122
flits legt de camera de het vermogen vast waarmee
de dan volgende flitsbelichting plaats moet vinden.
Op het eigenlijke hoofdonderwerp kan dan met het
AF-sensormeetveld van de camera worden scherp-
gesteld. Nadat u op de ontspanknop van de camera
hebt gedrukt wordt de opname met de eerder
bepaalde hoeveelheid flitslicht gemaakt!
In het groene, volautomatische programma en in de
vari-, c.q. onderwerpsprogramma's wordt het
geheugen voor de flitsbelichting niet ondersteund!
Zie voor nadere aanwijzingen betreffende het
instellen en het hanteren de gebruiksaanwijzing
van uw camera!
13 Flitssynchronisatie
13.1 Automatische sturing naar de flitssyn-
chronisatietijd
Afhankelijk van de camera en de daarop ingestelde
camerafunctie wordt, zodra de flitser opgeladen is
de belichtingstijd omgeschakeld naar de flitssyn-
chronisatietijd (zie de gebruiksaanwijzing van de
camera).
Kortere tijden dan de flitssynchronisatietijd kunnen
niet worden ingesteld, c.q. worden naar de flitssyn-
chronisatietijd omgeschakeld.
Sommige camera’s hebben een synchronisatiebe-
reik van bijv. 1/60 s. tot 1/250 s. (zie de gebruik-
saanwijzing van de camera).
Welke synchronisatietijd de camera dan instelt
hangt af van de er op ingestelde functie, van de hel-
derheid van de omgeving en van de brandpuntsaf-
stand van het gebruikte objectief.
Langere belichtingstijden dan de flitssynchronisa-
tietijd kunnen, afhankelijk van de camerafunctie en
gekozen flitssynchronisatie wel worden gebruikt.
Bij camera’s met een centraalsluiter is er geen flits-
synchronisatietijd en bij de synchronisatie op korte
belichtingstijden (zie 7.5) wordt niet automatisch
naar de flitssynchronisatietijd omgeschakeld.
In die gevallen kan met alle belichtingstijden wor-
den geflitst.
x