613913
2
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/36
Pagina verder
Installatie-instructie
Lucht-water split warmtepomp
6 720 813 707-00.2I
ODU Split 2
ODU Split 4
ODU Split 6
ODU Split 8
ODU Split 11t
ODU Split 13t
ODU Split 15t
6 720 817 355 (2015/06)
Inhoudsopgave
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
2
Inhoudsopgave
1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . 3
1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . 3
1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . 3
2 Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3.1 Specificaties buitenunit . . . . . . . . . . . . . . 4
3.2 Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3.3 Minimaal volume en gebruik van de cv-
installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3.4 Typeplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3.5 Transport en opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3.6 Aansluitprincipe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3.7 Automatisch ontdooien . . . . . . . . . . . . . . . 5
4 Technische instructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
4.1 1-fase buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
4.2 3-fase buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
4.3 Koudemiddelcircuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
4.4 Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
5 Voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
6 Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
6.1 Optillen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
6.2 Checklist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
6.3 Fundering voor de opstelling . . . . . . . . . 12
6.4 Omgevingsomstandigheden op de
opstellingslocatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
6.5 Aanbrengen van muurdoorvoeren . . . . . . 14
6.6 Opstelling in de nabijheid van de zee . . . 14
6.7 Van het jaargetijde afhankelijk wind en
veiligheidsmaatregelen in de winter . . . . . 14
7 Koudemiddelleidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
7.1 Aansluiting van de koudemiddelleidingen 15
7.2 Montage van de koudemiddelleiding . . . . 15
7.3 Vullen van het cv-systeem . . . . . . . . . . . . 18
8 Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
8.1 CAN-BUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
8.2 Elektrische bedrading . . . . . . . . . . . . . . . 20
8.3 Schakelschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
9 Afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
9.1 Maken van de leidingbundel . . . . . . . . . . 30
9.2 Dichtheidstest en vacuüm . . . . . . . . . . . . 30
10 Milieubescherming en afvalverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . 31
11 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
11.1 Verdamper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
11.2 Terugzuigen van het koudemiddel in de
buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
3
1 Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen
1.1 Uitleg van de symbolen
Waarschuwing
De volgende signaalwoorden zijn vastgelegd en kunnen in dit document
worden gebruikt:
OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan.
VOORZICHTIG betekent dat licht tot middelzwaar lichamelijk letsel
kan optreden.
WAARSCHUWING betekent dat zwaar tot levensgevaarlijk lichame-
lijk letsel kan optreden.
GEVAAR betekent dat zwaar tot levensgevaarlijk lichamelijk letsel
zal optreden.
Belangrijke informatie
Aanvullende symbolen
1.2 Algemene veiligheidsinstructies
Deze installatie-instructie is bedoeld voor installateurs van cv-installa-
ties, - en elektrotechniek.
Lees alle installatie-instructies (buitenunit, cv-regelaar enzovoort)
zorgvuldig door voor de installatie.
Houd de veiligheids- en waarschuwingsinstructies aan.
Houd de nationale en regionale voorschriften, technische regels en
richtlijnen aan.
Documenteer uitgevoerde werkzaamheden.
Bedoeld gebruik
Deze buitenunit is uitsluitend bedoeld voor het verwarmen in gesloten
warmwaterverwarmingsinstallaties in woongebouwen.
Ieder ander gebruik komt niet overeen met de voorschriften. Daaruit re-
sulterende schade valt niet onder de fabrieksgarantie.
Installatie, inbedrijfstelling en onderhoud
Installatie, inbedrijfstelling en onderhoud mogen alleen door een erkend
installateur worden uitgevoerd.
Gebruik alleen originele reserve-onderdelen.
Elektrotechnische werkzaamheden
Elektrotechnische werkzaamheden mogen alleen door elektrotechnici
worden uitgevoerd.
Voor elektrotechnische werkzaamheden:
Schakel de netspanning over alle polen uit en borg deze tegen
herinschakelen.
Controleer de afwezigheid van elektrische spanning.
Houd de aansluitschema's van de overige installatiedelen ook aan.
Omgang met het koudemiddel
In de buitenunit wordt het koudemiddel R410A gebruikt.
Alleen gekwalificeerde en gecertificeerde koudemiddeltechnici mo-
gen werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit uitvoeren.
Bij alle werkzaamheden met koudemiddel altijd geschikte veilig-
heidshandschoenen en veiligheidsbril dragen.
Gedrag bij ontsnappend koudemiddel
Ontsnappend koudemiddel kan bij aanraken van de lekkageplaats be-
vriezing tot gevolg hebben.
Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de buitenunit
aanraken.
Voorkom huid- of oogcontact met het koudemiddel.
Schakel bij huid- of oogcontact met het koudemiddel een arts in.
Neem direct contact op met de installateur, wanneer koudemiddel
ontsnapt.
Overdracht aan de eigenaar
Instrueer de eigenaar bij de overdracht in de bediening en bedrijfsom-
standigheden van de cv-installatie.
Leg de bediening uit – ga daarbij in het bijzonder in op alle veilig-
heidsrelevante handelingen.
Wijs erop, dat ombouw of herstelwerkzaamheden alleen door een er-
kend installateur mogen worden uitgevoerd.
Wijs op de noodzaak tot inspectie en onderhoud voor een veilig en
milieuvriendelijk bedrijf.
Geef de installatie- en bedieningsinstructies aan de eigenaar in bewa-
ring.
Niet in de ventilator of in de verdamperlamellen grijpen! Verwon-
dingsgevaar!
Veiligheidsinstructies in de tekst worden aangegeven
met een gevarendriehoek.
Het signaalwoord voor de waarschuwing geeft het soort
en de ernst van de gevolgen aan indien de maatregelen
ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd.
Belangrijke informatie zonder gevaar voor mens of mate-
rialen wordt met het nevenstaande symbool gemar-
keerd.
Symbool Betekenis
Handeling
Verwijzing naar een andere plaats in het document
Opsomming
Opsomming (2
e
niveau)
Tabel 1
Leveringsomvang
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
4
2 Leveringsomvang
Afb. 1
[1] Buitenunit, ODU split 2
[2] Buitenunit, ODU split 4/6/8
[3] Buitenunit, ODU split 11t/13t/15t
3 Algemeen
De taal van het originele handboek is Engels. Andere talen zijn een verta-
ling van het originele handboek.
3.1 Specificaties buitenunit
De buitenunit is voor buitenopstelling bedoeld in combinatie met een
binnenunit opgesteld in een gebouw.
3.2 Gebruik
De buitenunit is uitsluitend bedoeld voor het verwarmen in gesloten
warmwaterverwarmingsinstallaties conform EN 12828.
Elk ander gebruik is niet conform de bedoeling. Daaruit resulterende
schade valt niet onder de fabrieksgarantie.
3.3 Minimaal volume en gebruik van de cv-installatie
Omdat voor de verschillende combinaties van buitenunit en cv-installa-
tie verschillende eisen gelden, is geen minimaal volume opgegeven. In
plaats daarvan gelden voor alle buitenunits, onafhankelijk van de dimen-
sionering, de volgende voorwaarden:
Ongemengde vloerverwarmingsinstallatie zonder buffervat:
Om te waarborgen, dat voldoende energie voor de buitenunit en de ont-
dooifunctie beschikbaar is, moet het verwarmde vloeroppervlak mini-
maal 22 m
2
groot zijn. In de grootste ruimte (referentieruimte) moet een
kamerthermostaat zijn geïnstalleerd. De door de kamerthermostaat ge-
meten kamertemperatuur is bedoeld voor de berekening van de aan-
voertemperatuur (principe: weersafhankelijk geregeld met invloed
van de kamertemperatuur). In de referentieruimten moeten alle zone-
kranen (thermostaten) volledig zijn geopend. Onder bepaalde omstan-
digheden kan de elektrische bijverwarming worden geactiveerd, om
volledig ontdooien te waarborgen. Dit is afhankelijk van het beschikbare
vloeroppervlak.
Ongemengde radiatorinstallatie zonder buffervat:
Om te waarborgen, dat voldoende energie voor de buitenunit en de ont-
dooifunctie beschikbaar is, zijn per installatie minimaal 4 radiatoren met
elk 500 W nodig. Waarborg dat de thermostaatkranen van de radiatoren
volledig zijn geopend. In de referentieruimte moet een kamerthermos-
taat zijn geïnstalleerd, zodat de aanvoertemperatuur aan de hand van de
gemeten kamertemperatuur kan worden berekend. Onder bepaalde om-
standigheden kan de elektrische bijverwarming worden geactiveerd, om
een volledig ontdooien te waarborgen. Dit is afhankelijk van het aantal
beschikbare radiatoren.
CV-installaties met een ongemengd cv-circuit (radiatoren) en een
gemengd cv-circuit (vloerverwarming) zonder buffervat
Om te waarborgen, dat voldoende energie voor de buitenunit en de ont-
dooifunctie beschikbaar is, zijn per installatie minimaal 4 radiatoren met
elk 500 W in het ongemengde cv-circuit nodig. Waarborg dat de ther-
mostaatkranen van de radiatoren volledig zijn geopend. Onder bepaalde
omstandigheden kan de elektrische bijverwarming worden geactiveerd,
om een volledig ontdooien te waarborgen. Dit is afhankelijk van het aan-
tal beschikbare radiatoren en het vloeroppervlak.
Alleen gemengde cv-circuits (geldt ook voor cv-circuit met ventila-
torconvector)
Om te waarborgen, dat voldoende energie voor de buitenunit en de ont-
dooifunctie beschikbaar is, is een buffervat met minimaal 50L voor de
buitenunits ODU Split 2 t/m 8 nodig en 120L voor de buitenunits ODU
Split 11t t/m 15t.
3.4 Typeplaat
De typeplaat van de buitenunit bevindt zich op de onderhoudsklep. Deze
bevat informatie over het verwarmingsvermogen van de buitenunit en de
hoeveelheid koudemiddel, het artikel- en serienummer en de productie-
datum.
3.5 Transport en opslag
De buitenunit altijd verticaal transporteren en opslaan. Deze kan tijdelijk
licht worden gekanteld (maximaal 45°), maar mag niet worden neerge-
legd.
De buitenunit niet bij temperaturen onder – 25 °C opslaan of transpor-
teren.
3.6 Aansluitprincipe
De functie is gebaseerd op een vraaggestuurde regeling van het com-
pressorvermogen met bijschakelen van de geïntegreerde/externe bij-
verwarming via de binnenunit. De bedieningseenheid HMC300 stuurt de
buitenunit aan volgens de ingestelde stooklijn. Wanneer de buitenunit
de warmtevraag van het huis niet alleen kan afdekken, start de binnen-
1 2
3
6 720 813 707-02.1I
De installatie mag alleen door opgeleid personeel wor-
den uitgevoerd. De installateur moet de lokale regels en
voorschriften en instructies in de installatie- en gebrui-
kersinstructie aanhouden.
Om te vaak starten en uitschakelen, onvolledig ontdooi-
en en onnodige alarmen te vermijden, moet de in de in-
stallatie opgeslagen hoeveelheid energie voldoende
groot zijn. Energie wordt in de waterhoeveelheid van de
cv-installatie, in de installatiecomponenten (radiatoren)
en in de vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
5
unit automatisch de bijverwarming, die samen met de buitenunit de ge-
wenste temperatuur in het huis en eventueel de boiler genereert.
CV- en warmwaterbedrijf bij uitgeschakelde warmtepomp
Bij buitentemperaturen onder –20 °C wordt de buitenunit automatisch
uitgeschakeld en kan geen warmte voor het cv-water produceren. In dit
geval neemt de bijverwarming van de binnenunit automatisch het ver-
warmings- en warmwaterbedrijf over.
3.7 Automatisch ontdooien
De buitenunit werkt met de zogenaamde verwarmingsgasontdooiing.
Tijdens het ontdooien wordt de doorstroomrichting in het koudemiddel-
circuit door een elektrisch geregelde 4-wegklep omgekeerd.
Het verwarmingsgas smelt het ijs op de lamellen van de verdamper.
Daarbij koelt de cv-installatie iets af. Het ontdooien wordt via de in de
buitenunit geïntegreerde sensor gestuurd. De duur van het ontdooien
hangt af van de ijsdikte en de actuele buitentemperatuur.
Onder de verdamper van de buitenunit dient de bodem van de behuizing
als opvangbak voor optredend condenswater en ijs. De bodem van de
behuizing wordt via een geïntegreerde verwarmingskabel verwarmd.
Het ontdooien wordt tijdens verwarmen bij inlaattemperaturen onder
0 °C ingeschakeld en bij buitentemperaturen boven 1 °C uitgeschakeld.
4 Technische instructies
Bereik voor buitenunit zonder bijverwarming
Afb. 2 ODU split 2–15
[T1] Temperatuur aanvoer
[T2] Buitentemperatuur
Wij adviseren bovendien een condensaatafvoerverwar-
ming in de condensaatafvoerbak (accessoire voor doel-
gerichte condensaatafvoer) te installeren.
Op de betreffende aansluitklemmen ( afb. 33 [8], 34
[9], 35 [14]) van de buitenunit mag alleen condensaat-
afvoerverwarming met een maximaal vermogen van
90 kW worden aangesloten.
35
45
50
55
60
-30
T2 (°C)
T1( °C)
30
25
20
15
10
-20
0-10 10
20 30 40
6 720 813 155-10.1I
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
6
4.1 1-fase buitenunit
Eenheid Split 2 Split 4 Split 6 Split 8
Bedrijf lucht/water
Verwarmen
Verwarmingsvermogen bij A2/W35
1)2)
kW 2,6 4,5 5,0 5,2
Opgenomen vermogen bij A2/W35
1)
kW 0,7 1,3 1,4 1,5
Modulatiebereik bij A2/W35 kW 1 - 4,5 2 - 6 2 - 7 2 - 7,5
COP bij A2/W35
1)
3,71 3,46 3,57 3,47
Verwarmingsvermogen bij A7/W35
1)2)
kW 3 5 7 9
Opgenomen vermogen bij A7/W35
1)
kW 0,6 1,1 1,6 2,0
Modulatiebereik bij A7/W35 kW 1 - 4,6 2,5 - 8,6 2,5 - 9,5 2,5 - 10,2
COP bij A7/W35
1)
4,8 4,7 4,3 4,4
Verwarmingsvermogen bij A-7/W35
1)2)
kW 3,5 5,5 6,0 7,2
Opgenomen vermogen bij A-7/W35
1)
kW 1,2 2,2 2,4 2,8
COP bij A-7/W35
1)
kW 3,0 2,5 2,5 2,6
Koelen
Koelvermogen bij A35/W18
1)
kW 3 5 7 8
EER bij A35/W18
1)
3,3 3,3 3,3 3,3
Elektrische gegevens
Stroomvoorziening 230V, 1N AC 50Hz
Aanbevolen installatie-automaat
3)
A16 16 16 16
Maximale stroomsterkte
4)
A 20,06 23,9 23,9 23,9
Startstroom A <3
cos φ 0.98..0.99
Gegevens Koudemiddelcircuit
Aansluittype Flensaansluiting 3/8” – 5/8”
Koudemiddel type
5)
R410A
Hoeveelheid koelmiddel kg 1,0 1,6 1,6 1,6
Lucht- en geluidsgegeven
Ventilatormotor (DC-inverter) W 85,4 124 124 124
Nominale luchtdebiet m
3
/h 1920 3000 3600 3600
Geluidsdrukniveau op 1 m afstand dB(A) 52 52 52 52
Geluidsvermogensniveau
6)
dB(A) 65 65 65 65
Maximaal geluidsvermogensniveau dB(A) 70 70 70 70
Silent mode (nachtbedrijf) dB(A) -3
Algemeen
Compressorolie FVC68D
Hoeveelheid compressorolie ml 570 900 900 900
Maximale aanvoertemperatuur van het cv-water, alleen buitenunit °C 55
Maximale aanvoertemperatuur van het cv-water, alleen bijverwarming °C 80
Beschermingsklasse X4
Afmetingen (BxDxH) mm 870x320x655 950x330x834 950x330x834 950x330x834
Gewicht kg 46 60 60 60
Tabel 2 Buitenunit
1) EN 14511
2) Het opgegeven verwarmingsvermogen is een nominale waarde
3) Geen speciale beveiligingswaarde of -type nodig. De inschakelstroom is laag en overschrijdt de bedrijfsstroom niet.
4) Inschakelstroom; type-afhankelijk, er treedt geen startpiek op.
5) GWP
100
= 1980
6) Geluidsvermogensniveau conform EN 12102 (nominaal vermogen bij A7/W55)
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
7
4.2 3-fase buitenunit
Een-
heid Split 11t Split 13t Split 15t
Bedrijf lucht/water
Vervarmen
Verwarmingsvermogen bij A2/W35
1)
2)
kW 7,5 8,5 9,5
Opgenomen vermogen bij A2/W35
1)
kW 2,1 2,4 2,7
Modulatiebereik bij A2/W35 kW 3,5 - 13 3,5 - 14 3,5 - 14,5
COP bij A2/W35
1)
3,57 3,54 3,52
Verwarmingsvermogen bij A7/W35
1)
2)
1) EN 14511
2) Het opgegeven verwarmingsvermogen is een nominale waarde
kW 12 14 16
Opgenomen vermogen bij A7/W35
1)
kW 2,9 3,4 4,0
Modulatiebereik bij A7/W35 kW 4 - 15 4 - 16,2 4 - 17,4
COP bij A7/W35
1)
4,2 4,1 4
Verwarmingsvermogen bij A-7/W35
1)
2)
kW 10,0 11,0 12,5
Opgenomen vermogen bij A-7/W35
1)
kW 3,7 4,1 4,7
COP bij A-7/W35
1)
kW 2,7 2,7 2,7
Koelen
Koelvermogen bij A35/W18
1)
kW 12 14 15
EER bij A35/W18
1)
3,3 3,3 3,3
Elektrische gegevens
Stroomvoorziening 400 V, 3N AC 50 Hz
Aanbevolen installatie-automaat
3)
3) Geen speciale beveiligingswaarde of -type nodig. De inschakelstroom is laag en overschrijdt de bedrijfsstroom niet.
A 3 x 13 3 x 13 3 x 13
Maximale stroomsterkte
4)
4) Inschakelstroom; type-afhankelijk, er treedt geen startpiek op.
A 11,1 13,3 14,0
Startstroom A <3
cos φ 0.98..0.99
Gegevens Koudemiddelcircuit
Aansluittype Flensaansluiting 3/8” – 5/8”
Koudemiddel type
5)
5) GWP
100
= 1980
R410A
Hoeveelheid koelmiddel kg 2,3 2,3 2,3
Lucht- en geluidsgegeven
Ventilatormotor (DC-inverter) W 2x124 2x124 2x124
Nominale luchtdebiet m
3
/h 2x3600 2x3600 2x3600
Geluidsdrukniveau op 1 m afstand dB(A) 55 55 55
Geluidsvermogensniveau
6)
6) Geluidsvermogensniveau conform EN 12102 (nominaal vermogen bij A7/W55)
dB(A) 68 68 68
Maximaal geluidsvermogensniveau dB(A) 71 71 71
Silent mode (nachtbedrijf) dB(A) -3
Algemeen
Compressorolie FVC68D
Hoeveelheid compressorolie ml 1300 1300 1300
Maximale aanvoertemperatuur van het cv-water, alleen buitenunit °C 55
Maximale aanvoertemperatuur van het cv-water, alleen bijverwarming °C 80
Afmetingen (BxDxH) mm 950x330x1380 950x330x1380 950x330x1380
Gewicht kg 96 96 96
Tabel 3 Buitenunit
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
8
4.3 Koudemiddelcircuit
Afb. 3 Koudemiddelcircuit
[1] Binnenunit
[2] Buitenunit
[3] Platenwarmtewisselaar van de binnenunit
[4] Platenwarmtewisselaar van de buitenunit
[5] Vloeistofzijde
[6] Gaszijde
[7] 3-weg servicekraan (buitenunit)
[8] Koudemiddelcollector
[9] Compressor
[10] Druksensor
[11] 4-weg omschakelventiel
[12] Koelen
[13] Verwarmen
EEV
TR3
TR7
TR4
TL2
TR8
TR6
TR5
6 720 813 707-09.2I
1 2
3 4
5
6
7
7
8
9
10
11
12
13
Categorie Symbool Betekenis Opmerkingen
Binnenunit TR7 Verwarmingstemperatuursensor condensorin-
gang
Zie instructie binnenunit
TR3 Verwarmingstemperatuursensor condensoruit-
gang
Tabel 4
Categorie
Sym-
bool
Betekenis Printplaataansluiting
Type ODU split 2
ODU split
4...8
ODU split
11t...15t
Buitenunit
TR5 Temperatuursensor compressoraanzuig-
leiding
NTC-5k CN-SUCTION (GN) CN_TH3 CN_TH2
TR6 Temperatuursensor compressoruitlaatlei-
ding
NTC-200k CN-DISCHARGE (BK)
TR4 Condensatortemperatuursensor NTC-5k CN-C_PIPE (VI) CN_TH2 CN_TH1
TL2 Buitenluchttemperatuursensor NTC-10k CN-AIR (YL)
TR8 Middelste condensortemperatuursensor NTC-5k CN-MID (BR) CN_TH4 CN_TH3
EEV Elektronisch expansieventiel CN-EEV_A (WH) CN_EEV1 CN_LEV1
Tabel 5
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
9
4.4 Afmetingen
Afb. 4 Afmetingen buitenunit ODU split 2
[1] Richting van het leidingverloop
[2] 4 gaten voor ankerbouten (M10)
[3] Luchtrichting
1
2
6 720 813 707-04.3I
3
3
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
10
Afb. 5 Afmetingen buitenunit ODU split 4...8
[1] Servicekraan vloeistofzijde
[2] Servicekraan gaszijde
[3] Luchtuitlaatrooster
[4] 4 gaten voor ankerbouten (M10)
[5] Houder
[6] Luchtrichting
6 720 813 707-05.2I
4
5
3
1
2
6
6
390
834
165 620 165
950
390
809
364
330
Technische instructies
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
11
Afb. 6 Afmetingen buitenunit Split 11t...15t
[1] Servicekraan vloeistofzijde
[2] Servicekraan gaszijde
[3] Luchtuitlaatrooster
[4] 4 gaten voor ankerbouten (M10)
[5] Houder
[6] Luchtrichting
390
1380
1356
490
360
330
390
165165 620
950
1
2
3
4
5
6 720 813 707-03.2I
6
6
Voorschriften
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
12
5 Voorschriften
Bij de installatie en inbedrijfname van de warmtepomp moeten de be-
sluiten, richtlijnen, technische reglementen, normen en voorschriften
nauwkeurig gerespecteerd worden in hun huidige versie.
NEN 14511 (warmtepompen met elektrisch aangedreven compres-
sorvoor verwarmen, eisen aan toestellen voor ruimteverwarming en
voor verwarmen van warm water.
NEN 378 (veiligheidstechnische en milieurelevante eisen aan koelin-
stallaties en warmtepompen).
NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties).
F-gassen verordening.
Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en brandvoorschriften.
CE-markering.
De CE markering geeft aan dat de apparaten die in deze handleiding-
worden beschreven, voldoen aan de volgende richtlijnen:
Europese Richtlijn 2004-108 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over elektromagnetische compatibiliteit.
Europese Richtlijn 2006-95 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over laagspanning.
Europese Richtlijn 1997-23 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over de druk van apparatuur.
Europese richtlijn 2007-1494 van de Commissie van 17 decem-
ber 2007 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2006-842
van het Europees Parlement en de Raad van Europa, van de vorm
van etiketten.
En aanvullende etiketteringseisen betreffende producten en ap-
paratuur die bepaalde gefluoresceerde broeikasgassen bevatten.
Europese richtlijn 2006-842 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa van 17 mei 2006 over bepaalde gefluoresceer-
de broeikasgassen (PB van 14 juni 2006).
EN 12828 (cv-systemen in gebouwen - ontwerp van warmwater-ver-
warmingsinstallaties)
EN 60335 (veiligheid van elektrische apparatuur voor huishoudelijk
gebruik en soortgelijke doeleinden)
Deel 1 (algemene eisen)
deel 2–40 (bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven warmte-
pompen, airconditioning en kamerontvochtigers)
6 Installatie
De buitenunit wordt buiten opgesteld. Daar vindt de warmtewisseling
met de omgevingslucht plaats. Daarom moet rondom de buitenunit vol-
doende ruimte aanwezig zijn en moeten bepaalde omgevingscondities
heersen.
Dit hoofdstuk beschrijft de opstelling van de buitenunit, de bekabeling
met de binnenunit en de aansluiting daarop. Bovendien zijn instructies
opgenomen voor de installatie bij zee.
6.1 Optillen
Wanneer de buitenunit hangend wordt gedragen, moeten de kabels
tussen de voeten van de bodemplaat en, onder de eenheid door wor-
den geplaatst.
Bij het hijsen de kabels altijd op 4 plaatsen aanslaan, zodat een gelijk-
matige lastverdeling is gewaarborgd.
Kabels onder een hoek van maximaal 40° op de buitenunit bevesti-
gen.
Bij het plaatsen alleen accessoires en componenten gebruiken, die
voldoen aan de gespecificeerde technische gegevens.
6.2 Checklist
1. Buitenunit op een vaste ondergrond opstellen (hoofdstuk 6.3) en
bevestigen.
2. Koudemiddelleidingen van de buitenunit installeren
(hoofdstuk 7).
3. Condensafvoerleiding en condensafvoerverwarming (accessoires)
van de buitenunit installeren. De condensafvoerverwarming kan op
de buitenunit (ontdooien via thermostaat geregeld) ( afb. 33 [8],
34 [9], 35 [14]) of de binnenunit (installatie-instructie van de
binnenunit) (correct ontdooien) worden aangesloten.
4. Buitenunit op de binnenunit aansluiten (installatie-instructie van
de binnenunit).
5. CAN-BUS-kabel tussen buiten- en binnenunit aansluiten
(hoofdstuk 8.1).
6. Stroomaansluiting op de buitenunit uitvoeren (hoofdstuk 8).
6.3 Fundering voor de opstelling
Controleer de draagkracht en vlakheid van het opstellingsoppervlak,
zodat de buitenunit tijdens bedrijf geen trillingen of geluid veroor-
zaakt.
Bevestig de buitenunit met behulp van de funderingsbouten. (4 sets
standaard M10 funderingsbouten, moeren en vulringen klaar leggen.
Bevestiging is niet meegeleverd.)
Schroef de funderingsbouten bij voorkeur zover in, dat deze 20 mm
boven het funderingsoppervlak uitsteken.
Ga bij het dragen van de buitenunit uiterst zorgvuldig te
werk:
Draag de buitenunit altijd met minimaal 2 personen.
Bepaalde producten zijn met PP-band verpakt. Ge-
vaar – gebruik deze banden niet voor het transport!
Raak de lamellen van de warmtewisselaar niet aan
met blote handen. Er bestaat gevaar voor lichamelijk
letsel.
Verklein de kunststoffolie van de verpakking en voer
deze zorgvuldig af, zodat het niet in handen van kin-
deren terecht komt. Kunststoffolie kan bij kinderen
verstikking veroorzaken.
Hang de buitenunit in op 4 punten bij het dragen. Bij
het dragen en tillen van de buitenunit op 3 punten,
kan deze instabiel worden en vallen.
Elke installatie is individueel verschillend. De volgende
checklist beschrijft in het algemeen het installatiepro-
ces.
Om geluidsbelastingen bij een wandmontage te voorko-
men, wordt geadviseerd, de buitenunit op de vloer te
monteren.
De buitenunit zo mogelijk op vloerconsole (accessoire)
monteren.
Installatie
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
13
Afb. 7 Bevestiging met funderingsbouten (mm)
[1] H-balk
[2] Frame
[3] Schotelveer
[4] Moer
[5] Betonnen fundering
[6] Trillingsdempend materiaal (meegeleverd met de accessoires)
Afb. 8
[1] Pallet (houten drager) – voor het installeren verwijderen
Afb. 9 Buitenunit op de vloerconsole (bovenaanzicht)
[1] Buitenunit
[2] Condensbak (accessoire)
[3] Vloerconsole (accessoire)
Afb. 10 Afvoer condenswater via kiezelbed
[1] Buitenunit
[2] Condensbak (accessoire)
[3] Vloerconsole (accessoire)
[4] Fundament 100 mm
[5] Verdichte grintlaag 300 mm
[6] Condenswaterleiding 40 mm
[7] Kiezelbed
Het condenswater kan via een kiezelbed of via een afvoer worden afge-
voerd. Voor de oplossing met de afvoer is een condensbak nodig, die als
accessoire leverbaar is.
De condensbak moet zijn voorzien van een verwarmingskabel, die in de
bak en tot in de vorstvrije afvoer loopt.
Als alternatief kan natuurlijk verzinken van het condens als oplossing
worden gekozen. Hierbij kan ijsvorming op de bodem ontstaan.
VOORZICHTIG: Vorstgevaar!
Voor het plaatsen de pallet (houten drager) (
afb. 8) onder de bodemkuip van de buitenunit ver-
wijderen.
WAARSCHUWING: Brandgevaar!
Voor het solderen de pallet (houten drager) (
afb. 8) onder de bodemkuip van de buitenunit ver-
wijderen. Wanneer de pallet (houten drager) niet
wordt verwijderd, bestaat bij soldeerwerkzaamhe-
den brandgevaar.
200
75
75
200
100
1
2
3
4
5
6
6 720 813 707-33.1I
1
6 720 813 707-32.1I
1
3
2
3
Bij gebruik van de condensbak is een verwarmingskabel
voor de afvoer noodzakelijk (accessoire).
90 cm
6 720 814 477-10.2I
4
5
6
7
1
33
2
>
Installatie
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
14
6.4 Omgevingsomstandigheden op de opstellingslocatie
Waarborg, dat de warmteafgifte (koelbedrijf) via de warmtewisse-
laar niet is beperkt, wanneer de buitenunit zich onder een dak be-
vindt ter bescherming tegen directe zonnestralen of regen.
Plaats de buitenunit niet aan de noordkant van het gebouw. Dit kan
een lager rendement tot gevolg hebben.
Waarborg, dat de door pijlen gemarkeerde afstanden voor, achter,
boven en aan de zijkant van de buitenunit worden aangehouden.
Plaats geen dieren en planten in de luchtstroom.
Houd rekening met het gewicht van de buitenunit en kies een opstel-
lingsplaats, waar het geluid en de trillingen minimaal zijn.
Kies de opstellingsplaats zodanig, dat het maximale geluidsdrukni-
veau geen hinder voor buren veroorzaakt.
Afb. 11 Minimale afstanden voor onderhoudsdoeleinden (mm)
[1] Hek of hindernissen
[2] Overkapping
6.5 Aanbrengen van muurdoorvoeren
Houd de instructies hierna aan, wanneer voor de aansluiting van binnen-
en buitenunit muurdoorvoeren nodig zijn, de instructies hierna aanhou-
den.
Leidingdoorvoeren met een kerngatboor met Ø 70 mm boren.
Om te voorkomen, dat regenwater binnendringt, moet het gat naar
de buitenmuur toe iets onder een hoek liggen.
Afb. 12 Afstand in mm
[1] Binnen
[2] Wand
[3] Buiten
6.6 Opstelling in de nabijheid van de zee
6.6.1 Keuze van de opstellingslocatie
Wanneer de buitenunit in de buurt van de zee moet worden opgesteld,
moet deze zo veel mogelijke beschermd tegen directe zeewind worden
opgesteld.
Stel de buitenunit op aan de zijde die afgewend ligt van de zee (
afb. 13).
Wanneer de buitenunit aan de zeezijde wordt geïnstalleerd, moet ter
bescherming tegen de zeewind eventueel een windbescherming
worden geplaatst ( afb. 14).
De windbescherming moet bestand zijn tegen de zeewind en
moet daarom bij voorkeur in beton worden uitgevoerd.
De hoogte en de breedte moeten meer dan 150% van de buiten-
unit zijn.
Houd voor een goede luchtcirculatie minimaal 700 mm afstand
aan tussen de buitenunit en de windbescherming.
Een opstellingslocatie met goede afwatering kiezen.
Afb. 13
[1] Zeewind
Afb. 14
[1] Windbescherming
[2] Zeewind
6.7 Van het jaargetijde afhankelijk wind en veiligheids-
maatregelen in de winter
In gebieden met sneeuwrijke of extreem koude winters, moeten voor het
optimale bedrijf beschermende maatregelen voor de buitenunit worden
genomen.
Ook in andere gebieden moeten maatregelen worden genomen tegen
de wind en sneeuw.
300
700
300
600
6 720 813 707-10.2I
2
1
1000
5~7mm
6 720 813 707-11.1I
1
2
3
VOORZICHTIG: Gevaar voor corrosie!
Corrosie kan vooral op de condensor en de verdamper-
lamellen storingen veroorzaken of inefficiënt werken tot
gevolg hebben.
Plaats de buitenunit niet in een omgeving, waar cor-
rosieve, bijvoorbeeld zure of alkalische, gassen op-
treden.
Stel het product niet zodanig op, dat deze direct aan
zeewind (zoute wind) wordt blootgesteld.
Plaats de buitenunit niet dicht bij de zee en bescherm
deze zo mogelijk tegen directe blootstelling aan de
zeewind.
1 1
6 720 813 707-10.1I
6 720 813 707-12.1I
6 720 813 707-13.1I
Koudemiddelleidingen
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
15
Aanzuig- en uitblaaszijde zodanig kiezen, dat sneeuw of regen niet
naar binnen kan dringen.
Stel de buitenunit zodanig op, dat geen sneeuw of regen van het dak
glijdt of druppelt.
Wanneer sneeuw zich op de aanzuigopening heeft afgezet en daar
vastvriest, kunnen storingen ontstaan.
Monteer in gebieden met veel sneeuw een beschermdak.
Stel in sneeuwrijke gebieden de buitenunit op een sokkel op, die
500 mm boven de gemiddelde jaarlijkse sneeuwhoogte ligt.
Verwijder de sneeuw, zodra de sneeuwhoogte op de buitenhoogte
meer dan 100 mm is, om optimaal bedrijf te waarborgen.
7 Koudemiddelleidingen
Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de koudemiddelleiding op de
buitenunit.
7.1 Aansluiting van de koudemiddelleidingen
7.1.1 Veiligheid
Gebruik in de buitenunit uitsluitend het koudemiddel R410A.
Alleen gekwalificeerde en gecertificeerde koudemiddeltechnici mo-
gen werkzaamheden aan de koudemiddelinstallatie uitvoeren.
Gebruik bij de installatiewerkzaamheden de speciaal voor het koude-
middel R410A bedoelde gereedschappen en leidingcomponenten.
Waarborg de dichtheid van de koudemiddelinstallatie. Ontsnappend
koudemiddel veroorzaakt bij contact met open vuur giftige gassen.
Koudemiddel niet in de atmosfeer laten ontsnappen.
Ontsnappend koudemiddel kan bij aanraken van de lekkageplaats be-
vriezing tot gevolg hebben.
Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de buitenunit
aanraken.
Voorkom huid- of oogcontact met het koudemiddel.
Schakel bij huid- of oogcontact met het koudemiddel een arts in.
7.1.2 Voorbereiden installatie
Gereedschappen voor de montage
Voor de omgang met koudemiddel R410A benodigde gereedschappen:
Manometerset
Vulslang
Gaslekdetectieapparaat
Steeksleutel
Flensstempel
Flensprofiel
Adapter voor de vacuümpomp
Elektronische koudemiddelweegschaal
Leidingen en leidingverbindingen
7.2 Montage van de koudemiddelleiding
Houd bij de montage van de koudemiddelleidingen de specificaties van
de leidinglengten en de stijgingen aan. Bereid de installatie voor wan-
neer alle voorwaarden bekend zijn. Begin daarna met de werkzaamhe-
den voor het installeren van de koudemiddelleiding op de buitenunit.
De leidinglengte zonder noodzakelijke extra vulling is 7,5 m. Tot deze
lengte is bijvullen met koudemiddel niet nodig.
Voorbeeld: wanneer de buitenunit met een enkelvoudige leidinglengte
van 50 m wordt opgesteld, moet 1700 g koudemiddel extra worden bij-
gevuld. Er geldt: (50 - 7,5) x 40 g = 1700 g
1. Fabricagelocatie (zie sticker van het model)
2. Bevestigingsplaats (zo mogelijk in de nabijheid van de onderhouds-
punten voor het vullen of aftappen van koudemiddel)
3. Totale vulhoeveelheid (1 + 2)
Wanneer de sokkel breder is dan de buitenunit, kan de
sneeuw ook daar ophopen.
De sokkelhoogte moet 2 maal de sneeuwhoogte zijn,
de breedte moet niet meer zijn dan de breedte van de
buitenunit.
De aanzuig- en uitblaasopening van de buitenunit niet
in de hoofdwindrichting plaatsen.
Korte leidingtrajecten buiten verminderen de warmte-
verliezen. Gebruik zo mogelijk voorgeïsoleerde koude-
middelleidingen. Buiten moeten de
koudemiddelleidingen tegen warmteverliezen worden
geïsoleerd! Deze isolatie moet UV-bestendig, weerbe-
stendig en bestand zijn tegen knaagdieren.
De installatie mag alleen worden uitgevoerd door een ge-
certificeerde koeltechnicus (F-gassen). De installateur
moet de geldende regels en voorschriften en instructies
in de installatie- en gebruikersinstructie aanhouden.
VOORZICHTIG: De buitenunit is voorgevuld met koude-
middel R410A, dat ontsnapt, wanneer de afsluiters te
vroeg worden geopend.
Open afsluiters niet, voordat de leidinginstallatie en
de vacuümafzuiging zijn afgerond.
Voorzichtigheid is geboden, omdat de koudemiddellei-
dingen gebogen moeten worden, zonder dat deze daar-
bij knikken. Een buigradius van 100 – 150 mm is
voldoende.
Gebruik koudemiddelolie met ester, ether of alcylbenzol
voor het insmeren van de flare-verbinding.
VOORZICHTIG: Materiële schade door verkeerde in-
stallatie!
Gebruik alleen gereedschappen, die speciaal zijn be-
doeld voor koudemiddel R410A.
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
ontsnappend koudemiddel!
Niet toegestane of verkeerd gedimensioneerde leidin-
gen kunnen knappen.
Gebruik uitsluitend koudemiddelleidingen met de
gespecificeerde wanddikte.
VOORZICHTIG: Storing!
Het nominaal vermogen van het product is gebaseerd op
de gespecificeerde standaardlengten. De maximaal toe-
gestane lengte is maatgevend voor het betrouwbaar be-
drijf van het product. Een verkeerde koudemiddelvulling
kan storingen veroorzaken.
Bij leidinglengten meer dan 7,5 m de koudemiddel-
hoeveelheid overeenkomstig tabel 6 verhogen.
Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen op de F-Gas-
sticker op de buitenunit invullen. (Afhankelijk van het
producttype en de markt gelden deze instructies voor de
F-Gas-sticker eventueel niet.)
Koudemiddelleidingen
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
16
Afb. 15
[1] Binnenunit
[2] Buitenunit
7.2.1 Voorbereiden van de leidingaansluitingen
De leidingaansluiting wordt in 5 stappen voorbereid. Omdat verkeerde
leidingverbindingen de meest voorkomende oorzaak zijn voor koude-
middellekkage, moeten de leidingverbindingen zorgvuldig worden uitge-
voerd volgens de volgende stappen.
1. Inkorten van de leidingen en kabels
Gebruik de koudemiddelleidingen, lokaal verkrijgbaar.
Meet de afstand tussen de binnen- en de buitenunit.
Kort de leidingen iets langer af dan de gemeten afstand.
Afb. 16 Inkorten van de leidingen en kabels
[1] Koperen leiding
[2] Schuin
[3] Gegolfd
[4] Oneffen
2. Ontbramen
Braam geheel van het snijvlak van de leiding verwijderen.
Uiteinde van de leiding naar beneden richten, om te voorkomen,
dat spanen in de leiding terecht komen.
Afb. 17 Ontbramen
[1] Naar onderen gericht
[2] Leiding
[3] Ruimer
3. Monteren van de flensmoer
Op de buitenunit bevestigde flensmoeren afschroeven.
Flensmoeren op de ontbraamde leiding plaatsen.
Na afsluiting van de installatiewerkzaamheden is het niet meer
mogelijk, de flensmoeren op de buizen te monteren.
Afb. 18 Monteren van de flensmoer
[1] Koperen leiding
[2] Flensmoer
4. Maken van de leidingverbindingen
Leidingverbindingen met behulp van het flensgereedschap voor
koudemiddel R-410A uitvoeren ( tab. 7).
Koperen leiding in een rail (of vorm) zoals afgebeeld vast inspan-
nen ( tab. 7).
Slagvolume
Leidingafmetingen (mm : inch)
(diameter : Ø )
Afstand enkele leidinglengte A (m) Stijging B (m) * extra koudemid-
del (g/m)
(enkele
leidinglengte)
Gas Vloeistof Standaard Maximaal Standaard Maximaal
ODU Split 2 15,88 (5/8")
1)
9,52 (3/8")
2)
7,5 30 0 30 40
ODU Split
4...8
15,88 (5/8") 9,52 (3/8") 7,5 50 0 30 40
ODU Split 11
15,88 (5/8") 9,52 (3/8") 7,5 50 0 30 40
ODU Split 13
ODU Split 15
Tabel 6 Voorgeschreven leidinglengten en stijgingen
1) Voor de aansluiting van leidingen met 9,52 mm (3/8") en 15,88 mm (5/8") op de kleinere aansluitingen van de buitenunit zijn adapters beschikbaar.
2) Voor de aansluiting van leidingen met 9,52 mm (3/8") en 15,88 mm (5/8") op de kleinere aansluitingen van de buitenunit zijn adapters beschikbaar.
Leidinginstallatie uitvoeren als een sifon, zodat regenwa-
ter niet in de elektrische installatie terecht kan komen.
Outdoor unit
Indoor unit
A
B
Outdoor unit
Indoor unit
A
B
A trap is not necessary
when the outdoor unit is
installed in a higher
position than the indoor
unit.
1
1
2
2
6 720 813 707-14.1I
4
1
2
34
90°
6 720 813 707-15.1I
1
2
3
6 720 813 707-16.1I
1
2
6 720 813 707-17.1I
Koudemiddelleidingen
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
17
Afb. 19
[1] Sjabloon
[2] Koperen leiding
[3] Sjabloon
[4] Greep
[5] Opzetstuk
[6] Conus
[7] Rode pijlmarkering
[8] Instelgreep
5. Aflezen
Flensverbindingen met de afbeeldingen vergelijken ( afb. 20).
Bij niet optimale uitvoering van de verbinding het geflensde deel
afzagen en de flens opnieuw maken.
Afb. 20
[1] Rondom vlak
[2] Binnenzijde glad zonder krassen
[3] Verkeerde flensverbindingen
[4] Rondom even lang
[5] Schuin
[6] Oppervlak beschadigd
[7] Gescheurd
[8] Dikte ongelijkmatig
7.2.2 Aansluiten van het leidingwerk op de buitenunit
(modellen: ODU Split 8, ODU Split 11t, ODU Split 13t, ODU
Split 15t)
Inclusief de instellingen op de printplaat worden de leidingen in 5 stap-
pen op de buitenunit aangesloten.
1. Bepalen van de leidinginstallatierichting
Leidingen kunnen in 4 richtingen worden aangesloten. Mogelijke
richtingen zie afbeelding (afb. 21 en 22).
Afb. 21
[1] Naar voren
[2] Opzij
[3] Naar achteren
Afb. 22
[1] Naar voren
[2] Opzij
[3] Naar achteren
2. Bepalen van de leidinginstallatierichting: naar onderen zie (
afb. 15)
3. Spanen
Leidingen centraal uitlijnen en flensmoeren handvast aandraaien.
Flensmoer met een momentsleutel aantrekken, tot deze klikt.
Voor draaimoment zie tabel (tab. 7).
Buitendiameter "A" ( afb. 19)
mm inch mm Nm lb*ft
6,35 1/4 1,1 ~ 1,3 18-24 13-18
9,52 3/8 1,5 ~ 1,7 34-41 25-30
12,7 1/2 1,6 ~ 1,8 54-64 40-47
15,88 5/8 1,6 ~ 1,8 65-80 48-59
19,05 3/4 1,9 ~ 2,1 98-118 72-87
Tabel 7 Maken van de leidingverbindingen
"A"
1
2
4
5
6
8
7
6 720 813 707-18.1I
3
4
1
2
3
5
6
7
8
6 720 813 707 19 1I
1 2
3
6 720 813 707-20.1I
1
2
3
6 720 813 707-21.1I
Koudemiddelleidingen
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
18
Afb. 23
[1] Doorgaand
[2] Draaimomentsleutel
[3] Buitenunit
[4] Leiding aan vloeistofzijde
[5] Leiding aan gaszijde
[6] Net-en CAN-BUS kabel
[7] Afvoerslang (indien nodig)
[8] Koudemiddelleidingen
[9] Kit of isolatiemateriaal (lokaal verkrijgbaar)
4. Afdichten
Leidingdoorvoeren met kit of isolatiemateriaal (lokaal verkrijg-
baar) afdichten. Sluit daarbij alle openingen (afb. 23).
Wanneer insecten of kleine dieren in de buitenunit terecht ko-
men, kunnen deze in de aansluitdoos een kortsluiting veroorza-
ken.
Tenslotte de koudemiddelleidingen op de binnenunit met isolatie-
materiaal omhullen en met 2 soorten vinyl-plakband bevestigen.
Een goede warmte-isolatie is van groot belang.
Afb. 24 Trek de moer met 2 sleutels aan
7.2.3 Aansluiten van het leidingwerk op de buitenunit
(model: ODU Split 2)
1. Leidingen centraal uitlijnen en flensmoeren handvast aandraaien.
2. Flensmoer met een momentsleutel aantrekken, tot deze klikt.
Waarborg bij het vastzetten van de flensmoeren met de moment-
sleutel, dat de aantrekrichting overeenkomt met de pijlrichting op
de sleutel.
Afb. 25
[1] Buitenunit
[2] Leiding aan gaszijde
[3] Leiding aan vloeistofzijde
[4] Draaimomentsleutel
7.3 Vullen van het cv-systeem
CV-systeem eerst uitspoelen. Wanneer een boiler op het systeem is aan-
gesloten, moet deze met water worden gevuld.
Vul daarna het cv-systeem.
1
6 720 813 707-06.1I
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING: Elektrocutiegevaar!
Open de zijwand van de buitenunit nooit tijdens be-
drijf en bedien de DIP-schakelaar niet.
Een volledige instructie voor het vullen van de cv-instal-
latie is opgenomen in de installatie-instructie van de bin-
nenunit.
6 720 644 816-71.1I
1
4
2
3
6 720 813 707-22.1I
Elektrische aansluiting
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
19
8 Elektrische aansluiting
Kabeldiameter en -type conform de zekering en het bekabelingstype
selecteren.
Sluit de buitenunit aan conform het schakelschema. Sluit in geen ge-
val andere verbruikers aan.
Installeer, wanneer de voedingsspanning van de buitenunit niet via
de binnenunit wordt verzorgd, een afzonderlijke veiligheidsschake-
laar, die deze compleet spanningsloos schakelt. Bij een gescheiden
voeding is voor elke voedingskabel een afzonderlijke veiligheids-
schakelaar nodig.
Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering respecteren.
GEVAAR: Elektrocutiegevaar!
De componenten van de buitenunit zijn elektrisch gelei-
dend. De condensator van de buitenunit moet na het los-
maken van de spanningsbron worden ontladen.
Schakel de hoofdschakelaar uit.
Wacht minimaal 5 minuten voordat met de elektro-
technische werkzaamheden wordt begonnen.
OPMERKING: Wanneer de spanning wordt ingescha-
keld, zonder dat de installatie met water is gevuld, is
schade aan de installatie mogelijk.
In dit geval kunnen de componenten van de cv-installatie
oververhit raken.
Boiler en cv-installatie voor het inschakelen vullen tot
de juiste druk.
De buitenunit moet veilig en conform de geldende voor-
schriften spanningsloos kunnen worden geschakeld.
Een afzonderlijke veiligheidsschakelaar voor het vol-
ledig uitschakelen van de buitenunit installeren, wan-
neer deze niet via de binnenunit wordt gevoed. Bij
een gescheiden voeding is per buitenunit een veilig-
heidsschakelaar nodig.
Elektrische aansluiting
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
20
8.1 CAN-BUS
Buiten- en binnenunit zijn via een CAN-BUS communicatiekabel, met el-
kaar verbonden.
Als CAN-BUS kabel is een LiYCY-kabel (TP) 2 x 2 x 0,75 of een gelijk-
waardige kabel geschikt. Wanneer andere kabels worden gebruikt, moe-
ten dit afgeschermde duplex-kabels zijn met een diameter van minimaal
0,75 mm
2
en geschikt voor buitengebruik. De afscherming moet aan
beide uiteinden worden geaard:
Op de behuizing van de binnenunit.
Op de aardklem van de buitenunit.
De maximale kabellengte is 30 m.
De printplaten worden via 3 aders aangesloten. De printplaten zijn voor-
zien van markeringen voor beide CAN-BUS-aansluitingen.
Afb. 26 CAN-BUS-verbinding
[1] Buitenunit
De afsluitschakelaar markeert het begin en het einde van het CAN-
BUS-circuit. De I/O-printplaat van de buitenunit moet worden afgeslo-
ten.
8.2 Elektrische bedrading
Houd de richtlijnen van de technische normeringsinstituten voor
elektrische apparatuur en bekabeling aan en de specificaties van het
energiebedrijf.
Communicatiekabels van de buitenunit op afstand van de netkabel
installeren, zodat geen elektrische storingen door de voeding kunnen
worden veroorzaakt. (niet in hetzelfde kanaal installeren)
Waarborg dat de buitenunit conform de voorschriften wordt geaard.
De kabel in de aansluitdozen van de buiten-en binnenunit wat langer
laten, omdat de aansluitdoos af en toe voor onderhoudswerkzaam-
heden moet worden weggenomen.
Voeding nooit op het klemmenblok van de CAN-BUS-kabel aanslui-
ten. In dat geval branden de elektrische componenten door.
CAN-BUS-kabels uitsluitend op de daarvoor bedoelde klemmen aanslui-
ten.
8.2.1 Technische kabelspecificaties
Technische gegevens van de netkabel
De op de buitenunit aangesloten netkabel moet voldoen aan IEC 60245
of HD 22.4 S4 (met rubber geïsoleerde kabels, type 60245 IEC 66 of
H07RN-F).
Afb. 27
[1] 1 fase (Ø)
[2] 3 fasen (Ø)
Aansluitbezetting van de netkabel en veiligheidsmaatregelen:
Bij de aansluiting op de aansluitklemmen moeten kabel een standaard
kabelmof hebben.
OPMERKING: Storingen door elektrische interferen-
ties!
Hoogspanningskabels (230/400 V) in de nabijheid van
een communicatiekabel kunnen storingen van de bin-
nenunit veroorzaken.
Installeer de afgeschermde CAN-BUS-kabel op af-
stand van de voedingskabels. Minimale afstand:
100 mm. Installatie samen met bus-kabels is wel toe-
gestaan.
OPMERKING: Schade aan de installatie door verwisse-
ling 12 V- en CAN-BUS-aansluiting.
De communicatiecircuits zijn niet voor 12 V-gelijkspan-
ning gedimensioneerd.
Controleer, of de aders van de CAN-BUS kabel cor-
rect op de klemmen van de printplaat zijn aangeslo-
ten.
CAN-BUS: niet op "Out 12V DC" (12 V-gelijkspannings-
uitgang) op de hoofdprintplaat aansluiten.
Maximale kabellengte 30 m
Minimale diameter Ø = 0,5 mm
2
1
6 720 813 707-44.1I
WAARSCHUWING: Elektrocutie of brand!
Een te laag netvermogen of slechte uitvoering van de
elektrotechnische installatie kan elektrocutie of brand
veroorzaken.
Waarborg, dat de elektrotechnische installatie alleen
door erkende elektrotechnici wordt uitgevoerd ge-
bruikmakend van speciale circuits en conform de
richtlijnen zoals aangegeven in dit installatiehand-
boek.
VOORZICHTIG: Elektrocutiegevaar!
Onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorza-
ken.
Buitenunit altijd aarden.
Aardleider niet op gas- of vloeistofleidingen, blik-
semafleiders of telefoonaarde aansluiten.
VOORZICHTIG: Schade aan de installatie!
Bij gebruik van de buitenunit met omgekeerde fasen is
schade aan de compressor en andere componenten mo-
gelijk. Een ontbrekende of defecte N-fase veroorzaakt
schade aan de installatie.
Buitenunit en binnenunit worden via een CAN-BUS-
kabel onderling verbonden. Afgeschermde CAN-
BUS-kabel gescheiden installeren van netkabels. Mi-
nimale afstand 100 mm. Een gemeenschappelijke
installatie met sensorkabels is wel toegestaan.
20mm
GN/YL
21
6 720 813 707-23.1I
20mm
GN/YL
Elektrische aansluiting
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
21
Bij aansluiting op de printkaart (alleen bij aarding van Split 2):
Knelkabelschoenen ( afb. 28) voor de aansluiting van de aarde op
de hoofdprintplaat gebruiken.
Afb. 28
[1] Knelkabelschoen
[2] Netkabel
Wanneer bij het aansluiten van de kabels op het aansluitblok geen ande-
re materialen worden gebruikt, ga dan verder als hierna beschreven.
Sluit geen kabels van verschillende dikte aan op het vermogensaan-
sluitblok. (Doorhangende netkabels kunnen abnormale warmte-ont-
wikkeling veroorzaken.)
Zie voor het aansluiten van even dikke kabels afbeelding ( afb.
29).
Afb. 29
Technische gegevens van de CAN-BUS kabel:
Afb. 30
8.2.2 Procedure bij het aansluiten van net- en CAN-BUS kabel
Maak de schroeven van de zijwand van de buitenunit los en demon-
teer de zijwand.
Netkabel op de hoofdvermogensaansluiting en CAN-BUS kabel op de
stuuraansluiting aansluiten.
Details zie de afbeelding hieronder. Uit veiligheidsoverwegingen
moet de diameter van de aardkabel minimaal 1,5 mm
2
zijn. Aardka-
bel op de aansluitklem met het aardsymbool aansluiten.
Om per ongeluk wegglijden van de net- of CAN-BUS kabel te voorko-
men, kabelhouder (of kabelklemmen) gebruiken.
Zijwand van de buitenunit met de bevestigingsschroeven weer vast-
schroeven.
Afb. 31
[1] Zijwand
[2] Besturingsaansluiting (aansluitklem voor CAN-BUS kabel)
[3] Hoofdvermogensaansluiting (aansluitklem voor netkabel)
[4] Kabelhouder (of kabelklem)
[5] Kabelhouder (of kabelklem)
[6] Waarborg bij het aansluiten van de netkabel, dat de rubberen hul-
zen in de voorgestansde openingen zitten nadat het isolatiemate-
riaal is verwijderd.
[7] Isolatiemateriaal
Afb. 32
[1] Retour cv-toestel
[2] Aanvoer cv-toestel
De verbindingskabel tussen binnen- en buitenunit moet
voldoen aan IEC 60335-1.
1
2
6 720 813 707-24.1I
6 720 813 707-25.1I
20mm
GN/YL
6 720 813 707-26.1I
1
6 720 813 707-27.1I
2
3
4
5
6
7
1 2
6 720 813 707-28.1I
2

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Nefit ODU Split 13t bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Nefit ODU Split 13t in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 7,07 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info