Camera-info
16 17Voorbereiding
Geheugenkaart verwisselen
Om de camera te gebruiken moet er een SD geheugenkaart of MultiMediaCard in zijn geplaatst. Zit
er geen kaart in de camera, dan verschijnt de waarschuwing No card op de monitor. Meer informa-
tie over geheugenkaarten op blz 126.
Wilt u een geheugenkaart uitnemen, zet dan altijd de camera uit en let op dat
het toegangslampje niet rood oplicht, anders kan er schade of dataverlies ont-
staan.
1. Open het deurtje van de kaartsleuf onderop de camera.
2. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf en laat hem los; de kaart moet nu in sleuf zijn
vastgeklikt. Plaats de kaart met de voorzijde naar de achterzijde van de camera. Duw de kaart
altijd rechtstandig naar binnen. Plaats een kaart nooit met extra kracht. Lijkt hij niet te passen,
controleer dan de plaatsing.
3. Wilt u een kaart verwijderen, druk hem dan in en laat hem los. Nu kunt u de kaart uitnemen. Denk
eraan dat de kaart door het gebruik heet kan zijn.
4. Sluit het deurtje van de kaartruimte.
Een kaart die in een andere camera werd gebruikt moet voor gebruik in deze camera mogelijk
opnieuw worden geformatteerd. Verschijnt er een boodschap dat het niet mogelijk is de kaart te
gebruiken (“unable to use”) formateer dan de kaart in de camera. U kunt een geheugenkaart format-
teren via sectie 1 van het weergavemenu (blz. 76). Wordt een kaart geformatteerd, dan wordt alle
informatie die erop staat gewist. Verschijnt de “Card error” melding, druk dan op de centrale toets
van de stuureenheid om het venster te sluiten; kijk op de Konica Minolta website voor de meest
recente compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika: http://kmpi.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
Camera en displays inschakelen
Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten. Met opnieuw indruk-
ken zet u de camera uit.
Wanneer de camera aan staat verschijnt de Anti-Shake-aandui-
ding op de lcd-monitor.
Met de keuzeschakelaar naast de hoofdschakelaar wisselt u van opname- naar
weergavestand, en ook tussen zoeker- en monitorweergave.
Opnamestand (Monitorweergave) - de camera kan opnamen maken,
het opnamebeeld wordt rechtstreeks op de monitor bekeken.
Opnamestand (Zoekerweergave) - de camera kan opnamen maken,
het opnamebeeld wordt via de zoeker bekeken. De zoeker heeft een
dioptrie-instelling. Kijk door de zoeker en draai aan de dioptrieknop
totdat het zoekerbeeld scherp is.
2 3
1
4
2
1
Weergavestand (Monitorweergave) - beelden kunnen worden afge-
speeld en bewerkt. Het beeld wordt rechtstreeks op de monitor beke-
ken.
Wilt u het beeld bij weergave in de zoeker bekijken, houd dan
de flitstoets (1) ingedrukt en druk vervolgens de informatie-
toets (i
+
) in en houd hem ingedrukt (2) totdat de monitor over-
gaat naar de zoekerstand.