moet u de instellingen voor
multimediaberichten opgeven. Het is mogelijk dat het
apparaat de serviceprovider van de SIM-kaart herkent
en de instellingen voor multimediaberichten
automatisch configureert. Als dat niet het geval is,
gebruikt u de instellingenwizard of neemt u contact op
met uw serviceprovider voor de juiste instellingen.
Zie
'Instellingen voor multimediaberichten', p. 69.
Multimediaberichten
opstellen en verzenden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen
van berichten. Berichten kunnen schadelijke software
bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het
apparaat of de pc.
1. Als u een nieuw bericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen
vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers
of e-mailadressen invoert, moet u deze door een
puntkomma scheiden.
3. Ga naar het veld Onderw. en voer een onderwerp
voor het bericht in. Als u wilt wijzigen welke velden
worden weergegeven, selecteert u Opties >
Adresvelden.
4. Voer de tekst van het bericht in en selecteer
Opties > Object invoegen om
multimediaobjecten in te voegen. U kunt objecten
zoals Afbeelding, Geluidsclip en Videoclip
invoegen.
Het draadloze netwerk kan de omvang van MMS-
berichten beperken. Als de omvang van de
ingevoegde afbeelding de limiet overschrijdt, kan
de afbeelding door het apparaat worden verkleind
zodat deze via MMS kan worden verzonden.
5. Elke dia in uw bericht kan slechts één video- of
geluidsclip bevatten. Als u meer dia's aan uw
bericht wilt toevoegen, selecteert u Opties >
Nieuw invoegen > Dia. Als u de volgorde van de
dia's in uw bericht wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Verplaatsen.
6. Als u een voorbeeld van een multimediabericht wilt
bekijken voordat u het verzendt, selecteert u
Opties > Voorbeeld.
7. Selecteer Opties > Zenden.
Als u een object uit een multimediabericht wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Bijlage
verwijderen.
Als u de verzendopties voor het huidige
multimediabericht wilt instellen, selecteert u Opties >
Zendopties.
61
Berichten
Multimediaberichten
ontvangen en
beantwoorden
Belangrijk: Wees voorzichtig met het openen
van berichten. Berichten kunnen schadelijke software
bevatten of anderszins schadelijk zijn voor het
apparaat of de pc.
Tip: Als u multimediaberichten ontvangt met
objecten die niet door het apparaat worden
ondersteund, kunt u deze niet openen. Probeer
dergelijke objecten naar een ander apparaat,
bijvoorbeeld een computer, te verzenden en
open ze daar.
1. Als u een ontvangen multimediabericht wilt
beantwoorden, opent u het bericht en selecteert u
Opties > Antwoorden.
2. Selecteer Opties en Afzender om de afzender te
antwoorden met een multimediabericht, Via
tekstbericht om te antwoorden met een SMS-
bericht, Via audiobericht om te antwoorden met
een audiobericht, of Via e-mail om te antwoorden
met een e-mailbericht.
Tip: Als u ontvangers aan uw antwoord wilt
toevoegen, selecteert u Opties > Ontvngr
toevoegen om de ontvangers in Contacten
te selecteren, of voert u de telefoonnummers
of e-mailadressen van de ontvangers
handmatig in het veld Naar in.
3. Voer de tekst van het bericht in en selecteer
Opties > Verzenden.
Presentaties maken
Het is niet mogelijk om multimediapresentaties te
maken als de MMS-aanmaakmodus is ingesteld op
Beperkt. Als u de instelling wilt wijzigen, selecteert u
Berichten > Opties > Instellingen >
Multimediabericht > MMS-aanmaakmodus >
Vrij.
1. Als u een presentatie wilt maken, selecteert u
Nieuw bericht > Multimediabericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen
vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers
of e-mailadressen invoert, moet u deze door een
puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Presentatie maken en kies
een presentatiesjabloon. Een sjabloon bepaalt
welke multimediaobjecten u in de presentatie kunt
opnemen en waar deze worden weergegeven.
Bovendien bevat een sjabloon de
overgangseffecten tussen afbeeldingen en dia's.
4. Ga naar het tekstgebied en voer de tekst in.
5. Als u afbeeldingen, geluid, video of notities wilt
invoegen in uw presentatie, gaat u naar het
desbetreffende objectgebied en selecteert u
Opties > Invoegen.
6. Als u dia's wilt toevoegen, selecteert u Invoegen >
Nieuwe dia.
Als u de achtergrondkleur van de presentatie en
achtergrondafbeeldingen voor verschillende dia's wilt
instellen, selecteert u Opties > Achtergr.instel..
62
Berichten
Als u overgangseffecten tussen afbeeldingen of dia's
wilt plaatsen, selecteert u Opties >
Effectinstellingen.
Als u de presentatie wilt bekijken, selecteert u
Opties > Voorbeeld. Multimediapresentaties kunnen
alleen worden weergegeven op compatibele
apparaten met ondersteuning voor presentaties. De
weergave kan per apparaat verschillen.
Presentaties weergeven
Als u een presentatie wilt weergeven, kunt u dat in de
map Inbox doen. Ga naar de presentatie en druk op de
navigatietoets.
Als u de presentatie wilt onderbreken, drukt u op een
van beide selectietoetsen.
Als u het afspelen van de presentatie wilt hervatten,
selecteert u Opties > Doorgaan.
Als de tekst of afbeeldingen te groot voor het scherm
zijn, selecteert u Opties > Bladeren activeren. U kunt
dan schuiven om de hele presentatie te zien.
Als u telefoonnummers en e-mailadressen in de
presentatie wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. U kunt deze nummers en adressen
bijvoorbeeld gebruiken om te bellen, berichten te
verzenden of bookmarks te maken.
Multimediabijlagen
weergeven en opslaan
Als u multimediaberichten wilt weergeven als een
volledige presentatie, opent u het bericht en selecteert
u Opties > Presentatie afsp..
Tip: Als u een multimediaobject in een
multimediabericht wilt weergeven of afspelen,
selecteert u Afbeelding bekijken, Geluidsclip
afspelen, of Videoclip afspelen.
Als u de naam en grootte van een bijlage wilt
weergeven, opent u het bericht en selecteert u
Opties > Objecten.
Als u een multimediaobject wilt opslaan, selecteert u
achtereenvolgens Opties > Objecten, het object en
Opties > Opslaan.
Een multimediabericht
doorsturen
Open Inbox, ga naar een multimediamelding en druk
op de navigatietoets. Als u het bericht naar een
compatibel apparaat wilt sturen zonder het door uw
apparaat te laten ophalen, selecteert u Opties >
Doorsturen. Als de server geen ondersteuning biedt
voor het doorsturen van multimediaberichten, is deze
optie niet beschikbaar.
1. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen
vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers
63
Berichten
of e-mailadressen invoert, moet u deze door een
puntkomma scheiden.
2. Bewerk het bericht eventueel en selecteer Opties >
Zenden.
Tip: Als u de afleverinstellingen van het bericht
wilt bewerken, selecteert u Opties >
Zendopties.
Een geluidsclip verzenden
1. Als u een audiobericht wilt opstellen, selecteert u
Nieuw bericht > Audiobericht.
2. Ga naar het veld Naar en voer het nummer of e-
mailadres van de ontvanger in, of druk op de
navigatietoets om een ontvanger toe te voegen
vanuit Contacten. Als u meerdere telefoonnummers
of e-mailadressen invoert, moet u deze door een
puntkomma scheiden.
3. Selecteer Opties > Geluidsclip invoegen en kies
of u een geluidsclip wilt opnemen of er een in de
Galerij wilt selecteren.
4. Selecteer Opties > Verzenden.
Verzendopties voor
multimediaberichten
Selecteer Nieuw bericht > Multimediabericht >
Opties > Zendopties en maak een keuze uit de
volgende opties:
Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u een
melding wilt ontvangen wanneer het bericht met
succes is afgeleverd bij de ontvanger. Wellicht kunt
u geen afleveringsrapport ontvangen voor een
multimediabericht dat naar een e-mailadres is
verzonden.
Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te
verzenden. Als de ontvanger van het bericht niet
binnen de ingestelde periode wordt bereikt, wordt
het bericht uit de multimediaberichtencentrale
verwijderd. Het netwerk moet deze functie
ondersteunen. Maximale duur is de maximumtijd
die door het netwerk wordt toegestaan.
Prioriteit — Stel de verzendprioriteit in als Hoog,
Normaal, of Laag.
Chatten
Selecteer Menu > Communic. > Chatten.
U kunt chatten (netwerkdienst) met andere mensen en
u aansluiten bij discussieforums (chatgroepen) over
specifieke onderwerpen. Verschillende
serviceproviders onderhouden chatservers waar u zich
kunt aanmelden als u bij een chatdienst geregistreerd
bent. Verschillende serviceproviders bieden
verschillende functies aan.
Als chatten niet mogelijk is bij uw serviceprovider,
verschijnt de functie misschien niet in het menu van
het apparaat. Neem contact op met uw serviceprovider
voor meer informatie over het aanmelden bij een
chatdienst en de kosten van de dienst. Neem voor meer
informatie over de chatinstellingen contact op met uw
serviceprovider.
64
Berichten
De instellingen kunt u ontvangen in een speciaal SMS-
bericht van de serviceprovider die de chatdienst
aanbiedt. Zo niet, dan kunt u de instellingen
handmatig invoeren.
Andere oplossingen om te chatten, zoals WindowsLive
en Yahoo, kunnen in Download beschikbaar zijn.
Chatinstellingen definiëren
Als u de instellingen van de chattoepassing wilt
definiëren, selecteert u Opties > Instellingen >
Chatinstellingen. U kunt bijvoorbeeld uw
schermnaam en chatsignaaltonen instellen.
Als u met chatgebruikers wilt converseren en uw
chatcontacten wilt bekijken en bewerken, moet u zich
aanmelden bij een chatserver. Als u een chatserver wilt
toevoegen, selecteert u Opties > Instellingen >
Servers. Vraag uw serviceprovider naar de juiste
instellingen. Als u de server wilt instellen als server
waarbij het apparaat zich automatisch aanmeldt,
selecteert u Opties > Instellingen >
Standaardserver.
Als u wilt bepalen op welke manier het apparaat
verbinding maakt met de chatserver, selecteert u
Opties > Instellingen > Login-type chat. Als u
automatisch een verbinding tot stand wilt brengen
tussen het apparaat en de standaardserver, selecteert
u Automatisch. Als u de verbinding alleen bij uw eigen
netwerk automatisch tot stand wilt laten brengen,
selecteert u Aut. bij thuisntw. Als u bij het openen van
de toepassing verbinding met de server wilt maken,
selecteert u Bij start toep.. Als u handmatig verbinding
met de server wilt maken, selecteert u Handmatig en
meldt u zich in de hoofdweergave bij de server aan
door Opties > Aanmelden te selecteren. Voer uw
gebruikers-ID en wachtwoord in wanneer u daarom
wordt gevraagd. Uw gebruikersnaam, wachtwoord en
andere aanmeldingsinstellingen ontvangt u van uw
serviceprovider wanneer u zich registreert.
Een gesprek beginnen
Open Gesprekken.
Als u wilt zoeken naar chatgebruikers en
chatgebruikers-ID's, selecteert u Chatcontacten >
Opties > Nieuw chatcontact > Zoeken. U kunt
zoeken op Gebruikersnaam, Gebruikers-ID,
Telefoonnummer en E-mailadres.
Als u een gesprek wilt weergeven, selecteert u de
desbetreffende gesprekspartner.
Als u een gesprek wilt voortzetten, voert u een bericht
in en selecteert u Opties > Verzenden.
Als u wilt terugkeren naar de lijst met gesprekken
zonder het gesprek te sluiten, selecteert u Terug. Als u
het gesprek wilt sluiten, selecteert u Opties >
Gesprek beëindigen.
Als u een nieuw gesprek wilt beginnen, selecteert u
Opties > Nieuw gesprek. U kunt een nieuw gesprek
met een contact beginnen terwijl u in een actief
gesprek bent. U kunt echter niet twee actieve
gesprekken met één contact voeren.
Als u een afbeelding in een chatbericht wilt invoegen,
selecteert u Opties > Afbeelding verzenden en
selecteert u de afbeelding die u wilt verzenden.
65
Berichten
Als u een gesprekspartner wilt opslaan bij uw
chatcontacten, selecteert u Opties > Toev. aan
chatcont..
Als u een gesprek wilt opslaan terwijl u in de
gespreksweergave bent, selecteert u Opties > Chat
opnemen. Het gesprek wordt opgeslagen als een
tekstbestand dat kan worden geopend en
weergegeven in de toepassing Notities.
Chatgroepen
Open Chatgroepen. Chatgroepen is alleen
beschikbaar als u bij een chatserver bent aangemeld
en deze chatgroepen ondersteunt.
Als u een chatgroep wilt maken, selecteert u Opties >
Nwe groep maken.
Als u lid wilt worden van een chatgroep of een
groepsgesprek wilt voortzetten, gaat u naar de
desbetreffende groep en drukt u op de navigatietoets.
Voer een bericht in en selecteer Opties >
Verzenden.
Als u lid wilt worden van een chatgroep die niet op de
lijst staat maar waarvan u wel de groeps-ID kent,
selecteert u Opties > Aanm. bij nwe groep.
Als u een chatgroep wilt verlaten, selecteert u Opties >
Chatgroep verlaten.
Als u wilt zoeken naar chatgroepen en chatgroep-ID's,
selecteert u Chatgroepen > Opties > Zoeken. U
kunt zoeken op Groepsnaam, Onderwerp en
Deelnemers (gebruikers-ID).
Als u een chatgebruiker aan de groep wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Deelnr toevoegen. Selecteer
een gebruiker in uw lijst met chatcontacten of voer de
contact-ID in.
Als u een lid uit de chatgroep wilt verwijderen,
selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u leden rechten voor het bewerken van
chatgroepen wilt toekennen, selecteert u Opties >
Editor toevoegen. Selecteer een gebruiker in uw lijst
met chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in.
Chatgebruikers met de juiste rechten kunnen
groepsinstellingen bewerken en andere gebruikers
uitnodigen om lid te worden van de groep of
gebruikers van de groep uitsluiten.
Als u de rechten voor het bewerken van een groep wilt
intrekken, selecteert u Opties > Verwijderen.
Als u wilt voorkomen dat bepaalde chatgebruikers lid
worden van een groep, selecteert u Opties > Toev.
aan uitsl.lijst. Selecteer een gebruiker in uw lijst met
chatcontacten of voer de ID van de gebruiker in.
Als u een uitgesloten gebruiker in een groep wilt
uitnodigen, selecteert u Opties > Verwijderen.
Gebruikers blokkeren
Selecteer Chatcontacten > Opties >
Blokkeeropties > Blok.lijst bekijken.
Als u een geblokkeerde chatgebruiker wilt zoeken,
voert u de eerste letters van diens naam in. Namen die
aan de zoekterm voldoen, worden in een lijst
weergegeven.
66
Berichten
Als u berichten van een geblokkeerde chatgebruiker
wilt ontvangen, selecteert u Opties > Blokkering
opheffen.
Als u geen berichten van andere chatgebruikers wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Nwe cont.
blokkeren. Selecteer de chatgebruiker in de lijst met
chatcontacten of voer de gebruikers-ID in.
Chattoepassingsinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen >
Chatinstellingen en definieer de volgende opties:
Schermnaam gebr. Als u de naam wilt wijzigen
waaronder u bekend bent in chatgroepen,
selecteert u Ja.
Mijn beschikb. weergvn — Stel in of u wilt
toestaan dat alle andere chatgebruikers of alleen
uw chatcontacten kunnen zien wanneer u online
bent. Selecteer Voor niemand om uw onlinestatus
te verbergen.
Berichten toestaan van — Stel in of u
chatberichten kunt ontvangen van alle andere
chatgebruikers, van alleen uw chatcontacten of dat
u helemaal geen chatberichten kunt ontvangen.
Uitnodigingn toest. van — Stel in of u
uitnodigingen voor chatgroepen kunt ontvangen
van alle andere chatgebruikers, van alleen uw
chatcontacten of dat u helemaal geen
uitnodigingen kunt ontvangen.
Schuifsnelh. bericht — Als u de snelheid waarmee
nieuwe berichten worden weergegeven wilt
verhogen of verlagen, drukt u de navigatieknop
naar links of rechts.
Sorteer chatcontactn — Rangschik uw
chatcontacten alfabetisch of op onlinestatus.
Beschikb. aut. laden — Als u de onlinestatus van
uw chatcontacten automatisch wilt bijwerken,
selecteert u Automatisch.
Offline contacten — Stel in of chatcontacten met
een offlinestatus worden weergegeven in de lijst
met chatcontacten.
Kleur eigen berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u verzendt.
Kleur ontv. berichten — Stel de kleur in van de
chatberichten die u ontvangt.
Datum/tijd-info tonen — Selecteer Ja om de
ontvangst- of verzendtijd van elk bericht in een
gesprek weer te geven.
Chatsignaaltoon — Selecteer het signaal dat
wordt afgespeeld als u een nieuw chatbericht
ontvangt.
Speciale berichttypen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
U kunt speciale berichten ontvangen, die gegevens
bevatten zoals operatorlogo's, beltonen, bookmarks of
instellingen voor internettoegang of voor een e-
mailaccount.
Als u de inhoud van dergelijke berichten wilt opslaan,
selecteert u Opties > Opslaan.
67
Berichten
Dienstberichten
Dienstberichten zijn berichten die door
serviceproviders naar uw apparaat worden verzonden.
Deze kunnen meldingen bevatten, zoals nieuws,
diensten of koppelingen waarmee de inhoud van het
bericht kan worden gedownload.
Als u de instellingen voor dienstberichten wilt
definiëren, selecteert u Opties > Instellingen >
Dienstbericht.
Als u de dienst of de berichtinhoud wilt downloaden,
selecteert u Opties > Bericht downloaden.
Als u de afzender, het webadres, de vervaldatum en
andere gegevens van het bericht wilt weergeven
alvorens het te downloaden, selecteert u Opties >
Berichtgegevens.
Dienstopdrachten
verzenden
U kunt een bericht met een aanvraag voor een dienst
(ook wel een USSD-opdracht genoemd) naar uw
serviceprovider verzenden en daarmee activatie van
bepaalde netwerkdiensten aanvragen. Neem contact
op met uw serviceprovider voor de vereiste
dienstaanvraagtekst.
Als u een dienstaanvraagbericht wilt verzenden,
selecteert u Opties > Dienstopdracht. Voer de
dienstaanvraagtekst in en selecteer Opties >
Verzenden.
Infodienst
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Infodienst.
Met de netwerkinfodienst kunt u van serviceproviders
informatie ontvangen over verschillende
onderwerpen, zoals het weerbericht of filemeldingen
in een bepaald gebied. Neem contact op met uw
serviceprovider voor beschikbare onderwerpen en
relevante onderwerpnummers. Infodienstberichten
kunnen worden ontvangen als het apparaat in de
externe SIM-modus is. Het is mogelijk dat bij een GPRS-
verbinding geen ontvangst van infodiensten mogelijk
is.
Infodienstberichten kunnen niet met een UMTS-
netwerk (3G) worden ontvangen.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, moet u
mogelijk de ontvangst van infodiensten inschakelen.
Selecteer Opties > Instellingen > Ontvangst >
Aan.
Als u alle berichten over een bepaald onderwerp wilt
weergeven, selecteert u het onderwerp.
Als u berichten over een bepaald onderwerp wilt
ontvangen, selecteert u Opties > Abonnement.
Tip: U kunt onderwerpen instellen als
belangrijke onderwerpen. Wanneer het
apparaat in de stand-by modus is, wordt u
gewaarschuwd als u een bericht ontvangt over
een belangrijk onderwerp. Selecteer een
onderwerp en selecteer Opties > Direct
melden.
68
Berichten
Als u onderwerpen wilt toevoegen, bewerken of
verwijderen, selecteert u Opties > Item.
Berichtinstellingen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen.
Vul alle velden in die zijn gemarkeerd met Te
definiëren of met een rood sterretje.
Mogelijk wordt in uw apparaat de SIM-kaartprovider
herkend en worden de juiste instellingen voor SMS-
berichten, multimediaberichten en GPRS automatisch
geconfigureerd. Als dat niet het geval is, neemt u
contact op met uw serviceprovider voor de juiste
instellingen, vraagt u de instellingen bij uw
serviceprovider aan via een configuratiebericht of
gebruikt u de instellingenwizard.
Instellingen voor SMS-
berichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > SMS.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Berichtencentrales — Geef de beschikbare
berichtencentrales voor uw apparaat weer, of maak
een nieuwe.
Ber.centrale in gebr. — Selecteer een
berichtencentrale voor het verzenden van het
bericht.
Tekencodering — Selecteer Beperkte onderst.
om tekens automatisch naar een ander
coderingssysteem te converteren als deze functie
beschikbaar is.
Rapport ontvangen — Selecteer Ja als u wilt dat
het netwerk u afleveringsrapporten over uw
berichten stuurt (netwerkdienst).
Geldigheid bericht — Stel in hoe lang de
berichtencentrale het bericht probeert te verzenden
als dit de eerste keer niet lukt (netwerkdienst). Als
de ontvanger niet kan worden bereikt binnen de
gestelde periode, wordt het bericht uit de
berichtencentrale verwijderd.
Ber. verzonden als — Converteer het bericht naar
een andere indeling, bijvoorbeeld Tekst, Fax,
Semafoonbericht of E-mail. Wijzig deze optie
alleen als u zeker weet dat de berichtencentrale
SMS-berichten kan converteren naar deze andere
indelingen. Neem contact op met uw
serviceprovider.
Voorkeursverbinding — Selecteer de
verbindingsmethode van uw voorkeur voor het
verzenden van SMS-berichten vanaf uw apparaat.
Ant. via zelfde centr. — Instellen of antwoorden
worden verzonden via dezelfde berichtencentrale
(netwerkdienst).
Instellingen voor
multimediaberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > Multimediabericht.
Maak een keuze uit de volgende opties:
69
Berichten
Grootte afbeelding — Selecteer Klein of Groot om
de grootte van afbeeldingen in
multimediaberichten aan te passen. Selecteer
Origineel om de oorspronkelijke grootte van
afbeeldingen te behouden.
MMS-aanmaakmodus — Selecteer Beperkt om te
voorkomen dat uw apparaat inhoud in
multimediaberichten invoegt, die niet wordt
ondersteund door het netwerk of door het
ontvangende apparaat. Selecteer Met
begeleiding als u een waarschuwing wilt
ontvangen voor dergelijke inhoud. Selecteer Vrij als
u een multimediabericht wilt maken zonder
beperkingen voor het type van de bijlagen. Als u
Beperkt selecteert, kunt u geen
multimediapresentaties te maken.
Toeg.punt in gebruik — Selecteer het
standaardtoegangspunt dat u wilt gebruiken om
verbinding te maken met de
multimediaberichtencentrale. Het is mogelijk dat u
het standaardtoegangspunt niet kunt wijzigen als
dit vooraf is ingesteld door uw serviceprovider.
Multimedia ophalen — Selecteer Altijd
automatisch om multimediaberichten altijd
automatisch te ontvangen, Aut. bij eigen ntwrk
om een melding te ontvangen als u een
multimediabericht kunt downloaden van de
berichtencentrale wanneer u zich bijvoorbeeld in
het buitenland of buiten uw eigen netwerk bevindt,
Handmatig om multimediaberichten handmatig te
downloaden van de berichtencentrale, of Uit om
geen multimediaberichten te ontvangen.
Anonieme ber. toest. — Selecteer of u berichten
wilt ontvangen van onbekende afzenders.
Advertent. ontvang. — Selecteer of u berichten
wilt ontvangen die als advertentie zijn gedefinieerd.
Rapport ontvangen — Selecteer Ja om de status
van het verzonden bericht weer te geven in het
logboek (netwerkdienst). Wellicht kunt u geen
afleveringsrapport ontvangen voor een
multimediabericht dat naar een e-mailadres is
verzonden.
Rapportz. weigeren — Selecteer Ja om vanaf uw
apparaat geen afleveringsrapporten te verzenden
voor ontvangen multimediaberichten.
Geldigheid bericht — Selecteer hoe lang de
berichtencentrale het bericht moet proberen te
verzenden (netwerkdienst). Als de ontvanger van
het bericht niet binnen de ingestelde periode wordt
bereikt, wordt het bericht uit de
multimediaberichtencentrale verwijderd.
Maximale duur is de maximumtijd die door het
netwerk wordt toegestaan.
Instellingen e-mailaccount
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > E-mail.
Als u probeert mailboxinstellingen te bewerken, maar
nog geen e-mailaccount hebt ingesteld, worden
aanwijzingen weergegeven om een e-mailaccount in
te stellen.
Als u een mailbox hebt gedefinieerd, gaat u ernaartoe
en drukt u op de navigatietoets om de instellingen te
bewerken.
70
Berichten
Welke instellingen kunnen worden gewijzigd, kan
verschillen. Het kan zijn dat sommige instellingen door
uw serviceprovider al zijn ingesteld.
Verbindingsinstellingen
Als u de verbindingsinstellingen wilt opgeven,
selecteert u een e-mailaccount en Opties >
Bewerken > Verbindingsinstellingen. Als u de
instellingen voor de door u ontvangen e-mail wilt
bewerken, selecteert u Inkomende e-mail. Als u de
instellingen voor de door u verzonden e-mail wilt
bewerken, selecteert u Uitgaande e-mail.
Gebruikersinstellingen
Als u de gebruikersinstellingen voor een e-mailaccount
wilt opgeven, selecteert u eerst de account, vervolgens
Opties > Bewerken > Gebruikersinstellingen, en
geeft u de volgende instellingen op:
Mijn mailnaam — Een naam opgeven die bij het
verzenden van e-mail vóór uw e-mailadres wordt
weergegeven.
Antwoord — Geef aan of u antwoorden naar een
ander adres wilt laten doorsturen. Selecteer Aan, en
typ het e-mailadres waar u de antwoorden naar wilt
laten doorsturen. U kunt slechts één adres opgeven
om antwoorden naar te laten doorsturen.
E-mails verwijd. uit — Geef aan of u de e-
mailberichten alleen van het apparaat wilt
verwijderen of van het apparaat en de server.
Selecteer Altijd vragen als u wilt bevestigen vanaf
welke locatie de e-mail moet worden verwijderd
wanneer u een e-mail verwijdert.
Bericht zenden — Geef aan of de e-mail direct
moet worden verzonden of op het moment waarop
een verbinding beschikbaar is.
Kopie naar mij — Geef aan of u een kopie van de
e-mail wilt opslaan op uw externe mailbox en op het
adres dat is gedefinieerd in Mijn e-mailadres in de
Uitgaande e-mail instellingen.
Handtek. opnemen — Geef aan of u een
handtekening aan uw e-mailberichten wilt
toevoegen.
Melding bij nieuwe e-mail — Geef aan of u een
waarschuwing wilt ontvangen in de vorm van een
toon of een bericht als er een nieuw e-mailbericht
is.
Instellingen voor ophalen
Als u de instellingen voor ophalen wilt opgeven,
selecteert u eerst de e-mailaccount, vervolgens
Opties > Bewerken > Inst. voor ophalen, en geeft
u de volgende instellingen op:
E-mail ophalen — Geef aan of u alleen de e-
mailkoptekstgegevens wilt ophalen, zoals afzender,
onderwerp en datum, of de e-mail of e-mail met
bijlagen. Deze instelling is alleen bedoeld voor
POP3-mailboxen.
Aantal — Selecteer het aantal e-mailberichten dat
u van de externe server wilt ophalen en naar uw
mailbox wilt overbrengen.
Pad IMAP4-map — Geef het pad op voor mappen
waar u zich op kunt abonneren. Deze instelling is
alleen bedoeld voor IMAP4-mailboxen.
Mapabonnementen — Een abonnement nemen
op andere mappen in de externe mailbox en content
71
Berichten
van die mappen ophalen. Deze instelling is alleen
bedoeld voor IMAP4-mailboxen.
Instellingen voor automatisch
ophalen
Als u de instellingen voor automatisch ophalen voor
een e-mailaccount wilt opgeven, selecteert u eerst de
account, vervolgens Opties > Bewerken >
Automatisch ophalen en geeft u de volgende
instellingen op:
E-mail ophalen — Selecteer Ingeschakeld om
nieuwe e-mailberichten automatisch uit uw externe
mailbox op te halen, of Uitsl. eigen netwrk om
alleen nieuwe e-mailberichten automatisch uit uw
externe mailbox op te halen wanneer u zich in uw
eigen netwerk bevindt en niet wanneer u
bijvoorbeeld onderweg bent.
Ophaaldagen — Selecteer de dagen waarop e-mail
naar uw apparaat wordt gedownload.
Ophaaluren — Definieer de uren gedurende welke
de e-mail wordt opgehaald.
Ophaalinterval — Selecteer het interval voor het
ophalen van nieuwe e-mailberichten.
E-mailmeldingen — Geef aan of u een
waarschuwing wilt ontvangen wanneer er e-
mailberichten binnenkomen.
Instellingen voor
dienstberichten
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > Dienstbericht.
Als u dienstberichten van serviceproviders wilt
ontvangen, selecteert u Dienstberichten > Aan.
Als u wilt instellen hoe u diensten en berichtinhoud
wilt downloaden, selecteert u Ber. downloaden >
Automatisch of Handmatig. Als u Automatisch
selecteert, kunt u alsnog gevraagd worden sommige
downloads te bevestigen, omdat niet alle diensten
automatisch kunnen worden gedownload.
Infodienstinstellingen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > Infodienst.
Als u infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u
Ontvangst > Aan.
Als u wilt aangeven in welke talen u
infodienstberichten wilt ontvangen, selecteert u Taal.
Als u nieuwe onderwerpen wilt weergeven in de lijst
van infodienstberichtonderwerpen, selecteert u
Itemherkenning > Aan.
Overige instellingen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > Overige.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Verzonden ber. opsl. — Geef aan of u verzonden
berichten wilt opslaan in de map Verzonden.
Aantal opgesl. ber. — Geef op hoeveel verzonden
berichten u wilt opslaan. Wanneer de limiet wordt
bereikt, wordt het oudste bericht verwijderd.
72
Berichten
Gebruikt geheugen — Geef aan waar berichten
moeten worden opgeslagen. U kunt berichten
alleen op de geheugenkaart opslaan als er een is
geïnstalleerd.
Mappenweergave — Geef aan hoe de berichten in
Inbox moeten worden weergegeven.
73
Berichten
Internet
Met de nieuwe Eseries kunt u surfen op internet en op
het intranet van uw bedrijf en nieuwe toepassingen
naar het apparaat downloaden en ze installeren. Het
apparaat kan ook gebruikt worden als een modem,
zodat u met uw pc verbinding kunt maken met
internet.
Web
Selecteer Menu > Web.
Als u wilt surfen op internet (netwerkdienst), moet u
instellingen voor een internettoegangspunt
configureren. Als u een gegevensoproep of een GPRS-
verbinding gebruikt, moet het draadloze netwerk
gegevensoproepen of GPRS-verbindingen
ondersteunen en moet de gegevensdienst zijn
geactiveerd voor de SIM-kaart.
Tip: U kunt instellingen voor een
internettoegangspunt ontvangen in een
speciaal tekstbericht van uw serviceprovider of
van de webpagina van de serviceprovider. U kunt
instellingen voor het internettoegangspunt ook
handmatig invoeren.
Zie
'Internettoegangspunten', p. 78.
Informeer bij uw serviceprovider naar de
beschikbaarheid en tarieven van diensten. De
aanbieder kan u ook instructies geven voor het gebruik
van deze diensten.
Beveiliging van de
verbinding
Als de beveiligingsindicator ( ) wordt weergegeven
tijdens een verbinding, is de gegevensoverdracht
tussen het apparaat en de internet-gateway of server
gecodeerd. Het veiligheidssymbool geeft niet aan dat
de gegevensoverdracht tussen de gateway en de
contentaanbieder (of de locatie waar de aangevraagde
bron is opgeslagen) veilig is. De serviceprovider
beveiligt de gegevensoverdracht tussen de gateway en
de contentaanbieder.
Het is mogelijk dat beveiligingscertificaten nodig zijn
voor sommige diensten, zoals bankdiensten. U krijgt
een melding als de identiteit van de server niet
betrouwbaar is of als uw apparaat niet het juiste
beveiligingscertificaat heeft. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider.
Surfen op internet
Als u wilt surfen op internet, selecteert u een bookmark
of typt u het webadres handmatig, en u selecteert Ga
74
Internet
naar. Maak alleen gebruik van diensten die u vertrouwt
en die adequate beveiliging en bescherming bieden
tegen schadelijke software.
Tip: Zodra u de eerste tekens van het adres
invoert, worden er adressen weergegeven van
eerder bezochte pagina's die overeenkomen
met hetgeen u invoert. Als u een pagina wilt
openen, gaat u naar het adres en drukt u op de
navigatietoets.
Voor het navigeren op een webpagina gebruikt u de
navigatietoets, die als een aanwijzer wordt
weergegeven op de pagina. Wanneer u de aanwijzer
boven een koppeling plaatst, verandert de aanwijzer
in een hand. Druk op de navigatietoets om de
koppeling te openen. Nieuwe koppelingen op een
webpagina zijn gewoonlijk blauw onderstreept en
bezochte koppelingen zijn paars onderstreept.
Afbeeldingen die als koppeling fungeren, krijgen een
blauwe rand.
De adressen van de pagina's die u bezoekt, worden
opgeslagen in de map Autom. bookmrks.
Bookmarks
Om tijdens het browsen bij de weergave Bookmarks te
komen, selecteert u Opties > Bookmarks. Selecteer
de bookmark om een webpagina te bekijken.
Selecteer Opties > Ga naar webadres om naar een
andere webpagina te browsen, voer het webadres in
en selecteer Ga naar.
Als u tijdens het browsen een bookmark wilt
toevoegen, selecteert u Opties > Opslaan als
bookmark.
Selecteer Opties > Bookmarkbeheer om de
bookmarks in de weergave Bookmarks te ordenen. U
kunt bookmarks verplaatsen en bewerken en nieuwe
mappen maken.
Cache leegmaken
Een cache is een geheugenlocatie die wordt gebruikt
om gegevens tijdelijk op te slaan. Als u toegang hebt
gezocht of gehad tot vertrouwelijke informatie
waarvoor u een wachtwoord moet opgeven, kunt u de
cache van het apparaat na gebruik beter legen. De
informatie of de diensten waartoe u toegang hebt
gehad, worden namelijk in de cache opgeslagen.
Als u de cache wilt leegmaken, selecteert u Opties >
Privacyggvns wissen > Cache wissen.
Feeds en blogs
Selecteer Menu > Web > Webfeeds.
Feeds bevatten doorgaans koppen en artikelen over
recent nieuws of andere onderwerpen. Blog is een
afkorting van weblog, een webdagboek dat
voortdurend wordt bijgewerkt.
U opent een feed of blog door ernaartoe te gaan en op
de navigatietoets te drukken.
Als u een feed of blog wilt toevoegen of bewerken,
selecteert u Opties > Feed beheren > Nieuwe
feed of Bewerken.
75
Internet
Een verbinding verbreken
Als u de verbinding wilt verbreken en de
browserpagina offline wilt weergeven, selecteert u
Opties > Instrumenten > Verbind. verbreken. Als
u de verbinding wilt verbreken en de browser wilt
sluiten, selecteert u Opties > Afsluiten.
Webinstellingen
Selecteer Menu > Web > Opties > Instellingen.
De webinstellingen zijn in vier groepen verdeeld:
Algemeen bevat de instellingen van het
toegangspunt, de startpagina en de
beveiligingsinstellingen voor browsen.
Pagina bevat de instellingen voor afbeeldingen,
geluid en pop-ups.
Privacy bevat de instellingen die met uw privacy te
maken hebben.
Webfeeds bevat de instellingen die te maken
hebben met webfeeds en blogs.
Surfen op intranet
Selecteer Menu > Kantoor > Intranet.
Om op het intranet van uw bedrijf te kunnen surfen,
moet u een bedrijfsspecifiek VPN-beleid instellen.
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > VPN.
Als u verbinding wilt maken met een intranet, opent u
de toepassing Intranet, kiest u de verbindingsmethode
en selecteert u Opties > Verbinden.
Als u wilt instellen welk VPN-profiel moet worden
gebruikt voor de verbinding, selecteert u Opties >
Ander VPN-beleid gebr..
Als u de instellingen voor de intranetverbinding wilt
opgeven, selecteert u Opties > Instellingen.
Download!
Selecteer Menu > Download!.
Met Download! (netwerkdienst) kunt u op internet
items bekijken en downloaden en kunt u deze items,
waaronder de nieuwste toepassingen en bijbehorende
documenten, op uw apparaat installeren.
Deze items zijn onderverdeeld in catalogi en mappen
van Nokia of andere aanbieders. Voor sommige items
worden mogelijk kosten in rekening gebracht, maar
meestal kunt u wel gratis een voorbeeld van de
desbetreffende items bekijken.
Download! maakt gebruik van uw netwerkdiensten
voor toegang tot de meeste recente inhoud. Neem voor
informatie over overige producten die beschikbaar zijn
via Download! contact op met uw serviceprovider of de
leverancier of fabrikant van het product.
Installeer en gebruik alleen toepassingen en andere
software van bronnen die voldoende beveiliging
bieden tegen schadelijke software.
76
Internet
Items beheren
U kunt een item openen of de inhoud van een map of
catalogus weergeven, door ernaartoe te gaan en op de
navigatietoets te drukken.
Als u het geselecteerde item wilt aanschaffen,
selecteert u Opties > Kopen.
Als u een gratis item wilt downloaden, selecteert u
Opties > Ophalen.
Als u een item wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken.
Als u de instellingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen.
Als u de lijst met gedownloade items wilt weergeven,
selecteert u Opties > Mijn items.
Abonnementen
Als u bestandsgegevens van het geselecteerde item
wilt weergeven, selecteert u Opties > Openen.
Als u een abonnement wilt verlengen of annuleren,
selecteert u Opties en kiest u de betreffende optie.
Download! zoeken
Ga naar de catalogi waarin u naar items wilt zoeken,
selecteer Markeren om de items te selecteren en voer
de zoekwoorden in.
Selecteer Opties > Zoeken om met zoeken te
beginnen.
Aankoopgeschiedenis
Als u het geselecteerde item wilt openen in de
bijbehorende toepassing, selecteert u Opties >
Openen.
Als u bestandsgegevens van het geselecteerde item
wilt weergeven, selecteert u Opties > Gegevens
bekijken.
Als u het downloaden van een geselecteerd item wilt
starten, onderbreken of annuleren, selecteert u
Opties en kiest u de betreffende optie.
Instellingen van Download!
Als u de Download!-instellingen wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Instellingen en maakt u een
keuze uit de volgende opties:
Toegangspunt — Selecteer een toegangspunt
voor de verbinding met de server van de
serviceprovider.
Automatisch openen — Geef aan of het
gedownloade item of de gedownloade toepassing
automatisch moet worden geopend zodra het
downloaden is voltooid.
Voorbeeldbevestiging — Geef aan of om
bevestiging moet worden gevraagd voordat een
voorbeeld van een item wordt weergegeven.
Aankoopbevestiging — Geef aan of om
bevestiging moet worden gevraagd voordat een
item kan worden gekocht.
Bevestiging abonn. Geef aan of om bevestiging
moet worden gevraagd voordat er een abonnement
op een item kan worden genomen.
77
Internet
Internettoegangspun
ten
Een internettoegangspunt is een verzameling
instellingen, die bepaalt hoe het apparaat een
gegevensverbinding met het netwerk tot stand brengt.
Als u e-mail en multimediadiensten wilt gebruiken en
webpagina's wilt weergeven, moet u eerst
toegangspunten voor deze diensten definiëren.
Mogelijk zijn sommige of alle toegangspunten voor uw
apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U
kunt ze dan niet zelf maken, bewerken of verwijderen.
Een internettoegangspunt
voor packet-gegevens
instellen (GPRS)
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een
nieuw toegangspunt te maken, of selecteer een
bestaand toegangspunt in de lijst en vervolgens
Opties > Toegangspt dupliceren om het
toegangspunt te gebruiken als basis voor het
nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbinding — Voer een omschrijvende
naam in voor de verbinding.
Drager gegevens — Selecteer Packet-
gegevens.
Naam toegangspunt — Voer een naam voor
het toegangspunt in. Deze naam wordt meestal
verstrekt door uw serviceprovider.
Gebruikersnaam — Voer uw gebruikersnaam
in als de serviceprovider dit vereist.
Gebruikersnamen zijn gewoonlijk
hoofdlettergevoelig en worden verstrekt door
de serviceprovider.
Vraag om wachtw. — Selecteer Ja om uw
wachtwoord in te voeren telkens wanneer u zich
bij een server aanmeldt, of selecteer Nee om het
wachtwoord op te slaan in het geheugen van uw
apparaat en de aanmelding te automatiseren.
Wachtwoord Voer uw wachtwoord in als de
serviceprovider dit vereist. Het wachtwoord is
gewoonlijk hoofdlettergevoelig en word
verstrekt door de serviceprovider.
Verificatie — Selecteer Beveiligd om uw
wachtwoord altijd gecodeerd te verzenden, of
selecteer Normaal om uw wachtwoord
gecodeerd te verzenden indien dit mogelijk is.
Homepage — Geef het webadres op van de
pagina die u als startpagina op het scherm wilt
weergeven wanneer u dit toegangspunt
gebruikt.
4. Nadat u de instellingen hebt gedefinieerd,
selecteert u Opties > Geavanc. instell. om de
geavanceerde instellingen te definiëren of Terug
om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
78
Internet
Geavanceerde instellingen
voor
internettoegangspunten
voor packet-gegevens
(GPRS)
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het
internettoegangspunt voor packet-gegevens (GPRS)
hebt gedefinieerd, selecteert u Opties > Geavanc.
instell. en definieert u de volgende geavanceerde
instellingen:
Netwerktype — Selecteer IPv4 of IPv6 als het type
internetprotocol. Het internetprotocol definieert
hoe gegevens naar en van het apparaat worden
overgebracht.
IP-adres telefoon — Voer het IP-adres van het
apparaat in. Selecteer Automatisch om het IP-adres
van het apparaat te ontvangen van de
netwerkoperator. Deze instelling wordt alleen
weergegeven als u Netwerktype > IPv4
selecteert.
DNS-adres — Selecteer Primair DNS-adres en
Secundair DNS-adres en voer hun IP-adressen in,
als de serviceprovider dit vereist. Als u dit niet doet,
worden de adressen van de naamservers
automatisch ingesteld.
Proxyserveradres — Het adres van de proxyserver
invoeren. Proxyservers zijn tussenliggende servers
die door sommige serviceproviders worden
gebruikt tussen een browserdienst en de gebruikers
daarvan. Sommige serviceproviders gebruiken
dergelijke servers om extra veiligheid en een
snellere toegang tot de dienst te kunnen bieden.
Handmatig een WLAN-
toegangspunt instellen
1. Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
2. Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een
nieuw toegangspunt te maken of selecteer een
bestaand toegangspunt uit de lijst en vervolgens
Opties > Toegangspt dupliceren om het te
gebruiken als basis voor het nieuwe toegangspunt.
3. Definieer de volgende instellingen:
Naam verbindingVoer een omschrijvende
naam in voor de verbinding.
Drager gegevens — Selecteer Wireless LAN.
WLAN-netwerknaam — Selecteer Handmat.
opgeven om de SSID (service set identifier) in te
stellen, oftewel de naam waarmee het
specifieke WLAN wordt aangeduid. Selecteer
Netw.namen zken om het netwerk te kiezen
uit de WLAN's die binnen het bereik liggen.
Netwerkstatus — Selecteer Verborgen als het
netwerk waar u een verbinding mee wilt maken
verborgen is, of Openbaar als het niet
verborgen is.
WLAN-netwerkmodus — Als u
Infrastructuur selecteert, kunnen apparaten
via een WLAN-toegangspunt met elkaar en met
79
Internet
bedrade LAN-apparaten communiceren. Als u
Ad-hoc selecteert, kunnen apparaten
rechtstreeks gegevens naar elkaar verzenden en
ontvangen, zonder dat er een WLAN-
toegangspunt nodig is.
WLAN-beveil.modus — U moet dezelfde
beveiligingsmodus selecteren die wordt
gebruikt in het WLAN-toegangspunt. Als u WEP
(wired equivalent privacy), 802.1x of WPA/WPA2
(Wi-Fi protected access) selecteert, moet u ook
de relevante bijkomende instellingen
configureren.
WLAN-beveil.instell. — Bewerk de
beveiligingsinstellingen voor de geselecteerde
beveiligingsmodus.
Homepage — Voer het webadres in van de
pagina die u als startpagina wilt tonen als u dit
toegangspunt gebruikt.
Gebruik de WLAN-wizard als u het WLAN-toegangspunt
automatisch wilt laten instellen. Selecteer Menu >
Connect. > WLAN-wiz..
Geavanceerde instellingen
voor WLAN-toegangspunten
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Nadat u de basisinstellingen voor het toegangspunt
voor draadloze LAN-netwerken hebt ingesteld,
selecteert u Opties > Geavanc. instell. en definieert
u de volgende geavanceerde instellingen:
IPv4-instellingen — Voer het IP-adres en
naamserveradres (DNS) van het apparaat in voor het
IPv4-internetprotocol.
IPv6-instellingen — Selecteer of typ de
naamserveradressen voor het IPv6-
internetprotocol.
Ad-hoc kanaal — Het kanaal wordt meestal
automatisch gekozen. Als u het kanaalnummer
(1-11) handmatig wilt invoeren, selecteert u Door
gebr. gedef..
Proxyserveradres — Voer het adres van de
proxyserver in.
Proxypoortnummer — Voer het poortnummer
van de proxyserver in.
Een pc verbinden met
internet
U kunt het apparaat ook gebruiken om een pc te
verbinden met internet.
1. Sluit de gegevenskabel aan op de USB-
aansluitingen van het apparaat en de pc.
2. Selecteer Pc verb. met internet. De noodzakelijke
software wordt automatisch van het apparaat op
de pc geïnstalleerd.
3. Accepteer de installatie op de pc. Accepteer ook de
verbinding wanneer dat wordt gevraagd. Als er een
verbinding met het web tot stand is gekomen,
wordt de browser van de pc gestart.
U moet beheerdersrechten hebben op de pc. Ook moet
de optie "autorun" (voor automatisch afspelen) op de
80
Internet
pc zijn ingeschakeld. Als dat niet zo is, kunt u het
bestand setup.exe op de cd-rom van de pc zelf
uitvoeren.
81
Internet
Op reis
Hebt u een routebeschrijving nodig? Zoekt u een
restaurant? Met de Eseries hebt u alles om te komen
waar u wilt zijn.
GPS en
satellietsignalen
Als u GPS wilt gebruiken, hebt u een compatibele GPS-
ontvanger nodig. Om verbinding te maken met de GPS-
ontvanger gebruikt u Bluetooth-connectiviteit. Als u
een compatibele GPS-ontvanger met Bluetooth-
connectiviteit wilt gebruiken, selecteert u Menu >
Connect. > Bluetooth.
Een GPS-terminal vangt radiosignalen met een laag
vermogen van de satellieten op en meet op basis
daarvan de reistijd van de signalen. Uitgaande van de
reistijd kan de GPS-ontvanger tot op een paar meter
nauwkeurig zijn locatie bepalen.
De coördinaten van het GPS worden uitgedrukt in
graden en decimale graden en zijn gebaseerd op het
internationale WGS-84-systeem voor coördinaten.
Het GPS-systeem (Global Positioning System) valt
onder het beheer van de regering van de Verenigde
Staten, die als enige verantwoordelijk is voor de
nauwkeurigheid en het onderhoud van het systeem.
De accuratesse van de locatiegegevens kan negatief
worden beïnvloed door wijzigingen door de regering
van de Verenigde Staten met betrekking tot de GPS-
satellieten en is onderhevig aan veranderingen in het
GPS-beleid van het ministerie van defensie van de
Verenigde Staten voor civiele doeleinden en
wijzigingen in het Federal Radio Navigation Plan. De
accuratesse kan ook negatief worden beïnvloed door
een gebrekkige satellietconfiguratie. De
beschikbaarheid en kwaliteit van GPS-signalen kunnen
negatief worden beïnvloed door uw positie,
gebouwen, natuurlijke obstakels en
weersomstandigheden. U moet de GPS-ontvanger
alleen buitenshuis gebruiken voor de ontvangst van
GPS-signalen.
GPS moet niet worden gebruikt voor exacte
plaatsbepaling en u moet nooit uitsluitend op de
locatiegegevens van de GPS-ontvanger vertrouwen
voor plaatsbepaling of navigatie.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er
kunnen afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de
beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
Als u verschillende plaatsbepalingsmethoden, zoals
Bluetooth GPS, wilt in- of uitschakelen, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen >
Positiebepaling > Methoden pos.bepaling.
82
Op reis
Satellietsignalen
Als uw apparaat geen satellietsignaal kan vinden, zou
u het volgende kunnen doen:
Als u zich binnenshuis bevindt, ga dan naar buiten
voor een beter signaal.
Als u zich buiten bevindt, ga dan naar een plek met
meer open ruimte.
De sterkte van de signalen kan worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden.
Het tot stand brengen van een GPS-verbinding duurt
een paar seconden tot enkele minuten.
Satellietstatus
Als u wilt controleren hoeveel satellieten uw apparaat
heeft gevonden, en of uw apparaat satellietsignalen
ontvangt, selecteert u Menu > Instrumenten > GPS-
ggvns > Positie > Opties > Satellietstatus. Als uw
apparaat satellieten heeft gevonden, wordt voor elke
satelliet een balk weergegeven in de weergave
Satellietinformatie. Hoe langer de balk, hoe sterker het
satellietsignaal. Als uw apparaat voldoende gegevens
heeft ontvangen van het satellietsignaal om de
coördinaten van uw locatie te berekenen, wordt de
balk zwart.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van
minstens vier satellieten ontvangen om de
coördinaten van uw locatie te kunnen berekenen.
Nadat de eerste berekening is gemaakt, kunnen de
coördinaten van uw locatie in sommige gevallen
verder met drie satellieten worden berekend. Meestal
komt het echter de nauwkeurigheid ten goede als
meer satellieten worden gevonden.
Instellingen voor
positiebepaling
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Positiebepaling.
Als u een bepaalde methode voor positiebepaling wilt
gebruiken om de locatie van uw apparaat te
detecteren, selecteert u Methoden pos.bepaling.
Als u een positiebepalingsserver wilt selecteren,
selecteert u Positiebepalingsserver.
Kaarten
Selecteer Menu > Instrumenten > Kaarten.
Met Kaarten kunt u uw huidige locatie zien op de kaart,
kaarten van verschillende steden en landen bekijken,
adressen en verschillende interessante locaties
zoeken, routes plannen en locaties opslaan en
verzenden naar compatibele apparaten. U kunt ook
licenties voor extra diensten aanschaffen, zoals
reisgidsen, verkeersinformatie en navigatie met
gesproken begeleiding. Deze diensten zijn niet in alle
landen of regio's beschikbaar.
Als u bladert naar een gebied dat niet valt onder de
kaarten die u hebt gedownload op uw apparaat, wordt
een kaart voor dat gebied automatisch gedownload via
internet. Sommige kaarten zijn mogelijk beschikbaar
op uw apparaat of geheugenkaart. Ook kunt u kaarten
downloaden met de pc-software Nokia Map Loader. Ga
naar de website www.nokia.com/maps voor meer
83
Op reis
informatie over het installeren van Nokia Map Loader
op een compatibele pc.
Het downloaden van kaarten kan de overdracht van
grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw
serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact
op met uw serviceprovider voor meer informatie over
de kosten van gegevensoverdracht.
Wanneer u Kaarten voor het eerst gebruikt, moet u
mogelijk een toegangspunt kiezen voor het
downloaden van kaarten. Als u het toegangspunt later
wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet >
Standaardtoegangspunt.
De GPS-functie vereist een externe Bluetooth-GPS-
ontvanger.
Over Kaarten
Als u automatisch verbinding met internet wit maken
wanneer u Kaarten start, selecteert u Opties >
Instrumenten > Instellingen > Internet > Online
gaan bij opstarten > Ja.
Als u wilt voorkomen dat kaarten automatisch worden
gedownload, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Online gaan bij
opstarten > Nooit.
Als u het apparaat zodanig wilt instellen dat u om
toestemming wordt gevraagd voordat er verbinding
met internet wordt gemaakt, selecteert u Opties >
Instrumenten > Instellingen > Internet > Online
gaan bij opstarten > Altijd vragen.
Als u wilt worden geïnformeerd wanneer het apparaat
zich aanmeldt bij een ander netwerk dan uw eigen
netwerk, selecteert u Opties > Instrumenten >
Instellingen > Internet > Roaming-
waarschuwing > Aan (wordt alleen weergegeven als
u online bent). Voor meer informatie en de kosten van
roaming neemt u contact op met uw serviceprovider.
Tip: Als u kosten voor gegevensoverdracht wilt
vermijden, kunt u Kaarten ook gebruiken zonder
internetverbinding en bladeren door de kaarten
die zijn opgeslagen op uw apparaat of
geheugenkaart.
Bijna alle digitale cartografie is niet helemaal accuraat
en volledig. Vertrouw nooit uitsluitend op de
cartografie die u voor dit apparaat hebt gedownload.
Verplaatsing op een kaart
De kaartdekking kan per land en regio verschillen.
Wanneer u Kaarten opent, wordt de hoofdstad
weergegeven van het land waarin u zich bevindt of de
locatie die in uw vorige sessie is opgeslagen. Indien
nodig wordt de kaart van de locatie ook gedownload.
Als u wilt inzoomen op uw GPS-positie of uw laatste
bekende locatie, drukt u op de functietoets en op 0.
Wanneer de GPS-verbinding actief is, ziet u in
uw
huidige locatie op de kaart.
Als u wilt bladeren door de kaart, drukt u de
navigatietoets omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts. De kaart is standaard gericht op het noorden.
84
Op reis
Om in of uit te zoomen op de kaart, drukt u op de
functietoets en op * of op de functietoets en op #.
Wanneer u op het scherm door de kaart bladert, wordt
er automatisch een nieuwe kaart gedownload als u
naar een gebied gaat dat niet wordt gedekt door
kaarten die al zijn gedownload. Deze kaarten zijn
gratis, maar het downloaden kan de overdracht van
grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw
serviceprovider met zich meebrengen. Neem voor
meer informatie over de kosten van
gegevensoverdracht contact op met uw
serviceprovider. De kaarten worden automatisch
opgeslagen in het apparaatgeheugen of op een
compatibele geheugenkaart (als deze is geïnstalleerd).
Scherm-indicatoren
De GPS-indicator rechtsonder in het
scherm geeft aan wat de beschikbaarheid en sterkte
van het satellietsignaal is. Eén balk staat voor één
satelliet. Wanneer het apparaat probeert een satelliet
te vinden, is de balk geel. Wanneer het apparaat
voldoende gegevens van de satelliet heeft ontvangen
om een GPS-verbinding tot stand te brengen, wordt de
balk groen. Hoe meer groene balken, hoe sterker de
GPS-verbinding.
In eerste instantie moet het apparaat signalen van
minstens vier satellieten ontvangen om de
coördinaten van uw locatie te kunnen berekenen. Na
de eerste berekening kunnen de signalen van drie
satellieten toereikend zijn.
De indicator voor gegevensoverdracht
geeft aan welke internetverbinding wordt gebruikt en
hoeveel gegevens er zijn overgebracht sinds de
toepassing werd gestart.
Locaties vinden
Als u een locatie wilt zoeken in een weergegeven plaats
of gebied op de kaart, voert u het volledige of
gedeeltelijke adres van de locatie in het zoekveld in en
drukt u op de navigatietoets. Als u een locatie in een
andere plaats wilt zoeken, geeft u de plaats en het
volledige of gedeeltelijke adres op, bijvoorbeeld
Amsterdam Kalverstraat, en drukt u op de
navigatietoets.
Als u een specifiek adres of een adres in een ander land
wilt vinden, selecteert u Opties > Zoeken >
Adressen. Land/Regio * en Plaats of postcode zijn
verplicht.
Tip: Als u met het zoekveld wilt zoeken naar
locaties in een ander land, moet u ook de naam
van het land opgeven in het zoekveld: Rome
Italië.
Als u een adres uit de toepassingen Contacten wilt
importeren, selecteert u Opties > Zoeken >
Adressen > Opties > Selecteren uit Contacten.
De zoekresultaten worden op categorie ingedeeld. Als
u het zoeken wilt beperken tot één categorie,
selecteert u Opties > Zoeken.
Als u zoekt naar locaties zonder een
internetverbinding, worden de zoekresultaten beperkt
tot een straal van 50 km.
85
Op reis
Een route plannen
Als u een route wilt plannen, selecteert u het beginpunt
op de kaart of zoekt u naar een locatie. Vervolgens
drukt u op de navigatietoets en selecteert u
Toevoegen aan route.
Als u de bestemming wilt definiëren en meer locaties
voor uw route wilt opgeven, selecteert u Opties >
Routepunt toevoegen en zoekt u de locatie.
Selecteer Opties > Instellingen >
Transportmodus om te wisselen tussen lopen en
rijden.
Als u de route wilt weergeven op de kaart, selecteert u
Opties > Route weergeven.
Als u per auto of te voet naar de bestemming wilt
navigeren (en u hebt een licentie voor deze extra
diensten aangeschaft), selecteert u Opties > Rit
starten of Wandeling starten.
Als u de route wilt opslaan, selecteert u Opties >
Route opslaan.
Naar uw bestemming lopen
Bij de looproute worden mogelijke beperkingen van
autonavigatie genegeerd (zoals eenrichtingsverkeer
en keerverboden), en worden gebieden zoals
voetgangerszones en parken opgenomen. Ook wordt
hierbij prioriteit gegeven aan wandelpaden en
smallere wegen, en worden snelwegen en grote
wegen weggelaten.
De route wordt op de kaart getekend en de richting
wordt aangegeven met een pijl. De kleine stippen
geven aan in welke richting u loopt.
De lengte van een looproute is beperkt tot maximaal
50 kilometer en de reissnelheid tot een maximum van
30 km/u. Als u deze snelheid overschrijdt, wordt de
navigatie gestopt en pas weer hervat als de snelheid
weer binnen de limiet valt.
Gesproken begeleiding is niet beschikbaar voor
voetgangersnavigatie.
Als u een licentie wilt aanschaffen voor
voetgangersnavigatie, selecteert u Opties >
Extra's > Lopen. De licentie is regiospecifiek en kan
alleen in het geselecteerde gebied worden gebruikt. U
kunt de licentie betalen met een creditcard of via uw
telefoonrekening, als dit wordt ondersteund door uw
serviceprovider.
Tip: Als u navigatie drie dagen wilt uitproberen
met een gratis licentie, drukt u op de
navigatietoets en selecteert u Hierheen lopen.
Er wordt gecontroleerd of er een gratis licentie
beschikbaar is voor het apparaat. Als u de
licentie wilt activeren, selecteert u OK. U kunt de
licentie slechts één keer gebruiken.
Als u het navigeren wilt starten, selecteert u een locatie
en Opties > Hierheen lopen.
Als u een alternatieve route wilt zoeken, selecteert u
Opties > Alternatieve route.
Als u het navigeren wilt stoppen, selecteert u
Stoppen.
86
Op reis
Naar uw bestemming rijden
Als u een licentie voor voetgangers- en autonavigatie
met gesproken begeleiding wilt aanschaffen,
selecteert u Opties > Extra's > Rijden/lopen. De
licentie is regiospecifiek en kan alleen in het
geselecteerde gebied worden gebruikt.
Tip: Als u navigatie drie dagen wilt uitproberen
met een gratis licentie, drukt u op de
navigatietoets en selecteert u Hierheen rijden.
Er wordt gecontroleerd of er een gratis licentie
beschikbaar is voor het apparaat. Als u de
licentie wilt activeren, selecteert u OK. U kunt de
licentie slechts één keer gebruiken.
Als u de navigatie per auto wilt starten, drukt u op de
navigatietoets en selecteert u Hierheen rijden.
Wanneer u de autonavigatie voor het eerst gebruikt,
wordt u gevraagd om de taal te selecteren voor de
gesproken begeleiding en de bijbehorende bestanden
te downloaden. Als u de taal later wilt wijzigen,
selecteert u in het hoofdmenu Opties >
Instrumenten > Instellingen > Navigatie >
Gesproken begeleiding. Gesproken begeleiding is
niet beschikbaar voor voetgangersnavigatie.
Als u tijdens het navigeren wilt wisselen tussen
verschillende weergaven, drukt u op de navigatietoets
en selecteert u Manoeuvreweergave,
Vogelvluchtweergave of Pijlweergave.
Als u een alternatieve route wilt zoeken, selecteert u
Opties > And. route.
Als u de gesproken begeleiding wilt herhalen,
selecteert u Opties > Herhalen.
Als u het navigeren wilt stoppen, selecteert u
Stoppen.
Verkeersinformatie
Met de realtime verkeersinformatieservice ontvangt u
informatie over gebeurtenissen in het verkeer die
mogelijk van invloed zijn op uw reis. De
verkeersinformatieservice is een extra service die u
kunt aanschaffen en downloaden naar het apparaat,
mits de service beschikbaar is in uw land of regio.
Als u een licentie wilt aanschaffen voor de
verkeersinformatieservice, selecteert u Opties >
Extra's > Verkeersinfo.
Als u informatie over gebeurtenissen in het verkeer
wilt weergeven, selecteert u Opties > Verk.info. De
gebeurtenissen worden als driehoekjes en lijnen
aangegeven op de kaart.
Als u de details van een gebeurtenis wilt weergeven,
inclusief mogelijke opties voor een alternatieve route,
selecteert u de gebeurtenis en Opties > Openen.
Als u de verkeersinformatie wilt bijwerken, selecteert
u Verkeersinfo bijwerken.
Reisgidsen
In reisgidsen vindt u informatie over attracties,
restaurants, hotels en andere interessante locaties.
Sommige gidsen bevatten ook video's en
geluidsfragmenten. U moet de gidsen aanschaffen en
downloaden voordat u ze kunt gebruiken.
87
Op reis
Het downloaden van reisgidsen kan de overdracht van
grote hoeveelheden gegevens via het netwerk van uw
serviceprovider met zich meebrengen. Neem contact
op met uw serviceprovider voor meer informatie over
de kosten van gegevensoverdracht.
Als u reisgidsen wilt aanschaffen en downloaden of
gedownloade gidsen wilt weergeven, selecteert u
Opties > Extra's > Gidsen.
Als u door de reisgidscategorieën wilt bladeren,
selecteert u een categorie en drukt u op de
navigatietoets. Als er ook subcategorieën zijn,
selecteert u een subcategorie en drukt u nogmaals op
de navigatietoets.
Als u een nieuwe gids naar het apparaat wilt
downloaden, gaat u naar de gewenste gids en
selecteert u Ja. U kunt de gidsen betalen met een
creditcard of via uw telefoonrekening, als dit wordt
ondersteund door uw serviceprovider.
GPS-gegevens
Selecteer Menu > Instrumenten > GPS-ggvns.
Met GPS-gegevens kunt u uw huidige locatie
weergeven, uw weg naar een gewenste locatie vinden
en de afstand bijhouden.
Selecteer Navigatie om navigatiegegevens naar uw
bestemming weer te geven, Positie om
positiegegevens van uw huidige locatie weer te geven
of Tripafstand om uw reisgegevens weer te geven,
zoals de afstand en tijd die u hebt gereisd en uw
gemiddelde en maximale snelheid.
De toepassing moet plaatsbepalingsgegevens
ontvangen van ten minste drie satellieten voordat u de
toepassing als hulp onderweg kunt gebruiken.
De tripmeter heeft een beperkte nauwkeurigheid en er
kunnen afrondingsfouten voorkomen. De
nauwkeurigheid kan ook worden beïnvloed door de
beschikbaarheid en de kwaliteit van GPS-signalen.
GPS-gegevens gebruiken
Als u de signaalsterkte wilt controleren van de
satellieten die de positiegegevens voor navigatie
verschaffen, opent u een van de drie
weergavemogelijkheden en selecteert u Opties >
Satellietstatus.
Als u een een plaatsbepaling of oriëntatiepunt wilt
instellen als de bestemming van uw reis, selecteert u
Navigatie > Opties > Bestemming instlln. U kunt
ook de lengte- en breedtecoördinaten van de
bestemming invoeren.
Als u de ingestelde reisbestemming wilt verwijderen,
selecteert u Navigatie > Opties > Navigatie
stoppen.
Als u uw huidige positie wilt opslaan als een
plaatsbepaling, selecteert u Navigatie of Positie, en
Opties > Positie opslaan.
Als u de reismeter wilt activeren, selecteert u
Tripafstand > Opties > Starten. Als u de reismeter
wilt stopzetten, selecteert u Opties > Stoppen.
Als u alle velden wilt herstellen en de reis opnieuw wilt
berekenen, selecteert u Tripafstand > Opties >
Opnieuw starten.
88
Op reis
Als u het gebruikte meetsysteem wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Instellingen >
Maateenheid > Metrisch of Brits.
Als u de hoogtecalibratie wilt invoeren om de hoogte
die u van de satellieten hebt ontvangen, te corrigeren,
selecteert u Opties > Instellingen >
Hoogteberekening.
Plaatsbepalingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Plaatsen.
Plaatsbepalingen zijn coördinaten van geografische
locaties die u op uw apparaat kunt opslaan om later te
gebruiken in andere toepassingen op basis van locatie.
U kunt plaatsbepalingen creëren met een Bluetooth
GPS-accessoire of netwerk (netwerkdienst).
Een plaatsbepaling maken
Als u een plaatsbepaling wilt maken, selecteert u
Opties > Nieuwe plaats. Selecteer Huidige positie
om een netwerkverzoek te verzenden voor de lengte-
en breedtecoördinaten van uw huidige locatie,
Selecteren op kaart om de locatie te selecteren op een
kaart of Handmatig opgeven om de benodigde
informatie zelf in te vullen (bijvoorbeeld de naam, de
categorie, het adres, de lengte- en breedtegraad en de
hoogte).
Als u de plaats wilt weergeven op de kaart, selecteert
u Opties > Weergeven op kaart.
Plaatsbepalingen bewerken
Als u een plaatsbepaling wilt bewerken, selecteert u
Opties > Bewerken > Opties en een van de
volgende opties:
Categor. selecteren — De plaatsbepaling indelen
in een groep gelijksoortige plaatsbepalingen.
Selecteer een categorie om de
plaatsbepalingsgegevens aan te passen, zoals
naam, categorie, adres, lengte- en breedtegraad en
hoogte.
Huidige positie ophalen — Een netwerkverzoek
verzenden voor het automatisch invullen van de
lengte- en breedtecoördinaten om een
plaatsbepaling te maken van uw huidige locatie.
Verwijderen — De plaatsbepaling verwijderen.
Plaatspictogram — Het pictogram van de
plaatsbepaling wijzigen.
Weergeven op kaart — De plaatsbepaling
weergeven op de kaart.
Zenden — De plaatsbepaling verzenden naar
compatibele apparaten.
Bewerkopties — De telefoonnummers en URL-
adressen bewerken die zijn toegewezen aan de
plaatsbepaling.
Invoertaal — Hiermee wijzigt u de invoertaal.
Plaatsbepalingscategorieën
U kunt de plaatsbepalingscategorieën in twee
weergaven bekijken: als lijst met categorieën waarin
al plaatsbepalingen aanwezig zijn en als lijst met alle
plaatsbepalingscategorieën die al in uw apparaat
aanwezig zijn.
89
Op reis
Als u de plaatsbepalingen in een categorie wilt
weergeven, gaat u naar de categorie en drukt u op de
navigatietoets.
Als u een nieuwe categorie wilt maken, selecteert u
Opties > Categor. bewerken > Opties > Nieuwe
categorie.
Als u een plaatsbepaling van de ene naar de andere
categorie wilt verplaatsen, opent u het tabblad voor
plaatsbepalingen, selecteert u de plaatsbepaling en
Opties > Toev. aan categorie. Selecteer de oude
categorie om de markering ernaast te verwijderen.
Selecteer de categorie of categorieën waaraan u de
plaatsbepaling wilt toevoegen. Selecteer Accept..
Plaatsbepalingen
ontvangen
Selecteer Menu > Communic. > Berichten.
Open een bericht met een plaatsbepaling die u van een
ander apparaat hebt ontvangen. Ga naar de
plaatsbepaling en druk op de navigatietoets.
Als u de plaatsbepaling wilt opslaan in uw apparaat,
selecteert u Opties > Opslaan.
Als u de plaatsbepaling wilt doorsturen naar
compatibele apparaten, selecteert u Opties >
Zenden.
Als u de ontvangen plaatsbepaling wilt weergeven op
de kaart, selecteert u Opties > Weergeven op
kaart.
Als u wilt weten hoe u naar de ontvangen
plaatsbepaling kunt gaan, selecteert u Opties >
Route weergeven.
90
Op reis
Media
Op het apparaat bevindt zich een aantal
mediatoepassingen voor zakelijk gebruik en als
vrijetijdsbesteding.
Raadpleeg voor meer informatie de uitgebreide
gebruikershandleiding via internet.
Camera
Selecteer Menu > Media > Camera.
Een afbeelding vastleggen
Uw apparaat ondersteunt een beeldresolutie van ten
hoogste 1600x1200 pixels. De beeldresolutie kan in
deze documentatie anders zijn weergegeven.
Als u een foto wilt maken, gebruikt u het scherm als
zoeker, richt u op uw onderwerp en drukt u op de
navigatietoets. De foto wordt opgeslagen in de Galerij
of in de map die u hebt gedefinieerd.
Tip: Als u wilt in- of uitzoomen voordat u een
foto maakt, drukt u op de navigatietoets
omhoog of omlaag.
Als u de foto niet wilt bewaren, selecteert u Opties >
Verwijderen. Selecteer Terug om terug te gaan naar
de zoeker en een andere foto te maken. Selecteer
Opties > Ga naar Galerij om de foto in de Galerij te
bekijken.
Selecteer Opties > Flits als u de flitser altijd wilt
gebruiken, nooit wilt gebruiken of de flitser
automatisch wilt gebruiken op basis van het
beschikbare omgevingslicht.
Als het licht zwak is, selecteert u Opties >
Nachtmodus > Aan voordat u een foto maakt.
Als u de foto wilt aanpassen, selecteert u Opties >
Aanpassen > Witbalans of Kleurtoon.
Als u een serie foto's achter elkaar wilt maken,
selecteert u Opties > Reeksmodus. De camera maakt
een serie van zes foto's achter elkaar.
Als u foto's op bepaalde tijden achter elkaar wilt
maken, selecteert u Opties > Zelfontspanner en het
gewenste interval. De camera maakt telkens een foto
als het interval afgelopen is.
Tip: Als u de verschillende cameramodi snel wilt
kunnen gebruiken, selecteert u Opties >
Werkbalk weergeven.
Als u de foto's die u hebt gemaakt wilt bekijken,
selecteert u Menu > Media > Galerij >
Afbeeldingen.
91
Media
Een videoclip opnemen
1. Druk op de navigatietoets om de opname van een
videoclip te starten. De resterende opnametijd
wordt boven in het scherm getoond.
2. Als u de opname wilt onderbreken, selecteert u
Pauze. Als u de opname wilt hervatten, selecteert
u Doorgaan.
3. Als u de opname wilt beëindigen, selecteert u
Stop. De videoclip wordt opgeslagen in de Galerij
of in de map die u hebt gedefinieerd.
4. Als u de opgenomen videoclip niet wilt bewaren,
selecteert u Opties > Verwijderen. Selecteer
Terug om terug te gaan naar de zoeker en een
andere videoclip op te nemen. Selecteer Opties >
Afspelen om de videoclip in de toepassing
RealPlayer te bekijken.
Camera-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Voor het aanpassen van de afbeeldingskwaliteit, het
instellen of afbeeldingen na het vastleggen op het
scherm zichtbaar blijven, en het wijzigen van de
resolutie, de standaardnaam of het geheugen waarop
u nieuwe afbeeldingen opslaat, selecteert u
Afbeelding.
Als u de lengte, resolutie en standaardnaam van de
door u opgenomen video's of het geheugen waarop u
ze wilt opslaan, wilt wijzigen, dan selecteert u Video.
Nokia Podcasting
Selecteer Menu > Media > Podcasting.
Download podcasts naar het apparaat en speel ze af.
Podcasts afspelen en
beheren
Podcasting is een methode om audio en video via
internet naar mobiele apparaten en computers te
verspreiden en af te spelen.
Met de toepassing Nokia Podcasting kunt u draadloos
podcasts zoeken, downloaden, afspelen, met anderen
delen en u erop abonneren vanaf uw mobiele apparaat.
Stel de verbindings- en downloadopties in voordat u
de toepassing gebruikt. Selecteer Opties >
Instellingen > Verbinding en Downloaden.
Als u nieuwe poscast-episodes wilt zoeken om u erop
te abonneren, selecteert u Mappen.
Als u podcasts wilt zoeken op trefwoorden en
weergavetitels, selecteert u Zoeken.
Als u de beschikbare episodes van de geselecteerde
podcast wilt weergeven, opent u de map Podcasts en
selecteert u Openen.
Als u de geselecteerde episode wilt downloaden,
selecteert u Downloaden.
Als u de gedownloade episode wilt afspelen, selecteert
u Afspelen.
92
Media
Als u geselecteerde of gemarkeerde podcasts wilt
bijwerken, selecteert u Opties > Bijwerken, zodat u
een nieuwe episode krijgt.
Als u de website van de podcast wilt openen
(netwerkdienst) selecteert u Opties > Webpagina
openen.
Op sommige poscasts kunt u reageren door
opmerkingen aan de makers te schrijven of uw stem
uit te brengen. Als u hiervoor verbinding met internet
wit maken, selecteert u Opties > Opmerkingen
weerg..
Webmappen
Selecteer Mappen.
Met webmappen kunt u nieuwe episodes van podcasts
waarop u bent geabonneerd, makkelijk terugvinden.
De inhoud van webmappen verandert. Selecteer de
gewenste webmap om deze bij te werken
(netwerkdienst). De kleur van de map verandert zodra
de update is voltooid.
Als u zich op een podcast wilt abonneren, gaat u naar
de podcast-titel en selecteert u Bijwerken. Wanneer u
zich op de episodes van een podcast hebt
geabonneerd, kunt u ze in het menu Podcasts
downloaden, beheren en afspelen.
Als u een nieuwe webmap of map wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Nieuw > Webmap of Map.
Selecteer een titel, de URL van het OPML (Outline
Processor Markup Language)-bestand en selecteer
Gereed.
Als u een OPML-bestand dat op uw apparaat is
opgeslagen wilt importeren, selecteert u Opties >
OPML-best. importeren.
Als u een ontvangen OPML-bestand wilt opslaan, opent
u het bestand en slaat u het op in de map
Ontvangen in de webmap. Open de map om u te
abonneren op de podcasts via een koppeling.
Podcasts zoeken
U kunt podcast-episodes zoeken op trefwoord of titel.
Hierbij wordt de zoekfunctie gebruikt die u hebt
ingesteld in Podcasting > Opties > Instellingen >
Verbinding > URL van zoekservice.
Als u podcasts wilt zoeken, selecteert u Zoeken en
voert u de gewenste trefwoorden in.
Tip: Er wordt gezocht naar titels en trefwoorden
in beschrijvingen, maar niet naar specifieke
episodes. Algemene onderwerpen, zoals voetbal
of hiphop geven betere resultaten dan
specifieke teams of artiesten.
Als u zich op geselecteerde kanalen wilt abonneren en
ze aan uw poscasts wilt toevoegen, selecteert u
Abonneren.
Als u een nieuw zoekopdracht wilt beginnen, selecteert
u Opties > Opnieuw zoeken.
Als u de gegevens van een podcast wilt weergeven,
selecteert u Opties > Beschrijving.
93
Media
Instellingen voor Podcasting
Als u de verbindingsinstellingen wilt bewerken,
selecteert u Opties > Instellingen > Verbinding.
Als u de downloadinstellingen wilt bewerken,
selecteert u Opties > Instellingen > Downloaden.
Als u de standaardinstellingen wilt terugzetten, opent
u de betreffende instellingen en selecteert u Opties >
Standaardinstellingen.
Muziekspeler
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling
aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor
wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het
volume erg luid kan zijn.
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler.
De muziekspeler ondersteunt bestandsindelingen als
AAC, AAC+, eAAC+, MP3 en WMA,maar dat betekent niet
automatisch dat ook alle functies of variaties van deze
bestandsindelingen worden ondersteund.
U kunt met de muziekspeler afleveringen van podcasts
afspelen. Podcasting is een methode om audio- en
videomateriaal via internet te verzenden via RSS- of
Atom-technologie voor mobiele apparaten en
computers.
U kunt muziek van andere, compatibele apparaten
overbrengen naar uw apparaat.
Zie 'Muziek
overdragen vanaf de computer', p. 95.
Een liedje of een podcast-
episode afspelen
Als u alle beschikbare liedjes en podcasts aan de
muziekbibliotheek wilt toevoegen, selecteert u
Opties > Vernieuwen.
Als u een liedje of een aflevering van een podcast wilt
afspelen, selecteert u Muziek of Podcasts en de
gewenste categorie. Vervolgens gaat u naar het liedje
of de podcast-aflevering en drukt u op de
navigatietoets.
Blader naar boven of beneden om het geluidsvolume
aan te passen.
Als u het afspelen wilt onderbreken, drukt u op de
navigatietoets; als u het wilt hervatten, drukt u
nogmaals op de navigatietoets. Als u het afspelen wilt
beëindigen, drukt u op de navigatietoets omlaag.
Als u snel vooruit of achteruit wilt spoelen, houdt u de
navigatietoets naar rechts of links ingedrukt.
Als u naar het volgende item wilt, drukt u op de
navigatietoets naar rechts. Als u weer naar het begin
van het item wilt, drukt u op de navigatietoets naar
links. Als u naar het vorige item wilt, moet u binnen 2
seconden na het begin van het liedje of de podcast. op
de navigatietoets naar links drukken.
94
Media
Als u terug wilt naar het startscherm terwijl de
muziekspeler op de achtergrond blijft spelen, drukt u
op eindetoets.
Afspeellijsten
Als u uw afspeellijsten wilt weergeven of beheren,
selecteert u Muziek > Afspeellijsten.
Als u een nieuwe afspeellijst wilt maken, selecteert u
Opties > Afspeellijst maken.
Als u liedjes aan de afspeellijst wilt toevoegen,
selecteert u het liedje en vervolgens Opties > Toev.
aan afspeellijst > Opgesl. afspeellijst of Nieuwe
afspeellijst.
Als u de liedjes in een afspeellijst opnieuw wilt
ordenen, gaat u naar het liedje dat u wilt verplaatsen
en selecteert u Opties > Lijst opnieuw ordenen.
Nokia-muziekwinkel
Selecteer Menu > Media > Muziekwinkl.
In de Nokia-muziekwinkel (netwerkdienst) kunt u
muziek zoeken, doorbladeren en downloaden naar uw
apparaat. Om muziek te kunnen kopen, moet u zich
eerst aanmelden.
Bezoek music.nokia.com als u wilt nagaan of Nokia-
muziekwinkel in uw land beschikbaar is.
Als u meer muziek in diverse categorieën wilt zoeken,
selecteert u Opties > Zoeken in muziekwinkel.
Als u een toegangspunt voor de muziekwinkel wilt
instellen, selecteert u Std. toeg. punt.
Muziek overdragen vanaf de
computer
Als u muziek van uw pc wilt overdragen naar uw
apparaat, sluit u het aan met een compatibele USB-
gegevenskabel of via Bluetooth. Als u de USB-kabel
gebruikt, selecteert u Massaopslag als
verbindingsmodus. Zorg ervoor dat er een compatibele
geheugenkaart in het apparaat zit.
Als u Mediaoverdracht selecteert als
verbindingsmodus, kunt u Windows Media Player
gebruiken om muziek te synchroniseren tussen het
apparaat en de pc.
Overdracht met Windows
Media Player
De synchronisatiefuncties voor muziek verschillen per
versie van Windows Media Player. Zie voor meer
informatie de betreffende handleidingen en Help van
Windows Media Player. De volgende instructies zijn
bedoeld voor Windows Media Player 11.
Handmatige synchronisatie
Met handmatige synchronisatie kunt u liedjes en
playlists selecteren om ze vervolgens te verplaatsen,
kopiëren of verwijderen.
1. Zodra er een verbinding is tussen het apparaat en
Windows Media Player, selecteert u úw apparaat
rechts op het navigatiescherm (als er meerdere
apparaten zijn verbonden).
95
Media
2. Ga in het linkernavigatiescherm naar de
muziekbestanden op uw computer die u wilt
synchroniseren.
3. Sleep de liedjes naar de Synchronisatielijst aan de
rechterkant.
Boven de Synchronisatielijst wordt weergegeven
hoeveel geheugen er beschikbaar is op uw
apparaat.
4. Als u liedjes of albums wilt verwijderen, selecteert
u een item in de Synchronisatielijst, klikt u met de
rechtermuisknop en selecteert u Verwijderen uit
lijst.
5. Klik op Beginnen met synchroniseren om het
synchroniseren te starten.
Automatische synchronisatie
1. Als u automatische synchronisatie in Windows
Media Player wilt inschakelen, klikt u op het tabblad
Synchroniseren met de optie Nokia Handset >
Synchroniseren instellen en schakelt u het
selectievakje Apparaat automatisch
synchroniseren in.
2. Selecteer de playlists (afspeellijsten in Media
Player) die u automatisch wilt synchroniseren in het
deelvenster met de beschikbare afspeellijsten en
klik op Toevoegen.
De geselecteerde items worden overgebracht naar
het deelvenster met de afspeellijsten voor
synchronisatie.
3. Voltooi de instellingen voor automatische
synchronisatie door op Voltooien te klikken.
Als het selectievakje Apparaat automatisch
synchroniseren is ingeschakeld en u met uw apparaat
verbinding maakt met de computer, wordt de
muziekbibliotheek in het apparaat automatisch
bijgewerkt met de playlists die u voor synchronisatie
hebt geselecteerd in Windows Media Player. Als er geen
playlists zijn geselecteerd, wordt de complete
muziekbibliotheek op de computer geselecteerd voor
de synchronisatie. Als er onvoldoende geheugen vrij is
op het apparaat, gebruikt Windows Media Player de
handmatige synchronisatiemethode.
Als u het synchroniseren wilt beëindigen, klikt u op het
tabblad Synchroniseren met en selecteert u Stoppen
met synchroniseren met Nokia Handset.
Standaard frequentie-
instellingen
Selecteer Menu > Media > Muziekspeler >
Opties > Ga naar Afspelen > Opties > Equalizer.
Als u een preset voor een frequentie-instelling wilt
gebruiken bij het afspelen van muziek, selecteert u de
gewenste frequentie-instelling en selecteert u
Opties > Activeren.
Als u de frequentie van een preset wilt aanpassen,
selecteert u Opties > Bewerken, selecteert u een
frequentieband en navigeert u omhoog of omlaag om
de waarde te verhogen of verlagen. De aangepaste
frequentie is onmiddellijk hoorbaar bij het afspelen.
Als u de oorspronkelijke waarden van de
frequentiebanden wilt herstellen, selecteert u
Opties > Std.waarden herst..
96
Media
Als u uw eigen frequentie-instelling wilt definiëren,
selecteert u Opties > Nwe voorinstelling. Geef een
naam op voor de frequentie-instelling. Druk de joystick
omhoog of omlaag om te schakelen tussen de
verschillende frequentiebanden en stel voor elke band
de gewenste frequentie in.
Online delen
Selecteer Menu > Media > Online delen.
U kunt afbeeldingen en videoclips met anderen delen
via compatibele onlinealbums, blogs of via
onlineservices op internet. U kunt materiaal uploaden,
onvoltooide posts opslaan om ze later af te maken en
de inhoud van albums weergeven. Welke typen inhoud
worden ondersteund, kan per serviceprovider
verschillen.
Om bestanden online te kunnen delen, moet u een
account hebben bij een onlineservice voor het delen
van bestanden. Meestal kunt u zich op dergelijke
services abonneren via de webpagina van uw
serviceprovider. Neem voor meer informatie contact
op met uw serviceprovider.
Afbeeldingen online delen
Als u een bestand in de Galerij wilt uploaden naar een
onlineservice, selecteert u Menu > Galerij, selecteert
u het gewenste bestand en selecteert u Opties >
Zenden > Posten naar web.
Dictafoon
Selecteer Menu > Media > Dictafoon.
Met de toepassing Dictafoon kunt u een gesproken
memo van maximaal 60 minuten opnemen. U kunt de
opname als geluidsclip opslaan en afspelen. Dictafoon
ondersteunt de bestandsindeling AMR.
U kunt ook op de spraaktoets drukken om de
toepassing Dictafoon te openen. Als u zich hebt
aangemeld voor P2T (Push to Talk), werkt de
spraaktoets echter als P2T-toets en wordt Dictafoon
hierdoor niet geopend.
Een geluidsclip opnemen
Als u een geluidsclip wilt opnemen, selecteert u
Opties > Geluidsclip opnemen. Selecteer Pauze als
u de opname wilt onderbreken en Opnemen als u de
opname wilt hervatten. Wanneer u klaar bent met
opnemen, selecteert u Stop. De geluidsclip wordt
automatisch opgeslagen in de map Geluidsclips in de
Galerij.
Een opname afspelen
Als u de zojuist gemaakte geluidsclip wilt beluisteren,
selecteert u Afspelen. De voortgangsbalk geeft de
afspeeltijd, afspeelpositie en tijdsduur van de
geluidsclip aan. Als u het afspelen wilt annuleren,
selecteert u Stop.
97
Media
Als u het afspelen van een opgenomen clip wilt
onderbreken, selecteert u Pauze. Het afspelen wordt
hervat wanneer u Afspelen selecteert.
Dictafooninstellingen
De opnamen worden automatisch opgeslagen in het
apparaatgeheugen, tenzij u de standaardlocatie
wijzigt. Gewijzigde instellingen zijn van toepassing op
alle opnamen die u na de wijziging maakt of ontvangt.
Als u de standaardlocatie van opgeslagen
spraakopnamen wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Instellingen > Gebruikt geheugen.
Als u de opnamekwaliteit wilt instellen, selecteert u
Opties > Instellingen > Opnamekwaliteit. Als u
Hoog selecteert, wordt de geluidsclip opgenomen als
wav-bestand en is de maximale lengte van de clip 60
minuten. Als u MMS-compatibel selecteert, wordt de
geluidsclip opgenomen als amr-bestand en is de
maximale lengte van de clip 1 minuut.
Galerij
Selecteer Menu > Media > Galerij.
Gebruik de Galerij voor het openen van verschillende
soorten media, zoals afbeeldingen, video's, muziek en
geluiden. Alle weergegeven afbeeldingen en video's en
alle ontvangen muziek en geluiden worden
automatisch opgeslagen in de Galerij.
Geluidsfragmenten worden geopend in de Music Player
en videoclips en streaming-koppelingen worden
geopend in de toepassing RealPlayer. Afbeeldingen
worden geopend in de weergave voor afbeeldingen.
Werken met
mediabestanden en mappen
U opent een bestand of map door ernaartoe te gaan en
op de navigatietoets te drukken.
Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u een
bestand en dan Opties > Organiseren > Nieuwe
map. U kunt geen mappen binnen mappen maken.
Als u bestanden wilt kopiëren of verplaatsen, selecteert
u een bestand en Opties > Organiseren >
Verplaatsen naar map, Nieuwe map, Verpl. naar
geh.kaart, Kop. naar geh.kaart, Kop. naar
telef.geh. of Verpl. naar telef.geh..
Als u bestanden naar de Galerij wilt downloaden met
de browser, selecteert u Afbld. downldn, Video's
downl., Tracks downldn of Geluiden dwnl.. De
browser wordt geopend en u kunt een bookmark
kiezen of het adres van de downloadsite invoeren.
Als u een bestand wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Schrijf het item dat u zoekt. Bestanden die aan
de zoekterm voldoen worden weergegeven.
Afbeeldingen weergeven
Als u een afbeelding wilt openen om deze te bekijken,
selecteert u Opties > Openen.
Als u de vorige of volgende afbeelding wilt openen om
deze te bekijken, gaat u naar links of naar rechts.
98
Media
Als u de afbeelding op het scherm wilt vergroten,
selecteert u Opties > Inzoomen. Als u de afbeelding
op het scherm wilt verkleinen, selecteert u
Uitzoomen.
Als u de afbeelding in een volledig scherm wilt
weergeven, selecteert u Opties > Volledig scherm.
Als u wilt terugkeren naar de normale weergave,
selecteert u Opties > Normaal scherm.
Als u de afbeelding wilt draaien, selecteert u Opties >
Roteren. Selecteer Naar rechts om de afbeelding 90
graden rechtsom te draaien en Naar links om de
afbeelding 90 graden linksom te draaien.
Afbeeldingbestanden
beheren
Als u uitvoerige informatie over de afbeelding wilt
weergeven, selecteert u Opties > Gegevens
bekijken.
Als u de afbeelding wilt verzenden, selecteert u
Opties > Zenden en de verzendmethode.
Als u de naam van de afbeelding wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Naam wijzigen.
Als u de afbeelding wilt instellen als
achtergrondafbeelding, selecteert u Opties >
Afbeelding gebruiken > Inst. als achtergrond.
Als u de afbeeldilng aan een contact wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Afbeelding gebruiken >
Toewijzen aan contact. De toepassing Contacten
wordt geopend en u kunt het contact voor de
afbeelding selecteren.
RealPlayer
Selecteer Menu > Media > RealPlayer.
RealPlayer kan videoclips en audiobestanden afspelen
die in het geheugen van het apparaat of op een
geheugenkaart zijn opgeslagen, die via e-mail of een
compatibele pc naar het apparaat zijn overgebracht, of
die vanaf het web op het apparaat worden afgespeeld.
De ondersteunde bestandsindelingen zijn onder
andere MPEG-4, MP4 (geen streaming), 3GP, RV, RA, AMR
en Midi. RealPlayer ondersteunt niet altijd alle
varianten van een mediabestandsindeling.
Videoclips en streaming
media afspelen
Waarschuwing: Houd het apparaat niet dicht bij
uw oor wanneer de luidspreker wordt gebruikt,
aangezien het volume erg luid kan zijn.
Als u een videoclip of een audiobestand wilt afdrukken,
selecteert u Opties > Openen > Recente clips om
een van de zes clips af te spelen die u het laatst hebt
afgespeeld, of Opgeslagen clip om een clip af te
spelen of een webkoppeling te openen. Selecteer
Afspelen.
Als u streaming media wilt afspelen, selecteert u een
webkoppeling naar een clip en selecteert u Afspelen.
Of u maakt verbinding met internet, surft naar een
videoclip of audiobestand en selecteert Afspelen.
RealPlayer herkent twee soorten koppelingen: een
rtsp:// URL en een http:// URL dat naar een RAM-
99
Media
bestand verwijst. Voordat de content begint te
streamen, moet het apparaat verbonden zijn met een
website en de content bufferen. Als er door een
netwerkverbindingsprobleem een afspeelfout wordt
veroorzaakt, probeert RealPlayer automatisch
opnieuw met het internettoegangspunt te verbinden.
Als u het volume tijdens het afspelen wilt aanpassen,
navigeert u naar rechts of links.
Als u tijdens het afspelen snel vooruit wilt spoelen,
navigeert u omhoog en houdt u de navigatietoets
ingedrukt. Als u tijdens het afspelen wilt terugspoelen,
navigeert u omlaag en houdt u de navigatietoets
ingedrukt.
Als u het afspelen of streamen wilt beëindigen,
selecteert u Stoppen. Het bufferen of verbinden met
de streamingsite stopt, het afspelen van de clip stopt
en de clip wordt naar het begin teruggespoeld.
Als u videoclips van het web wilt downloaden,
selecteert u Opties > Video's downloaden.
Als u de videoclip in het volledige scherm wilt
weergeven, selecteert u Opties > Op volledig
scherm. Als u het volledige scherm gebruikt, wordt het
beeld zo groot mogelijk weergegeven met behoud van
de verhoudingen.
Audiobestanden en
videoclips verzenden
Als u een mediaclip naar een compatibel apparaat wilt
overbrengen, selecteert u Opties > Zenden. Selecteer
de verzendmethode.
Als u een mediaclip in een bericht wilt verzenden, stelt
u een multimediabericht op, selecteert u de clip die u
wilt toevoegen en selecteert u Object invoegen >
Videoclip of Geluidsclip.
Gegevens over een
mediaclip weergeven
Als u de eigenschappen van een video- of audiobestand
of een webkoppeling wilt weergeven, selecteert u het
desbetreffende item en selecteert u Opties >
Gegevens clip. De gegevens kunnen bijvoorbeeld de
bitsnelheid of de webkoppeling van een streaming-
bestand omvatten.
Als u bestandsbeveiliging voor een mediaclip wilt
inschakelen, selecteert u Opties > Gegevens clip >
Status > Opties > Wijzigen. Bestandsbeveiliging
voorkomt dat anderen het bestand wijzigen.
Instellingen voor RealPlayer
U kunt de RealPlayer-instellingen ontvangen in een
bericht van uw serviceprovider.
Als u de instellingen handmatig wilt definiëren,
selecteert u Opties > Instellingen > Video of
Streaming.
Flash-speler
Selecteer Menu > Media > Flash-speler.
100
Media
Met de Flash-speler kunt u flash-bestanden die speciaal
zijn gemaakt voor mobiele apparaten weergeven,
afspelen en gebruiken.
Flash-bestanden beheren
Plaats een geheugenkaart in uw apparaat om het
gebruik van Flash-speler te optimaliseren
Als u een flash-bestand wilt afspelen, gaat u naar het
bestand en drukt u op de navigatietoets.
Als u een flash-bestand wilt verzenden naar
compatibele apparaten, selecteert u Opties >
Verzenden. Het is mogelijk dat bepaalde flash-
bestanden niet mogen worden verzonden in verband
met copyrightbepalingen.
Als u wilt schakelen tussen flash-bestanden die zijn
opgeslagen in het geheugen van het apparaat of op de
geheugenkaart, gaat u naar de desbetreffende
tabbladen.
Als u de flash-bestandskwaliteit wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Kwaliteit wanneer het flash-
bestand wordt afgespeeld. Als u Hoog selecteert, is het
mogelijk dat sommige flash-bestanden onregelmatig
en langzaam worden afgespeeld als gevolg van de
oorspronkelijke instellingen. Wijzig de
kwaliteitsinstelling van dergelijke bestanden in
Normaal of Laag om het afspelen te verbeteren.
Als u flash-bestanden wilt ordenen, selecteert u
Opties > Indelen.
Radio
Selecteer Menu > Media > Radio.
De kwaliteit van de radio-uitzending is afhankelijk van
het bereik van de radiozender in dat bepaalde gebied.
De FM-radio maakt gebruik van een andere antenne
dan de antenne van het draadloze apparaat. De FM-
radio werkt alleen goed als er een compatibele
hoofdtelefoon of toebehoren op het apparaat is
aangesloten.
De radio beluisteren
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling
aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor
wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het
volume erg luid kan zijn.
Als u een zender wilt zoeken, selecteert u
of .
Als u de frequentie handmatig wilt instellen, selecteert
u Opties > Handmatig afstemmen.
Als u de beschikbare zenders wilt weergeven op basis
van hun locatie, selecteert u Opties >
Zenderoverzicht (netwerkdienst).
Als u de huidige zender aan uw zenderlijst wilt
toevoegen, selecteert u Opties > Zender opslaan.
Als u een eerder opgeslagen radiozender wilt
beluisteren, selecteert u
of .
101
Media
Navigeer naar links of rechts om het volume aan te
passen.
Als u bij het beluisteren van de radio wilt schakelen
tussen het gebruik van de headset en de luidspreker,
selecteert u Opties > Luidspreker aan.
Als u wilt terugkeren naar het startscherm en de FM-
radio op de achtergrond wilt laten spelen, selecteert u
Opties > Afsp. in achtergrond.
Visuele inhoud weergeven
Neem contact op met uw serviceprovider als u de
beschikbaarheid en de kosten wilt weten, en als u zich
wilt abonneren op de dienst.
Voordat u visuele inhoud kunt weergeven, moet u een
internettoegangspunt hebben gedefinieerd in Menu >
Instrumenten > Instell. > Verbinding >
Toegangspunten.
1. Als u de beschikbare visuele inhoud voor de
geselecteerde zender wilt weergeven, selecteert u
Opties > Visuele dienst starten. Als de service-ID
voor Visual Radio niet is opgeslagen voor de zender,
voert u deze in, of selecteert u Ophalen om ernaar
te zoeken in het zendertelefoonboek
(netwerkdienst) .
2. Selecteer de locatie uit het zendertelefoonboek die
het dichtst bij u in de buurt is. Als uw apparaat een
zender vindt die overeenkomt met de
geselecteerde frequentie, wordt de Visual Service-
ID ervan getoond. Als u de visuele inhoud ervan wilt
weergeven, selecteert u OK.
Opgeslagen zenders
Als u de lijst van de door u opgeslagen zenders wilt
weergeven, selecteert u Opties > Zenders.
Als u een opgeslagen zender wilt beluisteren,
selecteert u Opties > Zender > Luisteren.
Als u de beschikbare visuele inhoud van een station
met de dienst Visual Radio wilt weergeven, selecteert
u Opties > Zender > Visuele dienst starten.
Als u de zendergegevens wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Zender > Bewerken.
Radio-instellingen
Selecteer Opties > Instellingen en maak een keuze
uit de volgende opties:
Starttoon — Geef aan of er een toon moet worden
afgespeeld als de toepassing wordt opgestart.
Autostart dienst — Selecteer Ja, als u wilt dat de
dienst Visual Radio automatisch start zodra u een
opgeslagen zender selecteert die de dienst Visual
Radio aanbiedt.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt voor
de gegevensverbinding. U heeft geen toegangspunt
nodig om de toepassing te gebruiken als een
normale FM-radio.
Huidige regio — Selecteer de regio waarin u zich
momenteel bevindt. Deze instelling wordt alleen
getoond als er tijdens het opstarten van de
toepassing geen netwerkdekking was.
102
Media
Internetradio
Selecteer Menu > Media > Internetradio.
Naar internetradiozenders
luisteren
Waarschuwing: Luister naar muziek op een
gematigd geluidsvolume. Voortdurende blootstelling
aan een hoog geluidsvolume kan uw gehoor
beschadigen. Houd het apparaat niet dicht bij uw oor
wanneer de luidspreker wordt gebruikt, aangezien het
volume erg luid kan zijn.
Als u via het internet naar een radiozender wilt
luisteren, selecteert u een zender uit het
zenderoverzicht, zoekt u een zender op naam bij de
dienst Nokia Internet Radio of selecteert u Opties >
Zender handm. toev.. Selecteer Luisteren als u de
juiste zender gevonden hebt.
Als u het afspelen wilt stoppen, houdt u de
navigatietoets ingedrukt. Druk nogmaals op de
navigatietoets om het afspelen te hervatten.
Als u het volume wilt aanpassen, drukt u op de
navigatietoets omhoog of omlaag terwijl u de
functietoets ingedrukt houdt.
Selecteer Opties > Zenderinformatie om
zenderinformatie te bekijken (niet beschikbaar als u de
zender handmatig hebt opgeslagen).
Als u naar een zender luistert die u bij uw favorieten
hebt opgeslagen, bladert u naar links of naar rechts om
naar de vorige of volgende opgeslagen zender te
luisteren.
Tip: Met de toepassing Web kunt u naar
koppelingen van zenders surfen. Compatibele
koppelingen worden automatisch geopend in
de toepassing Internetradio.
Zenders zoeken
Als u radiozenders wilt zoeken op naam in de dienst
Nokia Internetradio, selecteert u Zoeken. Voer in het
zoekveld de zendernaam in, of de eerste letters
daarvan, en selecteer Zoeken.
Als u de zender wilt beluisteren, selecteert u
Luisteren.
Als u de zender wilt opslaan in uw favorieten, selecteert
u Opties > Toev. aan Favorieten.
Als u nogmaals wilt zoeken, selecteert u Opties >
Opnieuw zoeken.
Zenders opslaan
Als u uw favoriete zenders wilt weergeven en
beluisteren, selecteert u Favorieten.
Als u handmatig een zender wilt toevoegen aan uw
favorieten, selecteert u Opties > Zender handm.
toev.. Voer het webadres in van de zender en de naam
waaronder de zender verschijnt in de favorietenlijst.
Als u de zender die u nu beluistert wilt toevoegen aan
uw favorieten, selecteert u Opties > Toev. aan
Favorieten.
103
Media
Als u zendergegevens wilt weergeven, naar een zender
hoger of lager in de lijst wilt gaan, of een zender wilt
verwijderen uit de favorieten, selecteert u Opties >
Zender en de gewenste optie.
Als u uitsluitend zenders wilt weergeven die beginnen
met bepaalde letters of cijfers, voert u deze tekens in.
De overeenkomende zenders worden weergegeven.
Instellingen Internetradio
Als u het standaardtoegangspunt wilt selecteren om
verbinding te maken met het netwerk selecteert u
Opties > Instellingen > Standaardtoegangspunt.
Selecteer Altijd vragen als u wilt dat het apparaat
vraagt naar het toegangspunt, telkens wanneer u de
toepassing opent.
Als u de verbindingssnelheid voor GPRS-packet-
gegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Bitrate voor GPRS-verb..
Als u de verbindingssnelheid voor 3G-packet-
gegevensverbindingen wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Instellingen > Bitrate voor 3G-
verbinding.
Als u de verbindingssnelheid voor WLAN-verbindingen
wilt wijzigen, selecteert u Opties > Instellingen >
Bitrate voor WiFi-verb..
De kwaliteit van de radio-ontvangst hangt af van de
verbindingssnelheid die u hebt geselecteerd. Hoe
hoger de snelheid, des te beter de kwaliteit. Als u
buffering wilt voorkomen, gebruikt u op snelle
verbindingen uitsluitend de hoogste kwaliteit.
104
Media
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen
U kunt uw apparaat aanpassen aan uw eigen
voorkeuren door bijvoorbeeld de beltonen,
achtergrondafbeeldingen en schermbeveiligingen te
wijzigen.
Profielen
Selecteer Menu > Instrumenten > Profielen.
U kunt voor verschillende gebeurtenissen, omgevingen
of groepen bellers beltonen, waarschuwingssignalen
en andere signalen instellen. Het actieve profiel wordt
boven aan het startscherm weergegeven. Als het
actieve profiel echter Algemeen is, wordt alleen de
huidige datum weergegeven.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u
Opties > Nieuw maken en definieert u de
instellingen.
Als u een profiel wilt aanpassen, selecteert u het
desbetreffende profiel en kiest u Opties >
Aanpassen.
Als u een profiel wilt wijzigen, selecteert u het
betreffende profiel en kiest u Opties >
Activeren.Wanneer het Offline profiel is geactiveerd,
kunt u het apparaat niet per ongeluk inschakelen. Ook
kunt u dan niet ongewild berichten verzenden of
ontvangen of gebruikmaken van een draadloos LAN,
Bluetooth of de FM-radio. Bovendien wordt bij het
selecteren van het profiel een eventuele actieve
internetverbinding verbroken. Het Offline-profiel
verhindert u niet om op een later tijdstip een draadloos
LAN- of Bluetooth-verbinding tot stand te brengen, en
ook niet om de FM-radio in te schakelen. Houd u
daarom aan de veiligheidsvoorschriften wanneer u
deze functies gebruikt.
Als u een profiel dat u hebt gemaakt wilt verwijderen,
selecteert u Opties > Profiel verwijderen. Vooraf
gedefinieerde profielen kunt u niet verwijderen.
Beltonen selecteren
Als u een beltoon wilt instellen voor een profiel,
selecteert u Opties > Aanpassen > Beltoon.
Selecteer een beltoon in de lijst, of selecteer Geluiden
downldn om een map te openen met daarin een lijst
met bookmarks voor het downloaden van tonen via de
browser. Gedownloade tonen worden opgeslagen in
de Galerij.
Als u de beltoon alleen voor een bepaalde contactgroep
wilt gebruiken, selecteert u Opties > Aanpassen >
Waarschuwen bij en selecteert u de gewenste groep.
105
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen
Voor oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
Als u de berichttoon wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Aanpassen > Berichtensignaaltoon.
Profielen aanpassen
Selecteer Opties > Aanpassen en definieer de
volgende opties:
Beltoon — Selecteer een beltoon in de lijst, of
selecteer Geluiden downldn om een map te
openen met daarin een lijst met bookmarks voor het
downloaden van tonen via de browser. Als u twee
verschillende telefoonlijnen gebruikt, kunt u
verschillende beltonen voor deze lijnen instellen.
Toon video-oproep — Selecteer een beltoon voor
video-oproepen.
Naam beller uitspr. — Wanneer u deze optie hebt
geselecteerd en iemand uit uw contactenlijst u belt,
hoort u een beltoon die bestaat uit de gesproken
naam van het contact en de geselecteerde beltoon.
BeltoontypeStel het type beltoon in.
Belvolume — Stel het volume van de beltoon in.
Berichtensignaaltoon — Stel een toon voor
ontvangen SMS-berichten in.
Signaaltoon e-mail — Stel een toon voor
ontvangen e-mailberichten in.
Trilsignaal — Stel in of het apparaat trilt wanneer
u een oproep ontvangt.
Toetsenbordtonen — Stel het volume van de
toetsenbordtonen van het apparaat in.
Waarschuwingstonen — Schakel de
waarschuwingssignalen in of uit. Deze instelling
heeft ook effect op het geluid van bepaalde games
en Java-toepassingen.
Waarschuwen bij — U kunt instellen dat het
apparaat alleen overgaat wanneer u wordt gebeld
door nummers van een bepaalde groep contacten.
Voor oproepen van andere nummers geldt een stille
waarschuwing.
Profielnaam — Geef een nieuw profiel een naam
of wijzig de naam van een bestaand profiel. De
namen van de profielen Algemeen en Offline kunnen
niet worden gewijzigd.
Het startscherm aan
uw voorkeuren
aanpassen
Selecteer Menu > Instrumenten > Modi.
Als u de naam van het huidige startscherm wilt
wijzigen, selecteert u Modusnaam.
Als u wilt instellen welke toepassingen en meldingen
op het startscherm worden weergegeven, selecteert u
Toepass. startscherm.
Als u het thema van het huidige startscherm wilt
wijzigen, selecteert u Thema.
Als u de achtergrondafbeelding van het huidige
startscherm wilt wijzigen, selecteert u Achtergrond.
Als u een ander startscherm wilt kiezen, selecteert u
Modus overs..
106
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen
Weergavevolgorde
wijzigen
Selecteer Menu > Instrumenten > Thema's.
Als u het thema wilt wijzigen dat voor alle
toepassingen wordt gebruikt, selecteert u de map
Algemeen.
Als u het thema van het hoofdmenu wilt wijzigen,
selecteert u de map Menuweerg..
Als u het thema van een bepaalde toepassing wilt
wijzigen selecteert u de map van de toepassing.
Als u de achtergrondafbeelding van het startscherm
wilt wijzigen, selecteert u de map Achtergrond.
Als u een animatie wilt kiezen voor de screensaver,
selecteert u de map Spaarstand.
Een thema
downloaden
Als u een thema wilt downloaden, selecteert u
Algemeen of Menuweerg. > Thema's downldn.
Voer de koppeling in van waaruit u het thema wilt
downloaden. Wanneer het thema is gedownload, kunt
u dit bekijken, activeren of bewerken.
Als u een thema wilt bekijken, selecteert u Opties >
Bekijken.
Als u het thema wilt instellen voor gebruik, selecteert
u Opties > Instellen.
3D-beltonen
Selecteer Menu > Media > 3-D-tonen.
Selecteer 3-D-beltooneffecten > Aan om
driedimensionale geluidseffecten voor beltonen te
activeren. 3D-effecten worden niet door alle beltonen
ondersteund.
Als u het 3D-effect wilt wijzigen dat op de beltoon
wordt toegepast, selecteert u Geluidsbaan en het
gewenste effect.
Maak een keuze uit de volgende opties om het 3D-
effect te wijzigen:
Snelheid geluidsbaan — Selecteer de snelheid
waarmee het geluid zich van de ene richting naar
de andere verplaatst. Deze instelling is niet voor alle
effecten beschikbaar.
Galm — Selecteer het gewenste effect om de
hoeveelheid echo aan te passen.
Doppler-effect — Selecteer Aan als u de beltoon
hoger wilt laten klinken wanneer u dichter bij het
apparaat bent en lager wanneer u er verder
vandaan bent. Deze instelling is niet voor alle
effecten beschikbaar.
Selecteer Opties > Toon afspelenals u de beltoon
met het 3D-effect wilt beluisteren.
Als u het volume van de beltoon wilt wijzigen,
selecteert u Menu > Instrumenten > Profielen >
Opties > Aanpassen > Belvolume.
107
Aan uw eigen voorkeuren aanpassen
Nokia-kantoortoepassingen
De Nokia-kantoortoepassingen leveren ondersteuning
voor mobiel zaken doen en zorgen voor een effectieve
communicatie met uw zakelijke partners.
Actieve notities
Selecteer Menu > Kantoor > Act. notities.
Met Actieve notities kunt u verschillende soorten
notities maken, bewerken en weergeven, zoals
vergadermemo's, hobbyaantekeningen of
boodschappenlijstjes. U kunt afbeeldingen, video's en
geluid invoegen in de notities. U kunt notities koppelen
aan andere toepassingen, zoals Contactpersonen, en
notities naar anderen verzenden.
Notities maken en bewerken
Om een notitie te maken, begint u met schrijven.
Als u een notitie wilt bewerken, bladert u ernaartoe en
drukt u op de navigatietoets.
Als u afbeeldingen, geluidsfragmenten, videoclips,
businesskaartjes, bookmarks voor webpagina's en
bestanden wilt invoegen, selecteert u Opties >
Invoegen.
Als u nieuwe items aan de notitie wilt toevoegen,
selecteert u Opties > Object invoegen. U kunt geluid
en videoclips opnemen en foto's maken.
Wilt u tekst vet maken, cursiveren of onderstrepen of
een andere letterkleur kiezen, dan houdt u de Shift-
toets ingedrukt en selecteert u de tekst met de
navigatietoets. Selecteer vervolgens Opties > Tekst.
Als u de notitie wilt verzenden, selecteert u Opties >
Zenden.
Als u een notitie aan een contact wilt koppelen,
selecteert u Opties > Notitie kopp. aan opr. >
Contacten toevoegen. U kunt de notitie op het scherm
van het apparaat bekijken als u een van de contacten
belt of door een contact gebeld wordt.
Instellingen voor Actieve
notities
Selecteer Instellingen.
Als u notities wilt opslaan in het geheugen van het
apparaat, selecteert u Gebruikt geheugen >
Telefoongeheugen. Als u ze op een geheugenkaart
wilt opslaan, selecteert u Gebruikt geheugen >
Geheugenkaart.
108
Nokia-kantoortoepassingen
Als u de indeling van Actieve notities wilt wijzigen,
selecteert u Weergave wijzigen > Raster. Als u de
notities wilt weergeven in een lijst, selecteert u
Weergave wijzigen > Lijst.
Als u een notitie op de achtergrond wilt zien als u belt
of gebeld wordt, selecteert u Notitie wrg. bij
gesprek > Ja.
Tip: Als u tijdelijk de notities niet wilt zien
tijdens telefoongesprekken, selecteert u Notitie
wrg. bij gesprek > Nee. Op deze manier hoeft
u de koppelingen tussen notities en
contactkaarten niet te verwijderen.
Rekenmachine
Selecteer Menu > Kantoor > Rekenm..
Deze rekenmachine heeft een beperkte
nauwkeurigheid en is ontworpen voor eenvoudige
berekeningen.
Als u een berekening wilt maken, voert u het eerste
getal van de berekening in. Selecteer een functie in de
functielijst, bijvoorbeeld optellen of aftrekken. Voer
het tweede getal van de berekening in en selecteer =.
De berekeningen worden uitgevoerd in de ingevoerde
volgorde. De uitkomst van de berekening blijft in het
bewerkingsveld staan en kan worden gebruikt als
eerste getal voor een nieuwe berekening.
Het apparaat slaat de uitkomst van de laatste
berekening in het geheugen op. Als u de rekenmachine
afsluit of het apparaat uitschakelt, wordt het geheugen
niet gewist. Als u na het openen van de rekenmachine
de laatst opgeslagen uitkomst wilt ophalen, selecteert
u Opties > Laatste resultaat.
Als u de uitkomst van een berekening wilt opslaan,
selecteert u Opties > Geheugen > Opslaan.
Als u de uitkomst van een berekening uit het geheugen
wilt ophalen en gebruiken in een berekening,
selecteert u Opties > Geheugen > Oproepen.
Bestandsbeheer
Met Bestandsbeheer beheert u de inhoud en
eigenschappen van bestanden en mappen op het
apparaatgeheugen en de geheugenkaart. U kunt
bestanden en mappen openen, maken, verplaatsen,
kopiëren, hernoemen, verzenden en opzoeken.
Auteursrechten kunnen verhinderen dat bepaalde
bestanden worden verzonden.
Open het tabblad voor het apparaat of het tabblad voor
de geheugenkaart.
Als u meerdere bestanden wilt selecteren, gaat u naar
elk bestand en selecteert u Opties > Markeringen
aan/uit > Markeren.
Als u de geselecteerde bestanden wilt verzenden,
selecteert u Opties > Zenden.
Als u bestanden of mappen naar een andere map wilt
verplaatsen of kopiëren, selecteert u Opties >
Verplaats naar map of Kopiëren naar map.
Standaardmappen zoals Geluidsclips in de Galerij
kunnen niet worden verplaatst.
Als u bestanden wilt zoeken, selecteert u Opties >
Zoeken. Typ de zoektekst en druk op de
109
Nokia-kantoortoepassingen
navigatietoets. De mappen en bestanden waarvan de
namen de zoektekst bevatten, worden weergegeven.
Als u gegevens over het geselecteerde bestand wilt
weergeven, selecteert u Opties > Gegevens
bekijken. Als u meer gegevens over het onlinebestand
wilt weergeven, selecteert u Opties > Aanvullende
details.
Quickoffice
Selecteer Menu > Kantoor > Quickoffice.
Quickoffice bestaat uit Quickword voor Microsoft Word,
Quicksheet voor Microsoft Excel, Quickpoint voor
Microsoft PowerPoint en Quickmanager voor de
aanschaf van software. U kunt documenten (*.doc,
*.xls, en *.ppt) voor Microsoft Office 2000, XP en 2003
met Quickoffice weergeven. Als u beschikt over de
editorversie van Quickoffice, kunt u ook bestanden
bewerken.
Niet alle bestandsindelingen en functies worden
ondersteund.
Werken met bestanden
Als u een bestand wilt openen, gaat u ernaartoe en
drukt u op de navigatietoets.
Als u bestanden op type wilt sorteren, selecteert u
Opties > Sorteren op.
Als u de gegevens van een bestand wilt weergeven,
selecteert u Opties > Details. De gegevens omvatten
onder meer de naam, grootte en locatie van het
bestand, alsmede de datum en tijd waarop het bestand
voor het laatst is gewijzigd.
Als u bestanden naar een compatibel apparaat wilt
verzenden, selecteert u Opties > Zenden en de
verzendmethode.
Conversieprogramma
Selecteer Menu > Kantoor > Omrekenen.
Het conversieprogramma heeft een beperkte
nauwkeurigheid en er kan sprake zijn van
afrondingsfouten.
Afmetingen converteren
1. Ga naar het veld Type en selecteer Opties >
Conversietype om een lijst met afmetingen te
openen. Selecteer de te gebruiken afmeting en
selecteer OK.
2. Ga naar het eerste veld Eenheid en selecteer
Opties > Selecteer eenheid. Selecteer de eenheid
die u wilt converteren en selecteer OK. Ga naar het
volgende veld Eenheid en selecteer vervolgens de
eenheid waarin u wilt converteren.
3. Ga naar het eerste veld Aantal en voer de waarde
in die u wilt converteren. In het andere veld
Aantal wordt automatisch de geconverteerde
waarde weergegeven.
110
Nokia-kantoortoepassingen
Basisvaluta en wisselkoers
instellen
Wanneer u de basisvaluta wijzigt, moet u de nieuwe
wisselkoersen invoeren, aangezien alle eerder
ingestelde koersen op nul worden teruggezet.
Voordat u valuta kunt converteren, moet u een
basisvaluta instellen en wisselkoersen invoeren. De
koers van de basisvaluta is altijd 1. De basisvaluta
bepaalt de wisselkoers van de andere valuta.
1. Als u de wisselkoers voor de valuta-eenheid wilt
instellen, gaat u naar het veld Type en selecteert u
Opties > Wisselkoersen.
2. Ga naar het valutatype en voer de wisselkoers in die
u wilt instellen voor één valuta-eenheid.
3. Als u de basisvaluta wilt wijzigen, gaat u naar de
valuta en selecteert u Opties > Basisvaluta.
4. Selecteer Gereed > Ja om de wijzigingen op te
slaan.
Wanneer u alle benodigde wisselkoersen hebt
ingevoerd, kunt u valuta converteren.
Zipbeheer
Selecteer Menu > Kantoor > Zip.
Met Zipbeheer kunt u het volgende doen: nieuwe
archiefbestanden maken waarin u
gecomprimeerde .zip-bestanden kunt opslaan; één of
meer gecomprimeerde bestanden of mappen
toevoegen aan een archief; het wachtwoord voor
beveiligde archieven instellen, wissen of wijzigen; en
instellingen wijzigen, zoals het compressieniveau en
codering voor bestandsnamen.
U kunt de archiefbestanden in het geheugen van het
apparaat of op de geheugenkaart opslaan.
PDF-lezer
Selecteer Menu > Kantoor > Adobe PDF.
Met PDF-reader kunt u PDF-documenten lezen op het
scherm van het apparaat, tekst zoeken in de
documenten, instellingen wijzigen zoals het
zoomniveau en paginaweergaven en PDF-bestanden
verzenden via e-mail.
Afdrukken
U kunt documenten (zoals bestanden, berichten of
webpagina's) afdrukken vanaf het apparaat, een
voorbeeld van een afdruktaak weergeven, opties voor
de pagina-indeling definiëren, een printer selecteren
of afdrukken naar een bestand. U kunt mogelijk niet
alle soorten documenten afdrukken.
Bestanden afdrukken
Als u een printer voor uw apparaat wilt configureren,
selecteert u Menu > Kantoor > Printers > Opties >
Toevoegen. Als u de printer wilt instellen als
standaardprinter, selecteert u Opties >
Afdrukopties > Printers, gaat u naar de printer en
selecteert u Opties > Als standaard.
111
Nokia-kantoortoepassingen
Voordat u begint met afdrukken moet uw apparaat op
de juiste wijze op de printer zijn aangesloten.
Als u een document wilt afdrukken, selecteert u
Opties > Afdrukopties > Afdrukken.
Als u wilt afdrukken naar een bestand, selecteert u
Opties > Afdrukopties > Afdrukken > Afdrukken
naar bestand en bepaalt u de locatie voor het bestand.
Als u de afdrukopties wilt wijzigen, selecteert u
Opties > Afdrukopties. U kunt selecteren welke
printer u wilt gebruiken, hoeveel exemplaren u wilt
afdrukken en welk paginabereik u wilt afdrukken.
Als u de pagina-indeling wilt wijzigen voordat u begint
met afdrukken, selecteert u Opties > Afdrukopties >
Pagina-instelling. U kunt het papierformaat en de
afdrukstand wijzigen, de marges definiëren en een
koptekst en voettekst invoegen. De maximumlengte
van de koptekst en voettekst is 128 tekens.
Als u een voorbeeld van een bestand of bericht wilt
bekijken voordat u het afdrukt, selecteert u Opties >
Afdrukopties > Voorbeeld.
Afdrukopties
Open een document, zoals een bestand of een bericht,
en selecteer Opties > Afdrukopties > Afdrukken.
Definieer de volgende opties:
Printer — Selecteer een beschikbare printer in de
lijst.
Afdrukken — Selecteer Alle pagina's, Even
pagina's of Oneven pagina's als het afdrukbereik.
Afdrukbereik — Selecteer Pagina's in bereik,
Huidige pagina of Gedefin. pagina's als het
paginabereik.
Aantal exemplaren — Selecteer het aantal
exemplaren dat u wilt afdrukken.
Afdrukken naar bestand — Selecteren dat u wilt
afdrukken naar een bestand en de locatie voor het
bestand bepalen.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Printerinstellingen
Selecteer Menu > Kantoor > Printers.
Als u een nieuwe printer wilt toevoegen, selecteert u
Opties > Toevoegen.
Definieer de volgende opties:
Printer — Voer een naam in voor de printer.
Stuurprogramma — Selecteer een
stuurprogramma voor de printer.
Drager — Selecteer een drager voor de printer.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt.
Poort — Selecteer de poort.
Host — Definieer de host.
Gebruiker — Voer de gebruiker in.
Wachtrij — Voer de wachtrij in.
Afdrukstand — Selecteer de afdrukstand.
Papierformaat — Selecteer het papierformaat.
Mediatype — Selecteer het mediatype.
Kleur — Selecteer de kleurmodus.
Printermodel — Selecteer het printermodel.
De beschikbare opties kunnen verschillen.
112
Nokia-kantoortoepassingen
Klok
Selecteer Menu > Kantoor > Klok.
In Klok kunt u uw lokale tijd- en tijdzonegegevens
weergeven, alarmsignalen instellen en bewerken, of
de instellingen voor datum en tijd wijzigen.
Wekker
Open het tabblad voor de wekker.
Als u een alarm wilt instellen, selecteert u Opties >
Nieuw alarm. Als een alarm is ingesteld, wordt
weergegeven.
Als u het alarm wilt uitschakelen, selecteert u Stop of
Snooze om het alarm gedurende 5 minuten te
onderbreken. Als het tijdstip voor het alarmsignaal is
aangebroken terwijl het apparaat is uitgeschakeld,
schakelt het apparaat zichzelf in en wordt het
waarschuwingssignaal afgespeeld. Als u Stop
selecteert, wordt u gevraagd of het apparaat moet
worden geactiveerd voor oproepen. Selecteer Nee als
u het apparaat wilt uitschakelen of Ja als u het
apparaat wilt gebruiken om te bellen en gebeld te
worden. Selecteer niet Ja wanneer het gebruik van
draadloze telefoons storingen of gevaar kan
opleveren.
Als u de alarmtijd wilt wijzigen, selecteert u Opties >
Alarm opn. instellen.
Als u het alarm wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Alarm verwijderen.
Wereldklok
Open het tabblad voor de wereldklok om de tijd in
verschillende steden weer te geven.
Als u een stad wilt toevoegen aan de
wereldklokweergave, selecteert u Opties > Stad
toevoegen.
Als u de stad wilt wijzigen die bepalend is voor de tijd
en datum op uw apparaat, selecteert u Opties >
Instellen als huidige stad. De stad wordt
weergegeven in de hoofdweergave van de klok en de
tijd op het apparaat wordt aangepast aan de
geselecteerde stad. Controleer of de tijd klopt en
overeenkomt met uw huidige tijdzone.
Klokinstellingen
Selecteer Opties > Instellingen.
Als u de datum of tijd wilt wijzigen, selecteert u Tijd of
Datum.
Als u de klok op het startscherm wilt wijzigen,
selecteert u Type klok > Analoog of Digitaal.
Als u wilt instellen dat de tijd en tijdzonegegevens op
uw apparaat worden aangepast door het mobiele
telefoonnetwerk (netwerkdienst), selecteert u Tijd via
netw.operator > Autom. aanpassen.
Als u het alarmsignaal wilt wijzigen, selecteert u
Alarmtoon klok.
113
Nokia-kantoortoepassingen
Notities
Selecteer Menu > Kantoor > Notities.
U kunt notities maken en verzenden naar andere
compatibele apparaten en u kunt ontvangen
tekstbestanden (indeling .txt) opslaan in Notities.
Notities schrijven en
verzenden
Als u een notitie wilt schrijven, begint u gewoon tekst
in te voeren. De notitie-editor wordt dan automatisch
geopend.
Als u een notitie wilt openen, gaat u naar de
desbetreffende notitie en drukt u op de navigatietoets.
Als u een notitie wilt verzenden naar andere
apparaten, selecteert u Opties > Zenden.
Als u een notitie wilt synchroniseren of de
synchronisatieopties ervoor wilt instellen, selecteert u
Opties > Synchronisatie. Selecteer Starten om
synchronisatie te initialiseren of Instellingen om de
synchronisatie-instellingen voor de notitie te
definiëren.
Draadloos
toetsenbord van
Nokia
Draadloze toetsenborden zijn verkrijgbaar als
afzonderlijke toebehoren. Via de toepassing voor het
draadloze toetsenbord kunt u het draadloze
toetsenbord van Nokia of een ander compatibel
draadloos toetsenbord dat het Human Interface
Devices (HID)-profiel van Bluetooth ondersteunt,
instellen voor gebruik met het apparaat.
1. Ga als volgt te werk om Bluetooth-connectiviteit op
het apparaat te activeren: selecteer Menu >
Connect. > Bluetooth > Bluetooth > Aan. Zorg
ervoor dat Waarneembrh. tel. >
Waarneembaar is ingeschakeld.
2. Schakel het toetsenbord in.
3. Selecteer Menu > Kantoor > Drdls tts.brd.
4. Als u wilt zoeken naar apparaten met Bluetooth-
connectiviteit, selecteert u Opties > Toetsenbord
zoeken.
5. Selecteer het toetsenbord uit de lijst en druk op de
navigatietoets om de verbinding te starten.
6. Als u het toetsenbord wilt koppelen aan het
apparaat, voert u op het apparaat een eigen
toegangscode in (1 tot 9 tekens) en voert u dezelfde
toegangscode in op het toetsenbord.
114
Nokia-kantoortoepassingen
7. Als u wordt gevraagd naar een
toetsenbordindeling, selecteert u er een uit de lijst
op het apparaat.
Als de naam van het toetsenbord wordt weergegeven,
wijzigt de status naar Toetsenbord verbonden
terwijl de indicator van het toetsenbord langzaam
knippert; het toetsenbord is klaar voor gebruik.
Raadpleeg de handleiding van het toetsenbord voor
meer informatie over het gebruik en onderhoud ervan.
115
Nokia-kantoortoepassingen
Connectiviteit
Het apparaat biedt verschillende mogelijkheden om
verbinding met internet, een bedrijfsintranet of een
ander apparaat of een computer te maken.
Nokia PC Suite
U kunt Nokia PC Suite installeren vanaf de cd-rom of
vanaf het web. U kunt Nokia PC Suite gebruiken met
Windows XP en Windows Vista. Met Nokia PC Suite
maakt u back-ups, synchroniseert u het apparaat met
een compatibele computer, verplaatst u bestanden
tussen het apparaat en een compatibele computer en
gebruikt u het apparaat als modem.
Raadpleeg voor meer informatie over Nokia PC Suite de
handleiding bij Nokia PC Suite.
Gegevenskabel
Voorkom beschadiging van uw geheugenkaart door de
gegevenskabel niet te verwijderen tijdens de
overdracht van gegevens.
Gegevens overdragen tussen het apparaat en
een pc
1. Plaats een geheugenkaart in het apparaat en sluit
het apparaat via de USB-gegevenskabel aan op een
compatibele computer.
2. Als u wordt gevraagd welke modus wordt gebruikt,
selecteert u Massaopslag. In deze modus kunt u
het apparaat zien als een verwisselbare vaste schijf
in uw computer.
3. Beëindig de verbinding vanaf de computer
(bijvoorbeeld met wizard voor het veilig
verwijderen van hardware in Windows) om schade
aan de geheugenkaart te voorkomen.
Als u Nokia PC Suite wilt gebruiken voor
gegevensoverdracht, installeert u eerst Nokia PC Suite
op de pc, en vervolgens sluit u de gegevenskabel aan
en selecteert u PC Suite .
Als u het apparaat wilt gebruiken om verbinding te
maken tussen een pc en internet, sluit u de
gegevenskabel aan en selecteert u Pc verb. met
internet.
Als u muziek op het apparaat wilt synchroniseren met
Nokia Muziekspeler, installeert u eerst Nokia
Muziekspeler op de pc, en vervolgens sluit u de
gegevenskabel aan en selecteert u Mediaoverdracht .
116
Connectiviteit
Als u de USB-modus die u gewoonlijk met de
gegevenskabel gebruikt, wilt wijzigen, selecteert u
Menu > Connect. > USB > USB-
verbindingsmodus en kiest u de gewenste optie.
Als u wilt dat er om de modus wordt gevraagd, telkens
wanneer u een USB-gegevenskabel op het apparaat
aansluit, selecteert u Menu > Connect. > USB >
Vragen bij verbinding > Ja.
Bluetooth
Selecteer Menu > Connect. > Bluetooth.
Over Bluetooth
Met Bluetooth-technologie kunnen elektronische
apparaten binnen een bereik tot 10 meter draadloos
met elkaar worden verbonden. Een Bluetooth-
verbinding kan worden gebruikt voor het verzenden
van afbeeldingen, video's, tekst, visitekaartjes,
agendanotities, of om draadloze verbindingen tot
stand te brengen met Bluetooth-apparaten.
Apparaten met Bluetooth-technologie communiceren
door middel van radiogolven, waardoor de
verschillende apparaten zich niet direct in elkaars zicht
hoeven te bevinden. De twee apparaten moeten zich
alleen binnen een straal van 10 meter van elkaar
bevinden, hoewel de verbinding kan worden gestoord
door obstakels zoals muren of andere elektronische
apparaten.
Er kunnen verschillende Bluetooth-verbindingen
tegelijkertijd actief zijn. U kunt bijvoorbeeld met uw
apparaat een verbinding hebben met een
hoofdtelefoon en tegelijk bestanden overzetten naar
een ander compatibel apparaat.
Als functies gebruikmaken van Bluetooth-technologie,
vergt dit extra batterijcapaciteit en neemt de
levensduur van de batterij af.
Gegevens verzenden en
ontvangen met Bluetooth
1. Wanneer u Bluetooth voor het eerst activeert, moet
u een naam voor het apparaat opgeven. Geef het
apparaat een unieke naam, zodat het gemakkelijk
kan worden herkend als er meerdere Bluetooth-
apparaten in de buurt zijn.
2. Selecteer Bluetooth > Aan.
3. Selecteer Waarneembrh. tel. >
Waarneembaar of Periode opgeven. Als u
Periode opgeven selecteert, moet u instellen hoe
lang uw apparaat zichtbaar is voor anderen. Het
apparaat en de naam die u hebt ingevoerd zijn nu
zichtbaar voor andere gebruikers van apparaten
met Bluetooth-technologie.
4. Activeer de toepassing waar het item dat u wilt
verzenden opgeslagen is.
5. Selecteer het item en Opties > Zenden > Via
Bluetooth. Het apparaat zoekt andere apparaten
binnen het bereik met behulp van de Bluetooth-
technologie en maakt er een lijst van.
Tip: Als u eerder al gegevens hebt verzonden
met Bluetooth, verschijnt er een lijst met de
117
Connectiviteit
vorige zoekresultaten. Als u naar meer
Bluetooth-apparaten wilt zoeken, selecteert
u Meer apparaten.
6. Selecteer het apparaat waar u een verbinding mee
wilt maken. Als het andere apparaat eerst
gekoppeld moet worden voordat er gegevens
overgedragen kunnen worden, wordt u gevraagd
een wachtwoord in te voeren.
Nadat er een verbinding tot stand gekomen is,
verschijnt Gegevens worden verzonden in beeld.
Berichten die verzonden zijn met de Bluetooth-
technologie worden niet opgeslagen in de map
Verzonden van de toepassing Berichten.
Selecteer Bluetooth > Aan als u gegevens via
Bluetooth wilt ontvangen, en Waarneembrh. tel. >
Waarneembaar als u gegevens van een niet-
gekoppeld apparaat wilt ontvangen, of Verborgen als
u alleen gegevens van een gekoppeld apparaat wilt
ontvangen. Als u gegevens ontvangt via Bluetooth,
klinkt er, afhankelijk van de instellingen van een actief
profiel, een geluidstoon, en u wordt gevraagd of u het
bericht waarin de gegevens zijn opgenomen wilt
accepteren. Als u dat accepteert, wordt het bericht in
de map Inbox van de toepassing Berichten geplaatst.
Tip: U kunt de bestanden in het apparaat of op
de geheugenkaart bekijken met een
compatibele accessoire die de dienst File
Transfer Profile Client (bijvoorbeeld een laptop)
ondersteunt.
Een Bluetooth-verbinding wordt automatisch
verbroken na het verzenden of ontvangen van
gegevens. Alleen Nokia PC Suite en sommige
toebehoren, zoals hoofdtelefoons, kunnen een
verbinding behouden, zelfs als deze niet actief
gebruikt worden.
Apparaten koppelen
Open het tabblad voor gekoppelde apparaten.
Bepaal voordat u gaat koppelen uw eigen
toegangscode (1-16 cijfers) en vraag de gebruiker van
het andere apparaat om dezelfde code te gebruiken.
Apparaten zonder gebruikersinterface hebben een
vaste toegangscode. U hebt de toegangscode alleen
nodig als u de apparaten voor het eerst met elkaar
verbindt. Na het koppelen kan de verbinding worden
goedgekeurd. U kunt sneller en eenvoudiger
verbinding maken door het koppelen en het
goedkeuren van de verbinding, aangezien u de
verbinding tussen gekoppelde apparaten dan niet
steeds opnieuw hoeft te accepteren.
De toegangscode voor SIM-toegang op afstand moet
uit 16 cijfers bestaan.
1. Selecteer Opties > Nw gekoppeld app.. Het
apparaat begint te zoeken naar Bluetooth-
apparaten binnen zijn bereik. Als u eerder al
gegevens hebt verzonden met Bluetooth,
verschijnt er een lijst met de vorige zoekresultaten.
Als u naar meer Bluetooth-apparaten wilt zoeken,
selecteert u Meer apparaten.
2. Selecteer het apparaat waarmee u wilt koppelen en
voer de toegangscode in. Op het andere apparaat
moet dezelfde toegangscode worden ingevoerd.
3. Selecteer Ja om de verbinding tussen uw apparaat
en het andere apparaat automatisch te maken, of
kies Nee om de verbinding bij elke
118
Connectiviteit
verbindingspoging handmatig te bevestigen. Na
het koppelen wordt het apparaat opgeslagen op de
pagina met gekoppelde apparaten.
Als u het gekoppelde apparaat een bijnaam wilt geven,
selecteert u Opties > Korte naam toewijz.. De
bijnaam wordt alleen op uw eigen apparaat
weergegeven.
Als u een koppeling wilt verwijderen, selecteert u het
apparaat waarvoor u de koppeling wilt verwijderen en
Opties > Verwijderen. Als u alle koppelingen wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Alle
verwijderen. Als u momenteel verbonden bent met
een apparaat en de koppeling met dat apparaat stopt,
wordt de koppeling direct verwijderd en is de
verbinding verbroken.
Als u een gekoppeld apparaat automatisch verbinding
wilt laten maken met uw apparaat, selecteert u
Geautoriseerd. Verbinding tussen uw apparaat en het
andere apparaat kan ook zonder dat u het weet tot
stand worden gebracht. Er is geen afzonderlijke
acceptatie of goedkeuring voor nodig. Gebruik deze
status voor uw eigen apparaten, zoals uw compatibele
hoofdtelefoon of computer, of apparatuur die
toebehoort aan iemand die u vertrouwt. Als u liever
telkens een afzonderlijk verbindingsverzoek wilt
goedkeuren van het andere apparaat, selecteert u Niet
geautoriseerd.
Als u Bluetooth-audiotoebehoren wilt gebruiken, zoals
een Bluetooth-handsfree of -hoofdtelefoon, moet u uw
apparaat aan de toebehoren koppelen. Raadpleeg de
gebruikershandleiding bij het betreffende apparaat
voor de toegangscode en verdere instructies. Schakel
het gekoppelde audioapparaat in om ermee te kunnen
verbinden. Sommige audiotoebehoren maken
automatisch verbinding met uw apparaat. Als dat niet
het geval is, opent u het tabblad met gekoppelde
apparaten, gaat u naar het betreffende apparaat en
selecteert u Opties > Verb. met audioapparaat.
Beveiligingstips
Als u geen Bluetooth-verbinding gebruikt, selecteert u
Bluetooth > Uit of Waarneembrh. tel. >
Verborgen.
Koppel het apparaat niet met een onbekend apparaat.
SIM-toegangsprofiel
Met het SIM-toegangsprofiel hebt u toegang tot de SIM-
kaart van het apparaat vanaf een compatibele carkit. U
hebt dan geen afzonderlijke SIM-kaart nodig voor
toegang tot de SIM-kaartgegevens en om verbinding
met het GSM-netwerk te kunnen maken.
Voor het gebruik van het SIM-toegangsprofiel hebt u
het volgende nodig:
Een compatibele carkit met ondersteuning voor
draadloze Bluetooth-technologie.
Geldige SIM-kaart in uw apparaat
Als het draadloze apparaat in de externe SIM-modus
staat, kunt u alleen via een compatibele en
aangesloten uitbreiding, zoals een carkit, gesprekken
voeren of ontvangen. U kunt in deze modus geen
nummers kiezen met uw draadloze apparaat, behalve
de alarmnummers die in het apparaat zijn
geprogrammeerd. Als u wilt bellen met uw apparaat,
119
Connectiviteit
moet u eerst de externe SIM-modus verlaten. Als het
apparaat is vergrendeld, moet u eerst de
beveiligingscode invoeren om deze te ontgrendelen.
Zie de Nokia-website en de gebruikershandleiding bij
uw carkit voor meer informatie over carkits en
compatibiliteit met uw apparaat.
Het SIM-toegangsprofiel gebruiken
1. Selecteer Menu > Connect. > Bluetooth >
Externe SIM-modus > Aan.
2. Activeer Bluetooth in de carkit.
3. Gebruik uw carkit om het zoeken naar compatibele
apparaten te starten. Raadpleeg de
gebruikershandleiding bij uw carkit voor
instructies.
4. Selecteer uw apparaat in de lijst met compatibele
apparaten.
5. Als u de apparaten wilt koppelen, voert u in uw
apparaat de Bluetooth-toegangscode in die op het
scherm van de carkit wordt weergeven.
Tip: Als u de SIM-kaart al met het actieve
gebruikersprofiel vanaf de carkit hebt benaderd,
zoekt de carkit automatisch naar een apparaat
met deze SIM-kaart. Als uw apparaat wordt
gevonden en automatische autorisatie
geactiveerd is, wordt automatisch verbinding
gemaakt met het GSM-netwerk wanneer u de
auto start.
Wanneer u het profiel voor externe SIM-toegang
activeert, kunt u toepassingen op uw apparaat
gebruiken die geen netwerk of SIM-diensten nodig
hebben.
Als u een verbinding tussen uw apparaat en de carkit
tot stand wilt brengen zonder afzonderlijke acceptatie
of autorisatie, selecteert u Menu > Connect. >
Bluetooth en opent u het tabblad met gekoppelde
apparaten. Selecteer de carkit, druk op de
navigatietoets en voer de Bluetooth-toegangscode in.
Als het apparaat vraagt of er automatisch verbinding
moet worden gemaakt, selecteert u Ja. Als u Nee
selecteert, moeten verbindingsverzoeken van deze
carkit elke keer opnieuw expliciet worden
geaccepteerd.
Als u de verbinding voor externe SIM-toegang op uw
apparaat wilt beëindigen, selecteert u Menu >
Connect. > Bluetooth > Externe SIM-modus >
Uit.
Draadloos LAN
In sommige gebieden, zoals Frankrijk, gelden
restricties op het gebruik van draadloos LAN.
Raadpleeg de lokale autoriteiten voor meer informatie.
Dit apparaat kan een draadloos LAN-netwerk (WLAN,
Wireless Local Area Network) detecteren en daarmee
verbinding maken. Als u gebruik wilt maken van WLAN,
moet er een dergelijk draadloos netwerk beschikbaar
zijn op de locatie waar u zich bevindt en moet uw
apparaat hiermee verbinding maken.
120
Connectiviteit
WLAN-verbindingen
Belangrijk: Schakel altijd één van de beschikbare
encryptiemethoden in om de beveiliging van uw
draadloze LAN-verbinding te vergroten. Het gebruik
van encryptie verkleint het risico van onbevoegde
toegang tot uw gegevens.
Als u gebruik wilt maken van WLAN, moet u in het
draadloze LAN-netwerk een internettoegangspunt
instellen. Gebruik het toegangspunt voor toepassingen
waarvoor een internetverbinding nodig is. Een WLAN-
verbinding wordt tot stand gebracht wanneer u een
gegevensverbinding maakt met een WLAN-
toegangspunt. De actieve WLAN-verbinding wordt
verbroken wanneer u de gegevensverbinding
verbreekt. U kunt de verbinding ook handmatig
verbreken.
Zie 'Verbindingsbeheer', p. 123.
U kunt WLAN gebruiken tijdens spraakoproepen of
wanneer er een packet-gegevensverbinding actief is. U
kunt met maximaal één WLAN-toegangspunt tegelijk
verbonden zijn, maar dit toegangspunt kan wel door
meerdere toepassingen worden gebruikt.
Wanneer het Offline-profiel is ingeschakeld, kunt u het
draadloze LAN-netwerk nog wel gebruiken, als dat
beschikbaar is. Zorg ervoor dat u de nodige
veiligheidsmaatregelen in acht neemt wanneer u een
WLAN-verbinding tot stand brengt en gebruikt.
Als u het apparaat naar een andere locatie verplaatst
binnen het draadloze LAN-netwerk en buiten bereik
van het gebruikte WLAN-toegangspunt, kunt u met
behulp van de roamingfunctionaliteit automatisch
verbinding maken met een ander toegangspunt
binnen hetzelfde WLAN-netwerk. Zolang u binnen het
bereik blijft van toegangspunten die tot hetzelfde
netwerk behoren, kan uw apparaat verbonden blijven
met het netwerk.
Tip: Als u het unieke MAC-adres (Media Access
Control) van uw apparaat wilt controleren,
bijvoorbeeld als u het MAC-adres van uw
apparaat wilt instellen in een WLAN-router,
voert u *#62209526# in met het toetsenbord
van het apparaat. Het MAC-adres wordt op het
scherm van het apparaat weergegeven.
Beschikbaarheid van een
WLAN-netwerk weergeven
Als u op uw apparaat wilt zien of er een draadloos LAN-
netwerk beschikbaar is, selecteert u Menu >
Instrumenten > Instell. > Verbinding > Wireless
LAN > Beschkbrhd WLAN tonen.
Als er een draadloos LAN-netwerk beschikbaar is,
wordt
op het scherm weergegeven.
Tip: U kunt ook zoeken naar netwerken die
binnen bereik zijn.
De WLAN-wizard
Selecteer Menu > Connect. > WLAN-wiz..
Met de WLAN-wizard kunt u een draadloos LAN zoeken
en hiermee een verbinding tot stand brengen.
Wanneer u de toepassing opent, begint uw apparaat
121
Connectiviteit
te scannen op beschikbare WLAN's en geeft het hiervan
een overzicht weer.
Als u de lijst met beschikbare draadloze LAN-
netwerken wilt bijwerken, selecteert u Opties >
Vernieuwen.
Als u draadloze LAN-netwerken wilt markeren in de lijst
met gevonden netwerken, selecteert u WLAN-
netwrkn filteren. De volgende keer dat de toepassing
naar draadloze LAN-netwerken zoekt, worden de
geselecteerde netwerken uitgefilterd.
Als u wilt beginnen of doorgaan met surfen op internet
via het toegangspunt van het WLAN, gaat u naar het
gewenste netwerk en selecteert u Opties > Browsen
starten of Doorgaan met browsen.
Als u de actieve verbinding met het WLAN wilt
verbreken, selecteert u Opties > WLAN-verb.
verbrkn.
Als u de gegevens van het draadloze LAN-netwerk wilt
weergeven, selecteert u Opties > Details.
Als u het toegangspunt van het WLAN-netwerk wilt
opslaan, selecteert u Opties > Toeg.punt
definiëren.
Schakel altijd één van de beschikbare
encryptiemethoden in om de beveiliging van uw
draadloze LAN-verbinding te vergroten. Het gebruik
van codering verkleint het risico van onbevoegde
toegang tot uw gegevens.
De wizard op het startscherm gebruiken
Op het startscherm geeft de WLAN-wizard de status
aan van uw draadloze LAN-verbindingen en het zoeken
naar netwerken. Als u de beschikbare opties wilt
bekijken, gaat u naar de rij met de status en drukt u op
de navigatietoets. Afhankelijk van de status kunt u de
webbrowser starten met een WLAN-verbinding
(draadloos LAN), verbinding maken met uw
internettelefonieservice, de verbinding met een WLAN-
netwerk verbreken, zoeken naar WLAN-netwerken of
het zoeken naar netwerken in- of uitschakelen.
Als het zoeken naar WLAN-netwerken is uitgeschakeld
en u geen verbinding hebt met een WLAN-netwerk,
wordt op het startscherm WLAN-scan uit
weergegeven. Als u scannen wilt instellen en naar
beschikbare WLAN-netwerken wilt zoeken, gaat u naar
de rij met de status en drukt u op de navigatietoets.
U kunt het zoeken
naar beschikbare
draadloze LAN-
netwerken starten
door naar de rij met
de status te gaan,
op de
navigatietoets te
drukken en Zoeken
naar WLAN te
selecteren. U kunt
het zoeken uitschakelen door naar de rij met de status
te gaan, op de navigatietoets te drukken en WLAN-
scan uitschakln te selecteren.
Wanneer Browsen starten of Gebruik voor wordt
geselecteerd, stelt de WLAN-wizard automatisch een
toegangspunt in voor het geselecteerde draadloze
LAN-netwerk. Het toegangspunt kan ook worden
gebruikt met andere toepassingen waarvoor een
draadloze LAN-verbinding is vereist.
122
Connectiviteit
Als u een beveiligd draadloos netwerk selecteert,
wordt u gevraagd de betreffende toegangscodes in te
voeren. Als u verbinding wilt maken met een verborgen
netwerk moet u de juiste SSID invoeren (service set
identifier).
Als u het gevonden WLAN-netwerk wilt gebruiken voor
een verbinding met een dienst voor internetoproepen,
gaat u naar de rij met de status en drukt u op de
navigatietoets. Selecteer Gebruik voor, de gewenste
internetoproepservice en het WLAN dat u wilt
gebruiken.
Verbindingsbeheer
Selecteer Menu > Connect. > Verb.beh..
Actieve verbindingen
weergeven en verbreken
Als u de open gegevensverbindingen wilt weergeven,
selecteert u Act. geg.verb..
Selecteer een verbinding uit de lijst en vervolgens
Opties > Gegevens om gedetailleerde informatie
over netwerkverbindingen te bekijken. Het soort
informatie dat getoond wordt, is afhankelijk van het
type verbinding.
Als u de geselecteerde netwerkverbinding wilt
beëindigen, selecteert u Opties > Verb. verbreken.
Als u alle actieve netwerkverbindingen tegelijkertijd
wilt beëindigen, selecteert u Opties > Alle verb.
verbrek..
WLAN zoeken
Als u wilt zoeken naar draadloze LAN-netwerken die
zich binnen bereik bevinden, selecteert u Beschk.
WLAN. De beschikbare WLAN-netwerken worden
weergegeven inclusief hun netwerkmodus
(infrastructuur of ad hoc), signaalsterkte en
netwerkcoderingsindicatoren, en of uw apparaat een
actieve verbinding met het netwerk heeft.
Als u de details van een netwerk wilt weergeven, gaat
u naar het netwerk en drukt u op de navigatietoets.
Als u een internettoegangspunt wilt maken voor een
netwerk, selecteert u Opties > Toeg.pt definiëren.
123
Connectiviteit
Beveiligings- en gegevensbeheer
De gegevens en software op het apparaat beheren en
voor de veiligheid van het apparaat en de inhoud
zorgen.
Belangrijk: Het apparaat ondersteunt slechts
één antivirustoepassing. Het gebruik van meer dan één
toepassing met antivirusfunctionaliteit kan een
negatieve invloed hebben op de prestaties en werking
of ervoor zorgen dat het apparaat het niet meer doet.
Het apparaat
blokkeren
Belangrijk: Als het apparaat is vergrendeld, moet
u de beveiligingscode invoeren om de telefoonfunctie
te activeren. Als het apparaat is vergrendeld, kunt u
mogelijk nog wel het alarmnummer kiezen. Als u een
alarmnummer wilt kiezen terwijl het apparaat in het
profiel Offline staat of wanneer het apparaat is
vergrendeld, is het noodzakelijk dat het nummer door
het apparaat wordt herkend als alarmnummer. Het
verdient aanbeveling het profiel te wijzigen of de
vergrendeling van het apparaat op te heffen door de
beveiligingscode in te voeren voordat u het
alarmnummer kiest.
Als u wilt voorkomen dat anderen toegang krijgen tot
uw gegevens, kunt u het apparaat vanaf het
startscherm blokkeren. Druk op de aan/uit-toets,
selecteer Blokkeer telefoon en voer de
blokkeringscode in. De standaardblokkeringscode is
12345. Als u het apparaat wilt vrijgeven, drukt u op de
linkerselectietoets, voert u de blokkeringscode in en
drukt u op de navigatietoets.
Als u de blokkeringscode wilt wijzigen, selecteert u
Menu > Instrumenten > Instell. > Algemeen >
Beveiliging > Telefoon en SIM-kaart >
Blokkeringscode. Voer de huidige code in en
vervolgens tweemaal de nieuwe code. De nieuwe code
mag tussen de 4 en 255 tekens lang zijn. U kunt zowel
cijfers als letters gebruiken, en zowel hoofdletters als
kleine letters.
U kunt het apparaat ook op afstand blokkeren door
middel van een SMS-bericht. Als u blokkeren op afstand
wilt inschakelen en de tekst voor het SMS-bericht
definiëren, selecteert u Menu > Instrumenten >
Instell. > Algemeen > Beveiliging > Telefoon en
SIM-kaart > Ext. blokkering toest. > Ja. Voer de
tekst voor het blokkeringsbericht in en bevestig dit. Het
bericht moet uit ten minste 5 tekens bestaan.
124
Beveiligings- en gegevensbeheer
Geheugen
Er zijn twee typen geheugens waarin u gegevens kunt
opslaan of toepassingen kunt installeren:
apparaatgeheugen en geheugenkaart.
Vrij geheugen
Als u wilt zien hoeveel geheugen er momenteel wordt
gebruikt, hoeveel geheugen er nog vrij is en hoeveel
geheugen wordt gebruikt door elk gegevenstype,
selecteert u Menu > Opties > Gegevens
geheugen > Geheugen of Geheugenkaart.
Tip: Om ervoor te zorgen dat u voldoende
geheugen heeft, wordt aangeraden regelmatig
gegevens naar een geheugenkaart of computer
over te brengen, of Bestandsbeheer te
gebruiken om bestanden die u niet meer nodig
heeft, te verwijderen.
Nadat u toepassingen op een compatibele
geheugenkaart hebt geïnstalleerd, blijven de
installatiebestanden (.sis, .sisx) in het geheugen van
het apparaat staan. De bestanden kunnen grote
hoeveelheden geheugen in beslag nemen en ervoor
zorgen dat u geen andere bestanden meer kunt
opslaan. U kunt voldoende geheugenruimte
overhouden door gebruik te maken van Nokia PC Suite
om een back-up van de installatiebestanden op een
compatibele pc te maken. Gebruik vervolgens het
bestandsbeheer om de installatiebestanden uit het
geheugen van het apparaat te verwijderen. Als het .SIS-
bestand een bijlage bij een bericht is, dient u het
bericht uit de lijst met binnengekomen berichten te
verwijderen.
Geheugenkaart
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen.
Als u een geheugenkaart niet kunt gebruiken, is het
kaarttype mogelijk niet geschikt, is de kaart niet
geformatteerd voor het apparaat of is het
bestandssysteem op de kaart beschadigd. Uw Nokia-
apparaat ondersteunt de bestandssystemen FAT16 en
FAT32 voor geheugenkaarten.
MicroSDHC
Dit apparaat gebruikt microSD- en
microSDHC-geheugenkaarten.
Met het oog op de interoperabiliteit moet
u alleen compatibele geheugenkaarten in dit
apparaat gebruiken. Vraag de fabrikant of de
leverancier naar de compatibiliteit van een
geheugenkaart. Kaarten van een ander type dan
microSD en microSDHC zijn niet compatibel met dit
apparaat. Als u een incompatibele geheugenkaart
gebruikt, kan schade ontstaan aan de geheugenkaart
en het apparaat en kunnen de gegevens die op de
incompatibele kaart zijn opgeslagen, beschadigd
raken.
Een geheugenkaart gebruiken
Als u een geheugenkaart voor uw apparaat wilt
formatteren, selecteert u Opties > Geh.kaart
formatt.. Bij het formatteren van een geheugenkaart
gaat alle informatie die op de kaart stond permanent
125
Beveiligings- en gegevensbeheer
verloren. Vraag uw leverancier of het nodig is de
geheugenkaart te formatteren voordat u deze kunt
gebruiken.
Als u de naam van de geheugenkaart wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Naam geh.kaart.
Beveiliging van de
geheugenkaart
Selecteer Menu > Instrumenten > Geheugen.
U kunt een geheugenkaart beveiligen met een
wachtwoord om onbevoegd gebruik te voorkomen. Als
u een wachtwoord wilt instellen, selecteert u Opties >
Wachtw. instellen. Het wachtwoord mag acht tekens
lang zijn en is hoofdlettergevoelig. Het wachtwoord
wordt opgeslagen op het apparaat. U hoeft het niet
opnieuw in te voeren zolang u de geheugenkaart in
hetzelfde apparaat gebruikt. Als u de geheugenkaart
in een ander apparaat gebruikt, wordt naar het
wachtwoord gevraagd. Niet alle geheugenkaarten
ondersteunen beveiliging met een wachtwoord.
Als u het wachtwoord voor de geheugenkaart wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Wachtw. verw..
Wanneer u het wachtwoord verwijdert, zijn de
gegevens op de geheugenkaart niet meer beveiligd
tegen onbevoegd gebruik.
Als u een geblokkeerde geheugenkaart wilt openen,
selecteert u Opties > Geh.kaart deblokk.. Voer uw
wachtwoord in.
Als u zich het wachtwoord voor de geblokkeerde
geheugenkaart niet meer kunt herinneren, kunt u de
kaart formatteren. De kaart is dan gedeblokkeerd en
het wachtwoord verwijderd. Door de kaart te
formatteren, worden echter ook alle gegevens op de
kaart vernietigd.
Codering
Selecteer Menu > Instrumenten > Codering.
U kunt het apparaat of de geheugenkaart coderen,
zodat anderen geen toegang tot belangrijke gegevens
hebben.
Apparaatgeheugen en
geheugenkaart coderen
Als u het apparaatgeheugen wilt coderen, selecteert u
Telefoongeheugen.
Als u de geheugenkaart wilt coderen, selecteert u
Geheugenkaart en maakt u een keuze uit de volgende
opties:
Coderen zonder opslaan sleutel — De
geheugenkaart coderen zonder de coderingssleutel
op te slaan. Als u deze optie selecteert, kunt u de
geheugenkaart niet in andere apparaten gebruiken.
Ook kunt u de geheugenkaart niet decoderen als u
de fabrieksinstellingen terugzet.
Coderen en sleutel opslaan — De geheugenkaart
coderen en de sleutel handmatig in de
standaardmap opslaan. Sla voor alle zekerheid de
sleutel ook op een veilige plaats buiten het apparaat
126
Beveiligings- en gegevensbeheer
op. U kunt de sleutel bijvoorbeeld naar de computer
verzenden. Voer een wachtwoord in voor de sleutel
en een naam voor het sleutelbestand. Het
wachtwoord mag niet te kort en eenvoudig zijn.
Coderen met herstelde sleutel — De
geheugenkaart coderen én de ontvangen sleutel op
de kaart opslaan. Selecteer het sleutelbestand en
voer het wachtwoord in.
Geheugen en
geheugenkaart decoderen
Decodeer altijd het apparaatgeheugen en/of de
geheugenkaart voordat u de software van het
apparaat bijwerkt.
Als u het apparaatgeheugen wilt decoderen, selecteert
u Telefoongeheugen.
Als u de geheugenkaart wilt decoderen zonder de
coderingssleutel te vernietigen, selecteert u
Geheugenkaart > Decoderen.
Als u de geheugenkaart wilt decoderen én de
coderingssleutel wilt vernietigen, selecteert u
Geheugenkaart > Decoderen en coderen
uitschakelen.
Vaste nummers
Selecteer Menu > Communic. > Contacten >
Opties > SIM-contacten > Nrs. vaste contacten.
Met de dienst voor vaste nummers kunt u instellen dat
een beperkt aantal telefoonnummers vanaf uw
apparaat kan worden gebeld. Niet alle SIM-kaarten
ondersteunen vaste nummers. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider.
Wanneer de functie Vaste nummers is ingeschakeld,
kunt u mogelijk nog wel het geprogrammeerde
alarmnummer kiezen.
1. Als u oproepen van uw apparaat wilt beperken,
selecteert u Opties > Nieuw SIM-contact en
voegt u de naam en het telefoonnummer van het
contact toe aan de lijst met nummers waarnaar
oproepen zijn toegestaan, of selecteer Toev. uit
Contacten om het contact uit Contacten te
kopiëren. Als u oproepen wilt beperken tot een
bepaald landvoorvoegsel, voert u dit voorvoegsel
in de lijst met nummers in. Alleen
telefoonnummers die beginnen met dit
landvoorvoegsel mogen worden gebeld.
2. Selecteer Opties > Vaste nrs. activeren. U hebt
de PIN2-code nodig voor het in- en uitschakelen van
vaste nummers of het bewerken van de vaste
nummers. Neem contact op met uw serviceprovider
als u deze code niet hebt. Als u de dienst wilt
annuleren, selecteert u Opties > Vaste nrs.
deact..
Tip: Als u SMS-berichten wilt verzenden naar de
SIM-contacten terwijl vaste nummers is
ingeschakeld, moet u het nummer van de SMS-
berichtencentrale toevoegen aan de lijst met
vaste nummers.
127
Beveiligings- en gegevensbeheer
Certificaatbeheer
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Beveiliging > Certificaatbeheer.
Digitale certificaten worden gebruikt om de oorsprong
van software te controleren, maar ze bieden geen
waarborg voor de veiligheid. Er zijn vier typen
certificaten: autorisatiecertificaten, persoonlijke
certificaten, vertrouwde certificaten en
servercertificaten. Tijdens een beveiligde verbinding
kan een server een servercertificaat naar uw apparaat
verzenden. Na ontvangst wordt het certificaat
geverifieerd door een autorisatiecertificaat in uw
apparaat. U krijgt een melding als de identiteit van de
server niet betrouwbaar is of als uw apparaat niet het
juiste certificaat heeft.
U kunt een certificaat downloaden van een website of
een certificaat als bericht ontvangen. Certificaten
moeten worden gebruikt wanneer u verbinding maakt
met een online bank of een externe server voor het
versturen van vertrouwelijke informatie. Digitale
certificaten moeten ook worden gebruikt als u virussen
of andere kwaadaardige software zoveel mogelijk wilt
vermijden en er zeker van wilt zijn dat de software die
u downloadt en installeert, betrouwbaar is.
Tip: Controleer altijd of een nieuw certificaat
betrouwbaar is.
Certificaatdetails
weergeven
U kunt alleen zeker zijn van de juiste identiteit van een
server als de handtekening en de geldige periode van
een servercertificaat zijn gecontroleerd.
Als u de gegevens van een certificaat wilt bekijken
opent u een certificaatmap, selecteert een certificaat
en Opties > Certificaatgegevens.
Een van de volgende meldingen kan worden
weergegeven:
Certificaat niet vertrouwd — U hebt geen
toepassing ingesteld waarmee het certicaat moet
worden gebruikt. Wellicht wilt u de vertrouwde
instellingen wijzigen.
Geldigheid certificaat verstreken — De
geldigheidsperiode van het geselecteerde
certificaat is verlopen.
Certificaat nog niet geldig — De
geldigheidsperiode is nog niet ingegaan voor het
geselecteerde certificaat.
Certificaat beschadigd — Het certificaat kan niet
worden gebruikt. Neem contact op met degene die
het certificaat heeft uitgegeven.
Vertrouwensinstellingen
van een certificaat
Door een certificaat te vertrouwen machtigt u het
certificaat om webpagina's, e-mailservers,
softwarepakketten en andere gegevens te controleren.
Alleen vertrouwde certificaten kunnen worden
128
Beveiligings- en gegevensbeheer
gebruikt voor het controleren van diensten en
software.
Belangrijk: Hoewel het gebruik van certificaten
de risico's van externe verbindingen en de installatie
van software aanzienlijk beperkt, moet u de
certificaten wel op de juiste wijze gebruiken om te
kunnen profiteren van een verbeterde beveiliging. De
aanwezigheid van een certificaat biedt op zichzelf
geen enkele bescherming. De beveiliging wordt pas
verbeterd als de certificaten correct, authentiek of
vertrouwd zijn. Certificaten hebben een beperkte
geldigheid. Als wordt aangegeven dat het certificaat is
verlopen of dat het nog niet geldig is, terwijl het
certificaat geldig zou moeten zijn, controleert u dan of
de huidige datum en tijd van het apparaat goed zijn
ingesteld.
Voordat u certificaatinstellingen wijzigt, moet u
controleren of de eigenaar van het certificaat kan
worden vertrouwd en of het certificaat werkelijk van
de opgegeven eigenaar afkomstig is.
Als u de vertrouwensinstellingen wilt wijzigen,
selecteert u achtereenvolgens een certificaat en
Opties > Instell. Vertrouwen. Selecteer een
toepassingsveld en druk op de navigatietoets om Ja of
Nee te selecteren. De vertrouwensinstellingen van een
persoonlijk certificaat kunnen niet worden gewijzigd.
Afhankelijk van het certificaat wordt een lijst
weergegeven met toepassingen die van het certificaat
gebruik kunnen maken.
Symbian-installatie — Nieuwe toepassing voor
het Symbian-besturingssysteem.
Internet — E-mail en afbeeldingen.
Toep.installatie — Nieuwe Java™-toepassing.
Online certif.controle — Online
certificaatstatusprotocol.
Beveiligingsmodules
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Beveiliging > Beveiligingsmodule.
Beveiligingsmodules
weergeven en bewerken
Als u een beveiligingsmodule wilt weergeven of
bewerken, gaat u naar de desbetreffende
beveiligingsmodule en drukt u op de navigatietoets.
Als u uitvoerige informatie over de beveiligingsmodule
wilt weergeven, selecteert u Opties >
Beveiligingsgegevens.
Als u de PIN-codes voor de beveiligingsmodule wilt
wijzigen, selecteert u PIN voor module om de PIN-
code voor de beveiligingsmodule of PIN voor
ondertekening om de PIN-code voor digitale
handtekeningen te wijzigen. Mogelijk kunt u deze
codes niet voor alle beveiligingsmodules wijzigen.
De sleutelopslag bevat de inhoud van de
beveiligingsmodule. Als u de sleutelopslag wilt
verwijderen, selecteert u achtereenvolgens
Sleutelopslag, de gewenste sleutelopslag en
Opties > Verwijderen. Mogelijk kunt u niet voor alle
beveiligingsmodules de sleutelopslag verwijderen.
129
Beveiligings- en gegevensbeheer
Back-ups maken van
gegevens
Het is raadzaam om de gegevens in het
apparaatgeheugen regelmatig naar de geheugenkaart
of een compatibele computer te kopiëren.
Als u een back-up van gegevens in het
apparaatgeheugen wilt maken op een geheugenkaart,
selecteert u Menu > Instrumenten > Geheugen >
Opties > Reservekopie.
Als u gegevens van de geheugenkaart wilt terugzetten
naar het apparaatgeheugen, selecteert u Menu >
Instrumenten > Geheugen > Opties > Herst.
vanaf kaart.
U kunt het apparaat ook aansluiten op een compatibele
computer en met Nokia PC Suite een back-up maken
van de gegevens.
Externe configuratie
Selecteer Menu > Instrumenten > App.beh..
Met Apparaatbeheer kunt u instellingen, gegevens en
software op uw apparaat extern beheren.
U kunt een verbinding met een server maken om
configuratie-instellingen voor uw apparaat te
ontvangen. U kunt ook serverprofielen en andere
configuratie-instellingen ontvangen van uw
serviceproviders of de afdeling informatiebeheer van
uw bedrijf. Onder configuratie-instellingen vallen
bijvoorbeeld ook instellingen van de verbinding die
door andere toepassingen in het apparaat worden
gebruikt. De beschikbare opties kunnen verschillen.
De server start meestal de externe
configuratieverbinding als de instellingen van het
apparaat moeten worden bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken, selecteert u
Opties > Nieuw serverprofiel.
Deze instellingen kunt u van uw serviceprovider in een
configuratiebericht ontvangen. Zo niet, definieer dan
het volgende:
Servernaam — Voer een naam voor de
configuratieserver in.
Server-ID — Voer de unieke ID van de
configuratieserver in.
Serverwachtwoord — Voer het wachtwoord in
waarmee uw apparaat door de server wordt
herkend.
Sessiemodus — Selecteer het verbindingstype van
uw voorkeur.
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat
u wilt gebruiken voor de verbinding of maak een
nieuw toegangspunt. U kunt ook aangeven dat u
wordt gevraagd welk toegangspunt u wilt
gebruiken telkens wanneer u verbinding maakt.
Deze instelling is alleen beschikbaar als u Internet
hebt geselecteerd als dragertype.
Hostadres — Voer het webadres van de
configuratieserver in.
Poort — Voer het poortnummer van de server in.
Gebruikersnaam Voer uw gebruikers-ID voor de
configuratieserver in.
Wachtwoord — Voer uw wachtwoord voor de
configuratieserver in.
130
Beveiligings- en gegevensbeheer
Config. toestaan — Selecteer Ja om de server een
configuratiesessie te laten initiëren.
Autom. accepteren — Selecteer Ja als u niet wilt
dat de server een bevestiging vraagt bij het initiëren
van een configuratiesessie.
Netwerkverificatie — Geef aan of HTTP-verificatie
moet worden gebruikt.
Gebr.naam netwerk — Voer uw gebruikers-ID
voor de HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen
beschikbaar als u Netwerkverificatie hebt
geselecteerd.
Wachtwoord netwerk — Voer uw wachtwoord
voor de HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen
beschikbaar als u Netwerkverificatie hebt
geselecteerd.
Selecteer Opties > Configuratie starten als u
verbinding wilt maken met de server om de
configuratie-instellingen voor uw apparaat te
ontvangen.
Als u het configuratielogboek van het geselecteerde
profiel wilt weergeven, selecteert u Opties >
Logboek bekijken.
Toepassingsbeheer
Selecteer Menu > Installatie > Toep.beh..
U kunt twee soorten toepassingen en software op het
apparaat installeren:
Toepassingen en software die speciaal zijn
ontworpen voor het apparaat of die compatibel zijn
met het Symbian-besturingssysteem.
Installatiebestanden van dergelijke software
hebben als extensie .sis of .sisx.
Jave ME™-toepassingen die compatibel zijn met het
Symbian-besturingssysteem. De extensie van
installatiebestanden van Java-toepassingen
zijn .jad of .jar.
Installatiebestanden kunnen vanaf een compatibele
computer worden overgezet naar uw apparaat,
worden gedownload wanneer u aan het surfen bent,
of aan u worden verzonden in een multimediabericht,
als e-mailbijlage of door middel van Bluetooth.
Tijdens de installatie wordt de integriteit van het te
installeren pakket door de telefoon gecontroleerd. U
ziet informatie over deze controles en u hebt de
mogelijkheid de installatie voort te zetten of te
onderbreken.
Als u toepassingen installeert waarvoor een
netwerkverbinding nodig is, kan het zijn dat het
energieverbruik van het apparaat toeneemt tijdens het
gebruik van deze toepassingen.
Tip: Wanneer u op internet surft, kunt u een
installatiebestand downloaden en meteen
installeren. Houd er rekening mee dat de
verbinding actief blijft op de achtergrond tijdens
de installatie.
Toepassingen installeren
Belangrijk: Installeer en gebruik alleen
toepassingen en andere software van betrouwbare
131
Beveiligings- en gegevensbeheer
bronnen, zoals toepassingen die Symbian Signed zijn
of die de Java Verified™-test hebben doorstaan.
Als u software van internet wilt downloaden en
installeren, selecteert u Toep. downldn. Selecteer de
toepassing en Opties > Installeren.
Als u de details van een geïnstalleerd softwarepakket
wilt weergeven, selecteert u de toepassing en
vervolgens Opties > Gegevens bekijken.
Als u het installatielogboek wilt weergeven, selecteert
u Opties > Logboek bekijken. Er wordt een lijst
weergegeven met software die is geïnstalleerd en
verwijderd en de datum waarop dat is gebeurd. Als u
problemen met het apparaat ondervindt nadat u een
softwarepakket hebt geïnstalleerd, kunt u met deze
lijst proberen te achterhalen welk softwarepakket het
probleem veroorzaakt. De informatie in deze lijst kan
u ook helpen problemen te ontdekken die worden
veroorzaakt door softwarepakketten die onderling
niet compatibel zijn.
Als u software wilt verwijderen, selecteert u Opties >
Verwijderen. Als u software hebt verwijderd, kunt u
deze alleen opnieuw installeren met het
oorspronkelijke softwarebestand, of door een
volledige back-up van het verwijderde softwarepakket
te herstellen. Als u een softwarepakket verwijdert, kunt
u mogelijk niet langer bestanden openen die met de
verwijderde software zijn gemaakt. Als een ander
softwarepakket afhankelijk is van het verwijderde
softwarepakket, is het mogelijk dat deze software niet
meer werkt. Raadpleeg de documentatie van het
geïnstalleerde softwarepakket voor meer informatie.
Installatie-instellingen
Als u de installatie-instellingen wilt wijzigen, selecteert
u Opties > Instellingen en maakt u een keuze uit de
volgende opties:
Software-installatie — Geef aan of u alleen
ondertekende of alle toepassingen wilt installeren.
Online certif.controle — Als u bij het installeren
van een toepassing wilt controleren of de
certificaten geldig zijn, selecteert u Aan. Als de
geldigheid niet kan worden gecontroleerd, wordt u
gevraagd of u de installatie wilt voortzetten.
Standaardwebadres — Als het certificaat geen
webadres bevat, wordt de geldigheid van het
certificaat gecontroleerd vanaf het standaardadres.
Als u het standaardadres wilt wijzigen, selecteert u
Standaardwebadres en typt u het nieuwe adres.
Beveiligingsinstellingen
voor Java
Als u beveiligingsinstellingen voor een Java-toepassing
wilt opgeven, selecteert u Opties > Instellingen.
U kunt opgeven tot welke functies de Java-toepassing
toegang heeft. Welke waarde u voor elke
functionaliteit kunt instellen is afhankelijk van het
beveiligingsdomein van het softwarepakket.
Toegangspunt — Een toegangspunt selecteren
waarmee de toepassing netwerkverbindingen kan
maken.
Netwerktoegang — De toepassing toestaan een
gegevensverbinding naar het netwerk te maken.
132
Beveiligings- en gegevensbeheer
Berichten — De toepassing toestaan berichten te
verzenden.
Toep. autom. starten — De toepassing toestaan
automatisch te starten.
Connectiviteit — De toepassing toestaan een
gegevensverbinding te activeren, bijvoorbeeld een
Bluetooth-verbinding.
Multimedia — De toepassing toestaan de
multimediafuncties van uw apparaat te gebruiken.
Gebr.gegevens lezen — De toepassing toestaan
uw agenda-items, contactpersonen of andere
persoonlijke gegevens te lezen.
Gebr.geg. bewerken — De toepassing toestaan
persoonlijke gegevens toe te voegen, bijvoorbeeld
items aan Contactpersonen.
Positiebepaling — De toepassing toestaan de
locatiegegevens van uw apparaat te gebruiken.
Plaatsen — De toepassing toestaan de
plaatsbepalingen van uw apparaat te gebruiken.
U kunt instellen op welke wijze u een Java-toepassing
toegang tot apparaatfuncties toestaat. Selecteer één
van de volgende opties:
Altijd vragen — Elke keer dat een Java-toepassing
een functionaliteit gebruikt, wordt eerst om
bevestiging gevraagd.
1e keer vragen — Alleen de eerste keer dat een
Java-toepassing een functionaliteit gebruikt, wordt
om bevestiging gevraagd.
Altijd toegestaan — De Java-toepassing mag de
functionaliteit gebruiken zonder bevestiging. De
beveiliginginstellingen zorgen ervoor dat het
apparaat wordt beveiligd tegen schadelijke Java-
toepassingen die zonder toestemming functies van
het apparaat gebruiken. Selecteer alleen Altijd
toegestaan als u de leverancier en de
betrouwbaarheid van de toepassing kent.
Niet toegestaan — De Java-toepassing mag de
functionaliteit niet gebruiken.
Activeringssleutels
Selecteer Menu > Instrumenten > Act.sleutels.
Sommige mediabestanden, zoals afbeeldingen,
muziek of videoclips, worden beveiligd met digitale
gebruiksrechten. Met de activeringssleutels voor
dergelijke bestanden wordt het gebruik ervan
toegestaan of beperkt. Met sommige
activeringssleutels mag u bijvoorbeeld een
muzieknummer een beperkt aantal keer beluisteren.
Tijdens de afspeelsessie kunt u het nummer
terugspoelen, vooruitspoelen of onderbreken, maar
zodra u het afspelen stopt, hebt u één van de
toegestane keren gebruikt.
Activeringssleutels
gebruiken
Bij inhoud die is beveiligd met een beheersysteem voor
digitale rechten (DRM) wordt een bijbehorende
activeringssleutel geleverd die uw rechten om gebruik
te maken van de inhoud definieert.
Als het apparaat OMA DRM-beveiligde inhoud bevat,
kunt u met de back-upfunctie van Nokia PC Suite een
back-up maken van zowel de activeringssleutels als
van de inhoud.Andere overdrachtsmethoden kunnen
mogelijk de activeringssleutels die samen met de
133
Beveiligings- en gegevensbeheer
inhoud moeten worden hersteld, niet overdragen,
waardoor u de OMA DRM-beveiligde inhoud niet meer
kunt gebruiken nadat u het apparaatgeheugen hebt
geformatteerd. U moet mogelijk ook de
activeringssleutels herstellen als de bestanden op uw
apparaat beschadigd zijn geraakt.
Als uw apparaat WMDRM-beveiligde inhoud bevat,
zullen zowel de activeringssleutels als de inhoud
verloren gaan als het apparaatgeheugen wordt
geformatteerd. Het is ook mogelijk dat de
activeringssleutels en de inhoud verloren gaan als de
bestanden op uw apparaat beschadigd zijn geraakt.
Het verlies van de activeringssleutels of de inhoud kan
uw mogelijkheden beperken om dezelfde inhoud op
uw apparaat nogmaals te gebruiken. Neem voor meer
informatie contact op met uw serviceprovider.
Sommige activeringssleutels zijn mogelijk gekoppeld
aan een specifieke SIM-kaart. In dat geval kunt u alleen
toegang tot de beschermde inhoud krijgen als die SIM-
kaart in het apparaat is geplaatst.
Als u uw activeringssleutels wilt weergeven op type,
selecteert u Geldige sleutels, Ong. sleutels, of Niet-
gebr. sl..
Als u de sleuteldetails wilt weergeven, selecteert u
Opties > Sleutelgegevens.
De volgende details worden voor elk mediabestand
weergegeven:
Status — De status is Activeringssleutel is
geldig, Activ.sleutel vervallen of Act.sleutel nog
niet geldig.
Inhoud verzendenToegestaan betekent dat
u het bestand naar een ander apparaat kunt
verzenden. Niet toegestaan betekent dat u het
bestand niet naar een ander apparaat kunt
verzenden.
Inhoud op telefoonJa betekent dat het
bestand op het apparaat aanwezig is; het pad naar
het bestand wordt weergegeven. Nee betekent dat
het bestand niet op het apparaat aanwezig is.
Als u een sleutel wilt activeren, gaat u naar de
hoofdweergave van de activeringssleutels en
selecteert u Ong. sleutels > Opties > Activ.sleutel
ophalen. Breng een netwerkverbinding tot stand
wanneer daarom wordt gevraagd. U wordt
doorgestuurd naar een website waar u rechten op de
media kunt aanschaffen.
Als u bestandsrechten wilt verwijderen, opent u het
tabblad voor geldige sleutels of het tabblad voor niet-
gebruikte sleutels, gaat u naar het gewenste bestand
en selecteert u Opties > Verwijderen. Als u meerdere
rechten hebt op hetzelfde mediabestand, worden alle
rechten verwijderd.
In de weergave voor groepssleutels kunt u alle aan een
groepsrecht gekoppelde bestanden bekijken. Als u
meerdere mediabestanden met dezelfde rechten hebt
gedownload, worden die allemaal in deze weergave
getoond. U kunt de groepsweergave openen vanaf het
tabblad voor geldige sleutels of het tabblad voor
ongeldige sleutels. U hebt toegang tot deze bestanden
via de map voor groepsrechten.
134
Beveiligings- en gegevensbeheer
Gegevenssynchronisa
tie
Selecteer Menu > Instrumenten > Synchr..
Met Sync kunt u uw contacten, agenda-items of notities
synchroniseren met de betreffende toepassingen op
een compatibele computer of een externe
internetserver. Uw synchronisatie-instellingen worden
opgeslagen in een synchronisatieprofiel. De
toepassing Sync maakt gebruik van SyncML-
technologie voor synchronisatie op afstand. Als u meer
informatie wilt over SyncML-compatibiliteit, neemt u
contact op met de leverancier van de toepassingen
waarmee u uw apparaat wilt synchroniseren.
U kunt de synchronisatie-instellingen ontvangen als
een bericht van uw serviceprovider. De beschikbare
toepassingen die u kunt synchroniseren, kunnen
verschillen. Neem voor meer informatie contact op met
uw serviceprovider.
Een synchronisatieprofiel
maken
Er bevindt zich een synchronisatieprofiel van de Nokia
PC Suite op uw apparaat. U hoeft dit niet te bewerken
als u uw apparaat synchroniseert met een computer
waarop de Nokia PC Suite wordt gebruikt.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u
Opties > Nw sync.profiel en wijst u een naam voor
het profiel toe. Selecteer de toepassingen die u met het
profiel wilt synchroniseren en geef de benodigde
verbindingsinstellingen op. Voor informatie neemt u
contact op met uw serviceprovider.
Toepassingen selecteren
voor synchronisatie
1. Als u de toepassingen wilt selecteren die moeten
worden gesynchroniseerd met een
synchronisatieprofiel, selecteert u Opties >
Synchr. prof. bijw. > Toepassingen.
2. Selecteer de gewenste toepassing en selecteer
Tijdens synchronisatie > Ja.
3. Geef de instellingen voor Externe database en
Synchronisatietype op.
Verbindingsinstellingen
voor synchronisatie
Als u de verbindingsinstellingen van een nieuw profiel
wilt definiëren, selecteert u Opties > Nw
sync.profiel > Verbindingsinstellingen en
vervolgens definieert u onderstaande instellingen:
Serverversie — Selecteer de versie van SyncML die
u kunt gebruiken voor de externe server.
Server-ID — Voer de server-ID van de externe
server in. Deze instelling is alleen beschikbaar als u
1.2 selecteert als SyncML-versie.
Gegevensdrager — Selecteer de gegevensdrager
om tijdens het synchroniseren verbinding te maken
met de externe server.
135
Beveiligings- en gegevensbeheer
Toegangspunt — Selecteer het toegangspunt dat
u wilt gebruiken voor de synchronisatieverbinding
of maak een nieuw toegangspunt. U kunt ook
aangeven dat u wordt gevraagd welk toegangspunt
u wilt gebruiken telkens wanneer u begint met
synchroniseren.
Hostadres — Voer het webadres in van de server
waarop zich de database bevindt waarmee u uw
apparaat wilt synchroniseren.
Poort — Voer het poortnummer van de externe
databaseserver in.
Gebruikersnaam — Voer de naam in waarmee uw
apparaat door de server wordt herkend.
Wachtwoord — Voer het wachtwoord in waarmee
uw apparaat door de server wordt herkend.
Sync.verz. toestaan — Als u wilt zorgen dat
synchronisatie kan worden gestart van de externe
databaseserver, selecteert u Ja.
Sync.verz. accept. — Als u wilt zorgen dat uw
apparaat om bevestiging vraagt alvorens de
synchronisatie van de server te bevestigen,
selecteert u Nee.
Netwerkverificatie — Als u uw apparaat
voorafgaand aan de synchronisatie voor het
netwerk wilt verifiëren, selecteert u Ja. Voer uw
netwerkgebruikersnaam en netwerkwachtwoord
in.
Mobiel VPN
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > VPN.
De mobiele VPN-client (Virtual Private Network) van
Nokia zorgt voor een veilige verbinding met een
compatibel intranet en diensten zoals e-mail. Het
apparaat maakt vanaf een mobiel netwerk, via
internet, verbinding met de VPN-gateway van een
bedrijf. Deze gateway fungeert als voordeur van het
compatibele bedrijfsnetwerk. De VPN-client is
beveiligd met IPSec (internetprotocolbeveiliging).
IPSec is een raamwerk van open standaarden voor
beveiligde gegevensuitwisseling via IP-netwerken.
Het VPN-beleid bepaalt welke methode door de VPN-
client en VPN-gateway wordt gebruikt om elkaars
identiteit te controleren, welke algoritmen worden
toegepast om de gegevens geheim te coderen. Neem
contact op met de IT-afdeling van uw bedrijf voor meer
informatie over het VPN-beleid.
Vraag de IT-beheerder van uw organisatie om
informatie over de installatie en configuratie van de
VPN-client, certificaten en beleidsinstellingen.
VPN beheren
Selecteer VPN-beheer en maak een keuze uit de
volgende opties:
VPN-beleid — Een VPN-beleid installeren,
controleren en bijwerken.
VPN-beleidsservers — De instellingen wijzigen
voor verbindingen met VPN-beleidsservers van
waaraf u VPN-beleid kunt installeren en bijwerken.
Beleidsservers hebben betrekking op Nokia Security
Service Manager (NSSM), dat niet altijd nodig is.
VPN-logbestand — Het VPN-logbestand
weergeven. Hierin staan de geïnstalleerde
136
Beveiligings- en gegevensbeheer
beleidsinstellingen, updates, synchronisatieacties
en andere VPN-verbindingen.
VPN-toegangspunten
maken
Selecteer Instell. > Verbinding > VPN.
Een toegangspunt is het punt waar uw telefoon een
verbinding met het netwerk maakt. Als u e-mail en
multimediadiensten wilt gebruiken en webpagina's
wilt weergeven, moet u eerst internettoegangspunten
voor deze diensten definiëren. VPN-toegangspunten
koppelen VPN-beleid aan normale
internettoegangspunten, zodat er beveiligde
verbindingen ontstaan.
Mogelijk zijn sommige of alle toegangspunten voor uw
apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U
kunt ze dan niet zelf maken, bewerken of verwijderen.
Neem contact op met de IT-afdeling van uw bedrijf
voor de juiste instellingen.
Open een bestemming, selecteer een VPN-
toegangspunt, selecteer Bewerken en stel de
volgende opties in:
Naam verbinding — Een naam voor het VPN-
toegangspunt invoeren.
VPN-beleid — Het VPN-beleid selecteren dat wordt
gecombineerd met het internettoegangspunt.
Internettoeg.punt — Het internettoegangspunt
selecteren dat wordt gecombineerd met het VPN-
beleid, om een beveiligde verbinding voor
gegevensoverdracht tot stand te brengen.
Proxyserveradres — Het proxyserveradres van het
particuliere netwerk invoeren.
Proxypoortnummer — Het proxypoortnummer
invoeren.
Een VPN-verbinding
gebruiken in een toepassing
Gebruikers die zich aanmelden bij een bedrijfsnetwerk
moeten soms hun identiteit bewijzen. Neem contact
op met de IT-afdeling van uw bedrijf voor meer
informatie over aanmeldgegevens.
Om een VPN-verbinding te kunnen gebruiken in een
toepassing, moet de toepassing zijn gekoppeld aan
een VPN (virtual private network)-toegangspunt.
Tip: U kunt de verbinding van de toepassing
instellen op Altijd vragen, zodat u het VPN-
toegangspunt kunt selecteren in een lijst met
verbindingen zodra de verbinding tot stand is
gebracht.
1. Selecteer als toegangspunt een VPN-toegangspunt
in de toepassing waarin u een VPN-verbinding wilt
maken.
2. Als u een andere verificatiemethode gebruikt, moet
u uw VPN-gebruikersnaam of wachtwoord
invoeren. Als het SecurID-token niet langer
synchroon is met de klok van de ACE/Server, moet
u de volgende toegangscode invoeren. Als u met
certificaatverificatie werkt, kan het nodig zijn dat u
het wachtwoord voor de sleutelopslag moet
invoeren.
137
Beveiligings- en gegevensbeheer
Instellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell..
U kunt verschillende instellingen op uw apparaat
definiëren en wijzigen. Als u deze instellingen wijzigt,
is dit van invloed op de werking van verschillende
toepassingen op het apparaat.
Sommige instellingen zijn vooraf op het apparaat
ingesteld of worden door uw serviceprovider in een
speciaal bericht aan u verzonden. Het is mogelijk dat u
dergelijke instellingen niet kunt wijzigen.
Selecteer de instelling die u wilt wijzigen voor de
volgende opties:
Wissel tussen twee waarden, bijvoorbeeld aan en
uit.
Selecteer een waarde uit een lijst.
Open een teksteditor om een waarde in te voeren.
Open een schuifregelaar om de waarde te verhogen
of te verlagen door de regelaar naar links of naar
rechts te schuiven.
Algemene
instellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Persoonlijk — Wijzig de weergave-instellingen en
pas het apparaat aan uw voorkeuren aan.
Datum en tijd — Wijzig de datum en tijd.
Toebehoren — Definieer de instellingen voor uw
toebehoren.
Beveiliging — Definieer de
beveiligingsinstellingen.
Fabrieksinstell. — Zet de oorspronkelijke
apparaatinstellingen terug.
Positiebepaling — Definieer de methode voor
positiebepaling en de server voor toepassingen die
met GPS werken.
Aan uw eigen voorkeuren
aangepaste instellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk.
138
Instellingen
Scherminstellingen
Als u het niveau wilt instellen van het omgevingslicht
waarbij het apparaat de achtergrondverlichting
inschakelt, selecteert u Weergave > Lichtsensor.
Als u de tekstgrootte wilt wijzigen, selecteert u
Weergave > Lettergrootte.
Als u de tijd wilt instellen die het scherm stand-by kan
blijven voordat de screensaver wordt geactiveerd,
selecteert u Weergave > Time-out spaarstand.
Als u een welkomsttekst of welkomstlogo voor het
apparaat wilt instellen, selecteert u Weergave >
Welkomstnotitie/logo. U kunt de
standaardwelkomsttekst kiezen, zelf tekst invoeren of
een afbeelding selecteren.
Als u wilt instellen hoe snel het scherm na de laatste
toetsdruk verduistert, selecteert u Weergave >
Time-out verlichting.
Instellingen voor de stand-by modus
Als u wilt selecteren of u het startscherm wilt
gebruiken, selecteert u Startscherm > Startscherm.
Als u de instelling voor de startschermmodus wilt
wijzigen, selecteert u Startscherm >
Modusinstellingen.
Als u snelkoppelingen wilt toewijzen voor de
apparaattoetsen, selecteert u Startscherm >
Toetssnelkopp.. Deze snelkoppelingen zijn niet
beschikbaar in het startscherm.
Als u wilt selecteren of het operatorlogo wordt
weergegeven of verborgen, selecteert u
Startscherm > Operatorlogo > Aan of Uit.
Als u de mailbox wilt selecteren die wordt
weergegeven in het startscherm, selecteert u
Startscherm > Mailbox startscherm.
Signaalinstellingen
Als u een beltoon wilt selecteren voor spraakoproepen,
selecteert u Tonen > Beltoon.
Als u een beltoon wilt selecteren voor video-oproepen,
selecteert u Tonen > Toon video-oproep.
Als u het type beltoon wilt instellen, selecteert u
Tonen > Beltoontype. Voor personen in uw
contactenlijst kunt u ook instellen dat het apparaat een
signaal laat horen dat een combinatie vormt van de
gesproken naam van de beller en de geselecteerde
beltoon. Selecteer Tonen > Naam beller uitspr..
Als u het volume van de beltoon wilt instellen,
selecteert u Tonen > Belvolume.
Als u de verschillende waarschuwingstonen wilt
instellen, selecteert u Tonen >
Berichtensignaaltoon, Signaaltoon e-mail,
Agenda-alarmtoon, of Klokalarmtoon.
Als u wilt instellen dat het apparaat bij een inkomende
oproep gaat trillen, selecteert u Tonen >
Trilsignaal.
Als u het volume van de toetsenbordtonen wilt
instellen, selecteert u Tonen > Toetsenbordtonen.
Als u de waarschuwingstonen wilt in- of uitschakelen,
selecteert u Tonen > Waarschuwingstonen.
139
Instellingen
Taalinstellingen
Als u wilt instellen welke taal er op het apparaat wordt
weergegeven, selecteert u Taal > Displaytaal.
Als u wilt instellen in welke taal u notities en berichten
schrijft, selecteert u Taal > Invoertaal.
Als u wilt instellen of u tekstvoorspelling wilt
gebruiken, selecteert u Taal > Tekstvoorspelling.
Als u de instellingen voor tekstvoorspelling wilt
opgeven, selecteert u Inst. tekstvoorspelling.
Waarschuwingslampje
Als u een bericht ontvangt of een oproep mist, begint
de navigatietoets te knipperen om dat te melden.
Als u wilt instellen hoe lang de navigatietoets moet
knipperen, selecteert u Meldingsindicator >
Verlichting knippert.
Als u wilt aangeven van welke gebeurtenissen u een
melding wilt krijgen, selecteert u
Meldingsindicator > Meldingen.
Instellingen voor Sneltoetsen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > One Touch-ttsn.
Als u wilt selecteren welke toepassing of taak wordt
geopend als u een Sneltoets indrukt, selecteert u de
toets en Opties > Openen.
Als u de vooraf ingestelde toepassingen en taken wilt
terugzetten, selecteert u Standaardinst. herstellen.
Datum- en tijdinstellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Datum en tijd.
Als u de huidige datum wilt instellen, selecteert u
Datum en Tijd.
Als u uw tijdszone wilt definiëren, selecteert u
Tijdzone.
Als u de tijd, datum en tijdzone automatisch wilt
bijwerken (netwerkdienst), selecteert u Tijd via
netw.operator > Autom. aanpassen.
Als u het 12 uurs- of 24 uurssysteem wilt selecteren en
het symbool dat tussen de uren en minuten wordt
weergegeven, selecteert u Tijdnotatie en
Tijdscheidingteken.
Als u de notatie en het scheidingsteken van de datum
wilt bepalen, selecteert u Datumnotatie en
Datumscheidingteken.
Als u het type klok wilt definiëren, selecteert u Type
klok > Analoog of Digitaal.
Als u het signaal wilt selecteren voor de wekker,
selecteert u Alarmtoon klok.
Als u de dagen wilt bepalen die voor u werkdagen zijn,
selecteert u Werkdagen.
Instellingen voor
toebehoren
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Toebehoren.
140
Instellingen
Algemene instellingen voor
toebehoren
Bij de meeste toebehoren hebt u de volgende opties:
Als u wilt bepalen welk profiel wordt geactiveerd
wanneer u bepaalde toebehoren op uw apparaat
aansluit, selecteert u het betreffende accessoire en
Standaardprofiel.
Als u het apparaat 5 seconden nadat toebehoren zijn
aangesloten automatisch telefoonoproepen wilt laten
beantwoorden, selecteert u Autom. antwoorden >
Aan. Als het beltoontype in het geselecteerde profiel is
ingesteld op Eén piep of Stil, is automatische
beantwoording uitgeschakeld.
Als u verlichting op het apparaat wilt instellen terwijl
het is aangesloten op een accessoire, selecteert u
Verlichting > Aan.
E-mailtoetsinstellingen
U kunt kiezen welke mailbox moet worden geopend
met de e-mailtoets, door Instell. e-mailtoets > E-
mailtoets te selecteren en de navigatietoets in te
drukken.
Beveiligingsinstellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Beveiliging.
Definieer de volgende beveiligingsinstellingen:
Telefoon en SIM-kaart — Pas de
beveiligingsinstellingen voor uw apparaat en SIM-
kaart aan.
Certificaatbeheer — Beheer uw
beveiligingscertificaten.
Beveiligingsmodule — Beheer uw
beveiligingsmodule.
Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die afwijken
van de alarmnummers, om te voorkomen dat u per
ongeluk het alarmnummer kiest. Codes worden als
sterretjes weergegeven. Wanneer u een code wilt
wijzigen, voert u eerst de huidige code in en voert u
daarna tweemaal de nieuwe code in.
Apparaat- en SIM-kaartbeveiliging
Als u de pincode wilt wijzigen, selecteert u Telefoon
en SIM-kaart > PIN-code. De PIN-code moet 4 tot 8
cijfers lang zijn en beschermt uw SIM-kaart tegen
onbevoegd gebruik. Deze code wordt geleverd bij de
SIM-kaart. Nadat er driemaal achter elkaar een
verkeerde PIN-code is ingevoerd, wordt deze
geblokkeerd. U moet u de blokkering opheffen met
behulp van de PUK-code voordat u de SIM-kaart weer
kunt gebruiken.
Als u het toetsenbord na een bepaalde periode
automatisch wilt laten blokkeren, selecteert u
Telefoon en SIM-kaart > Per. autom. blokk.
ttsnb..
Selecteer Telefoon en SIM-kaart > Per. autom.
blokk. telefn om een time-out in te stellen waarna het
apparaat automatisch wordt geblokkeerd en alleen
kan worden gebruikt als de juiste (de)blokkeringscode
wordt ingevoerd. Geef het aantal minuten voor de
141
Instellingen
time-out op of selecteer Geen als u de automatische
blokkering wilt uitschakelen. Wanneer het apparaat is
geblokkeerd, kunt u nog steeds inkomende oproepen
beantwoorden en kunt u in sommige gevallen ook nog
het alarmnummer kiezen dat in uw apparaat is
geprogrammeerd.
Als u een nieuwe beveiligingscode wilt instellen,
selecteert u Telefoon en SIM-kaart >
Blokkeringscode. De vooraf ingestelde
blokkeringscode is 12345. Voer de huidige code in en
vervolgens tweemaal de nieuwe code. De nieuwe code
mag tussen de 4 en 255 tekens lang zijn. U kunt zowel
cijfers als letters gebruiken, en zowel hoofdletters als
kleine letters. U krijgt een melding als de
blokkeringscode niet de juiste notatie heeft.
De oorspronkelijke
instellingen terugzetten
Als u de oorspronkelijke instellingen op het apparaat
wilt terugzetten, selecteert u Fabrieksinstell..
Hiervoor hebt u de blokkeringscode van het apparaat
nodig. Nadat de instellingen zijn teruggezet, kan het
langer duren voordat het apparaat is ingeschakeld.
Documenten, contactgegevens, agenda-items en
bestanden blijven ongewijzigd.
Telefooninstellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Oproep — Definieer algemene oproepinstellingen.
Doorschakelen — Uw instellingen voor
doorschakelen opgeven.
Zie 'Oproepen
omleiden', p. 44.
Blokkeren — Definieer
oproepblokkeringsinstellingen.
Zie 'Oproepen
blokkeren', p. 44.
Netwerk — Pas de netwerkinstellingen aan.
Oproepinstellingen
Als u uw telefoonnummer wilt tonen aan de persoon
naar wie u belt, selecteert u Oproep > Identificatie
verz. > Ja. Als u het netwerk wilt laten bepalen of uw
identificatie wordt verzonden, selecteert u Ingst. door
netw..
Als u wilt toestaan dat uw internetoproepadres bij de
persoon naar wie u een internetoproep plaatst wordt
weergeven, selecteert u Oproep > Internetoproep-
ID vrzndn > Ja.
Als u wilt worden gewaarschuwd wanneer er een
nieuwe inkomende oproep is terwijl u aan het bellen
bent, selecteert u Oproep > Oproep in wachtrij >
Opties > Activeren. Als u wilt controleren of de
functie is geactiveerd op het netwerk, selecteert u
Opties > Controleer status.
Als u wilt instellen of u een signaal krijgt bij inkomende
internetoproepen, selecteert u Oproep > Melding
internetopr.. U ontvangt een melding van gemiste
internetoproepen.
Als u het standaardoproeptype wilt instellen,
selecteert u Oproep > Stndrdgesprekstype.
142
Instellingen
Selecteer Spraakoproep voor GSM-oproepen en
Internet voor internetoproepen.
Als u automatisch een SMS-bericht wilt verzenden naar
de persoon die u belt om deze te laten weten waarom
u diens inkomende oproep niet kunt beantwoorden,
selecteert u Oproep > Opr. weig. met SMS > Ja. Als
u de tekst van het bericht wilt instellen, selecteert u
Oproep > Berichttekst.
Als u het zoeken naar contacten vanaf het startscherm
wilt uitschakelen, selecteert u Oproep > Contact
zoeken > Uit.
Netwerkinstellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Netwerk.
Als u de netwerkmodus wilt instellen, selecteert u
Netwerkmodus en Dual mode, UMTS, of GSM. Bij Dual
mode wisselt het apparaat automatisch van netwerk.
Tip: UMTS zorgt voor snellere
gegevensoverdracht, maar gaat wel ten koste
van extra batterijcapaciteit, zodat batterij
minder lang meegaat. Als u in een gebied met
GSM- en UMTS-netwerken Dual mode selecteert,
kan het gebeuren dat voortdurend tussen beide
netwerken wordt gewisseld, wat ook ten koste
van de batterijcapaciteit gaat.
Als u de operator wilt instellen, selecteert u
Operatorselectie en Handmatig om uit de
beschikbare netwerken te kiezen, of Automatisch om
het apparaat automatisch een netwerk te laten
selecteren.
Als u wilt instellen dat het apparaat aangeeft wanneer
het wordt gebruikt in een MCN-netwerk (Micro Cellular
Network), selecteert u Weergave info dienst >
Aan.
Verbindingsinstelling
en
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Bluetooth — De Bluetooth-instellingen wijzigen.
Zie 'Gegevens verzenden en ontvangen met
Bluetooth', p. 117.
USB — De instellingen voor gegevenskabels
wijzigen.
Zie 'Gegevenskabel', p. 116.
Toegangspunten — Stel nieuwe toegangspunten
in of bewerk bestaande toegangspunten. Mogelijk
zijn sommige of alle toegangspunten voor uw
apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld.
U kunt ze dan niet zelf maken, bewerken of
verwijderen.
Packet-ggvns — Stel in welke packet-
gegevensverbindingen worden gebruikt en voer het
toegangspunt in als u uw apparaat als modem voor
een computer gebruikt.
Wireless LAN — Stel in of het apparaat aangeeft
wanneer er een draadloos LAN-netwerk
beschikbaar is, en hoe vaak het apparaat naar
netwerken zoekt.
143
Instellingen
Gegev.oproep — Stel de time-out in waarna
gegevensverbindingen automatisch moeten
worden verbroken.
SIP-instellingen — Geef SIP-profielen (Session
Initiation Protocol) weer of stel deze in.
Internettelefoon — Definieer instellingen voor
internetoproepen.
Configuraties — Geef vertrouwde servers weer
waarvan uw apparaat configuratie-instellingen kan
ontvangen of verwijder deze.
Tgpt.namen bhr. — Packet-
gegevensverbindingen beperken
Zie 'Packet-
gegevens beperken', p. 149.
Toegangspunten
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
Een internettoegangspunt is een verzameling
instellingen, die bepaalt hoe het apparaat een
gegevensverbinding met het netwerk tot stand brengt.
Als u e-mail en multimediadiensten wilt gebruiken en
webpagina's wilt weergeven, moet u eerst
toegangspunten voor deze diensten definiëren.
Mogelijk zijn sommige of alle toegangspunten voor uw
apparaat vooraf door uw serviceprovider ingesteld. U
kunt ze dan niet zelf maken, bewerken of verwijderen.
Selecteer Opties > Nieuw toegangspunt om een
nieuw toegangspunt te maken, of selecteer een
bestaand toegangspunt in de lijst en vervolgens
Opties > Toegangspt dupliceren om het
toegangspunt te gebruiken als basis voor het nieuwe
toegangspunt.
Instellingen voor packet-
gegevens (GPRS)
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Packet-ggvns.
Het apparaat ondersteunt verbindingen voor packet-
gegevens, zoals GPRS in het GSM-netwerk. Als u het
apparaat gebruikt in GSM- en UMTS-netwerken, is het
mogelijk dat er meerdere gegevensverbindingen
tegelijkertijd actief zijn. Toegangspunten kunnen een
gegevensverbinding delen en gegevensverbindingen
blijven actief, bijvoorbeeld tijdens een
telefoongesprek.
Zie 'Verbindingsbeheer', p. 123.
Selecteer Packet-ggvnsverb. om packet-gegevens in
te stellen en Autom. bij signaal om het apparaat te
registreren bij het packet-gegevensnetwerk als u het
apparaat in een ondersteund netwerk aanzet of
Wanneer nodig om een packet-gegevensverbinding
op te zetten als een toepassing of actie dit vereist.
Selecteer Toegangspunt en voer de naam van het
toegangspunt dat de serviceprovider geleverd heeft in
om het apparaat te gebruiken als een packet-
gegevensmodem naar de pc.
Deze instellingen gelden voor alle toegangspunten
voor packet-gegevensverbindingen.
WLAN-instellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Wireless LAN.
Als u wilt dat er een indicator wordt weergegeven als
er een draadloos LAN-netwerk (WLAN) beschikbaar is
144
Instellingen
op uw huidige locatie, selecteert u Beschkbrhd WLAN
tonen > Ja.
Als u het tijdsinterval wilt selecteren voor het zoeken
naar beschikbare draadloze LAN-netwerken en voor
het bijwerken van de indicator, selecteert u Zoeken
naar netwerken. Deze instelling is alleen beschikbaar
als u Beschkbrhd WLAN tonen > Ja selecteert.
Geavanceerde WLAN-
instellingen
Selecteer Opties > Geavanc. instellingen. De
geavanceerde instellingen voor draadloze LAN-
netwerken worden gewoonlijk automatisch
gedefinieerd en het wordt afgeraden deze instellingen
te wijzigen.
Als u de instellingen handmatig wilt bewerken,
selecteert u Autom. configuratie > Uitgeschakeld
en definieert u de volgende instellingen:
Lange probeerlimiet — Voer het maximum aantal
verzendpogingen in voor als er geen
ontvangstbevestiging van het netwerk wordt
ontvangen.
Korte probeerlimiet — Voer het maximumaantal
verzendpogingen in voor als er geen gereedmelding
voor verzenden van het netwerk wordt ontvangen.
RTS-drempel — Stel voor gegevens de
pakketgrootte in waarbij het toegangspunt voor het
draadloze LAN-netwerk vraagt of de gegevens
moeten worden verzonden, alvorens dit ook
daadwerkelijk te doen.
Energieniv. transmissie — Stel het energieniveau
van uw apparaat bij het verzenden van gegevens in.
Radiometingen — Schakel de radiometingen in of
uit.
Energiespaarstand — Geef aan of het
energiebesparingsmechanisme voor WLAN moet
worden gebruikt om energie van de batterij in het
apparaat te besparen. Door gebruik te maken van
het energiebesparingsmechanisme verbeteren de
batterijprestaties maar kunnen de
interoperabiliteit van het WLAN verslechteren.
Als u alle oorspronkelijke instellingen wilt terugzetten,
selecteert u Opties > Stndrdinstell. herstellen.
WLAN-
beveiligingsinstellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten > Opties > Nieuw
toegangspunt of selecteer een toegangspunt en
Opties > Bewerken.
Selecteer in de instellingen voor het toegangspunt
WLAN-beveil.modus en de gewenste modus.
WEP-
beveiligingsinstellingen
Selecteer WEP als WLAN-beveiligingsmodus.
Met de coderingsmethode WEP (Wired Equivalent
Privacy) worden gegevens voor verzending gecodeerd.
Gebruikers die niet over de vereiste WEP-sleutels
145
Instellingen
beschikken, krijgen geen toegang tot het netwerk.
Wanneer de WEP-beveiligingsmodus is ingeschakeld
en uw apparaat packet-gegevens ontvangt die niet
met de WEP-sleutels zijn gecodeerd, worden deze
gegevens genegeerd.
In een ad-hocnetwerk moet op alle apparaten dezelfde
WEP-sleutel worden gebruikt.
Selecteer WLAN-beveil.instell. en maak een keuze uit
de volgende opties:
WEP-sleutel in gebr. — Selecteer de gewenste
WEP-sleutel.
Verificatietype — Selecteer Open of Gedeeld.
Instell. WEP-sleutel — Wijzig de instellingen voor
de WEP-sleutel.
WEP-sleutelinstellingen
In een ad-hocnetwerk moet op alle apparaten dezelfde
WEP-sleutel worden gebruikt.
Selecteer WLAN-beveil.instell. > Instell. WEP-
sleutel en maak een keuze uit de volgende opties:
WEP-codering — Stel de gewenste lengte van de
WEP-sleutel in.
Indeling WEP-sleutel — Stel in of u de WEP-
sleutelgegevens wilt invoeren in de indeling ASCII
of Hexadecimaal.
WEP-sleutel — Voer de WEP-sleutelgegevens in.
802.1x-
beveiligingsinstellingen
Selecteer 802.1x als WLAN-beveiligingsmodus.
Met 802.1x worden apparaten in een draadloos
netwerk geverifieerd en geautoriseerd. Als het
autorisatieproces voor een apparaat mislukt, krijgt het
desbetreffende apparaat geen toegang tot het
netwerk.
Selecteer WLAN-beveil.instell. en maak een keuze uit
de volgende opties:
WPA/WPA2 — Selecteer EAP (Extensible
Authentication Protocol) of Vooraf ged. sleutel
(een geheime sleutel voor apparaatidentificatie).
Instell. EAP-plug-in — Als u WPA/WPA2 > EAP
hebt geselecteerd, geeft u aan welke EAP-plug-ins
op uw apparaat voor het toegangspunt moeten
worden gebruikt.
Vooraf ged. sleutel Als u WPA/WPA2 > Vooraf
ged. sleutel hebt geselecteerd, voert u de gedeelde
persoonlijke sleutel in waarmee uw apparaat kan
worden geïdentificeerd in het draadloze LAN-
netwerk waarmee u verbinding maakt.
WPA-
beveiligingsinstellingen
Selecteer WPA/WPA2 als WLAN-beveiligingsmodus.
Selecteer WLAN-beveil.instell. en maak een keuze uit
de volgende opties:
146
Instellingen
WPA/WPA2 — Selecteer EAP (Extensible
Authentication Protocol) of Vooraf ged. sleutel
(een geheime sleutel voor apparaatidentificatie).
Instell. EAP-plug-in — Als u WPA/WPA2 > EAP
hebt geselecteerd, geeft u aan welke EAP-plug-ins
op uw apparaat voor het toegangspunt moeten
worden gebruikt.
Vooraf ged. sleutel — Als u WPA/WPA2 > Vooraf
ged. sleutel hebt geselecteerd, voert u de gedeelde
persoonlijke sleutel in waarmee uw apparaat kan
worden geïdentificeerd in het WLAN-netwerk
waarmee u verbinding maakt.
Alleen WPA2 (modus) — Als u zowel TKIP- als AES-
codering (Advanced Encryption Standard) wilt
toestaan, selecteert u Uit. Als u alleen AES wilt
toestaan, selecteert u Aan
Plug-ins voor draadloos LAN
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Toegangspunten.
De EAP-plug-ins (Extensible Authentication Protocol)
worden gebruikt in draadloze netwerken om
draadloze apparaten en verificatieservers te verifiëren,
en dankzij de verschillende EAP-plug-ins kunnen er
diverse EAP-methoden worden gebruikt
(netwerkservice).
U kunt de EAP-plug-ins bekijken die momenteel op het
apparaat zijn geïnstalleerd (netwerkservice).
EAP-plug-ins
1. Als u de instellingen van EAP-plug-ins wilt
definiëren, selecteert u Opties > Nieuw
toegangspunt en definieert u een toegangspunt
dat WLAN als gegevensdrager gebruikt.
2. Selecteer 802.1x of WPA/WPA2 als
beveiligingsmodus.
3. Selecteer WLAN-beveil.instell. > WPA/WPA2 >
EAP > Instell. EAP-plug-in.
EAP-plug-ins gebruiken
Als u een EAP-plug-in wilt gebruiken wanneer u via het
toegangspunt verbinding maakt met een draadloos
LAN-netwerk, selecteert u de gewenste plug-in en kiest
u Opties > Inschakelen. De EAP-plug-ins die voor dit
toegangspunt kunnen worden gebruikt, zijn
gemarkeerd. Als u geen gebruik wilt maken van een
plug-in, selecteert u Opties > Uitschakelen.
Als u de instellingen voor EAP-plug-ins wilt bewerken,
selecteert u Opties > Bewerken.
Als u de prioriteit van een EAP-plug-in wilt wijzigen,
selecteert u Opties > Prioriteit verhogen om,
wanneer u via het toegangspunt verbinding met het
netwerk maakt, de desbetreffende plug-in eerder te
gebruiken dan andere plug-ins, of Opties > Prioriteit
verlagen om deze plug-in pas voor netwerkverificatie
te gebruiken nadat andere plug-ins zijn geprobeerd.
Zie de Help bij het apparaat voor meer informatie over
EAP-plug-ins.
SIP-instellingen (Session
Initiation Protocol)
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > SIP-instellingen.
147
Instellingen
SIP-protocollen (Session Initiation Protocol) worden
gebruikt voor het maken, wijzigen en beëindigen van
bepaalde typen communicatiesessies met een of meer
deelnemers (netwerkdienst). Deze communicatievorm
wordt vooral gebruikt voor video delen en
internetoproepen. SIP-profielen bevatten instellingen
voor deze sessies. Het SIP-profiel dat standaard voor
een communicatiesessie wordt gebruikt, is
onderstreept.
Als u een SIP-profiel wilt maken, selecteert u Opties >
Nieuw SIP-profiel > Std.profiel gebrkn of
Bestaand prof. gebr..
Als u het SIP-profiel wilt selecteren dat u standaard
voor communicatiesessies wilt gebruiken, selecteert u
Opties > Standaardprofiel.
SIP-profielen bewerken
Selecteer Opties > Bewerken en maak een keuze uit
de volgende opties:
Profielnaam — Voer een naam in voor het SIP-
profiel.
Dienstprofiel — Selecteer IETF of Nokia 3GPP.
Stndrdtoegangspunt — Selecteer het
toegangspunt dat u voor de internetverbinding wilt
gebruiken.
Openb. gebr.naam — Voer uw gebruikersnaam in
die u hebt ontvangen van uw serviceprovider.
Compressie gebruiken — Stel in of
gegevenscompressie wordt gebruikt.
Registratie — Selecteer de wijze van registratie.
Beveiliging gebruiken — Stel in of
beveiligingsonderhandeling moet worden
uitgevoerd.
Proxyserver — Voer de proxyserverinstellingen
voor dit SIP-profiel in.
Registrarserver — Voer de
registratieserverinstellingen voor dit SIP-profiel in.
SIP-proxyservers bewerken
Selecteer Opties > Nieuw SIP-profiel of
Bewerken > Proxyserver.
Proxyservers zijn tussenliggende servers tussen een
browserdienst en de gebruikers daarvan. Sommige
serviceproviders gebruiken dergelijke servers om extra
veiligheid en een snellere toegang tot de dienst te
kunnen bieden.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Proxyserveradres — Voer de hostnaam of het IP-
adres van de gebruikte proxyserver in.
Beveiligingsdomein — Voer het adres van het
proxyserverdomein in.
Gebruikersnaam en Wachtwoord — Voer uw
gebruikersnaam en wachtwoord voor de
proxyserver in.
Vrije routing toestaan — Stel in of vrije routing is
toegestaan.
Overdrachtstype — Selecteer UDP, Auto of TCP.
Poort — Voer het poortnummer van de proxyserver
in.
148
Instellingen
Registratieservers
bewerken
Selecteer Opties > Nieuw SIP-profiel of
Bewerken > Registrarserver.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Registrarserveradres — Voer de hostnaam of het
IP-adres van de gebruikte registratieserver in.
Beveiligingsdomein — Voer het adres van het
registratieserverdomein in.
Gebruikersnaam en Wachtwoord — Voer uw
gebruikersnaam en wachtwoord voor de
registratieserver in.
Overdrachtstype — Selecteer UDP, Auto of TCP.
Poort — Voer het poortnummer van de
registratieserver in.
Instellingen voor
internetoproepen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Internettelefoon.
Als u een nieuw profiel voor internetoproepen wilt
maken, selecteert u Opties > Nieuw profiel.
Als u een bestaand profiel wilt bewerken, selecteert u
Opties > Bewerken.
Configuratie-instellingen
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Configuraties.
U kunt van de serviceprovider of de afdeling voor
bedrijfsinformatiebeheer berichten ontvangen die de
configuratie-instellingen voor vertrouwde servers
bevatten. Deze instellingen worden automatisch
opgeslagen in Configuraties. U kunt configuratie-
instellingen ontvangen voor toegangspunten,
multimedia- of e-maildiensten, en chat- of
synchronisatie-instellingen voor vertrouwde servers.
Als u de configuratie voor een vertrouwde server wilt
verwijderen, selecteert u Opties > Verwijderen. De
configuratie-instellingen voor andere toepassingen
die door deze server worden verstrekt, worden
eveneens verwijderd.
Packet-gegevens beperken
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Tgpt.namen bhr..
Met de dienst voor toegangspuntbeheer kunt u
instellen dat op uw apparaat alleen via een beperkt
aantal toegangspunten packet-gegevensverbindingen
mogelijk zijn. Het is mogelijk dat uw SIM-kaart de
dienst voor toegangspuntbeheer niet ondersteunt.
Neem voor meer informatie contact op met uw
serviceprovider.
Als u de packet-gegevensverbindingen van het
apparaat wilt beperken, selecteert u Opties >
Beperkingen inschakelen. Uw PIN2-code is vereist
om toegangspuntbeheer in of uit te schakelen en om
de toegangspunten voor packet-gegevens op de
beheerlijst te kunnen bewerken.
Als u toegangspunten die kunnen worden gebruikt
voor packet-gegevensverbindingen, aan de beheerlijst
149
Instellingen
wilt toevoegen, selecteert u Opties > Naam handm.
opgeven. Maak een leeg toegangspunt als u
verbindingen met een door de operator beschikbaar
gesteld toegangspunt wilt inschakelen.
Als u een toegangspunt uit de lijst wilt verwijderen,
selecteert u Opties > Verwijderen.
Toepassingsinstelling
en
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Toepassingen.
Selecteer een toepassing in de lijst om daarvan de
instellingen aan te passen.
150
Instellingen
Sneltoetsen
Hier volgen enkele sneltoetsen die u kunt gebruiken.
Door het gebruik van sneltoetsen kunt u op een
efficiëntere manier met toepassingen werken.
Algemene sneltoetsen
Algemene sneltoetsen
Aan/uit-toets
Houd deze toets ingedrukt als u het
apparaat wilt in- of uitschakelen.
Druk eenmaal om van profiel te
wisselen.
Startscherm
Linkerselectieto
ets +
functietoets
Hiermee kunt u het toetsenbord
vergrendelen of ontgrendelen.
Beltoets Hiermee opent u het logboek met
oproepen.
0 Houd deze toets ingedrukt om uw
startpagina in de webbrowser weer
te geven.
1 Houd deze toets ingedrukt als u uw
voicemailbox wilt bellen.
Cijfertoets (2–9) Hiermee kunt u een
telefoonnummer bellen via
snelkeuze. Activeer eerst de
snelkeuzefunctie via Menu >
Instrumenten > Instell. >
Telefoon > Oproep >
Snelkeuze > Aan.
Web
*
Hiermee zoomt u op de pagina in.
# Hiermee zoomt u op de pagina uit.
2 Hiermee opent u het zoekvenster.
5 Hiermee geeft u de actieve pagina's
weer.
8 Hiermee geeft u het
paginaoverzicht weer.
9 Hiermee opent u het
dialoogvenster waarin u een nieuw
webadres kunt opgeven.
0 Hiermee opent u de map
Bookmarks.
151
Sneltoetsen
De Afbeeldingsviewer
Beltoets
Hiermee verzendt u de afbeelding..
0 Hiermee zoomt u uit..
5 Hiermee zoomt u in.
7 Hiermee zoomt u in. Druk tweemaal
op deze toets voor de volledige
schermgrootte.
4 Hiermee gaat u naar links in de
afbeelding waarop is ingezoomd.
6 Hiermee gaat u naar rechts in de
afbeelding waarop is ingezoomd.
2 Hiermee gaat u omhoog in de
afbeelding waarop is ingezoomd.
8 Hiermee gaat u omlaag in de
afbeelding waarop is ingezoomd.
3 Hiermee draait u de afbeelding
rechtsom.
1 Hiermee draait u de afbeelding
linksom.
* Hiermee wisselt u tussen volledige
schermgrootte en normale
weergave.
152
Sneltoetsen
Woordenlijst
Woordenlijst
3G
Derde generatie mobiele
communicatie. Een digitaal systeem
voor mobiele communicatie dat
gericht is op algemeen gebruik en die
een vergrote bandbreedte biedt. 3G
geeft een gebruiker van een mobiel
apparaat toegang tot een grote
verscheidenheid aan diensten, zoals
multimedia.
Ad hoc,
werkingsmo
dus
Een WLAN-netwerkmodus waar twee
of meer apparaten rechtstreeks via een
WLAN met elkaar verbonden zijn
zonder WLAN-toegangspunt.
Cookies Cookies zijn kleine stukjes informatie,
aan u geleverd door de server, waarin
informatie over uw bezoeken aan een
website opgeslagen zijn. Als u cookies
accepteert, kan de server evalueren
hoe u de website gebruikt, wat uw
interesses zijn, wat u wilt lezen,
enzovoort.
DNS Domain name service. Een
internetdienst die domeinnamen zoals
www.nokia.com vertaalt in IP-
adressen zoals 192.100.124.195.
Domeinnamen zijn gemakkelijker te
onthouden, maar deze vertaling is
nodig omdat het internet draait om IP-
adressen.
DTMF-tonen Dual-tone multifrequency-tonen. Het
DTMF-systeem wordt toegepast in
telefoons met tiptoetsen DTMF kent
een specifieke frequentie of toon toe
aan elke toets, zodat het eenvoudig
door een microprocessor kan worden
geïdentificeerd. Met DTMF-tonen kunt
u communiceren met voicemailboxen,
gecomputeriseerde telefoonsystemen,
enzovoort.
EAP Extensible authentication protocol.
EAP plug-ins worden in draadloze
netwerken gebruikt om draadloze
apparaten en verificatieservers te
verifiëren.
EGPRS Enhanced GPRS. EGPRS lijkt op GPRS,
maar er is een snellere verbinding
mogelijk. Neem contact op met uw
serviceprovider voor informatie over
de beschikbaarheid en de snelheid van
de gegevensoverdracht.
153
Woordenlijst
GPRS General packet radio service. GPRS
maakt draadloze toegang van mobiele
telefoons tot gegevensnetwerken
mogelijk (netwerkdienst). GPRS maakt
gebruik van packet-
gegevenstechnologie als informatie in
de vorm van kleine stukjes gegevens
over het mobiele netwerk wordt
verzonden. Het voordeel van het
verzenden van gegevens in kleine
pakketjes is dat het netwerk dan alleen
bezet is tijdens het verzenden of
ontvangen van gegevens. Als GPRS het
netwerk efficiënt gebruikt, kan er een
snelle gegevensverbinding worden
opgezet met hoge
gegevensoverdrachtssnelheden.
U moet aangemeld zijn bij de GPRS-
dienst. Voor de beschikbaarheid en
aanmelding bij GPRS, neemt u contact
op met uw serviceprovider.
Tijdens een spraakoproep kunt u geen
GPRS-verbinding tot stand brengen.
Een bestaande GPRS-verbinding wordt
in de wachtstand geplaatst, tenzij het
netwerk een dubbele
overdrachtsmodus ondersteunt.
GPS Global Positioning System. GPS is een
wereldwijd systeem voor
radionavigatie.
HTTP Hypertext transfer protocol. Een
overdrachtsprotocol voor documenten
voor op internet.
HTTPS HTTP via een veilige verbinding.
IMAP4 Internet mail access protocol, versie 4.
Een protocol dat wordt gebruikt om
toegang te krijgen tot uw externe
mailbox.
Internettoeg
angspunt
Een toegangspunt is het punt waar uw
apparaat een verbinding met een
netwerk maakt. Als u e-mail en
multimediadiensten wilt gebruiken of
een verbinding wilt maken met
internet om webpagina's te bekijken,
moet u eerst internettoegangspunten
voor deze diensten definiëren.
Infrastructu
ur,
werkingsmo
dus
Een WLAN-netwerkmodus waar
apparaten met een WLAN verbonden
zijn via een WLAN-toegangspunt.
PIN Persoonlijk identiteitsnummer. De PIN-
code beschermt uw apparaat tegen
onbevoegd gebruik. De PIN-code
wordt meegeleverd met de SIM-kaart.
Als het verzoek om een PIN-code
geselecteerd is, moet de code elke keer
dat het apparaat wordt ingeschakeld
worden ingevoerd. De PIN-code moet
uit 4 tot 8 cijfers bestaan.
154
Woordenlijst
PIN2 De PIN2-code wordt meegeleverd met
de SIM-kaart. De PIN2-code is nodig
voor bepaalde functies die worden
ondersteund door de SIM-kaart. De
PIN2-code bestaat uit 4 tot 8 cijfers.
POP3 Post office protocol, versie 3. Een
algemeen mailprotocol waarmee u
toegang hebt tot uw externe mailbox.
PUK en PUK2 Personal Unblocking Key. U hebt de
PUK- en de PUK2-codes nodig om een
geblokkeerde PIN- of PIN2-code te
veranderen. De code bestaat uit 8
cijfers.
SIP Session Initiation Protocol. SIP wordt
gebruikt voor het maken, wijzigen en
beëindigen van bepaalde typen
communicatiesessies met één of meer
deelnemers.
SSID Service set identifier. SSID is de naam
van een specifieke WLAN.
Streaming U kunt er streaming audio- en
videobestanden rechtstreeks mee van
het web afspelen, zonder ze eerst te
downloaden.
UMTS Universal Mobile Telecommunications
System. UMTS is een mobiel 3G-
communicatiesysteem. Behalve spraak
en gegevens kan er met UMTS ook
audio en video worden ontvangen op
draadloze apparaten.
Als u dit apparaat gebruikt in GSM- en
UMTS-netwerken, kunnen er meerdere
gegevensverbindingen tegelijkertijd
actief zijn, en toegangspunten kunnen
een gegevensverbinding delen. In het
UMTS-netwerk blijven
gegevensverbindingen tijdens
spraakoproepen actief. U kunt
bijvoorbeeld sneller over het web
surfen dan eerder mogelijk was, terwijl
u tegelijkertijd de telefoon gebruikt
om te bellen.
UPIN PIN-code die wordt gebruikt in een
UMTS-netwerk.
UPUK UPIN Unblocking Key. De UPUK-code is
nodig om een geblokkeerde UPIN- of
PIN2-code te veranderen. De code
bestaat uit 8 cijfers.
USIM SIM-kaart die wordt gebruikt in een
UMTS-netwerk.
USSD,
opdracht
Een dienstverzoek, bijvoorbeeld een
verzoek om op afstand een toepassing
te activeren of verschillende
instellingen te configureren, dat u met
uw provider naar uw operator of
serviceprovider kunt verzenden.
VoIP Voice over IP-technologie. VoIP is een
reeks protocols waarmee u over een IP-
netwerk, bijvoorbeeld het internet,
kunt bellen.
155
Woordenlijst
VPN Virtual private network. VPN creëert
een veilige verbinding met
compatibele zakelijke intranets en
diensten zoals e-mail.
WAP Wireless application protocol. WAP is
een internationale standaard voor
draadloze communicatie.
WEP Wired equivalent privacy. WEP is een
coderingsmethode die gegevens
versleutelt voordat ze in het WLAN
worden verzonden.
WLAN Wireless Local Area Network.
WPA Wi-Fi Protected Access. Een
beveiligingsmethode voor WLAN.
WPA2 Wi-Fi Protected Access 2. Een
beveiligingsmethode voor WLAN.
156
Woordenlijst
Ondersteuning
Als u veelgestelde vragen over uw apparaat wilt zien,
ga dan naar de pagina's met productondersteuning op
de Nokia-website.
V: Wat is mijn blokkerings-, PIN- of PUK-
code?
A: De standaardblokkeringscode is 12345. Als u de
blokkeringscode bent vergeten of kwijtgeraakt, neemt
u dan contact op met de leverancier van uw apparaat.
Als u uw PIN- of PUK-code bent vergeten of
kwijtgeraakt, of zo'n code niet heeft ontvangen, neemt
u dan contact op met uw serviceprovider.
V: Hoe sluit ik een toepassing die niet meer
reageert?
A: Houd de home-toets ingedrukt. Ga naar de
toepassing en druk de backspace-toets in om de
toepassing te sluiten.
V: Waarom zien afbeeldingen er vlekkerig
uit?
A: Zorg ervoor dat de beschermingsluikjes van de
cameralens schoon zijn.
V: Waarom ontbreken er beeldpunten in het
scherm of hebben sommige de verkeerde of
felle kleur telkens als ik mijn apparaat aan
doe?
A: Dit is kenmerkend voor dit type scherm. Sommige
schermen kunnen pixels of dots bevatten die altijd in-
of uitgeschakeld blijven. Dit is normaal en geen fout in
het ontwerp.
V: Waarom kan ik het apparaat van mijn
vriend niet vinden als ik Bluetooth-
connectiviteit gebruik?
A: Controleer of beide apparaten compatibel zijn, de
Bluetooth-connectiviteit aan hebben staan, en niet in
de modus Verborgen staan ingesteld. Controleer ook of
de afstand tussen de twee apparaten niet meer is dan
10 meter (33 ft.) en dat er geen muren of andere
obstakels tussen de apparaten staan.
V: Waarom kan ik een Bluetooth-verbinding
niet beëindigen?
A: Als er een ander apparaat met uw apparaat is
verbonden, kunt u de verbinding met behulp van het
andere apparaat beëindigen, of u kunt de Bluetooth-
connectiviteit deactiveren. Selecteer Menu >
Connect. > Bluetooth > Bluetooth > Uit.
157
Ondersteuning
V: Waarom kan ik geen WLAN-toegangspunt
vinden, ook al weet ik zeker dat ik binnen het
bereik ben?
A: Controleer of het Offline-profiel niet in gebruik is in
uw apparaat.
Het WLAN-toegangspunt gebruik mogelijk een
verborgen SSID (Service Set Identifier). U kunt alleen
toegang krijgen tot netwerken die een verborgen SSID
gebruiken, als u de juiste SSID heeft, en een WLAN-
toegangspunt voor het netwerk heeft gemaakt op uw
Nokia-apparaat.
Controleer of het WLAN-toegangspunt niet op kanalen
12-13 zit, omdat hieraan niet gekoppeld kan worden.
V: Hoe schakel ik het WLAN op mijn Nokia-
apparaat uit?
A: Het WLAN op uw Nokia-apparaat wordt
uitgeschakeld als u geen verbinding probeert te
maken, niet verbonden bent met een ander
toegangspunt of niet zoekt naar beschikbare
netwerken. Als u de energie van uw batterij wilt
besparen, kunt u aangeven dat uw Nokia-apparaat op
de achtergrond niet gaat zoeken, of minder vaak zoekt
naar beschikbare netwerken. Het WLAN wordt
uitgeschakeld na het zoeken op de achtergrond.
Als u het zoeken op de achtergrond wilt beëindigen,
selecteert u Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Wireless LAN > Beschkbrhd WLAN
tonen > Nooit. U kunt dan nog steeds handmatig
zoeken naar beschikbare WLAN-netwerken en normaal
verbinding maken met WLAN-netwerken.
Als u het interval voor zoeken op de achtergrond wilt
vergroten, selecteert u Beschkbrhd WLAN tonen >
Ja en definieert u het interval in Zoeken naar
netwerken.
V: Waarom kan ik niet internetten ook al
werkt de WLAN-verbinding en zijn de IP-
instellingen juist?
A: Controleer of u de proxy-instellingen voor HTTP/
HTTPS juist heeft gedefinieerd in de geavanceerde
instellingen van uw WLAN-toegangspunt.
V: Hoe controleer ik de signaalsterkte van
mijn WLAN-verbinding?
Selecteer Menu > Connect. > Verb.beh. > Act.
geg.verb. > Opties > Gegevens. Als de
signaalsterkte zwak of middelmatig is, kunnen er
problemen ontstaan met uw verbinding. Probeer het
nog eens als u dichter bij het toegangspunt bent.
V: Waarom heb ik problemen met de
beveiligingsmodus?
A: Controleer of u de beveiligingsmodus juist heeft
geconfigureerd en of dezelfde modus ook door het
netwerk wordt gebruikt. Als u de beveiligingsmodus
van het netwerk wilt controleren, selecteert u Menu >
Connect. > Verb.beh. > Act. geg.verb. > Opties >
Gegevens.
Controleer ook het volgende: u heeft de juiste WPA-
modus (vooraf gedeelde sleutel of EAP), u heeft alle
typen EAP uitgeschakeld die niet nodig zijn, en alle EAP-
type-instellingen zijn juist (wachtwoorden,
gebruikersnamen, certificaten).
158
Ondersteuning
V: Waarom kan ik geen contact voor mijn
bericht selecteren?
A: De contactkaart heeft geen telefoonnummer, adres
of e-mailadres. Selecteer Menu > Communic. >
Contacten en bewerk de contactkaart.
V: De tekst Bericht wordt opgehaald wordt
kort weergegeven. Wat gebeurt er?
A: Het apparaat probeert een multimediabericht op te
halen van de multimediaberichtencentrale. Deze
notitie wordt alleen weergegeven als Menu >
Communic. > Berichten > Opties >
Instellingen > Multimediabericht > Multimedia
ophalen > Altijd automatisch is geselecteerd.
Controleer of de instellingen voor
multimediaberichten juist zijn gedefinieerd en of er
geen fouten staan in de telefoonnummers of adressen.
Zie 'Instellingen voor multimediaberichten', p. 69.
V: Hoe kan ik de gegevensverbinding
beëindigen als het apparaat continu een
gegevensverbinding tot stand probeert te
brengen?
A: Het apparaat probeert mogelijk een
multimediabericht op te halen van de
multimediaberichtencentrale. Als u niet wilt dat het
apparaat een gegevensverbinding tot stand brengt,
selecteert u Menu > Communic. > Berichten >
Opties > Instellingen > Multimediabericht >
Multimedia ophalen > Handmatig om berichten op
te slaan in de multimediaberichtencentale en deze
later op te halen, of Uit om alle inkomende
multimediaberichten te negeren. Als u Handmatig
selecteert, ontvangt u een melding wanneer er een
nieuw multimediabericht binnenkomt dat u kunt
ophalen in de multimediaberichtencentrale. Als u Uit
selecteert, brengt het apparaat geen
netwerkverbindingen tot stand die betrekking hebben
op multimediaberichten.
Als u het apparaat zo wilt instellen dat alleen een
packet-gegevensverbinding tot stand wordt gebracht
als u een toepassing start of actie uitvoert die dit nodig
heeft, selecteert u Menu > Instrumenten >
Instell. > Verbinding > Packet-ggvns > Packet-
ggvnsverb. > Wanneer nodig.
Als dit geen effect heeft, schakelt u het apparaat uit en
weer aan.
V: Hoe bespaar ik energie van mijn batterij?
A: Er zijn veel functies in uw apparaat die extra
batterijcapaciteit vergen en de levensduur van de
batterij verminderen. Om energie van uw batterij te
besparen kunt u het volgende doen:
Schakel Bluetooth uit als u het niet nodig heeft.
Beëindig zoeken op de achtergrond voor het WLAN.
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Verbinding > Wireless LAN > Beschkbrhd
WLAN tonen > Nooit. U kunt dan nog steeds
handmatig zoeken naar beschikbare WLAN-
netwerken en normaal verbinding maken met
WLAN-netwerken.
Stel het apparaat zo in, dat alleen een packet-
gegevensverbinding tot stand wordt gebracht als u
een toepassing start of actie uitvoert die dit nodig
heeft. Selecteer Menu > Instrumenten >
Instell. > Verbinding > Packet-ggvns >
Packet-ggvnsverb. > Wanneer nodig.
159
Ondersteuning
Voorkom dat het apparaat automatisch nieuwe
kaarten download via de toepassing Kaarten.
Selecteer Menu > GPS > Kaarten > Opties >
Instellingen > Internet > Netwerk
gebruiken > Uit.
Wijzig de time-out waarna de
achtergrondverlichting wordt uitgeschakeld.
Selecteer Menu > Instrumenten > Instell. >
Algemeen > Persoonlijk > Weergave > Time-
out verlichting.
Sluit toepassingen die u niet gebruikt. Houd de
home-toets ingedrukt. Ga naar de toepassing en
druk de backspace-toets in om de toepassing te
sluiten.
160
Ondersteuning
Toebehoren
Waarschuwing: Gebruik alleen batterijen, laders
en toebehoren die door Nokia zijn goedgekeurd voor
gebruik met dit specifieke model. Het gebruik van alle
andere typen kan de goedkeuring of garantie doen
vervallen en kan gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbaarheid van
goedgekeurde toebehoren. Trek altijd aan de stekker
en niet aan het snoer als u toebehoren losmaakt.
161
Toebehoren
Informatie over de batterij en de lader
Informatie over de
batterij en de lader
Het apparaat werkt op een oplaadbare batterij. De
batterij die bedoeld is om in dit apparaat te worden
gebruikt, is BP-4L. Nokia kan eventueel ook andere
batterijmodellen voor dit apparaat beschikbaar
stellen. Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met één
van de volgende laders: AC-8. Het exacte
modelnummer van de oplader is afhankelijk van het
type stekker. Het stekkertype wordt aangeduid met
een van de volgende codes: E, EB, X, AR, U, A, C of UB.
De batterij kan honderden keren worden opgeladen en
ontladen maar na verloop van tijd treedt slijtage op.
Wanneer de gesprekstijd en stand-bytijd aanmerkelijk
korter zijn dan normaal, moet u de batterij vervangen.
Gebruik alleen batterijen die door Nokia zijn
goedgekeurd en laad de batterij alleen opnieuw op
met laders die door Nokia zijn goedgekeurd en
bestemd zijn voor dit apparaat. Het gebruik van een
niet-goedgekeurde batterij of lader kan het risico met
zich meebrengen van brand, explosie, lekkage of ander
gevaar.
Als u een batterij voor de eerste keer gebruikt of als u
de batterij langere tijd niet hebt gebruikt, is het
mogelijk dat u de lader moet aansluiten, ontkoppelen
en vervolgens opnieuw moet aansluiten om het
opladen te starten. Als de batterij volledig ontladen is,
kan het enkele minuten duren voordat de batterij-
indicator op het scherm wordt weergegeven en u weer
met het apparaat kunt bellen.
Schakel het apparaat altijd uit en ontkoppel de lader
voordat u de batterij verwijdert.
Haal de lader uit het stopcontact wanneer u deze niet
gebruikt. Houd een volledig opgeladen batterij niet
gekoppeld aan de lader omdat de levensduur van de
batterij kan afnemen wanneer deze wordt overladen.
Als een volledig opgeladen batterij niet wordt
gebruikt, wordt deze na verloop van tijd automatisch
ontladen.
Probeer de batterij altijd te bewaren op een
temperatuur tussen 15°C en 25°C. Bij extreme
temperaturen nemen de capaciteit en levensduur van
de batterij af. Een apparaat met een warme of koude
batterij kan gedurende bepaalde tijd onbruikbaar zijn.
De batterijprestaties zijn met name beperkt in
temperaturen beduidend onder het vriespunt.
Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de
batterij. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een
metalen voorwerp zoals een munt, paperclip of pen
direct contact maakt met de positieve (+) en negatieve
(-) poolklemmen van de batterij. (Deze klemmen zien
eruit als metalen strips.) Dit kan bijvoorbeeld gebeuren
162
Informatie over de batterij en de lader
wanneer u een reservebatterij in uw zak of tas hebt.
Kortsluiting van de poolklemmen kan schade
veroorzaken aan de batterij of aan het voorwerp
waarop deze is aangesloten.
Gooi batterijen niet in het vuur. De batterijen kunnen
dan ontploffen. Batterijen kunnen ook ontploffen als
deze beschadigd zijn. Verwerk batterijen in
overeenstemming met de lokale regelgeving. Lever
batterijen indien mogelijk in voor recycling. Gooi
batterijen niet weg met het huishoudafval.
U mag nooit geheugencellen of batterijen
ontmantelen, erin snijden of ze openen, platdrukken,
verbuigen, beschadigen, doorboren of slopen. Als een
batterij lekt, moet u ervoor zorgen dat de vloeistof niet
in contact komt met de huid of ogen. Als dat toch
gebeurt, moet u uw huid en ogen onmiddellijk met
water afspoelen of medische hulp zoeken.
Wijzig de batterij niet, verwerk deze niet tot een ander
product, en probeer er geen vreemde voorwerpen in te
brengen. Stel de batterij niet bloot aan en dompel deze
niet onder in water of andere vloeistoffen.
Onjuist gebruik van de batterij kan brand, explosie of
ander gevaar met zich meebrengen. Als het apparaat
of de batterij valt, vooral op een hard oppervlak, en u
denkt dat de batterij is beschadigd, moet u deze ter
inspectie naar een servicepunt brengen voordat u die
opnieuw gebruikt.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze
is bestemd. Gebruik nooit een beschadigde lader of
batterij. Houd de batterij buiten het bereik van kleine
kinderen.
Controleren van de
echtheid van Nokia-
batterijen
Gebruik altijd originele Nokia-batterijen voor uw
veiligheid. Verzeker u ervan dat u een originele Nokia
batterij koopt door de batterij bij een erkende Nokia
dealer of een Nokia servicecentrum aan te schaffen en
het hologramlabel volgens de onderstaande stappen
te inspecteren:
Een succesvolle uitvoering van de stappen biedt geen
totale garantie voor de echtheid van de batterij. Als u
reden hebt om aan te nemen dat uw batterij geen
echte originele Nokia batterij is, gebruik deze dan niet,
maar breng de batterij naar de dichtstbijzijnde
erkende Nokia dealer of een Nokia servicecentrum voor
assistentie. Als de echtheid niet kan worden
vastgesteld, breng de batterij dan terug naar de plaats
van aankoop.
163
Informatie over de batterij en de lader
De echtheid van het
hologram controleren
1. Wanneer u het hologram op
het label bekijkt, hoort u vanuit
de ene hoek het Nokia-
symbool met de handen te zien
en vanuit de andere hoek het
Nokia Original Enhancements-
logo.
2. Wanneer u het hologram onder
een hoek naar links, rechts,
omlaag en omhoog houdt,
hoort u op iedere zijde
respectievelijk 1, 2, 3 en 4
stippen te zien.
Wat als de batterij niet
origineel is?
Als u niet kunt vaststellen dat uw Nokia-batterij met
het hologramlabel een originele Nokia-batterij is,
gebruik de batterij dan niet. Breng de batterij naar de
dichtstbijzijnde officiële Nokia dealer of een Nokia
servicecentrum voor assistentie. Het gebruik van een
batterij die niet door Nokia is goedgekeurd, kan
gevaarlijk zijn en kan leiden tot gebrekkige prestaties
en beschadiging van het apparaat of de toebehoren.
Het kan ook de goedkeuring of garantie van het
apparaat ongeldig maken.
Zie www.nokia.com/battery voor meer informatie over
originele Nokia batterijen.
164
Informatie over de batterij en de lader
Behandeling en onderhoud
Uw apparaat is een product van toonaangevend
ontwerp en vakmanschap en moet met zorg worden
behandeld. De volgende tips kunnen u helpen om de
garantie te behouden.
Houd het apparaat droog. Neerslag, vochtigheid en
allerlei soorten vloeistoffen of vocht kunnen
mineralen bevatten die corrosie van elektronische
schakelingen veroorzaken. Wordt het apparaat toch
nat, verwijder dan de batterij en laat het apparaat
volledig opdrogen voordat u de batterij
terugplaatst.
Gebruik of bewaar het apparaat niet op stoffige,
vuile plaatsen. De bewegende onderdelen en
elektronische onderdelen kunnen beschadigd
raken.
Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het heet
is. Hoge temperaturen kunnen de levensduur van
elektronische apparaten bekorten, batterijen
beschadigen en bepaalde kunststoffen doen
vervormen of smelten.
Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het koud
is. Wanneer het apparaat weer de normale
temperatuur krijgt, kan binnen in het apparaat
vocht ontstaan, waardoor elektronische
schakelingen beschadigd kunnen raken.
Probeer het apparaat niet open te maken op een
andere manier dan in deze handleiding wordt
voorgeschreven.
Laat het apparaat niet vallen en stoot of schud niet
met het apparaat. Een ruwe behandeling kan de
interne elektronische schakelingen en fijne
mechaniek beschadigen.
Gebruik geen agressieve chemicaliën,
oplosmiddelen of sterke reinigingsmiddelen om het
apparaat schoon te maken.
Verf het apparaat niet. Verf kan de bewegende
onderdelen van het apparaat blokkeren en de
correcte werking belemmeren.
Maak de lenzen, zoals de cameralens,
nabijheidsensor en lichtsensor, schoon met een
zachte, schone, droge doek.
Gebruik alleen de meegeleverde of een
goedgekeurde vervangingsantenne. Niet-
goedgekeurde antennes, aanpassingen of
toebehoren kunnen het apparaat beschadigen en
kunnen in strijd zijn met de regelgeving met
betrekking tot radioapparaten.
Gebruik laders binnenshuis.
Maak altijd een back-up van alle gegevens die u wilt
bewaren, zoals contactpersonen en agendanotities.
165
Behandeling en onderhoud
Voor optimale prestaties kunt het apparaat het
beste zo nu en dan resetten door de stroom uit te
schakelen en de batterij te verwijderen.
Deze t ips gelden voor he t apparaat, de batterij, de lader
en andere toebehoren. Neem contact op met het
dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als een
apparaat niet goed werkt.
Verwijdering
Het symbool van de doorgestreepte container op
uw product, in de documentatie of op de
verpakking wil zeggen dat alle elektrische en
elektronische producten, batterijen en accu’s na
afloop van de levensduur voor gescheiden
afvalverzameling moeten worden aangeboden. Deze
regel geldt voor alle landen binnen de Europese Unie
en voor andere locaties waar gescheiden
afvalinzamelingssystemen beschikbaar zijn. Bied deze
producten niet aan bij het gewone huisvuil.
Door de producten op de daarvoor bestemde plaats in
te leveren helpt u het ongecontroleerd weggooien van
afval te voorkomen en het hergebruik van materialen
te bevorderen. Meer gedetailleerde informatie over
afvalverzameling vindt u bij de verkoper van het
product, bij de milieudienst van uw plaatselijke
overheid, nationale organisaties voor
producentenverantwoordelijkheid of uw plaatselijke
vertegenwoordiger van Nokia. Voor de Eco-Verklaring
voor het product of instructies over het inleveren van
uw overbodig geworden product, gaat u naar de
landspecifieke informatie op www.nokia.com.
166
Behandeling en onderhoud
Aanvullende veiligheidsinformatie
Kleine kinderen
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen
bevatten. Houd ze buiten het bereik van kleine
kinderen.
Gebruiksomgeving
Dit apparaat voldoet aan de richtlijnen voor
blootstelling aan RF-signalen wanneer het op normale
wijze tegen het oor wordt gehouden of wanneer het
zich op een afstand van minimaal 2,2 centimeter van
het lichaam bevindt. Wanneer het apparaat op het
lichaam wordt gedragen in een draagtasje, riemclip of
houder, moeten deze hulpmiddelen geen metaal
bevatten en moet het apparaat zich op de
bovengenoemde afstand van het lichaam bevinden.
Voor het overbrengen van databestanden of berichten
moet dit apparaat kunnen beschikken over een goede
verbinding met het netwerk. In sommige gevallen kan
het overbrengen van databestanden of berichten
vertraging oplopen tot een dergelijke verbinding
beschikbaar is. Houd u aan de bovenstaande
afstandsrichtlijnen tot de gegevensoverdracht is
voltooid.
Bepaalde delen van het apparaat zijn magnetisch.
Metalen voorwerpen kunnen worden aangetrokken
door het apparaat. Houd creditcards en andere
magnetische opslagmedia uit de buurt van het
apparaat, omdat de gegevens die op deze media zijn
opgeslagen, kunnen worden gewist.
Medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van
draadloze telefoons, kan het functioneren van
onvoldoende beschermde medische apparatuur
nadelig beïnvloeden. Raadpleeg een arts of de
fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen
of het apparaat voldoende is beschermd tegen externe
RF-energie of als u vragen hebt. Schakel het apparaat
uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat
voorgeschreven wordt door ter plaatse aangegeven
instructies. Ziekenhuizen en andere instellingen voor
gezondheidszorg kunnen gebruikmaken van
apparatuur die gevoelig is voor externe RF-energie.
167
Aanvullende veiligheidsinformatie
Geïmplanteerde medische
apparatuur
Om mogelijke storing van geïmplanteerde medisch
apparatuur zoals een pacemaker of een
geïmplanteerde defibrillator te voorkomen, raden
fabrikanten van medische apparatuur aan om
draadloze apparaten altijd op minimaal 15,3
centimeter afstand te houden. Personen met
dergelijke apparaten moeten met het volgende
rekening houden:
Houd het draadloze apparaat altijd op meer dan
15,3 centimeter afstand van het medische apparaat
wanneer het draadloze apparaat is ingeschakeld.
Het draadloze apparaat niet in een borstzak dragen.
Houd het draadloze apparaat tegen het oor aan de
andere kant van het lichaam dan de kant waar het
medische apparaat zit om de kans op een potentiële
storing te minimaliseren.
Schakel het draadloze apparaat onmiddellijk uit als
er enige reden is om te vermoeden dat er een
storing plaatsvindt.
Lees en volg de instructies van de fabrikant van het
geïmplanteerde medische apparaat.
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze
apparaat wanneer u een geïmplanteerd medisch
apparaat hebt, neemt u contact op met uw
zorginstelling.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze apparaten kunnen
storingen in bepaalde gehoorapparaten veroorzaken.
Neem contact op met uw serviceprovider als u last hebt
van dergelijke storingen.
Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische
systemen in gemotoriseerde voertuigen die verkeerd
geïnstalleerd of onvoldoende afgeschermd zijn
(bijvoorbeeld elektronische systemen voor
brandstofinjectie, elektronische antislip- of
antiblokkeer-remsystemen, systemen voor
elektronische snelheidsregeling of airbagsystemen).
Raadpleeg de fabrikant, of diens vertegenwoordiger,
van uw voertuig of van hieraan toegevoegde
apparatuur, voor meer informatie.
Het apparaat mag alleen door bevoegd personeel
worden onderhouden of in een auto worden
gemonteerd. Ondeskundige installatie of reparatie kan
gevaar opleveren en de garantie die eventueel van
toepassing is op het apparaat doen vervallen.
Controleer regelmatig of de draadloze apparatuur in
uw auto nog steeds goed bevestigd zit en naar behoren
functioneert. Vervoer of bewaar geen brandbare
vloeistoffen, gassen of explosieve materialen in
dezelfde ruimte als die waarin het apparaat zich
bevindt of onderdelen of toebehoren daarvan. Voor
auto's met een airbag geldt dat de airbags met zeer
veel kracht worden opgeblazen. Zet geen voorwerpen,
dus ook geen geïnstalleerde of draagbare draadloze
apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de
168
Aanvullende veiligheidsinformatie
airbag wordt opgeblazen. Als draadloze apparatuur
niet goed is geïnstalleerd in de auto en de airbag wordt
opgeblazen, kan dit ernstige verwondingen
veroorzaken.
Het gebruik van het apparaat in een vliegtuig is
verboden. Schakel het apparaat uit voordat u een
vliegtuig binnengaat. Het gebruik van draadloze
telecomapparatuur kan gevaarlijk zijn voor de werking
van het vliegtuig, kan het draadloze telefoonnetwerk
verstoren en kan illegaal zijn.
Explosiegevaarlijke
omgevingen
Schakel het apparaat uit als u op een plaats met
explosiegevaar bent en volg alle aanwijzingen en
instructies op. Dergelijke plaatsen zijn bijvoorbeeld
plaatsen waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de
motor van uw auto af te zetten. Vonken kunnen op
dergelijke plaatsen een explosie of brand veroorzaken,
waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen vallen.
Schakel het apparaat uit bij benzinestations. Houd u
aan de beperkingen voor het gebruik van
radioapparatuur in brandstofopslagplaatsen,
chemische fabrieken of op plaatsen waar met
explosieven wordt gewerkt. Plaatsen met
explosiegevaar worden vaak, maar niet altijd, duidelijk
aangegeven. Het gaat onder andere om
scheepsruimen, chemische overslag- of
opslagplaatsen en gebieden waar de lucht chemicaliën
of fijne deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of
metaaldeeltjes bevat. Neem contact op met de
fabrikanten van voertuigen die gebruikmaken van LPG
(onder andere propaan en butaan) om te bepalen of dit
apparaat veilig kan worden gebruikt in de omgeving
van deze voertuigen.
Alarmnummer kiezen
Belangrijk: Dit apparaat maakt gebruik van
radiosignalen, draadloze netwerken, kabelnetwerken
en door de gebruiker geprogrammeerde functies. Als
uw apparaat gesprekken via het internet ondersteunt
(netgesprekken), moet u zowel de netgesprekken als
de mobiele telefoon activeren. Het apparaat zal
alarmnummers zowel via het mobiele netwerk als via
uw internetprovider proberen te kiezen wanneer beide
functies zijn geactiveerd. Verbindingen kunnen niet
onder alle omstandigheden worden gegarandeerd. U
moet nooit alleen vertrouwen op een draadloze
telefoon voor het tot stand brengen van essentiële
communicatie, bijvoorbeeld bij medische
noodgevallen.
Een alarmnummer kiezen:
1. Schakel het apparaat in als dat nog niet is gebeurd.
Controleer of de signaalontvangst voldoende is.
Afhankelijk van het apparaat moet u mogelijk ook
de volgende stappen uitvoeren:
Plaats een SIM-kaart als deze voor het apparaat
vereist is.
Maak bepaalde oproepbeperkingen ongedaan
als deze op uw apparaat zijn ingesteld.
169
Aanvullende veiligheidsinformatie
Wijzig uw profiel van Offline of Vlucht in een
actief profiel.
2. Druk zo vaak als nodig is op de end-toets om het
scherm leeg te maken en het apparaat gereed te
maken voor een oproep.
3. Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u
zich bevindt. Alarmnummers verschillen per
locatie.
4. Druk op de beltoets.
Geef alle noodzakelijke informatie zo nauwkeurig
mogelijk op wanneer u een alarmnummer belt. Uw
draadloze apparaat is mogelijk het enige
communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk.
Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor
toestemming hebt gekregen.
Informatie over
certificatie (SAR)
Dit mobiele apparaat voldoet aan richtlijnen voor
blootstelling aan radiogolven.
Dit mobiele apparaat is een radiozender en -ontvanger.
Het is zo ontworpen dat de grenzen voor blootstelling
aan radiogolven die worden aanbevolen door
internationale richtlijnen, niet worden overschreden.
Deze richtlijnen zijn ontwikkeld door de
onafhankelijke wetenschappelijke organisatie ICNIRP
en bevatten veiligheidsmarges om de veiligheid van
alle personen te waarborgen, ongeacht hun leeftijd en
gezondheidstoestand.
De blootstellingsrichtlijnen voor mobiele apparatuur
worden uitgedrukt in de maateenheid SAR (Specific
Absorption Rate). De SAR-limiet in de richtlijnen van het
ICNIRP is 2,0 W/kg (watt/kilogram) gemiddeld over
tien gram lichaamsweefsel. Bij tests voor SAR worden
de standaardposities gebruikt, waarbij het apparaat in
alle gemeten frequentiebanden het hoogst toegestane
energieniveau gebruikt. Het werkelijke SAR-niveau van
een werkend apparaat kan onder de maximumwaarde
liggen, omdat het apparaat zo is ontworpen dat niet
meer energie wordt gebruikt dan nodig is om
verbinding te maken met het netwerk. De hoeveelheid
benodigde energie kan wijzigen afhankelijk van een
aantal factoren, zoals de afstand tot een zendmast
waarop u zich bevindt. De hoogste SAR-waarde onder
de ICNIRP-richtlijnen voor gebruik van het apparaat bij
het oor is 1,10 W/kg.
Het gebruik van toebehoren met het apparaat kan
resulteren in andere SAR-waarden. SAR-waarden
kunnen variëren, afhankelijk van nationale
rapportage-eisen, testeisen en de netwerkband. Meer
informatie over SAR kunt u vinden onder "product
information" op www.nokia.com.
170
Aanvullende veiligheidsinformatie
Index
Symbolen/Numeriek
3D-beltonen 107
802.1x
beveiligingsinstellingen 146
A
aan eigen voorkeuren
aanpassen
scherm 139
taal wijzigen 140
tonen 139
aansluitingen 15
aan uw voorkeuren
aanpassen 107
startscherm 139
achtergrond 99
achtergrondafbeelding 107
Actieve notities 108
Active notities
instellingen 108
activeringssleutels 133
afbeeldingen
aan contacten toevoegen 99
achtergrondafbeelding 99
draaien 98
inzoomen 98
online delen 97
verzenden 99
afdrukken 111, 112
afmetingen
converteren 110
afspelen
berichten 53
opnamen 97
video en audio 99
Agenda
instellingen 34
agenda-items
maken 33
weergeven 33
agendatoets 32
agendaweergaven
wisselen 32
antennes 19
Apparaatbeheer 130
apparaat in- en
uitschakelen 21
audiobestanden
gegevens 100
verzenden 100
automatische blokkering 141
B
back-ups maken van
gegevens 130
batterij
oplaadniveau 25
opladen 18
plaatsen 17
batterij opladen 18
beëindigen
internetverbindingen 76
netwerkverbindingen 123
beeldberichten
doorsturen 60
weergeven 60
beltonen 139
3D 107
contacten en
contactgroepen 35
in profielen 105
trilsignaal 139
berichten 52
berichten voor weigeren van
oproepen 142
configuratieberichten 149
dienstberichten 68
geluidsclips verzenden 64
infodienstinstellingen 72
instellingen voor SMS-
berichten 69
overige instellingen 72
Berichten
mappen 52, 53
berichtenlezer 53
stem selecteren 53
bestanden
downloaden 98
flash-bestanden 101
verzenden 109
171
Index
Bestandsbeheer 109
bestemming
instelling 88
verwijderen 88
beveiliging
apparaat en SIM-kaart 141
Bluetooth 119
geheugenkaart 126
Java-toepassing 132
beveiligingsmodule 129
bijlagen
e-mail 57
geluidsclips 64
multimediaberichten 63
blogs 75
blokkeren
apparaat 124
apparaat automatisch
blokkeren 141
toetsenbord 141
blokkeren op afstand 124
blokkeringscode 124, 141
Bluetooth
apparatuur goedkeuren 118
beveiliging 119
gegevens ontvangen 117
gegevens verzenden 117
koppeling 118
toegangscode 118
bookmarks 75
C
cache
leegmaken 75
camera
foto's maken 91
instellingen 92
videoclips opnemen 92
carkit
externe SIM-toegang 119
certificaten
gegevens 128
instellingen 128
Chat
gebruikers blokkeren 66
gesprek beginnen 65
groepen 66
instellingen 65
Chatten
toepassingsinstellingen 67
coderen
apparaatgeheugen en
geheugenkaart 126
conferentiegesprekken 39
configuratieberichten 149
contacten
beltonen toevoegen 35
instellingen 35
toevoegen 35
zoeken 35
contactenbestanden
beheren 35
contactentoets 32
contactgroepen
beltonen toevoegen 35
conferentiegesprekken
voeren 35
maken 35
converteren
valuta's 111
van afmetingen 110
D
datum
instellingen 140
decoderen
apparaatgeheugen en
geheugenkaart 127
De klok
wekker 113
dictafoon
een geluidsclip opnemen 97
instellingen 98
opnamen afspelen 97
dienstberichten 68
instellingen 72
dienstopdrachten 68
Download!
aankoopgeschiedenis 77
abonnementen 77
instellingen 77
items beheren 77
zoekinstellingen 77
draadloos toetsenbord 114
DTMF-tonen 45
E
EAP
EAP-plug-in gebruiken 147
instellingen voor plug-in 147
e-mail
beantwoorden 57
172
Index
gebruikersinstellingen 71
instellen 56
instellingen voor automatisch
ophalen 72
instellingen voor ophalen 71
invoeren 58
mappen maken 58
POP of IMAP 56
verbinden met mailbox 57
verbindingsinstellingen 71
verwijderen 58
verzenden 58
e-mailtoets 32
e-mailtoetsinstellingen 141
equalizer 96
externe configuratie 130
F
feeds 75
G
Galerij 98
gegevensoverdracht 24
geheugen 125
geheugenkaart
back-ups maken 130
blokkeren 126
formatteren 125
microSD 125
plaatsen 18
uitnemen 19
vergrendelen 125
wachtwoorden 126
wachtwoord instellen 109,
125
geluidsclips
opnemen 97
verzenden 64
gesprekken
conferentiegesprek 39
gesproken hulp 46
GPRS
geavanceerde
toegangspuntinstellingen 79
instellingen 144
toegangspuntinstellingen 78
H
home-toets 32
hoofdtelefoon
aansluiten 19
hoogtecalibratie 88
I
identificatie 142
indicatoren 25
infodienst 68
instellingen 72
installatielogboek 131
installeren
toepassingen 131
instellingen
Actieve notities 108
Agenda 34
beveiliging voor Java-
toepassingen 132
camera 92
certificaat 128
chat 65
contacten 35
datum 140
dictafoon 98
dienstberichten 72
Download! toepassing 77
EAP-plug-ins 147
e-mailgebruiker 71
e-mail ophalen 72
e-mailtoets 141
e-mailverbinding 71
geavanceerd WLAN 145
GPRS 78, 79, 144
infodienst 72
internetoproepen 149
Internetradio 104
klok 113
Logboek 51
multimediaberichten 69
netwerk 143
oproepen 142
P2T 48
packet-gegevens 144
podcasting 94
positiebepaling 83
printer 112
radio 102
RealPlayer 100
scherm 139
signalen 139
SIP 147
SMS-berichten 69
spraakopdrachten 48
startscherm 139
173
Index
taal 140
terugzetten 142
tijd 140
toebehoren 141
toepassingen 150
toepassingsinstellingen 132
toetsblokkering 141
web 76
WEP-beveiliging 145
WLAN 144
WLAN beveiliging 145
WLAN-instellingen voor
toegangspunten 79
WLAN-toegangspunt 80
instelwizard 22
internet 74
verbindingen beëindigen 76
internetoproepen 42, 43
blokkeren 45
instellingen 149
oproep plaatsen 42
profielen 41, 149
verbinding maken 42
waarschuwingen
instellen 142
Internetradio
instellingen 104
luisteren 103
zenders opslaan 103
zoeken 103
intranet
surfen 76
invoeren 28
J
jad-bestanden 131
jar-bestanden 131
Java-toepassingen 131, 132
K
Kaarten 83, 84
bladeren 84
indicatoren 85
locaties zoeken 85
lopen 86
reisgidsen 87
rijden 87
routes 86
verkeersinformatie 87
kabel 116
Klok
instellingen 113
wereldklok 113
koppeling
apparaten 118
toegangscode 118
L
log 50
overdrachtlogboek 24
Logboek
berichten verzenden 51
een oproep plaatsen 51
instellingen 51
nummers aan Contacten
toevoegen 50
verwijderen 50
logo's
operatorlogo 139
welkomstlogo 139
M
mailboxen
maken 56
verbinden 57
meetsysteem
wisselen 88
menu 23
microSDHC 125
modem 80
multimediaberichten
beantwoorden 62
bijlagen 63
doorsturen 63
instellingen 69
maken 61
ontvangen 62
presentaties maken 62
verzenden 61
verzendopties 64
multitasking 36
muziekspeler
afspelen 94
muziek overdragen 95
Muziekwinkel 95
Muziekspeler
afspeellijsten 95
Muziekwinkel 95
174
Index
N
netwerk
instellingen 143
Nokia PC Suite 116
Notities 114
O
ondersteuning 157
oorspronkelijke
instellingen 142
oorspronkelijke instellingen
terugzetten 142
operator
logo 139
selecteren 143
opnemen
geluidsclips 97
videoclips 92
oproepen
beantwoorden 38
bellen vanuit het Logboek 51
beltoon dempen 38
identificatie 142
instellingen 142
internetoproepen
blokkeren 45
internetoproepen
verzenden 42
in wachtrij 142
P2T 49
plaatsen 38
snelkeuze 43
spraaklabel 47
spraakopdrachten 47
type selecteren 142
vaste nummers 127
voicemail 46
waarschuwing voor
internetoproep 142
weigeren 38
weigeren met SMS-
bericht 142
oproepen blokkeren 44
internetoproepen 45
oproepen omleiden 44
oproep plaatsen 38
opslaan
bestanden 26
huidige positie 88
instellingen 26
overdracht
logboek 24
P
P2T
aanmelden 48
afsluiten 50
contacten 49
een kanaal maken 49
een oproep plaatsen 49
geplaatste oproepen 49
instellingen 48
packet-gegevens
beperken 149
geavanceerde
toegangspuntinstellingen 79
instellingen 144
toegangspuntinstellingen 78
PC Suite 116
PDF-reader 111
PIN-code
wijzigen 141
plaatsbepalingen
bewerken 89
categorieën 89
maken 89
ontvangen 90
verzenden 90
plaatsen
batterij 17
geheugenkaart 18
SIM-kaart 17
podcasting 92
instellingen 94
webmappen 93
zoeken 93
positiebepaling
instellingen 83
presentaties 62
printerinstellingen 112
profielen
aanpassen 105, 106
beltonen selecteren 105
internetoproepprofiel 41
maken 105
profiel voor
internetoproepen 149
Q
Quickoffice 110
175
Index
R
radio
beluisteren 101
instellingen 102
opgeslagen zenders 102
visuele inhoud
weergeven 102
RealPlayer
bestanden verzenden 100
clipgegevens weergeven 100
instellingen 100
mediaclips afspelen 99
reisbestemming 88
reismeter 88
Rekenmachine 109
S
scherm
indicatoren 25
instellingen 139
uiterlijk wijzigen 107
schermbeveiliging 139
screensaver 107
screensaver met animatie 107
Session Initiation Protocol
Zie
SIP
signaalsterkte 25
signaalsterkte satelliet 88
signalen
instellingen 139
SIM-kaart
plaatsen 17
SMS-berichten 60
SIM-toegangsprofiel 119
SIP
instellingen 147
profielen bewerken 148
profielen maken 147
proxyservers bewerken 148
registratieservers
bewerken 149
sis-bestanden 131
sisx-bestanden 131
sleutelopslag 129
sleutels
activeringssleutels 133
WEP-sleutels 146
SMS-berichten
berichten op SIM-kaart 60
instellingen 69
schrijven 59
verzenden 59
verzendopties 59
snelkeuze 43
sneltoetsen 151
toetsen 139
Sneltoetsen 140
softwarepakketten
installatie-instellingen 132
installeren 131
Spraak 53
spraakopdrachten
een toepassing opstarten 47
instellingen 48
profielen wijzigen 48
stand-bymodus
instellingen 139
startscherm 30, 31
instellingen 106, 139
wisselen 31
surfen
intranet 76
offline 76
web 74
Symbian-toepassingen 131
synchronisatie
instellingen 135
synchronisatieprofielen 135
synchronisatie op afstand 135
synchroniseren 24
toepassingen 135
T
taal
instellingen 140
tabbladen 26
tekst
grootte wijzigen 139
invoeren 28
voorspelling bij invoer 29
tekstvoorspelling 29, 140
thema's
downloaden 107
wisselen 107
tijd
instellingen 140
toebehoren
externe SIM-toegang 119
instellingen 141
toegangspunten
maken 144
VPN 137
toepassingen
installaties wijzigen 132
176
Index
installeren 131
veel voorkomende acties 26
toepassingsinstellingen 150
Toepassing Welkom 21
toetsen 15
sneltoetsen 139
vergrendelen 27
toetsenbord
instellingen blokkeren 141
tonen 139
toetsen vergrendelen 27
tonen 139
trilsignaal 139
U
UPIN-code
wijzigen 141
USB-gegevenskabel 116
V
vaste nummers 127
verbindingen
beëindigen 123
GPRS-instellingen 78, 79
pc-verbinding 80
WLAN-instellingen 79
verbindingsmethoden
Bluetooth 117
gegevenskabel 116
vergrendelen
toetsen 27
verzenden
bestanden 26, 109
via Bluetooth 117
video's 40
videoclips 92
afspelen 99
gegevens 100
verzenden 100
video delen 40
uitnodigingen ontvangen 41
video-oproepen
bellen 40
overschakelen naar
spraakoproep 40
virtual private network
toegangspunten 137
virtual private network.
gebruiken in
toepassingen 137
voicemail
bellen 46
nummer wijzigen 46
voice over IP 43
VoIP 43
volume 28
VPN
gebruiken in
toepassingen 137
toegangspunten 137
vrij geheugen 125
W
waarschuwingslampje 140
waarschuwingstonen 139
wachtwoorden
wachtwoord
geheugenkaart 109, 125
web
instellingen 76
Web
beveiliging van verbinding 74
weblogs 75
wekker 113
welkomsttekst 139
WEP
beveiligingsinstellingen 145
sleutels 146
wereldklok 113
wisselkoersen 111
WLAN
802.1x-
beveiligingsinstellingen 146
beveiligingsinstellingen 145
geavanceerde
instellingen 145
geavanceerde
toegangspuntinstellingen 80
instellingen 144
instellingen voor
toegangspunten 79
MAC-adres 144
toegangspunten 121
WEP-sleutels 146
WPA-
beveiligingsinstellingen 146
WLAN-netwerk
beschikbaarheid 121
MAC-adres 121
WLAN-netwerken
netwerk zoeken 123
WLAN-wizard 121
177
Index
WPA-
beveiligingsinstellingen 146
Z
zaklantaarn 36
zipbeheer 111
zoeken
beschikbare WLAN-
netwerken 123
zoekmodi
wisselen 35
178
Index
169

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Nokia-e63
  • Beste mensen,
    Mijn 'nieuwe' 2e hands Nokia telefoon staat Offline. In de handleiding staat niets over het weer ONline zetten.
    Weet iemand hoe ik dit kan doen?
    Bij voorbaat heel veel dank voor je reactie en oplossing! Gesteld op 19-2-2025 om 17:03

    Reageer op deze vraag Misbruik melden

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Nokia e63 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Nokia e63 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 1,5 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info