87
Eindsynchronisatie wordt gebruikt wanneer bij lange sluitertij-
den opnamen van bewegende onderwerpen worden gemaakt.
Normaal wordt de flits aan het begin van de belichting ontsto-
ken, maar maakt u bijvoorbeeld een opname van een in de
nacht voorbijrijdende auto, dan komen de lichtstrepen die de
lampen veroorzaken vóór de auto te liggen en lijkt de auto
achteruit te rijden. Met eindsynchronisatie wordt de flits aan
het eind van de opname ontstoken. De werking is niet merk-
baar wanneer de sluitertijd kort is. Wanneer de sluiter wordt
ontspannen wordt er een voorflits (preflash) ontstoken. Deze
voorflits draagt niet bij tot de opname, maar wordt als testflits
gebruikt om de flitsinstellingen te berekenen.
EINDSYNCHRONISATIE
De combinatie van flits met een door de camera-automatiek berekende lange sluitertijd is
mogelijk in de P- en de A-stand (blz. 48). Sluitertijd en diafragma worden zo geregeld dat de
achtergrond goed doortekend is en de flits het onderwerp precies genoeg licht geeft. Wanneer
u 's avonds een onderwerp buiten fotografeert wordt de belichting voor de achtergrond zo be-
paald dat zowel onderwerp als achtergrond er goed uitziet. Omdat sluitertijden langer kunnen
zijn dan gebruikelijk is het gebruik van een statief aan te bevelen.
1. Zet de camera in de P- of de A-stand (blz. 50).
2. Bepaal de beeldcompositie via de zoeker/monitor.
3. Houd de AEL-toets ingedrukt om de belichting te vergrendelen.
4. Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling op het onderwerp te
vergrendelen. Bepaald de gewenste compositie.
6. Druk de ontspanknop geheel in om de opname te maken.
De werking van de AEL-knop kan worden veranderd in sectie 1 van het opnamemenu.
Camera-info
De Close-up Diffuser CD-1000 is bestemd voor gebruik in combinatie met de ingebouwde flitser
van de camera en geeft bij dichtbij-opnamen een zachte, meer gespreide verlichting.
Vraag uw handelaar om meer informatie.
Systeemaccessoires