+
4 Bediening / Bedrijf
4.1 Aansluitingen
4.1.1 Spuitlans op
spuitpistool aansluiten
ATTENTIE!
Steeds vuil van de nippel ver-
wijderen vooraleer de spuitlans
met het spuipistool wordt ver-
bonden.
3.10 Elektrische aansluiting
3.11 Antivriesmiddel
opvangen
Het leidingsysteem van het
toestel is in de fabriek met
antivriesmiddel gevuld. De het
eerst uitstromende vloeistof (ca.
5 l) voor hergebruik in een vat
opvangen.
ATTENTIE!
Bij toestellen met spannings-
omschakeling in elk geval erop
letten dat de correcte netspan-
ning aan het toestel ingesteld
is vooraleer de netstekker in
het stopcontact wordt gestoken.
Anders kunnen de elektrische
componenten van het toestel
vernietigd worden.
VOORZICHTIG!
Bij toestellen die van een kabel-
haspel voorzien zijn:
1. De rem van de kabelhaspel
losmaken
2. Het netsnoer compleet af-
wikkelen
VOORZICHTIG!
Het toestel alleen maar op een
elektrische installatie aanslui-
ten, die aan de voorschriften
voldoet.
1. Op de veiligheidsinstructies
in hoofdstuk 1 letten.
2. De toestelstekker in het stop-
contact steken.
+
AANWIJZING!
Nodige waterhoeveelheid en
waterdruk: Zie hoofdstuk 9.3.
Technische gegevens.
Bij slechte waterkwaliteit (spoel-
zand enz.) bevelen wij aan dat
een waterfijnfilter in de water-
toevoer wordt gemonteerd.
Voor het aansluiten van het toe-
stel een met weefsel versterkte
waterslang met een nominale
breedte van tenminste 3/4” (19
mm) gebruiken.
1. De blauwe snelkoppelings-
greep van het spuitpistool
naar voren trekken en ver-
grendelen door naar links te
draaien.
2. De nippel van de spuitlans in
de snelkoppeling steken en
de blauwe snelkoppelings-
greep naar rechts draaien.
3. De spuitlans (of ander toe-
behoren) naar voren trekken
om te garanderen dat deze
vast met het spuitpistool is
verbonden.