66
ń
• Met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ het item ‘ZoomExt’ kiezen. Het geselecteer-
de item wordt daarbij tegen een donker balkje getoond.
• Druk op de topets ‘Set” om de keuze van deze extra functie te bevestigen.
• Met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ de gewenste instelling uitvoeren. De instel-
ling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk zo vaak op de toets ‘Return’ , dat het display naar de normale weer-
gave terug schakelt. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, schakelt het
display na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Na het activeren van de extended-zoomfunctie wordt in het display, behalve de
brandpuntsafstand, ook ‘EZoom’ aangegeven.
Het systeem bepaalt, dat de extended-zoomfunctie alleen voor brand-
puntsafstanden vanaf 28 mm en langer (kleinbeeld 24 x 36) kan worden
uitgevoerd.
7.5 Aanpassing aan het formaat van de opnamechip (Zoom-size)
Bij sommige digitale camera's kan de verlichtingshoek van de hoofdreflector
worden aangepast aan het formaat van de opnamechip (afmetingen van het
opname-element)
•
Bij de aanduiding ‘Size ON’ is de aanpassing aan het chipformaat geactiveerd.
De aanduiding van de zoomstand van de reflector vindt plaats in het
FourThirds - formaat.
• Bij de aanduiding ‘Size OFF’ is de aanpassing aan het chipformaat gedeacti-
veerd.
Bij kleinbeeld vindt de aanduiding van de zoomstand van de reflector plaats in
het kleinbeeldformaat (24 x 36 mm).
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘SEL’, dat in het display ‘Select’ wordt aangegeven.
• Kies met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ het item ‘ZoomSize’. Het geselecteerde
staat tegen een donker balkje.
☞
• Druk op de toets ‘Set’ waarmee u de keuze bevestigt
• Stel met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ de gewenste waarde in. De instelling
treedt onmiddellijk in werking.
• Druk zo vaak op de toets ‘Return’ , dat het display schakelt naar de nor-
male weergave terug schakelt. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, scha-
kelt het display na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Na het activeren van de aanpassing aan het chipformaat wordt in het display,
behalve de brandpuntsafstand, “SZoom’ aangegeven.
Zie voor verdere details de gebruiksaanwijzing van uw camera.
7.6 Draadloze bediening van de flitser (Remote)
• Bij de aanduiding ‘Remote OFF’ is de draadloze remote-functie gedeactiveerd.
• Bij de aanduiding ‘Remote slave’ werkt de flitser, losgekoppeld van de camera,
als slaafflitser. Zie ook hoofdstuk 18.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘SEL’, dat in het display ‘Select’ wordt aangegeven.
• Kies met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ het item ‘Remote’ uit. Het gekozen
item wordt tegen een donker balkje getoond.
• Druk op de toets ‘Set’ om uw keuze te bevestigen.
• Stel met de toetsen UP ̆ en DOWN ̄ de gewenste instelling in. De instelling
treedt onmiddellijk in werking.
• Druk zo vaak op de toets ‘Return’ , dat het display weer naar de normale
weergave terugschakelt. Als u niet op de toets ‘Return’ drukt, schakelt het
display na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
☞