614000
37
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/40
Pagina verder
Installatie- en onderhoudsinstructie
Vlakke collector voor zonnethermische systemen
SCM3
6720804148.00-1.ST
Indakmontage
6 720 806 156 (2013/03) NL
2
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1 Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . 3
1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
2 Specificaties collector en accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
2.1 Collector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
2.2 Voorgeschreven toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.3 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.4 EG-conformiteitsverklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.5 Componenten en technische documenten . . . . . . . . . . . 5
2.6 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
3 Voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
3.1 Geldigheid van de voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
3.2 Normen, voorschriften, richtlijnen . . . . . . . . . . . . . . . . 13
4 Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
5 Voor de montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
5.1 Algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
5.2 Opstelling van de collectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
5.3 Beveiliging tegen blikseminslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
5.4 Benodigde gereedschappen en accessoires . . . . . . . . 15
5.5 Benodigde ruimte op het dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
6 Dak voor de montage voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
6.1 Uitgangspositie bepalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
6.2 Dakbedekking weghalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
6.3 Extra panlatten monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
6.4 Opstelling van de onderste dekplaat . . . . . . . . . . . . . . 21
6.5 Houder en verbinder monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
6.6 Onderste dekplaat monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
7 Montage van de collectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
7.1 Collectormontage op de begane grond voorbereiden 24
7.2 Monteer de linker collectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
7.3 Overige collectoren monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
7.4 Sensor monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
8 Hydraulische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
8.1 Leiding zonder ontluchter op het dak aansluiten . . . . 29
8.2 Leiding met ontluchter (accessoires) op het dak
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
9 Montage van de dekplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
9.1 Leidingen isoleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
9.2 Zijsteunplaten monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
9.3 Zijdekplaten monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
9.4 Platen monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
9.5 Middelste afdeklijst monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
9.6 Bovenste dekplaat monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
9.7 Driehoekige afdichtingsband monteren . . . . . . . . . . . . 33
9.8 Loodslabben onder aan de dakbedekking aanpassen . 34
10 Afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
10.1 Dak bedekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
10.2 Controleer de installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
11 Milieubescherming en afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
12 Onderhoud/inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
12.1 Demontage van de bovenste dekplaat . . . . . . . . . . . . . . 37
12.2 Reiniging van de collectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
3
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Toelichting van de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1
1 Toelichting van de symbolen en veiligheids-
aanwijzingen
1.1 Uitleg van de symbolen
Waarschuwing
De volgende signaalwoorden zijn vastgelegd en kunnen in dit document
worden gebruikt:
OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan.
VOORZICHTIG betekent dat licht tot middelzwaar lichamelijk letsel
kan optreden.
WAARSCHUWING betekent dat zwaar tot levensgevaarlijk lichame-
lijk letsel kan optreden.
GEVAAR betekent dat zwaar tot levensgevaarlijk lichamelijk letsel zal
optreden.
Belangrijke informatie
Aanvullende symbolen
1.2 Algemene veiligheidsinstructies
Deze installatiehandleiding is bedoeld voor installateurs van gas- en wa-
terinstallaties.
Lees de installatiehandleidingen (collector, zonnestation, zonnerege-
laar, enz.) voor de installatie.
Houd de veiligheids- en waarschuwingsinstructies aan.
Houd de nationale en regionale voorschriften, technische regels en
richtlijnen aan.
Documenteer uitgevoerde werkzaamheden.
Voorgeschreven toepassing
De collectoren zijn bedoeld als warmtebron in een thermische zonne-in-
stallatie. De montageset is uitsluitend bedoeld voor de correcte monta-
ge van de collectoren.
Collectoren alleen in intrinsiek gesloten zonnesystemen (geen con-
tact met zuurstof) gebruiken.
Collectoren alleen met geschikte zonneregelaars gebruiken.
Opslag van de collectoren
Bij zonnestraling bestaat verbrandingsgevaar aan de collectoren en het
montagemateriaal.
Bescherm collectoren en montagemateriaal tegen zonnestralen (bijv.
met een afdekzeil).
Sla de collectoren droog op, bij buitenopslag beschermen tegen regen.
Ga niet op de collectoren staan.
Werkzaamheden op het dak
Bij werkzaamheden op het dak bestaat valgevaar, wanneer de maatrege-
len voor ongevallenpreventie niet worden aangehouden.
Wanneer er geen onafhankelijke valbeveiliging aanwezig is, de per-
soonlijke beschermingskleding of beschermingsuitrusting dragen.
Ongevallenpreventievoorschriften aanhouden.
Draagkracht van het dak
Monteer de collectoren alleen op een dak met voldoende draagkracht.
Neem in geval van twijfel contact op met een staticus en/of dakdekker.
Overdracht aan de eigenaar
Instrueer de eigenaar bij de overdracht in de bediening en bedrijfsom-
standigheden van het zonnesysteem.
Leg de bediening uit – ga daarbij in het bijzonder in op alle veiligheids-
relevante handelingen.
Wijs erop, dat ombouw of reparaties alleen door een erkend installa-
teur mogen worden uitgevoerd.
Wijs op de noodzaak tot inspectie en onderhoud voor een veilig en mi-
lieuvriendelijk bedrijf.
Geef de installatie- en bedieningshandleidingen aan de eigenaar in be-
waring. Voor het bewaren geldt:
Bewaren op een zichtbare locatie, beschermd tegen hitte, water en
stof,
doorgeven aan de volgende eigenaar/eindgebruiker.
Veiligheidsinstructies in de tekst worden aangegeven
met een gevarendriehoek.
Het signaalwoord voor de waarschuwing geeft het soort
en de ernst van de gevolgen aan indien de maatregelen
ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd.
Belangrijke informatie zonder gevaar voor mens of mate-
rialen wordt met het nevenstaande symbool gemar-
keerd.
Symbool Betekenis
Handelingsstap
1., 2. Genummerde handelingsstappen
Kruisverwijzing naar een andere plaats in het document
Opsomming/lijstpositie
Opsomming/lijstpositie (2e niveau)
Tabel 1
4
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires2
2 Specificaties collector en accessoires
De vlakke collector SCM3 wordt in deze handleiding kortweg collector
genoemd.
2.1 Collector
Afb. 1 Collectortype verticaal
[1] Dompelhuls voor collectorsensor
[2] Collectoraansluiting, aanvoer
[3] Montage-uitsparing in de behuizing (voor de bevestiging van de
collector)
[4] Collectoraansluiting, retour
2.1.1 Technische gegevens
Afb. 2 Drukverliezen van de collectoren
[1] Drukverliescurve voor type verticaal
[2] Drukverliescurve voor type horizontaal
2.1.2 Typeplaat
De typeplaat van de collector bevindt zich op het collectorhuis.
Afb. 3 Positie van de typeplaat
[1] Typeplaat op het collectorhuis
[2] Dompelhuls collectorsensor, collectortype verticaal
[3] Dompelhuls collectorsensor, collectortype horizontaal
In de afbeeldingen van deze handleidingen worden verti-
cale collectoren getoond. Wanneer de montage van ver-
ticale collectoren afwijkt van de montage van horizontale
collectoren, dan wordt daarop gewezen.
SCM3
Certificaten
(CE-markering, Solar Keymark)
Lengte 2170 mm
Breedte 1175 mm
Hoogte 87 mm
Afstand tussen de collectoren 25 mm
Collectoraansluiting (nominale diameter) DN 15
Absoberinhoud, type verticaal (V
f
) 1,61kgl
Absoberinhoud, type horizontaal (V
f
) 1,95kgl
Buitenoppervlak (bruto oppervlak, A
G
)2,55m
2
Absorberoppervlak (netto oppervlak, A
A
)2,35m
2
Apertuuroppervlak (lichtdoorlatend
oppervlak, A
a
)
2,43 m
2
Netto gewicht (m) 45 kg
Toegestane bedrijfsdruk collector (p
max
)10bar
Tabel 2
6720803995-10.1ST
2
4
1
2
3
4
DIN
l/h
6720803995-31.1ST
mbar
0
100
200
300
400
0 50 100 150 200 250
1
2
6720803995.23-1.ST6720803995.23-1.ST
2
3
1
5
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires 2
2.2 Voorgeschreven toepassing
De montageset is uitsluitend bedoeld voor de correcte bevestiging van
de collectoren.
Voer geen veranderingen uit aan de onderdelen.
Toegestane warmtegeleider
De collectoren moeten ter bescherming tegen vorst en corrosie wor-
den gebruikt in combinatie met de zonneboilervloeistof.
Toegestane dakbedekkingen
Deze handleiding beschrijft de montage van de collector op schuine da-
ken met dakpannen, leipannen, holle dakpannen, leiplaten, shingles.
Monteer de montageset alleen op deze daken.
Toegestane dakhellingen
Montageset alleen op daken monteren met de volgende dakhellingen.
Bij de montage op daken met dakhellingen minder dan 25° moet de
dichtheid van het dak door een dakdekker worden gewaarborgd.
Toegestane belastingen
Monteer collectoren alleen op plaatsen met lagere waarden dan ge-
specificeerd in tab. 4. Schakel indien nodig een gebouwingenieur in.
De montageset is geschikt voor de volgende maximale lasten (conform
DIN 1055, deel 4 en 5):
Houd bij het bepalen van de maximale windsnelheid de volgende fac-
toren aan:
Positie van het zonnesysteem
Geografische hoogte van het terrein
Topografie (terrein/bebouwing)
–Gebouwhoogte
De maximale sneeuwbelasting resulteert uit de regionale zones
(sneeuwbelastingszones) en de terreinhoogte.
Informeer naar de lokale sneeuwbelastingen.
Het ophopen van sneeuw boven de collector moet worden voorkomen:
Sneeuwvangrooster boven de collector monteren (afstand maximaal
1 meter tussen collector en sneeuwvangrooster aanhouden).
-of-
Sneeuw regelmatig ruimen.
2.3 Accessoires
Een actueel volledig overzicht staat in de overzichtscatalogus en in de
planningsdocumenten.
2.4 EG-conformiteitsverklaring
Dit product voldoet qua constructie en werking aan de Europese richtlij-
nen evenals aan de bijkomende nationale vereisten. De conformiteit
wordt aangetoond door het CE-kenmerk. De conformiteitsverklaring kan
worden opgevraagd bij de fabrikant (adres zie achterzijde).
2.5 Componenten en technische documenten
De thermische zonne-installatie is bedoeld voor de warmwatervoorzie-
ning en indien nodig ook als verwarmingsondersteuning. Deze bestaat
uit verschillende componenten, die ook installatiehandleidingen bevat-
ten. Aanvullende handleidingen kunnen in de accessoires aanwezig zijn.
Afb. 4 componenten van een zonnesysteem
[1] Collector met collectorsensor boven
[2] Leiding (retour)
[3] Zonnestation met expansievat, temperatuur- en veiligheidsin-
richtingen
[4] Zonneboiler
[5] Zonneregelaar
[6] Leiding (aanvoer)
Dakbedekking Dakhelling
Dakpannen/beverstaartpannen 25° — 65°
Holle dakpan 17° — 65°
Leipannen/leiplaten 25° — 65°
Tabel 3
Maximale sneeuwbelasting Maximale windsnelheid
3,8 kN/m
2
151 km/h, komt overeen met
een stuwdruk van 1,1 kN/m
2
Tabel 4
6720640298-22.1ST
1
4
5
6
2
3
6
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires2
2.6 Leveringsomvang
Controleer of de levering compleet en niet beschadigd is.
2.6.1 Montageset voor verticale collectoren
Afb. 5 Montageset voor 3 verticale collectoren: 1 montageset basisuitvoering en 1 montageset uitbreiding (grijs)
Afb. 6 Schroeven
[a] Schroef 5x130
[b] Schroef 6x60
[c] Schroef 5x30
[d] Schroef 5x13
Afwijkende componenten bij dakbedekking met leipannen/shingles
Afb. 7 Componenten voor dakbedekking met leipannen/shingles
[a] Onderste dekplaat, zonder loodslab
[b] Lijmkoord
Afzonderlijke componenten van de montageset zijn af-
hankelijk van het collectortype (verticaal/horizontaal) en
de dakbedekking verschillend uitgevoerd ( Afwijken-
de componenten bij dakbedekking met leipannen/
shingles).
6720804148.25-1.ST6720804148.25-1.ST
6720647804-53.1T
a
b
7
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires 2
Montageset, basisuitvoering voor verticale collectoren
Montageset, uitbreiding voor verticale collectoren
Pos.1 Bovenste dekplaat, links 1 x
Pos.3 Bovenste dekplaat, rechts 1 x
Pos.4 Zijdekplaat, linksboven 1 x
Zijdekplaat, rechtsboven 1 x
Pos.5 Zijdekplaat, onder 2 x
Pos.6 Zijsteunplaat 2 x
Pos.7 Onderste dekplaat, rechts 1 x
Pos.9 Onderste dekplaat, links 1 x
Pos.10 Plaat, rechts 1 x
Pos.12 Plaat, links 1 x
Pos.13 Montageplaat 4 x
Pos.14
Verbinder voor onderste dekplaat, onderste deel
1 x
Pos.15
Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste deel
1 x
Pos.16 Afglijbeveiliging 4 x
Pos.17 Collectorklem, dubbelzijdig 3 x
Pos.18 Afstandhouder 3 x
Pos.19 Middelste afdekstrip 1 x
Pos.20 Collectorklem, enkelzijdig 6 x
Pos.21 Klem 12 x
Pos.22 Afdichtband (rol); voor holle dakpan/dakpan 1 x
Pos.23 Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan 6 x
Driehoeksafdichtband; voor dakpan 4 x
Pos.24 Dakpanligger 2 x
Pos.25 Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste
deel
1 x
Pos.26
Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste
deel
1 x
a Schroef 5x130 1 x
b Schroef 6x60 9 x
c Schroef 5x30 18 x
d Schroef 5x13 4 x
Tabel 5
Pos.2 Bovenste dekplaat, midden 1 x
Pos.8 Onderste dekplaat, midden 1 x
Pos.11 Plaat, midden 1 x
Pos.13 Montageplaat 2 x
Pos.14
Verbinder voor onderste dekplaat, onderste deel
1 x
Pos.15
Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste deel
1 x
Pos.16 Afglijbeveiliging 2 x
Pos.17 Collectorklem, dubbelzijdig 3 x
Pos.18 Afstandhouder 3 x
Pos.19 Middelste afdekstrip 1 x
Pos.21 Klem 6 x
Pos.23 Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan 1 x
Pos.24 Dakpanligger 1 x
Pos.25 Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste
deel
1 x
Pos.26 Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste
deel
1 x
a Schroef 5x130 1 x
b Schroef 6x60 3 x
c Schroef 5x30 8 x
d Schroef 5x13 2 x
Tabel 6
8
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires2
2.6.2 Montageset voor horizontale collectoren
Afb. 8 Montageset voor 3 horizontale collectoren: 1 montageset basisuitvoering en 1 montageset uitbreiding (grijs)
Afb. 9 Schroeven
[a] Schroef 5x130
[b] Schroef 6x60
[c] Schroef 5x30
[d] Schroef 5x13
Afwijkende componenten bij dakbedekking met leipannen/shingles
Afb. 10 Componenten voor dakbedekking met leipannen/shingles
[a] Onderste dekplaat, zonder loodslab
[b] Lijmkoord
6720804148.24-1.ST6720804148.24-1.ST
6720804148.36-1.ST6720804148.36-1.ST
6720647804-53.1T
a
b
9
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires 2
Montageset, basisuitvoering voor horizontale collectoren Montageset, uitbreiding voor horizontale collectoren
Pos.1 Bovenste dekplaat, links 1 x
Pos.2 Bovenste dekplaat, midden 1 x
Pos.3 Bovenste dekplaat, rechts 1 x
Pos.5 Zijdekplaat, links 1 x
Zijdekplaat, rechts 1 x
Pos.6 Zijsteunplaat 2 x
Pos.7 Onderste dekplaat, rechts 1 x
Pos.8 Onderste dekplaat, midden 1 x
Pos.9 Onderste dekplaat, links 1 x
Pos.10 Plaat, rechts 1 x
Pos.11 Plaat, midden 1 x
Pos.12 Plaat, links 1 x
Pos.13 Montageplaat 6 x
Pos.14 Verbinder voor onderste dekplaat, onderste
deel
2 x
Pos.15 Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste
deel
2 x
Pos.16 Afglijbeveiliging 4 x
Pos.17 Collectorklem, dubbelzijdig 2 x
Pos.18 Afstandhouder 2 x
Pos.19 Middelste afdekstrip 1 x
Pos.20 Collectorklem, enkelzijdig 4 x
Pos.21 Klem 12 x
Pos.22 Afdichtband (rol); voor holle dakpan/dakpan 1 x
Pos.23 Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan 6 x
Driehoeksafdichtband; voor dakpan 2 x
Pos.24 Dakpanligger 4 x
Pos.25 Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste
deel
2 x
Pos.26 Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste
deel
2 x
a Schroef 5x130 2 x
b Schroef 6x60 6 x
c Schroef 5x30 22 x
d Schroef 5x13 4 x
Tabel 7
Pos.2 Bovenste dekplaat, midden 1 x
Pos.8 Onderste dekplaat, midden 1 x
Pos.11 Plaat, midden 1 x
Pos.13 Montageplaat 2 x
Pos.14 Verbinder voor onderste dekplaat, onderste
deel
1 x
Pos.15 Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste
deel
1 x
Pos.16 Afglijbeveiliging 2 x
Pos.17 Collectorklem, dubbelzijdig 2 x
Pos.18 Afstandhouder 2 x
Pos.19 Middelste afdekstrip 1 x
Pos.21 Klem 6 x
Pos.23 Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan 2 x
Pos.24 Dakpanligger 2 x
Pos.25 Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste
deel
1 x
Pos.26 Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste
deel
1 x
a Schroef 5x130 1 x
b Schroef 6x60 2 x
c Schroef 5x30 8 x
d Schroef 5x13 2 x
Tabel 8
10
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires2
2.6.3 Montageset voor een één-collector
Afb. 11 Montageset voor 1 verticale respectievelijk horizontale collector: 1 montageset basisuitvoering
[a] Één-collector, verticaal
[b] Één-collector, horizontaal
Afb. 12 Schroeven
[a] Schroef 5x130
[b] Schroef 6x60
[c] Schroef 5x30
[d] Schroef 5x13
Afwijkende componenten bij dakbedekking met leipannen/shingles
Afb. 13 Componenten voor dakbedekking met leipannen/shingles
[a] Onderste dekplaat, zonder loodslab
[b] Lijmkoord
6720804148.32-1.ST6720804148.32-1.ST
6720804148.36-1.ST6720804148.36-1.ST
6720647804-53.1T
a
b
11
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires 2
Montageset voor 1 verticale collector Montageset voor 1 horizontale collector
Pos.1 Bovenste dekplaat 1 x
Pos.4 Zijdekplaat, linksboven 1 x
Zijdekplaat, rechtsboven 1 x
Pos.5 Zijdekplaat, onder 2 x
Pos.6 Zijsteunplaat 2 x
Pos.7 Onderste dekplaat 1 x
Pos.10 afdekplaat 1 x
Pos.13 Montageplaat 2 x
Pos.16 Afglijbeveiliging 2 x
Pos.20 Collectorklem, enkelzijdig 6 x
Pos.21 Klem 12 x
Pos.22 Afdichtingsband (rol) 1 x
Pos.23 Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan 5 x
Driehoeksafdichtband; voor dakpan 4 x
Pos.24 Dakpanligger 1 x
b Schroef 6x60 6 x
c Schroef 5x30 10 x
d Schroef 5x13 2 x
Tabel 9
Pos.1 Bovenste dekplaat, links 1 x
Pos.3 Bovenste dekplaat, rechts 1 x
Pos.4 Zijdekplaat, linksboven 1 x
Zijdekplaat, rechtsboven 1 x
Pos.6 Zijsteunplaat 2 x
Pos.7 Onderste dekplaat, rechts 1 x
Pos.9 Onderste dekplaat, links 1 x
Pos.10 Plaat, rechts 1 x
Pos.12 Plaat, links 1 x
Pos.13 Montageplaat 4 x
Pos.14 Verbinder voor onderste dekplaat, onderste
deel
1 x
Pos.15 Verbinder voor onderste dekplaat, bovenste
deel
1 x
Pos.16 Afglijbeveiliging 2 x
Pos.20 Collectorklem, enkelzijdig 4 x
Pos.21 Klem 12 x
Pos.22 Afdichtingsband (rol) 1 x
Pos.23 Driehoeksafdichtband; voor holle dakpan 4 x
Driehoeksafdichtband; voor dakpan 2 x
Pos.24 Dakpanligger 2 x
Pos.25 Verbinder voor bovenste dekplaat, bovenste
deel
1 x
Pos.26 Verbinder voor bovenste dekplaat, onderste
deel
1 x
a Schroef 5x130 1 x
b Schroef 6x60 4 x
c Schroef 5x30 14 x
d Schroef 5x13 2 x
Tabel 10
12
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Specificaties collector en accessoires2
2.6.4 Aansluitset
Afb. 14 1 aansluitset in het dak en 2 verbindingssets (grijs)
Aansluitset voor een collectorveld: 2.6.5 Collector met 2 verbindingssets
Afb. 15 2 transportbeschermingshoeken bevatten ieder 1 verbindings-
set (1 verbindingsset bevat 2 klemmen en 1 geribbelde verbin-
dingsbuis)
6720804148-33.1ST
7
3
456
89
Pos.1 Klem (als reserve) 2 x
Pos.2 Aansluitleiding (isolatie niet afgebeeld) 2 x
Pos.3 Installatie- en onderhoudsinstructie 1 x
Pos.4 cylinderkopschroef 5 mm 1 x
Pos.5 Plug voor dompelhuls (collectorsensor) 1 x
Pos.6 Isolatie voor ribbelbuisverbinder 710 mm 1 x
Pos.7 Dop 2 x
Tabel 11
Pos.8 Klemmen 4 x
Pos.9 Ribbelbuisverbinder 2 x
Pos.10 Transporthoeken met verbindingsset 2 x
Tabel 12
6720804148.26-1.ST6720804148.26-1.ST
10
8
9
13
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Voorschriften 3
3 Voorschriften
3.1 Geldigheid van de voorschriften
Gewijzigde voorschriften of aanvullingen respecteren. Deze voor-
schriften gelden tevens op het tijdstip van de installatie.
3.2 Normen, voorschriften, richtlijnen
Voor de montage en het gebruik van de installatie de nationale en
plaatselijke normen en richtlijnen respecteren.
Voor Nederland gelden onder andere de volgende normen
en voorschriften:
Montage op de daken:
–Bouwbesluit
NVN/EN 7250: Zonne-energiesystemen - Integratie in daken en ge-
vels - Bouwkundige aspecten
Aansluiten van thermische systemen:
EN 12976: Thermische zonne-energiesystemen en componenten -
Fabrieksmatig geproduceerde systemen
EN 12977: Thermische zonne-energiesystemen en componenten -
Op maat gebouwde systemen
NEN 1006: Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties
4 Transport
Voer de transportverpakking af via milieuvriendelijke recyclingmetho-
den.
Afb. 16 Gebruik de collectoraansluitingen niet als transporthulpmiddel
Afb. 17 Collector dragen
[1] Grepen
[2] Beschermdoppen pas op het dak verwijderen
[3] Collector dragen: collectorrand rondom
[4] Collector dragen: grepen
Om het transport van de collectoren en de montagematerialen te ver-
gemakkelijken kunnen indien nodig de volgende hulpmiddelen wor-
den gebruikt:
Draagriem
3-punts zuignappen
dakdekkersladder of inrichtingen voor schoorsteenveegwerk
Bouwlift
Bouwsteiger
GEVAAR: Voor valpartijen!
Gebruik geen ladder voor het transport op het dak,
omdat het montagemateriaal en de collectoren zwaar
en onhandig zijn.
Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen
vallen.
Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig
is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
vallende delen!
Collectoren en montagemateriaal tijdens het trans-
port beveiligen tegen vallen.
OPMERKING: Lekkage door beschadiging van het af-
dichtoppervlak op de collectoraansluitingen.
Beschermdoppen pas vlak voor de montage op het
dak verwijderen.
Twee van de vier transporthoeken van de collector be-
vatten belangrijke onderdelen ( afb. 15, pagina 12).
Alle gebruikte verpakkingsmaterialen zijn milieuvriende-
lijk en kunnen worden hergebruikt.
OPMERKING: Beschadiging aan de collectoraansluitin-
gen door verkeerd gebruik!
De collectoraansluitingen niet als transporthulpmid-
del gebruiken.
Voor het dragen de collector vastpakken met de han-
den in de grepen of aan de collectorrand.
6720803995.25-1.ST6720803995.25-1.ST
6720640298.28-1.ST6720640298.28-1.ST
1
4
3
1
2
14
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Voor de montage5
5 Voor de montage
5.1 Algemene aanwijzingen
Verzamel informatie over de bouwkundige omstandigheden en de lo-
kale voorschriften.
Collectoren optimaal op het dak opstellen. Hierbij vooral op het vol-
gende letten:
Collectorveld zo zuidelijk mogelijk uitrichten ( afb. 18).
Collectorveld zodanig uitrichten, dat het in lijn ligt met ramen, deu-
ren enzovoort ( afb. 18).
Mogelijke beschaduwing vermijden ( afb. 19).
Hydraulische koppeling op de leiding respecteren
( hoofdstuk 8).
Houd de benodigde ruimte op het dak aan ( hoofdstuk 5.5).
Afb. 18 Collectoren zorgvuldig uitlijnen
Voorkom beschaduwing van het collectorveld door andere gebou-
wen, bomen enzovoort.
Afb. 19 Voorkom beschaduwing
Zonnestation niet onder het collectorveld
In bepaalde gevallen kan het zonnestation [1] niet onder het collector-
veld worden gemonteerd (bijvoorbeeld bij dakverwarmingscentrales).
Om bij deze installaties oververhitting te voorkomen:
Aanvoer eerst op hoogte van de collectorretouraansluiting [2] instal-
leren. Daarna tot het zonnestation installeren.
Afb. 20 Aanvoer bij dakverwarmingscentrale
WAARSCHUWING: Wanneer de collector en het monta-
gemateriaal gedurende langere tijd blootgesteld zijn aan
de zonne-instraling, bestaat er gevaar voor verbranding
aan de betreffende onderdelen!
Persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
Bescherm de collector en het montagemateriaal te-
gen zonne-instraling.
Aangezien dakdekkersbedrijven ervaring hebben met
dakwerkzaamheden en gevaren door vallen, raden wij
een samenwerking met deze bedrijven aan.
Wij adviseren, bij de montage van de collectoren een wa-
terdichte onderlaag te gebruiken.
6720640298.03-1.ST6720640298.03-1.ST
N
S
WO
6720640298.04-1.ST
6720640298-61.1ST
2
1
15
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Voor de montage 5
5.2 Opstelling van de collectoren
Voor gedetailleerde informatie over de planning van de installatiehy-
draulica en de componenten zie de ontwerpdocumentatie zonnetech-
niek.
Toegestane opstelling en uitrichting
Installatie van de collectorsensorkabels zodanig inplannen, dat de col-
lectorsensor in de collector met de aangesloten aanvoer [3] kan wor-
den gemonteerd.
Afb. 21 Opstelling collectoren
[1] Collectorsensor in dompelhuls: altijd boven aan collector met de
aangesloten aanvoer
[2] Retour (van boiler)
[3] Aanvoer (naar boiler)
1 rij, gelijkzijdige aansluiting: maximaal 5 collectoren inplannen.
Afb. 22 Gelijkzijdige aansluiting rechts of links (1 rij)
1 rij, diagonale aansluiting: maximaal 10 collectoren inplannen.
Afb. 23 Diagonale aansluiting (1 rij)
5.3 Beveiliging tegen blikseminslag
Conform de regionale voorschriften controleren, of een bliksembevei-
ligingsinstallatie nodig is.
Vaak wordt een bliksembeveiliging bijvoorbeeld voor gebouwen voorge-
schreven, die hoger zijn dan 20 m.
Installatie van een bliksembeveiliging laten uitvoeren door een elek-
trotechnisch installateur.
Wanneer een bliksembeveiligingsinstallatie aanwezig is, de koppeling
van het zonnesysteem op dit systeem controleren.
5.4 Benodigde gereedschappen en accessoires
Sleutel SW8 (voor afdekstrook)
Accu schroevendraaier
•Hamer
Aanslaghoek
Torx-bits TX25 (en verlenging)
Driepuntszuignap
Sleutel SW27 en 30 (voor aansluiting van de leiding)
Haakse slijper (voor aanpassen van de dakpannen)
•Waterpas
•Metselkoord
Materiaal voor isolatie van de leidingen
6720803995.12-1.ST
1
3
2
1
1
6720803995.15-1.ST6720803995.15-1.ST
6720803995.13-1.ST
6720803995.13-1.ST
16
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Voor de montage5
5.5 Benodigde ruimte op het dak
Afb. 24 Afstandsmaten op het dak
Maat a: beide formules zijn mogelijk. De kleinere waarde kan worden
gebruikt.
Maat A: benodigde plaats incl. plaat Tab. 13
Maat B: benodigde plaats incl. plaat Tab. 14
Maat C: minimaal twee rijen dakpannen tot de nok/schoorsteen.
Maat D: minimaal 0,5 m voor de aanvoer rechts of links naast het col-
lectorveld.
Maat E: wanneer een ontluchter op het dak nodig is, minimaal 0,4 m
voor de aanvoer.
GEVAAR: Levensgevaar door collectoren, die niet be-
stand zijn tegen de wind- en stromingspieken.
Minimale afstand tot de rand van het dak aanhouden
(maat a).
a
a =
b
10
a =
10
bb
h
h
aa
a
a
E
6720647804-02.1T
C
B
D
A
Tussen twee collectorvelden een afstand van minimaal 3
rijen dakpannen inplannen.
Aantal
collectoren
Maat A, incl. dekplaat [m]
Dakpan/leipan Holle dakpan
Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal
1 1,54 2,53 1,61 2,60
2 2,74 4,73 2,81 4,80
3 3,94 6,92 4,01 6,99
4 5,14 9,11 5,21 9,19
5 6,34 11,32 6,41 11,39
6 7,54 13,51 7,61 13,59
7 8,74 15,70 8,81 15,77
8 9,94 17,89 10,01 17,96
9 11,14 20,09 11,21 20,16
10 12,34 22,29 12,41 22,36
Tabel 13 Benodigde ruimte voor type verticaal en horizontaal
Maat B, incl. dekplaat [m]
Dakpan Holle dakpan Leisteen
Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal
zonder loodslab 2,74 1,75 3,01 2,02 2,76 1,77
met loodslab 2,85 1,86 3,21 2,22 -- --
Tabel 14 Benodigde ruimte voor type verticaal en horizontaal
17
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden 6
6 Dak voor de montage voorbereiden
Voor een betere begaanbaarheid van het dak een dakdekkerladder
gebruiken of afzonderlijke dakpannen omhoog schuiven.
Gebroken dakpannen, leipannen, platen enzovoort verwijderen en
vervangen.
6.1 Uitgangspositie bepalen
Positie van het collectorveld
Afb. 25 Positie van het collectorveld
[1] Bovenste rij dakpannen
[2] Rechter rij dakpannen
[3] Onderste dekplaat (met loodslab)
[4] Onderste rij dakpannen
[5] Linker rij dakpannen
[6] Zijdekplaat
[A] Breedte van het collectorveld incl. dekplaat
[B] Hoogte van het collectorveld incl. dekplaat, zonder loodslab
[X] Afstand tussen de bedekkingen, die op de zijdekplaten liggen
Maat B, hoogte van het collectorveld
Maat X, afstand tussen de bedekkingen
GEVAAR: Voor valpartijen!
Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen
vallen.
Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig
is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
2
6720804148-08.1ST6720804148-08.1ST
Bedekking
Maat B, incl. dekplaat,
zonder loodslab [m]
Verticaal Horizontaal
Dakpan 2,74 1,75
Holle dakpan 3,01 2,02
Leipannen/leiplaten 2,76 1,77
Tabel 15
Collec-
toren
Maat X, dakpan [m] Maat X, holle pan [m]
Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal
1 1,36 – 1,38 2,35 – 2,37 1,36 – 1,46 2,35 – 2,45
2 2,56 – 2,58 4,55 – 4,57 2,56 – 2,66 4,55 – 4,65
3 3,76 – 3,78 6,74 – 6,76 3,76 – 3,86 6,74 – 6,84
4 4,96 – 4,98 8,94 – 8,96 4,96 – 5,06 8,94 – 9,04
5 6,16 – 6,18 11,13 – 11,15 6,16 – 6,26 11,13 – 11,23
6 7,36 – 7,38 13,33 – 13,35 7,36 – 7,46 13,33 – 13,43
7 8,56 – 8,58 15,52 – 15,54 8,56 – 8,66 15,52 – 15,62
8 9,76 – 9,78 17,72 – 17,74 9,76 – 9,86 17,72 – 17,82
9 10,96
10,98
19,91
19,93
10,96
11,06
19,91
20,01
10 12,16
12,18
22,11
22,13
12,16
12,26
22,11
22,21
Tabel 16
18
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden6
6.1.1 Horizontale uitgangspositie bepalen
Maat X op het dak uitzetten en de linker dakpanrij bepalen ( afb. 25,
[5]).
Rechter dakpanrij ( afb. 25, [2]), die indien nodig later bij het be-
dekken moet worden gezaagd, bepalen.
6.1.2 Verticale uitgangspositie bepalen
Rekening houdend met maat B de onderste dakpanrij bepalen
( afb. 25, [4]).
Bovenste dakpanrij ( afb. 25, [1]), die indien nodig later bij het be-
dekken moet worden gezaagd, bepalen.
6.2 Dakbedekking weghalen
Dakpannen in het collectorveld uitgaande van de bepaalde dakpanrij-
en weghalen.
Bij het weghalen van de dakpanrij [2] aan de linker collectorveldzijde
maat X op de onder de bedekking liggende panlat overbrengen [1].
Afb. 26 Maat X
[1] Maat X op panlat
[2] Te verwijderen dakpannenrij
Aan iedere zijde van het collectorveld indien nodig extra rijen dakpan-
nen weghalen voor betere begaanbaarheid.
Onderste rij dakpannen aanpassen
Afb. 27 Maat h
Wanneer de bedekking hoger is dan de max. toegestane waarde:
Bovenste rand van de bedekking [2] zover afschuinen, tot de onder-
ste dekplaat [1] vlak kan aanliggen.
De horizontale uitgangspositie moet zodanig worden be-
paald, dat de dakpannen bij het bedekken van het dak al-
leen aan de rechter rand van het collectorveld worden
gezaagd.
Bij het bepalen van de uitgangspositie moet worden ge-
waarborgd, dat de dakpannen aan de rechterrand alleen
in het golfdal worden gezaagd en minimaal de helft van
de dakpan overblijft.
Wanneer niet anders mogelijk, de dakpannen aan de
rechter en linker rand van het collectorveld zagen.
6720804148.09-1.ST6720804148.09-1.ST
Op de onderste rij van de bedekking [2] ligt de onderste
dekplaat met [1] met de loodslab en deze dicht het col-
lectorveld af.
Waarborg dan de hoogte van de bedekking niet meer
is dan de maximaal toegestane waarde ( maat h).
Bedekking
Maat h
max. Hoogte van de bedekking: bovenkant
panlat tot bovenkant bedekking
Dakpan 70 mm
Holle dakpan 140 mm
Tabel 17
6720804148.37-1.ST6720804148.37-1.ST
19
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden 6
6.3 Extra panlatten monteren
Bij de montage op een beplaat dak zijn geen extra panlatten nodig. De
montagematen worden op de aanwezige beplating aangebracht.
6.3.1 Lengte van de extra panlatten
Voor het plaatsen van de dekplaten en de collectoren zijn plaatselijk ex-
tra panlatten nodig van dezelfde hoogte als de aanwezige panlatten.
Minimale lengte van de extra panlatten [2]: lengte = maat A +
circa 10 cm (voor zijklemmen [1]).
Lengte van de extra panlatten aanpassen, zodat de panlatten op de
spanten kunnen worden bevestigd.
Afb. 28 Collectorveldbreedte
[1] Klem
[2] Extra panlat
Maat A, collectorveldbreedte incl. dekplaat
Als alternatief voor extra panlatten kunnen de aanwezige
panlatten in het bereik van het collectorveld worden ver-
zet naar de maten van de extra panlatten.
Hierna wordt de montage met extra panlatten beschre-
ven.
6720647804-05.1T
> 80 mm
X
A
1
2
Aantal
collectoren
Maat A, incl. dekplaat [m]
Dakpan/leipan Holle dakpan
Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal
1 1,54 2,53 1,61 2,60
2 2,74 4,73 2,81 4,80
3 3,94 6,92 4,01 6,99
4 5,14 9,11 5,21 9,19
5 6,34 11,32 6,41 11,39
6 7,54 13,51 7,61 13,59
7 8,74 15,70 8,81 15,77
8 9,94 17,89 10,01 17,96
9 11,14 20,09 11,21 20,16
10 12,34 22,29 12,41 22,36
Tabel 18 Benodigde ruimte voor collectortype verticaal en horizontaal
20
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden6
6.3.2 Positie/afstanden van de extra panlatten
Verticale collectoren
Afb. 29 Extra daklatten (type verticaal)
[1] Panlat voor montageplaat
[2] Panlatten voor collectorklemmen
[3] Panlatten voor bovenste dekplaat
Horizontale collectoren
Afb. 30 Extra montage (type horizontaal)
[D] Afstand tot panlat voor montageplaat
[E] Afstand tot panlat voor collectorklem op onderste montage-uit-
sparing
[F] Afstand tot panlat voor collectorklem op middelste montage-uit-
sparing
[G] Afstand tot panlat voor collectorklem op bovenste montage-uit-
sparing
[H] Afstand tot panlat voor polystyreen op bovenste dekplaat
[I] Afstand tot panlat voor polystyreen op bovenste dekplaat
[J] Afstand tot panlat voor bovenste dekplaat
6.3.3 Extra panlatten monteren
Extra panlatten voor montageplaat ( afb. 29 en 30, [1]) monteren.
Extra panlatten voor collectorklemmen ( afb. 29 en 30, [2]) mon-
teren.
Extra panlatten voor bovenste dekplaat ( afb. 29 en 30, [3]) mon-
teren.
E
G
F
H
6720647804-06.1T
J
I
D
2
3
1
3
2
E
G
H
J
I
D
1
6720647804-59.1T
Afstanden
Afstanden van de extra panlatten [mm]
Dakpan Holle dakpan Leisteen
Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal Verticaal Horizontaal
D 140 140 280 280 140 140
E 200—380 200—380 200—380 200—380 200—380 200—380
F 1030 — 1030 — 1030 —
G 1808— 1988 810—998 1808— 1988 810—998 1808— 1988 810—998
H 2230 1230 2230 1230 2230 1230
I 2400 1380 2370 1500 2400 1380
J 2600 1600 2720 1730 2600 1600
Tabel 19 Afstanden van de extra panlatten
VOORZICHTIG: Schade aan gebouwen door lekkende
daken!
De uiteinden van de panlatten op de spanten bevesti-
gen.
De uiteinden van de panlatten goed vastzetten, bij-
voorbeeld met behulp van extra aanwezige panlatten.
Niveauverschillen in de spanten compenseren.
Bij de montage van de extra panlatten precies boven
aanwezige panlatten:
Extra panlatten zo ver naar boven verschuiven, dat
voldoende plaats overblijft voor het inhangen van de
dakpannen.
Wanneer een extra panlat op een positie moet worden
gemonteerd, die een aanwezige panlat in het collector-
veld overlapt:
Aanwezige panlatten verplaatsen.
De exacte uitrichting van de panlat voor de montageplaat
( afb. 29 en 30, [1]) is afhankelijk van de uitrichting
van de bedekking.
Panlat over de gehele lengte van de bovenkant van de
onderste dekking uitrichten. Daarvoor eventueel een
richtsnoer gebruiken.
21
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden 6
Aanwezige panlatten verplaatsen
Aanwezige panlat [4] in het collectorveld [1] verplaatsen en indien
nodig met borglat [3] vastzetten.
Afb. 31 Panlatten verplaatsen
[1] Collectorveld
[2] Verplaatste panlat
[3] Borglat
[4] Aanwezige panlat
6.4 Opstelling van de onderste dekplaat
Het aantal en de lengte van de onderste dekplaten is afhankelijk van het
type collector en de opstelling verschillend. De volgende afbeeldingen
tonen schematisch de opstelling van de onderste dekplaat. De platen
met grijze achtergrond zijn componenten van de uitbreidingsset.
Verticale opstelling van de collectoren
Afb. 32 Opstelling bij 2 collectoren
Afb. 33 Opstelling bij >2 collectoren
Horizontale opstelling van de collectoren
Afb. 34 Opstelling bij 2 collectoren
Afb. 35 Opstelling bij >2 collectoren
Opstelling bij één-collector
Afb. 36 Opstelling bij één-collector (links: verticaal, rechts: horizontaal)
VOORZICHTIG: Schade aan gebouwen door lekkende
daken!
Monteer de houder, verbinder en dekplaat zeer zorg-
vuldig, om lekkage in het collectorveld te voorkomen.
63043975.39-1.SD
6720647804-10.1T
4
2 3
1
6720647804-68.1T
6720615244.06-1.SD
6720647
804-11.1T
6720647804-12.1T
6720647804-57.1T
6720647804-58.1T
22
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden6
6.5 Houder en verbinder monteren
1.Montageplaat voor alle collectoren op panlat M schroeven.
2.Alleen de eerste dubbelzijdige collectorklem op panlat N iets aan-
schroeven. Later worden de schroeven vast aangedraaid.
3.Alleen het onderste deel van de verbinder exact in het midden van de
markering op panlat M schroeven.
Hierbij moet de schuine kant aan de onderkant van de panlat liggen.
Bovendien op de panlat onder M met schroef 5 x 130 fixeren.
Afb. 37 Collectortype verticaal (3 collectoren), maten in mm
Afb. 38 Collectortype horizontaal (3 collectoren), grijze gebied: bij meer dan 2 collectoren (deze maten herhalen zich), maten in mm
[a] Alleen bij één-colletor: afstand 1400 mm
6720804148-04.1ST
990
390
1290
M
N
900
300
1200
900
300
1200
90°
T25
N
6x60
5x130
M
M
5x30
1 2 3
2.2.
3.3.
X
M
5x30
1.1.
147
6720804148-05.1ST
1000
390
2000
M
N
1098
300
2195
1098
300
1300
90°
T25
N
6x60
2.2.
5x130
M
M
5x30
3.3.
1 2 3
2285
1188
1900
1900
M
5x30
1.1.
a
X
2195
147
23
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Dak voor de montage voorbereiden 6
6.6 Onderste dekplaat monteren
Loodslabben op alle dekplaten naar voren buigen.
Afb. 39 Verschillende vormen van dekplaten onder
[1] Linker dekplaat onder
[2] Middelste dekplaat onder
[3] Rechter dekplaat onder
1.Rechter onderste dekplaat in de montageplaat schuiven.
Bij het inschuiven is een duidelijke klik hoorbaar.
2.Linker onderste dekplaat in de montageplaat schuiven.
Bij het inschuiven is een duidelijke klik hoorbaar.
3.Linker dekplaat zover over het onderste deel van de verbinder schui-
ven, dat de gaten in het onderste deel nog zichtbaar zijn (afstand tus-
sen de platen: circa 10 mm).
Afb. 40 Dekplaat voor 2 collectoren
1.Beschermende folie van de afglijbeveiliging trekken.
2.Afglijbeveiliging zodanig op de onderste dekplaat lijmen, dat de afglij-
beveiligingen met de montagehouders in lijn liggen.
3.De afglijbeveiliging moet exact in de afschuining van de dekplaat lig-
gen.
Afb. 41 Afglijbeveiligingen positioneren en vastlijmen
VOORZICHTIG: Gevaar voor lichamelijk letsel door
scherpe platen!
Draag geschikte veiligheidsuitrusting bij de montage
van de platen, bijvoorbeeld handschoenen.
Bij leidakbedekking zitten er geen loodslabben aan de
onderste dekplaten.
OPMERKING: Krassen op de dekplaten en de loodslab-
ben!
Waarborg, dat de ondergrond bij het ombuigen van de
loodslabben schoon is.
6720804148.13-1.ST
1
2
3
6720804148.10-1.ST6720804148.10-1.ST
6720804148.11-1.ST6720804148.11-1.ST
24
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de collectoren7
Onderste dekplaat door de gaten van de afglijbeveiliging met 2
schroeven op de panlatten bevestigen.
Afb. 42 Afglijbeveiligingen bevestigen
1.Bovenste deel van de verbinder op de onderste rand van de dekplaat
haken.
2.Bovendeel aandrukken.
3.Bovendeel met 2 afdichtingsringen en schroeven op het onderdeel
schroeven. Daarbij de schroeven niet te vast aandraaien. Accu-
schroevendraaier: lage snelheid instellen.
Afb. 43 Bovendeel monteren
7 Montage van de collectoren
7.1 Collectormontage op de begane grond voorbereiden
Houd de instructies uit hoofdstuk 5.2, pagina 15 aan betreffende de
opstelling van de collectoren.
Als voorbeeld wordt hierna de aanvoer en retour aan de rechter collec-
torzijde getoond en de eerste collector links gemonteerd.
7.1.1 Doppen monteren
Beschermdoppen van de collectoraansluitingen afnemen.
1.Schuif de dop met de O-ringen op de collectoraansluiting.
2. Schuif de klemmen voor het borgen van de aansluiting over de doppen
en de collectoraansluitingen. Controleer de correcte positie van de
klemmen.
Afb. 44 Doppen monteren
T25
6720804148.15-1.ST6720804148.15-1.ST
5x30
6720804148.16-1.ST6720804148.16-1.ST
OPMERKING: Schade aan de collector door lekkage aan
de collectoraansluiting!
Beschermdoppen op de collectoraansluitingen pas
vlak voor de hydraulische aansluiting verwijderen.
Waarborg dat de geribbelde verbindingsbuizen, haak-
se schroefverbindingen en collectoraansluitingen niet
zijn beschadigd of vervuild.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
vallende collectoren!
Beveilig de collectoren tijdens het transport en de
montage tegen vallen.
Controleer na voltooiing van de montage of de monta-
geset en de collectoren goed zijn bevestigd.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
niet geborgde doppen!
Waarborg, dat iedere dop met een klem is geborgd.
6720803995-02.1ST
1.
2.
25
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de collectoren 7
7.1.2 Afdichtingsband in collectorframe leggen
Collectorrand [3] van de collector schoonmaken.
Beschermfolie van de afdichtband aftrekken.
Afdichtband [2] met de klevende zijde in de collectorrand van de lin-
ker en rechter buitenkant [1] van het collectorveld aanbrengen.
Afb. 45 Afdichtband plaatsen (achterzijde collector)
7.1.3 Verbindingsset monteren
Neem de verbindingsset uit de transportbeschermhoeken.
Doppen van de collectoraansluitingen afnemen.
1.Plaats de geribbelde verbindingsbuis op de collectoraansluiting.
2. Schuif de klem voor borging van de aansluiting over de geribbelde ver-
bindingsbuis en de collectoraansluiting.
Afb. 46 Verbindingsset op de tweede en alle verdere collectoren
7.2 Monteer de linker collectoren
Collector zodanig verdraaien, dat de dompelhuls voor de collector-
sensor zich aan de bovenkant van de collector bevindt.
Linker collector plaatsen en met de onderste montageopeningen in de
wegglijborgingen laten vallen.
Afb. 47 Linker collector plaatsen
1.Collector naar rechts schuiven.
2.De collectorklem moet in de montageopening aan de zijkant vallen.
Positie en uitlijning van de collector exact controleren.
Afb. 48 Collector naar rechts schuiven
OPMERKING: Schade aan de collector en lekkage door
beschadigde geribbelde verbindingsbuizen.
Gebruik geen gereedschappen (bijvoorbeeld tangen)
bij de montage.
6720804148.34-1.ST6720804148.34-1.ST
6720803995-17.1ST
1.
2.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
vallende collectoren!
Waarborg, dat de wegglijborgingen in de montage-
openingen vallen.
Bij één-collector wordt in plaats van de dubbelzijdige
collectorklem een enkelzijdige collectorklem gemon-
teerd.
Één-collector, verticaal: 2 extra enkelzijdige collec-
torklemmen monteren.
Één-collector, horizontaal: 1 extra enkelzijdige col-
lectorklem monteren.
6720647804-22.1T
1.
6720648970-03.1T
2.
26
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de collectoren7
1. Extra dubbelzijdige collectorklem op de panlatten schroeven en zoda-
nig positioneren, dat de collectorklemmen in de montageopeningen
aan de zijkant vallen en vlak aanliggen.
2.De schroeven slechts iets aandraaien.
Verticale opstelling: 2 extra collectorklemmen
Horizontale opstelling: 1 extra collectorklem
Afb. 49 Collectorklem slechts iets aantrekken
De collectorklem [1] mag niet verdraaien. Indien nodig, aan de neerhou-
der tegenhouden.
Linker zijde: eenzijdige collectorklem in de montageopeningen van de
collector plaatsen en vastschroeven.
Verticale opstelling: 3 enkelzijdige collectorklemmen
Horizontale opstelling: 2 enkelzijdige collectorklemmen
Één-collector, verticaal: 3 enkelzijdige collectorklemmen
Één-collector, horizontaal: 2 enkelzijdige collectorklemmen
Afb. 50 Collectorklemmen vastschroeven
7.3 Overige collectoren monteren
Verticale opstelling: met richtsnoer montagepositie van de dubbel-
zijdige collectorklem [2] op de extra panlat [1] voor de bovenste ver-
binder aantekenen.
Afb. 51 Montagepositie van de bovenste verbinder
Horizontale opstelling: met richtsnoer montagepositie van de dub-
belzijdige collectorklem [2] op de extra panlat voor de bovenste ver-
binder aantekenen.
Montagepositie voor bovenste verbinder markeren [1].
Afb. 52 Montagepositie van de bovenste verbinder bij horizontale col-
lectoren
6720804148.27-1.ST6720804148.27-1.ST
T25
6x60
6720804148.06-1.ST6720804148.06-1.ST
T25
1
2
6720804148.14-1.ST6720804148.14-1.ST
6720804148.17-1.ST6720804148.17-1.ST
10981098
27
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de collectoren 7
Rechter collector plaatsen en met de onderste montageopeningen in
de wegglijborgingen laten vallen.
Afb. 53 Rechter collector plaatsen
Collector naar links schuiven, tot de collectorklemmen in de montage-
openingen aan de zijkant vallen en vlak aanliggen.
Afb. 54 Rechter collector naar links schuiven
Daarbij waarborgen, dat de aansluitingen op de voorgemonteerde ge-
ribbelde verbindingsbuis [2] op de linker collector worden geschoven
en de hydraulische verbinding is gemaakt.
Schuif de tweede klem [3] over de geribbelde verbindingsbuis.
Afb. 55 Geribbelde verbindingsbuis borgen
Afb. 56 Geborgde geribbelde verbindingsbuis
Schroeven van de collectorklem vastdraaien.
Afb. 57 Schroeven vastdraaien
6720648970-08.1T
672064
8970-09.1T
VOORZICHTIG: Gevaar voor lichamelijk letsel en lekka-
ge door niet geborgde geribbelde verbindingsbuizen,
omdat dan zonneboilervloeistof kan ontsnappen!
Borg iedere geribbelde verbindingsbuis op de collec-
toraansluiting met twee klemmen.
6720648970-10.1T
3
6720804148.39-1.ST6720804148.39-1.ST
25 mm25 mm
T25
6720804148.18-1.ST6720804148.18-1.ST
28
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de collectoren7
1.Bij velden met >2 collectoren: extra dubbelzijdige collectorklem-
men 6 x 60 monteren.
2.Collectorklemmen zodanig positioneren, dat deze in de montageope-
ningen aan de zijkant vallen en vlak aanliggen. Daarbij de schroeven
slechts iets aandraaien.
Afb. 58 Aanvullende collectorklemmen monteren
Overige collectoren monteren: montagestappen voor iedere collector
herhalen, zoals in hoofdstuk 7.3 beschreven.
De collectorklem [1] mag niet verdraaien. Indien nodig, aan de neerhou-
der tegenhouden.
Bij de laatste collector in het veld: aan de rechterzijde van de collec-
tor de enkelzijdige collectorklemmen in de montageopeningen aan de
zijkant van de collector plaatsen en op de panlatten schroeven.
Afb. 59 Collectorklem vastschroeven
7.4 Sensor monteren
De collectorsensor is met de zonneregelaar meegeleverd.
Collectorsensor in de collector met de aangesloten aanvoer monteren.
Afb. 60 Positie van de collectorsensor
[1] Positie collectorsensor
[2] Aanvoer
[3] Retour
Met de collectorsensor de afdichting van de dompelhuls doorstoten
en tot aan de aanslag inschuiven (komt overeen met 165 mm).
Afb. 61 Sensor monteren
[1] Positie van de dompelhuls voor de collectorsensor
T25
6720804148.28-1.ST6720804148.28-1.ST
6720804148.07-1.ST6720804148.07-1.ST
6x60
T25
1
OPMERKING: Uitval van de installatie door een defecte
sensorkabel!
Sensorkabel beschermen tegen mogelijke schade,
bijvoorbeeld door aanvreten.
Wanneer de dompelhuls van een verkeerde collector
werd doorstoten, dan moet deze dompelhuls met de
plug uit de aansluitset worden afgedicht.
6720804148.22-1.ST6720804148.22-1.ST
1
3 2
6720803995.18-1.ST6720803995.18-1.ST
165 mm
1
29
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
H ydraulische aansluiting 8
8 Hydraulische aansluiting
Informatie over het installeren van leidingen naar de collector bevindt
zich in de handleiding van het zonnestation.
Afb. 62 Aanvoer en retour
[1] Leiding, bouwzijdig (aanvoer)
[2] Leiding, bouwzijdig (retour)
[3] Sensorkabel
8.1 Leiding zonder ontluchter op het dak aansluiten
Schuif de aansluitbuis op de collectoraansluiting en zet deze met
klemmen vast.
Leiding [2] in de klemringkoppeling steken [1] en de koppeling vast-
draaien.
Afb. 63 Leiding (aanvoer) door het dak installeren
Leiding voor de retour op dezelfde wijze monteren.
8.2 Leiding met ontluchter (accessoires) op het dak aan-
sluiten
Voor het optimaal functioneren van de automatische ontluchter [1] het
volgende respecteren:
Aanvoer [2] onder een stijgende hoek naar de ontluchter op het hoog-
ste punt van de installatie installeren.
Retour onder een stijgende hoek naar het collectorveld installeren.
Bij iedere richtingsverandering naar beneden en daarna opnieuw een
stijging moet een volgende ontluchter worden gemonteerd.
Wanneer er geen ruimte onder het dak beschikbaar is, een voldoende
temperatuurbestendige handbediende ontluchter monteren.
Afb. 64 Hydrauliek met automatische ontluchter
OPMERKING: Schade aan de collector door lekkage!
Door thermische uitzetting kunnen bij het aansluiten van
een starre leiding op de collector lekkages ontstaan.
Monteer de leidingen met bouwzijdige compensatie-
mogelijkheden.
OPMERKING: Schade aan de installatie door corrosie!
Wanneer waterresten na het spoelen of lekdichtheids-
test langere tijd in het zonnesysteem blijven staan, dan
kan corrosie ontstaan.
Zonnesysteem direct na de lekdichtheidscontrole
( handleiding zonnestation) met zonneboilervloei-
stof in bedrijf nemen.
Wanneer u de ontluchting van het zonnesysteem met
een automatische ontluchter op het dak (accessoires)
uitvoert, dan moet u na het ontluchten de kogelkraan
sluiten ( handleiding zonnestation).
6720804148.02-1.ST6720804148.02-1.ST
6720804148.01-1.ST
6720804148.01-1.ST
21
1
6720803995.21-1.ST6720803995.21-1.ST
2
30
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de dekplaat9
Afb. 65 Leveringsomvang ontluchterset
[1] Automatische ontluchter met afsluitschroef (1x)
[2] Afdichting 9 x 15 mm (1x)
[3] Kogelkraan (1x)
[4] Afdichting 17 x 24 mm (1x)
[5] Luchtbeker (1x)
[6] Dubbele nippel G¾ met O-ring (1x)
[7] Nippel R¾ (1x, is hier niet nodig)
[8] Wartelmoer ¾ (1x, is hier niet nodig)
[9] Dichting 17 x 24 mm ¾ (1x, is hier niet nodig)
[10] Carrosserieschijf ¾ (1x, is hier niet nodig)
[11] Klemschijf ¾ (1x, is hier niet nodig)
Schuif de aansluitbuis op de collectoraansluiting en zet deze met
klemmen vast.
Schroef de aansluitleiding en de dubbele nippel [1] in de ontluch-
tingsbeker.
Leiding [3] in de klemringkoppeling steken en de koppeling vastdraai-
en.
Afb. 66 Monteer de automatische ontluchter onder het dak
[1] Dubbele nippel G¾ met O-ring
[2] Klemring en wartelmoer (uit de aansluitset nemen)
[3] Leiding 15 mm, bouwzijdig
9 Montage van de dekplaat
De tot nu toe gedane installatie controleren.
Controlewerkzaamheden
9.1 Leidingen isoleren
Leidingen gehele zonnecircuit conform de voorschriften isoleren.
Leidingen in buitenopstelling met UV-, weer- en hogetemperatuurbe-
stendig materiaal (150 °C) isoleren.
Leidingen in binnenopstelling met hogetemperatuurbestendig mate-
riaal (150 °C) isoleren.
Isolatie indien nodig tegen vogelvraat beschermen.
9.2 Zijsteunplaten monteren
Zijsteunplaten aan de linker en rechter buitenzijde van de collectoren
ongeveer in het midden uitrichten, tegen de enkelzijdige collector-
klem plaatsen en met twee schroeven 5x30 vastschroeven.
Afb. 67 Zijsteunplaten monteren
6720803995.22-1.ST6720803995.22-1.ST
6720804148.03-1.ST6720804148.03-1.ST
1
2
3
1. Wegglijborgingen gemonteerd?
2. Collectorklemmen gemonteerd en schroeven aange-
draaid?
3. Ribbelbuisverbinders met klemmen geborgd?
4. Is de collectorsensor tot aan de aanslag ingeschoven?
5. Lekdichtheidscontrole uitgevoerd en alle aansluitingen
op dichtheid gecontroleerd (zie handleiding zonnesta-
tion)?
Tabel 20
Wanneer u de genoemde controle-werkzaamheden
heeft uitgevoerd, kunt u de dekplaten monteren.
Wanneer de steunplaat niet past doordat deze tegen de
leiding aankomt, kan de steunplaat worden aangepast.
6720804148.19-1.ST6720804148.19-1.ST
5x305x30
T25
31
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de dekplaat 9
9.3 Zijdekplaten monteren
Daaraan herkent u de dekplaten:
De horizontale uitvoering bestaat uit één deel.
De verticale uitvoering bestaat uit twee delen.
De delen voor de linker- en rechterkant van het collectorveld zijn met
"R" (rechts) en "L" (links) gemarkeerd.
Het bovenste deel is herkenbaar aan de uitgesneden fels [1].
Verticale uitvoering: uit twee delen bestaande zijdekplaat in elkaar
schuiven.
Afb. 68 Zijdekplaten in elkaar schuiven (verticaal)
1. Zijdekplaat schuin houden, tussen collectorrand en bovenkant van de
steunplaat schuiven.
2.Dekplaat naar beneden drukken.
Afb. 69 Zijdekplaten monteren
Verticale opstelling: beide delen van de dekplaat zo ver uit elkaar trek-
ken, tot deze boven en onder op het collectorframe hoorbaar aan-
slaan.
Afb. 70 Zijdekplaten uit elkaar trekken (verticaal)
Verticaal: zijdekplaat met 3 klemmen vastzetten.
Horizontaal: zijdekplaat met 2 klemmen vastzetten.
Afb. 71 Klemmen monteren
9.4 Platen monteren
Plaatdelen in elkaar steken.
Afb. 72 Verschillende vormen van platen (hier: type verticaal)
[1] Linker plaat
[2] Middelste plaat
[3] Rechter plaat
6720804148.35-1.ST6720804148.35-1.ST
6720804148.20-1.ST6720804148.20-1.ST
1.1.
2.2.
6720647804-32.1T
Bij de montage van een verticale één-collector bestaat
de plaat slechts uit 1 deel.
6720647804-33.1T
3.
1.
2.
1
6720804148.21-1.ST6720804148.21-1.ST
2
3
32
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de dekplaat9
1. Linker plaat schuin houden, met de bovenkant onder de collectorrand
schuiven en aandrukken.
2.Rechter plaat op dezelfde wijze monteren, daarbij in het linker plaat-
deel steken.
3.Plaatdelen uitlijnen.
4.Plaat met zelftappende schroeven 5x13 op de afglijbeveiliging vast-
schroeven.
Afb. 73 Platen vastschroeven
9.5 Middelste afdeklijst monteren
Alle glijmoeren van de afdeklijst in een verticale positie brengen.
1. Afdeklijst aan de onderste rand van de collectoren inhangen, aandruk-
ken en in het midden uitrichten.
2.Schroeven van onderen af beginnend zo ver aantrekken, dat de glij-
moeren kantelen en de afdeklijst op de collectoren drukken. Daarbij
de schroeven niet te vast aandraaien en waarborgen, dat de afdeklijst
niet verplaatst.
Afb. 74 Afdeklijst monteren
9.6 Bovenste dekplaat monteren
Onderdeel van de verbinder in het collectorframe haken [1] en exact
op de gemarkeerde positie op de panlat plaatsen.
Onderdeel met schroef 5 x 30 op de panlat bevestigen.
Afb. 75 Verticale uitvoering
Afb. 76 Horizontale uitvoering
1.Rechter bovenste dekplaat in het collectorframe borgen.
2.Dekplaat van boven aandrukken.
Bij het borgen is een duidelijk klikken hoorbaar.
Waarborg dat de afdichtlip op het glasoppervlak aanligt.
Afb. 77 Rechter bovenste dekplaat monteren
Bij verticale en horizontale collectoren is de montagepo-
sitie op de bovenste collectorrand verschillend.
5x13
T25
6720804148.30-1.ST6720804148.30-1.ST
6720804148.38-1.ST6720804148.38-1.ST
6720804148.29-1.ST6720804148.29-1.ST
T25
11
5x305x30
T25
11
6720804148.31-1.ST6720804148.31-1.ST
5x305x30
6720647804-38.1T
1.
2.
1.
33
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de dekplaat 9
1.
Linker bovenste dekplaat naast de rechter bovenste dekplaat plaatsen
.
2. Door drukken van bovenaf de dekplaat op het collectorframe vastklik-
ken. Waarborg dat de afdichtlip op het glasoppervlak aanligt.
Afb. 78 Linker bovenste dekplaat monteren
Bovenste dekplaat zodanig uitrichten, dat de gaten in het onderste
deel van de verbinder nog zichtbaar zijn en de dekplaten aan de bui-
tenkanten van de collector hoorbaar aanslaan.
1.Afdichtingslippen inkorten.
2. Afdichtingslippen onder de dekplaat duwen. Waarborg daarbij, dat de
afdichtlippen tegen elkaar liggen.
Afb. 79 Afdichtingslip aanpassen
Bovenste dekplaat met klemmen fixeren.
Afb. 80 Bovenste dekplaat met klemmen fixeren
1.Bovenste deel van de verbinder met de fels aan de onderkant tussen
afdichtingslip en plaatrand van de bovenste dekplaat plaatsen.
2.Bovendeel aandrukken.
3.Bovendeel met afdichtingschijf vastschroeven.
Afb. 81 Bovendeel van de verbinder monteren
9.7 Driehoekige afdichtingsband monteren
Driehoekige afdichtingsband op lengte van de collectoren snijden en
in de buitenste randen [1] van de zijdekplaten plaatsen.
Afb. 82 Driehoekige afdichtingsband plaatsen
1.
2.
6720647804-39.1T
6720647
804-40.1T
1.
2.
6720647804-41.1T
De driehoeksafdichtband wordt alleen bij bedekking met
dakpannen/holle dakpannen gebruikt.
Bij bedekking met holle dakpannen kan de driehoekige af-
dichtingsband in de bovenste rand [2] geplaatst worden.
1.
2.
3.
6720647804-42.1T
6720804148.41-1.ST6720804148.41-1.ST
34
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Montage van de dekplaat9
Driehoekige afdichtingsband op de dakpannen insnijden.
Afb. 83 Driehoekige afdichtingsband insnijden
9.8 Loodslabben onder aan de dakbedekking aanpassen
Bij het monteren de verwerkingsinstructies respecteren.
Om te waarborgen dat de lijm op de loodslabben ook bij lagere tempera-
turen aan de dakpannen hecht:
loodslabben met geschikt apparaat opwarmen.
Afb. 84 Loodslabben opwarmen, indien nodig
Bij bedekking met holle dakpannen/dakpannen
Bij de onderste dekplaten is voor het bedekken met dakpannen al een af-
dichtband met lijmoppervlak aangebracht.
1.Beschermfolie van het lijmoppervlak op de afdichtband aftrekken.
2.Loodslab aan de voorzijde voorzichtig door aandrukken met de hand
aanpassen op de contouren van de dakpannen.
De dekplaat wordt daarbij met de afdichtband op de dakpan geplakt.
Afb. 85 Loodslabben op bedekking lijmen
Bij bedekking met leipannen
Lijmkoord voor onderste dekplaat inkorten. Indien nodig opstuiken,
zodat per dekplaat minimaal 50 cm lijmkoord beschikbaar is.
1.Onderkant van de onderste dekplaat iets optillen en het lijmkoord op
de bedekking drukken.
2.Beschermfolie van het lijmkoord aftrekken.
3.Onderste dekplaat weer naar beneden drukken.
De plaat wordt met afdichtband op de leibedekking geplakt.
Afb. 86 Onderste dekplaat op de bedekking lijmen
6720647804-44.1T
6720647804-54.1T
>10 °C
<10 °C
40–60 °C
6720647
2.
67
1.
6720647804-75.1T
6720647804-55.1T
1. 2.
3.
35
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Afsluitende werkzaamheden 10
10 Afsluitende werkzaamheden
10.1 Dak bedekken
10.1.1 Bovenste dakpan
Maat van de bovenste dakpan en positie van de dakpanligger bepa-
len
Dakpanligger op de dekplaat leggen, maar nog niet bevestigen.
De gehele dakpan boven op de dekplaat en de dakpanligger plaatsen.
Het af te zagen deel van de dakpan zodanig bepalen, dat aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
De dakpan dekt de dekplaat zo ver mogelijk af, maar raakt de dek-
plaat niet aan.
De ingekorte dakpan ligt onder dezelfde hoek aan als de niet inge-
korte dakpannen buiten het collectorveld.
Dakpanondersteuning indien nodig verschuiven, om de hoek te corri-
geren.
Zo is gewaarborgd, dat de dakpannen geheel correct aanliggen.
Afb. 87 Dakpanondersteuning positioneren
Bovenste dakpan conform de markering verzagen.
Dakpanligger monteren en bovenste dakpan plaatsen
Dakpanligger conform de bepaalde positie plaatsen en op de panlat
bevestigen.
Afb. 88 Dakpanondersteuning bevestigen
Bijgezaagde dakpan boven plaatsen.
10.1.2 Zijdakpannen
Dakpan conform maat X ( hoofdstuk 6.1, pagina 17) bijzagen en
plaatsen.
10.2 Controleer de installatie
Controlewerkzaamheden:
Bevestiging gezaagde dakpannen
Gezaagde uiteinden van de dakpanne evt. met bijbeho-
rende klemmen uit de dakdekkerhandel bevestigen.
VOORZICHTIG: Schade aan gebouwen door lekkende
daken.
Waarborg dat de dakpannen bij het bedekken ver ge-
noeg op de dekplaten aanliggen.
Bij bedekken met lei kunnen de leiplaten direct op de
dekplaat worden gelegd. De dakpanligger is niet nodig.
6720804148-40.1ST6720804148-40.1ST
Zagen van dakpannen
Dakpan alleen in het golfdal zagen. Daarbij waarbor-
gen, dan minimaal de helft van iedere dakpan over-
blijft.
OPMERKING: Schade aan de installatie door corrosie!
Wanneer waterresten na het spoelen of lekdichtheids-
test langere tijd in het zonnesysteem blijven staan, dan
kan corrosie ontstaan.
Zonnesysteem direct na de lekdichtheidscontrole
( handleiding zonnestation) met zonneboilervloei-
stof in bedrijf nemen.
Wanneer u de genoemde controle-werkzaamheden
heeft uitgevoerd, kunt u de afsluitende isolatiewerk-
zaamheden uitvoeren.
1. Alle overgangen naar de collector en de dakbedekking
zijn sneeuw- en regendicht uitgevoerd?
Tabel 21
Wanneer u de ontluchting van het zonnesysteem met
een automatische ontluchter op het dak (accessoires)
uitvoert, dan moet u na het ontluchten de kogelkraan
sluiten ( handleiding zonnestation).
Het zonnesysteem wordt in bedrijf gesteld conform de
specificaties van de installatie- en onderhoudshandlei-
ding van het zonnestation.
6720647804-46.1T
36
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Milieubescherming en afvoeren11
11 Milieubescherming en afvoeren
Milieubescherming is ons ondernemingsprincipe.
Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor
ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetgeving en verordeningen voor mi-
lieubescherming worden strikt aangehouden. Ter bescherming van het
milieu gebruiken wij, rekening houdend met bedrijfseconomische ge-
zichtspunten, de best mogelijke techniek en materialen.
Collectoren demonteren
Leidingen aftappen.
Dekplaten verwijderen ( hoofdstuk 12.1, pagina 37).
Enkelzijdige en dubbelzijdige collectorklemmen tussen de collectoren
losmaken.
Geribbelde verbindingsbuis verwijderen.
Hulpmiddel voor transport van de collectoren gebruiken
( hoofdstuk 4, pagina 13).
Collectoren afvoeren
Aan het einde van de levenscyclus van de collectoren moeten deze wor-
den afgevoerd via milieuvriendelijke recyclingmethoden.
12 Onderhoud/inspectie
We raden u aan de eerste inspectie of het eerste onderhoud uit te voeren
na circa 500 bedrijfsuren, daarna met tussenpozen van 1-2 jaar.
Gebruik de tabel als kopieerblad om ook na het 3e onderhoud nog docu-
mentatie beschikbaar te hebben.
Collectorveld met regelmatige tussenpozen controleren (inspectie).
Gebreken direct verhelpen (onderhoud).
Protocol invullen en de uitgevoerde werkzaamheden afvinken.
GEVAAR: Levensgevaar door vallen!
Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen
vallen.
Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig
is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
GEVAAR: Levensgevaar door vallen!
Bij alle werkzaamheden op het dak beveiligen tegen
vallen.
Wanneer geen onafhankelijk valbeveiliging aanwezig
is, persoonlijke beschermingsuitrusting dragen.
De installatie- en onderhoudshandleiding van het zonne-
station bevat specificaties over het onderhoud van de to-
tale installatie. Ook deze informatie respecteren.
Gebruiker: Plaats:
Onderhouds- en inspectiewerkzaamheden Pagina Onderhoud/inspectie
Datum:
1. Visuele inspectie van de collectoren uitgevoerd (goede bevestiging, optische
indruk)?
2. Visuele controle van het montagesysteem uitgevoerd?
3. Visuele inspectie van de overgangen tussen het montagesysteem en het dak
op lekdichtheid uitgevoerd?
29
4. Visuele inspectie van de glasvensters. Reiniging bij sterke vervuiling. 37
Opmerkingen
Het collectorveld werd conform deze handleiding onderhouden.
Datum, stempel,
handtekening
Datum, stempel,
handtekening
Datum, stempel,
handtekening
Tabel 22
37
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
Onderhoud/inspectie 12
12.1 Demontage van de bovenste dekplaat
Bovenste deel van de verbinder [2] en afdeklijst [1] verwijderen.
Afdichtingslip van de bovenste dekplaat aftrekken [1.].
Afb. 89 Afdichtingslip aftrekken
1.Van boven op de bovenste dekplaat drukken.
2.Bovenste dekplaat naar achteren wegtrekken.
Afb. 90 Dekplaat aftrekken
12.2 Reiniging van de collectoren
Glasvensters reinigen
De glasvensters zijn in de regel bij een dakhelling van 15° en meer zelf-
reinigend.
Bij sterke verontreiniging glasvensters met glasreiniger schoonma-
ken. Geen aceton gebruiken.
6720647804-81.1ST
1.
1
2
6720647804-82.1ST
2.
1.
2.
38
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
12
Notities
39
SCM3 • 6 720 806 156 (2013/03)
12
Notities
Bosch Thermotechniek B.V., Postbus 3, 7400 AA Deventer
DealerLine: 0570 - 67 85 66
Consumenten Infolijn: 0570 - 67 85 00
Fax: 0570 - 67 85 86
Internet: www.nefit.nl
37

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Nefit SCM3 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Nefit SCM3 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 3,79 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Nefit SCM3

Nefit SCM3 Installatiehandleiding - Nederlands - 28 pagina's

Nefit SCM3 Installatiehandleiding - Nederlands - 28 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info