Standaard opnamehandelingen
Druk de ontspanknop half in (1) om scherpstelling en belichting te ver-
grendelen.
• De scherpstelsignalen (blz. 25) op de monitor en het lampje naast de
zoeker bevestigen dat er is scherpgesteld. Is het scherpstelsignaal
op de monitor rood of is het lampje
naast de zoeker groen terwijl het snel
knippert, dan kon de camera niet goed
op het onderwerp scherpstellen. Herhaal
de vorige handelingen totdat het
scherpstelsignaal wit is en het lampje
continu brandt.
Druk de ontspanknop geheel in (2) om de opname te maken.
• Na het ontspannen van de sluiter wordt het lampje naast de zoeker
oranje en gaat het knipperen, om aan te geven dat de
beeldinformatie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven.
Verwijder een geheugenkaart nooit als er beeldinformatie wordt
weggeschreven.
• Na de registratie van het beeld kunt u een preview van het beeld
bekijken door de ontspanknop ingedrukt te houden. Deze functie
werkt niet als de monitor uit staat. Het is ook mogelijk de directe
weergave te gebruiken (blz.42).
Zet de camera aan en schuif de keuzeschakelaar in de opnamestand.
1
2
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader op de LCD-moni-
tor of houd het in het midden van de zoeker.
• Voor onderwerpen buiten het beeldcentrum kunt u de
scherpstelvergrendeling (blz. 24) gebruiken.
• Is het onderwerp dichterbij dan 1 m in de groothoekstand of 3 m
in de telestand, gebruik dan de LCD-monitor om de beelduitsnede
te bepalen.
• U kunt ook gebruik maken van het spot-scherpstelveld; druk de
enter-toets ongeveer 1 seconde in om het te activeren (blz. 50).
23