74
FLITSSTANDEN
De flitsstand kan worden ingesteld in sectie 2 van het opname-
menu (blz. 70). De ingebouwde flitser moet met de hand
worden uitgeklapt om in actie te kunnen komen; wilt u niet
flitsen, klap de flitser dan naar binnen. De automatische
witbalans geeft prioriteit aan de kleurtemperatuur van de flitser.
Wordt een ander type witbalans gebruikt, dan ligt de prioriteit
bij de kleurtemperatuur van de actieve instelling.
Opnamemenu
75
Invulflits - te gebruiken als hoofdlichtbron of als
aanvullende lichtbron. Bij weinig licht zal de flitser
als hoofdlichtbron optreden en duidelijk meer tot de
opname bijdrage dan het omgevingslicht. Bij sterk
zonlicht of tegenlicht werkt de flitser als aanvullende
lichtbron, om schaduwen op te helderen.
Rode-ogen-reductie - wordt gebruikt voor flitsopnamen van mensen of dieren in een
slecht verlichte omgeving. Het rode-ogen-effect wordt veroorzaakt door licht dat in het
oog wordt gereflecteerd. De camera zal voorafgaand aan de flitsopname een aantal
voorflitsen geven, waardoor de pupillen zich zullen verkleinen.
Eindsynchronisatie - gebruikt om bij lange sluiter-
tijden lichtsporen achter in plaats van voor het
onderwerp te krijgen. Het effect is niet herkenbaar
als de sluitertijd zo kort is dat de beweging wordt
gestopt.
Na het indrukken van de ontspanknop wordt een
voorflits ontstoken. Deze voorflits draagt niet bij tot
de opname, maar is bedoeld voor de
belichtingsmeting. De flitser wordt ontstoken kort
voordat de sluiter dicht gaat.
Draadloos flitsen - de camera stuurt een of meer los van de camera geplaatste flitsers,
zonder dat er een flitskabel nodig is. Zie blz. 76.
Invulflits
Eind-
synchronisatie
DIRECTE WEERGAVE (INSTANT PLAYBACK)
Tijdens de periode van directe weergave zijn de diverse weergave-
functies beschikbaar. De weergegeven beelden kunnen met de
wistoets worden gewist (blz. 36). Een beeld kan worden vergroot
met de vergrotingstoets (blz. 38). De informatieweergave kan
worden uitgeschakeld met de weergavetoets, en het histogram kan
worden weergegeven met de op-toets van de stuureenheid (blz.
35). Bij het gebruik van continu-transport of continutransport-
bracketing gebruikt u de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
of draait u aan het instelwiel om de beelden in de serie weer te
geven; de weergavestand is actief, alle beelden op de
geheugenkaart kunnen worden weergegeven en het
weergavemenu kan worden geopend.
Na te zijn opgenomen wordt het beeld op de monitor twee, vijf of
tien seconden vertoond voordat het wordt opgeslagen. Het laatste
beeld van een continu-serie of een continu-bracketingserie wordt
weergegeven. Directe weergave en de duur van het afspelen
worden ingesteld met de optie Instant Playback in sectie 1 van het
opnamemenu (blz. 70).
Deze functie vermindert het effect van ruis (dark noise) als gevolg
van belichtingstijden van 1 s of langer. De beeldbewerking wordt
toegepast nadat het beeld is opgenomen. De monitor blijft blanco
tijdens de bewerking, maximaal 30 seconden lang. Dit kan worden
uitgeschakeld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 70). De
ruisonderdrukking gebruikt de methode van dark frame
substraction. Ruisonderdrukking wordt niet toegepast op een serie
continu-opnamen.
RUISONDERDRUKKING
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Inst.Playback 2 sec.
Noise reductn On
Vergrotingstoets
Wistoets
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Inst.Playback 2 sec.
Noise reductn On
Informatietoets
Druk de ontspanknop half in of druk op de weergavetoets om terug te keren naar de opnamestand.