6. Flitssynchronisatie
78
Afb. 4: Flitssynchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter
6.3 Synchronisatie bij het dichtgaan van de
sluiter (REAR)
Sommige camera’s bieden de mogelijkheid tot
synchronisatie op het moment vlak voordat de sluiter
dichtgaat.
Normaal wordt de flitser aan het begin van de
belichting ontstoken, d.w.z. kort nadat de sluiter het
gehele beeldvenster heeft vrijgegeven. Bij langere
belichtingstijden en bewegende onderwerpen leidt
dat tot een onnatuurlijke weergave van lichtsporen.
Als de functie synchronisatie bij dichtgaan van de
sluiter door de camera wordt ondersteund en
geactiveerd is, wordt de flits pas aan het einde van
de tijd dat de sluiter open is, ontstoken. Daardoor
wordt bereikt, dat van bewegende onderwerpen de
lichtsporen niet op het onderwerp vooruitlopen, maar
er achteraan komen.
ń