Plaatsen en aansluiten nl
41
Aansluiten op de watertoevoer
1. Aansluiting volgens het
montagevoorschrift. De toevoerslang
met behulp van de meegeleverde
onderdelen op de kraan aansluiten.
Let erop dat de toevoerslang niet
geknikt, platgedrukt
of ineengestrengeld is.
2. Bij vervanging van het apparaat
moet altijd een nieuwe
watertoevoerslang in gebruik worden
genomen.
Waterdruk:
minimaal 0,05 MPa (0,5 bar), maximaal
1MPa (10bar). Bijhogere waterdruk:
een drukreduceerventiel ervoor
installeren.
Hoeveelheid binnenstromend water:
minimaal 10 liter per minuut.
Temperatuur van het water:
Koud water, bij warm water max.
temperatuur 60 °C.
Warmwateraansluiting *
Warmwateraansluit ing
* Afhankelijk van het model
De afwasautomaat kan op koud of warm
water tot max. 60 °C worden
aangesloten.
De aansluiting op warm water wordt
aanbevolen als dit uit een energetisch
gunstige warmwaterbereiding en een
geschikte installatie ter beschikking
staat, bijv. een zonneënergie-installatie
met circulatieleiding.
Hiermee bespaart energie en tijd.
Met de instelling Warmwater ‘:‹‚ kunt
u uw apparaat optimaal op het gebruik
met warm water afstemmen.
Wij adviseren hierbij een
watertemperatuur (temperatuur van het
instromende water) van minimaal 40 °C
en maximaal 60 °C.
De aansluiting op warm water wordt niet
aanbevolen als het water uit een
elektrische boiler ter beschikking wordt
gesteld.
Instelling Warmwater:
1. Deur openen.
2. AAN/UIT-schakelaar (
inschakelen.
3. Programmatoets # ingedrukt
houden en de START-toets )" net
zolang indrukken tot
de cijferindicatie •:‹... brandt.
4. Beide toetsen loslaten.
De indicatie van toets # knippert
en op de cijferindicatie 8 brandt
de door de fabriek ingestelde
waarde •:‹….
5. Programmatoets # net zo vaak
indrukken tot
op de cijferindicatie 8
de in de fabriek ingestelde
waarde ‘:‹‹ verschijnt.
Om de instelling te wijzigen:
1. Door indrukken van de toets 3
kunt u de instelling Warmwater uit-
‘:‹‹ of inschakelen ‘:‹‚.
2. START-toets )" indrukken.
De instelwaarde is opgeslagen.
3. Deur sluiten.
Elektrische aansluiting
Het apparaat uitsluitend via
een volgens de voorschriften
aangebracht, randgeaard
stopcontact op 220 V tot 240 V
en 50 Hz of 60 Hz aansluiten. Zie het
typeplaatje 9: voor de vereiste
zekering.