Communiceren via het web
38
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
Account type — Selecteer het e-mailprotocol dat door uw
e-mailserviceprovider wordt aangeraden. Deze instelling kan slechts
eenmalig worden geselecteerd en kan niet worden gewijzigd nadat u
de instellingen voor het postvak hebt opgeslagen of de wizard hebt
afgesloten. Tik op Next.
3. In Account setup 2/4 geeft u de volgende instellingen op:
Name — Geef uw naam op. Dit is de naam die wordt weergegeven als
afzender van de berichten die u verzendt.
User name — Geef de gebruikersnaam op die uw
e-mailserviceprovider u heeft gegeven. De gebruikersnaam is nodig
wanneer u zich bij uw postvak aanmeldt.
Password — Geef uw wachtwoord op. Het wachtwoord is nodig
wanneer u zich bij uw postvak aanmeldt. Als u dit veld leeg laat,
wordt u naar een wachtwoord gevraagd als u verbinding probeert te
maken met uw postvak op de e-mailserver.
E-mail address — Geef het e-mailadres op dat uw
e-mailserviceprovider u heeft gegeven. In het adres moet het teken
@ zijn opgenomen. Antwoorden op uw berichten worden naar dit
adres gezonden. Tik op Next.
4. Account setup 3/4 — Geef de volgende instellingen op:
Incoming server — Geef de hostnaam of het IP-adres van de POP3- of
IMAP4-server op waarop uw e-mailberichten worden ontvangen.
Outgoing server (SMTP) — Geef de hostnaam of het IP-adres van de
POP3- of IMAP4-server op waarvandaan uw e-mailberichten worden
verzonden. Tik op Next.
Voor het verzenden van e-mailberichten worden SMTP-servers
(Simple Mail Transfer Protocol) gebruikt. Als u e-mailberichten wilt
verzenden, dient u de SMTP-hostnaam of het IP-adres op te geven. U
krijgt deze van de serviceprovider waarvan u de verbinding gebruikt.
Use connection-specific SMTP servers: — Selecteer deze optie als u
verbindingsspecifieke SMTP-servers wilt gebruiken voor het
verzenden van e-mailberichten.