De EAP-TLS-instellingen wijzigen
Als u de EAP-TLS-instellingen voor een internettoegangspunt wilt wijzigen, selecteert u Verbindingen > Instellen internet.
Selecteer een wireless LAN-internettoegangspunt in de lijst en selecteer Bewerken > Geavanc.. Open het tabblad EAP. Selecteer
EAP-TLS in de lijst en druk op Configureren.
• Selecteer op het tabblad Gebruikerscertificaten de persoonlijke certificaten voor gebruikersverificatie bij het gebruik van dit
internettoegangspunt. Op dit tabblad worden de persoonlijke certificaten weergegeven die op de communicator zijn
geïnstalleerd. De certificaten zijn standaard ingeschakeld. Als u een certificaat wilt uitschakelen, selecteert u het certificaat
en drukt u op Uitschakelen.
• Selecteer op het tabblad CA-certificaten welke autorisatiecertificaten geldig zijn voor serververificatie bij wireless LAN-
verificatie wanneer dit internettoegangspunt wordt gebruikt. Op dit tabblad worden de autorisatiecertificaten weergegeven
die op de communicator zijn geïnstalleerd. Alle certificaten zijn standaard ingeschakeld. Als u een certificaat wilt uitschakelen,
selecteert u het certificaat en drukt u op Uitschakelen.
• Selecteer op het tabblad Coderingssystemen welke TLS-coderingssystemen (Transport Layer Security) u wilt gebruiken bij dit
internettoegangspunt. Druk op Inschakelen om een geselecteerd coderingssysteem in te schakelen.
• Op het tabblad Instellingen kunt u extra instellingen met betrekking tot EAP-TLS definiëren. Raadpleeg de Help-functie van
de communicator voor meer informatie over geavanceerde instellingen.
De EAP-PEAP-instellingen wijzigen
Als u de EAP-PEAP-instellingen voor een internettoegangspunt wilt wijzigen, selecteert u Verbindingen > Instellen internet.
Selecteer een wireless LAN-internettoegangspunt in de lijst en selecteer Bewerken > Geavanc.. Open het tabblad EAP. Selecteer
EAP-PEAP in de lijst en druk op Configureren.
• Selecteer op het tabblad Gebruikerscertificaten de persoonlijke certificaten voor gebruikersverificatie bij het gebruik van dit
internettoegangspunt. Op dit tabblad worden de persoonlijke certificaten weergegeven die op de communicator zijn
geïnstalleerd. De certificaten zijn standaard ingeschakeld. Als u een certificaat wilt uitschakelen, selecteert u het certificaat
en drukt u op Uitschakelen.
• Selecteer op het tabblad CA-certificaten welke autorisatiecertificaten geldig zijn voor serververificatie bij wireless LAN-
verificatie wanneer dit internettoegangspunt wordt gebruikt. Op dit tabblad worden de autorisatiecertificaten weergegeven
die op de communicator zijn geïnstalleerd. Alle certificaten zijn standaard ingeschakeld. Als u een certificaat wilt uitschakelen,
selecteert u het certificaat en drukt u op Uitschakelen.
• Selecteer op het tabblad Coderingssystemen welke TLS-coderingssystemen (Transport Layer Security) u wilt gebruiken bij dit
internettoegangspunt. Druk op Inschakelen om een geselecteerd coderingssysteem in te schakelen.
• Selecteer en configureer op het tabblad EAP-typen de verificatiemethoden die u binnen de EAP-PEAP-methode wilt uitvoeren.
Druk op Prioriteit en vervolgens op Omhoog en Omlaag om de prioriteit van de tunnel-EAP-typen te wijzigen.
• Op het tabblad Instellingen kunt u extra instellingen met betrekking tot EAP-PEAP definiëren. Raadpleeg de Help-functie van
de communicator voor meer informatie over geavanceerde instellingen.
De EAP-LEAP-instellingen wijzigen
Als u de EAP-LEAP-instellingen voor een internettoegangspunt wilt wijzigen, selecteert u Verbindingen > Instellen internet.
Selecteer een wireless LAN-internettoegangspunt in de lijst en selecteer Bewerken > Geavanc.. Open het tabblad EAP. Selecteer
EAP-LEAP in de lijst en druk op Configureren. Als u uw gebruikersnaam invoert in het veld Gebruikersnaam, hoeft u uw
gebruikersnaam niet op te geven tijdens een verificatiesessie. Als u niet wilt dat naar uw wachtwoord wordt gevraagd, selecteert
u Nee in het veld Wachtwoord vragen en typt u het wachtwoord in het veld Wachtwoord.
Als u Nee in het veld Wachtwoord vragen selecteert, wordt het wachtwoord in de communicator opgeslagen waardoor het
beveiligingsniveau lager wordt.
Internetverbindingsinstellingen configureren
Deze instellingen hebben invloed op alle internetverbindingen.
Als u algemene internetverbindingsinstellingen wilt configureren, selecteert u Verbindingen > Instellen internet. Open het
tabblad Inactief en definieer de time-out waarna de verbinding automatisch moet worden verbroken en de stand-bymodus
moet worden geactiveerd als de verbinding niet wordt gebruikt. U kunt voor elk verbindingstype een andere tijd opgeven, maar
de instellingen hebben betrekking op alle internettoegangspunten die van het betreffende verbindingstype gebruikmaken.
Sommige internetverbindingen lijken misschien inactief te zijn, maar zijn mogelijk bezig met het verzenden en ontvangen van
gegevens in de achtergrond. Deze verbindingen kunnen er de oorzaak van zijn dat het verbreken van de verbinding wordt
uitgesteld.
Open het tabblad Overige en definieer de instellingen.
• Vragen vóór verbinding — Als u Ja selecteert, verschijnt steeds als u verbinding maakt met internet een dialoogvenster waarin
u wordt gevraagd de verbinding te bevestigen of het internettoegangspunt te wijzigen.
• GPRS-besturingsmodus — Selecteer Altijd aan om de GPRS-verbinding actief te houden en wanneer nodig snel op de
overdracht van packetgegevens over te gaan. Als u Aan indien nodig selecteert, gebruikt het apparaat alleen een GPRS-
C o n f i g . s c h e r m
Copyright © 2004-2005 Nokia. All Rights Reserved. 81