40
OPNAME - GEAVANCEERDE HANDELINGEN
Transportstanden (Drive modes)
Met de transportstand regelt u de snelheid en methode waarmee
foto’s worden opgenomen. De transportstand kan worden ingesteld in
de menu’s Auto, Onderwerpsselectie en Handmatige opnamerege-
ling. Op blz. 36 leest u over het werken met menu’s.
Enkelbeeld - elke keer dat er op de ontspanknop wordt gedrukt maakt de camera een foto.
Continu- door de ontspanknop ingedrukt te houden wordt een opnameserie van drie foto-
’s gemaakt.
Belichtingsbracketing - voor een belichtingstrapje van drie opnamen. Alleen beschikbaar
in de stand voor Handmatige opnameregeling.
Scherpstelbracketing - voor een reeks scherpstelvariaties van drie opnamen. Alleen
beschikbaar in de stand voor Handmatige opnameregeling.
Op de monitor verschijnt de actieve transportstand, tenzij Enkelbeeld
wordt gebruikt.
De maximale opnamesnelheid bij continu transport is afhankelijk van
de instelling voor beeldgrootte en -kwaliteit, en ook van het gebruik
van andere functies. Bij 5 Megapixels en de stand Normal is de maxi-
male opnamesnelheid 0,7 beelden per seconden (bps).
De bracketing transportstanden zijn alleen beschikbaar in de stand
voor handmatige opnameregeling. Op blz. 34 leest u hoe u de opna-
mestand verandert. Houd bij gebruik van een bracketing-stand de
ontspanknop geheel ingedrukt totdat alledrie de opnamen zijn
gemaakt. Bij belichtingsbracketing wordt een reeks van drie opnamen
gemaakt met de normale belichting, -0,5 LW onderbelichting, +0,5 LW
overbelichting. Bij scherpstelbracketing maakt de camera een reeks
met: normale afstand, scherpstelling daarvoor, en scherpstelling daar-
achter.
Aanduiding transportstand