43
Oven in- en uitschakelen
Voordat u de oven inschakelt, bepaalt u
welk verwarmingssysteem u wilt
gebruiken.
Inschakelen:
1. Druk op de hoofdschakelaar .
De temperatuurindicatie toont
{{{
.
2. Druk op de functietoets (zie afb. met
voorbeeld hete lucht 160 °C).
❑ Door de functietoetsen meermaals in
te drukken kunt u de ovenfuncties
veranderen.
❑ Zolang de temperatuurindicatie
knippert, kunt u met de toetsen
– of
+ de gewenste temperatuur hoger of
lager maken in stappen van 5 °C.
❑ De automatische inschakeling
gebeurt na 3 seconden.
❑ De gistdeeg-rijsstand
S is een vast
ingestelde temperatuur die niet kan
worden gewijzigd. Op het display
wordt –
{
– weergegeven.
❑ EasyClean
®
-reinigingssysteem is
een vast ingestelde temperatuur die
niet kan worden gewijzigd. Op het
display wordt
*
weergegeven.
❑ Instellen van de ontdooistand, zie
"Ontdooien en bereiden".
Veranderen van het
verwarmingssysteem:
1. Druk kort op de toets van de
ingeschakelde functie.
❑ De temperatuurindicatie knippert.
2. Selecteer de nieuwe functie.
Veranderen van de oventemperatuur:
1. Druk kort op de toets van de ingestelde
functie.
❑ De temperatuurindicatie knippert.
2. Verander de ingestelde oventemperatuur
met de toets
– of +.
2.
1.
Voorbeeld: hete lucht
Temperatuurindicatie
Verwarmingscontrole
Hoofdschakelaar
Verwarmingscontrole:
❑ De verwarmingscontrole toont hoever de
oven is opgewarmd.
❑ Zodra de ingestelde temperatuur is
bereikt, klinkt er een signaal en
verandert de bovenste indicatie van
rood in groen.
❑ Alleen bij de eerste opwarming klinkt er
een geluidssignaal wanneer de indicatie
verandert van rood in groen.