– 130 –
Indien de airconditioner gedurende een lange periode in een ruimte
met een hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, kan er vocht
condenseren op de luchtuitlaatroosters en hier vanaf druppelen.
Er condenseert vocht op de luchtuitlaatroosters.
Goed onthouden
Het apparaat start niet onmiddellijk terug op nadat u het
hebt gestopt.
(Indicator RUN brandt)
Er wordt geen lucht geblazen wanneer het apparaat net is
gestart in de werkingsmodus HEATING.
De indicator RUN knippert langzaam
(1,5 sec. ON, 0,5 sec. OFF)
De luchtstroom is gestopt totdat de warmtewisselaar is opgewarmd (2
tot 5 min.) om te voorkomen dat koude lucht wordt uitgeblazen (HOT
KEEP programma)
In de werkingsmodus HEATING wordt de eerst 5 tot 10
minuten geen lucht geblazen, of is de lucht die geblazen
wordt niet warm.
De indicator RUN knippert langzaam
(1,5 sec. ON, 0,5 sec. OFF)
Wanneer de buitentemperatuur laag is en de vochtigheid hoog, scha-
kelt de airconditioner soms automatisch over op ontdooien. U moet
dan even geduld hebben. Tijdens het ontdooien kan er water of stoom
uit het buitenapparaat komen.
Er wordt geen lucht geblazen wanneer het apparaat net is
gestart in de werkingsmodus DRY.
(De indicator RUN brandt)
De ventilator kan stoppen om te voorkomen dat uit de lucht onttrokken
vocht opnieuw verdampt en om energie te sparen.
Tijdens de werkingsmodus COOL kan er stoom ontsnap-
pen.
Dit kan gebeuren wanneer de kamertemperatuur en -vochtigheid erg hoog
zijn. Zodra de temperatuur en vochtigheid afnemen, zal dit verdwijnen.
U ruikt iets.
De lucht die uit het apparaat geblazen wordt, ruikt vreemd. Dit wordt
veroorzaakt door tabak of cosmetica die in het apparaat zijn terecht
gekomen.
U hoort een zacht gorgelend geluid.
Dit wordt veroorzaakt door het stromen van de koelvloeistof in het
apparaat.
U hoort een zacht krakend geluid.
Dit wordt veroorzaakt door warmte-expansie of door contractie.
U hoort een sissend of klikkend geluid.
Dit wordt veroorzaakt door de werking van de koelmiddelregel-
kleppen of de elektrische onderdelen.
Signalen van de afstandsbediening worden mogelijk niet ontvangen
indien de ontvanger van de airconditioner is blootgesteld aan direct
zonlicht of ander helder licht.
Indien dit het geval is, schermt u het zonlicht af of vermindert u het
andere licht.
Als de automatische herstelfunctie niet is ingesteld, zal het apparaat
niet automatisch terug inschakelen. Gebruik de afstandsbediening om
het apparaat opnieuw in te schakelen.
Er worden geen signalen van de afstandsbediening ontvan-
gen.
Het buitenapparaat maakt een fluitend geluid.
Na een stroomonderbreking wordt het apparaat niet
opnieuw ingeschakeld, zelfs wanneer de stroomtoevoer is
hersteld.
Het geluid betekent dat de draaisnelheid van de compressor toeneemt
of afneemt.
Het opnieuw inschakelen van het apparaat lukt niet tot 3 minuten na
het uitschakelen, dit is om het apparaat te beschermen.
De microcomputer zal het apparaat zelf opnieuw inschakelen wanneer
de drie minuten verstreken zijn.
Binnenventilator: De ventilator zal na 2 uur nog niet stoppen als er is
ingesteld op de CLEAN reinigingsfunctie.
Buitenventilator: De ventilator zal na ongeveer 1 minuut pas stoppen,
om het apparaat te beschermen.
De ventilator stopt niet onmiddellijk nadat de werking van
het apparaat is gestopt.
Het RUN lampje brandt tijdens de CLEAN reinigingsfunctie.
Het RUN lampje dooft wanneer de CLEAN reinigingsfunctie is afgelopen.
Het RUN lampje blijft branden, ook al is de werking gestopt.