817140
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/477
Pagina verder
Disclaimer
De volgende online-versie van de handleiding
beschrijft alle modellen, standaarduitrustingen en
opties van uw auto. Landspecifieke afwijkingen in
de taalvarianten zijn mogelijk. Neem in acht dat
uw auto mogelijk niet met alle beschreven func-
ties is uitgerust. Dit betreft ook veiligheidsrele-
vante systemen en functies.
Neem alstublieft contact op met uw geautori-
seerde Mercedes-Benz-dealer om een gedrukte
handleiding voor andere modellen en modeljaren
te ontvangen. De online-handleiding is altijd de
meest actuele versie. Er kon geen rekening wor-
den gehouden met alle afwijkingen met het daad-
werkelijke voertuig, omdat Mercedes-Benz haar
voertuigen continu aanpast aan de nieuwste stand
der techniek en de vorm en uitvoering wijzigt.
Ook de gedrukte handleiding, aanvullende docu-
menten en de digitale handleiding lezen.
Auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Alle teksten,foto‘s en
afbeeldingen vallen onder het auteursrecht en
andere wetten ter bescherming van intellectueel
eigendom. Deze mogen niet voor handelsdoelein-
den of voor verspreiding worden gekopieerd, noch
veranderd en op andere websites worden
gebruikt.
DigitDigitaal in de autoaal in de auto Map meMap met vt voeroertuigdocumenttuigdocumentatie inatie in
de autode auto DigitDigitaal op heaal op het intt interernetnet DigitDigitaal als appaal als app
De inhoud van de handleiding
direct in het multimediasysteem
van de auto (menupunt "Voertuig-
info") bekijken. Start met het snel-
menu of verdiep uw kennis met
nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over
de bediening, de serviceverlenin-
gen en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage. De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
É2935847603Z1075ËÍ
2935847603Z107
Apple®iOS AndroidTM
Bestelnummer P293 0212 07 Onderdeelnummer 293 584 76 03 Z107
Uitgave ÄJ2022-1a
EQC
Handleiding
Mercedes-Benz
Mercedes-Benz EQC
ImImprpressumessum
IntInterernetnet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://www.daimler.com
RRedactieedactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
©Mercedes‑Benz AG:Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
AAututofofabrabrikikantant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
WWaaraarscschuwing passagierhuwing passagiersairbagsairbag
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
Redactiesluiting 16.08.21
WWelkelkom in de wom in de werereld veld van Meran Mercedes-Benzcedes-Benz
Voor de eerste rit dient u zich aan de hand van
deze handleiding vertrouwd te maken met de
auto. Voor uw eigen veiligheid en voor een langere
bedrijfsduur van de auto adviseren wij u de vol-
gende aanwijzingen en waarschuwingsaanwijzin-
gen in deze handleiding op te volgen. Onoplet-
tendheid kantot schade aan de auto en tot per-
soonlijk letsel leiden.
De uitvoering of de productbenaming van de auto
kanverschillen en is afhankelijk van de volgende
factoren:
RModel
ROpdracht
RExportuitvoering
RBeschikbaarheid
Daarom kunnen de beschrijvingen en de afbeel-
dingen in sommige gevallen afwijken van uw auto.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen een
auto met linkse besturing. De inbouwplaats van
onderdelen en van bedieningselementen wijken
bij een auto met rechtse besturing overeenkom-
stig af.
Mercedes-Benz ontwikkelt zijn auto's steeds ver-
der.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het recht
voor de volgende punten te wijzigen:
RVorm
RUitvoering
RTechniek
De volgende documentatie is onderdeel van de
auto:
RDigitale handleiding
RGedrukte handleiding
ROnderhoudsboekje
RUitrustingsafhankelijke aanvullende handleidin-
gen
RAanvullende documenten
Deze documentatie moet altijd in de auto aanwe-
zig zijn. Bij de verkoop of het uitlenen van de auto
moet alle documentatie in de auto aanwezig zijn
of worden overhandigd; dit controleren.
2935847603Z107
2935847603Z107
SymbolenSymbolen ........................................................ 55
In één oogopslagIn één oogopslag .............................................66
Cockpit ........................................................... 6
Waarschuwings- en controlelampjes ................ 8
Bedieningspaneel dakconsole ........................ 10
Portierbedieningseenheid en stoelinstel-
lingen ............................................................ 12
In gevalvan nood en pech ............................. 14
DigitDigitale handleidingale handleiding ....................................... 1616
Digitale handleiding oproepen ....................... 16
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingenen ................................. 1818
Milieubescherming ........................................ 18
Terugname van de oude auto ......................... 18
Mercedes-Benz Originele Onderdelen ............ 19
Handleiding ...................................................20
Mercedes me app .........................................20
Bedrijfsveiligheid ...........................................21
Conformiteitsverklaringen en nationale
aanwijzingen ................................................. 23
Diagnose-interface ........................................32
Gekwaliceerde werkplaats ........................... 33
Registratie van de auto .................................. 33
Correct gebruik van de auto .......................... 34
Informatie over de REACH-verordening .......... 34
Informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen ........................ 34
Aansprakelijkheid voor gebreken ................... 35
QR-codes voor reddingskaart ........................ 35
Gegevensopslag ............................................ 35
Auteursrecht .................................................39
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden ............................. 4040
Veiligheidssysteem ........................................ 40
Veiligheidsgordels ......................................... 42
Airbags ......................................................... 47
PRE-SAFE®systeem ...................................... 54
Kinderen veilig in de auto vervoeren .............. 55
Aanwijzingen met betrekking tot huisdie-
ren in de auto ................................................ 77
Openen en sluitOpenen en sluitenen .........................................7878
Sleutel .......................................................... 78
Portieren .......................................................82
Bagageruimte ................................................ 86
Zijruiten ........................................................ 92
Schuifdak ...................................................... 95
Rolzonneschermen ........................................ 98
Diefstalbeveiliging ......................................... 99
SSttoelen en opbergoelen en opbergenen ................................... 102102
Aanwijzingen voor een correcte stand van
de bestuurdersstoel .................................... 102
Stoelen ....................................................... 103
Stuurwiel .................................................... 111
In- en uitstaphulp ........................................ 113
Geheugenfunctie ......................................... 114
Opbergmogelijkheden ................................. 116
Contactdozen ............................................. 129
Draadloos opladen van de mobiele tele-
foon en koppeling met de buitenantenne .....131
Vloermat verwijderen en aanbrengen ........... 133
LicLicht en zicht en zichtht .............................................. 134134
Exterieurverlichting .....................................134
Interieurverlichting ...................................... 140
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie .... 142
Spiegels ...................................................... 146
22Inhoudsopgave
KlimaatrKlimaatregegelingeling ...........................................149149
Overzicht temperatuurregelsystemen .......... 149
Temperatuurregelsysteem bedienen ............ 150
RiRijden en parkjden en parkererenen ...................................... 157157
Rijden ......................................................... 157
DYNAMIC SELECT-schakelaar ......................167
Transmissie .................................................171
Functie van de 4MATIC ................................ 173
Hoogspanningsaccu opladen ....................... 174
Parkeren ..................................................... 192
Rij- en rijveiligheidssystemen ....................... 199
Aanhangwagenvoorziening .......................... 252
Werking van de etsdrager .......................... 259
Aanwijzingen met betrekking tot het trek-
kenvan auto's ............................................. 261
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay en boory en boordcomdcomputputerer ....... 262262
Aanwijzingen met betrekking tot het
instrumentendisplay en de boordcomputer .. 262
Overzicht instrumentendisplay ..................... 263
Overzicht toetsen in het stuurwiel ................264
Boordcomputer bedienen ............................ 264
Overzicht van de weergaven op het instru-
mentendisplay ............................................. 265
Head-up-display .......................................... 266
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem ........................... 268268
Overzicht en bediening ................................ 268
Systeeminstellingen .................................... 278
Instellingen aandrijfsysteem ........................ 282
Navigatie ..................................................... 283
Telefoon ...................................................... 292
Mercedes me apps ...................................... 295
Mercedes-Benz noodoproepsysteem ........... 304
Radio, media & tv ........................................ 309
Klankinstellingen ......................................... 315
OnderOnderhoud en vhoud en vererzorzorgingging ............................ 317317
Weergave onderhoudsinterval ASSYST
PLUS .......................................................... 317
Motorruimte ................................................ 318
Reiniging en verzorging ............................... 322
PPecechhulphhulp .....................................................330330
Noodgeval ................................................... 330
Bandenpech ................................................ 332
Accu (auto) .................................................336
Aan- of wegslepen .......................................339
Elektrische zekeringen ................................. 343
Banden en vBanden en velgelgenen ........................................ 347347
Aanwijzingen met betrekking totgeluids-
ontwikkeling of ongewoon rijgedrag .............347
Aanwijzingen met betrekking tot het regel-
matig controleren van de velgen en ban-
den .............................................................347
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw-
kettingen ..................................................... 347
Bandenspanning ......................................... 348
Verwisselen van een wiel ............................. 352
Noodwiel ..................................................... 362
TTecechnischnische ghe gegevegevensens ................................... 364364
Aanwijzingen met betrekking tot de tech-
nische gegevens .......................................... 364
Boordelektronica .........................................364
Wettelijke keurmerkenvoor radio-appara-
tuur en aanwijzingen ................................... 366
Inhoudsopgave 33
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en
motornummer ............................................. 367
Bedrijfsstoen ............................................. 369
Autogegevens ............................................. 371
Aanhangwagenvoorziening .......................... 374
DisplaDisplaymeldingymeldingen meen met wt waaraarscschuwings- enhuwings- en
contrcontrolelamolelampjespjes .......................................... 376376
Displaymeldingen ........................................ 376
Waarschuwings- en controlelampjes ............ 428
TTrrefwefwooroordenrdenregistegisterer .................................... 442442
44Inhoudsopgave
In deze handleiding vindt u de volgende symbolen:
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar door het niet in
acht nemen vanwaarschuwingsaanwijzin-
gen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen op gevaren
die uw gezondheid of uw levenresp. de
gezondheid of het levenvan anderen in gevaar
kunnen brengen.
#Waarschuwingsaanwijzingen in acht
nemen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van milieu-aanwij-
zingen
Milieu-aanwijzingen geven informatie over mili-
eubewust handelen of milieubewust afvoeren.
#Milieu-aanwijzingen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Materiële schade door het
niet in acht nemen van aanwijzingen
m.b.t. materiële schade
Aanwijzingen m.b.t. materiële schade wijzen
op risico's die tot schade aan de auto kunnen
leiden.
#Aanwijzingen m.b.t. materiële schade in
acht nemen.
%Nuttige aanwijzingen of andere informatie die
behulpzaam kan zijn.
#Handelingsinstructie
(/pagina) Meer informatie over een onderwerp
Melding Weergaveveld op het instrumenten-
display/mediadisplay
4Bovenste menuniveau, dat in het
multimediasysteem moet worden
geselecteerd
5Overeenkomstige submenu's, die in
het multimediasysteem moetenwor-
den geselecteerd
* Gee een oorzaak aan
Symbolen 55
Linkse besturing
66In één oogopslag Cockpit
1Recuperatie verhogen/verlagen 165
2Combischakelaar 135
3Instrumentenpaneel 263
4DIRECT SELECT-keuzehendel 171
5Mediadisplay 268
6Start-stoptoets 160
7Temperatuurregelsystemen 150
8Controlelampje PASSENGER AIR BAG 52
9Alarmknipperlichtinstallatie 136
ADashboardkastje 119
BOpbergvak 119
CRegelaar volume en geluid in- en uitschakelen 268
DMBUX multimediasysteem in- en uitschakelen 268
EActieve parkeerassistent 248
FTouchpad 271
GOplaadtijden instellen 191
HPARKTRONIC-parkeerassistent 245
IDYNAMIC SELECT-schakelaar 170
JMBUX multimediasysteem toepassingen oproe-
pen
271
KBedieningsgroep MBUX multimediasysteem 264
LStuurwiel instellen 112
Stuurwielverwarming in- en uitschakelen 113
MBedieningsgroep:
Boordcomputer 264
TEMPOMAT of variabele limiter 209
Actieve afstandsassistent DISTRONIC 214
NDiagnose-interface 32
OMotorkap openen 318
PElektrische parkeerrem 196
QLichtschakelaar 134
In één oogopslag Cockpit 77
Instrumentenpaneel
88In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes
1Snelheidsmeter 263
2#! Knipperlicht 135
3Multifunctioneel display 265
4õRijbereidheid aandrijfsysteem 160
5RMistachterlicht 135
6KGrootlicht 135
LDimlicht 134
TStandlicht 134
7ÚSysteemfout 432
8Weergave beschikbaar vermogen 263
9LAfstandswaarschuwing 437
AüVeiligheidsgordel 430
BhBandenspanningscontrole 440
CÙStuurbekrachtiging 433
D!Elektrische parkeerrem (geel) 434
EïAanhangwagenvoorziening 433
F!Elektrische parkeerrem (rood) 434
G6Veiligheidssysteem 430
HJRemmen (rood) 434
ILaadtoestandweergave 263
JRActieradius 263
KJRemmen (geel) 434
L#Elektrische storing 432
M_Vermogen gereduceerd 432
N!ABS 437
OåESP®OFF 437
÷ESP®437
In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes 99
1010 In één oogopslag Bedieningspaneel dakconsole
1Zonnekleppen
2pLinker leeslampje in- en uitschakelen 140
3SAutomatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
140
4GSOS-toets 295
5cInterieurverlichting voorin in- en uitscha-
kelen
140
6;me-toets 295
7uInterieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
140
8pRechter leeslampje in- en uitschakelen 140
9Brillenvak
A3Schuifdak openen en sluiten 95
BBinnenspiegel 147
In één oogopslag Bedieningspaneel dakconsole 1111
1212 In één oogopslag Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen
1Geheugenfunctie bedienen 115
2Stoel elektrisch instellen 107
3Stoelverwarming in- en uitschakelen 109
4Stoelventilatie in- en uitschakelen 111
5Buitenspiegels bedienen 146
6Achterklep openen en sluiten 86
7WRechter zijruit openen en sluiten 92
8WLinker zijruit openen en sluiten 92
9WRuit rechts achterin openen en sluiten 92
AWRuit links achterin openen en sluiten 92
BKinderslot voor zijruiten achterin 76
CPortier openen 82
D&%Auto ver- en ontgrendelen 83
EStoellengterichting instellen 103
FAlleen auto's met zitcomfortpakket: Zitting-
diepte instellen
105
GViervoudig verstelbare lendensteun instellen 107
HStoelinstellingen met multimediasysteem 109
IHoofdsteunen instellen 107
JAlleen auto's met zitcomfortpakket: Zittinghoek
instellen
105
KZithoogte instellen 105
LRugleuninghoek instellen 105
In één oogopslag Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen 1313
1414 In één oogopslag In gevalvan nood en pech
1B-stijl met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
35
2Veiligheidsvesten 330
3Brandblusser 331
4me-toets en SOS-toets 295
5Alarmknipperlichtinstallatie 136
6Bedrijfsstoen controleren en bijvullen 369
7Hoogspanningsuitschakelsysteem gebruiken 157
8Slepen 339
9Bandenpech 332
AContactdoosklep met:
Informatieplaatje voor bandenspanning 349
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
35
BSlepen 339
CGevarendriehoek 330
DTIREFIT-set 332
EEHBO-set 331
In één oogopslag In gevalvan nood en pech 1515
DigitDigitale handleiding oprale handleiding oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5Info 5Handleiding 5Õ
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RZoeken: Hier kunt u zoeken op trefwoord om
snel antwoorden op vragen over de bediening
van de auto te vinden.
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van de bestuurdersstoel.
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het instrumentendis-
play.
RFavorieten: Hier krijgt u toegang tot uw per-
soonlijk opgeslagenfavorieten.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
1Terug
2Favoriet toevoegen
3Afbeelding
4Inhoudsgebied
5Bewegingsrichtingen van het inhoudsgebied
6Menu
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
ExtrExtra moga mogelielijkheden, om de digitjkheden, om de digitale handleidingale handleiding
op top te re roepen:oepen:
DirDirectecte te toegoegang:ang: Door het lang indrukken van een
record in de lijst in het multimediasysteem de
1616 Digitale handleiding
overeenkomstige inhoud in de digitale handleiding
openen:
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay::Oproepen van beknopte
informatie over displaymeldingen in het combi-
instrument
LINLINGUAGUATRTRONIC:ONIC: Oproepen via het spraakgestuurd
bedieningssysteem
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
Digitale handleiding 1717
MilieubescMilieubescherhermingming
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
bedrijfsomstandigheden en persoonlijke
rijstijl
De auto op milieuvriendelijke wijze gebruiken
om een bijdrage te leveren aan de bescher-
ming van het milieu. Daartoe de volgende aan-
beveling met betrekking tot de bedrijfsomstan-
digheden en uw persoonlijke rijstijl in acht
nemen.
BedriBedrijfjfsomstsomstandigheden:andigheden:
#Zorg dragen voor een juiste bandenspan-
ning.
#Geen onnodige ballast meenemen (bij-
voorbeeld een niet meer benodigde
imperial).
#Het energieverbruik in de gaten houden.
#De onderhoudsintervallen aanhouden.
Een regelmatig onderhouden auto ontziet
het milieu.
#Onderhoudswerkzaamheden altijd laten
uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Uw perUw persoonlisoonlijkjkerierijsjstitijl:jl:
#Anticiperend rijden en voldoende afstand
houden.
#Veelvuldig en sterk accelereren en rem-
men vermijden.
#Energiebesparend rijden. Voor een zui-
nige rijstijl de ECO-aanduiding in acht
nemen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
niet op milieuvriendelijke wijze afvoeren
van de hoogspanningsaccu
Een hoogspanningsaccu bevatstoen die
schadelijk voor het milieu zijn.
#Een defecte hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten afvoe-
ren.
TTererugname vugname van de oude autoan de oude auto
Alleen vAlleen voor EU-landen:oor EU-landen:
Mercedes-Benz neemt uw oude auto weer terug
om deze overeenkomstig de richtlijn autowrakken
van de Europese Unie (EU) milieuvriendelijk af te
voeren.
Voor terugname van de oude auto staat een net-
werk vanverzamelpunten en demontagebedrijven
ter beschikking. Bij deze bedrijvenkunt u uw auto
gratis afgeven. Hierdoor levert u een waardevolle
bijdrage aan het sluiten van de recyclingkringloop
en het ontzien van de hulpbronnen.
Meer informatie over de recycling van oude
auto's, het afvoeren en de voorwaarden voor de
terugname is verkrijgbaar op de nationale
Mercedes-Benz homepage.
1818 Algemene aanwijzingen
MerMercedes-Benz Orcedes-Benz Originele Onderiginele Onderdelendelen
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
niet gebruiken vangerecyclede ruilaggre-
gaten
Mercedes‑Benz AG biedt gerecyclede ruilag-
gregaten en -onderdelen met dezelfde kwali-
teit als nieuwe onderdelen aan. Daarbij geldt
dezelfde aansprakelijkheid voor gebreken als
bij nieuwe onderdelen.
#Gerecyclede ruilaggregaten en -onderde-
len van Mercedes‑Benz AG gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beïnvloeding van de werking
van de veiligheidssystemen door de instal-
latie van accessoires, reparaties of las-
werkzaamheden
In de volgende gebieden van de auto kunnen
airbags, gordelspanners en regeleenheden en
sensoren voor de veiligheidssystemen inge-
bouwd zijn:
RPortieren
RPortierstijlen
RDrempel
RStoelen
RCockpit
RInstrumentenpaneel
RMiddenconsole
RDakframe aan de zijkant
#In deze gedeelten geen toebehoren
installeren, zoals een audiosysteem.
#Geen reparaties of laswerkzaamheden
uitvoeren.
#Het naderhand aanbrengen van acces-
soires laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer door Mercedes-Benz niet vrijgegeven
onderdelen, banden en velgen evenals veiligheids-
relevante accessoiresworden gebruikt, kan de
bedrijfsveiligheid van de auto in het geding
komen. De werking vanveiligheidsrelevante syste-
men, bijvoorbeeld het remsysteem, kanworden
gestoord. Uitsluitend Mercedes-Benz Originele
Onderdelen of onderdelen van dezelfde kwaliteit
gebruiken. Alleen voor uw voertuigtype goedge-
keurde banden en velgen en accessoires gebrui-
ken.
Mercedes-Benz controleert originele onderdelen
en voor het voertuigtype goedgekeurde ombouw-
delen en accessoires op hun betrouwbaarheid,
veiligheid en geschiktheid. Andere onderdelen kan
Mercedes-Benz, ondanks voortdurende marktver-
kenningen, niet beoordelen. Ook als in een enkel
geval een goedkeuring door een keuringsinstantie
of ociële instantie aanwezig is, neemt
Mercedes-Benz geen verantwoordelijkheid voor
het gebruik in Mercedes-Benz-auto's.
Sommige onderdelen mogen alleen worden in- en
omgebouwd als deze aan de wettelijke voorschrif-
tenvoldoen. Alle Mercedes-Benz Originele Onder-
delen voldoen aan de voorwaarden van de goed-
keuring. Niet goedgekeurde onderdelen kunnen
leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring.
Dit is het geval in de volgende situaties:
RBij een wijziging van het in de typegoedkeuring
aangegeven type auto.
Algemene aanwijzingen 1919
RBij een verwacht verhoogd risico voor ver-
keersdeelnemers.
RDe geluidsproductie verslechtert.
Bij het bestellen van Mercedes-Benz Originele
Onderdelen altijd het voertuigidenticatienummer
(VIN) vermelden (/pagina 367).
HandleidingHandleiding
Deze handleiding en de digitale handleiding in de
auto beschrijven de volgende modellen, stan-
daarduitrustingen en opties van uw auto:
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
ten tijde van de redactiesluiting van deze
handleiding verkrijgbaar waren.
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
alleen in bepaalde landen verkrijgbaar zijn.
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
pas op een later tijdstip worden geïntrodu-
ceerd.
In acht nemen dat uw auto mogelijk niet met alle
beschreven uitrustingen is uitgerust. Dit betre
ook veiligheidsrelevante systemen. Daaromkan
de uitrusting van uw auto bij sommige beschrijvin-
gen en afbeeldingen afwijken.
In het koopcontract van uw auto zijn de uitrustin-
genvan uw auto ten tijde van de aevering aange-
geven.
Bij vragen over de uitrusting en bediening kunt u
contact opnemen met iedere Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
De handleiding, aanvullende handleidingen, aan-
vullende documentatie en het onderhoudsboekje
zijn belangrijke documenten en moeten in de auto
bewaard worden.
MerMercedes me appcedes me app
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de on-demandt de on-demand
uitruitrusustingting
Na de aanschaf van de auto kunnen verschillende
functies (on-demand uitrusting) naderhand via
Mercedes me worden geactiveerd.
Bij vragen kunt u zich tot een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats wenden.
On-demand uitrOn-demand uitrususting via Merting via Mercedes me activcedes me activererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto hee bovendien een mobiele verbin-
ding.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
On-demand uitrOn-demand uitrususting bestting bestellen en activellen en activererenen
#In de Mercedes me Store de voor de auto
gewenste on-demand uitrusting in het winkel-
mandje plaatsen.
#De bestelling afsluiten.
De on-demand uitrusting wordtgeactiveerd
wanneer de auto wordtgebruikt.
AActivctiverering ving verersnellensnellen
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na circa twee minuten de auto ontgrendelen
en inschakelen.
De on-demand uitrusting is geactiveerd. Bij
enkele uitrustingen verschijnt bovendien een
melding in het multimediasysteem van de
auto.
2020 Algemene aanwijzingen
Het proces herhalen wanneer de activering niet
succesvolwas.
BedriBedrijfjfsvsveiligheideiligheid
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door storingen in de werking of systeem-
uitval
Als u de voorgeschreven service-/onder-
houdswerkzaamheden of noodzakelijke repa-
raties niet laat uitvoeren, kan dit tot storingen
in de werking of systeemuitvallen leiden.
#De voorgeschreven service‑ en onder-
houdswerkzaamheden en noodzakelijke
reparaties altijd laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door ondeskundige wijzigingen
aan elektronische onderdelen
Wijzigingen aan elektronische onderdelen, de
soware en bedrading hiervankunnen de wer-
king en/of de werking van andere gekoppelde
onderdelen of veiligheidsrelevante systemen
nadelig beïnvloeden.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in het geding komen.
#Niet ingrijpen in de bedrading, de elek-
tronische onderdelen en de soware.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
Bij wijzigingen aan de voertuigelektronica vervalt
de typegoedkeuring.
Het onderwerp "Voertuigelektronica" in de "Tech-
nische gegevens" in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beïnvloeing van de werking
van de auto of afzonderlijke componenten
door ingrepen in de voertuigelektronica
De auto is af fabriek met verschillende veilig-
heidssystemen uitgerust, die met elkaar in ver-
binding staan.
Wanneer het systeem een ingreep in de voer-
tuigelektronica door ongeoorloofde wijziging
vanregeleenheden en/of de soware/gege-
vens ervan herkent, kan dit de volgende gevol-
gen hebben:
RAfzonderlijke voertuigfuncties werken (tij-
delijk) niet meer.
RDe hele auto werkt (tijdelijk) niet meer.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en zo nodig
de fabriekstoestand laten herstellen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door te snel rijden en door klappen tegen
de bodemplaat en onderdelen van het
onderstel
Met name in de volgende gevallen kan de auto
worden beschadigd:
RDe auto raakt de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen.
Algemene aanwijzingen 2121
RDe auto rijdt te snel over een obstakel, bij-
voorbeeld een stoeprand, een verkeers-
drempel of een kuil in de weg.
REen zwaar voorwerp slaat tegen de
bodemplaat of tegen onderdelen van het
onderstel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen
van het onderstel, wielen of banden en onder-
delen van de hoogspanningsaccu kunnen in
dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-
zichtbaar worden beschadigd . Dergelijke
beschadigde onderdelen kunnen onverwacht
uitvallen of de bij een ongeval optredende
krachten niet meer zoals bedoeld opnemen.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
of
#Als de rijveiligheid in gevaar komt als ver-
der wordtgereden, direct op een veilige
plaats stoppen en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
Elektrische auto's hebben een elektromotor. De
energievoorziening voor de elektromotorkomt via
het hoogspanningsboordnet.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
De onderdelen van het hoogspanningsboordnet
zijn met gele waarschuwingsstickers gemarkeerd.
De kabels van het hoogspanningsboordnet zijn
oranje van kleur.
2222 Algemene aanwijzingen
Hoogspanningscomponenten die zeer heet kun-
nen worden, zijn met een speciale waarschu-
wingsstickergemarkeerd:
Auto's met elektromotor produceren beduidend
minder rijgeluid dan auto's met verbrandingsmo-
tor. Daarom kan uw auto in het verkeer in
bepaalde gevallen niet hoorbaar zijn voor andere
verkeersdeelnemers. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn bij het inparkerenterwijl er geen zicht-
contact is. Dit vraagt van u een bijzonder vooruit-
ziende rijstijl, omdat rekening moet worden
gehouden met mogelijke fouten van andere ver-
keersdeelnemers.
ConfConforormitmiteitsveitsvererklarklaringingen en nationale aanen en nationale aanwiwij-j-
zingzingenen
ElektrElektromagneomagnetisctische vhe vererdrdraagzaamheidaagzaamheid
De elektromagnetische verdraagzaamheid van de
onderdelen van de auto werd overeenkomstig de
regeling UN-R 10, in de actueel geldende versie,
gecontroleerd en aangetoond.
RRadiogradiograscaschehe onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
Alleen vAlleen voor EU- en EFTAoor EU- en EFTA-landen en landen die de-landen en landen die de
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaring ving van de fan de fabrabrikikant erkant erken-en-
nen:nen:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
De fabrikant van de zendapparatuur verklaart, dat
alle in de auto gemonteerde zendapparatuur vol-
doet aan de richtlijn 2014/53/EU. De volledige
tekstvan de EU-conformiteitsverklaring is te vin-
den op het volgende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/certicates-of-conformity/nl_NL/
index.html
Algemene aanwijzingen 2323
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor Isroor Israël:aël:
Het is niet toegestaan wijzigingen door te voeren
aan een in de auto geïnstalleerde mobilofoon, die
uitwerkingen kunnen hebben op de radiospeci-
caties van het apparaat. Daaronder behoren wijzi-
gingen aan de soware, het vervangen van de ori-
ginele antenne of de mogelijkheid het apparaat
aan te sluiten op een externe antenne zonder
voorafgaande toestemming van het verantwoorde-
lijke ministerie voor telecommunicatie, aangezien
de mogelijkheid bestaat dat radiostoringen ver-
oorzaakt kunnen worden.
Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de rele-
vante wettelijke eisen. De volledige tekstvan de
conformiteitsverklaring is te vinden op het vol-
gende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/certicates-of-conformity/en_GB/
index.html
Alleen vAlleen voor Broor Brazilië:azilië:
2424 Algemene aanwijzingen
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Alleen vAlleen voor Jamaica:oor Jamaica:
Alle radiograsche componenten van de auto heb-
ben van de SMA een typegoedkeuring ontvangen.
Alleen vAlleen voor Nigoor Nigereria:ia:
Aansluiting en gebruik van de radiocommunicatie-
apparatuur in deze auto zijn toegestaan door de
Nigeriaanse Communicatiecommissie.
Alleen vAlleen voor Roor Rusland:usland:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor Oekroor Oekraïne:aïne:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
SoorSoorttrradiogradiograscaschehe ttoepassingoepassingen enen en specicatiespecicatie
confconfororm 2014/53/EUm 2014/53/EU
Naast de typische frequenties voor mobiele com-
municatie maken auto's van Mercedes-Benz
gebruik van de volgende radiograsche toepassin-
gen:
Algemene aanwijzingen 2525
SoorSoorttrradiogradiograscaschehe ttoepassingoepassingen enen en specicatiespecicatie confconfororm 2014/53/EUm 2014/53/EU
TTecechnologieFrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
Comfort-sluitsysteem 20 kHz (9 - 90 kHz) 72 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht105 kHz (90 - 119 kHz) 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem 120 kHz (119 - 135 kHz) 42 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht127 kHz (119 - 135 kHz) 66 dBµA/m op een afstand van 10 m bij een
afname van de magneetveldsterkte van 3 dB per
octaaf boven 119 kHz
Near Field Communication 13,553 13,567 MHz 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem, garagedeurbediening, ban-
denspanningscontrole 433 MHz (433,05 434,79 MHz)≤10 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 868 MHz (868,0 868,6 MHz)≤25 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 869 MHz (868,7 869,2 MHz)≤25 mW ERP
Bluetooth®, Kleer, RLAN, radiograsche afstands-
bedieningen, draadloze hoofdtelefoons
2,4 GHz ISM-band (2400 2483,5 MHz) 100 mW EIRP
2626 Algemene aanwijzingen
TTecechnologie FrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
RLAN 5,1 GHz UNII-1 (5150 - 5250 MHz)≤25 mW EIRP
Sensor voor interieurbeveiliging, RLAN 5,8 GHz UNII-3 (5725 5875 MHz) 25 mW EIRP
Comfort-sluitsysteem 7,25 GHz UWB (6,0 - 8,5 GHz) -41,3 dBm/MHz EIRP mean 0 dBm/MHz EIRP
Peak
76 GHz radar 76 77 GHz 55 dBm Peak EIRP
Carsharing-module NFC:NFC:
13,553 13,567 MHz
BluetBluetoothooth®®::
2402 2480 MHz
NFC:NFC:
42 dBμA/m bij 10 m
BluetBluetoothooth®®::
+4 dBm (vermogensklasse 2)
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin) BluetBluetoothooth®®::
2400 - 2483,5 MHz
WWii 2,4 GHZ:2,4 GHZ:
2400 - 2483,5 MHz
WWii 5 GHz:5 GHz:
5150 - 5250 MHz
5725 - 5875 MHz
BluetBluetoothooth®®::
-0,8 dBm
WWii 2,4 GHz:2,4 GHz:
14,5 dBm
WWii 5 GHz:5 GHz:
20,5 dBm
13,3 dBm
Algemene aanwijzingen 2727
TTecechnologie FrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
Mobiele telefoonnetwerkverbinding (telefoonre-
geleenheid Tel7) E-GSM (900 MHz)
GSM (1800 MHz)
+33 dBm
+30 dBm
UMTS (Band I, III, VIII) +24 dBm (+1/-3 dB)
LTE (Band 1, 3, 7, 8, 20, 28) +23 dBm (±2 dB)
RAMSES (Router And Mobile SErviceS)GSM (E-GSM 850 / E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800 / E-GSM 1900, Class 4)
< +32,5 dBm (±1 dB)
< +29,5 dBm (±1 dB)
UMTS (WCDMA FDD I, II, III, IV, V, VIII, XIX, Class
3) < +23,5 dBm (±1 dB)
LTE (FDD B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B18,
B19, B21, B28, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
LTE (TDD B38, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
GNSS (1559 - 1610 MHz)Receiving only
GegevGegevens ovens over deer de speciekespecieke matmate ve van absorpan absorptietie
Alleen voor Frankrijk:
De waarden werden conform de richtlijn
Décret 2019-1186 met betrekking tot de
opgavevan de specieke mate van absorptie
(SAR) vanradiograsche onderdelen van de auto
bepaald en gecontroleerd.
Meer informatie over updates is verkrijgbaar op
het volgende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/baix/cars/SAR/
fr_FR/index.html
2828 Algemene aanwijzingen
GegevGegevens ovens over deer de speciekespecieke matmate ve van absorpan absorptietie
OnderOnderdelen vdelen van de autoSan de autoSARAR-w-waaraarde in W/kg Tde in W/kg Toe toe te passen gre passen grenswenswaaraardede
Compensator ECE DE003 & ECE DE004 < 0,2 W/kg 2 W/kg
DAI RSE1,8 W/kg2W/kg
Communicatiemodule Hermes < 0,4 W/kg 2 W/kg
Algemene aanwijzingen 2929
OnderOnderdelen vdelen van de autoSan de autoSARAR-w-waaraarde in W/kg Tde in W/kg Toe toe te passen gre passen grenswenswaaraardede
Communicatiemodule RAMSES 0,036 W/kg 2 W/kg
NRCS2P 0,003 W/kg 2 W/kg
NTG6 0,199 W/kg 4 W/kg
NTG7 0,08 W/kg 2 W/kg
NTG7RSU 0,07 W/kg 2 W/kg
Tablet-PC SM-T230NZ 0,7 W/kg4W/kg
Telefooninstallatie datacommunicatie 0,24 W/kg 2 W/kg
InfInforormatie ovmatie over imer importporteureurs vs van zendapparan zendapparatuuratuur
Alleen vAlleen voor Moldaoor Moldavië:vië:
ImImportporteureur
S.C. GRAND PREMIUM S.R.L. Moldova
mun. Chisinau, str. Hîncesti sos., 2/2
Alleen vAlleen voor Toor Tururkikije:je:
ImImportporteureur
Mercedes Benz Otomotiv Ticaret ve Hizmetler
A.Ş. Genel Merkez
Akçaburgaz Mah. Süleyman Şah Cad. No: 6/1
34522 Esenyurt/İstanbul
Alleen vAlleen voor Oekroor Oekraïne:aïne:
ImImportporteureur
PJSC “AUTOCAPITAL
Velyka Vasylkivska str. 15/2
01004 Kyiv
Oekraïne
Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk:
ImImportporteureur
Mercedes-Benz Cars UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
ImImportporteur Mereur Mercedes-Benz ondercedes-Benz onderdelendelen
Mercedes-Benz Parts Logistics
Delaware Drive, Tongwell
3030 Algemene aanwijzingen
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
KrKrikik
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
1.
De ondergetekende
Fabrikant:
BRANO a.s.
747 41 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000,
Tsjechië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
Productiejaar: 2020
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
machinerichtlijn 2006/42/EG
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van de aangegeven auto overeenkomstig
de op de krik aangebrachte gebruiksaanwijzing.
3.
Referentiegegevens van de geharmoniseerde nor-
men of specicaties
ISO 4063, EN ISO 14341-A, AS 2693, DBL
8230.10, DBL 7382.20, DBL 7392.10, DBL
8451.15, MBN 10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4.
Hradec nad Moravicí
Plaats
5.
05.10.2020
Datum
Ing. Petr Petr
[Handtekening]
Director of division ZZ
TIREFITTIREFIT-set-set
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
Algemene aanwijzingen 3131
Overeenkomstig EU-richtlijn 2006/42/EG
Hiermee verklaren wij, dat het product
Productbenaming: Elektrische luchtpomp Daimler
Typeaanduiding: 0851ve , DT/UW 200046 - IBK-
LK2
MB-onderdeelnummer: A 000 583 8200
aan de volgende overeenkomstige bepalingen vol-
doet:
2014/30/EU
Toegepaste geharmoniseerde normen, in het bij-
zonder:
DIN EN 55014-1: 2012
DIN EN 55014-2: 2016
Fabrikant: Dunlop Tech GmbH
Adres: Oenbacher Landstrasse 8, 63456 Hanau
Gevolmachtigde: Afdeling IMS
Datum: December, 2019
Handtekening: IMS-AE, IMS-AE-L
Diagnose-intDiagnose-interferfaceace
De diagnose-interface is een technische interface
in de auto. Deze wordt in een werkplaats gebruikt
voor bijvoorbeeld reparatie- en onderhoudswerk-
zaamheden of voor het uitlezen vanvoertuiggege-
vens. Diagnoseapparaten moeten daarom alleen
in een gekwaliceerde servicewerkplaats worden
aangesloten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar van ongevallen
door apparaten aan de diagnosekoppeling
aan te sluiten
Als u apparaten aan de diagnosekoppeling van
het voertuig aansluit, kan de functie vanvoer-
tuigsystemen en de bedrijfsveiligheid worden
beïnvloed.
#Om veiligheidredenen wordt aanbevolen
om alleen de door een Mercedes-Benz
Servicesteunpunt goedgekeurde produc-
tente gebruiken en aan te sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
3232 Algemene aanwijzingen
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door het
gebruik van apparaten op de diagnose-
interface
Door het gebruik van de apparaten op de dia-
gnose-interface wordt de accu belast.
#De laadtoestand van de accu controle-
ren.
#Bij een lage laadtoestand de accu opla-
den, bijvoorbeeld door het rijden van een
grotere afstand.
Het aansluiten en het gebruik van een ander
apparaat aan de diagnose-interface kan de vol-
gende uitwerkingen hebben:
RFunctiestoringen in voertuigsystemen
RPermanente beschadiging vanvoertuigcompo-
nenten
De hierop betrekking hebbende garantievoorwaar-
den in acht nemen.
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats
Een gekwaliceerde werkplaats beschikt over de
benodigde vakkennis, uitrusting en kwalicatie om
de vereiste werkzaamheden aan de auto uit te
voeren. Dit geldt in het bijzonder voor veiligheids-
relevante werkzaamheden.
De volgende werkzaamheden aan de auto altijd
laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats:
RVeiligheidsrelevante werkzaamheden
RService‑ en onderhoudswerkzaamheden
RReparatiewerkzaamheden
RWijzigingen evenals in‑ en ombouwen
RWerkzaamheden aan elektronische onderde-
len
Mercedes‑Benz adviseert een Mercedes‑Benz ser-
vicewerkplaats.
RRegisegistrtratie vatie van de autoan de auto
Het kanvoorkomen dat Mercedes-Benz zijn servi-
cewerkplaatsen de instructie gee, aan bepaalde
auto's technische inspecties uit te voeren. Door
Algemene aanwijzingen 3333
de inspectie worden de kwaliteit en de veiligheid
van de auto verbeterd.
Alleen wanneer Mercedes-Benz uw registratiege-
gevens hee, kan Mercedes-Benz u over de tech-
nische controles informeren.
In de volgende gevallen kan het zijn, dat de auto
nog niet onder uw naam is geregistreerd:
RAls de auto bij een niet-geautoriseerde dealer
is aangescha.
RAls de auto nog niet bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats is onderzocht.
De auto bij voorkeur bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats laten registreren.
Gaarne Mercedes-Benz zo snel mogelijk informe-
renover een adreswijziging of wisseling van eige-
naar. Dit kunt u bijvoorbeeld doen bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
CorrCorrect gect gebrebruik vuik van de autoan de auto
Als waarschuwingsstickers worden verwijderd,
kunt u of kunnen anderengevaren niet herken-
nen. Waarschuwingsstickers op hun plaats laten.
Bij gebruik van de auto in het bijzonder de vol-
gende informatie in acht nemen:
RDe veiligheidsaanwijzingen in deze handlei-
ding, autospecieke aanvullende handleidin-
gen en aanvullende documentatie
RDe technische gegevens van de auto
RDe verkeersregels en ‑voorschrien
RDe wegenverkeerswetten en veiligheidsstan-
daards
InfInforormatie ovmatie over de REACer de REACH-vH-vererorordeningdening
Alleen vAlleen voor EU- en EFTAoor EU- en EFTA-landen:-landen:
De REACH-verordening (verordening (EG) nr.
1907/2006, artikel 33) omvat een informatie-
plicht voor bijzonder zorgwekkende stoen
(SVHC).
Mercedes‑Benz AG handelt naar beste weten, om
de toepassing en het gebruik van deze SVHC's te
vermijden en de klant in staat te stellen veilig met
deze stoen om te gaan. Na navraag bij leveran-
ciers en interne productinformatie van
Mercedes‑Benz AG zijn SVHC's bekend, die zich
voor meer dan 0,1 gew.-% in afzonderlijke onder-
delen van deze auto bevinden.
Meer informatie is verkrijgbaar onder de volgende
adressen:
Rhttps://reach.daimler.com/de/home/
Rhttps://reach.daimler.com/en/home/
InfInforormatie vmatie voor peroor personen mesonen met elektrt elektronisconischehe
mediscmedische hulpmiddelenhe hulpmiddelen
Ondanks een zorgvuldige ontwikkeling kan
Mercedes‑Benz AG een onderlinge beïnvloeding
vanvoertuigsystemen en elektronische medische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld pacemakers, niet hele-
maal uitsluiten.
Daarnaast zijn er in de auto componenten gemon-
teerd die onafhankelijk van de bedrijfstoestand
van de auto magnetische velden kunnen produce-
ren die overeen komen met die van een perma-
nente magneet. Deze velden kunnen bijvoorbeeld
aanwezig zijn in de omgeving van het multimedia-
systeem en het sound system of, afhankelijk van
de uitvoering van de auto, ook in de buurt van de
stoelen.
3434 Algemene aanwijzingen
Daarom kunnen in enkele gevallen en afhankelijk
van de gebruikte hulpmiddelen de volgende eec-
ten optreden:
RStoringen van de hulpmiddelen
RGezondheidsschade
De instructies en waarschuwingenvan de fabri-
kant van de hulpmiddelen in acht nemen en in
gevalvan twijfel contact opnemen met de fabri-
kant en/of uw arts. In het gevalvan aanhoudende
onzekerheid over mogelijke defecten van de hulp-
middelen, adviseert Mercedes‑Benz AG zo weinig
mogelijk elektrische voertuigsystemen te gebrui-
ken en/of een overeenkomstige afstand tot de
componenten te houden.
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu ten
minste één armlengte afstand aanhouden tussen
het medische hulpmiddel en de volgende compo-
nenten:
RStroomvoorziening
Hiertoe behoren bijvoorbeeld laadstations in
de vorm van een wallbox of een openbare
laadpaal.
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
Hiertoe behoren bijvoorbeeld de laadkabel en
de laadregeleenheid.
Reparaties en onderhoudswerkzaamheden in de
buurt van de volgende componenten alleen door
een gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren:
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
RZendantennes
RHet multimediasysteem of het sound system
Bij vragen of opmerkingen kunt u contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
AAanspransprakakelielijkheid vjkheid voor goor gebrebrekekenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
schending van de aanwijzingen in deze
handleiding
Door schending van de aanwijzingen in deze
handleiding kan schade aan uw auto ontstaan.
Dergelijke schade wordt noch door de
Mercedes-Benz aansprakelijkheid voor gebre-
ken noch door de garantie op nieuwe ‑of
gebruikte auto's gedekt.
#De aanwijzingen in deze gebruikshandlei-
ding over het voorgeschreven gebruik
van uw auto en mogelijke voertuigschade
in acht nemen.
QRQR-codes v-codes voor roor reddingskeddingskaartaart
In de contactdoosklep en aan de tegenoverge-
stelde zijde op de B-stijl zijn QR-codes aange-
bracht. Bij een ongeval kunnen reddingsdiensten
met behulp van de QR-codes snel de overeenkom-
stige reddingskaart voor de auto bepalen. Op de
actuele reddingskaart staat beknopt de belangrijk-
ste informatie over het voertuig, bijvoorbeeld de
ligging van de elektrische bedrading.
U vindt meer informatie onder: https://
www.mercedes-benz.de/qr-code
GegevGegevensopslagensopslag
GegevGegevensvensverwerwererking in de autoking in de auto
ElektrElektronisconische rhe regegeleenhedeneleenheden
In uw auto zijn elektronische regeleenheden
gemonteerd. Regeleenheden verwerkengegevens
Algemene aanwijzingen 3535
die ze bijvoorbeeld ontvangen vanvoertuigsenso-
ren, zelf genereren of onderling uitwisselen. Som-
mige regeleenheden zijn noodzakelijk voor het vei-
lig functioneren van de auto, andere ondersteu-
nen u bij het rijden, zoals bestuurdersassistentie-
systemen, en weer andere maken comfort- of
infotainmentfuncties mogelijk.
Hieronder vindt u algemene informatie over de
gegevensverwerking in de auto. Aanvullende infor-
matie overwelke specieke gegevens met welk
doel in uw auto worden verzameld, opgeslagen en
aan derden worden verzonden, kunt u in direct
verband met de aanwijzingen omtrent de betref-
fende functiekenmerken vinden in de diverse
handleidingen. Deze zijn ook online en afhankelijk
van de uitrusting digitaal in de auto beschikbaar.
PPerersoonsvsoonsverbanderband
Elke auto is voorzien van een uniek voertuigidenti-
catienummer. Afhankelijk van het land kan via dit
voertuigidenticatienummer, bijvoorbeeld door de
autoriteiten, ook de identiteit van de eigenaar wor-
den bepaald. Er zijn ook andere manieren om uit
de auto verzamelde gegevens te herleiden naar de
eigenaar of bestuurder, bijvoorbeeld via het kente-
kenvan de auto.
De door regeleenheden gegenereerde of ver-
werkte gegevens kunnen daarom persoonsgerela-
teerd zijn of onder bepaalde voorwaarden per-
soonsgerelateerd worden. Afhankelijk van de
beschikbare voertuiggegevens kunnen eventueel
conclusies worden getrokken over bijvoorbeeld
uw rijgedrag, uw locatie, uw route of het gebruiks-
gedrag.
WWeettttelielijkjke ve verereisteisten ven voor de openbaaroor de openbaarmaking vmaking vanan
ggegevegevensens
In het kader vanwettelijke voorschrien zijn fabri-
kanten in de regelverplicht om op verzoek van
overheidsinstanties binnen gepaste grenzen door
de fabrikant opgeslagen gegevens in individuele
gevallen vrij te geven. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn bij het onderzoeken van een strafbaar
feit.
Krachtens de toepasselijke wetgeving zijn over-
heidsinstanties ook bevoegd om in individuele
gevallen zelf gegevens van auto's uit te lezen. Zo
kan bijvoorbeeld uit de regeleenheid van de airbag
na een ongeval informatie worden uitgelezen, die
meer opheldering over het ongeval kangeven.
BedriBedrijfjfsgsgegevegevens in de autoens in de auto
Regeleenheden verwerkengegevens voor een
juiste werking van de auto.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de volgende gege-
vens:
RInformatie over de voertuigstatus, bijvoorbeeld
snelheid, langsversnelling, dwarsversnelling,
wieltoerental, weergave vangeslotenveilig-
heidsgordels
ROmgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld tem-
peratuur, regensensor, afstandssensor
In de regel zijn deze gegevens tijdelijk, blijven ze
niet buiten hun verwerkingsduur bewaard en wor-
den ze alleen in de auto zelf verwerkt. Regeleen-
heden, zoals die in de autosleutel, zijn vaak voor-
zien vangegevensgeheugens. Deze worden
gebruikt om tijdelijk of permanent informatie te
kunnen documenteren over de toestand van de
auto, de belasting van componenten, de onder-
houdsbehoee of technische storingen en fouten.
3636 Algemene aanwijzingen
Afhankelijk van de technische uitrusting worden
de volgende gegevens opgeslagen:
RBedrijfstoestanden van systeemcomponenten,
bijvoorbeeld niveaus, bandenspanning, accu-
status
RStoringen en defecten in belangrijke systeem-
componenten, bijvoorbeeld verlichting, rem-
men
RReacties van de systemen in specieke rijsi-
tuaties, bijvoorbeeld activeren van een airbag,
ingrepen van de stabiliteitsregelsystemen
RInformatie over storingen die de auto kunnen
beschadigen
RLaadtoestand van de hoogspanningsaccu,
geschatte actieradius
In speciale gevallen kan het nodig zijn om gege-
vens op te slaan die normaliter slechts tijdelijk
zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de auto
een functiestoring hee herkend.
Wanneer u diensten laat uitvoeren, bijvoorbeeld
reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, kunnen
- indien noodzakelijk - de opgeslagen bedrijfsge-
gevens samen met het voertuigidenticatienum-
mer worden uitgelezen en gebruikt. Het uitlezen
kanworden gedaan door medewerkers van het
servicenetwerk, bijvoorbeeld garages, fabrikanten
of door derden, bijvoorbeeld pechdiensten. Het-
zelfde geldt voor garantiegevallen en kwaliteits-
waarborgingsmaatregelen.
Het uitlezen vindt in de regel plaats via de wette-
lijk voorgeschreven aansluiting voor de diagnose-
interface in de auto. De uitgelezen bedrijfsgege-
vens documenteren de technische toestand van
de auto of van afzonderlijke componenten, helpen
bij de storingsdiagnose, de naleving vangarantie-
verplichtingen en bij de kwaliteitsverbetering.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische storin-
gen, foutieve bedieningen en andere fouten, wor-
den indien nodig samen met het voertuigidenti-
catienummer aan de fabrikant doorgegeven. Daar-
naast is de fabrikant verantwoordelijk voor de pro-
ductaansprakelijkheid. Ook hiervoor gebruikt de
fabrikant bedrijfsgegevens uit auto's, bijvoorbeeld
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt om aanspraken van de klant op
garantie en coulance te controleren.
De storingsgeheugens in de auto kunnen in het
kader vanreparatie- of onderhoudswerkzaamhe-
den of op uw verzoek door een servicewerkplaats
worden gereset.
ComfComforort- en infott- en infotainmentfunctiesainmentfuncties
Ukunt comfortinstellingen en individualiseringen
in uw auto opslaan en altijd wijzigen of resetten.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende instellingen:
RZitposities en stuurwielpositie
ROnderstelafstellingen en klimaatregelingsin-
stellingen
RIndividualiseringen, bijvoorbeeld interieurver-
lichting
Ukunt in het kader van de geselecteerde uitrus-
ting zelf gegevens invoeren in de infotainment-
functies van de auto.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende gegevens:
RMultimedia-gegevens, bijvoorbeeld muziek,
lms of foto's voor de weergave in een geïnte-
greerd multimediasysteem
Algemene aanwijzingen 3737
RAdresboekgegevens om te gebruiken in combi-
natie met een geïntegreerde handsfree-instal-
latie of een geïntegreerd navigatiesysteem
RIngevoerde navigatiebestemmingen
RGegevens over het gebruik van internetdien-
sten
Deze gegevens voor comfort- en infotainment-
functies kunnen lokaal in de auto worden opgesla-
gen, of ze bevinden zich op een apparaat dat u
met de auto hee verbonden, bijvoorbeeld smart-
phone, usb-stick of mp3-speler. Gegevens die u
zelf hebt ingevoerd kunt u op elk gewenst
moment verwijderen.
Het verzenden van deze gegevens vanuit de auto
gebeurt alleen op uw verzoek. Dit geldt met name
bij het gebruik van onlineservices in overeenstem-
ming met de door u geselecteerde instellingen.
SmarSmartphone inttphone integregratie (biatie (bijvjvoorbeeld Androorbeeld Android Aoid Autouto
of Apple CarPlayof Apple CarPlay®®))
Wanneer uw auto overeenkomstig is uitgerust,
kunt u uw smartphone of een ander mobiel appa-
raat met de auto verbinden. U kunt deze vervol-
gens aansturen met behulp van de in de auto
geïntegreerde bedieningselementen. Daarbij kun-
nen beeld en geluid van de smartphones via het
multimediasysteem worden weergegeven. Tegelij-
kertijdwordt bepaalde informatie doorgegeven
aan uw smartphone. Daartoe behoren afhankelijk
van de soort integratie bijvoorbeeld positiegege-
vens, dag-/nachtmodus en verdere algemene sta-
tussen van de auto. Raadpleeg hiervoor de hand-
leiding van de auto en het infotainmentsysteem.
De integratie maakt het gebruik vangeselec-
teerde smartphone-apps, bijvoorbeeld navigatie of
muziekweergave, mogelijk. Verdere interactie tus-
sen smartphone en auto, in het bijzonder actieve
toegang tot de voertuiggegevens, vindt niet plaats.
De manier waarop de gegevens verder worden
verwerkt, wordt bepaald door de aanbieder van de
betreende app. Of en welke instellingen u daarbij
kunt kiezen, is afhankelijk van de betreende app
en van het besturingssysteem van uw smart-
phone.
Online-dienstOnline-dienstenen
Mobiele-gMobiele-gegevegevensvensverbindingerbinding
Wanneer uw auto beschikt over een mobiele-
gegevensverbinding, maakt dit het uitwisselen van
gegevens tussen uw auto en verdere systemen
mogelijk. De mobiele-gegevensverbinding wordt
mogelijk gemaakt door een zend- en ontvangstap-
paraat van de auto of via een door u geïnstalleerd
mobiel apparaat, bijvoorbeeld een smartphone.
Via deze mobiele-gegevensverbinding kunnen
online-functies worden gebruikt. Daartoe behoren
onlinediensten en applicaties/apps, die door de
fabrikant of door andere bedrijvenworden aange-
boden.
DienstDiensten ven van de fan de fabrabrikikantant
Bij onlinedienstenvan de fabrikant worden de
betreende functies op een geschikte plek, zoals
in de handleiding of op de website van de fabri-
kant, door de fabrikant beschreven en wordt de
daarmee verbonden informatie over de gegevens-
bescherming gegeven. Om de onlinediensten
mogelijk te maken, kunnen persoonlijke gegevens
worden gebruikt. De bijbehorende gegevensuit-
wisseling vindt plaats via een beveiligde verbin-
3838 Algemene aanwijzingen
ding, bijvoorbeeld met de daarvoor voorziene IT-
systemen van de fabrikant. Het verrichten van ser-
vices buiten het verzamelen, verwerken en gebrui-
kenvan persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats
op basis van een wettelijke licentie. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij een wettelijk voorgeschreven
noodoproepsysteem, een contractuele overeen-
komst of op basis vantoestemming.
Ukunt de gedeeltelijk betaalde services en func-
ties laten activeren of deactiveren. Een uitzonde-
ring hieropvormen wettelijk voorgeschreven func-
ties en services, bijvoorbeeld het noodoproepsys-
teem.
DienstDiensten ven van deran derdenden
Wanneer u onlineservices van andere aanbieders
(derden) gebruikt, zijn deze services onderworpen
aan de verantwoordelijkheid en de algemene- en
gebruiksvoorwaarden van de betreende aanbie-
der. De fabrikant hee vaak geen invloed op de
inhoud die hierbij wordt uitgewisseld.
Win daarom informatie in bij de betreende aan-
bieder over het soort, de omvang en het doel van
het verzamelen en het gebruiken van persoonsge-
gevens in het kader van services door derden.
GegevGegevensbescensbescherhermingsrmingsrecechthtenen
Afhankelijk van het land, de uitrusting en functio-
naliteit van uw auto evenals van de gebruikte dien-
sten en serviceaanbiedingen kunt u aanspraak
maken op verschillende gegevensbeschermings-
rechten. Meer informatie over gegevensbescher-
ming en uw gegevensbeschermingsrechtenkunt u
vinden op de website van de fabrikant of verkrij-
gen als onderdeel van de betreende diensten en
serviceaanbiedingen. Daar vindt u ook de contact-
gegevens van de fabrikant en zijn functionaris
voor gegevensbescherming.
Gegevens die alleen lokaal in de auto zijn opgesla-
genkunt u met deskundige ondersteuning, bij-
voorbeeld in een werkplaats, eventueel tegenver-
goeding laten uitlezen.
AAututeureursrsrecechtht
Meer informatie over de licenties van de gebruikte
freeware en open source soware in uw auto
vindt u op de gegevensdrager in uw map met
voertuigdocumentatie en bijgewerkt op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com/opensource
Algemene aanwijzingen 3939
VVeiligheidssysteiligheidssysteemeem
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van hean het vt veiligheidssyeiligheidssys-s-
tteemeem
Het veiligheidssysteem omvat de volgende com-
ponenten:
RVeiligheidsgordelsysteem
RAirbags
RKinderzitjesbevestigingssysteem
RKinderzitbevestigingen
Het veiligheidssysteem kan bij een ongeval moge-
lijk contact van de inzittenden met delen van het
interieur vermijden. Bovendien kan het veiligheids-
systeem bij een ongeval de belastingenvoor de
inzittenden reduceren.
Alleen een correct omgegespte veiligheidsgordel
kan adequaat beschermingspotentieel bieden.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie vor-
men gordelspanners en/of airbags een aanvulling
op de correct omgegespte veiligheidsgordel. De
gordelspanners en/of airbags worden niet bij elk
ongeval geactiveerd.
Om ervoor te zorgen dat het veiligheidssysteem
zijn beschermingspotentieel kan behalen, moet
elke inzittende de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen.
RZo rechtop mogelijk zitten, met de rugtegen
de rugleuning.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan.
RPersonen kleiner dan 1,50 m moeten altijd in
een voor Mercedes-Benz-auto's geschikt aan-
vullend veiligheidssysteem worden beveiligd.
Geen enkel modern systeem kan echter verwon-
dingen en overlijden in elke ongevalssituatie volle-
dig uitsluiten. Zo bieden veiligheidsgordels en air-
bags in het algemeen geen bescherming tegen
voorwerpen die van buitenaf de auto binnendrin-
gen. Ook het risico vanverwondingen door de
zich ontplooiende airbag kan niet volledig worden
uitgesloten.
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel vanan
hehet vt veiligheidssysteiligheidssysteemeem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door wijzigingen aan het vei-
ligheidssysteem
Door veranderingen aan het veiligheidssys-
teem kan dit de inzittenden niet meer zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit onderdelen van het veiligheidssys-
teem wijzigen.
#Geen ingrepen aan de bedrading en elek-
tronische onderdelen of de soware
daarvan uitvoeren.
Wanneer de auto moet worden aangepast aan een
persoon met een lichamelijke handicap, wendt u
zich dan tot een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert om voertuigaanpassin-
gente gebruiken die Mercedes-Benz voor uw auto
hee goedgekeurd.
4040 Veiligheid voor inzittenden
BedriBedrijfjfsklarsklare ste status vatus van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteemeem
Bij ingeschakelde auto gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6tijdens de zelf-
diagnose branden. Deze doo uiterlijk enkele
seconden na het startenvan de auto. De onder-
delen van het veiligheidssysteem zijn dan gereed
voor gebruik.
WWererking vking van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteem veem vertertoont eenoont een
ststororinging
In de volgende gevallen is een storing van het vei-
ligheidssysteem aanwezig:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschu-
wingslampje veiligheidssysteem 6niet
branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6continu of
herhaaldelijk branden.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van
het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd. Bij een ongeval kan het hoogspannings-
boordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoog-
spanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschake-
len.
WWererking vking van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteem bieem bij een ongj een onge-e-
vvalal
De werking van het veiligheidssysteem is afhanke-
lijk van de bepaalde zwaartevan de botsing en de
verwachte aard van het ongeval:
RFrontale aanrijding
RAanrijding van achteren
RAanrijding van opzij
ROver de kop slaan
De activeringsdrempels voor de componenten van
het veiligheidssysteem worden bepaald door het
evalueren van de sensorwaarden die op verschil-
lende plaatsen in de auto worden gemeten. Deze
procedure hee een anticiperend karakter. De
activering van de componenten van het veilig-
heidssysteem moet tijdig, aan het begin van het
ongeval, plaatsvinden.
Factoren die pas na de aanrijding zichtbaar of
meetbaar zijn, hebben geen invloed op een airba-
gactivering. Ze geven daarvoor ook geen indicatie.
De auto kan behoorlijk worden vervormd zonder
dat een airbag wordtgeactiveerd. Dit is het geval
als alleen relatief gemakkelijk vervormbare delen
Veiligheid voor inzittenden 4141
worden geraakt en geen grotevertraging van de
auto wordtgehaald. Omgekeerd kan een airbag
worden geactiveerd, hoewel de auto slechts
gering vervormd is. Wanneer bijvoorbeeld zeer
stijve onderdelen van de auto, zoals langsdragers,
worden getroen, kan de vertraging van de auto
daardoor groot genoeg zijn.
Afhankelijk van de herkende activeringssituatie,
kunnen de componenten van het veiligheidssys-
teem onafhankelijk van elkaar worden geacti-
veerd:
RGordelspanner: Frontale aanrijding, aanrijding
van achteren, aanrijding van opzij, over de kop
slaan
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Frontale
aanrijding
RKneebag: Frontale aanrijding
RSidebag: Aanrijding van opzij
RWindowbag: Aanrijding van opzij, over de kop
slaan, frontale aanrijding
Alleen wanneer het controlelampje PASSENGER
AIR BAG OFF gedoofd is, kan de passagiersairbag
bij een ongeval worden geactiveerd. Bij een
bezette passagiersstoel voor en ook tijdens het rij-
den de correcte status van de passagiersairbag
controleren (/pagina 52).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete delen van de airbag
Na het activeren van een airbag zijn de delen
van de airbag heet.
#De delen van de airbag niet aanraken.
#Een geactiveerde airbag direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten vervan-
gen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen. Dit advies in het bijzonder opvolgen
nadat een gordelspanner of airbag is geactiveerd.
Als een gordelspanner of airbag wordtgeacti-
veerd, hoort u een knal en kan er poederstof vrij-
komen:
RDe knal hee over het algemeen geen nega-
tieve gevolgen voor het gehoor.
RHet vrijkomende poederstof is in het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid, maar kan
bij personen met astma of ademhalingsmoei-
lijkheden kortstondige ademhalingsmoeilijkhe-
den veroorzaken.
Zodra u zonder gevaar kunt uitstappen, moet u
de auto direct verlaten of een zijruit openen
om ademhalingsmoeilijkheden te voorkomen.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordelsdels
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van de van de veiligheidsgoreiligheidsgordeldel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge-
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher-
mingspotentieel bieden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
bij verkeerd omgegespte veiligheidsgordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei-
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin-
genverwondingen veroorzaken.
4242 Veiligheid voor inzittenden
#Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb-
ben.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de cor-
recte stand van de bestuurdersstoel en het instel-
len van de stoelen in acht nemen
(/pagina 102).
Om ervoor te zorgen dat de correct gedragen vei-
ligheidsgordel zijn beschermingspotentieel kan
behalen, moet elke inzittende de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel moet strak en niet ver-
draaid tegen het lichaam aan liggen.
RDe veiligheidsgordel moet over het midden
van de schouder en zo diep mogelijk tegen de
heup aan lopen.
RDe schoudergordel mag niet de hals raken en
ook niet onder de arm of achter de rugwor-
den doorgevoerd.
RDikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een win-
terjas.
RDe heupgordel indien mogelijk omlaag tegen
de heup aan drukken en met de schoudergor-
del straktrekken. De heupgordel mag nooit
over buik of onderlichaam lopen.
Ook zwangere vrouwen moeten daarop letten.
RDe veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
RDe veiligheidsgordel altijd slechts voor één
persoon gebruiken.
RNooit voorwerpen samen met een persoon
vastgespen.
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer-
pen tussen een persoon en de zitting bevin-
den, zoals een kussen.
Als een kind in de auto meerijdt, ook altijd de aan-
wijzingen en veiligheidsaanwijzingen met betrek-
king tot "Kinderen in de auto" in acht nemen
" (/pagina 57).
Voor het beveiligen vanvoorwerpen, bagage of
lading altijd de aanwijzingen met betrekking tot
het beladen van de auto in acht nemen
(/pagina 116).
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel van dean de
vveiligheidsgoreiligheidsgordeldel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
Ukunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
zonder aanvullend veiligheidssysteem voor
kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de veilig-
heidsgordel niet zonder geschikte aanvullende
veiligheidssystemen correct omgespen.
Veiligheid voor inzittenden 4343
#Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
beschadigde of gewijzigde veiligheidsgor-
dels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de vol-
gende situaties mogelijk geen bescherming
bieden:
RDe veiligheidsgordel is beschadigd, gewij-
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
RHet gordelslot is beschadigd of sterk ver-
vuild.
REr zijn wijzigingen aan gordelspanners, gor-
delverankeringen of gordeloprolautomaten
uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer-
ken.
#Nooit wijzigingen aan het veiligheidsgor-
delsysteem uitvoeren, bijvoorbeeld veilig-
heidsgordels, gordelsloten, gordelspan-
ners, gordelverankeringen en gordelo-
prolautomaten.
#De veiligheidsgordels moeten onbescha-
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
#De veiligheidsgordels na een ongeval
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels te
gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw auto
zijn goedgekeurd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordelspan-
ners werken niet meer en kunnen daarom niet
meer zoals bedoeld beschermen.
#De pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door bekneld
rakenvan de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol-
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in het
stoelmechanisme bekneld raken.
#Altijd controleren of ongebruikte veilig-
heidsgordels volledig zijn opgerold.
4444 Veiligheid voor inzittenden
MiddelstMiddelste ve veiligheidsgoreiligheidsgordel acdel achthtererin deblokkin deblokkererenen
Als de rugleuning van de linker zitplaats achterin
naar voren en weer terugwordtgeklapt, kan de
veiligheidsgordel van de middelste zitplaats ach-
terin mogelijk niet worden uitgetrokken. De veilig-
heidsgordel moet ontgrendeld worden.
#De veiligheidsgordel bij de gordeldoorvoerope-
ning in de rugleuning circa 25 mm eruit trek-
ken en weer loslaten.
De veiligheidsgordel wordt naar binnen getrok-
ken en is gedeblokkeerd.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel omgdel omgespen en instespen en instellenellen
Wanneer de veiligheidsgordel snel of met een ruk
naar buiten wordtgetrokken, blokkeert de gorde-
loprolautomaat. De gordelband kan niet verder
worden afgerold.
#De gordelslottong 1van de veiligheidsgordel
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel-
slot 2vergrendelen.
#GorGordelhoogtdelhoogte inste instellen:ellen: De toets3van de
gordeldoorvoeropening indrukken en de gor-
deldoorvoeropening in de gewenste positie
schuiven.
#GorGordeldoorvdeldoorvoeroeropening vopening vergrergrendelen:endelen: De
toets3loslaten en controleren of de gordel-
doorvoeropening vergrendelt.
%Alleen een correct omgegespte veiligheidsgor-
del kan adequaat beschermingspotentieel bie-
den. De aanwijzingen met betrekking tot het
omgespen van de veiligheidsgordel in acht
nemen (/pagina 42).
*AANWIJZINGAANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem door vergren-
delde veiligheidsgordel bij onbezette pas-
sagiersstoel
Als bij een onbezette passagiersstoel de gor-
delslottong van de veiligheidsgordel in het gor-
delslot vergrendeld is, kunnen bestanddelen
van het veiligheidssysteem aan passagiers-
zijde bij een ongeval onnodig worden geacti-
veerd, bijvoorbeeld de gordelspanner.
#De veiligheidsgordel alleen gebruiken
zoals bedoeld.
Veiligheid voor inzittenden 4545
%De aanwijzingen met betrekking tot de
opbergmogelijkheden in acht nemen
(/pagina 116).
Informatie over het monteren van een kinder-
zitjesbevestigingssysteem en het meenemen
van een kind in de auto vindt u in het hoofd-
stuk "Kinderen in de auto" (/pagina 61).
FFunctie vunctie van de goran de gordelaandelaanpassingpassing
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Nadat een veiligheidsgor-
del voorin is omgegespt, kan automatisch een gor-
delaanpassing met een bepaalde terugtrekkracht
plaatsvinden. De veiligheidsgordel daarbij niet
vasthouden.
De gordelaanpassing kan via het multimediasys-
teem worden in- of uitgeschakeld
(/pagina 46).
GorGordelaandelaanpassing via hepassing via het multimediasystt multimediasysteem in-eem in-
of uitscof uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#De Gordelaanpassing in- of uitschakelen.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel afdoendel afdoen
#De ontgrendelingsknop in het gordelslot
indrukken en de veiligheidsgordel met de gor-
delslottong teruggeleiden.
WWererking vking van de goran de gordelwdelwaaraarscschuwing vhuwing voor besoor bestuur-tuur-
der en passagierder en passagier
Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel ü
in het instrumentendisplay maakt u erop attent
dat alle inzittenden de veiligheidsgordel correct
moeten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
De gordelwaarschuwing stopt zodra de bestuurder
en passagier de veiligheidsgordel hebben omge-
gespt.
FFunctie vunctie van de stan de statusindicatie vatusindicatie veiligheidsgoreiligheidsgordeldel
acachthtererinin
De statusindicatie veiligheidsgordel achterin is
alleen in bepaalde landen beschikbaar.
Als de auto is ingeschakeld gee de statusindica-
tie veiligheidsgordel achterin gedurende een
bepaalde tijd aan, welke veiligheidsgordel achterin
niet is omgegespt.
Met de toetsterug links in het stuurwiel kunt u de
statusindicatie veiligheidsgordels achterin direct
verbergen (/pagina 264).
Indien tijdens het rijden een inzittende achterin de
veiligheidsgordel losmaakt, wordt de statusindica-
4646 Veiligheid voor inzittenden
tie veiligheidsgordel achterin opnieuw weergege-
ven.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
In dit gevalkunt u de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin niet met de toetsterug links in het
stuurwiel verbergen.
AirbagsAirbags
OvOvererziczicht vht van de airbagsan de airbags
1Kneebag
2Bestuurdersairbag
3Passagiersairbag
4Windowbag
5Sidebags
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG.
Een airbag kan bij activering het beschermingspo-
tentieel voor de betreende inzittende vergroten.
Mogelijk beschermingspotentieel per airbag:
RKneebag: Bovenbeen, knie en onderbeen
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Hoofd
en borstkas
RWindowbag: Hoofd
RSidebag: Borstkas
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 73). Beslist ook de aanwijzingen met
betrekking tot naar achteren of naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen.
InfInforormatie ovmatie over de auter de automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling vanan
de passagierde passagiersairbagsairbag
Alleen als het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF gedoofd is, kan de passagiersairbag bij
een ongeval worden geactiveerd. Bij een bezette
passagiersstoel voor en ook tijdens het rijden de
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren (/pagina 52).
Veiligheid voor inzittenden 4747
*AANWIJZINGAANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem bij een onbe-
zette passagiersstoel
Bij een ongeval kunnen aan passagierszijde de
bestanddelen van het veiligheidssysteem
onnodig worden geactiveerd:
ROp de passagiersstoel zijn zware voorwer-
pen geplaatst.
RDe gordelslottong van de veiligheidsgordel
is bij onbezette passagiersstoel in het gor-
delslot vergrendeld.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
#De veiligheidsgordel altijd slechts voor
één persoon gebruiken.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie kan
de windowbag aan passagierszijde worden geacti-
veerd. Het activeren is onafhankelijk van of de
passagiersstoel wel of niet bezet is.
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van de airbagsan de airbags
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan een airbag
in combinatie met een correct gedragen veilig-
heidsgordel het beschermingspotentieel vergro-
ten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door verkeerde zitpositie
Als wordt afgewekenvan de correcte zitposi-
tie, kan de airbag niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Elke inzittende moet de volgende punten in
acht nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen. In
het bijzonder erop letten, dat bij zwangere
vrouwen de heupgordel nooit over buik of
onderlichaam loopt.
RDe correcte zitpositie innemen en de
grootst mogelijke afstand tot de airbags
aanhouden.
RDe volgende aanwijzingen in acht nemen.
#Altijd controleren of zich geen voorwer-
pen tussen de airbag en de inzittende
bevinden.
Om risico's als gevolg van de in werking tredende
airbag te vermijden moet elke inzittende met
name de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe stoelen voor aanvang van de rit correct
instellen, de bestuurders- en passagiersstoel
zo ver mogelijk naar achteren.
Daarbij altijd de informatie over de correcte
stand van de bestuurdersstoel in acht nemen
(/pagina 102).
RHet stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
vasthouden. Op deze wijze kan de airbag
ongehinderd worden opgeblazen.
RTijdens het rijden altijd tegen de rugleuning
leunen. Niet naar voren buigen en niet tegen
het portier of de zijruit leunen. Anders bevindt
u zich in het ontplooiingsgebied van de air-
bags.
RDe voeten moeten zich altijd op de vloer
bevinden. Uw voeten bijvoorbeeld niet op de
4848 Veiligheid voor inzittenden
cockpit leggen. Anders bevinden uw voeten
zich in het ontplooiingsgebied van de airbag.
RWanneer kinderen in de auto worden meege-
nomen, de aanvullende aanwijzingen in acht
nemen (/pagina 57).
RVoorwerpen altijd correct opbergen en beveili-
gen.
Voorwerpen in het interieur kunnen het correct
functioneren van een airbag in gevaar brengen.
Elke inzittende moet altijd met name de volgende
punten in acht nemen:
REr mogen zich geen andere personen, dieren
of voorwerpen tussen de inzittenden en de
verschillende airbags bevinden.
REr mogen geen voorwerpen tussen de stoel en
het portier als ook de deurstijl (B-stijl) liggen.
REr mogen geen harde voorwerpen zoals kle-
dinghangers aan handgrepen of kledinghaken
hangen.
REr mogen geen accessoires zoals mobiele
navigatiesystemen, mobiele telefoons of
bekerhouders in het ontplooiingsgebied van
een airbag zijn aangebracht, bijvoorbeeld op
de cockpit, aan portieren, zijruiten of zijbekle-
dingen.
Bovendien mag geen aansluitkabel, spanband
of bevestigingsriem in het ontplooiingsgebied
van een airbag lopen of worden bevestigd.
Altijd de montagehandleiding van de fabrikant
van het accessoire in acht nemen, in het bij-
zonder ook de aanwijzingen met betrekking tot
een geschikte montageplaats.
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel van dean de
airbagsairbags
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
wijzigingen aan de afdekking van een air-
bag
Als u de afdekking van een airbag wijzigt of
voorwerpen, bijvoorbeeld ook stickers, hierop
aanbrengt, kan de airbag niet meer zoals
bedoeld functioneren.
#Nooit veranderingen aan de afdekking
van een airbag uitvoeren.
#Geen voorwerpen op de afdekking aan-
brengen.
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG (/pagina 47).
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een air-
bag kunnen het correct functioneren van de air-
bag in gevaar brengen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
voorwerpen in het ontplooiingsgebied van
een airbag
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een
airbag kunnen het correct ontplooien van de
airbag belemmeren of verhinderen.
De airbag ontplooit zich dan mogelijk onge-
controleerd en kan bij de inzittenden door het
ontplooien zelfs extra letsel veroorzaken. Dat
kanvooral het geval zijn, wanneer de airbag in
de stoel geïntegreerd is.
Veiligheid voor inzittenden 4949
#Voorwerpen altijd correct opbergen en
beveiligen.
#Voor vertrek controleren dat er geen
voorwerpen in het ontplooiingsgebied
van een airbag opgeborgen zijn.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door ongeschikte stoelhoe-
zen
Door ongeschikte stoelhoezen kunnen de air-
bags de inzittenden niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan de werking van de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag
nadelig worden beïnvloed.
#Alleen stoelhoezen gebruiken die
Mercedes-Benz voor de betreende
stoel hee goedgekeurd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van de sensoren
in de portierbekleding
Door wijzigingen of ondeskundig uitgevoerde
werkzaamheden aan portieren of portierbekle-
dingen en door beschadigde portierenkan de
airbag niet meer zoals bedoeld werken.
#Nooit de portieren of delen waarvan wij-
zigen.
#Werkzaamheden aan portieren of por-
tierbekledingen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
een reeds geactiveerde airbag
Een reeds geactiveerde airbag biedt geen
beschermende werking meer.
#Om een geactiveerde airbag te vervan-
gen, de auto naar een gekwaliceerde
werkplaats laten slepen.
Geactiveerde airbags direct laten vervangen.
SSttatus vatus van de passagieran de passagiersairbagsairbag
WWererking vking van de autan de automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van dean de
passagierpassagiersairbagsairbag
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan herkennen of een persoon op de pas-
sagiersstoel zit of dat een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de stoel is gemonteerd. Dieno-
vereenkomstig wordt de passagiersairbag in- of
uitgeschakeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
5050 Veiligheid voor inzittenden
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 73). Beslist ook de aanwijzingen met
betrekking tot naar achteren of naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel (/pagina 73) in acht nemen.
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/pagina 42).
RZo rechtop mogelijk zitten, met de rugtegen
de rugleuning.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan.
Anders kan de passagiersairbag abusievelijk wor-
den uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de volgende
gevallen:
RDe passagier verplaatst zijn gewicht door op
de armsteun in de auto te steunen.
RDe passagier zit zodanig dat hij het zitvlak ont-
last.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij uitgeschakelde passa-
giersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld .
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeldmet delen van het interieur in aan-
raking komen, in het bijzonder als hij dicht op
het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zorgen
dat:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel correct is en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel in- of uitgeschakeld is.
RDe passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren gezet is.
RDe persoon correct zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de cor-
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Wanneer de passagiersstoel bezet is, vindt na de
zelfdiagnose van de automatische uitschakeling
van de passagiersairbag de classicatie van de
persoon of het kinderzitjesbevestigingssysteem
op de passagiersstoel plaats. De PASSENGER AIR
BAG controlelampjes geven de status van de pas-
sagiersairbag weer.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de wer-
king van de controlelampjes PASSENGER AIR BAG
in acht nemen (/pagina 52).
Veiligheid voor inzittenden 5151
FFunctie vunctie van de Pan de PASSENASSENGER AIR BAGER AIR BAG contrG controle-ole-
lamlampjespjes
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de cockpit (/pagina 72).
Zelfdiagnose vZelfdiagnose van de autan de automatiscomatische uitsche uitschakhakelingeling
vvan de passagieran de passagiersairbagsairbag
Bij ingeschakeld auto branden beide controle-
lampjes PASSENGER AIR BAG ON en OFF tijdens
de zelfdiagnose tegelijkertijd.
Na de zelfdiagnose wordt de status van de passa-
giersairbag via de controlelampjes PASSENGER
AIR BAG weergegeven:
RON brON brandt:andt: De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
Na 60 seconden doo het controlelampje.
RON en OFF ziON en OFF zijn gjn gedoofd:edoofd: De passagiersairbag
kan tijdens een ongeval geactiveerd worden.
ROFF brOFF brandt:andt: De passagiersairbag is uitgescha-
keld. Hij wordt bij een ongeval niet geacti-
veerd.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG ON
gedoofd is, gee alleen het controlelampje PAS-
SENGER AIR BAG OFF de status van de passa-
giersairbag aan. Het controlelampjePASSENGER
AIR BAG OFF kan continu branden of gedoofd zijn.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
en het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6tegelijkertijd branden, mag niemand de pas-
sagiersstoel gebruiken. In dit geval ook geen kin-
derzitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel monteren. De automatische uitschakeling
van de passagiersairbag direct bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten controleren en repareren.
SSttatusindicatieatusindicatie
Bij een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren.
NNa de monta de montagage ve van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kin-ht kin-
derderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem op de passagiereem op de passagiers-s-
ststoel:oel: PASSENGER airbag OFF moet continu bran-
den.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
5252 Veiligheid voor inzittenden
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN totgevolg hebben.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 73).
Afhankelijk van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem en het postuur van het kind kan het contro-
lelampje PASSENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn.
In dit geval mag het naar achteren gerichte kinder-
zitjesbevestigingssysteem niet op de passagiers-
stoel worden gemonteerd.
In plaats daarvan het naar achteren gerichte kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een geschikte
zitplaats achterin aanbrengen.
NNa monta montagage ve van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinderht kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssysteem op de passagiereem op de passagiersstsstoel:oel:
PASSENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en het postuur van het kind.
Altijd de volgende aanwijzingen in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerde plaatsing van het naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssysteem
Als een kind in een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel wordt beveiligd en de passagiersstoel te
dicht bij de cockpit wordtgeplaatst, kan het
kind bij een ongeval:
RBijvoorbeeld met delen van het interieur in
aanraking komen, als het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF brandt.
RDoor de airbag worden geraakt, als het
controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
gedoofd is.
#De passagiersstoel altijd zo ver mogelijk
naar achteren plaatsen en de zitting-
hoogteverstelling in de laagste stand zet-
ten. Daarbij altijd de correcte ligging van
de schoudergordel vanaf de gordeldoor-
voeropening van de auto naar de schou-
dergordelgeleiding van het kinderzitjes-
bevestigingssysteem in acht nemen. De
schoudergordelband moet vanaf de gor-
deldoorvoeropening naar voren en
omlaag verlopen. Indien nodig de gordel-
doorvoeropening en de passagiersstoel
overeenkomstig instellen.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 73).
Er zit een perEr zit een persoon op de passagiersoon op de passagiersstsstoel:oel: PAS-
SENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het postuur van de
persoon.
Veiligheid voor inzittenden 5353
Een persoon op de passagiersstoel moet altijd de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RWanneer de passagiersstoel bezet is door een
volwassene of een persoon met overeenkom-
stig postuur, moet het controlelampje PAS-
SENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn. Hiermee
wordt aangegeven dat de passagiersairbag
geactiveerd is.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt, mag een volwassene of
een persoon met overeenkomstig postuur de
passagiersstoel niet gebruiken.
In plaats daarvan een zitplaats achterin
gebruiken.
RWanneer de passagiersstoel bezet is door een
persoon met een klein postuur (bijvoorbeeld
een tiener of een kleine volwassene), brandt
het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
afhankelijk van het classicatieresultaat con-
tinu of is het gedoofd.
-PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd: De
passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren zetten of voor de persoon met klein
postuur een zitplaats achterin gebruiken.
-PASSENGER AIR BAG OFF brandt continu:
De persoon met klein postuur mag de pas-
sagiersstoel niet gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij brandend PASSENGER
AIR BAG OFF-controlelampje
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF na de zelfdiagnose nog steeds brandt, is
de passagiersairbag uitgeschakeld.
Bij bezette passagiersstoel altijd het volgende
controleren:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel moet correct zijn en de passa-
giersairbag moet overeenkomstig de per-
soon op de passagiersstoel in- of uitge-
schakeld zijn.
RDe persoon moet correct zitten en de vei-
ligheidsgordel correct hebben omgegespt.
RDe passagiersstoel moet zo ver mogelijk
naar achteren staan.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RKinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel (/pagina 73)
RGeschikte plaatsing van het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem (/pagina 61)
PRE-SPRE-SAFEAFE®®systsysteemeem
FFunctie vunctie van PRE-San PRE-SAFEAFE®®(prev(preventieventieve inzitte inzittenden-enden-
bescbescherherming)ming)
De PRE-SAFE®kan bepaalde kritieke rijsituaties
herkennen en preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden nemen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE®onafhankelijk van elkaar worden genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RZijruiten sluiten.
RAAututo's meo's met sct schuifdak:huifdak: Het schuifdak sluiten.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Een gunstiger zit-
positie van de passagiersstoel instellen.
5454 Veiligheid voor inzittenden
RPRE-SAFE®Sound: Kan het eigen bescher-
mingsmechanisme van het gehoor activeren
door een kort geluidssignaal bij ingeschakeld
multimediasysteem.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de stoel
Door de automatische instelling van de stand
van de stoel kan de stoel en/of het voorwerp
worden beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
MaatrMaatregegelen velen van hean het PRE-St PRE-SAFEAFE®®-syst-systeem ongeem onge-e-
daan makdaan makenen
Als er geen ongeval plaatsvindt, worden de pre-
ventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Bepaalde instellingen dient u zelf uit te voeren.
#Als de gordelvoorspanning niet afneemt, de
rugleuning iets naar achteren zetten.
De gordelvoorspanning neemt af.
FFunctie vunctie van PRE-San PRE-SAFEAFE®®PLPLUS (prevUS (preventieventieve inzit-e inzit-
ttendenbescendenbescherherming Plus)ming Plus)
De PRE-SAFE®PLUS kan een dreigende aanrij-
ding herkennen, met name een aanrijding van
achteren, en neemt preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden. Deze maatrege-
len kunnen een dreigend ongeval niet voorkomen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE®PLUS onafhankelijk van elkaar worden
genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RAlarmknipperlichtinstallatie achter met een
verhoogde frequentie inschakelen.
RRemdruk verhogen wanneer de auto stilstaat.
Deze remingreep wordt bij het wegrijden auto-
matisch beëindigd.
Als er geen ongeval plaatsvindt, worden de pre-
ventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem neemt in de volgende situaties geen
maatregelen:
Rbij achteruitrijden
of
Rbij het rijden met een aanhangwagen en drei-
gende aanrijding van achteren
Het systeem voert in de volgende situaties geen
remingreep uit:
RTijdens het rijden
of
Rbij het in- of uitparkeren met de actieve par-
keerassistent
KinderKinderen ven veilig in de auteilig in de auto vo ververvoeroerenen
AltiAltijd in acjd in acht nemen wht nemen wanneer kinderanneer kinderen meerien meerijdenjden
%Beslist ook de van de situatie afhankelijke vei-
ligheidsaanwijzingen in acht nemen. U kunt zo
mogelijke risico's herkennen en gevarenver-
mijden wanneer kinderen meerijden
(/pagina 57).
Veiligheid voor inzittenden 5555
ConseqConsequent ziuent zijnjn
U moet beseen dat nalatigheid bij het beveiligen
van kinderen in kinderzitjesbevestigingssystemen
ernstige gevolgen kan hebben. Wees altijd conse-
quent en beveilig kinderen voor iedere rit zorgvul-
dig.
Nooit een baby of een kind op de schoot van een
inzittende meenemen.
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan twaalf jaar
of kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
REen kind altijd beveiligen in een voor uw
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en
de lengte.
RDe zitplaats van de auto moet geschikt zijn
voor het in te bouwen kinderzitjesbevesti-
gingssysteem (/pagina 61).
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili-
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin-
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij voor-
keur op een zitplaats achterin te monteren.
HeHetovtoverkerkoepelend begroepelend begrip kinderip kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssysteemeem
In deze handleiding wordt het overkoepelend
begrip kinderzitjesbevestigingssysteem gebruikt.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem is bijvoor-
beeld:
REen babyschaal
REen naar achteren gericht kinderzitje
REen naar vorengericht kinderzitje
REen stoelverhoging met leuning en gordelgelei-
dingen
Mercedes-Benz adviseert een stoelverhoging
met rugleuning te gebruiken.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en de
lengte.
De weDe wetttten enen en vvooroorscschrhrienien in acin acht nemenht nemen
Bij het gebruik van een kinderzitjesbevestigings-
systeem in de auto altijd de wettelijke voorschrif-
ten in acht nemen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet volgens
de geldende testvoorschrien en richtlijnen toe-
gestaan zijn; dit controleren. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Alleen tAlleen toegoegestestane kinderane kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men gmen gebrebruikuikenen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssyste-
men)
Informatie met betrekking tot de toelatingscatego-
rieën voor kinderzitjesbevestigingssystemen en de
opgaven op het goedkeuringslabel
(/pagina 61).
5656 Veiligheid voor inzittenden
Risico herkRisico herkennen, gevennen, gevaar vaar verermimijdenjden
BevBevesestigingssysttigingssystemen vemen voor kinderoor kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssystemen in de autoemen in de auto
Alleen de volgende bevestigingssystemen voor
kinderzitjesbevestigingssystemen gebruiken:
Rde ISOFIX- of i-Size bevestigingsbeugels
Rhet veiligheidsgordelsysteem van de auto
Rde TopTether-verankeringen
Bij voorkeur een ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbe-
vestigingssysteem monteren.
De eenvoudige montage aan de bevestigingsbeu-
gels van de auto kan het risico van een verkeerd
gemonteerd kinderzitjesbevestigingssysteem
reduceren.
Wanneer het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem beveiligd is, beslist het
gewicht van het kind en het toegestaan totaalge-
wicht van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen (/pagina 65).
VVooroordeel vdeel van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kinderht kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssysteemeem
Een baby of een klein kind bij voorkeur in een
geschikt naar achteren gericht kinderzitjesbeves-
tigingssysteem vervoeren. Het kind zit in dit geval
tegengesteld aan de rijrichting en kijkt naar achte-
ren.
Baby's en kleine kinderen hebben relatief zwakke
nekspieren in verhouding tot de grootte en het
gewicht van hun hoofd. In een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem kan het
gevaar voor letsel aan de nekwervelkolom bij een
ongeval worden gereduceerd.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem altieem altijd corrjd correctect
bevbevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde montage van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Het gehele draagvlak van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem moet op de zit-
ting rusten; dit controleren.
#Nooit voorwerpen onder of achter het
kinderzitjesbevestigingssysteem leggen,
zoals een kussen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen alleen
met de bijgeleverde originele hoezen
gebruiken.
#Beschadigde hoezen alleen door origi-
nele hoezen vervangen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door niet-vastgezette kinder-
zitjesbevestigingssystemen in de auto
Als het kinderzitjesbevestigingssysteem ver-
keerd gemonteerd of niet vastgezet is, kan het
loskomen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kanrond-
slingeren en inzittenden raken.
Veiligheid voor inzittenden 5757
#Ook niet gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen altijd correct monteren.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
RAltijd de montage- en gebruikshandleiding van
de fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en de voertuigspecieke
aanwijzingen in acht nemen:
-ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op de zitplaats achterin inbouwen
(/pagina 65).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (/pagina 71).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de passagiersstoel
bevestigen (/pagina 73). De specieke
aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/pagina 73).
Bij een bezette passagiersstoel ór en
ook tijdens het rijden de, van de situatie
afhankelijke, correcte status van de passa-
giersairbag controleren (/pagina 52).
RDe waarschuwingsstickers in het interieur van
de auto en op het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen.
RDe TopTether, indien aanwezig, ook bevesti-
gen.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem nieeem niet vt vereranderanderenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
veranderingen aan het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kan niet
meer naar behoren werken. Er bestaat ver-
hoogd gevaar voor letsel!
#Nooit een kinderzitjesbevestigingssys-
teem veranderen.
#Alleen accessoires aanbrengen die de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem speciek voor dit kinderzit-
jesbevestigingssysteem hee goedge-
keurd.
Mercedes-Benz adviseert u voor het reinigen van
de voor Mercedes-Benz geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen Mercedes-Benz-verzor-
gingsmiddelen te gebruiken.
Alleen intAlleen intactacte kindere kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemenemen
ggebrebruikuikenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het gebruik van
beschadigde kinderzitjesbevestigingssys-
temen
Beschadigde of bij een ongeval belaste kinder-
zitjesbevestigingssystemen of hun bevesti-
gingssystemen kunnen niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Het kind wordt mogelijk niet tegengehouden.
#Beschadigde of bij een ongeval belaste
kinderzitjesbevestigingssystemen direct
vervangen.
5858 Veiligheid voor inzittenden
#De bevestigingssystemen van de kinder-
zitjesbevestigingssystemen direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten contro-
leren, voordat weer een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem wordtgemonteerd.
DirDirect invect invallend zonlicallend zonlicht vht verermimijdenjden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door direct invallend zonlicht op het
kinderzitje
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
aan direct invallend zonlicht wordt blootge-
steld, kunnen delen hiervan zeer heet worden.
Kinderen kunnen zich branden aan deze delen,
in het bijzonder aan metalen delen van het
kinderzitjesbevestigingssysteem.
#Altijd erop letten dat het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet aan direct inval-
lend zonlicht wordt blootgesteld.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
beschermen, bijvoorbeeld met een
deken.
#Voordat het kind hierin wordt beveiligd,
het kinderzitjesbevestigingssysteem
laten afkoelen wanneer het aan direct
invallend zonlicht blootgesteld is
geweest.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
BiBij hej het stt stoppen of parkoppen of parkereren in acen in acht nemenht nemen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Veiligheid voor inzittenden 5959
OvOvererziczicht ght geadviseereadviseerde kinderde kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsystemenemen
%Meer informatie over het correcte kinderzit-
jesbevestigingssysteem is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats. Mercedes-Benz
adviseert een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
BevBevesestiging metiging met ISOFIXt ISOFIX
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circaca
15 maanden)15 maanden)
TTypeype11BBABABY SY SAFE plusAFE plus
Grootteklasse E
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2B6 6 86 8224
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9 tooep I (9 tot 18 kt 18 kg en vg en van ciran circa 9 maan-ca 9 maan-
den toden tot 4 jaar)t 4 jaar)
TTypeype11DUO plusDUO plus
Grootteklasse B1
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
BevBevesestiging metiging met de vt de veiligheidsgoreiligheidsgordel vdel van de zit-an de zit-
plaatsplaats
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0 (tooep 0 (tot 10 kt 10 kg en tog en tot cirt circa 6 maan-ca 6 maan-
den) en geden) en gewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circaca
15 maanden)15 maanden)
TTypeype11BBABABY SY SAFE plus IIAFE plus II
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2A 000 970 38 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9 tooep I (9 tot 18 kt 18 kg en vg en van ciran circa 9 maan-ca 9 maan-
den toden tot 4 jaar)t 4 jaar)
TTypeype11DUO plusDUO plus
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep II/III (15 tooep II/III (15 tot 36 kt 36 kg en vg en van ciran circa 3ca 3
totot 12 jaar)t 12 jaar)
TTypeype11KIDFIX XPKIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 49 02
TTypeype11AMG KIDFIX XPAMG KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 33 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
6060 Veiligheid voor inzittenden
OvOvererziczicht ght gesceschikthikte zitplaatsen in de aute zitplaatsen in de auto vo vooroor
hehet aanbrt aanbrengengen ven van een kinderan een kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
Geprefereerd bevestigingssysteem:
®ISOFIX-kinderzitjesverankering
(/pagina 63)
of
°i-Size kinderzitbevestiging (/pagina 65)
¯De TopTether, indien aanwezig, ook beves-
tigen (/pagina 68).
Alternatief bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 69)
PPassagierassagiersstsstoeloel
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 69)
Beslist in acht nemen:
RBij een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/pagina 52).
RAanwijzingen met betrekking tot de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag
(/pagina 50).
MiddelstMiddelste zitplaats ace zitplaats achthtererinin
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 69)
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën voor kinderoor kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssystemenemen
Alleen tAlleen toegoegestestane kinderane kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men gmen gebrebruikuikenen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssyste-
men)
KKenmerenmerk op kinderk op kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteemeem
Op het goedkeuringslabel van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem bevinden zich bijvoorbeeld
gegevens over de toelatingscategorie, gewichts-
groep en het goedkeuringsnummer.
Afhankelijk van de toelatingscategorie van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem kunnen verdere
gegevens aanwezig zijn, zoals de ISOFIX-grootte-
klasse.
Veiligheid voor inzittenden 6161
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën volgolgens UN-R44ens UN-R44
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
RUUnivniverersal:sal: Kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" zijn toegestaan
voor het inbouwen in auto's. Ze kunnen over-
eenkomstig de overzichten met betrekking tot
de geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de met U, UF of IUF gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt.
De kenmerking IUF hee betrekking op
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen van
de categorie "Universal". Deze kinderzitjesbe-
vestigingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met TopTether of steunvoet.
RSemi-USemi-Univniverersal:sal: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Semi-Universal" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
RAAututospeciek:ospeciek: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "autospeciek" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën volgolgens UN-R129ens UN-R129
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
Ri‑Size:i‑Size: Kinderzitjesbevestigingssystemen van
de categorie "i‑Size" zijn toegestaan voor het
inbouwen in auto's met i‑Size-bevestigings-
beugels. Ze kunnen overeenkomstig de over-
zichten met betrekking tot de geschiktheid van
de zitplaatsen voor de bevestiging van kinder-
6262 Veiligheid voor inzittenden
zitjesbevestigingssystemen op de met i‑U
gekenmerkte zitplaatsen worden gebruikt.
Het kenmerk i‑U hee betrekking op i‑Size
kinderzitjesbevestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal". Deze kinderzitjesbevesti-
gingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met TopTether of steunvoet.
GescGeschikthiktheid vheid van de zitplaatsen in acan de zitplaatsen in acht nemenht nemen
Afhankelijk van de toelatingscategorie zijn er naar
voren en/of naar achteren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen. Het gebruik kan beperkt
zijn voor bepaalde zitplaatsen:
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/pagina 63)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(/pagina 65)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/pagina 69)
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met ISOFIX of i-t ISOFIX of i-
Size op de linkSize op de linker en rer en recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
bevbevesestigtigenen
OvOvererziczicht ght gesceschikthiktheid vheid van zitplaatsen van zitplaatsen voor bevoor beves-es-
tiging vtiging van ISOFIXan ISOFIX-kinder-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingsysttigingsystemenemen
ISOFIX is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
®Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem conform
UN-R44 (/pagina 61).
Alleen kinderzitjesbevestigingssystemen
bevestigen, die conform UN-R44 overeen-
komstig de volgende ISOFIX-tabellen zijn
goedgekeurd.
BabBabydrydraagzakaagzak
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
F ISO/L1 X
G ISO/L2 X
X Niet geschikt voor een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0 (tooep 0 (tot 10 kt 10 kg en tog en tot cirt circa 6 maan-ca 6 maan-
den)den)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
E ISO/R1 IL
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
Veiligheid voor inzittenden 6363
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circa 15ca 15
maanden)maanden)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
E ISO/R1 IL
D ISO/R2,
ISO/R2X IL
C ISO/R3 IL (1)
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem van de
grootteklasse (ISO/R3) de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de voorstoel niet tegen
het kinderzitjesbevestigingssysteem aanligt.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9–18 koep I (9–18 kg en cirg en circa 9 maanden totca 9 maanden tot
4 jaar)4 jaar)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
D ISO/R2,
ISO/R2X IL
C ISO/R3 IL (1)
B ISO/F2 IUF
B1 ISO/F2X IUF
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
A ISO/F3 IUF
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
IUF Geschikt voor naar vorengerichte ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen van de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem van de
grootteklasse (ISO/R3) de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de voorstoel niet tegen
het kinderzitjesbevestigingssysteem aanligt.
6464 Veiligheid voor inzittenden
OvOvererziczicht ght gesceschikthiktheid vheid van zitplaatsen van zitplaatsen voor bevoor beves-es-
tiging vtiging van i‑Size-kinderan i‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemenemen
i‑Size is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
°Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een i‑Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem conform UN-
R129 (/pagina 61).
Er mogen kinderzitjesbevestigingssyste-
men worden bevestigd die conform UN-
R44 overeenkomstig de ISOFIX-tabellen
(/pagina 63) of conform UN-R129 over-
eenkomstig de volgende i‑Size-tabel zijn
toegestaan.
i‑Size-kinderi‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemen (ISO/R2,emen (ISO/R2,
ISO/F2X, ISO/B2, ISO/B3)ISO/F2X, ISO/B2, ISO/B3)
PPassagierassagiersstsstoeloel LinkLinker/rer/recechthter zit-er zit-
plaats acplaats achthtererinin
Xi‑U
X Niet geschikt voor een i-Size-
kinderzitjesbevestigingssys-
teem van de categorie "Univer-
sal".
i-U Geschikt voor een naar
voren of een naar achteren
gericht i-Size-kinderzitjesbeves-
tigingssysteem van de catego-
rie "Universal".
HeHet ISOFIXt ISOFIX- of i‑Size-kinder- of i‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssytigingssys-s-
tteem op de linkeem op de linker en rer en recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
aanbraanbrengengenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de linker en rechterrugleuningen niet
vastgeklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het
display van het instrumentendisplay weergegeven.
Wanneer de middelste rugleuning niet vastgeklikt
en vergrendeld is, is de rode vergrendelingsindica-
tor zichtbaar.
Veiligheid voor inzittenden 6565
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het overschrijden van
het toegestaan totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem
De ISOFIX‑ of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systemen kunnen overbelast raken en het kind
kan bijvoorbeeld bij een ongeval niet meer
worden tegengehouden.
#Als het kind en het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem samen meer dan 33 kg
wegen, alleen een ISOFIX‑ of een i‑Size-
kinderzitjesbevestigingssysteem gebrui-
kenwaarbij het kind met de veiligheids-
gordel van de zitplaats wordt beveiligd.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
tevens, indien aanwezig, met de Top
Tether-gordel vastzetten.
Altijd de gegevens over het gewicht van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem in acht nemen:
Rin de montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Rop een label aan het kinderzitjesbevestigings-
systeem, indien aanwezig
Regelmatig controleren dat het toegestaan totaal-
gewicht van kind en kinderzitjesbevestigingssys-
teem wordt aangehouden.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem altijd het volgende in acht nemen:
OAltijd het toepassingsgebied en de geschikt-
heid van zitplaatsen voor bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
ISOFIX-kinderzitjesverankering
(/pagina 63)
of
i‑Size-kinderzitbevestiging (/pagina 65)
OAltijd de montage- en gebruikshandleiding
van de fabrikant van het gebruikte kinderzit-
jesbevestigingssysteem in acht nemen.
OErvoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
®Bij de montage van een ISOFIX-kinderzitjes-
bevestigingsysteem ook het volgende in acht
nemen:
OBiBij gj gebrebruik vuik van een babyan een babyscschaal vhaal van dean de
gegewicwichtsgrhtsgroep 0/0+ en een naar acoep 0/0+ en een naar achthtererenen
ggerericicht kinderht kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem vanan
de gede gewicwichtsgrhtsgroep I op een zitplaats acoep I op een zitplaats achthtererin:in:
De voorstoel zodanig instellen, dat deze het
kinderzitjesbevestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem van de gean de gewicwichts-hts-
grgroep Ioep I: Indien mogelijk de hoofdsteunen van
de betreende stoel uitbouwen. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
6666 Veiligheid voor inzittenden
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd. Indien
mogelijk de zittinghoek overeenkomstig
instellen.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
°Bij de montage van een i‑Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem ook het volgende in acht
nemen:
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kin-ht kin-
derderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem:eem: De voorstoel
zodanig instellen dat deze het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem:eem: Indien mogelijk de
hoofdsteunen van de betreende stoel uit-
bouwen. Bovendien moet de leuning van het
kinderzitjesbevestigingssysteem zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
aan liggen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
1ISOFIX-bevestigingsbeugels
2i‑Size-bevestigingsbeugels
Voor iedere rit beslist controleren, dat het ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem of het i‑Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem correct in beide
bevestigingsbeugels van de auto vergrendeld is.
Veiligheid voor inzittenden 6767
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel van de middelste zitplaats bij
de montage van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
#Controleren dat de veiligheidsgordel niet
bekneld raakt.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aan beide ISOFIX-bevestigings-
beugels monteren.
TTop Tetop Tether bevher bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij niet vergrendelde rugleu-
ningen van de zitplaatsen achterin na
montage van de TopTether‑gordels
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin
kunnen tijdens het rijden naar voren klappen.
Daardoor kunnen kinderzitjesbevestigingssys-
temen niet meer zoals bedoeld beschermen.
Bovendien kanextra letsel veroorzaakt wor-
den.
#De rugleuningen van de zitplaatsen ach-
terin na het monteren van de Top
Tether‑gordels altijd vergrendelen.
#Beslist de vergrendelingsindicator in acht
nemen.
Wanneer de linker en rechterrugleuningen niet
vastgeklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het
display van het instrumentendisplay weergegeven.
Wanneer de middelste rugleuning niet vastgeklikt
en vergrendeld is, is de rode vergrendelingsindica-
tor zichtbaar.
¯Indien het kinderzitjesbevestigingssysteem
van een TopTether-gordel voorzien is:
TopTether kan het gevaar voor letsel ver-
minderen. De TopTether-gordel biedt de
mogelijkheid voor een extra verbinding tus-
sen het met ISOFIX of met i‑Size beves-
tigde kinderzitjesbevestigingssysteem en
de auto.
6868 Veiligheid voor inzittenden
#Indien nodig de hoofdsteun 1omhoogschui-
ven (/pagina 108).
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem met TopTether inbouwen. Daar-
bij de montagehandleiding van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen.
#De TopTether-gordel 5onder de hoofdsteun
1tussen de beide hoofdsteunstangen door-
voeren.
#De TopTether-gordel 5tussen het dubbelrol-
scherm 3en de rugleuning 2omlaag door-
voeren.
#De TopTether-haak 6van de TopTether-gor-
del 5zonder deze te verdraaien in de Top
Tether-verankering 4bevestigen.
#De TopTether-gordel 5spannen. Daarbij de
montagehandleiding van de fabrikant van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
#Indien nodig de hoofdsteun 1omlaagschui-
ven (/pagina 108). Erop letten dat de Top
Tether-gordel 5niet in het verloop wordt
gehinderd.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel bevdel bevesestigtigenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de gt de gesceschikthiktheidheid
vvan zitplaatsen van zitplaatsen voor de bevoor de bevesestiging vtiging van kinderan kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssystemen die meemen die met de vt de veiligheids-eiligheids-
gorgordels wdels wororden bevden bevesestigdtigd
Zitplaatsen acZitplaatsen achthtererinin
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0: Tooep 0: Tot 10 kgt 10 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+: Tooep 0+: Tot 13 kt 13 kgg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep I: 9 tooep I: 9 tot 18 kgt 18 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep II: 15 tooep II: 15 tot 25 kt 25 kgg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep III: 22 tooep III: 22 tot 36 kgt 36 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
1 Kinderzitjesbevestigingssystemen met steunvoet zijn niet geschikt
voor deze zitplaats.
U Geschikt voor kinderzitjesbevestigingssystemen van de categorie
"Universal" in deze gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele kinderzitjesbevestigingssystemen
overeenkomstig de tabel in "Geadviseerde kinderzitjesbevestigings-
systemen", of wanneer de auto en de zitplaats in de autotypelijst
van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn aange-
geven.
Veiligheid voor inzittenden 6969
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de kindert de kinderzitjes-zitjes-
bevbevesestigingssysttigingssystemen op de passagieremen op de passagiersstsstoeloel
RWanneer door omstandigheden een kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij-
zingenvoor kinderzitjesbevestigingssystemen
op de passagiersstoel in acht nemen
(/pagina 73).
RDe specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar vorengerichte kinder-
zitjesbevestigingssystemen in acht nemen. Bij
een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/pagina 52).
PPassagierassagiersstsstoeloel
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0: Tooep 0: Tot 10 kgt 10 kg
Passagiersairbag geactiveerd1X
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+: Tooep 0+: Tot 13 kt 13 kgg
Passagiersairbag geactiveerd1X
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep I: 9 tooep I: 9 tot 18 kgt 18 kg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep II: 15 tooep II: 15 tot 25 kt 25 kgg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep III: 22 tooep III: 22 tot 36 kgt 36 kg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
1 De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste rand van de zitting
zich in de bovenste en de achterste rand van de zitting zich in de
onderste positie bevinden.
2 De auto is uitgerust met automatische uitschakeling van de passa-
giersairbag: Het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF moet
branden.
X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor kinderzitjesbevestigingssystemen van de categorie
"Universal" in deze gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele kinderzitjesbevestigingssystemen
overeenkomstig de tabel in "Geadviseerde kinderzitjesbevestigings-
systemen", of wanneer de auto en de zitplaats in de autotypelijst
van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn aange-
geven.
UF: Geschikt voor naar vorengerichte kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
7070 Veiligheid voor inzittenden
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel op de zitplaats acdel op de zitplaats achthtererin bevin bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de linker en rechterrugleuningen niet
vastgeklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het
display van het instrumentendisplay weergegeven.
Wanneer de middelste rugleuning niet vastgeklikt
en vergrendeld is, is de rode vergrendelingsindica-
tor zichtbaar.
BiBij de montj de montagage ve van een kinderan een kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsysteem dat meeem dat met de vt de veiligheidsgoreiligheidsgordels wdels worordtdt
bevbevesestigd hetigd het vt volgolgende in acende in acht nemen:ht nemen:
OAltijd de montage- en gebruikshandleiding
van de fabrikant van het gebruikte kinderzit-
jesbevestigingssysteem in acht nemen.
OVoor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Univer-
sal" controleren of dit voor de zitplaats van
de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzit-
jesbevestigingssystemen" in acht nemen
(/pagina 69).
OBiBij gj gebrebruik vuik van een babyan een babyscschaal vhaal van dean de
gegewicwichtsgrhtsgroep 0/0+ en een naar acoep 0/0+ en een naar achthtererenen
ggerericicht kinderht kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem vanan
gegewicwichtsgrhtsgroep I op een zitplaats acoep I op een zitplaats achthtererin:in: De
voorstoel zodanig instellen, dat deze het kin-
derzitjesbevestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem van gean gewicwichts-hts-
grgroep I:oep I: Indien mogelijk de hoofdsteunen van
de betreende stoel uitbouwen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
ODe leuning van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
achterin aan liggen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
gespannen zijn tussen dak en zitting, en/of
verdraaid ingebouwd worden. Indien mogelijk
de zittinghoek overeenkomstig instellen.
Veiligheid voor inzittenden 7171
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
OErvoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de zitplaats achterin rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar vorenverlopen.
AAananwiwijzingjzingen ven voor autoor auto's zonder auto's zonder automatiscomatische uit-he uit-
scschakhakeling veling van de passagieran de passagiersairbagsairbag
Sticker zichtbaar bij geopend passagiersportier
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de cockpit.
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem altijd op een geschikte zitplaats
achterin inbouwen.
-Zitplaatsen die geschikt zijn voor de beves-
tiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men door middel van gordels
(/pagina 69).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (/pagina 71).
RAanwijzingen met betrekking tot naar achteren
en naar vorengerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen op de passagiersstoel
(/pagina 73)
7272 Veiligheid voor inzittenden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot naar act naar achthtereren enen en
naar vnaar vororen gen gerericichthte kindere kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men op de passagiermen op de passagiersstsstoeloel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN totgevolg hebben.
De specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/pagina 73).
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde van
de zonneklep
Bij het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
altijd de status van de passagiersairbag in acht
nemen:
RWanneer door omstandigheden een kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij-
zingen met betrekking tot de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag in acht
nemen (/pagina 50).
RBij het gebruik van een naar achteren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel moet altijd de passagiersairbag uit-
geschakeld zijn. Dit is alleen het gevalwan-
neer het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt (/pagina 52).
RIndien het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel op de passagierdel op de passagiersstsstoel bevoel bevesestigtigenen
Bij de montage van een geschikt kinderzitjesbe-
vestigingssysteem op de passagiersstoel altijd het
volgende in acht nemen:
ODe aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar vorengerichte kinderzitjesbe-
vestigingssystemen op de passagiersstoel in
acht nemen (/pagina 73).
Veiligheid voor inzittenden 7373
ODe montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbeves-
tigingssysteem in acht nemen.
OVoor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Univer-
sal" controleren of dit voor de zitplaats van
de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzit-
jesbevestigingssystemen" in acht nemen
(/pagina 69).
OBij gebruik van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem van de groep I:
Indien mogelijk de hoofdsteunen van de
betreende stoel uitbouwen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
ODe leuning van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa-
giersstoel aan liggen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
gespannen zijn tussen dak en zitting, en/of
verdraaid ingebouwd worden.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
ONooit voorwerpen, zoals een kussen, onder
of achter het kinderzitjesbevestigingssysteem
leggen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen tussen zit-
vlak en kinderzitjesbevestigingssysteem
Voorwerpen tussen de zitting en het kinderzit-
jesbevestigingssysteem kunnen de werking
van de automatische uitschakeling van de pas-
sagiersairbag verstoren.
#Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
#Altijd ervoor zorgen dat het kinderzitjes-
bevestigingssysteem correct is inge-
bouwd.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
bovenste stand zetten.
#De zittinghoogteverstelling in de laagste stand
zetten.
#De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
#De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de passagiersstoel rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
7474 Veiligheid voor inzittenden
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en omlaag verlo-
pen.
#Indien noodzakelijk de gordeldoorvoeropening
en de passagiersstoel overeenkomstig instel-
len.
KinderbevKinderbeveiligingeiligingenen
KinderKindersloslot vt voor acoor achthtererporportiertieren ven vergrergrendelen ofendelen of
ontgrontgrendelenendelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
Veiligheid voor inzittenden 7575
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
Het kinderslot in de achterportieren vergrendelt
elk portier afzonderlijk. Dit kan dan niet meer van
binnenuit worden geopend. #De hendel in de richting van de pijl 1(ver-
grendelen) of 2(ontgrendelen) indrukken.
#Vervolgens de werking van het kinderslot con-
troleren.
KinderKindersloslot vt voor zioor zijrjruituiten acen achthtererin vin vergrergrendelen ofendelen of
ontgrontgrendelenendelen
#VVergrergrendelen/ontgrendelen/ontgrendelen:endelen: De toets2
indrukken.
De zijruit achterin kan in de volgende gevallen
worden geopend of gesloten:
RHet controlelampje 1brandt: Met de
schakelaar op het bestuurdersportier
7676 Veiligheid voor inzittenden
RHet controlelampje 1is gedoofd: Met de
schakelaar op het betreende achterpor-
tier of het bestuurdersportier
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot huisdiert huisdieren in deen in de
autoauto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
RUitrustingen van het voertuig activeren en
bijvoorbeeld bekneld raken.
RSystemen in‑ of uitschakelen en daardoor
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
#Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
tuig laten.
#Dieren tijdens het rijden altijd goed
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
Veiligheid voor inzittenden 7777
SleutSleutelel
OvOvererziczicht vht van de wan de wererking vking van de sleutan de sleutelel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de sleutel
door magnetische velden
#De sleutels uit de buurt van sterke mag-
netische velden houden.
Voertuigsleutel
1Vergrendelen
2Controlelampje
3Ontgrendelen
4Achterklep openen en sluiten
%Wanneer het controlelampje 2bij het indruk-
kenvan de toetsÜof ßniet gaat bran-
den, is de batterij bijna leeg of eventueel ont-
laden. De batterij zo snel mogelijk vervangen.
De batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 80).
7878 Openen en sluiten
Met de sleutel worden de volgende componenten
ver- en ontgrendeld:
RPortieren
RContactdoosklep
RAchterklep
Wanneer de auto niet binnen circa 40 seconden
na het ontgrendelen wordtgeopend, wordt deze
weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara-
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
AkAkoesoestisctisch sluitsignaal in- of uitsch sluitsignaal in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#Akoes. sluitmelding in- of uitschakelen.
%HeHet vt volgolgende in acende in acht nemen:ht nemen:
De geselecteerde instelling van het akoestisch
sluitsignaal dient in overeenstemming te zijn
met de betreende nationale verkeersregels.
In sommige landen, waaronder Duitsland, is
het gebruik van het akoestisch sluitsignaal
wettelijk niet toegestaan (in Duitsland con-
form §16 Abs. 1 en §30 Abs. 1 StVO). De
bestuurder van de auto dient zich aan de
voorschrien te houden. In landen waar het
gebruik van deze functie niet is toegestaan, is
deze functie in uw auto niet geactiveerd en
mag ook niet worden geactiveerd.
OntgrOntgrendelingsinstendelingsinstellingellingen wien wijzigjzigenen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
RCentraal ontgrendelen
RBestuurdersportier en contactdoosklep ont-
grendelen
#TTussen de instussen de instellingellingen omscen omschakhakelen:elen: De toet-
sen Üen ßtegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het controlelampje
tweemaal knippert.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en contactdoosklep is geko-
zen:
RAAututo centro centraal ontgraal ontgrendelen:endelen: De toetsÜ
tweemaal indrukken.
RAAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de contactdoosklep
ontgrendeld.
FFunctie vunctie van de sleutan de sleutel deactivel deactivererenen
AAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
Ukunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, als u de auto of een sleutel
gedurende langere tijd niet gebruikt.
#DeactivDeactivereren:en: De toetsßvan de sleutel
indrukken en ingedrukt houden.
Openen en sluiten 7979
#Met ingedrukte toetsßonmiddellijk de
toetsÜvan de sleutel tweemaal kort na
elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat een-
maal kort en eenmaal lang branden.
#AActivctivereren:en: Een willekeurige toetsvan de sleu-
tel indrukken.
%Bij het startenvan de auto met de sleutel in
het opbergvak in de middenconsole wordt de
werking van de sleutel automatisch geacti-
veerd (/pagina 160).
NNoodsleutoodsleutel vel vererwiwijderjderen en aanbren en aanbrengengenen
NNoodsleutoodsleutel vel vererwiwijderjderenen
#De ontgrendelingsknop 1indrukken.
De noodsleutel 2wordt iets naar buiten
geschoven.
#De noodsleutel 2eruit trekken, tot deze in
de tussenstand vergrendelt.
#Opnieuw de ontgrendelingsknop 1indrukken
en de noodsleutel 2er helemaal uittrekken.
NNoodsleutoodsleutel aanbrel aanbrengengenen
#De ontgrendelingsknop 1indrukken.
#De noodsleutel 2in de tussenstand of hele-
maal aanbrengen, tot hij vergrendelt.
%Om de sleutel aan een sleutelbos te bevesti-
gen, kan de tussenstand van de noodsleutel
2worden gebruikt.
BattBatterierij vj van de sleutan de sleutel vel ververvangangenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve
bestanddelen. Als batterijen worden ingeslikt,
kunnen er binnen twee uur ernstige inwendige
brandwonden optreden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Als het deksel en/of het batterijenvak
niet goed sluiten, de sleutel niet meer
gebruiken en buiten het bereik van kin-
deren bewaren.
#Wanneer batterijen zijn ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan.
8080 Openen en sluiten
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Accu's bevatten schadelijke stoen.
Het is wettelijke verboden, deze samen met
het huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
VVoorwoorwaaraardenden
REr is één 3V-knoopcel van het type CR 2032
nodig.
Mercedes-Benz adviseert om de batterij bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten vervangen.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 80).
#De ontgrendelingsknop 2volledig omlaag-
drukken en het deksel 1in de richting van de
pijl openschuiven.
#Het deksel 1in de richting van de pijl open-
klappen en verwijderen.
#Het batterijenvak3eruit trekken en de lege
batterij verwijderen.
#De nieuwe batterij in het batterijenvak3aan-
brengen. Daarbij de markering van de pluspool
in het batterijenvak en op de batterij in acht
nemen.
#Het batterijenvak3erin schuiven.
#Het deksel 1weer aanbrengen en dicht-
schuiven, tot het vastklikt.
PrProblemen meoblemen met de sleutt de sleutel vel vererhelpenhelpen
U kU kunt de autunt de auto nieo niet meer vt meer verer- of ontgr- of ontgrendelen.endelen.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 78).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 80).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/pagina 85).
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Een stEen sterkerke re radiobradiobron von vererooroorzaakt een stzaakt een stororing.ing.
Mogelijke oorzaken van een slechte werking van
de functie van de sleutel:
Rhoogspanningskabels
Openen en sluiten 8181
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
UUheehee een sleuteen sleutel vel vererlorloren.en.
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten blokkeren.
#Zo nodig de mechanische sloten laten vervan-
gen.
PPorortiertierenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot et extrxtra pora portiervtierver-er-
grgrendelingendeling
De extra portiervergrendeling is alleen beschik-
baar bij auto's voor het Verenigd Koninkrijk.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel voor
personen in de auto bij geactiveerde extra
portiervergrendeling
Wanneer de extra portiervergrendeling geacti-
veerd is, kunnen de portieren niet meer van
binnenuit geopend worden.
#Personen, in het bijzonder kinderen,
nooit zonder toezicht in de auto achterla-
ten.
#Wanneer zich personen in de auto bevin-
den, nooit de extra portiervergrendeling
activeren.
De extra portiervergrendeling wordt in de vol-
gende gevallen automatisch geactiveerd:
RDe auto wordtvergrendeld met de sleutel.
RDe auto wordtvergrendeld met KEYLESS-GO.
Als de auto via Mercedes me connect is vergren-
deld, is de extra portiervergrendeling niet actief
(/pagina 300).
Wanneer de extra portiervergrendeling is geacti-
veerd, kunt u de portieren niet van binnenuit ope-
nen.
%Na de vergrendeling kunt u met de claxon een
signaal laten geven.
De activering van de extra portiervergrendeling
kanworden voorkomen, door voor het vergrende-
len van de auto de interieurbeveiliging uit te scha-
kelen (/pagina 100).
PPorortiertieren ven van binnenuit ontgran binnenuit ontgrendelen en openenendelen en openen
#Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk: De aan-
wijzingen voor de extra portiervergrendeling in
acht nemen (/pagina 82).
8282 Openen en sluiten
#Aan de portiergreep 2trekken.
Als het portier wordt ontgrendeld, beweegt de
borgpen 1omhoog.
AAututo vo van binnenuit centran binnenuit centraal vaal verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
#OntgrOntgrendelen:endelen: De toets1indrukken.
#VVergrergrendelen:endelen: De toets2indrukken.
De contactdoosklep wordt niet ver- en ontgren-
deld. Wanneer een sleutel in de auto wordt her-
kend, kan de contactdoosklep desondanks wor-
den geopend.
De auto wordt niet ontgrendeld:
RWanneer u de auto met de sleutel hebt ver-
grendeld
RWanneer u de auto met KEYLESS-GO hebt ver-
grendeld
AAututo meo met KEYLESS-GO vt KEYLESS-GO verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich buiten de auto.
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
RHet bestuurdersportier en het portier, waarvan
de portiergreep wordt bediend, zijn gesloten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
Openen en sluiten 8383
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
De aanwijzingen in acht nemen met betrekking
tot:
Rmet betrekking tot het auto wassen in een
wasstraat (/pagina 322)
Rmet betrekking tot het gebruik van een hoge-
drukreiniger (/pagina 323)
#AAututo ontgro ontgrendelen:endelen: De binnenzijde van de por-
tiergreep aanraken.
#AAututo vo vergrergrendelen:endelen: Het sensorvlak 1of 2
aanraken.
#ComfComforortsluiting:tsluiting: Het verdiepte sensorvlak 2
aanraken tot het sluitingsproces is voltooid.
%Meer informatie over de comfortsluiting
(/pagina 94).
Wanneer de achterklep van buitenaf wordt
geopend, wordt deze automatisch ontgrendeld.
PrProblemen meoblemen met KEYLESS-GO vt KEYLESS-GO vererhelpenhelpen
De autDe auto ko kan niean niet meer met meer met de KEYLESS-GO wt de KEYLESS-GO wor-or-
den vden verer- en ontgr- en ontgrendeld.endeld.
Mogelijke oorzaken:
RDe functie van de sleutel is gedeactiveerd.
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#De functie van de sleutel activeren
(/pagina 79).
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 78).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 80).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/pagina 85).
#De auto en de sleutel bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Een stEen sterkerke re radiobradiobron von vererooroorzaakt een stzaakt een stororing.ing.
Mogelijke oorzaken van de beïnvloeding van de
KEYLESS-GO-functie:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
8484 Openen en sluiten
AAututomatiscomatische vhe vergrergrendeling in- en uitscendeling in- en uitschakhakelenelen
Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto auto-
matisch vergrendeld.
#InscInschakhakelen:elen: De toets2circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets1circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
Als de functie is ingeschakeld, bestaat in de vol-
gende situaties gevaar voor buitensluiten:
RBij het aanslepen of aanduwen van de auto
RAls de auto zich op een rollentestbank bevindt
BesBestuurtuurderdersporsportier metier met de noodsleutt de noodsleutel vel verer- en- en
ontgrontgrendelenendelen
%Wanneer de auto volledig met de noodsleutel
moet worden vergrendeld, bij geopend
bestuurdersportier eerst de toetsvoor de ver-
grendeling van binnenuit indrukken. Vervol-
gens het bestuurdersportier met de noodsleu-
telvergrendelen.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 80).
#De noodsleutel tot de aanslag in de opening
1van de afdekkap schuiven.
#Iets aan de portiergreep trekken en deze vast-
houden.
#De afdekkap met de noodsleutel zo recht
mogelijk van de auto weg trekken, tot hij los-
komt.
Openen en sluiten 8585
#De portiergreep loslaten.
#OntgrOntgrendelen:endelen: De noodsleutel linksom in de
stand 1draaien.
#VVergrergrendelen:endelen: De noodsleutel rechtsom in de
stand 1draaien.
#De afdekkapvoorzichtig op de slotcilinder
drukken totdat hij vastklikt en stevig vastzit.
BagBagagagereruimteuimte
AAcchthtererklep openenklep openen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de achter-
klep door obstakels op de auto
De achterklep zwenkt bij het openen naar ach-
teren en omhoog.
#Erop letten dat er voldoende plaats ach-
ter en boven de achterklep is.
#Op de bovenzijde van de Mercedes-Benz-ster
drukken.
#AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESS:CCESS: Met een
voet onder de bumper schoppen
(/pagina 89).
AAututo's meo's met EASYt EASY-PACK-PACK-ac-achthtererklepklep
#Aan de afstandsbedieningstoets 1trekken,
tot de achterklep opent.
of
#De toetspvan de sleutel lang indrukken.
#Als de achterklep is ontgrendeld op de boven-
zijde van de Mercedes-Benz-ster drukken.
8686 Openen en sluiten
#Een achterklep die in de tussenstand is
gestopt omhoogtrekken. Loslaten zodra deze
begint te openen.
Wanneer een obstakel de achterklep tijdens het
automatisch openen hindert, wordt de achterklep
gestopt door de blokkeerherkenning. De automati-
sche blokkeerherkenning is slechts een hulpmid-
del. Deze ontslaat u er niet van zelf goed te blijven
opletten.
AAcchthtererklep sluitklep sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegenverschuiven
of kantelen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het sluitt sluiten ven vanan
de acde achthtererklep:klep: Uw auto is uitgerust met automati-
sche sleutelherkenning. Wanneer wordt herkend
dat een bij de auto behorende sleutel zich in de
auto bevindt, wordt de achterklep niet vergren-
deld.
In acht nemen dat de achterklep in de volgende
situatie niet wordtvergrendeld:
RU hebt de auto vergrendeld en sluit de achter-
klep, terwijl een bij de auto behorende sleutel
in de auto ligt.
en
REr wordtgeen tweede bij de auto behorende
sleutel buiten de auto herkend.
De automatische sleutelherkenning is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
#Vóór het vergrendelen controleren of ten min-
ste één bij de auto behorende sleutel zich bui-
ten de auto bevindt.
#AAcchthtererklep sluitklep sluiten:en: De achterklep aan de
handgreep omlaagtrekken en in het slot laten
vallen.
AAututo's meo's met EASYt EASY-PACK-PACK-ac-achthtererklepklep
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch sluiten van de achterklep
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen in het sluitgebied bevin-
den.
#Erop letten dat zich niemand in de omge-
ving van het sluitgebied bevindt.
Om de sluitprocedure te stoppen, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RDe toetspin de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
Openen en sluiten 8787
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
ROp de bovenzijde van de Mercedes-Benz
ster in de achterklep drukken.
AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESS:CCESS: De sluitproce-
dure kan ook met een schoppende beweging
onder de achterbumper worden gestopt.
#AAcchthtererklep sluitklep sluiten:en: De achterklep iets omlaag-
trekken. Loslaten zodra deze begint te sluiten.
#De spanningsvoorziening of de auto inschake-
len.
#De afstandsbedieningstoets 1indrukken, tot
de achterklep volledig gesloten is.
#De sluittoets 1in de achterklep indrukken.
AAututo's meo's met KEYLESS-GOt KEYLESS-GO
#De vergrendelingstoets 2in de achterklep
indrukken.
Wanneer een sleutel buiten de auto wordt her-
kend, wordt de achterklep gesloten en de auto
vergrendeld.
8888 Openen en sluiten
#De toetspvan de sleutel lang indrukken.
De sleutel moet zich daarbij in de omgeving
van de auto bevinden.
AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESSCCESS
#Met de voet een schoppende beweging onder
de bumper maken (/pagina 89).
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van de acan de achthter-er-
klepklep
De achterklep is uitgerust met een automatische
blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie. Wan-
neer een object de achterklep tijdens de automa-
tische sluitprocedure hindert, wordt deze automa-
tisch weer iets geopend. De automatische blok-
keerherkenning met anti-inklemfunctie is slechts
een hulpmiddel. U dient zelf altijd goed te blijven
opletten.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Raan het einde van de sluitprocedure
De anti-inklemfunctie kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
Wanneer iemand bekneld raakt, ofwel:
RDe toetspin de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
ROp de bovenzijde van de Mercedes-Benz
ster in de achterklep drukken.
FFunctie HANDS-FREE Aunctie HANDS-FREE ACCESSCCESS
Met HANDS-FREE ACCESS kunt u door een
schoppende beweging met de voet onder de bum-
per de achterklep openen, sluiten of stoppen.
De schoppende beweging activeert afwisselend
een openings- of sluitingsprocedure.
Openen en sluiten 8989
De aanwijzingen met betrekking tot het openen
(/pagina 86) en sluiten (/pagina 87) van de
achterklep.
%Tijdens het openen of sluiten van de achter-
klep klinken er twee waarschuwingssignalen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
Ervoor zorgen dat u bij het makenvan de schop-
pende beweging stevig staat. Anders kunt u bij-
voorbeeld bij ijzel uw evenwicht verliezen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe sleutel bevindt zich achter de auto.
RBij de schoppende beweging ten minste
30 cm van de auto verwijderd blijven.
RBij de schoppende beweging niet de bumper
aanraken.
RDe schoppende beweging niet te langzaam uit-
voeren.
RDe schoppende beweging moet naar de auto
toe en er vandaan plaatsvinden.
1Registratiegebied van de sensoren
Wanneer meerdere schoppende bewegingen ach-
ter elkaar zonder succes zijn, tien seconden
wachten.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in de volgende gevallen mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe sensoren zijn vervuild, bijvoorbeeld door
pekel of sneeuwophoping.
RWanneer de schoppende beweging met een
beenprothese wordt uitgevoerd.
De achterklep kan in de volgende situaties onbe-
doeld openen of sluiten:
RWanneer personen armen of benen in het regi-
stratiegebied bewegen, bijvoorbeeld bij het
poetsen van de auto of bij het oprapen van
voorwerpen.
RWanneer voorwerpen achter de auto langs
worden gevoerd of neergezet, bijvoorbeeld
een laadkabel of bagage.
RWanneer spanbanden, dekzeilen of andere
afdekkingen over de bumper worden getrok-
ken.
RWanneer een beschermingsmat wordtgebruikt
die over de laaddrempel omlaag in het regi-
stratiegebied van de sensoren hangt.
9090 Openen en sluiten
RWanneer de beschermingsmat niet correct is
bevestigd.
RBij het werken aan de aanhangwagenvoorzie-
ning, aan aanhangwagens of achteretsdra-
gers.
In deze en vergelijkbare situaties de functie van
de sleutel deactiveren (/pagina 79) of geen
sleutel bij u dragen.
Openingshoek vOpeningshoek van de acan de achthtererklep begrklep begrenzenenzen
OpeningshoekbegrOpeningshoekbegrenzing inscenzing inschakhakelenelen
Ukunt de openingshoek van de achterklep in de
bovenste openingshel begrenzen tot net voor de
eindstand.
#De openingsbeweging van de achterklep in de
gewenste stand stoppen.
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot een kort geluidssignaal klinkt.
De openingshoekbegrenzing is ingeschakeld.
De achterklep stopt nu bij het openen in de
opgeslagen positie.
Om de achterklep volledig te openen, na het auto-
matisch stoppen opnieuw aan het bovenste
gedeelte van de Mercedes-Benz ster in de achter-
klep trekken.
OpeningshoekbegrOpeningshoekbegrenzing uitscenzing uitschakhakelenelen
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot twee kortegeluidssignalen klinken.
AAcchthtererklep meklep met de noodsleutt de noodsleutel ontgrel ontgrendelenendelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe rugleuning achterin is naar vorengeklapt.
RDe bagageruimteafdekking is uitgebouwd.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 80).
#De noodsleutel 2in de opening in de bekle-
ding 1schuiven en naar binnen drukken.
De achterklep wordt ontgrendeld.
Openen en sluiten 9191
ZiZijrjruituitenen
ZiZijrjruituiten openen en sluiten openen en sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of aan de toets trekken
om de zijruit weer te sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
sluiten van een zijruit
Bij het sluiten van een zijruit kunnen lichaams-
delen in het sluitgebied bekneld raken.
#Bij het sluiten controleren, of zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of de toets indrukken
om de zijruit weer te openen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
bedienen van de zijruiten door kinderen
Wanneer kinderen de zijruiten bedienen, kun-
nen ze bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#De kinderbeveiliging voor de zijruiten
achterin activeren.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
1Sluiten
2Openen
De toetsen in het bestuurdersportier hebben voor-
rang.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging steging startarten:en: De toets
Wtotvoorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
9292 Openen en sluiten
#AAututomatiscomatische bewhe beweging onderbreging onderbrekeken:en: De
toetsWopnieuw indrukken of eraan trek-
ken.
Als de auto is geparkeerd kunt u de zijruiten nog
steeds bedienen.
De functie is gedurende circa vier minuten of tot
het openen van een voorportier beschikbaar.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van de zian de zijrjruituitenen
Wanneer een obstakel een zijruit tijdens de sluit-
procedure hindert, gaat de zijruit automatisch
weer open. De automatische anti-inklemfunctie is
slechts een hulpmiddel en is geen vervanging van
uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie van de zijruit
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtijdens het initialiseren
In deze situaties kan de anti-inklemfunctie het
inklemmen niet voorkomen.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, de toets
Windrukken om de zijruit weer te
openen.
AAututomatiscomatische functie vhe functie van de zian de zijrjruituitenen
In de volgende situaties worden de zijruiten auto-
matisch geslotenwanneer de auto is uitgescha-
keld:
RWanneer het gaat regenen
De regenwordtgedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
De zijruiten worden geslotentot de ventilatie-
stand.
AAututo's meo's met sct schuifdak:huifdak: De zijruiten worden volledig
geslotenwanneer het schuifdak is geopend.
Indien de zijruiten bij een automatische sluitpro-
cedure worden geblokkeerd, dan gaat de betref-
fende zijruit weer een stukje open. Na een vol-
gende automatische sluitprocedure kan de auto-
matische functie voor het schuifdak en de zijrui-
ten uitgeschakeld zijn. De volgende keer dat de
motorwordtgestart, is de automatische functie
weer actief.
ComfComfortortopening (autopening (auto vo voor aanvoor aanvang vang van de ran de ritit
vventilerentileren)en)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
Openen en sluiten 9393
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toetsÜop de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt ontgrendeld.
RDe zijruiten worden geopend.
RHet schuifdak wordtgeopend.
RDe stoelventilatie van de bestuurdersstoel
wordt ingeschakeld.
#ComfComfortortopening onderbropening onderbrekeken:en: De toetsÜ
loslaten.
#ComfComfortortopening vopening vooroortzetzetttten:en: De toetsÜ
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
ComfComforortsluiting (auttsluiting (auto vo van buitan buitenaf sluitenaf sluiten)en)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toetsßop de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordtvergrendeld.
RDe zijruiten worden gesloten.
RHet schuifdak wordtgesloten.
#ComfComforortsluiting onderbrtsluiting onderbrekeken:en: De toetsß
loslaten.
#ComfComforortsluiting vtsluiting vooroortzetzetttten:en: De toetsß
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
%De comfortsluiting werkt ook met KEYLESS-
GO (/pagina 83).
PrProblemen meoblemen met de zit de zijrjruituiten ven vererhelpenhelpen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklem- of levensgevaar
door niet actieve anti-inklemfunctie
Bij het opnieuw sluiten van een zijruit direct na
het blokkeren sluit de zijruit met verhoogde of
maximale kracht. De anti-inklemfunctie is
daarbij niet actief en er kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Om de sluitprocedure te stoppen de
toets loslaten of de toets opnieuw
indrukken, om de zijruit weer te openen.
9494 Openen en sluiten
Een ziEen zijrjruit kuit kan niean niet wt wororden gden geslotesloten en de ooren en de oorzaakzaak
is nieis niet zict zichtbaar.htbaar.
#Controleer of er zich voorwerpen in de ruitge-
leider bevinden.
#De zijruiten initialiseren.
ZiZijrjruituiten initialiseren initialiserenen
Als een zijruit bij het sluiten wordtgeblokkeerd en
direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken
(opnieuw afstellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
Als de zijruit bij het sluiten opnieuw wordtgeblok-
keerd en direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken (bij-
stellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
De ziDe zijrjruituiten ken kunnen nieunnen niet via de comft via de comfortortopeningopening
wwororden gden geopend of geopend of geslotesloten.en.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 78).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 80).
ScSchuifdakhuifdak
ScSchuifdak openen en sluithuifdak openen en sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van het schuifdak
Er kunnen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied bekneld raken.
#Bij het openen en sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van het schuifdak door kinderen
Wanneer kinderen het schuifdak bedienen,
kunnen deze bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Openen en sluiten 9595
*AANWIJZINGAANWIJZING Storing in de werking door
sneeuw en ijs
Sneeuw en ijskunnen leiden tot storingen in
de werking van het schuifdak.
#Het schuifdak alleen openen als er geen
sneeuw of ijs op het dak ligt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door uitste-
kende voorwerpen
Voorwerpen, die uit het schuifdak steken, kun-
nen de afdichtrubbers beschadigen.
#Geen voorwerpen uit het schuifdak laten
steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer het schuifdak wordtgeopend terwijl
een dakdrager is gemonteerd, kan het schuif-
dak door de dakdrager beschadigd worden.
#Het schuifdak niet openen wanneer een
dakdrager is gemonteerd.
Om het interieur te ventileren, kan het schuif-
dak in de kantelstand worden gezet.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer een dakdrager is gemonteerd kan
het omhoogbrengen of openen van het schuif-
dak beperkt zijn.
#Controleren of het omhoogbrengen of
openen van het schuifdak bij een gemon-
teerde dakdrager mogelijk is.
#In gevalvan twijfel het schuifdak niet
omhoogbrengen of openen.
1Omhoogbrengen
2Openen
3Sluiten/omlaagbrengen
#Controleren of het omhoogbrengen of openen
van het schuifdak bij een gemonteerde dak-
drager mogelijk is.
9696 Openen en sluiten
#AAututomatiscomatische bewhe beweging steging startarten:en: De toets
3totvoorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging onderbreging onderbrekeken:en: De
toets3kort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van hean het sct schuif-huif-
dakdak
Wanneer een obstakel het schuifdak tijdens de
sluitprocedure hindert, wordt het schuifdak auto-
matisch weer geopend. De automatische anti-
inklemfunctie is slechts een hulpmiddel en is geen
vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
actieve anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtegen het einde van het sluitproces
Rtijdens het initialiseren
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
AAututomatiscomatische functies vhe functies van hean het sct schuifdakhuifdak
Het schuifdak wordt als de auto is afgezet in de
volgende situaties automatisch gesloten:
RWanneer het gaat regenen
De regenwordtgedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
Om het interieur verder te ventileren wordt het
schuifdak vervolgens aan de achterzijde omhoog-
gekanteld.
Indien het schuifdak bij de automatische sluitpro-
cedure wordtgeblokkeerd, gaat het dak automa-
tisch weer een stukje open. Daarna is de automa-
tische functie voor het schuifdak en de zijruiten
uitgeschakeld.
Openen en sluiten 9797
PrProblemen meoblemen met het het sct schuifdak vhuifdak vererhelpenhelpen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklem- of levensgevaar
bij opnieuw sluiten van het schuifdak
Bij het opnieuw sluiten direct na het blokkeren
of initialiseren sluit het schuifdak met ver-
hoogde kracht.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
HeHet sct schuifdak khuifdak kan niean niet wt wororden gden geslotesloten en de oor-en en de oor-
zaak is niezaak is niet zict zichtbaar.htbaar.
Als het schuifdak bij het sluiten wordtgeblokkeerd
en weer iets opent:
#Onmiddellijk na een automatische anti-inklem-
ming de toets3opnieuw zo lang tot het
drukpunt omlaagtrekken, tot het schuifdak
gesloten is.
Het schuifdak wordt met verhoogde sluit-
kracht gesloten.
Als het schuifdak bij het sluiten opnieuw wordt
geblokkeerd en weer iets opent:
#De vorige stap herhalen.
Het schuifdak wordt nogmaals met verhoogde
sluitkracht gesloten.
AAututo's zonder panoro's zonder panoramascamaschuifdak:huifdak: HeHet sct schuifdakhuifdak
bewbeweegt alleen steegt alleen stapsgeapsgewiwijs.js.
#Het schuifdak initialiseren.
ScSchuifdak initialiserhuifdak initialiserenen
#De toets3meerdere keren zo lang tot het
drukpunt omhoog drukken, tot het schuifdak
volledig geopend is.
#De toets3nog een seconde ingedrukt
houden.
#Het schuifdak sluiten.
RRolzonnescolzonnescherhermenmen
RRolzonnescolzonnescherhermen bimen bij de acj de achthtersterste zie zijrjruituiten uitren uitrol-ol-
lenlen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de oprol-
automaat door terugschieten
Door het plotseling terugschietenkan de
oprolautomaat worden beschadigd.
#Het zonnescherm altijd met de hand
geleiden.
#Niet met een bevestigd rolzonnescherm
en tegelijkertijd geopende achterste zij-
ruiten rijden.
9898 Openen en sluiten
#Het rolzonnescherm aan lip 1uittrekken en
boven in de houders 2bevestigen.
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijblokkjblokkereringing
De wegrijblokkering voorkomt dat de auto zonder
passende sleutel kanworden gestart.
De wegrijblokkering wordt automatisch ingescha-
keld bij het uitschakelen van de auto en uitge-
schakeld bij het inschakelen van de auto.
EDEDW (diefstW (diefstal-/inbral-/inbraakaakalaralarminstminstallatie)allatie)
WWererking vking van de EDWan de EDW
Als de EDW is ingeschakeld, wordt in de volgende
situaties een optisch en akoestisch alarm geacti-
veerd:
RBij het openen van een portier
RBij het openen van de achterklep
RBij het openen van de motorkap
RBij het activeren van de interieurbeveiliging
RBij het activeren van de wegsleepbeveiliging
(/pagina 100)
De EDW wordt in de volgende gevallen na circa
tien seconden automatisch ingeschakeld:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Bij ingeschakelde EDW knippert het controle-
lampje 1.
De EDW wordt in de volgende gevallen automa-
tisch uitgeschakeld:
RNa de ontgrendeling met de sleutel
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 160)
Openen en sluiten 9999
%Bij een actief Mercedes‑Benz noodoproepsys-
teem wordt tijdens een alarm van meer dan
30 seconden automatisch contact opgeno-
men met de klantenservice (/pagina 305).
AlarAlarm vm van hean het EDt EDW beëindigW beëindigenen
#De toetsÜ,ßof pop de sleutel
indrukken.
of
#De start-stoptoets indrukken met de sleutel in
het opbergvak (/pagina 160).
AlarAlarm mem met KEYLESS-GO beëindigt KEYLESS-GO beëindigen:en:
#De buitenste portiergreep vastpakken, met de
sleutel buiten de auto.
WWererking vking van de wan de wegsleepbevegsleepbeveiligingeiliging
Als de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en een
wijziging van de hellingshoek van de auto wordt
herkend, treedt een optisch en akoestisch alarm
in werking.
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch na
circa 60 seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De wegsleepbeveiliging wordt alleen geactiveerd
als de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
gedeactiveerd:
RNa het indrukken van de toetsÜof p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 160)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto (/pagina 198).
WWegsleepbevegsleepbeveiliging in- of uitsceiliging in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#De Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de wegsleepbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordtweer vergrendeld.
%Als de snelle toegang niet beschikbaar is, kan
de wegsleepbeveiliging via het submenu Voer-
tuig in het hoofdmenu Instellingen worden in-
of uitgeschakeld.
IntIntererieurbevieurbeveiliging in- en uitsceiliging in- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#De Interieurbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de interieurbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordtweer vergrendeld.
100100 Openen en sluiten
%Als de snelle toegang niet beschikbaar is, kan
de interieurbeveiliging in het menu Voertuig
onder Instellingen worden in- of uitgescha-
keld.
Openen en sluiten 101101
AAananwiwijzingjzingen ven voor een corroor een correctecte ste stand vand van dean de
besbestuurtuurderdersstsstoeloel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat het aandrijfsysteem wordt
gestart: De bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Het volgende in acht nemen bij het instellen van
stuurwiel 1,veiligheidsgordel 2en bestuur-
dersstoel 3:
RZo ver mogelijk van de bestuurdersairbag ver-
wijderd zitten.
RU zit zo rechtop mogelijk.
RUw bovenbenen worden licht ondersteund
door de zitting.
RUw benen zijn niet volledig gestrekt en u kunt
de pedalen goed indrukken.
RUw achterhoofd wordt op ooghoogte door het
midden van de hoofdsteun ondersteund.
RUkunt het stuurwiel met licht gebogen armen
vastpakken.
RUkunt uw benen vrij bewegen.
RUkunt alle informatie in het combi-instrument
goed aezen.
RU hebt een goed overzicht van de verkeerssi-
tuatie.
RUw veiligheidsgordel ligt strak tegen het
lichaam aan en loopt over het midden van de
schouder en ter hoogte van het bekken zo
dicht mogelijk tegen de heup aan.
102102 Stoelen en opbergen
SSttoelenoelen
VVoorstoorstoel mecoel mechanischanisch en elektrh en elektriscisch insth instellen (zon-ellen (zon-
der zitcomfder zitcomforortpakketpakket)t)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
Stoelen en opbergen 103103
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegenvan de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
Ukunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
104104 Stoelen en opbergen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het terugzetten
De stoelen kunnen bij het terugzetten door
voorwerpen worden beschadigd.
#Bij het terugzetten van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren.
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Stoellengterichting
#In stIn stoellengtoellengterericichting insthting instellen:ellen: De hendel 3
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
VVoorstoorstoel mecoel mechanischanisch en elektrh en elektriscisch insth instellen (metellen (met
zitcomfzitcomforortpakketpakket)t)
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Stoellengterichting
5Zittingdiepte
Stoelen en opbergen 105105
#In stIn stoellengtoellengterericichting insthting instellen:ellen: De hendel 4
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#ZittingdieptZittingdiepte inste instellen:ellen: De hendel 5omhoog-
brengen en het voorste deel van de zitting
naar voren‑ of naar achteren schuiven.
VVoorstoorstoel mecoel mechanischanisch en elektrh en elektriscisch insth instellenellen
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Stoellengterichting
#ZittingdieptZittingdiepte inste instellen:ellen: De hendel 1omhoog-
brengen en het voorste deel van de zitting
naar voren of naar achteren schuiven.
106106 Stoelen en opbergen
VVoorstoorstoel elektroel elektriscisch insth instellenellen
1Hoofdsteunhoogte
2Rugleuninghoek
3Zithoogte
4Zittingdiepte
5Zittinghoek
6Stoellengterichting
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/pagina 115).
VVierviervoudig voudig versterstelbarelbare lendenste lendensteun insteun instellenellen
1Hoger
2Zwakker
3Lager
4Sterker
#Met de toetsen 1tot4de rugleuningwel-
ving instellen.
HoofdstHoofdsteuneneunen
HoofdstHoofdsteunen veunen van de van de voorstoorstoelen mecoelen mechanischhanisch
instinstellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Stoelen en opbergen 107107
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
#HogHoger inster instellen:ellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#LagLager inster instellen:ellen: De ontgrendelingsknop 1in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steunen omlaagdrukken.
#NNaar vaar vororen ven vererststellen:ellen: De hoofdsteun naar
voren trekken.
#NNaar acaar achthtereren ven versterstellen:ellen: De ontgrendelings-
knop 2indrukken en ingedrukt houden.
#De hoofdsteun naar achteren drukken en de
ontgrendelingsknop 2loslaten.
HoofdstHoofdsteunen veunen van de zitplaatsen acan de zitplaatsen achthtererin mecin mecha-ha-
niscnisch insth instellenellen
#HogHoger inster instellen:ellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
108108 Stoelen en opbergen
#LagLager inster instellen:ellen: De ontgrendelingsknop 1in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steunen omlaagdrukken.
SSttoelinstoelinstellingellingenen congurcongurererenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Zitcomfort
RRugleuningwugleuningwelelving in heving in het lendengt lendengedeeltedeelte inste instellenellen
(lendenst(lendensteun)eun)
#Lendensteun selecteren.
#De instellingen Zvan de gewenste stoel
selecteren.
#Het luchtkussen instellen.
ZiZijwjwangangen ven van ran rugleuning instugleuning instellenellen
#Zijwangen selecteren.
#Het luchtkussen voor de gewenste stoel instel-
len.
MassagMassagepreprogrogramma vamma voor voor voorstoorstoelen selectoelen selectererenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Massage
#Golfmassage of Pulserende massage selecte-
ren.
#Het programma voor de gewenste stoel star-
ten;.
#MassagMassage-inte-intensitensiteit insteit instellen:ellen: Hoge intensiteit
in- of uitschakelen.
SSttoelinstoelinstellingellingen ten tererugzeugzettttenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Zitcomfort
#Îvoor de gewenste stoel selecteren.
#De vraag bevestigen.
SSttoelvoelverwerwararming in- of uitscming in- of uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
totgezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegenoververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
Stoelen en opbergen 109109
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de stoelen
door voorwerpen of zittingaccessoires bij
ingeschakelde stoelverwarming
Wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld,
kan door voorwerpen of zittingaccessoires op
de stoelen, bijvoorbeeld stoelkussens of kin-
derzitjes, warmteophoping optreden. Daar-
door kan het zittingvlak worden beschadigd.
#Bij ingeschakelde stoelverwarming
mogen zich geen voorwerpen of zittin-
gaccessoires op de stoelen bevinden; dit
controleren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
#De toets1zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste verwarmingsstand bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
110110 Stoelen en opbergen
%De stoelverwarming schakelt automatisch in
drie verwarmingsstanden in tijdsintervallen
van 8, 10 en 20 minuten terugtot het uitscha-
kelen van de stoelverwarming.
SSttoelvoelventilatie in- of uitscentilatie in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
#De toets1zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste aanjagerstand bereikt is.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een tot
drie controlelampjes branden. Wanneer alle
controlelampjes gedoofd zijn, is de stoelventi-
latie uitgeschakeld.
SStuurtuurwielwiel
SStuurtuurwiel mecwiel mechanischanisch insth instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Stoelen en opbergen 111111
OntgrOntgrendelenendelen
#De ontgrendelingshendel 1volledig omlaag-
klappen.
#De hoogte 2en de afstand 3tot het stuur-
wiel instellen.
VVergrergrendelenendelen
#De ontgrendelingshendel 1volledig omhoog-
klappen.
#Door het stuurwiel te bewegen controleren of
de stuurkolom vergrendeld is.
SStuurtuurwiel elektrwiel elektriscisch insth instellenellen
Het stuurwiel kanworden ingesteld als de span-
ningsvoorziening is uitgeschakeld.
1Afstand tot stuurwiel instellen
2Hoogte instellen
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/pagina 115).
112112 Stoelen en opbergen
SStuurtuurwielvwielverwerwararming in- en uitscming in- en uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
#De hendel in de richting van de pijl 1of 2
draaien.
Wanneer het controlelampje 3brandt, is de
stuurwielverwarming ingeschakeld.
Wanneer u de auto uitschakelt, wordt de stuur-
wielverwarming ook uitgeschakeld.
In- en uitstIn- en uitstaphulpaphulp
FFunctie vunctie van de in- en uitstan de in- en uitstaphulpaphulp
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij wegrijden tijdens het instellen van de
in‑ en uitstaphulp
Ukunt de controle over de auto verliezen.
#Alvorens wegte rijden altijd afwachten,
tot het instellen beëindigd is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
len van de in‑ en uitstaphulp
U en andere inzittenden in het bijzonder kin-
deren kunnen bekneld raken.
#U ervanverzekeren dat er zich geen
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van het stuurwiel en de bestuurdersstoel
bevinden.
Bij gevaar voor inklemming door het stuurwiel:
#De bedieningshendel van het stuurwiel
bewegen.
De instelling wordt onderbroken.
Bij gevaar voor inklemming door de bestuur-
dersstoel:
#De schakelaar van de stoelinstelling
indrukken.
De instelling wordt onderbroken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Het instellen kan
wordtgestopt door het indrukken van een geheu-
genplaatstoets van de geheugenfunctie.
Stoelen en opbergen 113113
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de in‑ en uitstaphulp door kinde-
ren
Wanneer kinderen de in‑ en uitstaphulp active-
ren, kunnen zij bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Wanneer de in- en uitstaphulp actief is, zwenkt
het stuurwiel in de volgende situaties omhoog, en
beweegt de bestuurdersstoel naar achteren:
RU schakelt de auto uit wanneer het bestuur-
dersportier geopend is.
RU opent het bestuurdersportier wanneer de
auto uitgeschakeld is.
%Het stuurwiel zwenkt alleen omhoog, wanneer
dit zich niet al tegen de bovenste aanslag
bevindt. De bestuurdersstoel schui alleen
naar achteren, wanneer deze niet al in de ach-
terste stand staat.
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel bewegen in
de volgende gevallen in de laatste rijstand terug:
RU schakelt de spanningsvoorziening of de auto
in wanneer het bestuurdersportier gesloten is.
RU sluit het bestuurdersportier wanneer de
auto ingeschakeld is.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
RU schakelt de auto uit.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: De stoelinstellin-
genworden met de geheugenfunctie opgeroe-
pen.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: De stoelinstelling
wordt met de geheugenfunctie opgeslagen.
AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Wanneer een van de
positietoetsen van de geheugenfunctie wordt
ingedrukt, wordt het instellen gestopt.
GeheugGeheugenfunctieenfunctie
WWererking vking van de gan de geheugeheugenfunctieenfunctie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordtgebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel of het
stuurwiel instelt, kunt u of kunnen andere
inzittenden in het bijzonder kinderen
bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie waarborgen, dat niemand
114114 Stoelen en opbergen
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van de stoel of het stuurwiel hee.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de positietoetsvan de geheugenfunctie
loslaten.
De instelling wordt onderbroken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Ukunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Met de geheugenfunctie kunnen stoelinstellingen
worden opgeslagen en opgeroepen voor maximaal
drie personen.
Ukunt instellingen opslaan voor de volgende sys-
temen:
RZitting, leuning en hoofdsteun
RStuurwiel
RBuitenspiegels
RHead-up-display
GeheugGeheugenfunctie bedienenenfunctie bedienen
OpslaanOpslaan
#Voor alle systemen de gewenste positie instel-
len.
#De geheugentoets Vindrukken en vervol-
gens binnen drie seconden een van de geheu-
Stoelen en opbergen 115115
genplaatstoetsen 4,Tof Uindruk-
ken.
Er klinkt een geluidssignaal. De instellingen
zijn opgeslagen.
#OprOproepen:oepen: De geheugenplaatstoets 4,
Tof Uindrukken en ingedrukt houden,
tot alle systemen in de opgeslagen stand
staan.
%Als de geheugenplaatstoets wordt losgelaten,
wordt het instellen van stoel, stuurwiel en
spiegels direct onderbroken. Het head-up-dis-
play wordt nog steeds ingesteld.
OpberOpbergmoggmogelielijkhedenjkheden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het beladen vt beladen vanan
de autode auto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegenverschuiven
of kantelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of abrupte veranderingen
vanrichting!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
116116 Stoelen en opbergen
van de bestuurder of de passagier
terechtkunnen komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van dean de
passagierpassagiersairbag:sairbag: Ingeklemde voorwerpen onder
de passagiersstoel kunnen de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag verstoren of
het systeem beschadigen. Daarom de aanwijzin-
gen met betrekking tot de automatische uitscha-
keling van de passagiersairbag in acht nemen
(/pagina 50).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kanvloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achter worden beschadigd.
#De armsteun achter alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kanworden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
Stoelen en opbergen 117117
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het
opbergvak onder de asbak door grote
hitte
Het opbergvak onder de asbak is niet hittebe-
stendig en kanworden beschadigd door het
neerleggen van brandende sigaretten.
#De asbak moet volledig vergrendeld zijn.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door hete sigarettenaansteker
Wanneer het hete verwarmingselement van de
sigarettenaansteker of de hete tting worden
aangeraakt, kunt u zich branden.
Bovendien kunnen ontvlambare materialen
ontsteken:
Rwanneer de hete sigarettenaansteker valt.
Rwanneer bijvoorbeeld kinderen de hete
sigarettenaansteker tegenvoorwerpen
houden.
#De sigarettenaansteker altijd aan de
handgreep vasthouden.
#Altijd ervoor zorgen dat kinderen niet bij
de sigarettenaansteker kunnen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Het rijgedrag van de auto is afhankelijk van de ver-
deling van de bagage. Daarom bij het beladen de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RMet de lading en personen niet het toegestaan
totaalgewicht en de toegestane asbelastingen
van de auto overschrijden.
De gegevens op het voertuigtypeplaatje raad-
plegen (/pagina 367).
RNiet tot boven de bovenzijde van de rugleunin-
gen beladen.
RBij het transport vanvoorwerpen in de baga-
geruimte altijd het dubbelrolscherm aanbren-
gen (bagageruimteafdekking en scheidings-
net).
RIndien mogelijk de bagage altijd achter de
niet-bezette stoelen plaatsen.
RDe lading aan de sjorogen beveiligen en deze
gelijkmatig belasten.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen.
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
RBij het vervoeren van lading op het dak en bij
een volledig beladen of bezette auto een van
de rijprogramma's ;of Aselecteren.
Deze zijn ontwikkeld met het oog op extra sta-
biliteit (/pagina 167).
%Meer informatie over opbergvakken en
opbergmogelijkheden vindt u in de digitale
handleiding.
118118 Stoelen en opbergen
OpberOpbergvgvakkakken in heen in het intt intererieurieur
OvOvererziczicht vht van de van de voorstoorste opbere opbergvgvakkakkenen
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak in de armsteun, voorzien van aan-
sluitingen voor multimedia- en usb-aansluiting
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
usb-aansluiting
4Dashboardkastje
DoorDoorlaadmoglaadmogelielijkheid acjkheid achthterbank (EASYerbank (EASY-PACK-PACK
QuicQuickfkfold)old)
RRugleuning acugleuning achthtererin naar vin naar vororen klappenen klappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de linker en rechterrugleuning niet vast-
geklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het multi-
functioneel display van het combi-instrument
weergegeven. Bovendien klinkt een waarschu-
wingssignaal.
Als de middelste rugleuning niet vastgeklikt en
vergrendeld is, wordt de vergrendelingsindicator
rood.
VVoorwoorwaaraardenden
ROm de middelste rugleuning om te klappen:
De vergrendeling van de middelste rugleuning
is gedeblokkeerd.
De middelste en buitenste rugleuningen kunnen
afzonderlijk naar vorenworden geklapt.
Ukunt bovendien de buitenste rugleuningen elek-
trisch ontgrendelen. De toetsen voor het ontgren-
delen bevinden zich in de bagageruimte.
Stoelen en opbergen 119119
#De gordelslottong van de veiligheidsgordel 1
in de gordelhouder 2bevestigen.
#AAututo's zonder go's zonder geheugeheugenfunctie:enfunctie: Eventueel de
bestuurders- of de passagiersstoel naar voren
zetten.
AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Indien nodig gaat bij
het omklappen van de rugleuning achterin de
betreende voorstoel iets naar voren, om te voor-
komen dat de stoeldelen elkaar raken.
#Eventueel de hoofdsteunen van de rugleuning
achterin volledig inschuiven.
#LinkLinker en rer en recechthter rer rugleuning naar vugleuning naar vororen klap-en klap-
pen:pen: Aan de rechter of linker ontgrendelings-
hendel 3trekken.
#MiddelstMiddelste re rugleuning naar vugleuning naar vororen klappen:en klappen: De
ontgrendeling 5van de rugleuning 4naar
voren trekken.
120120 Stoelen en opbergen
#De rugleuning 4naar voren klappen.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel terugzetten.
RRugleuning acugleuning achthtererin tin tererugklappenugklappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordtversteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#De betreende rugleuning 1naar achteren
kantelen, tot deze vergrendelt.
LinkLinker en rer en recechthter rer rugleuning:ugleuning: Als de rugleuning
niet vastgeklikt en vergrendeld is, wordt dit op
het multifunctioneel display van het combi-
instrument weergegeven.
Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
MiddelstMiddelste re rugleuning:ugleuning: Als de rugleuning niet
vastgeklikt en is vergrendeld, is de rode ver-
grendelingsindicator 2zichtbaar.
OntgrOntgrendeling vendeling van de middelstan de middelste re rugleuning acugleuning ach-h-
ttererin blokkin blokkererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe linker en de middelste rugleuning zijn ver-
grendeld en met elkaar verbonden.
Ukunt de bagageruimte tegen onbevoegde toe-
gang beveiligen door de ontgrendeling van de
middelste rugleuning te blokkeren. Deze kan dan
alleen nog samen met de linker rugleuning naar
vorenworden geklapt.
Stoelen en opbergen 121121
#De middelste en linker rugleuning naar voren
klappen.
#BlokkBlokkereren of deblokken of deblokkereren:en: De schuif 1
omhoog of omlaagschuiven.
BagBagagagereruimtuimteafdekkingeafdekking
UitrUitrollen en inrollen en inrollen vollen van de bagan de bagagagereruimtuimteafdek-eafdek-
kingking
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
De bagageruimteafdekking alleen kangeen
zware voorwerpen en zware bagage tegenhou-
den of beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van de bagageruimteafdekking altijd
beveiligen tegenverschuiven of kantelen,
bijvoorbeeld door deze vast te zetten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimteafdekking bij het beladen van de
auto
Bij het beladen van de auto kan de bagage-
ruimteafdekking worden beschadigd.
#Geen voorwerpen boven de onderrand
van de zijruiten of op de bagageruimteaf-
dekking neerleggen.
De bagageruimteafdekking bevindt zich achter de
rugleuning van de achterbank.
122122 Stoelen en opbergen
#UitrUitrollen:ollen: De bagageruimteafdekking 1aan
de handgreep 2naar achteren trekken en
links en rechts in de houders bevestigen.
#OprOprollen:ollen: De bagageruimteafdekking 1links
en rechts uit de houders losmaken en aan de
handgreep 2naar vorengeleiden, tot deze
volledig opgerold is.
BagBagagagereruimtuimteafdekking uit- en inbouweafdekking uit- en inbouwenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe bagageruimteafdekking is opgerold.
BagBagagagereruimtuimteafdekking veafdekking vererwiwijderjderenen
#De eindkap van de bagageruimteafdekking 1
aan de rechter- of linkerzijde indrukken.
#De bagageruimteafdekking 1in de tegen-
overliggende uitsparing 2drukken.
#De bagageruimteafdekking 1naar boventoe
verwijderen.
BagBagagagereruimtuimteafdekking aanbreafdekking aanbrengengenen
#De bagageruimteafdekking 1aan de linker-
of rechterzijde in de uitsparing 2plaatsen.
#De tegenoverliggende eindkap van de bagage-
ruimteafdekking 1indrukken en de bagage-
ruimteafdekking 1in de andere uitsparing
2aanbrengen.
#De eindkap naar buiten schuiven.
ScScheidingsneheidingsnet bevt bevesestigtigen of losmaken of losmakenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
Het scheidingsnet alleen kangeen zware voor-
werpen en zware bagage tegenhouden of
beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van het scheidingsnet altijd beveiligen
tegenverschuiven of kantelen, bijvoor-
beeld. door deze vast te zetten.
Om veiligheidsredenen bij het transport van
bagage altijd een scheidingsnet gebruiken.
Beschadigde scheidingsnetten kunnen hun
beschermende functie niet meer vervullen.
Beschadigde scheidingsnetten vervangen. Naar
een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Stoelen en opbergen 123123
BevBevesestigtigenen
Scheidingsnet zonder bagageruimtevergroting (voor-
beeld)
#Het scheidingsnet afrollen en ontvouwen.
De kruiskoppelingen van de bovenste en de
onderste geleidingsstang vergrendelen hoor-
baar.
#De geleidingsstang 1in de houders 2aan
de interieurhemel bevestigen.
#De haken3in de sjorogen 4links en
rechts bevestigen.
#Aan de losse uiteinden van de sjorbanden
trekken, tot het scheidingsnet gespannen is.
#Na een korterit de spanning van het schei-
dingsnet controleren en zo nodig naspannen.
LosmakLosmakenen
#De gordelklem 5omhoogtrekken tot de sjor-
banden slap hangen.
#De haken 3links en rechts losmaken uit de
sjorogen 4.
#De geleidingsstang 1uit de houders 2los-
maken.
124124 Stoelen en opbergen
OpbergOpbergenen
#De rode toets op de bovenste en onderste
geleidingsstang indrukken.
#Het scheidingsnet opvouwen en oprollen.
OvOvererziczicht vht van de sjoran de sjorogogenen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 116).
1Sjorogen
OvOvererziczicht vht van de tan de tashakashakenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
gebruik van de tashaken met zware voor-
werpen
De tashaak kan zware voorwerpen of bagage
niet tegenhouden.
Voorwerpen of bagagestukken kunnen gaan
rondslingeren en inzittenden raken.
#Alleen lichte voorwerpen aan de tashaak
hangen.
#Nooit harde, scherpkantige of breekbare
voorwerpen aan de tashaak hangen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 116).
De tashaken met maximaal 3 kg belasten en geen
bagage eraan vastbinden.
Stoelen en opbergen 125125
1Tashaken
OvOvererziczicht kledinghakht kledinghaken aan de acen aan de achthtererklepklep
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 116).
1Kledinghaken
De kledinghaken zijn niet geschikt voor het ophan-
genvan zware voorwerpen, omdat in dat geval de
achterklep automatisch omlaag kangaan. De kle-
dinghaken alleen voor lichte voorwerpen gebrui-
ken, bijvoorbeeld jassen.
EASYEASY-PAC-PACKKxkitxkit
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de instt de insteekmo-eekmo-
dule bagdule bagagagereruimtuimte (te (telescoopstelescoopstangangen)en)
Met de EASY-PACK xkit kunt u de bagageruimte
variabel gebruiken. De onderdelen ervan bevinden
zich in het opbergvak onder de bagageruimtebo-
dem.
1Telescoopstang met bevestigingselementen
en houders
126126 Stoelen en opbergen
TTelescoopstelescoopstang aanbrang aanbrengengenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
#De bagageruimtebodem openen .
#De houders 1in de gewenste positie aan de
zijkant in de bagageruimtebodem aanbrengen.
#De bagageruimtebodem sluiten.
#De bevestigingselementen 2in de houders
1aanbrengen.
#De telescoopstang 3uit elkaar trekken.
#De telescoopstang 3in de bevestigingsele-
menten 2aanbrengen.
#De beide bevestigingselementen 2in de
stand &draaien tot deze merkbaar ver-
grendelen.
Stoelen en opbergen 127127
BagBagagagereruimtuimtebodem vebodem verer- of ontgr- of ontgrendelenendelen
#De noodsleutel een kwart omwenteling
rechtsom 2(vergrendelen) of linksom 1
(ontgrendelen) draaien.
DakdrDakdragager bever bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kanworden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
128128 Stoelen en opbergen
van de auto, de achterklep volledig kan
worden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kanworden beschadigd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
#De afdekkingen 1voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De boutenvan de dakdrager aan de bevesti-
gingsboringen onder de afdekkingen 1
bevestigen, daarbij de montagehandleiding
van de fabrikant van de dakdrager in acht
nemen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
ContContactdozenactdozen
12V12V-aansluiting g-aansluiting gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 180 W
(15 A) toegestaan.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
deze over de volgende 12V-aansluitingen:
RIn het opbergvak in de middenconsole voorin
RIn het opbergvak in de middenconsole ach-
terin
RIn de laadruimte
12V-aansluiting in het opbergvak in de middencon-
sole voorin (voorbeeld)
#Het deksel 1van de contactdoos openklap-
pen.
#De stekker van het apparaat aansluiten.
Stoelen en opbergen 129129
Wanneer een apparaat op de 12V-aansluiting
wordt aangesloten, het deksel van het opbergvak
geopend laten.
230V230V-aansluiting ac-aansluiting achthtererin gin gebrebruikuikenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadiging
van aansluitkabel of contactdoos
Wanneer de aansluitkabel of de 230V‑aanslui-
ting uit de bekleding is getrokken, beschadigd
of nat is, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Alleen een droge en onbeschadigde aan-
sluitkabel gebruiken.
#Wanneer de auto is uitgeschakeld con-
troleren of de 230V‑aansluiting droog is.
#Een uit de bekleding getrokken of
beschadigde 230V‑aansluiting direct
laten controleren of vervangen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
#De aansluitkabel nooit in een uit de
bekleding getrokken of beschadigde
230V‑aansluiting steken.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig werken met de contactdoos
Ukunt met name een stroomstoot krijgen:
RWanneer in de contactdoos wordtgegre-
pen.
RWanneer ongeschikte apparaten of voor-
werpen in de contactdoos worden gesto-
ken.
#Niet de binnenkant van de contactdoos
aanraken.
#Alleen geschikte apparaten op de con-
tactdoos aansluiten.
Erop letten dat er geen vloeistoen in de 230V-
aansluiting komen.
Wanneer de 230V‑contactdoos niet wordt
gebruikt, de contactdoosklep gesloten houden.
VVoorwoorwaaraardenden
RHet apparaat is uitgerust met een geschikte
stekker die voldoet aan de betreende lands-
pecieke normen.
REr wordt een apparaat tot maximaal 150 W
(0,65 A) gebruikt.
REr worden geen stekkerdozen gebruikt.
#De contactdoosklep 3openen.
#De stekker van het apparaat in de 230V-aan-
sluiting 1steken.
Wanneer de boordnetspanning voldoende is
gaat het controlelampje 2branden.
130130 Stoelen en opbergen
DrDraadloos opladen vaadloos opladen van de mobiele tan de mobiele telefelefoon enoon en
kkoppeling meoppeling met de buitt de buitenantenantenneenne
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het drt draadloosaadloos
opladen vopladen van de mobiele tan de mobiele telefelefoonoon
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door het
bewarenvan de voorwerpen in de
mobiele-telefoonhouder
Als u andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatst, kan er met name gevaar
voor brand ontstaan.
#Behalve een mobiele telefoon geen
andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatsen, vooral geen meta-
len voorwerpen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging vanvoorwer-
pen door het bewaren in de mobiele-tele-
foonhouder
Als voorwerpen in de houder van de mobiele
telefoon worden gelegd, kunnen ze door elek-
tromagnetische velden worden beschadigd.
#Geen creditcards, opslagmedia, skipas-
sen of andere gevoelig op elektromagne-
tische velden reagerende voorwerpen in
de mobiele-telefoonhouder leggen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de
mobiele-telefoonhouder door vloeistoen
Wanneer vloeistoen in de mobiele-telefoon-
houder terechtkomen, kan deze beschadigd
raken.
#Erop letten dat er geen vloeistoen in de
mobiele-telefoonhouder terechtkomen.
Stoelen en opbergen 131131
De volgende aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen van de mobiele telefoon moe-
ten in acht worden genomen:
RAfhankelijk van de uitrusting van de auto
wordt de mobiele telefoon via de oplaadmo-
dule verbonden met de buitenantenne van de
auto.
RAlleen wanneer het contact is ingeschakeld
zijn de oplaadfunctie en de draadloze koppe-
ling van de mobiele telefoon met de buitenan-
tenne van de auto beschikbaar.
RKleine mobiele telefoons kunnen mogelijk niet
op elke plaats van de mobiele-telefoonhouder
worden opgeladen.
RGrote mobiele telefoons die niet in de
mobiele-telefoonhouder liggen, kunnen moge-
lijk niet worden opgeladen of worden gekop-
peld met de buitenantenne van de auto.
RDe mobiele telefoon kan bij het opladen warm
worden. Dit kanvooral afhankelijk zijn van de
op dat moment op de achtergrond geopende
applicaties (apps).
RVoor eciënter opladen en koppeling met de
buitenantenne van de auto de beschermhoes
van de mobiele telefoon verwijderen. Dit geldt
niet voor beschermhoezen die voor het draad-
loos opladen noodzakelijk zijn.
Mobiele tMobiele telefelefoon droon draadloos opladenaadloos opladen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen.
Een lijst met geschikte mobiele telefoons vindt
u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/.
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op de mat 1
leggen.
Wanneer in het multimediasysteem het
oplaadsymbool wordtweergegeven, wordt de
mobiele telefoon opgeladen.
Storingen bij het opladen worden weergege-
ven op het centraal display.
%De mat kan aan de lus worden verwijderd om
te worden gereinigd, met bijvoorbeeld helder,
lauw water.
ZendvZendverergunning vgunning voor Broor Braziliëazilië
Dit apparaat werkt in de secundaire modus; d.w.z.
het beschikt niet over een bescherming tegen
schadelijke interferenties, ook niet van stations
van hetzelfde type, en het mag geen interferenties
veroorzaken met systemen, die in de primaire
modus werken.
Dit product is toegestaan conform de in de veror-
dening 242/2000 vastgelegde procedure van het
Braziliaanse telecommunicatie-agentschap ANA-
TEL en voldoet aan de geldende technische eisen.
Meer informatie is verkrijgbaar op de website van
ANATEL. www.anatel.gov.br
132132 Stoelen en opbergen
#Meer informatie over de conformiteitsverkla-
ring radiograsche onderdelen van de auto.
VloerVloermat vmat vererwiwijderjderen en aanbren en aanbrengengenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
AAanbranbrengengenen
#De betreende stoel naar achteren schuiven
en de vloermat in de beenruimte aanbrengen.
#De drukknoppen 1op de houders 2druk-
ken.
#De betreende stoel instellen.
VVererwiwijderjderenen
#De vloermatten van de houders 2trekken.
#De vloermat verwijderen.
De overige vloermatten passend in de auto leg-
gen.
Stoelen en opbergen 133133
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
AAananwiwijzing vjzing voor aanoor aanpassen vpassen van de van de vererliclichting bijhting bij
rreizen naar heeizen naar het buitt buitenlandenland
Een aanpassing van de koplampen is niet vereist.
Er wordteveneens aan de wettelijke eisen voldaan
in landen waarin aan de andere kant van de weg
wordtgereden.
AAananwiwijzingjzingen oven over ver vererliclichtingssysthtingssystemen en uwemen en uw
vvererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de auto
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk-
heid voor de correcte voertuigverlichting overeen-
komstig de heersende licht- en zichtomstandighe-
den, de wettelijke bepalingen en de verkeerssitua-
tie ligt bij de bestuurder van de auto.
VVererliclichtingsschtingsschakhakelaarelaar
LicLichtschtschakhakelaar bedienenelaar bedienen
1WLinker parkeerlicht
2XRechter parkeerlicht
3TStandlicht en kentekenplaatverlichting
4ÃAutomatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de lichtschakelaar)
5LDimlicht/grootlicht
6RMistachterlicht in- of uitschakelen
Bij activering van het dimlicht wordt het controle-
lampje voor het standlicht Tgedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht Lvervangen.
#De auto altijd overeenkomstig wettelijke rege-
lingen veilig en voldoende verlicht parkeren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door stand-
licht
Als het standlichtgedurende meerdere uren
ingeschakeld blij, wordt de accu belast.
#Indien mogelijk het rechterXof het
linker Wparkeerlicht inschakelen.
Bij auto's die breder dan 2 m of langer dan 6 m
zijn, is in enkele landen de eenzijdige parkeerver-
lichting niet toegestaan. In dit gevalwordt ook in
de parkeerlichtstand het standlicht ingeschakeld.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende start van
het aandrijfsysteem automatisch uitgeschakeld.
134134 Licht en zicht
De exterieurverlichting (behalve stads- en par-
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer het bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de omge-
vingsverlichting in acht nemen
(/pagina 140).
FFunctie vunctie van de autan de automatiscomatische rihe rijvjvererliclichtinghting
Wanneer de auto ingeschakeld is, worden het
standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht overeen-
komstig het omgevingslicht automatisch gescha-
keld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door uitgeschakeld dimlicht bij zichtbeper-
kingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand Ã
staat, schakelt het dimlicht bij mist, sneeuw
en andere zichtbeperkingen zoals spatwater
niet automatisch in.
#De verlichtingsschakelaar in dergelijke
situaties in de stand Ldraaien.
De automatisch rijverlichting is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het inscha-
kelen van de verlichting ligt altijd bij de bestuur-
der.
MistMistacachthtererliclicht in- of uitscht in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe verlichtingsschakelaar bevindt zich in de
stand Lof Ã.
#De toetsRindrukken.
De landspecieke regelingen voor gebruik van het
mistachterlicht in acht nemen.
CombiscCombischakhakelaar velaar vererliclichting bedienenhting bedienen
1Grootlicht
2Knipperlichten rechts
3Lichtsignaal
4Knipperlichten links
#Met de combischakelaar de betreende func-
tie selecteren.
Licht en zicht 135135
GrGrooootlictlicht inscht inschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Lof Ã
draaien.
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1totvoorbij het drukpunt indrukken.
Bij activering van het grootlicht wordt het con-
trolelampje voor het dimlicht Lgedeacti-
veerd en door het controlelampje grootlicht
Kvervangen.
GrGrooootlictlicht uitscht uitschakhakelenelen
#De combischakelaar in de uitgangspositie
terugtrekken.
LicLichtsignaalhtsignaal
#De combischakelaar in de richting van de pijl
3trekken.
KnipperKnipperliclichthtenen
#KKorort knippert knipperen:en: De combischakelaar kort tot
het drukpunt in de richting van de pijl 2of
4drukken.
De betreende knipperlichten knipperen drie-
maal.
#PPerermanent knippermanent knipperen:en: De combischakelaar tot
voorbij het drukpunt in de richting van de pijl
2of 4drukken.
NNoodknipperoodknipperliclichthten in- of uitscen in- of uitschakhakelenelen
#De toets1indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Als vervolgens wordtverder gereden, wordt de
alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. U kunt de alarmknip-
perlichtinstallatie ook met de toets1uitschake-
len.
AAdapdaptievtieve functies MULe functies MULTIBEAM LED'sTIBEAM LED's
FFunctie vunctie van hean het Intt Intelligelligent Light Systent Light Systemem
De ACTIVE MULTIBEAM LED koplampen passen
zich aan de rij- en weersomstandigheden aan en
bieden uitgebreide functies voor een betere ver-
lichting van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende functies:
RActieve bochtenverlichting (/pagina 137)
RBochtenverlichting (/pagina 137)
RVerlichting voor snelwegen (/pagina 137)
RCity Light (/pagina 138)
136136 Licht en zicht
SystSysteemgreemgrenzenenzen
RHet systeem werkt alleen als het donker is.
FFunctie vunctie van de actievan de actieve boce bochthtenvenvererliclichtinghting
RBij geactiveerd grootlicht volgen de koplampen
de stuurbewegingen.
RBij ingeschakeld dimlicht: Om relevante gebie-
den beterte verlichten, wordt in krappe boch-
ten automatisch de bochtenverlichting geacti-
veerd.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto wordt
bovendien het verloop van de eigen rijstrook
geanalyseerd en de actieve bochtenverlichting
anticiperend aangestuurd.
WWererking vking van de bocan de bochthtenvenvererliclichtinghting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij-
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker zijn.
Alleen als het dimlicht ingeschakeld is kan de
bochtenverlichting worden geactiveerd.
In de volgende gevallen is de functie actief:
RBij snelheden onder 40 km/h en ingeschakeld
knipperlicht of gedraaid stuurwiel
RBij snelheden tussen 40 km/h en 70 km/h en
gedraaid stuurwiel
RRoottonde- en kronde- en kruisingsfunctie:uisingsfunctie: De bochtenverlich-
ting wordt door de verwerking van de actuele
GPS-positie van de auto aan beide zijden geacti-
veerd. Het blij actief totdat de rotonde of krui-
sing wordtverlaten.
FFunctie vunctie van de van de vererliclichting vhting voor snelwoor snelwegegenen
De verlichting voor snelwegen vergroot het bereik
en de helderheid van de lichtbundel en maakt een
verder zicht mogelijk.
De functie is actief wanneer op een van de vol-
gende manieren een snelwegrit wordt herkend:
Raan de hand van de rijsnelheid
Rvia de multifunctionele camera
Rvia het GPS
Licht en zicht 137137
In de volgende gevallen is de functie niet actief:
Rbij snelheden onder 80 km/h
FFunctie vunctie van hean het Cityt Cityliclichtht
Het Citylicht verbetert de verlichting van de zij-
kant van de weg binnen de bebouwde kom door
een brede lichtverdeling.
In de volgende gevallen is de functie actief:
Rbij lage snelheden
Rin verlichte gebieden binnen de bebouwde
kom
IntIntelligelligent Light Systent Light System in- of uitscem in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Intelligent Light System
#De functie in- of uitschakelen.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
FFunctie vunctie van de adapan de adaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent Plus kangeen
rekening houden met de weg- en weersomstan-
digheden en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
138138 Licht en zicht
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt auto-
matisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGedeeltelijk grootlicht
RGrootlicht
Het gedeeltelijk grootlicht schijnt met het groot-
licht aan andere verkeersdeelnemers voorbij en
verblindt deze niet. De voorligger bevindt zich in
het dimlichtbereik.
Bij snelheden boven 30 km/h:
RAls geen andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het grootlicht
ingeschakeld.
RAls andere verkeersdeelnemers worden her-
kend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende straat-
verlichting:
RHet gedeeltelijk grootlicht schakelt automa-
tisch uit.
RHet grootlicht schakelt automatisch uit.
Bij snelheden boven circa 50 km/h:
RDe lichtbundel van het dimlicht wordt in relatie
tot de afstand tot andere verkeersdeelnemers
automatisch geregeld.
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plus in- of uitscent Plus in- of uitschakhake-e-
lenlen
InscInschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als het grootlicht in het donker automatisch
wordt ingeschakeld, gaat het controle-
lampje _op het middelste weergaveveld
van het instrumentendisplay branden.
UitscUitschakhakelenelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd ejd extxtererieurvieurvererliclichtinghting
instinstellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe lichtschakelaar staat in de stand Ã.
Licht en zicht 139139
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Uitschakelvertr. buiten
#Een uitschakelvertragingstijd van de verlich-
ting instellen.
Bij het parkerenvan de auto wordt de exte-
rieurverlichting gedurende de ingestelde tijd
geactiveerd.
OrOriëntiëntatievatievererliclichting in- of uitschting in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Oriëntatieverlichting
Bij actieve Oriëntatieverlichting brandt de exte-
rieurverlichting gedurende 40 seconden na het
ontgrendelen van de auto. Als de auto wordt
gestart, wordt de oriëntatieverlichting gedeacti-
veerd en de automatische rijverlichting geacti-
veerd.
#De functie in- of uitschakelen.
IntIntererieurvieurvererliclichtinghting
IntIntererieurvieurvererliclichting insthting instellenellen
Bedieningspaneel dakconsole vBedieningspaneel dakconsole vooroorinin
1pLeeslampje linksvoor
2|Automatische besturing van interieur-
verlichting
3cInterieurverlichting voorin
4uInterieurverlichting achterin
5pLeeslampje rechtsvoor
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De betreende toets1-
5indrukken.
Bedieningseenheid in handgrBedieningseenheid in handgreepeep
1pLeeslampje achterin
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De toets1indrukken.
140140 Licht en zicht
Bedieningseenheid acBedieningseenheid achthtererinin
1pLeeslampje achterin
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De toets1indrukken.
SfSfeerveervererliclichting insthting instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instKleur instellenellen
#Kleur selecteren.
#De gewenste kleur instellen.
HelderHelderheid instheid instellenellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
LicLichtsthtstererktkte ve van de zones activan de zones activererenen
#Helderheid selecteren.
#Helderheidszones selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
of
#De helderheid instellen voor de gewenste
zones.
MeerMeerkleurkleurigige ve vererliclichting activhting activererenen
#Kleur selecteren.
#Meerkleurig selecteren.
#Een kleurencombinatie selecteren.
MeerMeerkleurkleurigige animatie active animatie activererenen
#Kleur selecteren.
#Meerkleurig geanimeerd selecteren.
De ingestelde kleurencombinatie verandert
met een vast ritme.
WWelkelkomsomstvtvererliclichting activhting activererenen
#Kleur selecteren.
#Welkom selecteren.
Bij het ontgrendelen van de auto doorloopt de
sfeerverlichting een speciaal scenario.
LaadscenarLaadscenario activio activererenen
#Kleur selecteren.
#Laadscenarioselecteren.
De sfeerverlichting gee een visuele terugmel-
ding over de verschillende laadtoestanden,
wanneer de auto op het laadstation wordt aan-
gesloten of daarvan wordt losgekoppeld.
AfhankAfhankelielijkheid vjkheid van de klimaatinstan de klimaatinstellingellingen activen active-e-
rrenen
#Kleur selecteren.
Licht en zicht 141141
#Klimaatregeling selecteren.
Bij wijzigingen van de temperatuurinstelling in
de auto verandert kort de kleur van de sfeer-
verlichting.
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd intjd intererieurvieurvererliclichting in- ofhting in- of
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Uitsch.vertr. binnen
#De uitschakelvertragingstijd van de verlichting
in- of uitschakelen.
Wanneer deze functie actief is, blij de inte-
rieurverlichting na het vergrendelen van de
auto nog een korte tijd branden.
RRuituitenenwisserwissers en rs en ruituitensprensproeieroeierinstinstallatieallatie
RRuituitenenwisserwissers vs voorroorruit in- of uitscuit in- of uitschakhakelenelen
1gRuitenwissers uit
2ÄIntervalwissen normaal
3ÅIntervalwissen vaak
4°Continu wissen langzaam
5¯Continu wissen snel
#De combischakelaar in de betreende stand
1-5draaien.
#Eenmaal wissen/sprEenmaal wissen/sproeien:oeien: Op de combischa-
kelaar de toets in de richting van de pijl 1
bedienen.
RíEenmaal wissen
RîWissen met ruitensproeiervloeistof
%De aanwijzingen met betrekking tot het was-
sen van de auto in de wasstraat in acht
nemen (/pagina 322).
142142 Licht en zicht
AAcchthterrerruituitenenwisser in- of uitscwisser in- of uitschakhakelenelen
1bWissen met ruitensproeiervloeistof
2°Intervalwissen inschakelen
3gIntervalwissen uitschakelen
4bWissen met ruitensproeiervloeistof
#De schakelaar 1èin de betreende
stand 1-4draaien.
Bij ingeschakelde achterruitenwisser verschijnt
op het instrumentendisplay het symbool è.
RRuituitenenwisserbladen vwisserbladen voorroorruit vuit ververvangangenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
RRuituitenenwisserwisserararmen in de vmen in de ververvangingsstangingsstand zeand zettttenen
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toetsîop
de combischakelaar gedurende circa
drie seconden indrukken (/pagina 142).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
RRuituitenenwisserbladen vwisserbladen vererwiwijderjderenen
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
Licht en zicht 143143
#De schuif 2in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de demontagepositie ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
4van de ruitenwisserarm verwijderen.
RRuituitenenwisserbladen aanbrwisserbladen aanbrengengenen
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1op de ruitenwisserarm aanbrengen.
#De schuif 2in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie
vergrendelt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toetsîindruk-
ken (/pagina 142).
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
OnderOnderhoudsindicatiehoudsindicatie
#De beschermfolie 1van de onderhoudsindi-
catie bij de punt van het blad van het nieuwe
ruitenwisserblad lostrekken.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen
vervangen.
144144 Licht en zicht
%De tijd tot het veranderen van de kleur is
afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.
RRuituitenenwisserblad acwisserblad achthterrerruit vuit ververvangangenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
RRuituitenenwisserblad vwisserblad vererwiwijderjderenen
#De auto uitschakelen.
#De ruitenwisserarm 2van de achterruit weg-
klappen, tot deze in de vervangingsstand ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad 1op de ruitenwisse-
rarm 2losmaken en in de richting van de pijl
3verwijderen.
RRuituitenenwisserblad aanbrwisserblad aanbrengengenen
#Het ruitenwisserblad 1met de beide nokken
3in de houder 2van de ruitenwisserarm
aanbrengen.
#Het ruitenwisserblad 1in de richting van de
pijl 4drukken, tot het in de houder 2vast-
klikt.
Licht en zicht 145145
#De bevestiging van het ruitenwisserblad 1
controleren.
#De ruitenwisserarm uit de vervangingsstand
terug naar de achterruit klappen.
SpiegSpiegelsels
BuitBuitenspiegenspiegels bedienenels bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat het aandrijfsysteem wordt
gestart: De bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van de buitenspiegel door ver-
keerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
#Daarom altijd de daadwerkelijke afstand
tot andere verkeersdeelnemers inschat-
ten door over de schouder te kijken.
BuitBuitenspiegenspiegels in- en uitklappenels in- en uitklappen
#De toets1kort indrukken.
BuitBuitenspiegenspiegels initialiserels initialiserenen
%Nadat de accukabels losgemaakt zijn of als de
accu ontladen was, moeten de buitenspiegels
opnieuw worden geïnitialiseerd. Alleen zo
werkt het automatisch inklappen van de spie-
gels.
146146 Licht en zicht
#De toets1kort indrukken.
BuitBuitenspiegenspiegels instels instellenellen
#Met de toetsen 3of 4de in te stellen bui-
tenspiegel selecteren.
#Met de toets2de stand van het spiegelglas
instellen.
BuitBuitenspiegenspiegel vel vergrergrendelenendelen
#AAututo's zonder elektro's zonder elektriscisch inklapbarh inklapbare buite buiten-en-
spiegspiegels:els: De buitenspiegel met de hand in de
juiste stand drukken.
#AAututo's meo's met elektrt elektriscisch inklapbarh inklapbare buite buitenspie-enspie-
ggels:els: De toets1ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een klap. De buitenspiegel neemt de cor-
recte positie in.
FFunctie vunctie van de autan de automatiscomatisch dimmende spiegh dimmende spiegelsels
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door elektrolytvan de
dimmende spiegel
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende spiegel breekt, kan elektrolyt naar bui-
tenkomen.
De elektrolyt is schadelijk voor de gezondheid
en veroorzaakt irritaties. Het mag niet in con-
tact met huid, ogen, ademhalingsorganen of
kleding komen of ingeslikt worden.
#Bij contact met elektrolyt het volgende in
acht nemen:
RElektrolyt op de huid direct met
water afspoelen en zo snel mogelijk
de hulp van een arts inroepen.
RElektrolyt in de ogen direct grondig
met schoon water uitspoelen en zo
snel mogelijk de hulp van een arts
inroepen.
RWanneer elektrolyt is ingeslikt, direct
grondig de mond uitspoelen. Geen
braken opwekken. Zo snel mogelijk
naar een arts gaan.
RMet elektrolytvervuilde kleding
direct vervangen.
RBij allergische reacties direct naar
een arts gaan.
Wanneer licht vankoplampen op de sensor in de
binnenspiegel schijnt, dan dimmen de binnenspie-
gel en de buitenspiegel aan bestuurderszijde auto-
matisch.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
In de volgende situaties dimt het systeem niet:
RHet aandrijfsysteem is uitgeschakeld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
RDe interieurverlichting is ingeschakeld.
FFunctie vunctie van de inan de inparkparkeersteerstand vand van de buitan de buitenspie-enspie-
ggel aan passagierel aan passagiersziszijdejde
De inparkeerstand helpt u bij het inparkeren.
Licht en zicht 147147
In de volgende situaties klapt de buitenspiegel aan
passagierszijde omlaag in de richting van het ach-
terwiel aan passagierszijde:
RDe inparkeerstand is opgeslagen
(/pagina 148).
RDe buitenspiegel aan passagierszijde is gese-
lecteerd.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
De buitenspiegel aan passagierszijde wordt in de
volgende situaties teruggezet:
RU plaatst de transmissie in een andere trans-
missiestand.
REr wordt sneller dan 15 km/h gereden.
RDe toetsvoor de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde wordt ingedrukt.
InInparkparkeersteerstand vand van de buitan de buitenspiegenspiegel aan passa-el aan passa-
giergiersziszijde via de acjde via de achthtereruitvuitverersnelling opslaansnelling opslaan
OpslaanOpslaan
#Via de toets2de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
#Met de toets1de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
OprOproepenoepen
#Via de toets2de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
De buitenspiegel aan passagierszijde kantelt
naar de opgeslagen inparkeerstand.
AAututomatiscomatisch inklappen vh inklappen van de buitan de buitenspiegenspiegels in-els in-
en uitscen uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#Automatisch inklappen in- of uitschakelen.
148148 Licht en zicht
OvOvererziczicht tht tememperperatuurratuurregegelsystelsystemenemen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de klimaatrt de klimaatregege-e-
lingling
Opdat de airconditioning, de controle op schade-
lijke stoen en de ltering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurlter samen met
het voorlter in de motorruimte worden gebruikt.
Door Mercedes-Benz geadviseerde en vrijgegeven
lters gebruiken. Onderhoudswerkzaamheden
altijd laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
OvOvererziczicht airht aircobedieningseenheid THERMAcobedieningseenheid THERMATICTIC
De controlelampjes in de toetsen geven aan dat
de betreende functie geactiveerd is.
1wTemperatuur instellen, links
2_Luchtverdeling instellen
3HLuchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4ÃKlimaatregeling automatisch regelen
5¬Voorruit ontwasemen
6tKlimaatmenu van het multimediasys-
teem oproepen
7¤Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
8&"Directe klimaatregeling vooraf" in- of
uitschakelen (/pagina 155)
9gLuchtrecirculatie in- of uitschakelen
A¿A/C-functie in- of uitschakelen
BwTemperatuur instellen, rechts
OvOvererziczicht airht aircobedieningseenheid THERMOcobedieningseenheid THERMOTRTRO-O-
NICNIC
De controlelampjes in de toetsen geven aan dat
de betreende functie geactiveerd is.
1wTemperatuur instellen, links
2_Luchtverdeling instellen, links
3HLuchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4ÃKlimaatregeling automatisch regelen
(/pagina 150)
5¬Voorruit ontwasemen
6tKlimaatmenu van het multimediasys-
teem oproepen
7¤Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
8&"Directe klimaatregeling vooraf" in- of
uitschakelen (/pagina 155)
Klimaatregeling 149149
9gLuchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/pagina 151)
A_Luchtverdeling instellen, rechts
BwTemperatuur instellen, rechts
Bedieningseenheid acBedieningseenheid achthtererinin
1Temperatuur instellen
2Display
3Luchthoeveelheid instellen
TTememperperatuurratuurregegelsystelsysteem bedieneneem bedienen
KlimaatrKlimaatregegeling in- en uitsceling in- en uitschakhakelenelen
#InscInschakhakelen:elen: De luchthoeveelheid met de
toetsHin de stand 1 of hoger instellen.
#UitscUitschakhakelen:elen: De luchthoeveelheid met de
toetsHin de stand 0 instellen.
Wanneer de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun-
nen de ruiten sneller beslaan. Klimaatregeling
slechts kortstondig uitschakelen.
Klimaatmenu oprKlimaatmenu oproepenoepen
Klimaatmenu via heKlimaatmenu via het multimediasystt multimediasysteem opreem oproe-oe-
penpen
#Een van de temperatuurweergaven onder aan
het mediadisplay selecteren.
A/C-functie via multimediasystA/C-functie via multimediasysteem in- of uitsceem in- of uitscha-ha-
kkelenelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e zitrij
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#A/C selecteren.
KlimaatrKlimaatregegeling auteling automatiscomatisch rh regegelenelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de luchttoevoer geregeld en
constant gehouden.
#De toetsÃindrukken.
#OmscOmschakhakelen naar handmatig gelen naar handmatig gebrebruik:uik: De
toetsHof _indrukken.
150150 Klimaatregeling
AirAircoscostitijljl
WWererking vking van de klimaatmodusan de klimaatmodus
In de automatische stand zijn de volgende kli-
maatmodi beschikbaar:
RFFOCUS:OCUS: Grote luchthoeveelheid, iets koelere
instelling
RMEDIUM:MEDIUM: Gemiddelde luchthoeveelheid, stan-
daardinstelling
RDIFFUUS:DIFFUUS: Lage luchthoeveelheid, iets war-
mere en tochtvrije instelling
Klimaatmodus instKlimaatmodus instellenellen
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 150).
#Het menu AIRCOSTIJL oproepen.
#Een klimaatmodus selecteren.
LLucuchtvhtvererdeling instdeling instellenellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 150).
#Een rij zitplaatsen selecteren.
#De lucDe luchtvhtvererdeling instdeling instellen:ellen: ¯,Pof
Oselecteren.
#De luchthoeveelheid instellen.
%Er kunnen meerdere luchtverdelingen tegelij-
kertijdworden geselecteerd om bijvoorbeeld
zowel de temperatuur bij de voorruit als in de
beenruimte te regelen.
De klimaatregeling van de voorruit ¯kan
alleen voor de eerste rij zitplaatsen worden
geselecteerd.
SyncSynchrhronisatiefunctie via multimediasystonisatiefunctie via multimediasysteem in-eem in-
of uitscof uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e zitrij
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre-
geling centraal geregeld. De instellingen van de
bestuurder voor temperatuur, luchthoeveelheid en
luchtverdeling worden automatisch overgenomen
voor elke klimaatzone.
#SYNC selecteren en in- of uitschakelen.
Condens vCondens van de ran de ruituiten ven vererwiwijderjderenen
AAan de binnenzian de binnenzijde beslagjde beslagen ren ruituitenen
#De toetsÃindrukken.
#Wanneer de ruiten beslagen blijven: De
toets¬indrukken.
AAan de buitan de buitenzienzijde beslagjde beslagen ren ruituitenen
#De ruitenwissers inschakelen.
#De toetsÃindrukken.
LLucuchtrhtrecirecirculatie in- of uitscculatie in- of uitschakhakelenelen
#De toetsgindrukken.
De interieurlucht wordtgerecirculeerd.
De luchtrecirculatie schakelt na enige tijd automa-
tisch over naar de buitenluchtmodus.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
Klimaatregeling 151151
Ionisatie in- of uitscIonisatie in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
De ionisatie verbetert de kwaliteit van de interi-
eurlucht. De ionisatie van de interieurlucht zelf is
reukloos.
#IONISERING selecteren en de functie in- of
uitschakelen.
PPararfumerfumeringssystingssysteemeem
PPararfumerfumeringssystingssysteem insteem instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe automatische airconditioning is ingescha-
keld.
RHet dashboardkastje is gesloten.
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Luchtkwaliteit
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een acon in het dashboardkastje een aange-
name geur in het interieur.
#PARFUMERING selecteren.
#Net zo vaak drukken totdat de gewenste inten-
siteit is bereikt.
Flacon vFlacon van hean het part parfumerfumeringssystingssysteem aanbreem aanbrengengenen
of vof vererwiwijderjderenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
parfumvloeistof
Wanneer kinderen de acon openen, zouden
ze de parfumvloeistof kunnen drinken of in de
ogen kunnen krijgen.
#Kinderen niet zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Wanneer de parfumvloeistof is gedron-
ken, direct naar een arts gaan.
#Wanneer parfumvloeistof in de ogen
terecht is gekomen, de ogen met schoon
water uitspoelen.
#Bij aanhoudende klachten naar een arts
gaan.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
ondeskundige afvoer vanvolle acons
Volle acons mogen niet met het
huisvuil worden afgevoerd.
#
Volle acons bij een afval inza-
melstation inleveren.
152152 Klimaatregeling
#AAanbranbrengengen:en: De acon 2tot de aanslag in
de houder schuiven.
#VVererwiwijderjderen:en: De acon 2eruit trekken.
Wanneer niet-originele Mercedes-Benz parfums
worden gebruikt, de waarschuwing op de verpak-
king van de parfumvloeistof in acht nemen.
De acon met origineel Mercedes-Benz parfum
nadat deze opgebruikt is afvoeren en niet opnieuw
vullen.
Flacon om zelf tFlacon om zelf te vullene vullen
#De dop 1van de lege acon 2losdraaien.
#De acon 2met maximaal 15 ml vullen.
#De dop 1op de acon 2draaien.
De lege, zelf te vullen acon altijd met dezelfde
parfumvloeistof vullen. Het afzonderlijke informa-
tieblad dat bij de acon is gevoegd in acht nemen.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel (plug-in-hel (plug-in-hybrybride)ide)
FFunctie vunctie van de klimaatran de klimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
(plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
De omgeving van de bestuurdersstoel of het
gehele interieur kan al ór het instappen kort-
stondig worden voorverwarmd of -gekoeld.
Bij het voorkoelen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Bij het voorverwarmen worden de volgende func-
ties naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
RParfumering
RIonisatie
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel instel instellen (plug-ellen (plug-
in-hin-hybrybride)ide)
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
In- en uitscIn- en uitschakhakelenelen
#Zselecteren.
#Voorklimatisering via sleutel selecteren.
Klimaatregeling 153153
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel in- of uitscel in- of uitschakhake-e-
len (plug-in-hlen (plug-in-hybrybride)ide)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#InscInschakhakelen:elen: De auto ontgrendelen.
De klimaatregelingsfuncties worden bij het
voorverwarmen en bij het voorkoelen maxi-
maal vijf minuten ingeschakeld.
De klimaatregeling vooraf via de sleutel kan niet
meer dan driemaal worden ingeschakeld wanneer
de auto geparkeerd is.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets&omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
RParfumering
RIonisatie
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd (plug-in-jd (plug-in-
hhybrybride)ide)
FFunctie vunctie van de klimaatran de klimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de ver-er-
trtrektiektijd (plug-in-hjd (plug-in-hybrybride)ide)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kanworden verwarmd en gekoeld als
de auto geparkeerd is.
Wanneer de auto is aangesloten op een stroom-
voorziening, hee het opladen van de hoogspan-
ningsaccu tot een vastgelegde minimale laadtoe-
stand voorrang.
Onder de volgende voorwaarden kan de draaiperi-
ode van de klimaatregeling vooraf korter worden:
RDe auto is niet op een stroomvoorziening aan-
gesloten.
RDe hoogspanningsaccu is niet voldoende
opgeladen.
Door de actieve klimaatregeling vooraf kan de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu ook bij
een aangesloten laadkabelstekker teruglopen.
Bij het koelen worden de volgende functies naar
behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Bij het verwarmen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
154154 Klimaatregeling
RAchterruitverwarming
RParfumering
RIonisatie
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd instjd instellenellen
(plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
EenmaligEenmalige ve verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#EENMALIG selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
AActievctieve ve verertrtrektiektijd bewjd bewerkerkenen
#Het stisymbool naast de weergegevenver-
trektijd selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
WWeekpreekproeloel instinstellenellen
#WEEKPROFIEL selecteren.
#De gewenste vertrektijden instellen, bijvoor-
beeld elke dag om 8:00 uur.
Zone selectZone selectererenen
#Zselecteren.
#Alleen best.stoel selecteren.
Wanneer de instelling Alleen best.stoel
gedeactiveerd is, wordt de klimaatregeling
vooraf voor de gehele auto uitgevoerd.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd in- of uit-jd in- of uit-
scschakhakelen (plug-in-helen (plug-in-hybrybride)ide)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#InscInschakhakelen:elen: De vertrektijd instellen
(/pagina 155).
De klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
wordt maximaal 55 minuten voor de gekozen
vertrektijd ingeschakeld. Bij vertraging van de
vertrektijd blij de klimaatregeling nog vijf
minuten werken.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets&omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
RParfumering
RIonisatie
DirDirectecte klimaatre klimaatregegeling veling voorooraf in- of uitscaf in- of uitschakhakelenelen
(plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kan, bijvoorbeeld tijdens een riton-
derbreking, tot 50 minuten verder worden ver-
warmd of gekoeld.
Klimaatregeling 155155
#De gewenste temperatuur met de toetsw
instellen.
#De toets&indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets&gaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw:Blauw: Koelen is ingeschakeld.
RRRood:ood: Verwarmen is ingeschakeld.
RGeel:Geel: Vertrektijd is voorgeselecteerd.
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningenen
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningen ven vóór instóór instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit-
stroomopeningen naar het interieur te waarbor-
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe luchtroosters in het interieur altijd vrijhou-
den.
RDe luchtinlaat vrijhouden van afzettingen
(/pagina 322).
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: Het stelwiel 1tot de aan-
slag omhoog (open) of omlaag (gesloten)
draaien.
#LLucuchtshtstrtroomroomricichting insthting instellen:ellen: De stel-
schuif 2omhoog, omlaag, naar links of naar
rechts drukken.
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningen acen achthtererin instin instellenellen
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: De regelaar 2tot de aan-
slag rechts- of linksom draaien.
#LLucuchtshtstrtroomroomricichting insthting instellen:ellen: De luchtuit-
stroomopening 1in het midden vastpakken
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
156156 Klimaatregeling
RiRijdenjden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot elektrt elektro-moduso-modus
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandwonden‑ en ver-
giigingsgevaar bij beschadigde hoog-
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Elektrolytspatten direct met water
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
&GEVGEVAARAAR Brand- en explosiegevaar bij
overschrijding van de inwendige druk van
de hoogspanningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
rijgeluiden en het akoestisch voertuigwaarschu-
wingssysteem in acht nemen:
RDe auto beschikt over een puur elektrisch aan-
drijfsysteem en produceert beduidend minder
rijgeluid dan auto's met verbrandingsmotor.
Daarom is de auto uitgerust met een soundge-
nerator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS).
RDe soundgenerator genereert tot een snelheid
van circa 30 km/h snelheidsafhankelijke rijg-
eluiden bij het vooruit en achteruit rijden.
Andere verkeersdeelnemers, met name voet-
gangers en etsers, kunnen de auto op die
manier beter opmerken.
RVanaf een snelheid van 20 km/h wordt het
akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem
geleidelijk uitgeschakeld.
RDe auto wordt ondanks de soundgenerator
eventueel door andere verkeersdeelnemers
niet akoestisch waargenomen. Uw rijstijl over-
eenkomstig aanpassen.
RDe soundgenerator is uitgeschakeld wanneer
de auto stilstaat.
Handmatig uitscHandmatig uitschakhakelen velen van hean het hoogspannings-t hoogspannings-
boorboordnetdnet
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Rijden en parkeren 157157
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
VVoorwoorwaaraardenden
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de vol-
gende situaties handmatig worden uitgeschakeld:
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6brandt op het instrumentendisplay, bij-
voorbeeld na een ongeval.
RDe auto is zwaar beschadigd en componenten
van het veiligheidssysteem zijn niet geacti-
veerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
HoogspanningsuitscHoogspanningsuitschakhakelsystelsysteem geem gebrebruikuikenen
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de
hiervoor genoemde situaties handmatig worden
uitgeschakeld.
#De auto uitschakelen.
#De transmissie in de stand jzetten.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#De auto tegenwegrollen beveiligen.
#De motorkap openen.
#De ontgrendelingsnok 1in de richting van de
pijl drukken en eruit trekken.
#Het hoogspanningsuitschakelsysteem 2in
de richting van de pijl trekken, tot dit vergren-
delt.
Het hoogspanningsboordnet is uitgeschakeld.
Alle werkzaamheden aan het aandrijfsysteem -
ook na het handmatig uitschakelen van het hoog-
158158 Rijden en parkeren
spanningsboordnet - mogen alleen bij een gekwa-
liceerde werkplaats worden uitgevoerd.
SpanningsvSpanningsvooroorziening of autziening of auto insco inschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RHet rempedaal wordt niet bediend.
#SpanningsvSpanningsvooroorziening inscziening inschakhakelen:elen: De toets
1eenmaal indrukken.
Ukunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschake-
len.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de spanningsvoorziening weer uitge-
schakeld:
RHet bestuurdersportier wordtgeopend.
Rijden en parkeren 159159
RDe toets1wordt nog tweemaal ingedrukt.
#AAututo insco inschakhakelen:elen: De toets1tweemaal
indrukken.
In het combi-instrument gaan waarschuwings-
en controlelampjes branden.
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, wordt de auto weer uitgeschakeld:
RDe auto wordt niet binnen 15 minuten gestart
en de transmissie staat in de stand jof de
elektrische parkeerrem is ingeschakeld.
RDe toets1wordt eenmaal ingedrukt.
AAututo sto startartenen
AAututo meo met stt starart-stt-stoptoptoeoets stts startartenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
#De transmissie in de stand jof izetten.
#Het rempedaal indrukken en de toets1een-
maal indrukken.
RDe auto wordtgestart.
RDe weergave õverschijnt op het
instrumentendisplay: De auto is rijklaar.
#Wanneer de auto niet start: Niet benodigde
verbruikers uitschakelen en de toets1een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto nog steeds niet start en op
het instrumentendisplay de displaymelding
Sleutel in aangegeven bergplaats leggen zie
handleiding verschijnt: De auto starten met de
sleutel in het opbergvak (noodprogramma)
(/pagina 160).
%Ukunt de auto tijdens het rijden uitschakelen.
Hiertoe gedurende circa drie seconden de
toets1indrukken of binnen drie seconden
de toets1driemaal indrukken. De transmis-
sie schakelt daarbij automatisch in de neu-
traalstand i.Wanneer u de toets1
opnieuw indrukt, start de auto weer en kunt u
weer de rijstand hinschakelen. Hiertoe
beslist de veiligheidsaanwijzingen onder "Aan-
wijzingen met betrekking tot het rijden"
(/pagina 161) in acht nemen.
De informatie over de displaymeldingen die op het
instrumentendisplay kunnen worden weergegeven
in acht nemen.
AAututo sto startarten meen met sleutt sleutel in opberel in opbergvgvak (noodprak (noodpro-o-
grgramma)amma)
Wanneer de auto niet start en op het multifunctio-
neel display de displaymelding Sleutel in aange-
geven bergplaats leggen zie handleiding ver-
schijnt, kan de auto in het noodprogramma wor-
den gestart.
160160 Rijden en parkeren
#Het opbergvak 2moet leeg zijn; dit controle-
ren.
#De sleutel 1van de sleutelbos verwijderen.
#De sleutel 1in het opbergvak 2op het
symbool 3leggen.
De auto wordt na korte tijd gestart.
Wanneer u de sleutel 1uit het opbergvak 2
neemt, is de auto nog steeds rijklaar. Om de
auto opnieuw te kunnen starten moet de sleu-
tel1echter tijdens de gehele rit in het
opbergvak2op het symbool 3liggen.
#De sleutel 1bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
WWanneer de autanneer de auto nieo niet stt start:art:
#De sleutel 1in het opbergvak 2laten lig-
gen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
%Met de start-stoptoetskan ook alleen de
spanningsvoorziening of de auto worden inge-
schakeld.
De informatie over de displaymeldingen die op het
multifunctioneel display kunnen worden weerge-
geven in acht nemen.
InriInrij-aanj-aanwiwijzingjzingenen
RNa aevering van de auto of na een reparatie
initialiseren de sensoren van enkele rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen zich over een
bepaalde afstand. De volledige functionaliteit
van deze systemen wordt pas bereikt na
afsluiting van deze inleerprocedure.
RNieuwe of vervangen remblokken, remschijven
en banden bereiken pas na enkele honderden
kilometers de optimale remwerking en grip.
De verminderde remwerking door krachtiger
indrukken van het rempedaal compenseren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijdenjden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
Rijden en parkeren 161161
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte schoenen
Ongeschikte schoenen zijn bijvoorbeeld:
RSchoenen met plateauzolen
RSchoenen met hoge hakken
RPantoels
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#Om de pedalen veilig te kunnen bedie-
nen altijd geschikte schoenen dragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitgeschakelde auto tijdens het rijden
Als u de auto tijdens het rijden uitschakelt, zijn
veiligheidsrelevante functies beperkt of niet
meer beschikbaar.
Dat kan bijvoorbeeld de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging betreen.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor bijvoor-
beeld het sturen en remmen vereist.
#De auto niet uitschakelen tijdens het rij-
den.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door oververhit geraakt remsysteem
Als u tijdens het rijden de voet op het rempe-
daal laat rusten, kan het remsysteem overver-
hit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het
remsysteem zelfs uitvallen.
#Het rempedaal nooit als voetensteun
gebruiken.
#Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
rem- en gaspedaal indrukken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden metjden met
dakbelasdakbelasting, aanhangwting, aanhangwagagen of ven of volledig beladenolledig beladen
autoauto
Bij het rijden met een beladen dakdrager of aan-
hangwagen en bij een volledig beladen of bezette
auto verandert het rij- en stuurgedrag van uw
auto.
162162 Rijden en parkeren
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe toegestane dakbelasting en het toegestane
aanhangwagengewicht niet overschrijden.
Hiertoe ook de technische gegevens in de
gedrukte handleiding in acht nemen.
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/pagina 116).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden opjden op
wwegegen wen waaraarop gop gesestrtrooid isooid is
De remwerking is beperkt op wegenwaarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDoor een zoutlaag op de remschijven en rem-
blokken kan de remweg aanzienlijk langer wor-
den of kan de auto aan één kant sterker of
zwakker remmen.
REen bovengemiddeld grote afstand tot het
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
RRegelmatig remmen en hierbij rekening hou-
den met de verkeerssituatie.
RBij het einde van de rit en bij aanvang van de
volgende ritvoorzichtig het rempedaal indruk-
ken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot aqt aquaplaninguaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waarbij
aquaplaning optreden kan, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RVoorzichtig de snelheid verlagen.
RDoor spoorvorming ontstane geulen vermij-
den.
RSnelle stuurbewegingen vermijden.
RVoorzichtig remmen.
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
het regelmatig controleren van wielen en ban-
den in acht nemen (/pagina 347).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden doorjden door
wwatater op de ser op de strtraataat
In de auto binnendringend waterkan het aandrijf-
systeem, de elektronica en de transmissie
beschadigen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen wanneer
u door water moet rijden:
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RNiet sneller dan stapvoets rijden, anders kan
water in de auto binnendringen.
RVoorliggers of tegenliggers kunnen voor golven
zorgen, waardoor de maximaal toegestane
hoeveelheid water op de wegkanworden
overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een
verminderde remwerking. Rekening houdend met
de verkeerssituatie voorzichtig afremmen tot de
volledige remwerking weer beschikbaar is.
FFunctie vunctie van de ECan de ECO aanduidingO aanduiding
De ECO aanduiding verzamelt gegevens over het
rijgedrag van de start tot het einde van de rit en
Rijden en parkeren 163163
ondersteunt een eciënte rijstijl om de actiera-
dius te maximaliseren.
Ukunt het energieverbruik als volgt beïnvloeden:
RAnticiperend rijden (/pagina 165)
RIn het rijprogramma Íof ;rij-
den(/pagina 167)
Het binnenste segment brandt en het buitenste
segment wordtgevuld bij de volgende rijstijl:
R1beheerst accelereren
R2zacht vertragen en rollen
R3gelijkmatige snelheid
Het binnenste segment brandt niet en het buiten-
ste segment wordt leeggemaakt bij de volgende
rijstijl:
R1sportief accelereren
R2sterk remmen
R3snelheidsschommelingen
De ECO aanduiding gee aan of u brandstofbe-
sparend hebt gereden:
RDe drie buitenste segmenten zijn tegelijkertijd
volledig gevuld.
RDe ECO aanduiding gaat branden.
Onder Bonus n. vertrk. wordt de extra actieradius
weergegeven die u door uw rijstijl in vergelijking
met een bestuurder met een zeer sportieve rijstijl
hebt bereikt. Deze actieradius komt niet overeen
met een vaste brandstofbesparing.
RRecuperecuperatief ratief remsystemsysteemeem
FFunctie vunctie van hean het rt recuperecuperatief ratief remsystemsysteemeem
De elektromotorenworden, afhankelijk van de
geselecteerde recuperatiefase, tijdens de decele-
ratie en bij het remmen als dynamo gebruikt, om
de hoogspanningsaccu tijdens het rijden op te
laden. Zodra u tijdens het rijden in de transmissie-
stand hde voet van het gaspedaal neemt, wordt
de recuperatie bij deceleratie geactiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
Het recuperatieve remsysteem hee de volgende
eigenschappen:
ROndersteuning bij het remmen via een elektro-
nisch geregelde rembekrachtiging
ROmzetting van de bewegingsenergie van de
auto in elektrische energie
%Wanneer u krachtig afremt, wordt bovendien
de mechanische remgebruikt. Daardoor kan
niet de maximale recuperatie-energie worden
teruggewonnen. Hoe anticiperender u rijdt en
remt, hoe eciënter de energie kanworden
gerecupereerd.
164164 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Bij de recuperatie bij deceleratie is de remwerking
van de elektromotor in de volgende situaties
slechts beperkt of helemaal niet aanwezig:
Rmet een toenemende laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
Rwanneer de hoogspanningsaccu nog niet op
bedrijfstemperatuur is
In deze gevallen wordt de gewenste vertraging
ingesteld via het remregelsysteem.
RRecuperecuperatievatieve ve verertrtraging handmatig instaging handmatig instellenellen
Met behulp van de stuurwielschakelpaddles kunt
u de mate vanrecuperatie bij deceleratie hand-
matig aanpassen.
De volgende recuperatiefasen zijn beschikbaar:
RhÃIntelligente, anticiperende recupera-
tie met de ECO assistent (/pagina 165)
Rhq Geen recuperatie: De auto rolt uit
RhNormale recuperatie (standaardinstelling)
Rh±Versterkte recuperatie: Grotere vertra-
ging van de auto bij deceleratie
Rh±± Maximale recuperatie: Maximale ver-
traging van de auto bij deceleratie
#RRecuperecuperatie vatie vererhoghogen:en: Kort aan de schakel-
paddle 1trekken.
#RRecuperecuperatie vatie vererlaglagen:en: Lang aan de schakel-
paddle 2trekken.
FFunctie vunctie van de ECan de ECO-assistO-assistentent
%De volgende functie is niet in alle landen
beschikbaar.
De ECO-assistent is alleen actief in hÃ
(/pagina 165).
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, weinig energie te
verbruiken en te recupereren.
De ECO-assistent wordtweergegeven in het menu
Assistentie (/pagina 264).
Rijden en parkeren 165165
1Naderende situatie, bijvoorbeeld rotonde
2Weergave van de afstand tot de komende situ-
atie
3Verzoek "Voet van het gas"
Weer te gevenkomende situaties 1
Voor het komende weggedeelte kunnen de vol-
gende situaties 1worden herkend en weergege-
ven:
RVoorligger
RSnelheidslimieten
RHellingen
RKruisingen en rotondes
RBochten
De segmenten van de weergave van de afstand
2geven de afstand tot de komende situatie als
volgt weer:
RWeinig segmenten branden: De komende situ-
atie is dichtbij.
RVeel segmenten branden: De komende situatie
is verder weg.
Bij een geactiveerde ECO-assistent wordt op het
instrumentendisplay in het menu Assistentie, op
het head-up-display en naast de transmissiestand-
aanduiding het symbool "Voet van het gas" 3
weergegeven.
Wanneer de auto een situatie nadert, berekent de
ECO-assistent op basis van afstand en snelheid
de optimale snelheid voor een minimaal energie-
verbruik. Op het instrumentendisplay verschijnt
het advies "Voet van het gas" 3.
Wanneer de voet tijdig van het gaswordtgeno-
men, kleuren de resterende segmenten op het
scherm een voor een groen, tot de weergegeven
situatie is bereikt. De aandrijijn wordt ingesteld
op minimaal energieverbruik. De auto recupereert
automatisch en laadt op die manier de hoogspan-
ningsaccu op.
166166 Rijden en parkeren
%Ukunt de recuperatie ook handmatig verho-
gen of verlagen. De ECO-assistent is echter
alleen in de instelling hÃbeschikbaar
(/pagina 165).
Wanneer niet op het advies "Voet van het gas" 3
wordtgereageerd, blijven de segmenten wit.
Wanneer de situatie is gepasseerd, wordt deze
nog korte tijd weergegeven.
Bij de melding "voorligger" wordt het symbool
groen weergegeven, zodra op het verzoek "voet
van het gas" 3wordtgereageerd.
Wanneer het systeem niet op de komende situatie
reageert, vindt er geen indicatie plaats. Het sys-
teem is passief.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ECO-assistent kan bij actieve routebegeleiding
nog nauwkeuriger werken wanneer de route wordt
gehandhaafd. De basisfunctie functioneert ook
zonder actieve routebegeleiding. Niet op alle ver-
keerstekens en verkeerssituaties kanworden
geanticipeerd. De kwaliteit is afhankelijk van het
beschikbare kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen. De
bestuurder moet altijd klaar zijn om direct te kun-
nen remmen, ongeacht of het systeem actief is of
niet.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist of
veel spatwater.
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties.
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is.
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting.
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist of niet
actueel is.
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken.
FFunctie vunctie van hean het hapt haptisctisch gh gaspedaalaspedaal
Het haptisch gaspedaal ondersteunt u in de rijpro-
gramma's ;en Ímet behulp van een
extra drukpunt om zo eciënt mogelijk te rijden.
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT-sc-schakhakelaarelaar
FFunctie vunctie van de Dan de DYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT-sc-schakhakelaarelaar
%De beschikbaarheid van het rijprogramma
Íis landsafhankelijk.
De beschikbaarheid van het rijpro-
gramma ;is afhankelijk van de uitrusting.
Met de DYNAMIC SELECT-schakelaar kunt u wis-
selen tussen de volgende rijprogramma's
(/pagina 170).
Afhankelijk van het geselecteerde rijprogramma
worden de volgende eigenschappen van de auto
gewijzigd:
RAandrijving
Rijden en parkeren 167167
RStuurinrichting
RESP®
RDrukpunt in het haptisch gaspedaal
%In de rijprogramma's ;en Íwordt
een extra drukpunt in het haptische gaspedaal
geactiveerd.
R1e drukpunt: Bij circa 50 % pedaalslag
(alleen in ;en Í)
R2e drukpunt: Overgang naar de kickdown
(altijd beschikbaar)
BescBeschikbarhikbarerierijprjprogrogramma'samma's
=Individual
RDe volgende eigenschappen van de auto zijn
individueel instelbaar:
-Aandrijving
-Onderstel
-Stuurinrichting
CSport
RMaximaal beschikbaar vermogen
RStabiele, maar sportief georiënteerde, dynami-
sche instelling
RAlleen geschikt voor een goede staat van de
rijbaan, een droge rijbaan en een overzichte-
lijke verkeerssituatie
AComfort
RComfortabel rijgedrag
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RBeste balans tussen eciëntie en prestaties
voor alle rijsituaties
RVoor alle wegdekomstandigheden geadviseerd
;Eco
ROp een laag verbruik gerichte afstemming van
de functies van de auto
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegdekomstandigheden geadviseerd
RHet 1e drukpunt in het haptische gaspedaal
gee een eciënte, zuinige rijstijl aan.
RWanneer de route-optie Electric Intelligence is
ingeschakeld en de routebegeleiding actief is,
gee een bestemmingsvlag in de snelheids-
meter de door de actieve actieradiusbewaking
geadviseerde maximumsnelheid aan. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor het in
acht nemen hiervan, om het volgende inge-
plande laadstation te bereiken.
ÍÍ(MaxR(MaxRangange)e)
RMaximale actieradius en verbruiksoptimalisa-
tie
RZeer eciënte deceleratie en in hÃ
maximaal eciënte recuperatie
RHet 1e drukpunt in het haptisch gaspedaal:
-begrenst de snelheid automatisch tot de
door de verkeerstekenassistent herkende
toegestane maximumsnelheid
-begrenst de snelheid tot de door de
actieve actieradiusbewaking geadviseerde
maximumsnelheid, wanneer de route-optie
Electric Intelligence is ingeschakeld en de
routebegeleiding actief is, om het volgende
ingeplande laadstation te bereiken.
168168 Rijden en parkeren
%Wanneer de verkeerstekenassistent geen toe-
gestane maximumsnelheid herkent en de
actieradiusbewaking niet actief is, wordt de
laatst ingestelde maximumsnelheid als snel-
heidsbegrenzing gebruikt. De maximale snel-
heidsbegrenzing door het 1e drukpunt is
140 km/h.
De snelheidsbegrenzing door het 1e drukpunt
wordt in de snelheidsmeterweergegeven. De seg-
menten tussen de actueel gereden snelheid en de
snelheidsbegrenzing branden groen. In verband
met de eciëntie worden geringe afwijkingen tus-
sen de actueel gereden snelheid en de snelheids-
begrenzing toegestaan.
Wanneer u het gaspedaal totvoorbij het 1e druk-
punt indrukt, wordt de snelheidsbegrenzing opge-
heven. De groene segmenten in de snelheidsme-
terworden uitgeschakeld. Wanneer het gaspedaal
zich weer voor het 1e drukpunt bevindt, wordt de
snelheidsbegrenzing opnieuw geactiveerd en
wordt er op die manier voor gezorgd dat de toege-
stane maximumsnelheid weer wordt aangehou-
den.
Wanneer een voorligger wordt herkend, wordt de
snelheid gereduceerd, om de voorligger met aan-
gepaste snelheid te volgen.
Wanneer de auto een verkeerssituatie herkent
waarvoor een vertraging nodig is, wordt de auto
niet verder aangedreven en rolt deze uit. Wanneer
de auto moet vertragen moet u het gaspedaal los-
laten. Hoe sterk de auto bij het loslaten van het
gaspedaal automatisch vertraagt is afhankelijk van
de ingestelde recuperatiefase (/pagina 165). In
hÃwordt automatisch actief vertraagt op
voorliggers, verkeersborden, rotondes en bochten.
In alle andere recuperatiefases wordt een vast
gedenieerd uitrolkoppel ingesteld. Indien de situ-
atie het vereist moet u onafhankelijk van de geko-
zen recuperatiefase bovendien het rempedaal
bedienen.
Wanneer u in het rijprogramma Íde actieve
afstandsassistent DISTRONIC of de TEMPOMAT
activeert, wordt de snelheidsbegrenzing door het
1e drukpunt gedeactiveerd. Wanneer u de functie
weer deactiveert, wordt de snelheidsbegrenzing
door het drukpunt weer ingeschakeld.
Wanneer u in het rijprogramma Íbovendien
de limiter activeert, wordt de snelheid zowel door
Íals door de limiter begrensd:
RWanneer de door de limiter opgeslagen snel-
heid hoger is dan de snelheidsbegrenzing van
Í, dan accelereert de auto tot de door de
limiter opgeslagen snelheid wanneer u het
gaspedaal totvoorbij het 1e drukpunt indrukt.
Wanneer u het gaspedaal totvoorbij het 2e
drukpunt indrukt (kickdown), dan accelereert
de auto verder zonder begrenzing.
RWanneer de door de limiter opgeslagen snel-
heid lager dan of gelijk aan de snelheidsbe-
grenzing vanÍis, dan wordt de snelheid
zowel door het 1e drukpunt als door het 2e
drukpunt tot de door de limiter opgeslagen
snelheid begrensd. Wanneer u het gaspedaal
totvoorbij het 2e drukpunt indrukt (kickdown),
dan accelereert de auto verder zonder begren-
zing.
De functies van het rijprogramma zijn slechts
hulpmiddelen. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de snel-
heid en het tijdig remmen.
Rijden en parkeren 169169
De functie van het rijprogramma kan in de vol-
gende situaties beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist of
veel spatwater.
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties.
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is.
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting.
RBij vervuilde, afgedekte of beschadigde radar-
sensoren (/pagina 199).
InfInforormatie ovmatie over dakbelaser dakbelastingwtingweergaveeergave
Bepaalde rijprogramma's en ESP®-instellingen zijn
niet geschikt voor het transport van een dakbelas-
ting.
Indien een van deze rijprogramma´s wordt inge-
steld of geselecteerd, verschijnt bij de waarschu-
wing het symbool W.Wanneer dit symbool
wordtweergegeven, is het geselecteerde rijpro-
gramma niet bestemd voor het rijden met een
dakbelasting.
Dit betre de volgende rijprogramma's:
RRijprogramma SporSportt
RRijprogramma IndividualIndividual met de ESP®-instel-
ling Sport
%Het symbool wordt ook weergegeven in de
volgende situaties:
RAls binnen een themawereld een van de
betreende rijprogramma's is opgeslagen
Voor meer informatie over themawerelden,
zie .
RIn de herstelweergave, als het laatst
actieve rijprogramma niet geschikt is voor
het transport van een dakbelasting
Voor meer informatie over de herstelweer-
gave, zie (/pagina 171).
RiRijprjprogrogramma kiezenamma kiezen
#De DYNAMIC SELECT-schakelaar 1naar
voren of achteren drukken.
Op het multifunctioneel display verschijnt het
geselecteerde rijprogramma.
170170 Rijden en parkeren
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT congurcongurererenen (multimediasy(multimediasys-s-
tteem)eem)
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
RiRijprjprogrogramma I instamma I instellenellen
#Configuratie Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
HerstHerstelwelweergaveergave in- of uitsce in- of uitschakhakelenelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
FFunctie aan:unctie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
FFunctie uitunctie uit::Als het rijprogramma Îals laatste
actief was en aan alle voorwaarden voor het rij-
programma is voldaan, wordt dit na het starten
van de auto automatisch weer ingesteld. Indien
een ander rijprogramma actief was, wordt auto-
matisch het rijprogramma Aingesteld.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordtvoor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma van de laatste rit opgeslagen.
VVoeroertuiggtuiggegevegevens wens weergeveergevenen
Multimediasysteem:
4©5EQ
#Voertuig selecteren.
De voertuiggegevens worden weergegeven.
VVerbrerbruikuiksindicatie oprsindicatie oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5EQ
#Verbruik selecteren.
De actuele en gemiddelde verbruikswaarden
worden weergegeven.
TTrransmissieansmissie
DIRECT SELECTDIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
FFunctie vunctie van de DIRECT SELECTan de DIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
Rijden en parkeren 171171
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
Met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt de
transmissiestand gewijzigd. De actuele transmis-
siestand wordt op het instrumentendisplay weer-
gegeven.
jParkeerstand
kAchteruitversnelling
iNeutraalstand
hRijstand
AAcchthtereruitvuitverersnelling R inscsnelling R inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omhoogdrukken.
NNeutreutraalstaalstand N inscand N inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel tot de eerste weerstand
naar boven of naar beneden drukken en vast-
houden tot op het bestuurdersdisplay de
transmissiestand iwordtweergegeven.
Wanneer vervolgens het rempedaal wordt losgela-
ten, kan het voertuig vrij worden verplaatst, bij-
voorbeeld om te worden geduwd of gesleept.
WWanneer de tranneer de transmissie ook biansmissie ook bij uitgj uitgesceschakhakeldeld
vvoeroertuig in de neutrtuig in de neutraalstaalstand N moeand N moet blit blijvjven:en:
#Het voertuig starten.
#Het rempedaal indrukken en de neutraalstand
iinschakelen.
#Het rempedaal loslaten.
#Het voertuig uitschakelen.
%Wanneer het voertuig aansluitend wordtverla-
ten en de sleutel zich in het voertuig bevindt,
blij de transmissie verder in de neutraal-
stand i.
172172 Rijden en parkeren
PParkarkeersteerstand P inscand P inschakhakelenelen
#De aanwijzingen met betrekking tot het afzet-
tenvan de auto in acht nemen
(/pagina 192).
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Wanneer de auto stilstaat de toetsjindruk-
ken.
De parkeerstand is pas ingeschakeld, wanneer
op het bestuurdersdisplay de transmissies-
tandaanduiding jverschijnt. Wanneer de
transmissiestandaanduiding jniet ver-
schijnt, de auto tegenwegrollen beveiligen.
Als aan een van de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de parkeerstand jautomatisch
ingeschakeld:
RU schakelt de auto uit in de transmissiestand
hof k.
RWanneer de auto stilstaat of met zeer geringe
snelheid rijdt in de transmissiestand hof k
wordt het bestuurdersportier geopend.
%Om met geopend bestuurdersportier te
manoeuvreren, opent u bij stilstand het
bestuurdersportier en schakelt u opnieuw de
transmissiestand hof kin.
%Wanneer de parkeerstand jis ingeschakeld
of de auto is uitgeschakeld en er geen trans-
missiestandaanduiding wordtweergegeven,
beveilig de auto dan tegenwegrollen
(/pagina 198).
RiRijstjstand D inscand D inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omlaagdrukken.
FFunctie vunctie van de 4MAan de 4MATICTIC
Door de exibele vierwielkoppelverdeling van de
4MATIC wordt de aandrijving altijd ideaal over de
twee assen verdeeld. Afhankelijk van de situatie
kan alleen de voor- of alleen de achteras worden
aangedreven of kan de aandrijving traploos over
beide assen worden verdeeld.
Daardoor kan de recuperatie nog eectiever wor-
den benut en de actieradius van de auto worden
vergroot (/pagina 164).
Als een aangedreven wiel vanwege onvoldoende
grip doordraait, verbetert de 4MATIC samen met
het ESP®en het 4ETS de grip van de auto.
De 4MATIC kan het gevaar voor ongevallen bij een
niet aangepaste rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet verleggen. Het sys-
teem kangeen rekening houden met de weg- en
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. De
4MATIC is slechts een hulpmiddel. De verantwoor-
delijkheid, in het bijzonder voor een veilige
afstand, de snelheid, het tijdig remmen en het
aanhouden van de rijstrook, ligt bij u.
%Alleen als bij een winterse staat van het weg-
dek winterbanden (M+S-banden) worden
gebruikt, zo nodig met sneeuwkettingen,
wordt de maximale werking van de exibele
vierwielkoppelverdeling bereikt.
Rijden en parkeren 173173
Hoogspanningsaccu opladenHoogspanningsaccu opladen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccude hoogspanningsaccu
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de hoog-
spanningsaccu door lange standtijden
Lithium-ion-accu's zijn onderhevig aan natuur-
lijke zelfontlading.
Daarom kan bij standtijden van meerdere
maanden diepontlading optreden. Dit kan de
hoogspanningsaccu beschadigen.
#Om mogelijke schade te voorkomen de
hierna beschreven aanbeveling voor de
omgang met de hoogspanningsaccu in
acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Snellere veroudering van de
hoogspanningsaccu bij het niet in acht
nemen van de volgende aanbevelingen
Als gevolg van de fundamentele eigenschap-
pen van de hoogspanningsaccu nemen in de
loop van de tijd de opslagcapaciteit en de
bruikbare energiehoeveelheid van de hoog-
spanningsaccu af. Daardoor neemt de maxi-
maal haalbare elektrische actieradius af en
kunnen de maximale prestaties van het voer-
tuig worden beïnvloed.
De volgende factoren kunnen de veroudering
van de hoogspanningsaccu versnellen:
RVaak volledig opladen (laadtoestand 100%)
van de hoogspanningsaccu, vooral zonder
direct erna wegte rijden
RVeelvuldig opladen met een snellader met
gelijkstroom (mode 4)
RHoge omgevingstemperaturen bij langere
standtijden
#Om een versnelde veroudering te voorko-
men de hierna beschreven aanbevelin-
genvoor de omgang met de hoogspan-
ningsaccu in acht nemen.
Advies voor de omgang met de hoogspannings-
accu:
RElk half jaar bij een buitentemperatuur hoger
dan 10 °C de auto 's nachts met een laadtoe-
stand lager dan 20 % parkeren.
RDe hoogspanningsaccu alleen wanneer nodig
met gelijkstroom (mode 4) snelladen.
RDe hoogspanningsaccu gemiddeld tot een
laadtoestand van 80% opladen. Vanaf een
laadtoestand van 80% wordt de oplaadtijd ook
excessief langer.
RBij langere standtijden ervoor zorgen dat de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu tus-
sen 30% en 50% is wanneer de auto wordt
geparkeerd. De hoogspanningsaccu niet per-
manent op een stroomvoorziening aansluiten.
RBij langere standtijden hoge buitentemperatu-
ren zo mogelijk vermijden.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
om de zes weken controleren
(/pagina 191).
RDe hoogspanningsaccu bijladen wanneer de
laadtoestand onder 20% daalt.
174174 Rijden en parkeren
RDe 12V-accu ook bij langere standtijden niet
loskoppelen. Anders kan de staat van de
hoogspanningsaccu niet door de auto worden
gecontroleerd.
Ukunt als volgt aan de reductie van het energie-
verbruik van de auto bijdragen:
Reen vooruitziende rijstijl (/pagina 163)
Rgereduceerd gebruik van elektrische verbrui-
kers
Rregelmatig onderhoud van de auto
Gedurende de levensduur van een accu kan de
oplaadtijd van een hoogspanningsaccu wijzigen.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Ukunt de hoogspanningsaccu zowel met wis-
selstroom (mode 2/3) als met gelijkstroom
(mode 4) opladen.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1 Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Aansluiting wisselstroomladen type 1 of type
2
2Uitbreiding aansluiting gelijkstroomladen
Rijden en parkeren 175175
%Bij gebruik van een CCS-laadkabel (Combined
Charging System) voor het gelijkstroomladen
op een voertuigstekkerdoos type Combo wor-
den beide aansluitingen van de voertuigstek-
kerdoos 1en 2voor het opladen gebruikt.
Oplaadmogelijkheden van de hoogspanningsaccu
(mode 2, 3 of 4):
ROpladen tijdens het rijden door recuperatie
RStationair wisselstroomladen:
-via een netcontactdoos (mode 2)
-via een wallbox of laadstation (mode 3)
RStationair gelijkstroomladen:
-via een snellaadstation (mode 4)
Afhankelijk van de landspecieke uitvoering en de
laadkabel van uw auto is ook eenfasig wissel-
stroomladen mogelijk.
Bij het opladen altijd de verschillende netwerkver-
eisten van het land waarin u zich op dat moment
bevindt in acht nemen. Alleen laadkabels gebrui-
ken die geschikt zijn voor deze netwerkvereisten.
Bij vragen over de netwerkvereisten contact opne-
men met een elektrotechnicus of de lokale netbe-
heerder.
De hoogspanningsaccu vanwege het grotere laad-
vermogen en het betere laadrendement bij voor-
keur bij een wallbox of een laadstation opladen.
LaadkLaadkabel opbergabel opbergenen
De laadkabel van de auto altijd opbergen in de
meegeleverde laadkabeltas en deze vastzetten in
de bagageruimte van de auto.
Anders is de laadkabel niet voldoende beveiligd.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De capaciteit van de hoogspanningsaccu kan
nadelig worden beïnvloed door de volgende
invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
RHet inschakelen van elektrische nevenverbrui-
kers in de auto, bijvoorbeeld het klimaatregel-
systeem
REen langere standtijd zonder lading
De oplaadtijd van de hoogspanningsaccu kan lan-
gerworden door de volgende invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
REen langere standtijd zonder lading
RDe maximaal beschikbare laadstroom van de
laadinrichting
RDe instellingen voor het opladen in het multi-
mediasysteem (/pagina 191)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu aan de nede hoogspanningsaccu aan de netconttcontactdoosactdoos
(mode 2)(mode 2)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig gemonteerde onderdelen
Als u niet deskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op een netcontact-
doos aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden
tot brand of een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een netcontact-
doos aansluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
176176 Rijden en parkeren
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
Mercedes‑Benz test deze originele laadkabels
uitvoerig op hun geschiktheid voor het hoog-
spanningsladen van uw auto.
#Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#Niet gebruiken:
RVerlengsnoeren
RKabelhaspels
RStekkerdozen.
#Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan-
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Alleen de volgende laadkabels mogen worden
gebruikt:
RDe bij de auto gevoegde laadkabel
REen voor de auto goedgekeurde laadkabel
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor-
ziening verschillend zijn. De oplaadtijd bij het
opladen van de hoogspanningsaccu aan een net-
contactdoos is aanzienlijk langer dan bij het opla-
den aan een wallbox of een laadstation.
Daartoe de aanwijzingenter plekke in acht
nemen.
Het bedieningselement van de laadkabel niet vrij
aan een netcontactdoos laten hangen.
Het bedieningselement mag niet aan de volgende
onderdelen worden opgetild:
Raan de laadkabelstekker
Raan de voedingsstekker
Bescherm het bedieningselement van de laadka-
bel bij het opladen tegenovermatige opwarming,
bijvoorbeeld door invallend zonlicht. Anders kan
het opladen worden afgebroken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu aan de wde hoogspanningsaccu aan de wallboallbox of bix of bij hetj het
laadstlaadstation (mode 3)ation (mode 3)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan te
sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of
een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een wallbox aan-
sluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
Rijden en parkeren 177177
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsvoorschrien in de
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Voor het opladen aan een wallbox zonder vast
gemonteerde kabel de als optie verkrijgbare laad-
kabel voor wallbox en laadstation (mode 3) gebrui-
ken. De laadkabel bevindt zich in een foedraal in
de bagage- of laadruimte.
Alleen laadkabels gebruiken die door de fabrikant
zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor het opla-
den van de hoogspanningsaccu van een elektri-
sche auto.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om
de auto op het laadstation aan te sluiten, kan
dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Bij laadstations met vast gemonteerde
laadkabel:
RVisuele controle van het laadstation
op uitwendige gebreken uitvoeren,
bijvoorbeeld ernstige beschadigingen
van de behuizing of de laadkabel.
#Bij laadstations zonder vast gemonteerde
laadkabel:
ROm veiligheidsredenen alleen laadka-
bels gebruiken die door de fabrikant
zijn getest en goedgekeurd voor het
opladen van de hoogspanningsaccu
van een elektrische auto.
RGeen beschadigde laadkabels gebrui-
ken.
RLaadkabels niet verlengen.
RGeen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moetenvoor het opladen
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-
kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder
van het lokale laadstation in acht nemen.
De op het laadstation voor het opladen weergege-
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit eect komt voort uit verschillende laadverlie-
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver-
liezen ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwik-
keling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad-
rendement is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu bide hoogspanningsaccu bij hej het snellaadstt snellaadstationation
(mode 4)(mode 4)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om
de auto op het laadstation aan te sluiten, kan
dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
178178 Rijden en parkeren
#Bij laadstations met vast gemonteerde
laadkabel:
RVisuele controle van het laadstation
op uitwendige gebreken uitvoeren,
bijvoorbeeld ernstige beschadigingen
van de behuizing of de laadkabel.
#Bij laadstations zonder vast gemonteerde
laadkabel:
ROm veiligheidsredenen alleen laadka-
bels gebruiken die door de fabrikant
zijn getest en goedgekeurd voor het
opladen van de hoogspanningsaccu
van een elektrische auto.
RGeen beschadigde laadkabels gebrui-
ken.
RLaadkabels niet verlengen.
RGeen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
&GEVGEVAARAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
De meeste laadstations moetenvoor het opladen
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-
kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder
van het lokale laadstation in acht nemen.
Op basis vanwettelijke bepalingen in de afzonder-
lijke landen mag de laadkabel naar de auto in
totaal niet langer dan 30 m zijn. Dit is om te voor-
komen dat er ontvangststoringen in radiograsche
apparatuur in de auto of in de nabije omgeving
van het laadstation ontstaan. Houd er rekening
mee, dat ook delen van de laadkabel onder de
grond aangelegd kunnen zijn. Vraag bij twijfel voor
het opladen van de hoogspanningsaccu de eige-
naar van het laadstation of dit het geval is.
De op het laadstation weergegevengeleverde
hoeveelheid energie voor het opladen kan hoger
zijn dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu is opgenomen. Dit
eect komt voort uit verschillende laadverliezen
en wordt laadrendement genoemd. Laadverliezen
ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwikkeling
tijdens het laden of door ingeschakelde nevenver-
bruikers. Meer informatie over het laadrendement
is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
Maximaal tMaximaal toelaatbaroelaatbare laadse laadstrtroom voom voor heoor het opla-t opla-
den aan een neden aan een netconttcontactdoos instactdoos instellenellen
*AANWIJZINGAANWIJZING Overbelasting van de net-
contactdoos door te hoge laadstroom
Een te hoge laadstroom kantot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
externe stroomnet leiden.
#Controleren of het externe stroomnet
voor de ingestelde laadstroom geschikt
is.
#De ingestelde laadstroom indien nodig
reduceren of een andere netcontactdoos
gebruiken.
Rijden en parkeren 179179
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto. Deze onderdelen kunt u kopen bij
een Mercedes‑Benz-servicewerkplaats,
waar u ook gedegen advies krijgt.
#De instelling van de maximale laad-
stroom controleren aan de hand van het
weergegeven laadvermogen op het
instrumentendisplay.
Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de betref-
fende netcontactdoos of de netvoedingsinstallatie
door een elektricien laten controleren. Voor de
meegeleverde laadkabel is de maximumwaarde
voor de laadstroom landspeciek ingesteld. Bij het
opladen in het buitenland kan de maximumwaarde
de daar toegestane waarde overschrijden. De
landspecieke regelingen bij het opladen in het
buitenland in acht nemen. Bij vragen over de laad-
stroominstelling of een storing in de werking con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De maximaal toegestane laadstroom instellen
in het menu van het multimediasysteem
(/pagina 191).
Wanneer de exacte waarde van de maximaal toe-
gestane laadstroom niet kanworden ingesteld, de
eerstvolgende kleinere instelbare waarde kiezen.
%Wanneer de auto meer tijd dan normaal voor
het opladen van de hoogspanningsaccu nodig
hee, de instellingen voor de maximale laad-
stroom in het menu van het multimediasys-
teem controleren.
OvOvererziczicht laadkht laadkabel-bedieningseenheidabel-bedieningseenheid
De laadkabel-bedieningseenheid gee de actuele
toestand van het opladen aan.
1Weergave netspanning
2Weergave opladen
3Weergave temperatuurbewaking
4Weergave veiligheidsvoorziening
WWeergaveergave nee netspanningtspanning 11
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Brandt wit Netspanning is aanwe-
zig
180180 Rijden en parkeren
WWeergaveergave opladene opladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Knippert groen Hoogspanningsaccu
wordt opgeladen
WWeergaveergave te tememperperatuurbewatuurbewakingaking 33
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Brandt rood Groene LED knippert
tegelijkertijd: Te hoge
temperatuur laadver-
mogen wordtgeredu-
ceerd
Groene LED knippert
niet: Te hoge tempera-
tuur opladen beëin-
digd
Knippert rood Te hoge temperatuur
van de voedingsstek-
ker opladen beëin-
digd
WWeergaveergave ve veiligheidsveiligheidsvooroorzieningziening 44
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Knippert rood Laadkabel storing
Opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Brandt rood Witte LED is gedoofd:
Storing in de netaan-
sluiting Opladen niet
mogelijk, andere net-
contactdoos kiezen
Witte LED brandt: Sto-
ring van de auto
opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Wanneer alle vier de weergaven branden, voert de
laadkabel-bedieningseenheid een zelfdiagnose uit.
Wanneer de temperatuurbewaking 3een storing
aangee, kan het helpen om de laadkabel te
beschermen tegen direct zonlicht.
LaadkLaadkabel-bedieningseenheid rabel-bedieningseenheid reseesetttten:en: Wanneer
de veiligheidsvoorziening 4een storing van de
laadkabel of een storing van de auto aangee,
eerst de laadkabel-bedieningseenheid terugzet-
ten. Daartoe de laadkabel loskoppelen van de
auto en van de netcontactdoos en circa vijf
seconden wachten. Wanneer de storing na het
opnieuw aansluiten van de laadkabel zich blij
voordoen, is opladen via de netcontactdoos niet
mogelijk. Overeenkomstig de weergave moet de
laadkabel worden vervangen of moet de voertuig-
stekker bij een gekwaliceerde werkplaats worden
gecontroleerd.
FFuncties vuncties van de contran de controlelamolelampjes op de vpjes op de voeroertuig-tuig-
ststekkekkererdoosdoos
%Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
De contactdoosklep wordt samen met de auto
centraal ver- en ontgrendeld.
Rijden en parkeren 181181
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
De stekkerdoosverlichting 1knippert of brandt
in overeenstemming met de controlelampjes 2
en 3.
OvOvererziczicht vht vergrergrendelingsstendelingsstatusatus
VVergrergrende-ende-
lingsstlingsstatusatus
33
MeldingMelding BetBetekekenisenis
%Brandt wit Voertuigstek-
kerdoos ont-
grendeld,
laadkabel
aansluiten of
verwijderen
%Knippert wit Storing bij het
ver- of ont-
grendelen
OvOvererziczicht stht status vatus van hean het opladent opladen
SSttatus vatus van hetan het
opladenopladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
#Knippert
oranje Verbinding
wordt opge-
bouwd
#Knippert
groen Actieve ener-
giestroom
182182 Rijden en parkeren
SSttatus vatus van hetan het
opladenopladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
#Brandt oranjeLaadpauze
#Brandt groen Opladen vol-
tooid
#Knippert rood
(gedurende
circa 90 s)
Storing in de
auto; opladen
niet mogelijk
WWisselsisselstrtroom-opladen stoom-opladen startarten (mode 2/3)en (mode 2/3)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadkabelstekker
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen
tijdens het opladen binnen de toegestane
grenswaarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadkabel-
stekker te warm wordt, de stroomvoor-
ziening van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegenvervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
Rijden en parkeren 183183
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij verhoogde weerstand de laadkabel-
stekker uit de contactdoos trekken en
opnieuw aansluiten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de afstand van de
sleutel tot de auto is niet groter dan 1 m.
RDe auto is niet gestart.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos Combo 1 Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 2%en de statusindi-
catie 3branden wit.
184184 Rijden en parkeren
%Wanneer de auto is ingeschakeld (melding
õop het instrumentendisplay aan), kan de
contactdoosklep 1niet worden geopend.
#De sluiting 7naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5openklappen.
%Voor de laadkabelstekker is alleen de aanslui-
ting 8nodig. Alleen het bovenste deel van
het contactdoosdeksel openen 5.
#Voor het opladen aan een netcontactdoos de
netstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken en
indien nodig de maximale laadstroom instellen
(/pagina 179).
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de aan-
sluiting 8van de voertuigstekkerdoos ste-
ken. Wanneer de wallbox of het laadstation
niet met een aansluitkabel is uitgerust, de
stekker van de eigen laadkabel van de auto tot
de aanslag in de contactdoos van de wallbox
of het laadstation steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4#en de statusindi-
catie 3knipperen oranje en, zodra de hoog-
spanningsaccu wordt opgeladen, groen.
%Wanneer de laadindicatie voor de sfeerverlich-
ting geactiveerd is, brandt de sfeerverlichting
circa 30 seconden, net als het controlelampje
4#(/pagina 141).
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instru-
mentendisplay de laadtoestandweergave met een
laadprognose weergegeven. De oplaadprognose is
de verwachte laadtoestand op de ingestelde ver-
trektijd of het tijdstip waarop de hoogspannings-
accu volledig is opgeladen.
%Wanneer de auto ingeschakeld is, verschijnt
tijdens het opladen een its-symbool naast de
laadtoestandweergave.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
%De auto is uitgerust met een elektrische zeke-
ring tegente hoge spanningen in het stroom-
net. Deze elektrische zekering kan bijvoor-
beeld bij zwaar onweer worden geactiveerd en
kantot activering van de zekering van het
pand en een laadonderbreking leiden. Deze
functies dienen ter bescherming van de auto.
Na het weer inschakelen van de zekering van
het pand wordt het opladen automatisch
voortgezet. Bij een laadonderbreking zonder
dat de zekering van het pand wordtgeacti-
veerd, kan het tot tien minuten duren alvorens
het opladen automatisch wordtvoortgezet.
WWisselsisselstrtroom-opladen beëindigoom-opladen beëindigen (mode 2/3)en (mode 2/3)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
Rijden en parkeren 185185
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 1doos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 3indrukken.
of
#De auto ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
#De toets2op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/pagina 174).
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 2doos type Combo 2
#De laadannuleringsknop 2indrukken.
of
#De auto ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
186186 Rijden en parkeren
#De laadkabelstekker binnen 30 seconden uit
de voertuigstekkerdoos losmaken.
Na 30 seconden wordt de voertuigstekker-
doos weer vergrendeld.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/pagina 174).
%Het controlelampje %1op de voertuig-
stekkerdoos brandt na het losmaken van de
laadkabelstekker nog enige tijd en doo dan.
GeliGelijksjkstrtroom-opladen stoom-opladen startarten (mode 4)en (mode 4)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadkabelstekker
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen
tijdens het opladen binnen de toegestane
grenswaarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadkabel-
stekker te warm wordt, de stroomvoor-
ziening van het stroomnet laten controle-
ren.
Rijden en parkeren 187187
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegenvervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij verhoogde weerstand de laadkabel-
stekker uit de contactdoos trekken en
opnieuw aansluiten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de afstand van de
sleutel tot de auto is niet groter dan 1 m.
RDe auto is niet gestart.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
Voertuigstekkerdoos Combo 1
188188 Rijden en parkeren
Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 2%en de statusindi-
catie 3branden wit.
%Wanneer de auto is ingeschakeld (melding
õop het instrumentendisplay aan), kan de
contactdoosklep 1niet worden geopend.
#De sluiting 7naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5openklappen.
%Voor de CCS-laadkabelstekker zijn de aanslui-
tingen 6en 8nodig. Daarom beide delen
van het contactdoosdeksel openen 5.
#De CCS-laadkabelstekker tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4#en de statusindi-
catie 3knipperen oranje en, zodra de hoog-
spanningsaccu wordt opgeladen, groen.
%Wanneer de laadindicatie voor de sfeerverlich-
ting geactiveerd is, brandt de sfeerverlichting
circa 30 seconden, net als het controlelampje
4#(/pagina 141).
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instru-
mentendisplay de laadtoestandweergave met een
laadprognose weergegeven. De oplaadprognose is
de verwachte laadtoestand op de ingestelde ver-
trektijd of het tijdstip waarop de hoogspannings-
accu volledig is opgeladen.
%Wanneer het contact ingeschakeld is, ver-
schijnt tijdens het opladen een its-symbool
naast de laadtoestandweergave.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
GeliGelijksjkstrtroom-opladen beëindigoom-opladen beëindigen (mode 4)en (mode 4)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
Rijden en parkeren 189189
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 1doos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 3indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
#De toets2op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 2doos type Combo 2
#De laadannuleringsknop 2indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
%Het linker controlelampje %1op de
voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken
van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
190190 Rijden en parkeren
FFunctie vunctie van de laadtan de laadtoestoestandwandweergaveergave op hete op het
insinstrtrumentumentendisplayendisplay
1Actuele laadtoestand
2Tijdstip accu vol
Wanneer de auto met het stroomnet verbonden
en uitgeschakeld is, toont het instrumentendisplay
de laadtoestandweergave gedurende circa
twee minuten.
%De weergegevenwaarden variëren afhankelijk
van de instelling voor het opladen. Het is bij-
voorbeeld ook mogelijk om de ingestelde ver-
trektijd te tonen.
LaadinstLaadinstellingellingenen congurcongurererenen
Multimediasysteem:
4©5EQ 5Laadopties
VVerertrtrektiektijd instjd instellenellen
De ingestelde vertrektijden worden voor de kli-
maatregeling vooraf van de auto en voor de prog-
nose van de laadtoestand en de actieradius op
het geselecteerde tijdstip gebruikt. Het opladen
start altijd zonder vertraging, onafhankelijk van de
volgende vertrektijd.
#Vertrektijd selecteren.
De volgende oplaadtijden kunnen worden inge-
steld:
RUit (geen vertrektijd)
REenmalig
RWeekprofiel
#Een instelling selecteren.
EenmaligEenmalige ve verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#Vertrektijd selecteren.
#Eenmalige tijd bewerk. selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
WWeekpreekproeloel instinstellenellen
#Vertrektijd selecteren.
#Weekprofiel bewerken selecteren.
#Nieuwe tijd toevoegen
#De gewenste vertrektijden instellen, bijvoor-
beeld elke dag om 8:00 uur.
#aselecteren.
Maximale laadsMaximale laadstrtroom instoom instellenellen
#Maximale laadstroom selecteren.
#Maximum,8 ampère of 6 ampère selecteren.
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu
wordt de laadstroom tot het ingestelde ampe-
rage begrensd.
%De waarde van de maximale laadstroom is
afhankelijk van de meegeleverde laadkabel
met vaste waarde.
Rijden en parkeren 191191
%Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de auto zijn
meegeleverd of een originele Mercedes‑Benz
laadkabel. Mercedes‑Benz test deze originele
laadkabels uitvoerig op hun geschiktheid voor
het hoogspanningsladen van uw auto. Deze
onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar u
ook gedegen advies krijgt.
Maximale laadtMaximale laadtoestoestand instand instellenellen
#Maximale laadtoestand selecteren.
#Het gewenste percentage instellen.
De hoogspanningsaccu wordt maximaal tot
het ingestelde percentage opgeladen.
%Het percentage kan in stappen vantelkens
10% worden ingesteld.
Er wordt een maximale laadtoestand van 80%
geadviseerd. Hogere maximale laadtoestan-
den kunnen een ongunstige invloed op de
levensduur van de hoogspanningsaccu heb-
ben (/pagina 174).
%Zodra de maximale laadtoestand is bereikt,
wordt op het mediadisplay een melding weer-
gegeven dat het opladen beëindigd is en dat
de ritkanworden voortgezet.
PParkarkererenen
AAututo afzeo afzettttenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door wegrollen van een onvol-
doende beveiligde auto
Als de auto zonder voldoende beveiliging
wordtgeparkeerd, kan deze ook bij een lichte
helling ongecontroleerd wegrollen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien
dat de auto in de richting van de stoep-
rand rolt als deze in beweging komt.
#De parkeerrem bedienen.
#De transmissie in de stand jzetten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
192192 Rijden en parkeren
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door wegrollen
#De auto altijd tegenwegrollen beveiligen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen door het
laten zakken van de auto
AAututo's meo's met act achthtereras-nivas-niveaureauregegeling:eling: De auto
kan door temperatuurverschillen of langere
standtijden omlaaggaan. Daarbij kunnen car-
rosseriedelen worden beschadigd.
#Bij het parkerenvan de auto en bij het
wegrijden controleren of zich geen
obstakels, zoals stoepranden, onder of in
de buurt van de carrosserie bevinden.
%Wanneer de auto gedurende langere tijd bui-
ten bedrijf wordtgesteld, de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RIn het bijzonder bij een zeer lage buiten-
temperatuur zorgen dat de hoogspan-
ningsaccu voldoende is opgeladen. Zo ver-
mijdt u eventuele problemen wanneer de
auto weer wordtgestart.
RVermijd indien mogelijk parkeerplekken
met direct invallend zonlicht.
De aanwijzingen met betrekking tot het opla-
den van de hoogspanningsaccu in acht
nemen (/pagina 174).
#De auto tot stilstand brengen door het rempe-
daal in te drukken.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de
auto in de richting van de stoeprand rolt wan-
neer deze in beweging komt.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
Rijden en parkeren 193193
#Bij stilstaande auto en ingedrukt rempedaal de
transmissiestand jinschakelen
(/pagina 173).
#De auto uitschakelen door de toets1in te
drukken.
#De bedrijfsrem langzaam loslaten.
#Uitstappen en de auto vergrendelen.
%Wanneer de auto wordtgeparkeerd, kunt u de
zijruiten en het schuifdak nog circa vier minu-
ten bedienen nadat het bestuurdersportier
gesloten is.
GarGaragagedeurbedieningedeurbediening
TToeoetsen vtsen van de gan de gararagagedeurbediening predeurbediening progrogramme-amme-
rrenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is buiten de garage of buiten het
zwenkbereik van de garagedeur geparkeerd.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De in te leren toets1,2of 3indrukken
en ingedrukt houden.
Het controlelampje 4knippert geel.
%Het kantot 20 seconden duren voordat het
controlelampje geel gaat knipperen.
#De eerder ingedrukte toetsen loslaten.
Het controlelampje 4knippert verder geel.
194194 Rijden en parkeren
#De afstandsbediening 5op een afstand tus-
sen 1 cm en 8 cm op de toets1,2of 3
richten.
#De toets6van de afstandsbediening 5
indrukken en ingedrukt houden tot een van de
volgende signalen verschijnt:
RHet controlelampje 4brandt permanent
groen. De programmering is afgesloten.
RHet controlelampje 4knippert groen. De
programmering was succesvol. Bovendien
moet een wisselcode-synchronisatie met
het garagedeurbedieningssysteem worden
uitgevoerd.
#Wanneer het controlelampje 4niet groen
brandt of knippert: De procedure herhalen.
#Alle toetsen loslaten.
%De afstandsbediening van de garagedeurbe-
diening behoort niet tot de leveringsomvang
van de garagedeurbediening.
WWisselcode-syncisselcode-synchrhronisatie uitvonisatie uitvoeroerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet deurbedieningssysteem werkt met een
wisselcode.
RUw auto bevindt zich binnen het bereik van
het garage- of het buitendeurbedieningssys-
teem.
RDe auto evenals personen en voorwerpen
bevinden zich buiten het bewegingsgebied van
het portier.
#De programmeertoetsvan de deuraandrij-
vingseenheid indrukken.
U hebt circa 30 seconden de tijd om de vol-
gende stap te starten.
#Meerdere keren na elkaar de geprogram-
meerde toets1,2of 3indrukken, totdat
het portier sluit.
Wanneer het portier sluit, is de programmering
afgesloten.
%Bovendien de handleiding van de deurbedie-
ning lezen.
PrProblemen bioblemen bij hej het prt progrogrammerammeren ven van de afstan de afstands-ands-
bediening vbediening vererhelpenhelpen
#Controleren of de zendfrequentie van de
afstandsbediening 5wordt ondersteund.
#De batterijen in de afstandsbediening 5ver-
vangen.
#De afstandsbediening 5onder verschillende
hoeken op een afstand tussen 1 cm en 8 cm
voor de binnenspiegel houden. Daarbij elke
instelstand ten minste 25 seconden aanhou-
den.
#De afstandsbediening 5onder dezelfde hoe-
ken op verschillende afstanden van de binnen-
spiegel houden. Daarbij elke instelstand ten
minste 25 seconden aanhouden.
#Bij afstandsbedieningen die slechts gedurende
bepaalde tijd zenden, voor het verstrijkenvan
de zendtijd opnieuw de toets6van de
afstandsbediening 5indrukken.
#De antennekabel van de garagedeurbediening
uitlijnen met de afstandsbediening.
%Bij oudere garagedeuren kan het mogelijk zijn,
dat deze ondanks het correct doorlopen van
de hierboven beschreven stappen niet met de
afstandsbediening in de binnenspiegel kan
worden bediend. Neemt u in dit geval contact
op met de HomeLink®Hotline.
Rijden en parkeren 195195
%Ondersteuning en aanvullende informatie voor
de programmering:
RBij de HomeLink®Hotline via het nummer
(0) 08000 466 354 65 of +49 (0) 6838
907-277
ROp het internet onder https://
www.homelink.com
GarGaragagedeur openen of sluitedeur openen of sluitenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe betreende toets is voor het bedienen van
de garagedeur geprogrammeerd.
#De toets1,2of 3indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
#Wanneer het controlelampje 4na circa
20 seconden geel knippert: Opnieuw de eer-
der ingedrukte toets indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
GeheugGeheugen ven van de gan de gararagagedeurbediening wissenedeurbediening wissen
#De toetsen 1en 3indrukken en ingedrukt
houden.
Het controlelampje 4brandt geel.
#Wanneer het controlelampje 4groen knip-
pert: De toetsen 1en 3loslaten.
Het volledige geheugen is gewist.
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerremem
FFunctie vunctie van de elektran de elektriscische parkhe parkeerreerrem (autem (automa-oma-
tisctisch insch inschakhakelen)elen)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
De elektrDe elektriscische parkhe parkeerreerrem wem worordt autdt automatischomatisch
ingingesceschakhakeld, als de treld, als de transmissie in de stansmissie in de standand jj
ststaat en aan een vaat en aan een van de van de volgolgende vende voorwoorwaaraarden isden is
vvoldaan:oldaan:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe gordelslottong steekt niet in het gordelslot
van de bestuurdersstoel en het bestuurders-
portier wordtgeopend.
196196 Rijden en parkeren
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/pagina 198).
In de vIn de volgolgende situaties wende situaties worordt de elektrdt de elektriscische par-he par-
kkeerreerrem ook ingem ook ingesceschakhakeld:eld:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDe actieve parkeerassistent houdt de auto in
stilstand op zijn plaats.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
brengt de auto tot stilstand.
RDaartDaartoe moeoe moet bovt bovendien aan een vendien aan een van de van de vol-ol-
ggende vende voorwoorwaaraarden ziden zijn vjn voldaan:oldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
FFunctie vunctie van de elektran de elektriscische parkhe parkeerreerrem (autem (automa-oma-
tisctisch vrih vrijzejzetttten)en)
De elektrDe elektriscische parkhe parkeerreerrem wem worordt vridt vrijgjgezeezet, wt, wan-an-
neer aan de vneer aan de volgolgende vende voorwoorwaaraarden is vden is voldaan:oldaan:
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe auto is gestart.
RDe transmissie staat in de stand hof ken
het gaspedaal wordt ingedrukt of er wordt
geschakeld van de transmissiestand jin de
stand hof k.
RAls de transmissie in de stand kstaat, moet
de achterklep gesloten zijn.
RDe gordelslottong steekt in het gordelslot van
de bestuurdersstoel.
Wanneer de gordelslottong niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel steekt, moet aan
één van de volgende voorwaarden voldaan
zijn:
-De transmissiestand jwordtverlaten.
of
-Er is voorheen sneller dan 3 km/h gere-
den.
Wanneer de elektrische parkeerremwordt vrijge-
zet, doo in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
Rijden en parkeren 197197
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerrem handmatig inscem handmatig inschakhakelen ofelen of
vrivrijzejzettttenen
InscInschakhakelenelen
#Op de handgreep 1drukken.
Het rode controlelampje !brandt in het
combi-instrument.
%Alleen wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
correct ingeschakeld.
VVrriijzejzettttenen
#De auto inschakelen.
#Aan de handgreep 1trekken.
In het combi-instrument doo het rode con-
trolelampje !.
NNoodroodremming uitvemming uitvoeroerenen
#De handgreep 1indrukken en ingedrukt hou-
den.
Zolang de auto nog rijdt, wordt de melding
Parkeerrem ontgrendelen weergegeven en
knippert het rode controlelampje !.
Wanneer de auto tot stilstand is afgeremd,
wordt de elektrische parkeerrem ingescha-
keld. Het rode controlelampje !brandt in
het combi-instrument.
InfInforormatie ovmatie over boer botsingherktsingherkenning bienning bij gj geparkeparkeereerdede
autoauto
Wanneer bij de vergrendelde auto met ingescha-
kelde wegsleepbeveiliging een botsing wordt her-
kend, ontvangt u in het multimediasysteem bij het
inschakelen van de auto een bericht.
Hierbij ontvangt u informatie over de volgende
punten:
Rpotentieel getroen gedeelte van de auto
Rkracht van de botsing
In de volgende situatie kan een abusievelijke acti-
vering optreden:
RDe geparkeerde auto wordtverplaatst, bijvoor-
beeld in een garage met een dubbele etage.
%Om een abusievelijke activering te voorko-
men, de wegsleepbeveiliging uitschakelen.
Wanneer de wegsleepbeveiliging wordt uitge-
schakeld, wordt ook de botsingherkenning uit-
geschakeld.
198198 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De herkenning kan in de volgende situaties
beperkt zijn:
Rbij schade zonder botsing, bijvoorbeeld bij een
afgebroken buitenspiegel of lakschade door
een sleutel
Rbij een botsing met lage snelheid
Rwanneer de elektrische parkeerrem niet inge-
schakeld is
%De verantwoordelijkheid voor de auto ligt bij
u. Overtuig u daarom ervan dat de auto scha-
devrij en geschikt om te rijden is.
RiRij- en rij- en rijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
RiRijsystjsystemen en uw vemen en uw vererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
Uw auto is voorzien vanrijsystemen die u onder-
steunen bij het rijden, parkeren en manoeuvreren.
De rijsystemen zijn slechts hulpmiddelen. Deze
kunnen uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen en ontslaan u niet van uw verkeersrechte-
lijke verantwoordelijkheid. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gere-
den snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden
van de rijstrook. Voortdurend de verkeerssituatie
in de gaten houden en indien nodig ingrijpen. De
grenzen voor een veilig gebruik in acht nemen.
Rijsystemen kunnen het gevaar voor ongevallen
van een niet aangepaste rijstijl niet verminderen
en de natuurkundige grenzen niet verleggen. Het
systeem kan niet altijd rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie.
InfInforormatie ovmatie over de sensorer de sensoren en cameren en camera's va's van dean de
autoauto
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met camera's en radarsensoren of ultra-
sone sensoren de omgeving voor, achter of naast
uw auto.
1Multifunctionele camera
2Camera's in de buitenspiegel
3Frontradar
4Frontcamera
Rijden en parkeren 199199
5Hoekradars
6Ultrasone sensoren
7Achteruitrijcamera
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de sensoren en camera's van de auto
Als de gebieden van de sensoren en camera's
van de auto afgedekt, beschadigd of vervuild
zijn, kunnen sommige rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen niet meer correct functione-
ren. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#De omgeving van de sensoren en came-
ra's van de auto altijd vrij en schoon hou-
den.
#Beschadigingen aan de bumper, in de
radiateurgrille of steenslag op de voor- of
achterruit bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten repareren.
Met name de omgeving van de sensoren en
camera's vrijhouden van vuil, ijs of natte sneeuw
(/pagina 325). De sensoren en camera's, als-
mede hun registratiegebieden, mogen niet worden
afgedekt. Geen extra kentekenplaathouders,
reclameborden, stickers, wrapfolie of steenslagfo-
lie in het registratiegebied van de sensoren en
camera's aanbrengen. Erop letten dat er geen uit-
stekende lading in het registratiegebied hangt.
Bij een beschadiging van de bumper of de radia-
teurgrille of na een botsing de werking van de
sensoren laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats. Beschadigingen of steenslag
in de omgeving van de camera's in de voorruit of
de achterruit bij een gekwaliceerde werkplaats
laten repareren.
OvOvererziczicht vht van de rian de rijsystjsystemen en riemen en rijvjveiligheidssyeiligheidssys-s-
ttemenemen
RABS (AAntiBBlokkeerSSysteem) (/pagina 201)
RBAS (BBrems-AAssistent-SSystem = remassistent-
systeem) (/pagina 201)
RESP®(EElektronisch SStabiliteitsPProgramma)
(/pagina 202)
RESP®zijwindassistent (/pagina 203)
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
(/pagina 203)
REBD (EElectronic BBrakeforce DDistribution)
(/pagina 204)
RStuurassistent STEER CONTROL
(/pagina 204)
RHOLD-functie (/pagina 204)
RWegrijhulp voor op hellingen (/pagina 206)
RAdaptief remlicht (/pagina 206)
RATTENTION ASSIST (/pagina 206)
RTEMPOMAT (/pagina 208)
RLimiter (/pagina 209)
RVerkeerstekenassistent (/pagina 228)
RSnelheidslimietassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 226)
RiRijassistjassistentiepakketentiepakket
De volgende functies vormen onderdeel van het
rijassistentiepakket. Enkele functies zijn alleen
landsafhankelijk verkrijgbaar. Enkele functies zijn,
met beperkte functionaliteit, ook verkrijgbaar zon-
der rijassistentiepakket.
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 211)
200200 Rijden en parkeren
RActieve snelheidslimietassistent (landsafhan-
kelijk) (/pagina 216)
RRoutegebaseerde snelheidsaanpassing (lands-
afhankelijk) (/pagina 217)
RActive Brake Assist System (/pagina 221)
RActieve stuurassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 218)
RActieve noodstopassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 221)
RDodehoek- en actieve dodehoekassistent met
uitstapwaarschuwing (/pagina 230)
RActieve spoorassistent (/pagina 233)
PParkarkeereerpakketpakket
RAchteruitrijcamera (/pagina 236)
R360°-camera (/pagina 238)
RPARKTRONIC-parkeerassistent
(/pagina 242)
RActieve parkeerassistent (/pagina 246)
FFunctie vunctie van hean het ABSt ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) regelt de remdruk
in kritieke situaties:
RBij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkerenvan de wielen voorkomen.
RBij het remmen blij de bestuurbaarheid van
de auto gewaarborgd.
Als het ABS regelt, is pulseren van het rempedaal
voelbaar. Het pulserende rempedaal kan een aan-
wijzing voor gevaarlijke wegomstandigheden zijn
en u eraan herinneren bijzonder voorzichtig te rij-
den.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
RHet ABS functioneert vanaf een snelheid van
circa 8 km/h.
RHet ABS kan niet correct werken of niet functi-
oneren als een storing aanwezig is en het gele
ABS-waarschuwingslampje !in het combi-
instrument permanent brandt na het starten
van het aandrijfsysteem.
FFunctie vunctie van hean het Bt BASAS
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door storing in het BAS (remassistentie-
systeem)
Wanneer het BAS een storing vertoont, kan de
remweg langer worden bij een noodstop.
#In noodstopsituaties het rempedaal met
volle kracht indrukken. Het ABS voor-
komt daarbij het blokkeren van de wie-
len.
Het Brake Assist System (BAS) ondersteunt u bij
een noodstop met extra remkracht.
Wanneer het rempedaal snel wordt ingedrukt,
wordt het BAS geactiveerd:
RHet BAS verhoogt automatisch de remdruk
van de rem.
RHet BAS kan de remweg verkorten.
RHet ABS voorkomt daarbij het blokkeren van
de wielen.
Rijden en parkeren 201201
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten, werkt
de remweer normaal. Het BAS wordtgedeacti-
veerd.
FFunctie vunctie van hean het ESPt ESP®®
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP®wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP®niet meer voor stabilisatie van de auto.
#Het ESP®alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP®)
kan, binnen de natuurkundige grenzen, de rijstabi-
liteit en de tractie in de volgende situaties bewa-
ken en verbeteren:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan.
RBij het remmen.
RAAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Bij het
rijden met aanhangwagen vanaf een snelheid
van 65 km/h, als de combinatie gaat slinge-
ren.
RBij sterke zijwind, als sneller dan 80 km/h
wordtgereden.
Wanneer de auto van de door de bestuurder
gewenste koers afwijkt, kan het ESP®de auto
door de volgende ingrepen stabiliseren:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RDe prestaties van het aandrijfsysteem worden
afhankelijk van de situatie aangepast.
Wanneer in het combi-instrument het waarschu-
wingslampje ESP®OFF åcontinu brandt, is
het ESP®uitgeschakeld:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RAAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Het
aanhangwagenstabilisatiesysteem is niet meer
actief.
RDe zijwindassistent is niet meer actief.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
%Ook wanneer het ESP®is uitgeschakeld,
wordt u bij het remmen nog steeds onder-
steund door het ESP®.
Als het waarschuwingslampje ESP®÷in het
combi-instrument knippert, dan hebben een of
meerdere wielen hun slipgrens bereikt:
RDe rijstijl aan de actuele verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
RHet ESP®in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
Om de tractie te verbeteren het ESP®in de vol-
gende situaties uitschakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
Wanneer het waarschuwingslampje ESP®÷
permanent brandt, is het ESP®vanwege een sto-
ring niet beschikbaar.
202202 Rijden en parkeren
ETETS/4ETS/4ETS (elektrS (elektronisconisch trh tractiesystactiesysteem)eem)
De tractieregeling ETS/4ETS is onderdeel van het
ESP®en maakt het mogelijk wegte rijden op een
gladde rijbaan.
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
InvInvloed vloed van de rian de rijprjprogrogramma's op heamma's op het ESPt ESP®®
De rijprogramma's maken een aanpassing van het
ESP®aan verschillende weersomstandigheden, de
staat van het wegdek en de gewenste rijstijl
mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijpro-
gramma wordt de betreende ESP®modus geac-
tiveerd. De rijprogramma's kunnen ook worden
ingesteld met de DYNAMIC SELECT-schakelaar
(/pagina 170).
FFunctie vunctie van de ESPan de ESP®®zizijwindassistjwindassistentent
De ESP®zijwindassistent herkent plotseling optre-
dende zijwind en helpt de bestuurder om de auto
in het goede spoor te houden:
RDe ESP®zijwindassistent is actief vanaf een
snelheid van circa 80 km/h bij rechtuitrijden
of tijdens het rijden door auwe bochten.
RDe auto wordtgestabiliseerd door een
gerichte en eenzijdige remingreep.
FFunctie vunctie van de ESPan de ESP®®aanhangwaanhangwagagenstenstabilisatieabilisatie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij slechte verkeers‑ en weersomstandig-
heden
Bij slechte verkeers‑ en weersomstandigheden
kan de aanhangwagenstabilisatie slingeren
van de combinatie niet voorkomen. Aanhang-
wagens met een hoog zwaartepunt kunnen
kantelen voordat het ESP®dit herkent.
#De rijstijl altijd aan de actuele verkeers‑
en weersomstandigheden aanpassen.
De ESP®aanhangwagenstabilisatie kan uw auto
tijdens het rijden met een aanhangwagen stabili-
seren, als deze gaat slingeren:
RDe ESP®aanhangwagenstabilisatie is vanaf
een snelheid van 65 km/h actief.
REen lichte slingering wordtgestabiliseerd door
een gerichte en eenzijdige remingreep.
RBij sterk slingeren wordt bovendien het aan-
drijfvermogenverminderd en worden alle wie-
len afgeremd.
De ESP®aanhangwagenstabilisatie kan onder de
volgende omstandigheden beperkt of helemaal
niet werken:
RDe aanhangwagen is niet correct aangesloten
of wordt door de auto niet correct herkend.
Rijden en parkeren 203203
ESPESP®®(elektr(elektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogramma) in- ofamma) in- of
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
%Het ESP®kan alleen via de snelle toegang
worden in- en uitgeschakeld, indien minimaal
een andere functie in de snelle toegang
beschikbaar is. Verder vindt u het ESP®in het
menu Assistentie.
#ESP selecteren.
#Aan of åUit selecteren.
Als in het combi-instrument het waarschuwings-
lampje ESP®OFF åpermanent brandt, is het
ESP®uitgeschakeld.
De informatie over de waarschuwingslampjes en
de displaymeldingen die in het combi-instrument
kunnen worden weergegeven, in acht nemen.
FFunctie vunctie van de EBDan de EBD
De Electronic Brakeforce Distribution (EBD) hee
de volgende eigenschappen:
RBewaking en regeling van de remdruk naar de
achterwielen.
RVerbetering van de rijstabiliteit bij het rem-
men, in het bijzonder in bochten.
FFunctie vunctie van de san de stuurtuurassistassistent Sent STEER CTEER CONTRONTROLOL
De stuurassistent STEER CONTROL ondersteunt u
door met een in het stuurwiel merkbare kracht in
de voor de stabilisatie van de auto juiste richting
te sturen.
Dit stuuradvies krijgt u in de volgende situaties:
RTijdens het remmen bevinden de beide rechter
of linker wielen zich op een natte of gladde rij-
baan.
RDe auto geraakt in een slip.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De stuurassistent STEER CONTROL kan in de vol-
gende situaties nadelig beïnvloed of buiten wer-
king zijn:
RHet ESP®is uitgeschakeld.
RHet ESP®vertoont een storing.
RDe stuurinrichting vertoont een storing.
Als het ESP®een storing vertoont, wordt u verder
ondersteund door de elektrische stuurbekrachti-
ging.
HOLD-functieHOLD-functie
HOLD-functieHOLD-functie
De HOLD-functie houdt de auto vast zonder dat
het rempedaal moet worden ingedrukt, bijvoor-
beeld bij het wachten in het verkeer.
De HOLD-functie is slechts een hulpmiddel. De
verantwoordelijkheid voor het veilig stil blijven
staan van de auto ligt bij de bestuurder.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De HOLD-functie dient uitsluitend voor de onder-
steuning tijdens het rijden en vormtgeen vol-
204204 Rijden en parkeren
doende beveiliging van de stilstaande auto tegen
wegrollen.
RDe helling mag niet groter zijn dan 30%.
HOLD-functie in- en uitscHOLD-functie in- en uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde HOLD-functie bij het
verlaten van de auto
Als de auto wordtverlaten terwijl deze alleen
door de HOLD-functie wordt afgeremd, kan hij
in de volgende situaties wegrollen:
RWanneer er een storing optreedt in het
systeem of in de spanningsvoorziening.
RWanneer de HOLD-functie door bediening
van het gaspedaal of het rempedaal wordt
uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzit-
tende.
#De auto bij het verlaten altijd tegenweg-
rollen beveiligen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto staat stil.
RHet bestuurdersportier is gesloten of de veilig-
heidsgordel aan bestuurderszijde is omge-
gespt.
RDe auto is gestart.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe transmissie staat in de stand h,kof
i.
HOLD-functie inscHOLD-functie inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en na korte tijd snel
verder indrukken, tot de melding ëop het
instrumentendisplay verschijnt.
#Het rempedaal loslaten.
HOLD-functie uitscHOLD-functie uitschakhakelenelen
#Om wegte rijden het gaspedaal indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken, tot de melding
ëvan het instrumentendisplay verdwijnt.
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt ingeschakeld.
RDe transmissie wordt in de stand jgezet.
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand jen/of de
elektrische parkeerremgewaarborgd:
RDe veiligheidsgordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe auto wordtgeparkeerd.
REr treedt een systeemstoring op.
RDe spanningsvoorziening is onvoldoende.
FFunctie vunctie van de intan de intelligelligentente kre kruipmodusuipmodus
De intelligente kruipmodus ondersteunt u bij het
wegrijden, manoeuvreren en parkeren op hellin-
gen. De auto rolt bij het loslaten van het rempe-
daal in de richting van de ingeschakelde transmis-
Rijden en parkeren 205205
siestand. Het kruipkoppel wordt daarbij aangepast
aan de helling.
In de recuperatiefase hÃ(/pagina 165)
ondersteunt de intelligente kruipfunctie u boven-
dien tot een snelheid van circa 20 km/h, door
een voorligger met vergelijkbare snelheid te vol-
gen.
De intelligente kruipfunctie is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het houden
vanvoldoende afstand tot de voorligger ligt bij de
bestuurder.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Wanneer de voorligger stopt zet de intelligente
kruipmodus de auto niet automatisch stil. De auto
met het rempedaal tot stilstand brengen.
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijhulp vjhulp voor op hellingoor op hellingenen
De wegrijhulp voor op hellingen houdt de auto
onder de volgende voorwaarden gedurende korte
tijd vast bij het wegrijden bergop:
RDe transmissie staat in de stand hof k.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Zo is er voldoende tijd om uw voet van het rempe-
daal op het gaspedaal te plaatsen en wegte rijden
zonder dat de auto terugrolt.
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
en gevaar voor letsel door wegrollen van
de auto
Na korte tijd houdt de wegrijhulp voor op hel-
lingen de auto niet meer tegen.
#De voet snel van het rem‑ op het gaspe-
daal zetten. De auto niet verlaten als
deze met de wegrijhulp voor op hellingen
wordtvastgehouden.
FFunctie vunctie van hean het adapt adaptievtieve re remlicemlichtht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop-
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende acties:
Rknipperende remlichten
Rinschakelen van de alarmknipperlichtinstallatie
(/pagina 136)
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko-
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar-
schuwd.
AATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
FFunctie vunctie van de Aan de ATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien de ATTENTION ASSIST tekenen vanver-
moeidheid of toenemende onoplettendheid bij de
bestuurder herkent, wordt een pauze voorgesteld.
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmiddel.
Hij kanvermoeidheid of toenemende onoplettend-
heid niet altijd tijdig herkennen. Het systeem is
geen vervanging van een uitgeruste en opmerk-
zame bestuurder. Bij langere ritten tijdig en regel-
matig pauzes nemen, waarbij u goed kunt uitrus-
ten.
Ukunt kiezen tussen twee instellingen:
RStStandaarandaard:d: Normale gevoeligheid van het sys-
teem
206206 Rijden en parkeren
RGevGevoelig:oelig: Verhoogde gevoeligheid van het sys-
teem. De bestuurder wordt eerder gewaar-
schuwd en de door het systeem bepaalde
alertheidstoestand (attentieniveau) wordtover-
eenkomstig aangepast.
Als vermoeidheid of een toenemende onoplet-
tendheid wordt herkend, verschijnt op het instru-
mentendisplay de waarschuwing: Attention
Assist: pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoee pauze nemen. Wanneer u geen
pauze neemt en de ATTENTION ASSIST nog
steeds toenemende onoplettendheid vaststelt,
wordt u op z'n vroegst na 15 minuten opnieuw
gewaarschuwd.
In het menu Assistentie van de boordcomputer
kan de statusinformatie voor de ATTENTION
ASSIST worden opgeroepen:
RDe ritduur sinds de laatste pauze
RDe door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
aandachtstoestand (attentieniveau)
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Levelkan berekenen en zo doende geen waar-
schuwing kangeven, verschijnt de melding Sys-
teem passief.
Wanneer het instrumentendisplay een waarschu-
wing toont, wordt op het multimediasysteem voor-
gesteld om naar een wegrestaurant te zoeken. U
kunt een wegrestaurant selecteren en de naviga-
tie daarnaartoe starten. Deze functie kan in het
multimediasysteem worden in- of uitgeschakeld.
Als de ATTENTION ASSIST uitgeschakeld is, toont
de assistentieweergave op het instrumentendis-
play het symbool Û.Na het startenvan de
auto is de ATTENTION ASSIST automatisch inge-
schakeld. De laatst geselecteerde gevoeligheid
blij opgeslagen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ATTENTION ASSIST is actief in het snelheids-
bereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De ATTENTION ASSIST werkt met name in de vol-
gende situaties slechts beperkt en waarschuwin-
genwordtvertraagd of helemaal niet gegeven:
RBij een ritduur van minder dan circa 30 minu-
ten
RBij een slechte staat van het wegdek (kuilen
en wegoneenheden)
RBij sterke zijwind
RBij een sportieve rijstijl (hoge bochtsnelheden
of krachtige acceleraties)
Rals de actieve stuurassistent is ingeschakeld
en actief is (/pagina 218)
RAls de tijd verkeerd is ingesteld
RIn actieve rijsituaties, bij frequente wisseling
vanrijstrook en snelheid
Rijden en parkeren 207207
In de volgende situaties wordt de vermoeidheids-
en opmerkzaamheidsanalysevan de ATTENTION
ASSIST teruggezet en bij verder rijden opnieuw
gestart:
RU schakelt de auto uit.
RU doet de veiligheidsgordel af en opent het
bestuurdersportier (bijvoorbeeld wisselen van
bestuurder of pauze).
AATTENTION ASSISTTENTION ASSIST instT instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Attention Assist
InstInstelmogelmogelielijkhedenjkheden
#Standaard,Gevoelig of Uit selecteren.
WWegregrestestauraurant vant voorstoorstellenellen
#Rustplaats voorstellen selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de ATTENTION ASSIST vermoeidheid
of toenemende onoplettendheid bij de
bestuurder herkent, wordt een wegrestaurant
in de buurt voorgesteld.
#Het voorgestelde wegrestaurant selecteren.
Uwordt naar het gekozen wegrestaurant
genavigeerd.
TEMPOMATEMPOMAT en limitT en limiterer
FFunctie vunctie van de TEMPOMATan de TEMPOMAT
De TEMPOMAT regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Wanneer u bijvoorbeeld accelereert om in te
halen, wordt de opgeslagen snelheid niet gewist.
Wanneer u na de inhaalmanoeuvre de voet van
het gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de
snelheid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
Ukunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid, de
door de actieve actieradiusbewaking geadviseerde
snelheid of de opgeslagen winterbandenlimiet
instellen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
WWeergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Rh(grijs): TEMPOMAT is geselecteerd, maar
nog niet geactiveerd.
Rh(groen): De TEMPOMAT is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt naast de weergave
hweergegeven.
%In de snelheidsmeter branden de segmenten
van de actueel opgeslagen snelheid tot het
einde van de segmentkrans of tot de inge-
stelde winterbandenlimiet.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op een helling kan het voorkomen dat de TEMPO-
MAT de snelheid niet kan aanhouden. Wanneer
het einde van de helling is bereikt, wordt de opge-
slagen snelheid weer aangehouden.
Bij lange en steile hellingen moet de recuperatie
vroegtijdig worden verhoogd. Hier vooral op letten
wanneer de auto beladen is. Op die manier maakt
ugebruik van de remwerking van de elektromotor
en laadt u de hoogspanningsaccu op. Daardoor
wordt het remsysteem ontlast en wordtvoorko-
men dat de remmen oververhit raken en te snel
slijten.
208208 Rijden en parkeren
De TEMPOMAT in de volgende situaties niet
gebruiken:
RIn verkeerssituaties met veelvuldige snelheids-
wisselingen, bijvoorbeeld bij druk verkeer of
op wegen met veel bochten
ROp gladde wegen. De aangedreven wielen
kunnen bij het accelereren hun grip verliezen
en de auto kan in een slip raken
RBij slecht zicht
FFunctie vunctie van de limitan de limiterer
De limiter begrenst de snelheid van de auto. Om
op de opgeslagen snelheid af te regelen, remt de
limiter automatisch.
De snelheid kan op de volgende manieren worden
begrensd:
RVVarariabel:iabel: Voor een kortstondige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld binnen de
bebouwde kom
RPPerermanent:manent: Voor een langdurige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden
Ukunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen. Wanneer
de auto is gestart, kunt u de instelling ook uitvoe-
ren bij stilstaande auto.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
WWeergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
RÈ(grijs): Variabele limiter is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd.
RÈ(knippert grijs): Variabele limiter is tijde-
lijk passief.
RÈ(groen): Variabele limiter is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt naast de weergave
Èweergegeven. In de snelheidsmeter worden
de segmenten tot de actueel opgeslagen snelheid
verlicht.
Wanneer het gaspedaal totvoorbij het drukpunt
wordt ingedrukt (kickdown), wordt de variabele
limiter passief geschakeld. Op het instrumenten-
display verschijnt de melding Limiter passief en
de weergave Èknippert.
De variabele limiterwordt in de volgende situaties
opnieuw geactiveerd:
RDe rijsnelheid daalt tot onder de opgeslagen
snelheid.
RDe opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
REen nieuwe snelheid wordt opgeslagen.
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter bedienener bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opgeslagen snelheid
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en
deze lager is dan de actuele snelheid, remt de
auto af.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
VVoorwoorwaaraardenden
TEMPOMAT
RDe TEMPOMAT is geselecteerd.
RHet ESP®is ingeschakeld, maar mag niet
regelen.
Rijden en parkeren 209209
RDe rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
RDe transmissie staat in de stand h.
Variabele limiter
RDe variabele limiter is geselecteerd.
#TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter bedienen:er bedienen: De
tuimelschakelaars van de stuurwielbedienings-
eenheid omhoog of omlaag in de gewenste
stand drukken.
OmscOmschakhakelen tussen TEMPOMAelen tussen TEMPOMAT en vT en varariabeleiabele
limitlimiterer
#TEMPOMATEMPOMAT selectT selectereren:en: Met de rechter tuimel-
schakelaar hselecteren.
#VVarariabele limitiabele limiter selecter selectereren:en: Met de rechter
tuimelschakelaar Èselecteren.
%Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiterwordt via een
andere toetsgekozen (/pagina 214).
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter activer activererenen
#De tuimelschakelaar 1omhoog Mof
omlaag Ndrukken.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
of
#Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel-
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%Als de auto wordtgeparkeerd, wordt de laatst
opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limitergewist.
OpgOpgeslageslagen snelheid ven snelheid vererhoghogen/ven/vererlaglagenen
#1 km/h: De tuimelschakelaar 1tot het druk-
punt omhoog- Mof omlaagdrukken N
of indrukken en ingedrukt houden (stappen
van 1 km/h).
of
#10 km/h: De tuimelschakelaar 1totvoorbij
het drukpunt omhoog- Mof omlaagdruk-
210210 Rijden en parkeren
kenNen vasthouden (stappen van
10 km/h).
of
#De auto tot de gewenste snelheid accelereren
en de tuimelschakelaar 1omhoogdrukken
M.
HerkHerkende snelheid ovende snelheid overernemennemen
#TEMPOMAT of variabele limiter activeren.
#Wanneer een verkeersteken werd herkend en
in het combi-instrument wordtweergegeven:
Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersbord wordt opgeslagen en door de auto
aangehouden of overeenkomstig begrensd.
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter deactiver deactivererenen
#Met de linker tuimelschakelaar Oselecte-
ren.
%Wanneer u remt, het ESP®uitschakelt of wan-
neer het ESP®regelt, wordt de TEMPOMAT
gedeactiveerd. De variabele limiterwordt niet
gedeactiveerd.
InfInforormatie ovmatie over de perer de permanentmanente limite limiterer
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiterworden ingesteld.
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel-
heid op een waarde tussen 160 km/h en
240 km/h begrenzen (/pagina 211).
Als u de snelheid begrenst op een waarde die
hoger is dan de maximale rijsnelheid of door de
constructie bepaalde maximumsnelheid van de
auto, hee de permanente limitergeen eect. De
maximale rijsnelheid kan begrensd zijn door een
rijprogramma of door de actieve actieradiusbewa-
king.
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het instrumentendisplay. Als u
de melding bevestigt, wordt zolang de auto niet
wordtgeparkeerd geen melding meer gegeven.
Een nieuwe melding verschijnt pas weer nadat de
auto opnieuw is gestart of wanneer de ingestelde
snelheid wordtgewijzigd.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blij de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
SnelheidsbegrSnelheidsbegrenzing bienzing bij wintj winterbanden insterbanden instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Winterbanden-limiet
#Een snelheid selecteren of de functie uitscha-
kelen.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
FFunctie vunctie van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONICONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt bij
een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er voorliggers worden herkend wordt de
ingestelde afstand aangehouden, indien nodig tot
stilstand. De auto wordt afhankelijk van de
afstand tot de voorligger en de ingestelde snel-
heid versneld of vertraagd. De snelheid (vanaf
20 km/h) en de afstand worden in het stuurwiel
ingesteld en opgeslagen.
Rijden en parkeren 211211
De instelbare regelsnelheid kanverschillen, afhan-
kelijk van de volgende factoren:
RGeselecteerd rijprogramma (/pagina 167)
ROpgeslagen snelheidsbegrenzing (bijvoorbeeld
winterbandenlimiet) (/pagina 211)
RDoor de actieve actieradiusbewaking geadvi-
seerde maximumsnelheid (afhankelijk van uit-
rusting en rijprogramma)
Verdere eigenschappen van de actieve afstands-
assistent DISTRONIC:
RAanpassing van de rijstijl afhankelijk van het
gekozen rijprogramma (brandstofbesparend,
comfortabel of dynamisch) (/pagina 167)
RInleiding van een acceleratie naar de opgesla-
gen snelheid wanneer de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld om naar de snellere rij-
strook te wisselen
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::
-Reactie op herkende stilstaande voertui-
gen binnen de bebouwde kom (met uitzon-
dering van etsen en motoretsen)
-Inachtneming van eenzijdige inhaalverbo-
den op autosnelwegen of meerbaans
wegen met gescheiden rijbanen (landsaf-
hankelijk)
AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket en parkt en parkeereerpakketpakket::
Wanneer de auto op meerbaans wegen met
gescheiden rijbanen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC tot stilstand wordt afgeremd,
dan kan de auto binnen 30 seconden automatisch
de weer wegrijdende voorligger volgen. Wanneer
bij het wegrijden een kritieke situatie wordt her-
kend, vindt een optische en akoestischeoverna-
mewaarschuwing plaats en moet de bestuurder
zelf ingrijpen. De auto wordt niet verder versneld.
WWeergaveergaven ven van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC op heONIC op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Assistentieweergave
1Routegebaseerde snelheidsaanpassing: Soort
routegebeurtenis (/pagina 217)
2Voorligger
3Afstandsschaal
4Ingestelde voorgeschreven afstand
PPerermanentmanente ste statusindicatie vatusindicatie van de actievean de actieve
afstafstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
Rk(wit): actieve afstandsassistent
DISTRONIC geselecteerd, ingestelde voorge-
schreven afstand
212212 Rijden en parkeren
Rk(witte auto, groene snelheidsmeter):
actieve afstandsassistent DISTRONIC actief,
ingestelde voorgeschreven afstand, geen voer-
tuig herkend
Rk(groen): actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief, ingesteld voorgeschreven
afstand en voertuig herkend
Rr:Routegebaseerde snelheidsaanpassing
actief (/pagina 217)
De opgeslagen snelheid wordt naast de perma-
nente statusindicatie weergegeven en wordt
gemarkeerd in de snelheidsmeter. Wanneer de
actieve afstandsassistent DISTRONIC passief is,
wordt de snelheid de grijsweergegeven.
%Op snelwegen of autowegenwordt het groene
voertuigsymbool çcyclisch weergegeven
wanneer het systeem gereed is om wegte rij-
den.
%Wanneer u het gaspedaal totvoorbij de instel-
ling voor de actieve afstandsassistent
DISTRONIC bedient, wordt het systeem pas-
sief geschakeld. Op het instrumentendisplay
verschijnt de melding çpassief.
WWeergaveergave in de snelheidsmete in de snelheidsmeterer
De opgeslagen snelheid is in de snelheidsmeter
gemarkeerd. Wanneer de snelheid van de voorlig-
ger of de snelheidsaanpassing voor de naderende
routegebeurtenis lager dan de opgeslagen snel-
heid is, gaan de segmenten in de snelheidsmeter
branden. Het instrumentendisplay gee de deacti-
vering van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC evenals de wijziging van de opgesla-
gen snelheid vanwege de handmatige of automati-
sche overname van de toegestane maximumsnel-
heid weer.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is
RWanneer de radarsensoren vervuild of afge-
dekt zijn
RIn parkeergarages of op wegen met steile hel-
lingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Op gladde wegenkunnen bovendien een of meer-
dere wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan de auto in een slip raken.
De actieve afstandsassistent DISTRONIC in deze
situaties niet gebruiken.
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
Rijden en parkeren 213213
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len vanrijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC bedienenONIC bedienen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RHet ESP®is ingeschakeld en regelt niet.
RDe transmissie staat in de stand h.
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe controle van het radarsensorsysteem is
succesvol afgesloten.
REr wordt niet in- of uitgeparkeerd met de
PARKTRONIC-parkeerassistent.
214214 Rijden en parkeren
#AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC bedie-ONIC bedie-
nen:nen: De tuimelschakelaars van de stuurwielbe-
dieningseenheid omhoog of omlaag in de
gewenste stand drukken.
OmscOmschakhakelen tussen limitelen tussen limiter en actiever en actieve afste afstands-ands-
assistassistent DISent DISTRTRONICONIC
#De toetsIindrukken.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC of vONIC of varariabeleiabele
limitlimiter activer activererenen
#Zonder opgZonder opgeslageslagen snelheid activen snelheid activereren:en: De tui-
melschakelaar 1omhoog- Mof omlaag-
drukken Nof met de linker tuimelschake-
laar Jselecteren.
of
#MeMet opgt opgeslageslagen snelheid activen snelheid activereren:en: Met de lin-
ker tuimelschakelaar Jselecteren.
#AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC:ONIC: De voet
van het gaspedaal nemen.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
HerkHerkende snelheidsbegrende snelheidsbegrenzing ovenzing overernemennemen
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren.
#Wanneer een verkeersteken werd herkend en
in het combi-instrument wordtweergegeven:
Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersteken wordt als opgeslagen snelheid
overgenomen. De auto past de snelheid aan
die van de voorligger aan, tot maximaal de
opgeslagen snelheid.
MeMet behulp vt behulp van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC wONIC wegriegrijdenjden
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren en de voet van het rempedaal nemen.
#Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
of
#Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC worden verder uitgevoerd.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC deactivONIC deactivererenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC bij het verlaten van de
bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan de
auto wegrollen.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC
altijd uitschakelen en de auto tegenweg-
rollen beveiligen, voordat de bestuur-
dersstoel wordtverlaten.
#Met de linker tuimelschakelaar Oselecte-
ren.
%Wanneer u remt, het ESP®uitschakelt of wan-
neer het ESP®regelt, wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC gedeactiveerd.
OpgOpgeslageslagen snelheid ven snelheid vererhoghogen/ven/vererlaglagenen
#1 km/h: De tuimelschakelaar 1tot het druk-
punt omhoog- Mof omlaagdrukken N
of indrukken en ingedrukt houden (stappen
van 1 km/h).
Rijden en parkeren 215215
of
#10 km/h: De tuimelschakelaar 1totvoorbij
het drukpunt omhoog- Mof omlaagdruk-
kenNen vasthouden (stappen van
10 km/h).
of
#De auto tot de gewenste snelheid accelereren
en de tuimelschakelaar 1omhoogdrukken
M.
VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand toand tot de vt de vooroorliggligger wier wijzigjzigenen
#VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand vand vererkleinen:kleinen: De tuimel-
schakelaar omhoogdrukken (Ñ).
#VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand vand vergrotergroten:en: De tuimel-
schakelaar omlaagdrukken (Ò).
FFunctie vunctie van de actievan de actieve snelheidslimiete snelheidslimietassistassistentent
Als een gewijzigde snelheidsbegrenzing vanaf
20 km/h wordt herkend en het automatisch over-
nemen van snelheidsbegrenzingen is ingescha-
keld, wordt deze automatisch als opgeslagen snel-
heid overgenomen(/pagina 229).
De rijsnelheid wordt uiterlijk ter hoogte van de
verkeersborden aangepast. Bij plaatsnaamborden
wordt de snelheid overeenkomstig de in de
bebouwde komgeldende snelheid aangepast. De
weergave van de snelheidslimiet op het instru-
mentendisplay wordt altijd geactualiseerd ter
hoogte van het verkeersbord.
Wanneer op onbegrensde wegen (bijvoorbeeld op
Duitse autosnelwegen) geen snelheidsbegrenzing
geldt, wordt de richtsnelheid automatisch als
opgeslagen snelheid overgenomen. Het systeem
gebruikt op de onbegrensde weg de opgeslagen
snelheid als richtsnelheid. Wanneer de opgesla-
gen snelheid op onbegrensde wegen niet wordt
veranderd, is de richtsnelheid 130 km/h.
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
door bediening van het gaspedaal passief gescha-
keld is, worden alleen snelheidslimietenovergeno-
men die hoger zijn dan de ingestelde snelheid.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voor de herkenning vanverkeerstekens gelden de
systeemgrenzen van de verkeerstekenassistent
(/pagina 228).
Snelheidsbegrenzingen lager dan 20 km/h wor-
den door het systeem niet automatisch als opge-
slagen snelheid overgenomen. Beperkte snel-
heidsbegrenzingen (bijvoorbeeld tijdelijk of van-
wege het weer) kunnen door het systeem niet
eenduidig worden herkend. De toegestane maxi-
mumsnelheid voor een combinatie wordt door het
systeem niet herkend.
In deze situaties de snelheid aanpassen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordtovergenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen tot onder
20 km/h
RBij regen of mist
Rbij het rijden met een aanhangwagen
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
216216 Rijden en parkeren
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
WWererking vking van de ran de routoutegegebaseerebaseerde snelheidsaan-de snelheidsaan-
passingpassing
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
geactiveerd is, wordt de rijsnelheid aangepast aan
naderende routesituaties. Een naderende routege-
beurtenis wordt, afhankelijk van het gekozen rij-
programma, brandstofbesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar de
opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge-
stelde afstand, herkende voorligger en naderende
snelheidslimieten in acht genomen.
Ukunt de routegebaseerde snelheidsaanpassing
in het multimediasysteem in- en uitschakelen
(/pagina 218).
De volgende routegebeurtenissen worden in aan-
merking genomen:
RBochten
RT-kruisingen, rotondes en tolstations
RSplitsingen en afritten
RFiles die worden genaderd (alleen met Live
Trac Information )
%Bij het bereiken van het tolstation neemt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC de snel-
heid over als opgeslagen snelheid.
Daarnaast wordt in de volgende situaties bij inge-
schakelde richtingaanwijzer de snelheid geredu-
ceerd:
RAfslaan op kruisingen
RRijden op uitvoegstroken
RRijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg-
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
Bij actieveroutebegeleiding wordt automatisch
een eerste aanpassing van de snelheid uitge-
voerd. Met het inschakelen van de richtingaanwij-
zer wordt de gekozen routebegeleiding bevestigd
en de verdere aanpassing van de snelheid geacti-
veerd.
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol-
gende gevallen beëindigd:
Rwanneer de richtingaanwijzer voor de routege-
beurtenis wordt uitgeschakeld
Rwanneer de bestuurder tijdens de procedure
het gas- of rempedaal bedient
SySyststeemgreemgrenzenenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het aanhou-
den van het wegenverkeersreglement en een aan-
gepaste snelheid.
In het bijzonder in de volgende situaties kan de
keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt zijn voor de situatie:
ROnoverzichtelijk verloop van de rijbaan
RRijstrookversmallingen
RVerschillende toegestane maximumsnelheden
op afzonderlijke rijstroken, bijvoorbeeld bij tol-
poorten
RNatheid, sneeuw of ijs
Rijden en parkeren 217217
RRijden met een aanhangwagen
In deze situaties moet de bestuurder zelf overeen-
komstig ingrijpen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks routegebaseerde snelheidsaan-
passing
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan
in de volgende situaties onjuist zijn of tijdelijk
niet beschikbaar zijn:
Rals de bestuurder niet de vooruitberekende
route volgt
Rwanneer kaartgegevens niet actueel of niet
beschikbaar zijn
Rbij wegwerkzaamheden
Rbij slechte weers‑ en wegdekomstandighe-
den
Rwanneer het gaspedaal wordt bediend
Rbij elektronisch weergegeven snelheidsbe-
grenzingen
#De snelheid aan de verkeerssituatie aan-
passen.
RRoutoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpassing instpassing instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
RDe ECO-assistent is actief.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Routegebaseerde snelheid
#De functie in- of uitschakelen.
Als deze functie actief is, wordt de rijsnelheid
aangepast aan een vooruitliggende routege-
beurtenis.
%Zie voor meer informatie over de routegeba-
seerde snelheidsaanpassing (/pagina 217).
AActievctieve se stuurtuurassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve se stuurtuurassistassistentent
Het systeem ondersteunt u met subtiele stuurin-
grepen om in het midden van de rijstrook te rij-
den. De actieve stuurassistent richt zich, afhanke-
lijk van de gereden snelheid, op voorliggers en
rijstrookmarkeringen.
%Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook ondersteu-
nen door een decentrale positie op de rij-
strook aan te houden, om bijvoorbeeld een
noodrijbaan voor hulpdienstente maken.
Wanneer de herkenning vanrijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat gevalgeen ondersteu-
ning.
SSttatusindicatie vatusindicatie van de actievan de actieve se stuurtuurassistassistent opent op
hehet inst instrtrumentumentendisplayendisplay
RØ(grijs): Ingeschakeld en passief
RØ(groen): Ingeschakeld en actief
RØ(rood): Herkenning van systeemgrenzen
RØ(wit, rode handen): Verzoek "Handen
aan het stuurwiel"
218218 Rijden en parkeren
%In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Øver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Øop het instrumentendisplay
grijsweergegeven.
%Afhankelijk van de geselecteerde voertuigin-
stellingen is de actieve stuurassistent niet
beschikbaar.
SStuurtuur- en aanr- en aanrakingsherkakingsherkenningenning
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt eerst de
indicatie 1.Wanneer de bestuurder verder niet
actief stuurt, klinkt naast de optische waarschu-
wing herhaald een waarschuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op de waarschuwing reageert, kan het sys-
teem een noodstop inleiden (/pagina 221).
Wanneer de bestuurder een terugmelding aan het
systeem gee, vindt geen waarschuwing plaats of
wordt deze beëindigd:
RDe bestuurder stuurt zelf.
RLandsafhankLandsafhankelielijk:jk: De bestuurder drukt een
stuurwieltoets in of bedient de Touch-Control.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
De stuuringreep is mogelijk niet voldoende om de
auto in de rijstrook te houden of afritten af te rij-
den.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door sneeuw,
regen, mist, veel spatwater, sterk wisselende
lichtomstandigheden of schaduwen op de rij-
baan
Rijden en parkeren 219219
RWanneer de auto wordtverblind, bijvoorbeeld
door tegemoetkomend verkeer, direct inval-
lend zonlicht of reecties
RBij ontoereikende verlichting van de rijbaan
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is, bijvoorbeeld door een sticker
RWanneer geen of meerdere niet eenduidige
rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwe-
zig zijn of de markeringen snel veranderen, bij-
voorbeeld bij wegwerkzaamheden of splitsin-
gen
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn, bijvoorbeeld door vuil of
sneeuw
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RBij obstakels die op de rijstrook staan of over
de rand van de rijstrook uitsteken, bijvoor-
beeld geleidebakens
Het systeem biedt in de volgende situaties geen
ondersteuning:
RIn krappe bochten of bij het afslaan
RBij het overstekenvan kruisingen
ROp rotondes of bij tolpoortjes
RBij het rijden met aanhangwagen
RBij een te lage bandenspanning
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de actieve stuurassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve
stuurassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij of dat de rij-
strook gevolgd wordt.
#De handen altijd aan het stuurwiel hou-
den en de verkeerssituatie opmerkzaam
in acht nemen.
#De auto altijd afhankelijk van het verkeer
en de situatie besturen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte stuuringrepen door de
actieve stuurassistent
De herkenning vanrijstrookmarkeringen en
objecten kan een storing vertonen en tot
onverwachte stuuringrepen leiden.
#Overeenkomstig de verkeerssituatie stu-
ren.
AActievctieve se stuurtuurassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet ESP®is ingeschakeld, maar regelt niet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#aAct. stuurassist. selecteren.
220220 Rijden en parkeren
FFunctie vunctie van de actievan de actieve noodste noodstopassistopassistentent
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt de weer-
gave 1op het instrumentendisplay. Wanneer de
bestuurder nog steeds niet actief stuurt of geen
terugmelding aan het systeem gee, klinkt naast
de optische waarschuwing herhaalt een waar-
schuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder nog steeds niet op de
waarschuwing reageert, verschijnt op het instru-
mentendisplay de melding Noodstop wordt
gestart.Reageert de bestuurder nog steeds niet,
dan verlaagt de actieve afstandsassistent
DISTRONIC de snelheid. De auto wordt trapsge-
wijs tot stilstand afgeremd.
Landsafhankelijk wordt bij een snelheid onder
60 km/h de alarmknipperlichtinstallatie automa-
tisch ingeschakeld.
Wanneer de auto stilstaat, worden de volgende
handelingen uitgevoerd:
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt beëindigd.
RDe auto wordt ontgrendeld.
RIndien mogelijk, wordt een noodoproep naar
de Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
De bestuurder kan de vertraging altijd afbreken
door een van de volgende handelingen:
RSturen
RRemmen of gasgeven
RActieve afstandsassistent DISTRONIC uitscha-
kelen
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
FFunctie vunctie van hean het At Activctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
Het Active Brake Assist System bestaat uit de vol-
gende functies:
RAfstandswaarschuwingsfunctie
RAutonome remfunctie
RAan de situatie aangepaste remondersteuning
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Uitwijkstuur-
assistent en afslagfunctie
Het Active Brake Assist System kan u helpen om
het aanrijdingsgevaar met voertuigen, etsers of
voetgangers te minimaliseren of de gevolgen van
een ongeval te beperken.
Wanneer het Active Brake Assist System het
gevaar van een botsing herkent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en gaat het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing in het combi-instru-
ment Lbranden.
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Afhankelijk van het land
wordt bovendien een haptische waarschuwing
gegeven door de gordel licht te spannen.
Rijden en parkeren 221221
Wanneer u niet op de waarschuwing reageert, kan
in kritische situaties autonoom worden afgeremd.
In bijzonder kritische situaties kan het Active
Brake Assist System ervoor zorgen dat direct
autonoom kanworden afgeremd. Het waarschu-
wingslampje en het waarschuwingssignaal worden
in dit geval samen met het remmen geactiveerd.
Wanneer u in een kritieke situatie zelf remt of tij-
dens het autonoom remmen het rempedaal
indrukt, volgt er een aan de situatie aangepaste
remondersteuning. Indien nodig wordt de remdruk
verhoogd tot een noodstop.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
Wanneer het systeem autonoom remt, of een aan
de situatie aangepaste remondersteuning uitvoert,
verschijnt op het instrumentendisplay de melding
1; deze doo na korte tijd automatisch.
Door de activering van de autonome remfunctie of
de aan de situatie aangepaste remondersteuning
kunnen bovendien preventieve maatregelen voor
de veiligheid van de inzittenden (PRE-SAFE®)wor-
den gestart.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een beperkte herkenning door het
Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System kan objecten
en complexe verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
In deze gevallen kan het Active Brake Assist
System:
Rzonder reden waarschuwen of remmen
Rniet waarschuwen of niet remmen.
Het Active Brake Assist System is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de
snelheid en het tijdig remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
Active Brake Assist System vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
Wanneer het Active Brake Assist System is uitge-
schakeld of de werking, bijvoorbeeld door active-
ring van een ander rijsysteem, beperkt is, ver-
222222 Rijden en parkeren
schijnt de melding êop het bestuurdersdis-
play.
Wanneer het systeem als gevolg vanvervuilde of
beschadigde sensoren of vanwege een storing
niet beschikbaar is of wanneer de functionaliteit
beperkt is, verschijnt het waarschuwingslampje
Óop het bestuurdersdisplay.
Eveneens de systeemgrenzen van het Active
Brake Assist System in acht nemen.
De afzonderDe afzonderlilijkjke deelfuncties zie deelfuncties zijn in de vjn in de volgolgendeende
snelheidsbersnelheidsbereikeiken bescen beschikbaar:hikbaar:
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties waarschuwen:
RWanneer vanaf circa 30 km/h gedurende
meerdere seconden de afstand tot de voorlig-
gerte gering is voor de gereden snelheid, gaat
het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing in het combi-instrument Lbranden.
RWanneer u vanaf een snelheid van circa
7 km/h een voertuig, etser of voetganger tot
een kritische afstand nadert, hoort u een
onderbroken waarschuwingssignaal en gaat
het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing in het combi-instrument Lbranden.
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Afhankelijk van het
land wordt bovendien een haptische waar-
schuwing gegeven door de gordel licht te
spannen.
Direct remmen of uitwijken voor een obstakel, in
zoverre dit zonder gevaar mogelijk is en de ver-
keerssituatie dit toelaat.
AfstAfstandswandswaaraarscschuwingsfunctie (authuwingsfunctie (auto's zondero's zonder
ririjassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties met een onderbroken waarschu-
wingssignaal en een waarschuwingslampje onder-
steunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen, bewegende voetgangers en voor-
uitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op kruisende
etsers
AfstAfstandswandswaaraarscschuwingsfunctie (authuwingsfunctie (auto's meo's metritrijas-jas-
sistsistentiepakkeentiepakket)t)
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties met een onderbroken waarschu-
wingssignaal en een waarschuwingslampje onder-
steunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op bewe-
gende voetgangers en vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers, kruisende voertuigen en stil-
staande en kruisende etsers
AAututonome ronome remfunctie (autemfunctie (auto's zonder rio's zonder rijassistjassisten-en-
tiepakketiepakket)t)
De autonome remfunctie kanvanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 200 km/h op voorlig-
gers
Rijden en parkeren 223223
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op bewe-
gende voetgangers en kruisende etsers
Rbij snelheden tot circa 50 km/h op stilstaande
voertuigen
AAututonome ronome remfunctie (autemfunctie (auto's meo's metritrijassistjassistentie-entie-
pakkepakket)t)
De autonome remfunctie kanvanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
en bewegende voetgangers, kruisende voertui-
gen en stilstaande en kruisende etsers
AAan de situatie aangan de situatie aangepastepaste re remonderstemondersteuningeuning
(aut(auto's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De aan de situatie aangepaste remondersteuning
kanvanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen en vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op bewe-
gende voetgangers en kruisende etsers
AAan de situatie aangan de situatie aangepastepaste re remonderstemondersteuningeuning
(aut(auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De aan de situatie aangepaste remondersteuning
kanvanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
en bewegende voetgangers, kruisende voertui-
gen en stilstaande en kruisende etsers
AfbrAfbrekeken ven van een ran een remingremingreep veep van hean het At Activective
BrBrakake Assise Assist Systt Systemem
Een remingreep van het Active Brake Assist Sys-
temkunt u op elk moment als volgt beëindigen:
RDoor duidelijke bediening van het gaspedaal of
de kickdown
RDoor het loslaten van het rempedaal
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, kan het Active Brake Assist System de
remingreep beëindigen:
RU wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
REr bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
REr wordtgeen obstakel meer in het traject van
de auto herkend.
224224 Rijden en parkeren
UitwiUitwijksjkstuurtuurassistassistent (alleen autent (alleen auto's meo's metritrijassis-jassis-
ttentiepakkeentiepakket)t)
De uitwijkstuurassistent hee de volgende eigen-
schappen:
RHerkenning van stilstaande en bewegende
voetgangers
RHulp bij herkende uitwijkmanoeuvres met
extra stuurondersteuning
RActivering door snelle stuurbeweging bij een
uitwijkmanoeuvre
ROndersteuning bij het uitwijken en weer in
rechte lijn brengen van de auto
RReactie vanaf een snelheid van circa 20 km/h
tot een snelheid van circa 70 km/h
Ukunt de ondersteuning altijd door actief sturen
beëindigen.
AfAfslagfunctie (alleen autslagfunctie (alleen auto's meo's metritrijassistjassistentiepak-entiepak-
keket)t)
Wanneer bij het afslaan over de tegemoetko-
mende rijstrook aanrijdingsgevaar door tegenlig-
gers wordtgedetecteerd, kan bij snelheden onder
15 km een autonome remingreep worden uitge-
voerd voordat u de eigen rijstrook hebt verlaten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitwijk-stuurassistent
De uitwijkstuurassistent kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
Bovendien is de stuurondersteuning van de
uitwijk-stuurassistent niet voldoende om een
aanrijding te vermijden.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
uitwijk-stuurassistent vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
#De ondersteuning door actief sturen in
niet-kritische rijsituaties beëindigen.
#Met aangepaste snelheid rijden, als zich
voetgangers in de buurt van de auto
bevinden.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Na het inschakelen van de auto of na het wegrij-
den is gedurende enkele seconden nog niet de
volledige werking van het systeem beschikbaar.
Het systeem kan met name in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de sensoren vervuild, beslagen,
beschadigd of afgedekt zijn
RWanneer de sensoren door andere radarbron-
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreectie in parkeergarages
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band is herkend of weergegeven
RBij complexe verkeerssituaties waarbij objec-
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her-
kend
RWanneer voetgangers of voertuigen zich snel
binnen het registratiegebied van de sensoren
bewegen
RWanneer voetgangers door andere objecten
worden afgedekt
Rijden en parkeren 225225
RWanneer de typische contour van een voet-
ganger niet voldoende afwijkt van de achter-
grond
RWanneer een voetganger niet meer als zodanig
wordt herkend, bijvoorbeeld door speciale kle-
ding of andere objecten
RWanneer de bestuurder de gordel niet hee
omgegespt
RIn scherpe bochten
%Na aevering van de auto initialiseren de sen-
soren van het Active Brake Assist System zich
automatisch over een bepaalde afstand. Tij-
dens de inleerprocedure is het Active Brake
Assist System niet of slechts beperkt beschik-
baar.
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt System in- of uitscem in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Actieve remassistent
#De gewenste instelling selecteren.
De instelling blij behouden wanneer het aan-
drijfsysteem weer wordtgestart.
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt System uitscem uitschakhakelenelen
%Geadviseerd wordt om het Active Brake Assist
System altijd ingeschakeld te laten.
#Uit selecteren.
De afstandswaarschuwingsfunctie, de auto-
nome remfunctie en de uitwijkstuurassistent
worden uitgeschakeld.
Als de auto weer wordtgestart, wordt het
Active Brake Assist System ingeschakeld en
automatisch de instelling Gemiddeld gekozen.
%Wanneer het Active Brake Assist System uit-
geschakeld is, verschijnt op het instrumenten-
display in het statusgedeelte het symbool
æ.
SnelheidslimietSnelheidslimietassistassistentent
WWererking vking van de snelheidslimietan de snelheidslimietassistassistentent
%De snelheidslimietassistent maakt gebruik van
Open Street Map-gegevens, die onder de
voorwaarden van de Open Database Licence
(OBbL) beschikbaar worden gesteld. Meer
informatie vindt u onder: https://
www.osmfoundation.org/wiki/licence.
De snelheidslimietassistent registreert snelheidsli-
mieten met een multifunctionele camera en toont
deze in het combi-instrument en optioneel op het
head-up-display. Snelheidslimieten met een
beperking op een onderbord (bijvoorbeeld bij nat
wegdek) en stopborden worden eveneens door de
camera herkend.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
WWaaraarscschuwing bihuwing bijovjovererscschrihrijding vjding van de tan de toegoege-e-
ststane maximumsnelheidane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Daartoekunt u in het multimediasysteem
instellen, met welke waarde de toegestane maxi-
226226 Rijden en parkeren
mumsnelheid mag worden overschreden voordat
een waarschuwing wordtgegeven. U kunt instel-
len of de waarschuwing alleen optisch of daar-
naast ook akoestisch moet plaatsvinden.
WWeergaveergave op hee op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
%De afbeeldingen tonen het instrumentendis-
play in de widescreen cockpit.
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking (bijvoorbeeld bij nat
wegdek)
Wanneer de snelheidslimietassistent de actuele
maximumsnelheid niet kan bepalen, bijvoorbeeld
vanwege ontoereikende bewegwijzering, ver-
schijnt de volgende weergave op het instrumen-
tendisplay:
Deze weergave is permanent wanneer de auto
zich in een land bevindt waar de snelheidslimiet-
assistent niet wordt ondersteund. De snelheidsli-
mietassistent is niet in alle landen verkrijgbaar.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting
RNa scherpe bochten, bij het passeren vanver-
keerstekens buiten het gezichtsveld van de
camera
SnelheidslimietSnelheidslimietassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Snelheidslimietassistent
HeHet soort soort wt waaraarscschuwing insthuwing instellenellen
#Optisch & Akoestisch,Optisch of Geen selec-
teren.
WWaaraarscschuwingsdrhuwingsdremempels instpels instellenellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Waarschuw.drempel selecteren.
#De gewenste snelheid instellen.
Rijden en parkeren 227227
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
toegestane maximumsnelheid worden overge-
nomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele Limiter
Meer informatie (/pagina 214).
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistentent
FFunctie vunctie van de van de verkerkeersteerstekekenassistenassistentent
De verkeerstekenassistent herkent verkeerstekens
door middel van de multifunctionele camera
(/pagina 199). Deze ondersteunt u door her-
kende snelheidslimieten en inhaalverboden weer
te geven op het instrumentendisplay.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
Aangezien de verkeerstekenassistent ook gebruik-
maakt van de gegevens in het navigatiesysteem,
kan de weergave ook worden geactualiseerd zon-
der dat verkeersborden zijn herkend.
Als het systeem herkent dat u op een wegge-
deelte tegen de voorgeschreven rijrichting rijdt,
wordt een waarschuwing gegeven.
Verkeerstekens met een beperking op een onder-
bord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) worden even-
eens door de camera herkend. Deze worden
alleen weergegeven als de beperking vantoepas-
sing is of als het systeem niet duidelijk kan bepa-
len of de beperking vantoepassing is.
WWaaraarscschuwing bihuwing bijovjovererscschrihrijding vjding van de tan de toegoege-e-
ststane maximumsnelheidane maximumsnelheid
Als u onbedoeld de toegestane maximumsnelheid
overschrijdt, kan het systeem u waarschuwen.
Daartoekunt u in het multimediasysteem instel-
len, met welke waarde de toegestane maximum-
snelheid mag worden overschreden voordat een
waarschuwing wordtgegeven. U kunt instellen of
de waarschuwing alleen optisch of daarnaast ook
akoestisch moet plaatsvinden.
WWeergaveergave op hee op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Instrumentendisplay in de widescreen cockpit
1Toegestane maximumsnelheid
2Toegestane maximumsnelheid bij beperking
3Onderbord met beperking (bijvoorbeeld bij nat
wegdek)
%AAututo's meo's met stt standaarandaard insd instrtrumentumentendisplay:endisplay:
Een ++naast een verkeersteken in het instru-
mentendisplay gee aan dat meerdere ver-
keerstekens herkend zijn. Deze kunnen op het
multimediadisplay en optioneel op het head-
up-display worden weergegeven.
228228 Rijden en parkeren
Als de verkeerstekenassistent de toegestane
maximumsnelheid niet kan bepalen (bijvoorbeeld
vanwege ontoereikende bewegwijzering), ver-
schijnt de volgende weergave op het instrumen-
tendisplay:
Als de auto zich in een land bevindt waar de ver-
keerstekenassistent niet wordt ondersteund,
wordt deze weergave permanent getoond. De ver-
keerstekenassistent is niet in alle landen beschik-
baar.
%Ook de informatie over de displaymeldingen
van de verkeerstekenassistent in acht nemen
(/pagina 376).
WWaaraarscschuwing bihuwing bij naderj nadering ving van een van een voeoetgtgangangerers-s-
ovoverstersteekplaats (auteekplaats (auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
Het systeem kan u waarschuwen, als u met de
auto een voetgangersoversteekplaats nadert. De
melding ¯Op voetgangers letten verschijnt
in het combi-instrument.
De waarschuwing wordt alleen gegeven als er cor-
responderende verkeerstekens of rijstrookmarke-
ringen worden herkend en er zich voetgangers in
de gevarenzone bevinden.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting
RWanneer de informatie in de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist of niet
actueel is
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RNa scherpe bochten, bij het passeren vanver-
keerstekens buiten het gezichtsveld van de
camera
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistent instent instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RAlleen autAlleen auto's meo's metritrijassistjassistentiepakket:entiepakket:
Voor het automatisch overnemen van snel-
heidsbegrenzingen moeten de actieve
afstandsassistent DISTRONIC en de ECO-
assistent ingeschakeld zijn.
Rijden en parkeren 229229
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Verkeerstekenassistent
AAututomatiscomatischovhoverernemen vnemen van snelheidsbegran snelheidsbegrenzin-enzin-
ggen in- en uitscen in- en uitschakhakelen (alleen autelen (alleen auto's meo's metritrijassis-jassis-
ttentiepakkeentiepakket)t)
#Limiet-overname selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Door de verkeerstekenassistent herkende
snelheidslimietenworden automatisch overge-
nomen door de actieve afstandsassistent
DISTRONIC.
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
snelheidslimiet worden overgenomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele limiter
Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC: (/pagina 214).
HerkHerkende vende verkerkeersteerstekekens op heens op het mediadisplayt mediadisplay
wweergeergegevegevenen
#Weergave cent. displ. selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
HeHet soort soort wt waaraarscschuwing insthuwing instellenellen
#Optisch & Akoestisch,Optisch of Uit selecte-
ren.
WWaaraarscschuwingsdrhuwingsdremempels instpels instellenellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Waarschuw.drempel selecteren.
#De gewenste snelheid instellen.
DodehoekDodehoek- en actiev- en actieve dodehoeke dodehoekassistassistent meent met uit-t uit-
ststapwapwaaraarscschuwinghuwing
FFunctie vunctie van de dodehoekan de dodehoek- en actiev- en actieve dodehoeke dodehoekas-as-
sistsistent meent met uitstt uitstapwapwaaraarscschuwinghuwing
De dodehoekassistent en de actieve dodehoekas-
sistent bewaken met behulp van twee zijdelings
naar achteren gerichte radarsensoren het gebied
tot 40 m achter en 3 m naast de auto.
Wanneer vanaf een snelheid van circa 12 km/h
een voertuig wordt herkend dat direct daarna in
het controlegebied naast uw auto komt, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel rood
branden.
Permanente statusindicatie in het combi-instru-
ment:
R¸(grijs): Systeem is ingeschakeld maar
niet operationeel.
R¸(groen): Systeem is ingeschakeld en
operationeel.
Wanneer een voertuig op geringe afstand wordt
herkend en u de richtingaanwijzer in de betref-
fende richting inschakelt, klinkt een dubbel waar-
schuwingssignaal en gaat de rode waarschuwings-
melding in de buitenspiegel knipperen. Wanneer
de richtingaanwijzer ingeschakeld blij, worden
alle overige herkende voertuigen alleen weergege-
ven door het knipperen van het rode waarschu-
wingslampje.
Wanneer u een voertuig snel inhaalt, vindt er geen
waarschuwing plaats.
230230 Rijden en parkeren
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de actieve dodehoekassistent
De actieve dodehoekassistent reageert in de
volgende situaties niet:
RAls u voertuigen inhaalt met geringe zijde-
lingse afstand en deze zich in het dode-
hoekgebied bevinden.
RAls voertuigen met een groot snelheidsver-
schil naderen en u inhalen.
De actieve dodehoekassistent kan in deze
situaties niet waarschuwen of ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 199).
UitstUitstapwapwaaraarscschuwinghuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en kan de inzittenden bij
het verlaten van de auto waarschuwen voor nade-
rende voertuigen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrijeruimte
aanwezig is.
Wanneer een voertuig zich in het controlegebied
bevindt, wordt dit weergegeven in de buitenspie-
gel. Indien een inzittende het portier aan de zijde
met het dreigende gevaar opent, wordt een waar-
schuwingssignaal gegeven en begint het waar-
schuwingslampje in de buitenspiegel te knippe-
ren.
Deze extra functie is alleen beschikbaar wanneer
de dodehoekassistent is ingeschakeld. De uitstap-
waarschuwing kan u vanaf het inschakelen tot
maximaal drie minuten na het uitschakelen van de
auto waarschuwen. Het einde van de beschikbaar-
heid van de uitstapwaarschuwing wordt aangeduid
door het drie maal knipperen van het waarschu-
wingslampje in de buitenspiegel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De dodehoek- en actieve dodehoekassistent kun-
nen in het bijzonder in de volgende situaties
beperkt beschikbaar zijn:
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij smalle voertuigen, bijvoorbeeld etsen of
motoretsen
RBij zeer brede of smalle rijstroken
RBij sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
tuigen
Rijden en parkeren 231231
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge-
gronde waarschuwingenworden gegeven. Altijd
voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeers-
deelnemers en obstakels aanhouden.
Wanneer lang naast lange voertuigen wordtgere-
den, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waar-
schuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dode-
hoekassistent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en
de elektrische verbinding correct is aangesloten,
zijn de dodehoekassistent en de uitstapwaarschu-
wing niet actief.
De werking van de uitstapwaarschuwing kan in de
volgende situaties beperkt zijn:
RBij sensorafschaduwing door naburige voertui-
gen in krappe parkeerplekken
RBij het naderen van mensen
RBij stilstaande of langzaam bewegende objec-
ten
FFunctie vunctie van de ran de remingremingreep (actieveep (actieve dodehoeke dodehoekas-as-
sistsistent)ent)
Wanneer de actieve dodehoekassistent in het
controlegebied een zijdelings botsingsgevaar her-
kent, wordt een corrigerende remingreep uitge-
voerd. Deze moet door u worden ondersteund,
om een botsing te voorkomen.
De corrigerende remingreep is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen circa 30 km/h en
200 km/h.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks remingreep van de actieve dode-
hoekassistent
De corrigerende remingreep kan een aanrij-
ding niet altijd voorkomen.
#Altijd zelf sturen, remmen of accelere-
ren, in het bijzonder als de actieve dode-
hoekassistent waarschuwt of corrigerend
remt.
#Altijd voldoende zijdelingse afstand aan-
houden.
Wanneer een corrigerende remingreep plaats-
vindt, knippert het rode waarschuwingslampje in
de buitenspiegel en klinkt er een dubbel waar-
schuwingssignaal. Bovendien verschijnt er op het
instrumentendisplay een melding 1, die u atten-
deert op het zijdelingse aanrijdingsgevaar.
In sporadische gevallen kan het systeem een
onjuiste remingreep uitvoeren. Deze remingreep
kunt u afbreken met licht tegensturen of gas
geven.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Eveneens de systeemgrenzen van de actieve
dodehoekassistent in acht nemen, anders kunt u
gevaren niet herkennen (/pagina 230).
232232 Rijden en parkeren
In de volgende situaties vindt er geen of een aan
de rijsituatie aangepaste corrigerende remingreep
plaats:
RAan beide zijden van de auto bevinden zich
voertuigen of obstakels, bijvoorbeeld van-
grails.
REen voertuig nadert u met geringe zijdelingse
afstand.
RUrijdt sportief met hoge bochtsnelheden.
RUremt nadrukkelijk of gee nadrukkelijk gas.
REen rijveiligheidssysteem grijpt in, bijvoorbeeld
het ESP®of het Active Brake Assist System.
RHet ESP®is uitgeschakeld.
REen bandenspanningsverlies of een bescha-
digde band is herkend.
RUrijdt met een aanhangwagen en de elektri-
sche verbinding met de aanhangwagenvoorzie-
ning functioneert correct.
DodehoekDodehoek- of actiev- of actieve dodehoeke dodehoekassistassistent in- of uit-ent in- of uit-
scschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
#Dodehoekassistent in- of uitschakelen.
of
#Act. dodehoekassist. in- of uitschakelen.
AActievctieve spoore spoorassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve spoore spoorassistassistentent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
ór de auto met een multifunctionele camera
(/pagina 199). Deze moet voorkomen dat u
ongewild de rijstrook verlaat. Daartoekunt u door
een merkbare terugkoppeling van het stuurwiel
worden gewaarschuwd en door een corrigerende
remingreep naar uw rijstrook worden terugge-
voerd.
De actieve spoorassistent is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De actieve spoorassistent kan het gevaar voor
ongevallen door een niet aangepaste rijstijl niet
verminderen en de natuurkundige grenzen niet
verleggen. Hij kangeen rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie. De actieve spoorassistent is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor de veilige afstand, de gereden snelheid, het
tijdig remmen en het aanhouden van de rijstrook.
Als een corrigerende remingreep plaatsvindt, ver-
schijnt op het instrumentendisplay de melding
1.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt, vindt geen
remingreep aan de betreende zijde plaats.
AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakket:entiepakket: Indien het sys-
teem een obstakel herkent, bijvoorbeeld een
ander voertuig op de naastgelegen rijstrook, vindt
Rijden en parkeren 233233
ondanks het gebruik van de richtingaanwijzer een
remingreep plaats.
Als aan de volgende voorwaarden wordtvoldaan,
wordt u door een merkbare terugkoppeling van
het stuurwiel gewaarschuwd:
RDe actieve spoorassistent herkent een rijst-
rookmarkering.
REen voorwiel rijdt over deze rijstrookmarke-
ring.
VVoorwoorwaaraarden vden voor een corroor een corrigigererende rende remingremingreepeep
(aut(auto's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
In de volgende situaties vindt, afhankelijk van de
instelling (/pagina 235), een corrigerende rem-
ingreep plaats.
%De beschikbaarheid van deze instelling is
landsafhankelijk. In landen waar deze instel-
ling nieniettbeschikbaar is, wordt bij ingescha-
kelde functie in de volgende situatie een corri-
gerende remingreep ingeleid:
Er zijn rijstrookmarkeringen aan beide zijden
van de rijstrook herkend. Het voorwiel rijdt
over een doorgetrokken rijstrookmarkering.
Instelling Standaard
REr zijn een rijstrookmarkering en een rand van
een verharde rijbaan herkend. Het voorwiel
rijdt over een rijstrookmarkering aan de rand
van de verharde rijbaan.
REr zijn een rijstrookmarkering en een tegenlig-
ger herkend. Het voorwiel rijdt over de rijst-
rookmarkering.
Instelling Gevoelig
RAlle onder de instelling Standaard beschreven
situaties.
REr is een onderbroken rijstrookmarkering her-
kend en hier is met het voorwiel overheen
gereden.
%Ukunt een remingreep altijd annuleren door
licht tegente sturen.
VVoorwoorwaaraarden vden voor een corroor een corrigigererende rende remingremingreepeep
(aut(auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
In de volgende situaties vindt, afhankelijk van de
instelling (/pagina 235), een corrigerende rem-
ingreep plaats.
%De beschikbaarheid van deze instelling is
landsafhankelijk. In landen waar deze instel-
ling nieniettbeschikbaar is, wordt bij ingescha-
kelde functie bij alle onder Gevoelig beschre-
ven situaties een corrigerende remingreep
ingeleid.
Instelling Standaard
REr zijn een rijstrookmarkering en een tegenlig-
ger, een inhalend voertuig of parallel rijdende
voertuigen op de naastgelegen rijstrook her-
kend. Het voorwiel rijdt over de rijstrookmar-
kering.
Instelling Gevoelig
RDe onder de instelling Standaard beschreven
situaties.
REr is een onderbroken rijstrookmarkering her-
kend en hier is met het voorwiel overheen
gereden.
%Ukunt een remingreep altijd annuleren door
licht tegente sturen.
234234 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
In de volgende situaties vindt er geen corrige-
rende remingreep plaats:
RWanneer u duidelijk actief stuurt, remt of gas
gee
RWanneer een rijveiligheidssysteem ingrijpt, bij-
voorbeeld het ESP®, het Active Brake Assist
System of de actieve dodehoekassistent
RWanneer sportief wordtgereden, bij hoge
bochtsnelheden of snelle acceleraties
RWanneer het ESP®uitgeschakeld is
RWanneer u met een aanhangwagen rijdt en de
elektrischeverbinding met de aanhangwagen
correct functioneert
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band wordt herkend of weerge-
geven
Wanneer u de waarschuwing van de actieve spoo-
rassistent uitschakelt en de rijstrookmarkeringen
niet eenduidig worden herkend, volgt mogelijk
geen corrigerende remingreep (/pagina 235).
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer er geen of meerdere, niet duidelijk
herkenbare rijstrookmarkeringen voor een rij-
strook aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de omge-
ving vanwegwerkzaamheden
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RWanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
bijvoorbeeld bij aakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Wanneer de
radarsensoren in de achterbumper vervuild of
met sneeuw bedekt zijn en een obstakel in de
eigen rijstrook herkend werd, vindt geen corri-
gerende remingreep meer plaats.
AActievctieve spoore spoorassistassistent in- en uitscent in- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
5Actieve spoorassistent
#De functie in- of uitschakelen.
AActievctieve spoore spoorassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Actieve spoorassistent
GevGevoeligheid instoeligheid instellenellen
%De beschikbaarheid van deze functie verschilt
per land.
Rijden en parkeren 235235
#Standaard,Gevoelig of Uit selecteren.
HapHaptisctische whe waaraarscschuwing in- of uitschuwing in- of uitschakhakelenelen
#Waarschuwing selecteren.
De functie in- of uitschakelen.
FFunctie vunctie van de acan de achthtereras-nivas-niveaureauregegelingeling
De achteras-niveauregeling zorgt voor een con-
stante voertuighoogte bij de achteras, ook als de
auto beladen is.
De achteras-niveauregeling bestaat uit:
RLuchtvering op de achteras
RAutomatische niveauregeling voor het com-
penseren van de belading
AAcchthtereruitriuitrijcamerajcamera
FFunctie vunctie van de acan de achthtereruitriuitrijcamerajcamera
Wanneer de functie in het multimediasysteem is
geactiveerd (/pagina 242), wordt bij het inscha-
kelen van de achteruitversnelling het beeld van de
achteruitrijcamera op het mediadisplay weergege-
ven. Dynamische hulplijnen tonen het traject aan
de hand van de actuele stuuruitslag. Zo kunt u
zich bij het achteruitrijden oriënteren en obstakels
vermijden.
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
%Ukunt de afdekking van de achteruitrijcamera
handmatig openen (/pagina 242).
De hulplijnen op het mediadisplay geven de
afstanden ten opzichte van de eigen auto aan. De
weergegeven afstanden gelden alleen op rijbaan-
hoogte.
Afhankelijk van de uitrusting kunt u kiezen tussen
de volgende weergaven:
RNormale weergave
RGroothoekweergave
RAanhangwagenweergave
Het gebied achter de auto wordt net als in de bin-
nenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
AAututo's zonder Po's zonder PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waaroverwordtgereden) afhankelijk van de
momentele stuuruitslag (dynamisch)
2Gele hulplijn op circa 1,0 m afstand tot het
achtergedeelte
3Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
4Bumper
5Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
236236 Rijden en parkeren
Groothoekweergave
Aanhangwagenweergave (auto's met aan-
hangwagenvoorziening)
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
AAututo's meo's met Pt PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
2Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waaroverwordtgereden) afhankelijk van de
momentele stuuruitslag (dynamisch)
3Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
4Gele waarschuwingsmelding van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op een
afstand tussen circa 0,6 m en 1,0 m
5Rode waarschuwingsmelding van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op zeer
geringe afstand (circa 0,3 m of minder)
6Oranje waarschuwingsmelding van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op mid-
dellange afstand (tussen 0,3 m en 0,6 m)
Groothoekweergave
Rijden en parkeren 237237
Aanhangwagenweergave (auto's met aan-
hangwagenvoorziening)
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
SystSysteemuitveemuitvalal
Als de achteruitrijcamera niet kanworden geacti-
veerd, verschijnt een melding op het multimedia-
systeem:
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
RDe achterklep is geopend.
RHet regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts.
RCamera's of onderdelen van de auto, waarin
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(/pagina 199) in acht nemen.
%In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het par-
kerenverwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
%Het contrast van het display kan nadelig wor-
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen, bijvoorbeeld wanneer
een garage wordtverlaten. In dit gevalextra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
360°-camera360°-camera
FFunctie vunctie van de 360°-cameraan de 360°-camera
De 360°-camera is een systeem dat bestaat uit
vier camera's. De camera's registreren de directe
omgeving van de auto. Het systeem ondersteunt u
bijvoorbeeld bij het parkeren of bij onoverzichte-
lijke uitritten.
De weergavenvan de 360°-camera zijn bij voor-
uitrijden tot een snelheid van circa 16 km/h en bij
achteruitrijden altijd beschikbaar.
De 360°-camera is slechts een hulpmiddel en
toont mogelijkerwijs obstakels in een ander per-
spectief, niet goed of geheel niet. Hij kan uw
waarneming van de omgeving niet vervangen. De
bestuurder blij altijd verantwoordelijk voor het
238238 Rijden en parkeren
veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het manoeu-
vreren of parkeren mogen zich onder andere geen
personen, dieren of voorwerpen in het manoeu-
vreergebied bevinden; dit controleren.
Het systeem verwerkt de beelden van de volgende
camera's:
RAchteruitrijcamera
RFrontcamera
RTwee zijcamera's in de buitenspiegels
%Ukunt de afdekking van de achteruitrijcamera
handmatig openen (/pagina 242).
WWeergaveergaven ven van de 360°-cameraan de 360°-camera
Ukunt kiezen tussen verschillende weergaven:
1Groothoekweergave ór
2TopView met beeld van de frontcamera
3TopView met beeld van de zijcamera in de
buitenspiegels
4Groothoekweergave achter
5TopView met beeld van de achteruitrijcamera
6TopView met aanhangwagenweergave (auto's
met aanhangwagenvoorziening)
TTop Vop Viewiew
1Traject bij actuele stuuruitslag
2Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent
3Eigen auto van bovenaf
De kleur van de afzonderlijke segmenten van de
waarschuwingsmelding 2is afhankelijk van de
afstand tot het herkende obstakel:
RGele segmentGele segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,6 m en 1,0 m
ROrOranje segmentanje segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,3 m en 0,6 m
Rijden en parkeren 239239
RRRode segmentode segmenten:en: Obstakels op een zeer
geringe afstand van circa 0,3 m of minder
Wanneer de PARKTRONIC-parkeerassistent
gereed voor gebruik is en geen objecten worden
herkend, worden de segmenten van de waarschu-
wingsmelding grijs afgebeeld.
HulpliHulplijnenjnen
1Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
2Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waaroverwordtgereden) afhankelijk van de
momentele stuuruitslag (dynamisch)
3Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
4Markering op een afstand van circa 1,0 m
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijsporen 1groen weer-
gegeven.
De hulplijnen op het mediadisplay geven de
afstanden ten opzichte van de eigen auto aan.
De afstanden gelden op rijbaanhoogte.
De hulplijnen in de aanhangwagenmodus wor-
den ter hoogte van de aanhangwagenvoorzie-
ning afgebeeld.
AAanhangwanhangwagagenwenweergaveergave (aute (auto's meo's met aanhangwt aanhangwa-a-
ggenvenvooroorziening)ziening)
Wanneer u de aanhangwagenweergave selecteert
terwijlgeen aanhangwagen aan de auto is gekop-
peld, verschijnt het volgende beeld:
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
240240 Rijden en parkeren
Wanneer de elektrische verbinding van de auto
met de aanhangwagen tot stand is gebracht, wis-
selt het beeld naar een aanzicht van de zijcame-
ra's.
Dit aanzicht ondersteunt bij het manoeuvreren
met een aanhangwagen.
ZiZij-aanzicj-aanzicht vht van de buitan de buitenspiegenspiegelcamerelcamera'sa's
In deze weergave kunnen de zijkanten van de auto
worden bekeken.
1Hulplijnen van de buitenmatenvan de auto
met uitgeklapte buitenspiegels
2Markering van de punten waar de wielen de
grond raken
SystSysteemuitveemuitvalal
Wanneer een activering niet mogelijk is, verschijnt
de volgende melding op het multimediasysteem:
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De 360°-camera werkt in onder andere de vol-
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
RDe portieren zijn geopend.
RDe buitenspiegels zijn ingeklapt.
RDe achterklep is geopend.
RHet regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts.
RCamera's of onderdelen van de auto, waarin
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(/pagina 199) in acht nemen.
%In deze situaties de 360°-camera niet gebrui-
ken. Anders kunt u anderen bij het parkeren
verwonden of in botsing komen met voorwer-
pen.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
%Het contrast van het display kan door plotse-
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij het
uitrijden van een garage. In dit gevalextra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
De aanwijzingen voor het reinigen van de 360°-
camera in acht nemen (/pagina 325).
Rijden en parkeren 241241
WWeergaveergave ve van de 360°-cameran de 360°-camera via de aca via de achthtereruit-uit-
vverersnelling oprsnelling oproepenoepen
VVoorwoorwaaraardenden
RIn het multimediasysteem is de functie Aut.
achteruitrijcam. geactiveerd (/pagina 242).
#De achteruitversnelling inschakelen.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/pagina 238).
#Wanneer na het inschakelen van de achteruit-
versnelling niet het beeld van de achteruitrij-
camera wordtgetoond: De auto uitschakelen,
de toetsclang indrukken, de auto inscha-
kelen en de achteruitversnelling opnieuw
inschakelen.
AAututomatiscomatische functie vhe functie van de acan de achthtereruitriuitrijcamerajcamera
in- of uitscin- of uitschakhakelenelen
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
De omgeving in de gaten houden en altijd klaar
zijn om te remmen.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Aut. achteruitrijcam. in- of uitschakelen.
CamerCamera-afdekking va-afdekking van de acan de achthtereruitriuitrijcamerjcamera ope-a ope-
nennen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Camera-afd. openen selecteren.
%De camera-afdekking sluit na enige tijd auto-
matisch of na het uit- en inschakelen van het
contact.
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
FFunctie vunctie van de Pan de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De PARKTRONIC-parkeerassistent is een elektro-
nische parkeerhulp met ultrasoongeluid. Deze
controleert met meerdere sensoren in de voor- en
achterbumper de omgeving van uw auto. De
PARKTRONIC-parkeerassistent gee de afstand
tussen de auto en een herkend obstakel optisch
en akoestisch aan.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uit-
parkeren mogen zich onder andere geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreerge-
bied bevinden; dit controleren.
In de standaardinstelling klinkt voor vanaf een
afstand van circa 0,3 m en achter circa 1,0 m tot
het obstakel een onderbroken waarschuwingssig-
naal. Vanaf een afstand van circa 0,2 m klinkt een
ononderbroken waarschuwingssignaal. In het mul-
timediasysteem kunt u via de instelling Vroeg
waarschuwen rondom instellen, dat de waarschu-
wingssignalen voor en bij de ankbescherming al
bij grotere afstanden van circa 1,0 m aan de voor-
zijde en 0,6 m aan de zijkanten hoorbaar zijn
(/pagina 246).
%De instelling Vroeg waarschuwen rondom is
voor de achterzijde altijd actief.
242242 Rijden en parkeren
WWeergaveergave ve van de Pan de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
in hein het multimediasystt multimediasysteemeem
Auto's zonder 360°-camera
Auto's met 360°-camera
Als u niet het menu Camera & parkeren hebt
geselecteerd en een obstakel in het traject van de
auto wordt herkend, wordt bij snelheden lager dan
10 km/h een popup-venster van de PARKTRONIC-
parkeerassistent 1in het multimediasysteem
weergegeven.
De kleur van de afzonderlijke segmenten van de
waarschuwingsmelding is afhankelijk van de
afstand tot het herkende obstakel:
RGele segmentGele segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,6 m en 1,0 m
ROrOranje segmentanje segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,3 m en 0,6 m
RRRode segmentode segmenten:en: Obstakels op een zeer
geringe afstand van circa 0,3 m of minder
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu-
eel geen rekening met de volgende obstakels:
RObstakels die zich onder het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of
voorwerpen
RObstakels die zich boven het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading,
overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens
De sensoren moeten vrij zijn van vuil, ijs of natte
sneeuw. Anders kunnen ze niet correct functione-
ren. Daarom moeten de sensoren regelmatig wor-
den gereinigd; hierbij ervoor zorgen dat er geen
krassen of beschadigingen op de sensoren ont-
staan (/pagina 199).
AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Wanneer
de elektrische verbinding tussen de auto en aan-
hangwagen is aangesloten, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent achter de auto uitgeschakeld.
Rijden en parkeren 243243
PrProblemen meoblemen met de Pt de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
Voorbeeld auto's met 360°-camera
Wanneer de segmenten achter 1of rondom 2
rood gaan branden en het symbool éop het
instrumentendisplay verschijnt, is de PARKTRO-
NIC-parkeerassistent mogelijk vanwege een sig-
naalstoring uitgeschakeld. De auto opnieuw star-
ten en controleren of de PARKTRONIC-parkeeras-
sistent op een andere plaats functioneert.
Wanneer bovendien iedere keer dat de motor
wordtgestart gedurende circa twee seconden een
waarschuwingssignaal klinkt, kan dit de volgende
oorzaken hebben:
RDe sensorDe sensoren zien zijn vjn verervuild:vuild: De sensoren reini-
gen en hierbij de aanwijzingen met betrekking
tot de verzorging van onderdelen van de auto
in acht nemen (/pagina 325).
RDe PDe PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent is vent is vanwanwegegee
een functiesteen functiestororing uitging uitgesceschakhakeld:eld: De auto
opnieuw starten. Indien het probleem blij
bestaan contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
FFunctie vunctie van de passievan de passieveeankbescankbescherhermingming
De passieve ankbescherming breidt de PARK-
TRONIC-parkeerassistent uit met een waarschu-
wing tegen obstakels aan de zijkanten. De waar-
schuwing vindt plaats bij obstakels die zich tussen
het voorste en achterste registratiegebied bevin-
den. Om een object aan de zijkant te kunnen
detecteren, moet dit tijdens het voorbij rijden
eerst door de sensoren in de voor- of achterbum-
per worden herkend.
Bij het parkeren of manoeuvreren worden obsta-
kels tijdens het voorbij rijden gedetecteerd. Wan-
neer u in de richting van een gedetecteerd obsta-
kel stuurt en daardoor een zijdelings aanrijdings-
gevaar bestaat, volgt een waarschuwing en gaan
de segmenten op het display in een bepaalde
kleur branden.
De kleur van de segmenten verandert afhankelijk
van de afstand tot het herkende obstakel:
RGeel:Geel: Afstand circa 30 - 60 cm
RRRood:ood: Afstand minder dan circa 30 cm
Om ervoor te zorgen dat segmenten aan de zij-
kant voor of achter kunnen worden weergegeven,
moet de auto eerst een afstand vanten minste
een halve autolengte aeggen. Als een afstand
van een autolengte is afgelegd, kunnen alle seg-
menten aan de zijkant voor en achter worden
weergegeven.
244244 Rijden en parkeren
Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent: Auto's zonder 360°-camera
1Voor en achter gereed voor de meting
2Voor, achter en opzij gereed voor de meting
3Obstakels rechtsvoor (geel) en -achter (rood)
herkend
Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent: Auto's met 360°-camera
1Voor en achter gereed voor de meting
2Voor, achter en opzij gereed voor de meting
3Obstakels rechtsvoor (rood) herkend
Opgeslagen obstakels aan de zijkant worden
onder andere gewist in de volgende situaties:
RU parkeert de auto en schakelt deze uit.
RDe portieren worden geopend.
Na het startenvan de motor moeten obstakels
aan de zijkant opnieuw worden gedetecteerd voor-
dat een nieuwe waarschuwing kanvolgen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voor de passieve ankbescherming gelden in prin-
cipe de systeemgrenzen van de PARKTRONIC-par-
keerassistent.
Onder andere de volgende objecten worden niet
herkend:
RVoetgangers die aan de zijkant van de auto
lopen
RObjecten die aan de zijkant van de auto staan
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
objecten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
Rijden en parkeren 245245
#De toetséin de middenconsole indruk-
ken.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, als
het controlelampje in de toetséniet brandt.
Wanneer het controlelampje brandt of in het
instrumentendisplay het symbool éwordt
weergegeven, is de PARKTRONIC-parkeerassistent
niet actief.
%Wanneer de auto wordtgestart, is de PARK-
TRONIC-parkeerassistent automatisch inge-
schakeld.
WWaaraarscschuwingssignalen vhuwingssignalen van de Pan de PARKARKTRTRONIC-par-ONIC-par-
kkeereerassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
VVolume volume van de wan de waaraarscschuwingssignalen insthuwingssignalen instellenellen
#Volume waarsch.signalen selecteren.
#Een waarde instellen.
TToonhoogtoonhoogte ve van de wan de waaraarscschuwingssignalen insthuwingssignalen instel-el-
lenlen
#Toonhoogte waarsch.signalen selecteren.
#Een waarde instellen.
AActivctivereringsmoment vingsmoment van de wan de waaraarscschuwingssigna-huwingssigna-
len bepalenlen bepalen
Ukunt vastleggen, of de waarschuwingssignalen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent al bij een
grotere afstand tot het obstakel worden gegeven.
#Vroeg waarschuwen rondom selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
GeluidsvGeluidsvererlaging in- of uitsclaging in- of uitschakhakelenelen
Ukunt vastleggen of tijdens een waarschuwings-
signaal van de PARKTRONIC-parkeerassistent het
volume van een mediabron in het multimediasys-
teem verlaagd wordt..
#Verlaging audiovol. bij waarsch.signalen
selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
AActievctieve parke parkeereerassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve parke parkeereerassistassistentent
De actieve parkeerassistent is een elektronische
parkeerhulp op basis van ultrasoon geluid, onder-
steund door de achteruitrij- en de 360°-camera.
Het systeem meet bij het vooruitrijden automa-
tisch, tot circa 35 km/h, parkeerplekken aan
beide zijden van de auto op.
De actieve parkeerassistent biedt de volgende
functies:
RLandsafhankLandsafhankelielijk:jk: Inparkeren op parkeerplek-
ken langs de rijbaan
RInparkeren bij parkeerplekken dwars op de rij-
baan (naar keuze of achteruit)
RUitparkeren uit parkeerplekken, wanneer is
ingeparkeerd met de actieve parkeerassistent
Wanneer aan alle voorwaarden wordtvoldaan,
verschijnt de weergave Çop het multifunctio-
neel display. Het systeem zoekt en meet dan zelf-
standig parkeerplekken aan beide zijden van de
auto parallel aan en dwars op de rijrichting.
Hee de actieve parkeerassistent parkeerplekken
herkend, dan verschijnt de weergave Èop het
246246 Rijden en parkeren
multifunctioneel display. De pijlen geven aan, aan
welke zijde van de rijbaan er herkende parkeer-
plekken aanwezig zijn. Deze worden vervolgens
weergegeven op het mediadisplay.
De parkeerplek kan vrij worden gekozen. De
inparkeerrichting (voor- of achteruit) kan, afhanke-
lijk van de parkeerplek, eveneens vrij worden
gekozen.
De actieve parkeerassistent ondersteunt bij het
gasgeven, remmen, sturen en schakelen.
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
De actieve parkeerassistent wordt onder andere
afgebroken als een van de volgende handelingen
wordt uitgevoerd:
RU schakelt de PARKTRONIC-parkeerassistent
uit.
RU schakelt de actieve parkeerassistent uit.
REr wordtgestuurd.
RDe parkeerremwordt ingeschakeld.
RDe transmissiestand jwordt ingeschakeld.
RHet ESP®regelt.
RDe portieren of de achterklep worden tijdens
het rijden geopend.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voorwerpen die zich boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent bevin-
den, kunnen bij het opmeten van de parkeerplek
niet worden herkend. Daaromwordt hiermee ook
geen rekening gehouden bij het berekenen van de
parkeerprocedure. Dit geldt bijvoorbeeld voor uit-
stekende lading, overhangen of laadplatforms van
vrachtwagens of begrenzingen van parkeerplek-
ken. De actieve parkeerassistent stuurt daarom
mogelijk te vroeg de parkeerplek in.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kante vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Sneeuw of zware regenval kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
ór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de parkeer-
plek steekt, worden mogelijkerwijs niet als par-
keerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
Rijden en parkeren 247247
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval.
RAls met uw auto een lading wordtvervoerd,
die boven de auto uitsteekt.
RDe parkeerplek bevindt zich op een steile hel-
ling.
RAls sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
De actieve parkeerassistent kan mogelijk ook par-
keerplekken weergeven die niet voor parkeren
geschikt zijn, bijvoorbeeld:
RParkeerplekken waar parkeren niet is toege-
staan
RParkeerplekken op een ongeschikte onder-
grond
De actieve parkeerassistent ondersteunt u in
onder andere de volgende situaties niet bij par-
keerplekken dwars op de rijrichting:
RTwee parkeerplek bevinden zich direct naast
elkaar.
RDe parkeerplek bevindt zich direct naast een
lage begrenzing, bijvoorbeeld naast een stoep-
rand.
De actieve parkeerassistent ondersteunt u, in
onder andere de volgende situaties, niet bij par-
keerplekken parallel aan of dwars op de rijrich-
ting:
RDe parkeerplek bevindt zich op een stoep.
RDe parkeerplek wordt begrensd door een
obstakel, bijvoorbeeld een boom, paal of aan-
hangwagen.
MeMet de actievt de actieve parke parkeereerassistassistent inent inparkparkererenen
#De toets1indrukken.
248248 Rijden en parkeren
Het multimediadisplay toont het aanzicht van de
actieve parkeerassistent. In het gebied 2worden
de gevonden parkeerplekken 4en het traject
van de auto 3weergegeven.
%Het op het multimediadisplay weergegeven
traject 3van de auto kan afwijken van het
werkelijke traject.
#Wanneer een parkeerplek wordtweergegeven:
De auto tot stilstand brengen.
#De gewenste parkeerplek 4selecteren en
bevestigen.
#Eventueel de parkeerrichting (vooruit of ach-
teruit) selecteren en bevestigen.
Afhankelijk van de gekozen parkeerplek 4en
de parkeerrichting wordt het traject van de
auto 3weergegeven.
%De richtingaanwijzer wordt automatisch inge-
schakeld als het inparkerenwordtgestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha-
kelen van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u.
Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers overeen-
komstig gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegenvan de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
#Als op het multimediadisplay bijvoorbeeld de
melding Achteruitversnelling inschakelen
a.u.b. verschijnt: De betreende transmissie-
stand inschakelen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
%Tijdens het inparkeren met de actieve par-
keerassistent worden de rijstroken in het
camerabeeld groen weergegeven.
Na beëindiging van het parkerenverschijnt de
melding ØParkeerassistent beëindigd, auto
overnemen. Eventueel kunnen nog manoeuvreer-
procedures noodzakelijk zijn.
#Wanneer het inparkeren is voltooid, de auto
tegenwegrollen beveiligen. Wanneer de wette-
lijke voorschrien of de plaatselijke omstan-
digheden dit vereisen: De wielen in de richting
van de stoeprand draaien.
Rijden en parkeren 249249
%Ukunt de auto tijdens het inparkerentot stil-
stand brengen en een andere transmissie-
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuw traject. Als geen nieuw traject van
de auto beschikbaar is, kan het systeem
opnieuw van transmissiestand wisselen of het
parkeren afbreken.
MeMet de actievt de actieve parke parkeereerassistassistent uitparkent uitparkererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto werd met de actieve parkeerassistent
ingeparkeerd.
In acht nemen dat u tijdens de gehele parkeerpro-
cedure verantwoordelijk bent voor de auto en de
omgeving.
#De auto starten. #De toets1indrukken.
Het multimediadisplay toont het aanzicht van
de actieve parkeerassistent.
#Als de auto dwars op de rijrichting is ingepar-
keerd: In het gebied 2de uitparkeerrichting
3Links of Rechts selecteren.
%Het op het multimediadisplay weergegeven
traject van de auto kan afwijken van het wer-
kelijke traject.
#Om het uitparkerente starten, de uitparkeer-
richting 3bevestigen.
%De richtingaanwijzer wordt automatisch inge-
schakeld als het uitparkeren wordtgestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha-
kelen van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u.
250250 Rijden en parkeren
Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers overeen-
komstig gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegenvan de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
#Als op het multimediadisplay bijvoorbeeld de
melding Vooruitversnelling inschakelen a.u.b.
verschijnt: De betreende transmissiestand
inschakelen.
De auto rijdt uit de parkeerplek. De richting-
aanwijzer wordt automatisch uitgeschakeld.
Na beëindiging van het uitparkerenverzoeken een
waarschuwingssignaal en de melding ØPar-
keerassistent beëindigd, auto overnemen u om
de besturing overte nemen.
De auto wordt niet automatisch geremd en kan
wegrollen! U dient weer zelf gaste geven, te rem-
men, te sturen en te schakelen.
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuningeuning
FFunctie vunctie van de Dran de DriviveAwaeAway Assisty Assist
De Drive Away Assist kan de ernst van een aanrij-
ding bij het wegrijden verminderen. Als een obsta-
kel in rijrichting wordt herkend, wordt de rijsnel-
heid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h. Wan-
neer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool Éop het multimediadis-
play.
De Drive Away Assist kan in het menu Manoeu-
vreerondersteuning worden uit- of ingeschakeld
(/pagina 252).
%Een ingreep van de Drive Away Assist kan
altijd worden beëindigd door het uitschakelen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent
(/pagina 245).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
Drive Away Assist vertrouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
De Drive Away Assist is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
Rijden en parkeren 251251
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld gevaar
voor een aanrijding ontstaan:
RHet gas- en rempedaal worden met elkaar ver-
ward.
REen verkeerde transmissiestand wordt inge-
schakeld.
De functie Drive Away Assist is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is ingescha-
keld.
REr wordtwanneer het voertuig stilstaat
geschakeld naar de transmissiestand kof
h.
RHet herkende obstakel is minder dan circa
1,0 m verwijderd.
RDe functie manoeuvreerondersteuning is in
het multimediasysteem geactiveerd.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op hellingen is het vermogen van de Drive Away
Assist beperkt.
Bij het rijden met een aanhangwagen is de Drive
Away Assist niet beschikbaar.
%Eveneens de systeemgrenzen van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent in acht nemen
(/pagina 242).
FFunctie vunctie van de Cran de Crossoss TrTracac AlertAlert
%De functie Cross Trac Alert is alleen
beschikbaar voor auto's met een dodehoekas-
sistent of actieve dodehoekassistent.
De functie Cross Trac Alert kan bij het achteruit
uitparkeren en het achteruit manoeuvreren waar-
schuwen voor kruisend verkeer. Daartoe bewaken
de radarsensoren in de bumper het gebied dat
aan de auto grenst. Wanneer een kritische situatie
wordt herkend, verschijnt het symbool Lop
het multimediadisplay en kan de auto automatisch
worden afgeremd.
Wanneer de radarsensoren door voertuigen of
andere objecten zijn afgedekt, vindt er geen her-
kenning plaats.
De functie Cross Trac Alert is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe auto rijdt stapvoets achteruit.
RDe manoeuvreerondersteuning is geactiveerd
(/pagina 252).
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
de dodehoekassistent en de actieve dodehoe-
kassistent in acht nemen (/pagina 230).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op hellingen is de functie Cross Trac Alert niet
beschikbaar.
Bij het rijden met een aanhangwagen is de functie
Cross Trac Alert niet beschikbaar.
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuning in- of uitsceuning in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Manoeuvreerondersteuning in- of uitschake-
len.
%De manoeuvreerondersteuning moet voor de
werking van de Drive Away Assist
(/pagina 251) en Cross Trac Alert
(/pagina 252) actief zijn.
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
AAananwiwijzingjzingen ven voor rioor rijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
252252 Rijden en parkeren
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
RDe toegestane kogeldruk niet over- of onder-
schrijden.
RDe maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut-
ten.
De volgende waarden mogen niet worden over-
schreden:
RToegestaan aanhangwagengewicht
RToegestane achterasbelasting van de trek-
kende auto
RToegestaan totaalgewicht van de trekkende
auto
RToegestaan totaalgewicht van de aanhangwa-
gen
RToegestane maximumsnelheid van de aan-
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
ROp de achteras van de trekkende auto is de
bandenspanning voor maximale belading inge-
steld.
RDe verlichting van de aangesloten aanhangwa-
gen functioneert.
RAAututo's zonder LED-ko's zonder LED-koplamoplampen of Apen of ACTIVE MUL-CTIVE MUL-
TIBEAM LED-kTIBEAM LED-koplamoplampen:pen: De koplampen zijn
correct ingesteld.
Bij een grotere achterasbelasting mag in verband
met de typegoedkeuring met de auto met aan-
hangwagen niet sneller dan 100 km/h worden
gereden. Dit geldt ook in landen waar voor auto's
met aanhangwagen in principe een maximumsnel-
heid boven 100 km/h is toegestaan.
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uit- of inklappenh uit- of inklappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals moet in de veilig vergren-
delde positie vergrendeld zijn; dit contro-
leren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de volledig elek-
trische aanhangwagenvoorziening door
extra druk
De volledig elektrische aanhangwagenvoorzie-
ning kan door extra druk bij het in- en uitklap-
pen mechanisch worden beschadigd.
#Het in- en uitklappen van de kogelhals
niet door het uitoefenen vanextra druk
versnellen.
Rijden en parkeren 253253
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergenvan de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RHet zwenkbereik is vrij.
RDe aanhangwagenkabel of adapterstekker is
verwijderd.
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uitklappenh uitklappen
#Aan de toets1trekken.
Het controlelampje 2knippert en op het
instrumentendisplay verschijnt de displaymel-
ding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch uitge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 2permanent brandt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 2en ver-
schijnt op het instrumentendisplay de display-
melding Trekhaak vergrendeling control..
254254 Rijden en parkeren
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch inklappenh inklappen
#Aan de toets1trekken.
Het controlelampje 2knippert en op het
instrumentendisplay verschijnt de displaymel-
ding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch inge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 2doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 2en ver-
schijnt op het instrumentendisplay de display-
melding Trekhaak vergrendeling control..
Raadpleeg de informatie over de weergaven in het
combi-instrument:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/pagina 428)
RDisplaymeldingen (/pagina 376)
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uit- of inklappenh uit- of inklappen
(multimediasyst(multimediasysteem)eem)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de volledig elek-
trische aanhangwagenvoorziening door
extra druk
De volledig elektrische aanhangwagenvoorzie-
ning kan door extra druk bij het in- en uitklap-
pen mechanisch worden beschadigd.
#Het in- en uitklappen van de kogelhals
niet door het uitoefenen vanextra druk
versnellen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RHet zwenkbereik is vrij.
RDe aanhangwagenkabel of adapterstekker is
verwijderd.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uitklappenh uitklappen
#Üselecteren.
Op het multifunctioneel display verschijnt de
displaymelding Trekhaak zwenkt.
Rijden en parkeren 255255
De kogelhals wordtvolledig elektrisch uitge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergrendeld,
verschijnt op het multifunctioneel display de dis-
playmelding Trekhaak vergrendeling control..
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch inklappenh inklappen
#Üselecteren.
Op het multifunctioneel display verschijnt de
displaymelding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch inge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergrendeld,
verschijnt op het multifunctioneel display de dis-
playmelding Trekhaak vergrendeling control..
AAanhangwanhangwagagen aan- of afken aan- of afkoppelenoppelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
een gewijzigde voertuighoogte
AAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling op de aceling op de achthtereras:as: De
voertuighoogte kan onbedoeld worden gewij-
zigd, bijvoorbeeld door anderen. Als u onder-
tussen de aanhangwagen aan‑ of afkoppelt,
kunt u bekneld raken. Bovendien kunnen
lichaamsdelen van personen bekneld raken,
die zich tussen de carrosserie en de banden
of onder de auto bevinden.
Bij het aan‑ of afkoppelen het volgende in acht
nemen:
#Geen portieren of de achterklep openen
of sluiten.
#De niveauregeling niet starten en de
DYNAMIC SELECT-schakelaar niet bedie-
nen.
#De auto niet ver‑ of ontgrendelen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe kogelhals is uitgeklapt en correct vergren-
deld in de vergrendelde positie.
Een aanhangwagen met een 7-polige stekker via
de volgende adapters op de auto aansluiten:
RAdapterstekker
RAdapterkabel
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe aanhangwagen is correct aangesloten.
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is intact.
De werking van de volgende systemen is onder
andere afhankelijk van een correct aangesloten
aanhangwagen:
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
RActieve spoorassistent
RPARKTRONIC-parkeerassistent
RActieve parkeerassistent
RDodehoek- of actieve dodehoekassistent
RDrive Away Assist
RCross Trac Alert
RAchteruitrijcamera
256256 Rijden en parkeren
R360°-camera
AAanhangwanhangwagagen aanken aankoppelenoppelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de start-
accu door volledige ontlading
Door het opladen van de aanhangwagenaccu
via de spanningsvoorziening van de aanhang-
wagenkan de startaccu worden beschadigd.
#De spanningsvoorziening van de auto
niet gebruiken om de aanhangwagen-
accu op te laden.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
#De aanhangwagen horizontaal achter de auto
zetten en aankoppelen.
#Het deksel van de contactdoos openen.
#De stekker met nok 1in groef 3van de
contactdoos aanbrengen.
#De bajonetverbinding 2tot de aanslag
rechtsom draaien.
#Het deksel laten vergrendelen.
#De kabel met kabelbinders aan de aanhangwa-
gen bevestigen (alleen bij adapterkabels).
#Controleren of de kabel bij het rijden door
bochten vrij kan bewegen.
Ook bij een correct aangesloten aanhangwagen
kan onder de volgende omstandigheden een mel-
ding op het instrumentendisplay verschijnen:
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is van LED's voorzien.
RDe minimumstroom (50 mA) van de aanhang-
wagenverlichting werd onderschreden.
%Op de permanente spanningsvoorziening kunt
u accessoires aansluiten tot maximaal 180 W
en aan de via het contactslot geschakelde
spanningsvoorziening.
AAanhangwanhangwagagen afken afkoppelenoppelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
afkoppelen
Wanneer u een aanhangwagen met oplooprem
in geremde staat afkoppelt, kunt u met uw
hand tussen de auto en de aanhangwagendis-
sel bekneld raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
Rijden en parkeren 257257
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging bij het afkop-
pelen wanneer de aanhangwagen geremd
is
Wanneer de aanhangwagen bij het afkoppelen
geremd is, kan de auto beschadigd raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
losmaken van de aanhangwagenkabel
AAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling op de aceling op de achthtereras:as:
Wanneer u de aanhangwagenkabel losmaakt,
kan de auto zakken.
Daardoor kunnen lichaamsdelen van uzelf of
anderen bekneld raken die zich tussen de car-
rosserie en de banden of onder de auto bevin-
den.
#Bij het losmaken van de aanhangwagen-
kabel mag zich niemand in de directe
omgeving van de spatbordranden of
onder de auto bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
losmaken van de aanhangwagenkabel
AAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling:eling: Wanneer de aan-
hangwagenkabel wordt losgemaakt, kan de
auto zakken.
Daardoor kunnen lichaamsdelen van uzelf of
anderen bekneld raken die zich tussen de car-
rosserie en de banden of onder de auto bevin-
den.
#Bij het losmaken van de aanhangwagen-
kabel mag zich niemand in de directe
omgeving van de spatbordranden of
onder de auto bevinden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de achterbum-
per door gemonteerde adapterkabel of
adapterstekker
Bij het volledig elektrisch uit- en inklappen van
de kogelhals kunnen de volgende onderdelen
worden beschadigd:
RBumper
RAdapterkabel
RAdapterstekker
#Voor het volledig elektrisch uit- en
inklappen van de kogelhals altijd de
adapterkabel of de adapterstekker ver-
wijderen.
#Voorkomen dat de aanhangwagen kanwegrol-
len.
#De elektrische verbinding tussen auto en aan-
hangwagen losmaken.
#De aanhangwagen afkoppelen.
#De afdekkap op de kogelkop drukken.
%AAanhangwanhangwagagen meen met LED-vt LED-vererliclichting:hting: Na het
afkoppelen van de aanhangwagen de auto in-
en weer uitschakelen.
258258 Rijden en parkeren
WWererking vking van dean de eetsdrtsdragagerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet deskundig omgaan met de ets-
drager
De etsdrager kan in de volgende gevallen van
de auto losraken:
RHet toegestane draagvermogen van de
aanhangwagenvoorziening wordtover-
schreden.
RDe etsdrager wordt niet deskundig
gebruikt.
RDe etsdrager is op de kogelhals onder de
kogelkop bevestigd.
Voor uw eigen veiligheid en die van andere
verkeersdeelnemers het volgende in acht
nemen:
RAltijd het toegestane draagvermogen van
de aanhangwagenvoorziening aanhouden.
RAltijd de toegestane achterasbelasting van
de trekkende auto in acht nemen.
RDe etsdrager uitsluitend voor het vervoe-
renvan etsen gebruiken.
RDe etsdrager altijd volgens de voorschrif-
ten bevestigen door deze op de kogelkop
vast te klemmen en indien mogelijk boven-
dien aan de geleidepen van de kogelhals.
RVoor het vervoeren van vier etsen altijd
een etsdrager met extra ondersteuning
op de geleidepen van de kogelhals gebrui-
ken.
RAlleen door Mercedes-Benz goedgekeurde
etsdragers gebruiken.
ROok altijd de handleiding van de etsdra-
ger in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of breuk van
de aanhangwagenvoorziening door onge-
schikte of niet deskundig gebruikte ets-
drager
#Alleen door Mercedes-Benz goedge-
keurde etsdragers zoals hierna beschre-
ven op vakkundige wijze gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijk vervallen van de
typegoedkeuring door illegale bevestiging
van aanhangwagenvoorzieningen
De montage, ook achteraf, van een niet-
inklapbare of een niet verwijderbare aanhang-
wagenvoorziening, die het kenteken of het ver-
lichtingssysteem bedekt, ook slechts gedeel-
telijk, is verboden.
#De geldende wettelijke regelingen over
de montage van aanhangwagenvoorzie-
ningen in acht nemen.
Rijden en parkeren 259259
Aanhangwagenvoorziening (voorbeeld met extra
geleidepen)
Afhankelijk van de constructie van de etsdrager
kunt u verschillende hoeveelheden etsen vervoe-
ren.
De volgende constructies van de etsdrager zijn
mogelijk:
RBij bevestiging door vastklemmen op de kogel-
kop1bedraagt het maximumdraagvermogen
75 kg. U kunt maximaal drie etsen vervoeren.
RBij bevestiging op de kogelkop 1en boven-
dien op de geleidepen 2, bedraagt het maxi-
mumdraagvermogen 100 kg. U kunt maximaal
vier etsen vervoeren.
Het maximumdraagvermogen wordt berekend uit
het gewicht van de etsdrager en de belading van
de etsdrager.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, een aanhangwagen of een volledig
beladen auto in acht nemen (/pagina 161).
Pas bij gebruik van een etsdrager de banden-
spanning aan voor een verhoogde belading van de
achteras van de auto. Meer informatie over de
bandenspanning vindt u in de bandenspanningsta-
bel (/pagina 349).
BeladingsaanBeladingsaanwiwijzingjzingenen
Hoe groter de afstand van het zwaartepunt van de
lading ten opzichte van de kogelkop, hoe hoger de
belasting op de aanhangwagenvoorziening.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RZware etsen zo dicht mogelijk bij de auto
bevestigen.
RDe lading op de etsdrager altijd zo symme-
trisch mogelijk ten opzichte van de lengteas
van de auto verdelen.
Mercedes-Benz adviseert om voor het beladen
van de etsdrager alle aanbouwdelen van de et-
sen te verwijderen, bijvoorbeeld etsmanden, kin-
derzitjes of accu's. Daardoor kan de luchtweer-
stand en het zwaartepunt van de etsdrager wor-
den verbeterd.
De etsen altijd tegenverschuiven vastzetten en
regelmatig controleren of ze nog goed vastzitten.
Geen dekzeilen of andere afdekkingen gebruiken.
Het rijgedrag en het zicht naar achteren kunnen
slechterworden. Bovendien neemt de luchtweer-
stand toe en daarmee de belasting op de aan-
hangwagenvoorziening.
260260 Rijden en parkeren
Verdeling van de lading op de etsdrager
1Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
in verticale richting
2Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
naar achteren
3Zwaartepunt bevindt zich op de middenas van
de auto
Bij het beladen van de etsdrager de volgende
gegevens in acht nemen.
Belading vBelading van dean de eetsdrtsdragagerer
33eetsentsen 44eetsentsen
Totaalgewicht
van etsdra-
ger en bela-
ding
tot 75 kg Tot 100 kg
Max. afstand
1
420 mm 420 mm
Max. afstand
2
300 mm 400 mm
Bij het vervoer van vier etsen of een totaalge-
wicht tussen 75 kg en 100 kg uitsluitend een
etsdrager met een extra bevestiging op de gelei-
depen van de aanhangwagenvoorziening gebrui-
ken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het trt trekkekken ven vanan
autauto'so's
De auto is niet geschikt voor het gebruik vanTow-
Bar-systemen, die bijvoorbeeld worden gebruikt
voor Flat Towing of Dinghy Towing. Het aanbren-
gen of gebruik vanTow-Bar-systemen kantot
schade aan de auto leiden. Bij het trekken of sle-
pen van een auto met Tow-Bar-systemen is een
veilig rijdynamisch gedrag van de trekkende auto
en de getrokken auto niet veiliggesteld. De combi-
natie kangaan slingeren.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RToegestane sleepmethoden (/pagina 339)
RDe aanwijzingen met betrekking tot het slepen
met beide assen op de grond (/pagina 339)
Rijden en parkeren 261261
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het inst instrtrumen-umen-
ttendisplaendisplay en de boory en de boordcomdcomputputerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het uitvallen van het instrumentendis-
play
Wanneer het instrumentendisplay is uitgeval-
len of als een storing aanwezig is, kunt u func-
tiebeperkingen vanveiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt
zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kanworden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het bedienen van de boordcomputer de wette-
lijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
De boordcomputer toont op het instrumentendis-
play alleen displaymeldingen en waarschuwingen
van bepaalde systemen. Daarom erop letten dat
uw auto altijd bedrijfszeker is.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in
gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats
neerzetten. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Informatie over de actieradius
RDe werkelijke actieradius kanvan de weerge-
geven actieradius afwijken. Bij de berekening
van de actieradius wordtrekening gehouden
met de vroegere rijstijl.
RWanneer de tripcomputer wordtteruggezet,
worden ook de gegevens van de vorige rijstijl
gewist en vanaf dit tijdstip opnieuw berekend.
RFactoren zoals de buitentemperatuur of kli-
maatregelingsinstellingen zijn rechtstreeks van
invloed op de haalbare actieradius.
RBij actieve navigatie of een actieve woon-werk
route kanextra informatie over de komende
route bij de berekening van de actieradius
worden meegenomen.
Informatie over het elektrisch verbruik
RBij de verbruikswaarden Na vertrek en Na
reset wordtrekening gehouden met alle
actieve verbruikers bij rijbereidheid van het
aandrijfsysteem õ.
262262 Instrumentendisplay en boordcomputer
OvOvererziczicht insht instrtrumentumentendisplayendisplay
1Digitale snelheidsmeter in het gebied met
meerdere weergaven
2Buitentemperatuur
3Tijd
4Instelling aandrijfkracht in het gebied met
meerdere weergaven
5Schaal van de aandrijfkracht
6Indexpunten
7Schaal van het teruggewonnen vermogen
8Rijprogramma
9Transmissiestand
AActueel teruggewonnen vermogen
BActuele aandrijfkracht
CMiddelste weergavegebied in het instrumen-
tendisplay
DActuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
EActieradius
FMaximaal beschikbaar vermogen van het aan-
drijfsysteem
Instrumentendisplay en boordcomputer 263263
De segmenten in de snelheidsmetergeven de sta-
tus van de volgende systemen aan: TEMPOMAT/
limiter/actieve afstandsassistent DISTRONIC
Onder normale gebruiksomstandigheden bevindt
de weergave Fzich in het maximumgebied.
In de volgende gevallen kan het beschikbare ver-
mogen van het maximumgebied afwijken:
RBij zeer hoge of lage buitentemperaturen
RBij zeer hoge vermogensvraag gedurende een
langere tijd
RBij zeer lage laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu
RBij een storing van het aandrijfsysteem
OvOvererziczicht tht toeoetsen in hetsen in het st stuurtuurwielwiel
1PTerug-/home-toets (lang indrukken)
boordcomputer
2Touch-Control boordcomputer
3Bedieningsgroep TEMPOMAT/limiter of
actieve afstandsassistent DISTRONIC
4Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem
(/pagina 271)
£LINGUATRONIC
5òHomescreen MBUX multimediasysteem
6Touch-Control MBUX multimediasysteem
7GTerugtoets MBUX multimediasysteem
8Lichtsterkteregelaar voor het instellen van de
verlichting van het instrumentendisplay en van
de bedieningselementen van het interieur
BoorBoordcomdcomputputer bedienener bedienen
Bij het bedienen van de boordcomputer de wette-
lijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
264264 Instrumentendisplay en boordcomputer
De boordcomputer wordt via de Touch-Control
links en de terug-/home-toets links bediend.
Bij de bediening van de boordcomputer klinken
verschillende geluidssignalen als bevestiging van
een bediening, bijvoorbeeld wanneer het einde
van een lijst wordt bereikt.
De volgende menu's zijn beschikbaar:
RService
RAssistentie
RReis
RNavigatie
RRadio
RMedia
RTelefoon
RHUD
RStijlen
%Informatie over de instellings- en keuzemoge-
lijkheden in de menu's vindt u in de digitale
handleiding.
De menu's kunnen via de menulijst op het instru-
mentendisplay worden opgeroepen.
#De menuliDe menulijsjst oprt oproepen:oepen: De terugtoets links
indrukken tot de menulijst wordtweergege-
ven.
%Met de toetsòkunt u de menulijst van de
boordcomputer oproepen.
#In de menuliIn de menulijsjst bladert bladeren:en: Op de Touch-Control
links naar links of rechts vegen.
#Een menu, submenu of instEen menu, submenu of instelmogelmogelielijkheden injkheden in
hehet menu oprt menu oproepen, een selectie of een instoepen, een selectie of een instel-el-
ling bevling bevesestigtigen:en: Op de Touch-Control links
drukken.
#Door wDoor weergaveergaven of lien of lijstjsten in heen in het menu blade-t menu blade-
rren, inhoud ven, inhoud van hean het displayt display, functie, r, functie, recorecord ofd of
wweergaveergave selecte selectereren:en: Op de Touch-Control
links omhoog of omlaag vegen.
#Een submenu vEen submenu vererlatlaten:en: De terugtoets links
indrukken.
OvOvererziczicht vht van de wan de weergaveergaven op heen op het inst instrtrumen-umen-
ttendisplayendisplay
Weergaven in het instrumentendisplay:
ëActieve parkeerassistent (/pagina 248)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/pagina 245)
hTEMPOMAT (/pagina 208)
ÈLimiter (/pagina 209)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 211)
êActive Brake Assist System
(/pagina 226)
àActieve stuurassistent (/pagina 218)
ÃActieve spoorassistent (/pagina 233)
õRijbereidheid aandrijfsysteem
(/pagina 160)
°Haptisch gaspedaal (/pagina 167)
òSoundgeneratorwerkt niet (/pagina 387)
ëHOLD-functie (/pagina 204)
_Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/pagina 138)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
AAututo's meo's met snelheidslimiett snelheidslimietassistassistentent::Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/pagina 226).
Instrumentendisplay en boordcomputer 265265
AAututo's meo's met vt verkerkeersteerstekekenassistenassistentent::Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/pagina 228).
Head-up-displayHead-up-display
FFunctie vunctie van hean het head-up-displayt head-up-display
Het head-up-display projecteert in het blikveld van
de bestuurder:
RInformatie van het navigatiesysteem
RInformatie van de bestuurdersassistentiesyste-
men
REnkele waarschuwingsmeldingen
WWeergaveergave-inhoude-inhoud
1Navigatie-aanwijzingen
2Actueel gereden snelheid
3Herkende aanwijzingen en verkeerstekens
4Ingestelde snelheid in het bestuurdersassis-
tentiesysteem (bijvoorbeeld actieve afstands-
assistent DISTRONIC)
Wanneer u wordt opgebeld, toont het head-up-dis-
play een melding 6Binnenk. gesprek.
In de audiofunctie worden bij actieve bediening
van de audiobron tijdelijk zendernamen of titels
weergegeven.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De zichtbaarheid wordt door de volgende omstan-
digheden beïnvloed:
RZitpositie
RInstelling van de beeldpositie
RLichtverhoudingen
RNatte rijbaan
RVoorwerpen op de displayafdekking
RPolarisatie in zonnebrillen
%Bij extreem veel zonlicht kunnen delen van
het display vervagen. Dit kanworden hersteld
door het head-up-display uit en weer in te
schakelen.
266266 Instrumentendisplay en boordcomputer
Head-up-displayHead-up-display-inst-instellingellingen in de booren in de boordcomdcomputputerer
instinstellenellen
Boordcomputer:
4HUD
1Actueel geselecteerde instelling
2Digitale snelheidsmeter
3Verkeerstekenassistent
4Navigatieweergaven
De volgende instellingen van het head-up-display
zijn mogelijk:
RPositie
RHelderheid
RWeerg.-inhoud
#Een instEen instelling selectelling selectereren:en: Op de Touch-Control
links omhoog of omlaag vegen.
#Op de Touch-Control links drukken.
#Een wEen waaraarde instde instellen:ellen: Op de Touch-Control
links omhoog of omlaag vegen.
#Op de Touch-Control links drukken.
Head-up-displaHead-up-display via hey via het multimediasystt multimediasysteem in- eneem in- en
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#HUD selecteren.
Het head-up-display wordt ingeschakeld.
Instrumentendisplay en boordcomputer 267267
OvOvererziczicht en bedieninght en bediening
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het MBUX multi-t MBUX multi-
mediasystmediasysteemeem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kanworden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Afhankelijk van de uitrusting kunnen functie-
omvang en productomschrijving van uw MBUX
multimediasysteem afwijken van de beschrijving
en de afbeeldingen in de handleiding. Zo is bij-
voorbeeld de routebegeleiding met augmented
reality niet in alle uitvoeringsvarianten beschik-
baar.
OvOvererziczicht MBUX multimediasystht MBUX multimediasysteemeem
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
2Mediadisplay met touch-functionaliteit
3Bedieningspaneel met toetsen voor telefoon,
navigatie, radio/media, voertuigfuncties/
systeeminstellingen en favorieten/themawe-
relden
268268 MBUX multimediasysteem
4Touchpad
5Regelaar
Draaien: Volume instellen
Indrukken: Geluid in- of uitschakelen
6ÜMBUX multimediasysteem of mediadis-
play in- of uitschakelen
Verdere bedieningsmogelijkheden:
REen spraakdialoog met de LINGUATRONIC
voeren.
RMet de MBUX interieurassistent functies con-
tactloos bedienen.
%Meer informatie over de bediening en over
toepassingen, services en services vindt u in
de digitale handleiding.
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
MBUX multimediasysteem 269269
OvOvererziczicht homescrht homescreeneen
1Afhankelijk van de weergave de eerste drie
toepassingen of het homescreen oproepen
2Proelen oproepen
3Globaal zoeken oproepen
4SOS NOT READY (alleen indien het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem niet beschikbaar is)
5Mercedes me connect actief
6Positie van de auto doorgeven actief
7Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet, net-
werk, batterijstatus van de verbonden mobiele
telefoon, tijd
8Berichten-center oproepen
9Toepassing via symbool oproepen
AToepassing en actuele informatie
BSnelle toegang, bijvoorbeeld thuisadres invoe-
ren
CIndexpunten en geselecteerd weergavegebied
DKlimaatmenu oproepen
EADVIEZEN,THEMAWERELDEN en FAVORIE-
TEN oproepen
270270 MBUX multimediasysteem
%Wanneer Mercedes me connect 5actief is,
is de auto verbonden met Mercedes me con-
nect. Daarbij worden gegevens van de auto
overgedragen aan de backend. Het is afhanke-
lijk vanwelke services geactiveerd zijn welke
gegevens worden overgedragen. Meer details
vindt u in de Mercedes me connect gebruiks-
voorwaarden en de privacyverklaringen. De
functie is landafhankelijk.
Wanneer positie van de auto doorgeven 6
actief is, worden voor deze auto Mercedes me
connect dienstengeactiveerd, die toegang
nodig hebben tot de geopositie van de auto.
Het is afhankelijk van de betreende services
in welke gevallen de geopositie wordt doorge-
geven. Meer details vindt u in de Mercedes
me connect gebruiksvoorwaarden en de priva-
cyverklaringen. De functie is landafhankelijk.
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteem bedieneneem bedienen
Op de TOp de Toucouch-Contrh-Controlol
1©Homescreen oproepen
2Touch-Control
3GKort indrukken: Terug naar laatste weer-
gave
4ßTuimelschakelaar kort omlaagdrukken:
Favoriet weergeven
ßTuimelschakelaar lang omlaagdrukken:
Favorieten en themawerelden toevoegen
°Regelaar draaien: Het volume instellen
8Regelaar indrukken: Geluid uitschakelen
6Tuimelschakelaar omhoogdrukken: Tele-
foongesprek voeren of aannemen
~Tuimelschakelaar omlaagdrukken: Tele-
foongesprek weigeren of beëindigen
De navigatie in menu's geschiedt op de Touch-
Control 2met een-vinger-veegbewegingen.
#Menu-opMenu-optie selecttie selectereren:en: Vegen en indrukken.
#DigitDigitale kale kaaraart vt vererscschuivhuiven:en: In een willekeurige
richting vegen.
Op heOp het tt toucouchscrhscreeneen
#Menu-opties, symbolen of tekens door aantip-
pen selecteren.
#In menu's naIn menu's navigvigereren:en: Omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts vegen.
#TTekekeninveninvoer viaoer via handschandschrhri:i: Het teken met
een vinger op het touchscreen schrijven.
MBUX multimediasysteem 271271
#ScSchaal vhaal van de kan de kaaraart vt vergrotergroten of ven of vererkleinen:kleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#AlgAlgemeen menu opremeen menu oproepen:oepen: Het touchscreen
aanraken en vasthouden, tot het menu OPTIES
verschijnt.
%Meer informatie over de bediening vindt u in
de digitale handleiding.
Op de tOp de toucouchpadhpad
1GTerug naar laatste weergave
2~Besturingsmenu audio oproepen
Naar links of rechts vegen: De vorige of vol-
gende radiozender/muziektitel selecteren
3©Homescreen oproepen
4Touchpad
#Menu-opMenu-optie selecttie selectereren:en: Vegen en indrukken.
#HandscHandschrhriherkiherkenningenning ggebrebruikuiken:en: Een teken
op de touchpad schrijven.
#BerBericichthten-centen-center openen of sluiter openen of sluiten:en: Met twee
vingers omlaag of omhoog vegen.
#ScSchaal vhaal van de kan de kaaraart vt vergrotergroten of ven of vererkleinen:kleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
TToepassingoepassingen via ten via toeoetsen oprtsen oproepenoepen
1%Telefoon oproepen
2zNavigatie oproepen
3|Radio of media oproepen
272272 MBUX multimediasysteem
4yVoertuigfuncties oproepen
5ßKort indrukken: Favoriet oproepen
Lang indrukken: Favoriet of een themawereld
toevoegen of een nieuwe themawereld aan-
maken
#Als alternatief ©op het touchscreen aan-
tippen.
#De toepassing oproepen (/pagina 270).
FFunctie vunctie van de LINan de LINGUAGUATRTRONICONIC
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kanworden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
Met de LINGUATRONIC kunnen verschillende toe-
passingen van het MBUX multimediasysteem via
spraakinvoer worden bediend. De LINGUATRONIC
is circa een halve minuut na het inschakelen van
het contact ingeschakeld en is voor de bestuur-
ders- en passagiersstoel beschikbaar.
De volgende toepassingen van het multimediasys-
teem kunnen worden bediend:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RAdresboek
RRadio
RMedia
RTv
RVoertuigfuncties
MBUX multimediasysteem 273273
LINLINGUAGUATRTRONIC stONIC startartenen
#De tuimelschakelaar 1omhoogdrukken.
of
#"Hey Mercedes" zeggen.
OvOvererziczicht MBUX intht MBUX intererieurieurassistassistentent
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
laserstralen van de camera
Dit product maakt gebruik van een klasse 1
lasersysteem. Wanneer de behuizing geopend
of beschadigd is, kunnen laserstralen uw net-
vlies beschadigen.
#De behuizing niet openen.
#Onderhoudswerkzaamheden en repara-
ties altijd bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten uitvoeren.
Dit apparaat is een laserproduct van klasse 1
overeenkomstig 60825-1:2014 en DIN EN
60825-1:2014.
De camera bevindt zich in het bedieningspaneel
dakconsole.
Wanneer de auto met de MBUX interieurassistent
is uitgerust, kunnen geselecteerde functies van
het multimediasysteem contactloos worden
bediend. De interieurassistent kan onderscheid
maken tussen interacties tussen bestuurder en
passagier en herkent bepaalde handgebaren
(posen).
SystSysteemgreemgrenzen, displaenzen, displaymeldingymeldingen en aanen en aanwiwijzin-jzin-
ggen meen met bet betrtrekking toekking tot het hettopheenopheen hiervhiervanan
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe camera in het bedieningspaneel dakcon-
sole kan, afhankelijk van de bedrijfsomstandig-
heden, opwarmen. Daardoor kan de camera
vooral na langdurig gebruik en bij hoge buiten-
temperaturen worden uitgeschakeld.
De camera niet aanraken of afdekken, maar
wachtentot de camera is afgekoeld en weer
beschikbaar is.
RDe camera is afgedekt, vervuild, beslagen of
bekrast.
Wachtentot de camera afgekoeld is, alvorens
de cameralens te reinigen.
De cameralens met een droge of vochtige
katoenen doek van buitenaf reinigen. Geen
microvezeldoek gebruiken. De afdekking bij
het reinigen nieniettverwijderen.
274274 MBUX multimediasysteem
RDe herkenning kan bijvoorbeeld door reecte-
rende kleding, een ongunstige kledingkleur of
door accessoires nadelig worden beïnvloed.
RMogelijk beperkt de gedragen kleding (hoed,
doek, sjaal) het registratiegebied van de
camera.
Het zicht van de camera vrijhouden.
RDe camera is buiten werking.
Een Mercedes-Benz servicewerkplaats opzoe-
ken.
De MBUX intDe MBUX intererieurieurassistassistent onderstent ondersteunt de veunt de volgolgende intende intereracties:acties:
IntIntereractiegactiegebiedebied IntIntereractieactie BescBeschrihrijvingjving
Vóór het mediadisplay of boven
de touchpad Nadering van het bedieningselement De interieurassistent herkent wanneer een hand een bedieningselement
nadert.
Daarbij wordt de weergave op het mediadisplay afhankelijk van de actieve toe-
passing aangepast. Sommige functies maken onderscheid tussen de bedie-
ning door de bestuurder en passagier.
Er is geen bepaald handgebaar noodzakelijk.
Boven de middenconsole Gedenieerde poseMet een gedenieerde pose wordt een favoriet opgeroepen.
Onder de binnenspiegel Kort omhoog en omlaag bewegenDoor korte bewegingen omhoog en omlaag onder de binnenspiegel wordt het
leeslicht voor de bestuurder of passagier in- of uitgeschakeld.
Boven de passagiersstoel Uitstrekken van de hand op de passa-
giersstoel Door het uitstrekken van de hand op de passagiersstoel wordt het zoeklicht
ingeschakeld. Wanneer de hand uit dit gebied wordtweggenomen, wordt het
zoeklicht uitgeschakeld.
MBUX multimediasysteem 275275
Lees- en zoeklicLees- en zoeklicht in- of uitscht in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor heoor het leeslict leeslichtht::
-De functie is beschikbaar in het donker.
-De handbeweging vindt in het interactiege-
bied onder de binnenspiegel plaats.
RVVoor heoor het zoeklict zoeklichtht::
-De functie is beschikbaar in het donker.
-De handbeweging vindt in het interactiege-
bied boven de passagiersstoel plaats.
-De veiligheidsgordel van de passagiers-
stoel mag nieniettin het gordelslot gestoken
zijn.
LeeslicLeeslicht in- en uitscht in- en uitschakhakelenelen
#De hand onder de binnenspiegel kort op en
neer bewegen.
Het leeslicht wordtvoor de bestuurder of pas-
sagier in- of uitgeschakeld.
ZoeklicZoeklicht in- en uitscht in- en uitschakhakelenelen
#InscInschakhakelen:elen: Met de hand de passagiersstoel
vastpakken.
Het zoeklicht wordtvoor de bestuurder inge-
schakeld.
#UitscUitschakhakelen:elen: De hand van de passagiersstoel
terugtrekken.
Het zoeklicht wordtweer uitgeschakeld.
InfInforormatie ovmatie overer prproelen,oelen, tthemawhemawererelden, suggelden, sugges-es-
ties en favties en favororietietenen
Proelen opslaan voor uw voertuiginstellingen en
instellingen van het multimediasysteem. Wanneer
276276 MBUX multimediasysteem
de auto door meerdere bestuurders wordt
gebruikt, kan de bestuurder zijn proel selecteren,
zonder dat de opgeslagen proelinstellingen van
andere bestuurders worden gewijzigd.
%Informatie over proelen van Mercedes me
connect is te vinden in de digitale handlei-
ding.
Voertuiginstellingen zijn bijvoorbeeld instellingen
van stuurwiel, spiegels, klimaatregeling en sfeer-
verlichting. Voor instellingen van het multimedia-
systeem kunt u bijvoorbeeld radiozenders, laatste
bestemmingen en themawerelden, suggesties en
favorieten selecteren.
Voor steeds terugkerende rijsituaties, bijvoorbeeld
lange ritten op de autosnelweg, kunt u uw voor-
keursinstellingen in een themawereld in de auto
opslaan. U kunt bijvoorbeeld de weergave van de
digitale kaart, de favorieteradiozender en het
favorieterijprogramma in een themawereld
opslaan.
De auto kan de gebruiksgewoonten van de
bestuurder leren. Het biedt vervolgens suggesties
voor de meest waarschijnlijke navigatiebestem-
mingen, mediabronnen, radiozenders of contac-
ten. Voorwaarden daarvoor zijn de selectie van
een proel, uw toestemming voor gegevensregi-
stratie en voldoende verzamelde gegevens.
Favorieten bieden een snelle toegang totvaak
gebruikte toepassingen. Favorieten kunt u uit
categorieën selecteren of direct aan een toepas-
sing toevoegen.
PrProelen,oelen, tthemawhemawererelden en suggelden en suggesestiesties congu-congu-
rrererenen
Multimediasysteem:
4©5fProfielen
NieuwNieuw prproeloel aanmakaanmakenen
#WProfiel aanmaken selecteren.
#Een afbeeldingsguur selecteren.
#De naam invoeren en met abevestigen.
#Verder rselecteren.
#Actuele instellingen selecteren.
#Opslaan selecteren.
#Om een mobiele telefoon aan het gebruikers-
proel te koppelen, Bluetooth®activeren en
Telefoon verbinden selecteren.
#Gereed selecteren.
PrProelopoeloptiesties selectselectererenen
#Voor een proel Äselecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RProel bewerken, resetten of wissen
RThemawerelden of favorieten terugzetten
RAdviezen congureren
AAdviezendviezen congurcongurererenen
#Voor een proel Äselecteren.
#Instellingen Adviezen selecteren.
#Bestemmingsadviezen toestaan,Muziekad-
viezen toestaan en Contactadviezen toestaan
in- of uitschakelen.
#LeerLeerfunctie een dag lang uitscfunctie een dag lang uitschakhakelen:elen: Leren
24 uur deact. inschakelen.
Voor het actieve proel worden gedurende
24 uur geen nieuwe acties aangeleerd en geen
MBUX multimediasysteem 277277
data geregistreerd. De adviezen worden nog
welweergegeven.
Voorbeeld: Wanneer de optie is ingeschakeld
en er een route naar een nieuwe bestemming
is berekend, wordt bij de leerfunctie geen
rekening gehouden met deze bestemming.
NieuwNieuwe te themawhemawerereld aanmakeld aanmakenen
#©selecteren.
#THEMAWERELDEN selecteren.
#WThemawereld aanm. selecteren.
De instellingen die in de themawereld worden
opgeslagen, worden weergegeven.
#Verder rselecteren.
#Audio en Navigation (Navigatie) selecteren en
de actieve instellingen in de themawereld
opslaan.
#Verder rselecteren.
#Een beginbeeldscherm selecteren.
#Verder rselecteren.
#Een beeld selecteren.
#De naam in het invoerveld invoeren en met
abevestigen.
#Opslaan selecteren.
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
OvOvererziczicht menu Systht menu Systeeminsteeminstellingellingenen
In het menu Systeeminstellingen kunt u instellin-
genvan de volgende menu's en bedieningsele-
menten uitvoeren:
RDisplay
-Stijlen
-Dashboardverlichting
-Helderheid van het display
-Randverlichting
-Dag-/nachtdesign
RBedieningselementen
-Toetsenbordtaal en handschriherkenning
-Gevoeligheid van de touchpad
-Gevoeligheid van de Touch-Controls
RLINGUATRONIC
RGeluid
-Entertainment
-Navigatie en verkeersinformatie
-Telefoon
-Spraakversterking in het interieur naar
achteren
RVerbinding
-Wi, Bluetooth®, NFC
RTijd en datum
RTaal
REenheden voor afstand
RSoware-updates
RData-im-/export
RPinbeveiliging
RSystem Reset
InfInforormatie ovmatie over belangrier belangrijkjke syste systeemupdateemupdateses
Voor de integriteit van de gegevens van uw multi-
mediasysteem kunnen belangrijke systeemupda-
tes noodzakelijk zijn. Deze moetenworden geïn-
stalleerd, omdat anders de veiligheid van uw mul-
278278 MBUX multimediasysteem
timediasysteem niet meer kanworden gewaar-
borgd.
Een systeemactualisering bestaat uit drie stap-
pen:
RDownloaden of kopiëren van de voor de instal-
latie benodigde gegevens
RInstallatie van de gedownloade systeemupda-
tes
RActivering van de gedownloade systeemupda-
tes door het opnieuw startenvan het systeem
%Wanneer de automatische soware-update
actief is, worden de systeemupdates automa-
tisch gedownload.
Wanneer een systeemupdate beschikbaar is, gee
het multimediasysteem een overeenkomstige aan-
wijzing.
U hee de volgende opties:
RAccepteren en installeren
De systeemupdate wordt op de achtergrond
gedownload.
RInformatie
De informatie over de uit te voeren systeem-
update wordtweergegeven.
RLater
De systeemupdate kan op een later tijdstip
handmatig worden gedownload.
DiepgDiepgaande systaande systeemupdateemupdateses
Diepgaande systeemupdates zijn van invloed op
voertuig- of systeeminstellingen en zijn daarom
alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat en het
contact uitgeschakeld is.
Wanneer het downloaden van een diepgaande
systeemupdate beëindigd is en de gedownloade
systeemupdate kanworden geïnstalleerd, wordt u,
bijvoorbeeld na het uit- en inschakelen van het
contact, hierovergeïnformeerd.
%De auto op een veilige en geschikte plaats
parkerenvoordat u met de installatie begint.
Voorwaarden voor de installatie:
RHet contact is uitgeschakeld.
RDe aanwijzingen en waarschuwingen zijn gele-
zen en geaccepteerd.
RDe elektrische parkeerrem is bediend.
Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, wordt
de gedownloade systeemupdate geïnstalleerd. Tij-
dens de installatie van de gedownloade systeem-
update kan het multimediasysteem niet worden
bediend en zijn de voertuigfuncties beperkt.
Wanneer tijdens de installatie fouten optreden,
wordt automatisch geprobeerd om de vorige ver-
sie weer te herstellen. Wanneer het herstellen van
de vorige versie niet mogelijk is, verschijnt een
symbool op het mediadisplay. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan om het probleem te laten
verhelpen.
WWi-hoi-hotspottspot instinstellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor deoor de wi-vwi-verbindingerbinding vvan hean het multimediasyt multimediasys-s-
tteem meeem met et extxtererne hone hotspotspots:ts: Uw auto beschikt
niet over een vast ingebouwde communicatie-
module.
RHet te verbinden apparaat ondersteunt ten
minste een van de beschrevenverbindings-
soorten.
MBUX multimediasysteem 279279
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Wi-Fi & Bluetooth
WWii in en uitscin en uitschakhakelenelen
#Wi-Fi selecteren.
HeHet multimediasystt multimediasysteem viaeem via wiwi memet een et een extxterernene
hohotspotspot vt verbindenerbinden
Het type verbindingsopbouw moet op het multi-
mediasysteem en op het te verbinden apparaat
zijn geselecteerd.
%Het verbindingsverloop kan afhankelijk van
het apparaat afwijken. De aanwijzingen volgen
die op de displays worden weergegeven. Meer
informatie vindt u in de handleiding van de
fabrikant.
#Internetinstellingen selecteren.
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#Hotspot toevoegen selecteren.
VVia QRia QR-code v-code verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via QR-code verbinden selecteren.
#De weergegeven QR-code scannen met het
apparaat dat u wilt verbinden.
De wi-verbinding wordttot stand gebracht.
VVia bevia beveiligingssleuteiligingssleutel vel verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Verbinden via beveiligingssleutel selecteren.
#Op het te verbinden apparaat de beveiligings-
sleutel laten weergeven (zie de handleiding
van de fabrikant).
#Deze beveiligingssleutel bij het multimediasys-
teem invoeren.
#De invoer met ¡bevestigen.
VVia WPS PIN via WPS PIN verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via WPS PIN Invoer verbinden selecteren.
Het multimediasysteem genereert een pin-
code met acht tekens.
#Deze pincode bij het te verbinden apparaat
invoeren.
#De invoer bevestigen.
VVia een dria een druk op de tuk op de toeoets vts verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via WPS PBC verbinden selecteren.
#Bij het te verbinden apparaat in de optie "Via
WPS PBC verbinden" selecteren (zie de hand-
leiding van de fabrikant).
#De WPS-toets op het te verbinden apparaat
indrukken.
#Op het multimediasysteem Verder selecteren.
AAututomatiscomatische vhe verbinding activerbinding activererenen
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Permanente internetverbinding inschakelen.
MeMet bekt bekendend wi-newi-netwtwerkerk vverbindenerbinden
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
280280 MBUX multimediasysteem
#Een wi-netwerk selecteren.
De verbinding wordt opnieuw opgebouwd.
MultimediasystMultimediasysteemeem wi-howi-hotspottspot vvoor eoor extxterernene
apparapparatatenen congurcongurererenen
Het type verbindingsopbouw is afhankelijk van het
te verbinden apparaat. De functie moet door het
multimediasysteem en door het te verbinden
apparaat worden ondersteund. Het type verbin-
dingsopbouw moet op het multimediasysteem en
op het te verbinden apparaat zijn geselecteerd.
#Voertuig-hotspot selecteren.
#Apparaat met hotspot in de auto verbinden
selecteren.
VVia WPS PIN Generia WPS PIN Generatie vatie verbindenerbinden
#Via WPS PIN Generatie verbinden selecteren.
#De pincode die op het mediadisplay wordt
weergegeven, op het te verbinden apparaat
invoeren en bevestigen.
VVia WPS PIN Invia WPS PIN Invoer voer verbindenerbinden
#Via WPS PIN Invoer verbinden selecteren.
#De pincode die op het display van het externe
apparaat wordtweergegeven, in het multime-
diasysteem invoeren.
VVia een dria een druk op de tuk op de toeoets vts verbindenerbinden
#Via WPS PBC verbinden selecteren.
#De pushbutton van het te verbinden apparaat
indrukken (zie de handleiding van de fabri-
kant).
#Verder selecteren.
VVia bevia beveiligingssleuteiligingssleutel vel verbindenerbinden
#Apparaat met hotspot in de auto verbinden
selecteren.
Er wordt een beveiligingssleutel weergegeven.
#Op het te verbinden apparaat de auto selecte-
ren. Deze wordtweergegeven met de netwerk-
naam DIRECT-MBUX XXXXX.
#De beveiligingssleutel die op het mediadisplay
wordtweergegeven, op het te verbinden appa-
raat invoeren.
#De invoer bevestigen.
VVia NFC via NFC verbindenerbinden
#Verbinden via NFC selecteren.
#NFC op het mobiele apparaat activeren (zie de
handleiding van de fabrikant).
#Het te verbinden apparaat bij de NFC-inter-
face van de auto houden.
#Gereed selecteren.
Het mobiele apparaat is nu via NFC met de
Hotspot van het multimediasysteem verbon-
den.
NieuwNieuwe beve beveiligingssleuteiligingssleutel gel generenerererenen
#Voertuig-hotspot selecteren.
#Beveiligingssleutel aanmaken selecteren.
Voortaan wordt een verbinding met de nieuw
gegenereerde beveiligingssleutel opgebouwd.
#BevBeveiligingssleuteiligingssleutel opslaan:el opslaan: Opslaan selecte-
ren.
Wanneer een nieuwe beveiligingssleutel wordt
opgeslagen, worden alle bestaande wi-verbin-
dingen verbroken. Wanneer opnieuw wi-ver-
bindingen worden gemaakt, moet de nieuwe
beveiligingssleutel worden ingevoerd.
MBUX multimediasysteem 281281
SystSysteemteemtaalaal
AAananwiwijzingjzingen ven voor de systoor de systeemteemtaalaal
Met deze functie wordt de taal voor de menumel-
dingen en de gesproken rij-aanwijzingen vastge-
legd. De taalselectie is van invloed op de moge-
lijkheid voor het invoeren vantekens. Niet alle
talen worden ondersteund voor de gesproken rij-
aanwijzingen. Als een taal niet wordt ondersteund,
hoort u de gesproken rij-aanwijzingen in het
Engels.
SystSysteemteemtaal instaal instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5®Taal
#De taal instellen.
%Als u gebruikmaakt van Arabisch kaartmateri-
aal, kunt u de informatie in tekstvorm op de
navigatiekaart ook in Arabisch schri laten
weergeven. Hiertoe als taal  uit de talen-
lijst selecteren. De gesproken rij-aanwijzingen
worden dan eveneens in de Arabische taal
weergegeven.
MultimediasystMultimediasysteem teem tererugzeugzetttten (ren (reseeset-functie)t-functie)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het uitvallen van functies van het
multimediadisplay
Terwijl het multimediasysteem wordtterugge-
zet, zijn de functies hiervan, zoals de achter-
uitrijcamera, niet beschikbaar.
#Het terugzetten van het multimediasys-
teem alleen uitvoeren wanneer de auto
stilstaat.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Terugzetten
Persoonlijke gegevens worden gewist, bijvoor-
beeld:
RZendergeheugen
RVerbonden mobiele telefoons
RAuto's met telefonie achterin: Aansluiting
hoorn
RIndividueel gebruikersproel
%Het gastproel wordt bij het resetten op de
fabrieksinstellingen teruggezet.
%Auto's met telefonie achterin: De hoorn moet
in de houder liggen wanneer het systeem
wordtteruggezet.
Er verschijnt opnieuw een vraag of het terugzetten
werkelijk moet worden uitgevoerd.
#Ja selecteren.
Het multimediasysteem wordt in de aeve-
ringstoestand teruggezet. Als u een pincode
voor uw systeem hebt ingesteld, wordt deze
eveneens teruggezet.
InstInstellingellingen aandrien aandrijfjfsystsysteemeem
EnerEnergiesgiestrtroomdisplaoomdisplay opry oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5EQ
#Energiestroom selecteren.
De visualisering van de energiestroom in de
auto wordtweergegeven.
282282 MBUX multimediasysteem
Naast de energiestroom wordt ook de actuele
laadtoestand van de hoogspanningsaccu weerge-
geven.
FFuncties vuncties van hean het enert energiesgiestrtroomdisplayoomdisplay
1Laadtoestand van de hoogspanningsaccu
2Elektromotoren (aandrijfsysteem)
3Energiestroom
4Hoogspanningsaccu
In het energiestroomdisplay worden de actieve
componenten van het aandrijfsysteem licht afge-
beeld. De energiestroom tussen de afzonderlijke
componenten wordtgekleurd weergegeven.
Afhankelijk van de bedrijfstoestand hee de ener-
giestroom verschillende kleuren:
Rwitwit::Sterke acceleratie (boost-eect)
Rkkoperoper::Rijden met constante snelheid of gema-
tigde acceleratie
Rblauwblauw::Recuperatie (opladen van de hoog-
spanningsaccu) of uitrollen
NNaavigvigatieatie
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot nat navigvigatieatie
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red realityeality
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding, verkeerde weer-
gave of verkeerde interpretatie van de
weergave
Niet uitsluitend op het camerabeeld van de
Augmented-Reality-weergave vertrouwen.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Niet langdurig naar het camerabeeld kij-
ken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
NNaavigvigatie inscatie inschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Navigation (Navigatie)
#Alternatief: De toetszindrukken.
De kaart toont de actuele positie van de auto.
Het menu Navigatie wordtweergegeven.
Wanneer een routebegeleiding actief is, wordt
het menu Navigatie verborgen.
#WWeergeveergeven:en: Het touchscreen aantippen.
Het menu wordt automatisch uitgeschakeld.
MBUX multimediasysteem 283283
OvOvererziczicht naht navigvigatieatie
Digitale kaart met menu Navigatie (voorbeeld)
1Speciale bestemming of adres invoeren en
verdere bestemmingsinvoermogelijkheden
2Actieve routebegeleiding afbreken
3Gesproken rij-aanwijzingen herhalen en
gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
4Menu ONDERWEG met Routeoverzicht,Alter-
natieve routes en Verkeershinder melden
(Car-to-X)
Menu VERKEER met Verkeersberichten,
Gebiedsmeldingen en Live Traffic Abonne-
ment Info
Routelijst weergeven
Menu POSITIE met Positie opslaan,Kompas
en Qibla
5Snelle toegang voor Verkeer,Parkeren,Actie-
radius,Snelweginformatie en via Aanvullend
opties naar Weergave,Meldingen,Route
284284 MBUX multimediasysteem
BestBestemming invemming invoeroerenen
Multimediasysteem:
4©5Navigatie 5ªWaarheen?
1Het land waarin de auto zich bevindt
2Speciale bestemming of adres invoeren
3Lijst met verdere invoermogelijkheden
4Invoer wissen
5aIngevoerde gegevens bevestigen
6Omschakelen op handschriherkenning
7Spatie invoegen
8Naar spraakinvoer omschakelen
9Schrijaal instellen
ANaar cijfers, speciale tekens en symbolen
omschakelen
BNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
MBUX multimediasysteem 285285
#De bestemming in 2invoeren. Het invoeren
kan in willekeurige volgorde worden uitge-
voerd.
Ukunt bijvoorbeeld de volgende gegevens invoe-
ren:
RStad, straat, huisnummer
RStraat, stad
RPostcode
RNaam of categorievan de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Parkeren
RContactnaam
#Een zoekresultaat in de lijst 3selecteren.
#De route berekenen (/pagina 286).
%Meer informatie over bestemmingsinvoeren,
bijvoorbeeld driewoordenadressen, vindt u in
de digitale handleiding.
Land wiLand wijzigjzigenen
#De landcode in 1selecteren.
#De landcode invoeren.
#Het land in 3selecteren.
Online-zoekOnline-zoeken gen gebrebruikuikenen
%Voorwaarden: Het mediadisplay toont in de
statusregel een internetverbinding met het
symbool Q.
De bestemmingsinvoer maakt gebruik van online-
kaartdiensten. Wanneer het onboard-zoekengeen
passende bestemmingen vindt of wanneer van
land wordtgewisseld, is het online-zoeken
beschikbaar.
Als bestemming kunt u een adres, een speciale
bestemming of een driewoordenadres invoeren.
#De bestemming in de invoerregel2invoeren.
De zoekresultaten worden weergegeven.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het detailoverzicht van de route wordtweerge-
geven.
of
#De landcode 1selecteren.
#De aanbieder voor de online-dienst in de lan-
denlijst selecteren.
#De bestemming in de invoerregel2invoeren.
#De bestemming in de lijst selecteren.
RRoutoute mee met Electrt Electric Intic Intelligelligence berence berekekenen enenen en
instinstellingellingen ven voor de roor de routoutebegebegeleiding geleiding gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe bestemming is ingevoerd.
RDe bestemmingsinformatie wordtweergege-
ven.
RVVoor naoor navigvigatie meatie met Electrt Electric Intic Intelligelligence:ence:
-Mercedes me connect is beschikbaar.
-U beschikt over een gebruikersaccount op
Mercedes me connect en de auto is aan
het account gekoppeld.
-De dienst "Electric Intelligence Remote &
Navigatie services" is in de Mercedes me-
Portal beschikbaar en activeerbaar.
-Tot de omvang behoren de services "Navi-
gatie met Electric Intelligence" en "Weer-
gave van laadstations".
-De route-optie Electric Intelligence is inge-
schakeld.
286286 MBUX multimediasysteem
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
1¥Er is nog geen route.
¦Er is al een route.
#¥selecteren.
De route met Electric Intelligence wordt auto-
matisch en intelligent tot aan de bestemming
berekend. Deze wordt tijdens de routebegelei-
ding geactualiseerd. De route met Electric
Intelligence bevat de noodzakelijke laadstati-
ons als tussenbestemmingen. De laadstations
worden met inachtneming van de afstand en
de geschatte oplaadtijden bepaald.
De routebegeleiding begint.
of
#¦selecteren.
#Als tussenbest. instellen selecteren.
De bestemming wordt als volgende tussenbe-
stemming ingesteld.
of
#Nieuwe routebeg. starten selecteren.
Het bestemmingsadres wordt ingesteld als
nieuwe bestemming. De vorige bestemming
en de tussenbestemmingen worden gewist.
Indien noodzakelijk stelt het multimediasys-
teem laadstations als tussenbestemming in.
De routebegeleiding naar de nieuwe bestem-
ming wordtgestart.
RRoutoute-ope-optie Electrtie Electric Intic Intelligelligence inscence inschakhakelenelen
#In het menu Navigatie Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Route selecteren.
#Electric Intelligence inschakelen.
RRoutoute-inste-instellingellingen selecten selectererenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Route selecteren.
#Het routetype selecteren.
#Rekening houden met verkeersinformatie met
Dyn. routebegeleiding r.
#Route-opties met Te vermijden-opties selecte-
ren.
#Alternatief voorstellen inschakelen.
Voor elke route worden alternatieve routes
berekend.
#Woon-werk route activeren inschakelen.
Wanneer aan de voorwaarden is voldaan, her-
kent het multimediasysteem automatisch dat
de auto zich op een woon-werk route bevindt.
De routebegeleiding start zonder gesproken
aanwijzingen.
MBUX multimediasysteem 287287
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red reality activeality activererenen
#Tijdens de routebegeleiding het camerasym-
bool op het mediadisplay aantippen.
Het camerabeeld wordtór een afslagma-
noeuvre in plaats van de navigatiekaart weer-
gegeven en toont extra informatie.
#TTererug naar de naug naar de navigvigatiekatiekaartaart::opnieuw het
camerasymbool aantippen.
ExtrExtra infa inforormatie in hematie in het camert camerabeeld wabeeld weergeveergevenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Augmented Reality selecteren.
#Straatnamen en Huisnummers inschakelen.
Tijdens de routebegeleiding worden straatna-
men en huisnummers in het camerabeeld
weergegeven.
KKaaraartfuncties gtfuncties gebrebruikuikenen
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
ScSchaal insthaal instellenellen
#VVergrotergroten:en: Het mediadisplay met een vinger
tweemaal kort na elkaar aantippen.
#VVererkleinen:kleinen: Het mediadisplay met twee vingers
aantippen.
KKaaraart vt vererscschuivhuivenen
#Op het touchscreen een vinger in een wille-
keurige richting bewegen.
#KKaaraart op actuele positie vt op actuele positie van de autan de auto to tererugzeugzet-t-
tten:en: \aantippen.
KKaartaartororiëntiëntatie selectatie selectererenen
#In de kaart het kompassymbool Äherhaald
aantippen.
De weergave wisselt in de volgorde 3D,2D
Rijrichting naar 2D Noorden boven.
SnelwSnelweginfeginforormatie in- en uitscmatie in- en uitschakhakelenelen
#Zselecteren.
#Snelweginformatie in- of uitschakelen.
VVan dienstan diensten en seren en services gvices gebrebruikmakuikmakenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de gebruiksvoorwaarden voor
de service geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
RVoor de service Parkeren gelden de volgende
aanvullende voorwaarden:
-De service navigatieservices is in de
Mercedes me-Portal beschikbaar, geboekt
en geactiveerd.
-Tot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
288288 MBUX multimediasysteem
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
VVerkerkeereerssituatie messituatie met Livt LiveeTrTracac InfInforormation wmation weer-eer-
gevgevenen
#Zselecteren.
#Verkeer inschakelen.
#Aanvullend selecteren.
#Weergave selecteren.
#Kaartelementen selecteren.
#Verkeersincidenten,Vrije verkeersstroom en
Vertraging inschakelen.
Wanneer verkeersinformatie wordt ontvangen,
worden verkeersincidenten weergegeven, bij-
voorbeeld wegwerkzaamheden, afgesloten
wegen, gebiedsmeldingen (bijvoorbeeld mist)
en waarschuwingsmeldingen.
De verkeersvertraging wordtvoor de actuele
route weergegeven. Er wordtrekening gehou-
den met vertragingen vanaf de duur van een
minuut.
GevGevararenmeldingenmeldingen meen met Cart Car-t-to-Xo-X-Communication-Communication
wweergeveergevenen
Wanneer gevarenmeldingen beschikbaar zijn, kun-
nen deze als symbolen op de kaart worden weer-
gegeven. De weergave is afhankelijk van de instel-
lingen van de opties Verkeer en Verkeersinciden-
ten.
#De opties instellen.
Wanneer Verkeer uitgeschakeld en Verkeers-
incidenten ingeschakeld is, worden de symbo-
len op de verwachte route weergegeven.
WWeereersinfsinforormatie en andermatie en andere ke kaaraartinhoud wtinhoud weergeerge-e-
vvenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Weergave selecteren.
#Kaartelementen selecteren.
#Omhoog scrollen en de rubriek ONLINE
KAARTINHOUD weergeven.
#Een service inschakelen, bijvoorbeeld Weer.
Op de navigatiekaart wordt actuele weersin-
formatie weergegeven, bijvoorbeeld tempera-
tuur of bewolking.
SerService parkvice parkererenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto wanneer
de lokale informatie en parkeervoorwaar-
den niet in acht worden genomen
De gegevens zijn gebaseerd op de informatie
die door de betreende dienstenaanbieder is
verstrekt.
MBUX multimediasysteem 289289
Mercedes-Benz aanvaardt geen garantie voor
de juistheid van de verstrekte informatie met
betrekking tot de parkeergarage of de parkeer-
plek.
#Altijd de lokale informatie en omstandig-
heden in acht nemen.
%De service is niet in alle landen beschikbaar.
#Zselecteren en Parkeren inschakelen.
#In de kaart jaantikken.
#Een parkeermogelijkheid selecteren.
De kaart toont de parkeermogelijkheden in de
omgeving.
De volgende informatie wordtweergegeven
(indien beschikbaar):
RBestemming, afstand vanaf de actuele
positie van de auto en aankomsttijd
RInformatie over de parkeergarage/parkeer-
plek, bijvoorbeeld:
-Openingstijden
-Parkeertarieven
-Actuele bezetting
-Maximale parkeerduur
-Maximale inriMaximale inrijhoogtjhoogtee
De door de service parkerenweergege-
ven maximale inrijhoogte vervangt niet
het zelf in de gaten houden van de
daadwerkelijke omstandigheden.
RBeschikbare betalingsmogelijkheden
(Mercedes pay, muntgeld, bankbiljetten,
kaart)
RDetails over de parkeertarieven
RAantal vrije parkeerplekken
RSoort betaling (bijvoorbeeld bij de auto-
maat)
RServices resp. voorzieningen van de par-
keermogelijkheid
RTelefoonnummer
#De route berekenen (/pagina 286).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de dashcamt de dashcam
*AANWIJZINGAANWIJZING Wettelijke regelingen en
voorschrien voor de gegevensbescher-
ming in acht nemen
De bediening en het gebruik van de functies
van de dashcam zijn wettelijk gezien uw ver-
antwoordelijkheid.
De wettelijke regelingen voor de bediening en
het gebruik van de dashcam kunnen afhanke-
lijk van het land waarin de dashcam wordt
gebruikt verschillen.
De functie is niet in alle landen toegestaan.
#Voor het gebruik van de dashcam de
inhoud van de wettelijke regelingen, in
het bijzonder de voorschrien voor gege-
vensbescherming, in het land van
gebruik raadplegen.
#De wettelijke regelingen, in het bijzonder
de voorschrien voor gegevensbescher-
ming, in acht nemen.
290290 MBUX multimediasysteem
Usb-apparUsb-apparaat vaat voor een video-opname meoor een video-opname met det de
dashcam selectdashcam selectererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RTen minste een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden.
Multimediasysteem:
4©5Mercedes me & Apps
5Dashcam
#Het usb-apparaat selecteren.
%Wanneer usb-apparaten meerdere partities
bevatten, worden opgenomen videobestanden
niet altijd in de opnamelijst weergegeven.
Mercedes-Benz adviseert het gebruik van usb-
apparaten met één partitie.
VVideo-opname meideo-opname met de dashcam stt de dashcam startarten of sten of stop-op-
penpen
VVoorwoorwaaraardenden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden.
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Mercedes me & Apps
5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/pagina 291).
#De opnamemodus Enkele opname of Lusop-
name selecteren.
Als Enkele opname is geselecteerd en het
geheugen vol is, stopt de opname.
Wanneer Lusopname is geselecteerd, worden
meerdere korte videobestanden opgenomen.
Bij het bereiken van de geheugenlimiet wordt
het oudste videobestand gewist en wordt de
registratie automatisch voortgezet.
#SSttartarten:en: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordtweergegeven. De mel-
ding Opslagmedium niet verwijderen a.u.b.
verschijnt. Het videobestand wordt opgesla-
gen op het usb-apparaat.
#BeëindigBeëindigen:en: Registratie beëindigen selecte-
ren.
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
RVoor de opnamemodus Enkele opname: Het
geheugen is vol of er zijn nog maar een paar
minuten opnametijd beschikbaar. De video-
opname stopt of stopt binnenkort.
Een ander usb-apparaat kiezen of een video-
bestand wissen.
RWanneer een video-opname is gestart en een
grensovergang wordt herkend, verschijnt het
bericht Landgrens gepasseerd. Landspeci-
fieke voorschriften voor video-opnames in
acht nemen a.u.b.
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
MBUX multimediasysteem 291291
TTelefelefoonoon
TTelefelefoneronerenen
AAananwiwijzingjzingen ven voor heoor het tt telefelefoneronerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
chaueur af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder de mobiele communica-
tieapparaten alleen bedienen wanneer
de auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen gebruiken op daarvoor
geschikte plaatsen, bijvoorbeeld ach-
terin .
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
292292 MBUX multimediasysteem
De verdere aanwijzingen met betrekking tot het
correct opbergenvan mobiele communicatieap-
paratuur in acht nemen:
RBeladen van de auto (/pagina 116)
BluetBluetoothooth®®vverbinding:erbinding:
De menuweergave en de beschikbare functies in
het telefoonmenu zijn ten dele afhankelijk van het
Bluetooth®proel van de verbonden mobiele tele-
foon. De volledige dienstenomvang is alleen
beschikbaar als de mobiele telefoon de beide vol-
gende Bluetooth®proelen ondersteunt:
RPBAP (Phone Book Access Prole)
-De contacten van de mobiele telefoon wor-
den automatisch via het multimediasys-
teem weergegeven.
RMAP (Message Access Prole)
-De berichtenfuncties van de mobiele tele-
foon kunnen via het multimediasysteem
worden gebruikt.
De Bluetooth®audiofunctionaliteit kan onafhanke-
lijk hiervan met een willekeurige mobiele telefoon
worden gebruikt.
Zie voor meer informatie over de functie-omvang
van de te verbinden mobiele apparatuur de hand-
leiding van de fabrikant.
NNeetwtwererkvkverbinding:erbinding:
In de volgende kunnen gesprekken tijdens het rij-
den worden onderbroken:
RU wisselt naar een zend-/ontvangststation
waarin geen gesprekskanaal vrij is.
RDe gebruikte simkaart is niet compatibel met
het beschikbare netwerk.
REen mobiele telefoon met Twin Card is met 2
simkaartentegelijkertijd in het netwerk aange-
meld.
Het multimediasysteem ondersteunt voor een
betere spraakkwaliteit gesprekken in HD Voice®.
Daarvoor moeten de mobiele telefoons en de
mobiele-telefoonaanbieder van de gesprekspart-
ner HD Voice®ondersteunen.
De spraakkwaliteit kan wijzigen afhankelijk van de
kwaliteit van de verbinding.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of onder: https://
www.mercedes-benz.com/connect
MBUX multimediasysteem 293293
OvOvererziczicht tht telefelefoonmenuoonmenu
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
4Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
5Opties
6Apparatenmanager
7Berichten
8Cijferblok
9Contact zoeken
OvOvererziczicht tht telefelefoonfunctiesoonfuncties
Afhankelijk van de uitrusting zijn de volgende tele-
foonfuncties beschikbaar:
REen mobiele telefoon is via Bluetooth®met het
multimediasysteem verbonden.
294294 MBUX multimediasysteem
RTwee mobiele telefoons zijn via Bluetooth®
met het multimediasysteem verbonden
(tweede telefoonfunctie).
-Met de mobiele telefoon op de voorgrond
kunnen alle functies van het multimedia-
systeem worden gebruikt.
-Met de mobiele telefoon op de achter-
grond kunnen binnenkomende gesprekken
worden aangenomen en berichten worden
ontvangen.
De mobiele telefoons op de voor- en ach-
tergrond kunt u onderling wisselen.
Mobiele tMobiele telefelefoon aanmeldenoon aanmelden
VVoorwoorwaaraardenden
RBluetooth®op de mobiele telefoon is inge-
schakeld (zie de handleiding van de fabrikant).
RBluetooth®op multimediasysteem is ingescha-
keld.
Multimediasysteem:
4©5Telefoon
Mobiele tMobiele telefelefoon zoekoon zoekenen
#íselecteren.
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
Mobiele tMobiele telefelefoon aanmeldenoon aanmelden
De autorisatie vindt plaats via Secure Simple Pai-
ring.
#Een mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Wanneer de beide codes overeenkomen, de
code op de mobiele telefoon bevestigen.
FFuncties in heuncties in het menu Tt menu Telefelefonieonie
In het menu Telefonie zijn onder andere de vol-
gende functies beschikbaar:
RGesprek voeren, bijvoorbeeld:
-ROproep aannemen
-kGesprek beëindigen
-iConferentie opzetten
-Wisselgesprek aannemen of weigeren
RContacten beheren, bijvoorbeeld:
-Contacten van de mobiele telefoon down-
loaden
-Naamformaat van de contacten wijzigen
-Contact als favoriet opslaan
RBerichten ontvangen en verzenden, bijvoor-
beeld:
-Voorleesfunctie gebruiken
-Nieuw bericht dicteren
MerMercedes me appscedes me apps
MerMercedes me oprcedes me oproepenoepen
GesprGesprekkekken via heen via het bedieningspaneel dakconsolet bedieningspaneel dakconsole
vvoeroerenen
%Mercedes me gesprekken zijn niet in elk land
mogelijk. Bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats informeren of deze functies in uw land
beschikbaar zijn.
MBUX multimediasysteem 295295
1me-toets voor service- of informatieoproep
2Afdekking van de SOS-toets
3SOS-toets (noodoproepsysteem)
MerMercedes me oprcedes me oproep activoep activererenen
#De me-toets 1indrukken.
NNoodoproodoproep activoep activererenen
#De afdekking van de SOS-toets 2kort
indrukken om deze te openen.
#De SOS-toets 3ten minste één seconde lang
indrukken.
Wanneer een Mercedes me oproep actief is, kan
toch een noodoproep worden geactiveerd. Deze
hee voorrang boven alle andere actieve oproe-
pen.
InfInforormatie ovmatie over een Merer een Mercedes me gcedes me gespresprekek
Er hee een oproep via de me-toets naar de
Mercedes-Benz klantenservice via het bedienings-
paneel dakconsole of het multimediasysteem
plaatsgevonden (/pagina 295).
Het spraakdialoogsysteem brengt u bij de gewen-
ste service:
ROngeval- en pechmanagement
RMercedes-Benz klantenservice voor algemene
informatie rondom de auto
U ontvangt onder andere over de volgende onder-
werpen informatie:
RActivering van Mercedes me connect
RBediening van de auto
RDichtstbijzijnde Mercedes-Benz servicewerk-
plaats
RAndere producten en services van Mercedes-
Benz
Tijdens de verbinding met de Mercedes-Benz
klantenservice worden gegevens overgebracht
(/pagina 298).
MerMercedes-Benz klantcedes-Benz klantenserenservice via multimediasyvice via multimediasys-s-
tteem belleneem bellen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een toegang tot een mobiele-telefoonnet
beschikbaar.
RIn de betreende regio is een mobiele-tele-
foonnetwerkdekking van de provider beschik-
baar.
RVoor het automatisch verzenden vanvoertuig-
gegevens moet de auto ingeschakeld zijn.
296296 MBUX multimediasysteem
Multimediasysteem:
4©5Telefoon 5g
#Mercedes me connect bellen.
Met uw toestemming verzendt het multimedia-
systeem de benodigde voertuiggegevens. De
gegevensoverdrachtwordtweergegeven op
het mediadisplay.
Vervolgens kunt u een service selecteren en
wordt u verbonden met een contactpersoon van
de Mercedes-Benz klantenservice.
MerMercedes-Benz klantcedes-Benz klantenserenservice bellen na autvice bellen na automa-oma-
tisctische ongevhe ongeval- of pecal- of pechherkhherkenningenning
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto hee een ongevals- of pechsituatie
herkend.
RDe auto staat stil.
RHet noodknipperlicht is ingeschakeld.
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
De auto kan onder beperkte voorwaarden onge-
vals- of pechsituaties herkennen.
Bij herkende ongevallen of pech toont de nood-
hulp veiligheidsaanwijzingen op het display van
het multimediasysteem.
Na het verlaten van de weergave van de noodhulp
in het multimediasysteem verschijnt de vraag, of u
ondersteuning wilt van de Mercedes-Benz klan-
tenservice.
#Bellen selecteren.
RDe voertuiggegevens worden na uw toe-
stemming, of wanneer de dienst "Ongeval-
en Pechmanagement" in Mercedes me
connect is geactiveerd, automatisch over-
gedragen (/pagina 300).
RDe Mercedes-Benz klantenservice neemt
uw oproep aan en organiseert de pech- en
ongevalshulp.
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
%Afhankelijk van de ernst van het ongeval kan
de noodoproep automatisch plaatsvinden.
Deze hee voorrang boven alle andere actieve
oproepen.
%Als aanvulling kan bij een actieve Mercedes
me connect dienst "Telediagnose" bij een
pechgeval op een later tijdstip een soortge-
lijke vraag verschijnen. Wanneer u al in con-
tact staat met de Mercedes-Benz klantenser-
vice, of wanneer u al hulp hebt gekregen, kan
deze vraag worden genegeerd of worden
geweigerd.
%Wanneer u de vraag voor ondersteuning door
de Mercedes-Benz klantenservice beant-
woordt met Later,verdwijnt de melding en
verschijnt deze op een later tijdstip opnieuw.
De vraag die wordtgeactiveerd door de
Mercedes me connect dienst "Telediagnose",
kanworden bevestigd of worden geweigerd.
Na de weigering wordt deze niet meer weer-
gegeven.
OnderOnderhoudsthoudsterermimijn via Merjn via Mercedes me oprcedes me oproepoep
afafsprsprekekenen
Als de dienst onderhoudsmanagement geacti-
veerd is, worden automatisch de relevante voer-
tuiggegevens verzonden aan de Mercedes-Benz
klantenservice. Daardoor verkrijgt u individuele
aanbevelingen voor het onderhoud van de auto.
MBUX multimediasysteem 297297
Ongeacht of u hebt ingestemd met het onder-
houdsmanagement, herinnert het multimediasys-
teem u na een bepaalde periode aan een noodza-
kelijke onderhoudsbeurt. Er verschijnt een vraag
of u een afspraak wilt maken.
#OnderOnderhoudsthoudsterermimijn afjn afsprsprekeken:en: Bellen selecte-
ren.
De voertuiggegevens worden na uw toestem-
ming verzonden en de Mercedes-Benz klan-
tenservice maakt een onderhoudsafspraak
met u. De informatie wordt aan de door u
gewenste servicewerkplaats doorgegeven.
Deze neemt contact met u op om de afspraak
te bevestigen en eventueel verdere noodzake-
lijke details te bepreken.
%Wanneer u na het verschijnen van de onder-
houdsmelding Later selecteert, verdwijnt de
melding en verschijnt deze op een later tijd-
stip opnieuw.
TToestoestemming vemming voor goor gegevegevensovensovererdrdracacht bijht bij
MerMercedes me oprcedes me oproep gevoep gevenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een actieve Mercedes me oproep via het
multimediasysteem of de me-toets in het
bedieningspaneel dakconsole tot stand
gebracht (/pagina 295).
%De vraag ter bevestiging van de gegevensover-
dracht verschijnt niet in alle landen.
Als de services ongeval-/ pechmanagement en
onderhoudsmanagement niet geactiveerd zijn op
Mercedes me, verschijnt de melding Wilt u voor
een betere afhandeling van uw aanvraag gege-
vens en positie van de auto naar de Mercedes-
Benz Klantenservice versturen?.
#Ja selecteren.
Relevante identicatiegegevens worden auto-
matisch doorgegeven.
Meer informatie over Mercedes me: https://
www.mercedes.me
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens tiens tijdens een Merjdens een Mercedes mecedes me
oproproepoep
Wanneer u via Mercedes me een service-oproep
activeert, worden er gegevens verzonden. Daar-
mee worden een doelgericht advies en een soe-
pele service mogelijk gemaakt.
Voor de gegevensoverdracht moet aan de vol-
gende voorwaarden voldaan zijn:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe noodzakelijke gegevensoverdrachtstechno-
logie wordt ondersteund door de provider
mobiel netwerk.
REen voldoende kwaliteit van de mobiele ver-
binding is gewaarborgd.
De meertraps overdracht is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RReden voor activering van de oproep
RAanwezige overdrachtstechnologie op het
mobiele netwerk
RGeactiveerde Mercedes me connect services
RGeselecteerde service in het spraakdialoog-
systeem
298298 MBUX multimediasysteem
%Een vraag over het gevenvantoestemming
voor de gegevensoverdracht vindt alleen
plaats, wanneer de overeenkomstige
Mercedes me connect dienst niet is geacti-
veerd.
GegevGegevensovensovererdrdracacht biht bij niej niet gt geactiveactiveereerdede
MerMercedes me connect sercedes me connect servicesvices
De volgende gegevens worden verzonden wan-
neer er geen Mercedes me connect services zijn
geactiveerd en de gegevensbeveiligingsvraag is
bevestigd:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RBevestiging vangegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto inge-
bouwde communicatieplatform
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep voor het afspreken van
een onderhoudstermijn via de onderhoudsherin-
nering hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep na een automatische
ongeval- of pechherkenning via het multimedia-
systeem hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
RMomentele locatie van de auto
Wanneer via het spraakdialoogsysteem de selec-
tie ongeval- en pechmanagement is geselecteerd
en geen dienst is geactiveerd, maar wel de gege-
vensbeveiligingsvraag is bevestigd, kunnen de vol-
gende gegevens door de Mercedes-Benz klanten-
service van de auto worden opgevraagd:
RMomentele locatie van de auto
Wanneer de gegevensbeveiligingsvraag is gewei-
gerd,worden de volgende gegevens verzonden,
om doelgericht advies en een vlotte service moge-
lijk te maken:
RReden voor activering van de oproep
RWeigering van de gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto inge-
bouwde communicatieplatform
GegevGegevensovensovererdrdracacht biht bij gj geactiveactiveereerde Merde Mercedescedes
me connect serme connect servicesvices
Pas bij de tweede stap worden, alleen bij de
betreende geactiveerde services, verdere voor
de gebeurtenis specieke gegevens overgedragen,
om een optimale service mogelijk te maken.
Een overzicht van de overgedragen gegevens is te
vinden in de betreende gebruiksvoorwaarden
voor Mercedes me connect services. Deze zijn
beschikbaar in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
MBUX multimediasysteem 299299
GegevGegevensvensverwerwererkingking
De in het kader van de oproep overgedragen
gegevens worden na afsluiting van de oproep
gewist uit de overdragende systemen, voor zover
ze niet worden gebruikt voor andere geactiveerde
Mercedes me connect services.
De gegevens over de gebeurtenis worden bij de
Mercedes-Benz klantenservice verwerkt, opgesla-
gen en, indien noodzakelijk voor de verwerking
van de gebeurtenis, door gestuurd aan de service-
partner die van de Mercedes-Benz klantenservice
de opdracht hee gekregen assistentie te verle-
nen. De privacyverklaringen op de Mercedes me
internetpagina onder https://www.mercedes.me
of in de opgenomen boodschap direct nadat de
verbinding met de Mercedes-Benz klantenservice
tot stand is gekomen in acht nemen.
%De opgenomen boodschap is niet in elk land
beschikbaar.
MerMercedes me connectcedes me connect
InfInforormatie ovmatie over Merer Mercedes me connectcedes me connect
%Mercedes me connect of afzonderlijke
Mercedes me connect services zijn niet in elk
land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats informeren of deze functies in
uw land beschikbaar zijn.
Mercedes me connect bestaat uit een veelvoud
aan services.
Via het multimediasysteem en het bedieningspa-
neel dakconsole kunt u bijvoorbeeld de volgende
services gebruiken:
ROngeval- en pechmanagement (me-toets of de
van de situatie afhankelijke melding in het mul-
timediasysteem)
RMercedes-Benz noodoproepsysteem (automa-
tische noodoproep en SOS-toets)
Het Mercedes me connect Ongeval- en pechma-
nagement en de Mercedes-Benz alarmcentrale
zijn 24 uur per dag voor u beschikbaar.
De me-toets en de SOS-toets kunt u vinden in het
bedieningspaneel dakconsole van de auto
(/pagina 295).
De Mercedes-Benz klantenservice kan ook via het
multimediasysteem worden gebeld
(/pagina 296).
Houd er alstublie rekening mee, dat Mercedes
me connect een service van Mercedes-Benz is. In
noodgevallen eerst het bekende landelijke alarm-
nummer bellen. In gevalvan nood kunt u ook het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
(/pagina 305) gebruiken.
De gebruiksvoorwaarden voor Mercedes me con-
nect en andere services in acht nemen. Deze zijn
beschikbaar in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
Meer informatie over Mercedes me connect, de
aangeboden service-omvang en de bediening:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/connectme/de_DE/#emotions/
Startseite.html
InfInforormatie ovmatie over heer het Mert Mercedes me connect ongcedes me connect onge-e-
vval- en pecal- en pechmanaghmanagementement
Het ongeval- en pechmanagement kan onder
andere de volgende functies omvatten:
RAanvulling op het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem (/pagina 305)
Indien nodig stuurt de contactpersoon van de
Mercedes-Benz alarmcentrale de oproep door
300300 MBUX multimediasysteem
aan het Mercedes me connect ongeval- en
pechmanagement. Het doorsturen van de
oproep is echter niet in alle landen mogelijk.
RPechhulp door een technisch specialist ter
plaatse en/of slepen van de auto naar de
dichtstbijzijnde Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
RAanvulling op noodhulp na automatische onge-
val- of pechherkenning (/pagina 297)
Bij pech of een ongeval worden aanvullende
voertuiggegevens verzonden, die een optimale
ondersteuning mogelijk maken van de
Mercedes-Benz klantenservice en van de ser-
vicewerkplaats of de pechhulp die de opdracht
krijgt assistentie te verlenen.
RAanvulling op de dienst Mercedes me connect
Telediagnose
De aanbieder van de service registreert met
de functie Telediagnose bepaalde meldingen
over slijtage of uitvallen, voor zover deze een-
duidig kunnen worden geïnterpreteerd en
beschikbaar zijn door de bewaking vanvoor
diagnose geschikte onderdelen.
Wanneer uw auto een pechgeval of een drei-
gend pechgeval herkent, kunt u via het multi-
mediasysteem worden gevraagd contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice
voor verdere assistentie. Dit verzoek in het
multimediasysteem verschijnt alleen wanneer
de auto stilstaat.
%Deze services zijn onderhevig aan technische
beperkingen zoals de dekking en de kwaliteit
van mobiele telefoonnetwerken en de mate
waarin de verwerkende systemen de gege-
vens kunnen interpreteren. Onder omstandig-
heden kunnen de aanwijzingen in het multi-
mediasysteem daardoor vertraagd of geheel
niet worden weergegeven.
Meer informatie over Mercedes me connect servi-
ces vindt u in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens biens bij de Merj de Mercedes me connectcedes me connect
oproproepdienstoepdienstenen
De bij de Mercedes me connect oproep ver-
stuurde gegevens zijn afhankelijk van:
Rde reden voor activering van de oproep
Rde in het spraakdialoogsysteem geselecteerde
service
Ren de geactiveerde Mercedes me connect
diensten
Welke gegevens bij de diensten worden verzon-
den, kunt u in de actueel geldige Mercedes me
connect gebruiksvoorwaarden en de privacyver-
klaringen van Mercedes me connect vinden. Deze
vindt u in uw Mercedes me gebruikersaccount.
OvOvererziczicht Merht Mercedes me & Apps menucedes me & Apps menu
Wanneer u met een gebruikersaccount in de
Mercedes me-Portal bent aangemeld, kunt u over
dienstverleningen en aanbiedingen van Mercedes-
Benz beschikken.
Voor meer informatie hieroverkunt u zich tot een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats wenden of de
MBUX multimediasysteem 301301
Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com bezoeken
%Houd de Mercedes me apps altijd up-to-date.
Ukunt het menu via Mercedes me & Apps in het
multimediasysteem oproepen.
In het menu Mercedes me & Apps kunnen de vol-
gende opties beschikbaar zijn:
RDe auto aan het gebruikersaccount Mercedes
me koppelen
RDe koppeling tussen het gebruikersaccount
Mercedes me en de auto wissen
RServices van Mercedes me oproepen
RApps zoals In-Car Oce of een webbrowser
afhankelijk van beschikbaarheid oproepen
OvOvererziczicht In-Carht In-Car OceOce
Met In-Car Oce kunt u uw online-services met
het multimediasysteem verbinden.
Voorwaarde voor In-Car Oce
RUw mobiele telefoon is verbonden met het
multimediasysteem (/pagina 295).
RU hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal.
RIn de Mercedes me-Portal is de dienst In-Car
Oce geactiveerd.
RU beschikt over een gebruikersaccount bij een
online-dienst, bijvoorbeeld bij Oce 365 of
Gmail, en hebt dit gebruikersaccount met In-
Car Oce verbonden.
Functies van In-Car Oce
RWeergave van ophanden zijnde afspraken in
de agenda
-Voorlezen van agenda-items
-Bellen van opgeslagen telefoonnummers
-Navigeren naar afspraken met navigeer-
bare bestemmingen
-Wissen van een agenda-item
RWeergave en selectie van de uit te voeren
taken en telefoongesprekken
-Voorlezen
-Bellen van opgeslagen telefoonnummers
-Wissen
RGesprekken noteren
-Binnenkomende gesprekken weigeren en
als taak in het menu Taken & Gesprekken
opslaan
RRecord in Taken & Gesprekken als afgehan-
deld markerenO
RE-mails beheren
-E-mails tonen en lezen
-E-mails schrijven en versturen
%Ukunt de functie In-Car Oce via het menu
Mercedes me & Apps starten. In acht nemen
dat bepaalde functies alleen beschikbaar zijn
wanneer de auto stilstaat.
OvOvererziczicht wht webbrowebbrowserser
De webbrowser wordt via het menu Mercedes
me & Apps gestart.
302302 MBUX multimediasysteem
1URL-invoerveld
2Favorieten
3Website achteruit
4Website vooruit
5Actualiseren/afbreken
6Opties
%Tijdens het rijden kunnen geen websites wor-
den weergegeven.
OvOvererziczicht Smarht Smartphone-inttphone-integregratieatie
Met Smartphone-integratie kunt u bepaalde func-
ties van uw mobiele telefoon via het display van
het multimediasysteem gebruiken.
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via Smart-
phone-integratie met het multimediasysteem ver-
bonden zijn. Ook in de tweede telefoonfunctie kan
bij het gebruik van Smartphone-integratie slechts
één andere mobiele telefoon via Bluetooth®met
het multimediasysteem verbonden zijn.
De volledige functionaliteit van Smartphone-inte-
gratie is alleen mogelijk met een internetverbin-
ding. Voor het gebruik van Smartphone-integratie
moet op de mobiele telefoon de betreende appli-
catie zijn gedownload. De mobiele telefoon moet
ingeschakeld zijn en met een geschikte kabel via
een met het symbool çgekenmerkte usb-aan-
MBUX multimediasysteem 303303
sluiting op het multimediasysteem zijn aangeslo-
ten.
Applicaties voor Smartphone-integratie
RApple CarPlay®
RAndroid Auto
%De eerste activering van Smartphone-integra-
tie via het multimediasysteem moet om veilig-
heidsredenen worden uitgevoerd wanneer de
auto stilstaat en de parkeerrem is bediend.
Ukunt Apple CarPlay®of Android Auto via de
apparatenmanager starten.
%Mercedes-Benz adviseert, de verbinding via
een aansluitkabel alleen los te maken wan-
neer de auto stilstaat.
OvOvererziczicht vht van de ovan de overgergebrebracachthte ve voeroertuiggtuiggegevegevensens
Bij het gebruik van Smartphone-integratie worden
gedenieerde voertuiggegevens naar de mobiele
telefoon verstuurd. Hierdoor is optimaal gebruik
vangeselecteerde services van de mobiele tele-
foon mogelijk. Er vindt geen actieve toegang tot
voertuiggegevens plaats.
De volgende systeeminformatie wordtverstuurd:
RSowareversie van het multimediasysteem
RSystem ID (geanonimiseerd)
De overdrachtvan deze gegevens dient ertoe, de
communicatie tussen auto en mobiele telefoon te
optimaliseren.
Hiertoe, en voor het toekennen van meerdere
auto's op de mobiele telefoon, wordt een voer-
tuigcode voor de auto op willekeurige manier
gegenereerd.
Deze hangt samen met het voertuigidenticatie-
nummer (VIN) en wordtgewist bij het resetten van
het multimediasysteem (/pagina 282).
De volgende rijtoestandsgegevens worden ver-
stuurd:
RIngeschakelde transmissiestand
ROnderscheid tussen parkeren, stilstaan, rollen
en rijden
RDag-/nachtmodus van het instrumentendis-
play
RType aandrijving
De overdrachtvan deze gegevens dient ertoe, de
weergave van deze inhoud aan te passen aan de
rijsituatie.
De volgende positiegegevens worden verstuurd:
RCoördinaten
RSnelheid
RKompasrichting
RVersnellingsrichting
Deze gegevens worden door de mobiele telefoon
gebruikt voor het verbeterenvan de nauwkeurig-
heid van de navigatie (wanneer bijvoorbeeld in
een tunnel wordtgereden).
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
InfInforormatie ovmatie over heer het Mert Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep-oep-
systsysteemeem
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem werkt
alleen in gebieden waar mobiele dekking van de
provider beschikbaar is. Onvoldoende netwerk-
dekking van de provider kan ertoe leiden, dat
geen noodoproep wordtverzonden.
304304 MBUX multimediasysteem
Voor een automatische noodoproep moet de auto
ingeschakeld zijn.
%Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is af
fabriek geactiveerd. Het gebruik van het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem is gratis.
OvOvererziczicht Merht Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriverenvan de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Het ondersteunt de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
De noodoproep kan automatisch (/pagina 305)
of handmatig (/pagina 306) worden geacti-
veerd. Een noodoproep alleen activeren voor het
redden van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij
pech of iets dergelijks activeren.
Informatie over de regionale beschikbaarheid van
het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is ver-
krijgbaar op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/extra/ecall/
Melding op heMelding op het display:t display:
De volgende meldingen verschijnen op het dis-
play:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig . Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer het Mercedes-Benz noodoproepsys-
teem een storing vertoont (bijvoorbeeld
defecte luidspreker, microfoon, airbag, SOS-
toets), verschijnt er een overeenkomstige mel-
ding op het display van het combi-instrument.
AAututomatiscomatische Merhe Mercedes‑Benz noodoprcedes‑Benz noodoproep activoep active-e-
rrenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
Het Mercedes‑Benz noodoproepsysteem verzendt
automatisch een noodoproep in de volgende
gevallen:
Rna de activering van de veiligheidssystemen
zoals airbag of gordelspanner na een ongeval
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de
Mercedes‑Benz alarmcentrale opgebouwd.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de Mercedes‑Benz alarmcentrale gestuurd.
De Mercedes‑Benz alarmcentrale kan de
gegevens overeenkomstig de positie van de
auto naar een van de openbare alarmcentrales
sturen.
MBUX multimediasysteem 305305
ROnder bepaalde voorwaarden worden aanvul-
lende gegevens via het spraakkanaal aan de
Mercedes‑Benz alarmcentrale doorgegeven.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen worden getroen voor het redden,
bergen of wegslepen door een Mercedes‑Benz
servicewerkplaats.
De SOS-toets in het bedieningspaneel dakconsole
knippert tot de noodoproep afgesloten is.
Een automatische noodoproep kan niet direct
worden beëindigd.
Wanneer het Mercedes‑Benz noodoproepsysteem
geen noodoproep kan opbouwen met de
Mercedes‑Benz alarmcentrale, wordt de noodop-
roep automatisch doorgestuurd naar de openbare
alarmcentrale.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kanworden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112112 op de mobiele telefoon
invoeren.
Wanneer een noodoproep wordtgeactiveerd:
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de serviceprovider in de alarmcentrale is
opgebouwd.
RDe serviceprovider bepaalt aan de hand van
de opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
RWanneer geen inzittende antwoordt, wordt
direct een ambulance naar de auto gestuurd.
HandmatigHandmatige Mere Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep activoep active-e-
rrenen
#VVia de SOS-tia de SOS-toeoets in hets in het bedieningspaneel dak-t bedieningspaneel dak-
console:console: De SOS-toets ten minste een
seconde lang indrukken (/pagina 295).
#VVia de spria de spraakbediening:aakbediening: De gesproken
opdrachten van de LINGUATRONIC gebruiken.
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de
Mercedes-Benz alarmcentrale tot stand
gebracht.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de Mercedes-Benz alarmcentrale gestuurd.
De Mercedes-Benz alarmcentrale kan de
gegevens overeenkomstig de positie van de
auto naar een van de algemene alarmcentra-
les sturen.
ROnder bepaalde voorwaarden worden aanvul-
lende gegevens via het spraakkanaal aan de
Mercedes-Benz alarmcentrale doorgegeven.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen worden getroen voor het redden,
bergen of wegslepen door een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de serviceprovider in de alarmcentrale is
opgebouwd.
RDe serviceprovider bepaalt aan de hand van
de opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
Wanneer het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
geen noodoproep met de Mercedes-Benz alarm-
centrale kan opbouwen, wordt de noodoproep
306306 MBUX multimediasysteem
automatisch doorgestuurd naar de openbare
alarmcentrale.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kanworden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het mediadis-
play.
#Het alarmnummer 112112 op de mobiele telefoon
invoeren.
PPer onger ongeluk geluk geactiveactiveereerde handmatigde handmatige Mere Mercedes-cedes-
Benz noodoprBenz noodoproep beëindigoep beëindigenen
#In heIn het multifunctioneel st multifunctioneel stuurtuurwiel:wiel: ~selec-
teren.
GegevGegevensovensovererdrdracacht Merht Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep-oep-
systsysteemeem
Bij een automatische of een handmatige noodop-
roep worden onder andere de volgende gegevens
doorgegeven:
RDe GPS-positiegegevens van de auto
RDe GPS-positiegegevens van de rijroute
(enkele 100 m ór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RHet soort aandrijving van de auto
RHet herkende aantal personen in de auto
RMercedes me connect beschikbaar of niet
RHandmatig of automatisch geactiveerde nood-
oproep
RHet tijdstip van het ongeval
RSpraakinstelling bij het multimediasysteem
Voor meer informatie over het verloop van het
ongeval kunnen tot een uur na het activerenvan
de noodoproep de volgende maatregelen worden
genomen:
RDe actuele positie van de auto kanworden
opgeroepen.
REen spraakverbinding met de inzittenden kan
worden opgebouwd.
%Voor Rusland: Tot twee uur na een verstuurde
noodoproep kunnen verschillende functies,
bijvoorbeeld het ontvangen vanverkeersinfor-
matie, niet worden gebruikt.
InfInforormatie ovmatie over heer het Mert Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep-oep-
systsysteemeem
Het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) is niet
beschikbaar in de Verenigde Arabische Emiraten.
Voor noodgevallen is het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem beschikbaar.
%Informatie over de regionale beschikbaarheid
van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
kunt u vinden onder: https://www.mercedes-
benz-mobile.com/extra/ecall/
De noodoproep kan automatisch of handmatig
worden geactiveerd (zie de handleiding). Een
noodoproep alleen activeren voor het redden van
uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech of
iets dergelijks activeren.
Voor een automatische noodoproep moet het
contact ingeschakeld zijn.
%Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is af
fabriek geactiveerd.
Bij een automatische of handmatige noodoproep
met het Mercedes-Benz noodoproepsysteem wor-
den gegevens verzonden (zie handleiding).
MBUX multimediasysteem 307307
TTesestmodus ERAtmodus ERA-GL-GLONONASS stASS startarten/sten/stoppenoppen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat ten minste een minuut stil.
%De testmodus is op dit moment in bijvoor-
beeld de volgende landen beschikbaar:
RRusland
RWit-Rusland
RKazachstan
RArmenië
RKirgizië
#TTesestmodus sttmodus startarten:en: De toets~in het mul-
tifunctioneel stuurwiel ten minste vijf secon-
den lang indrukken.
De testmodus wordtgestart en eindigt auto-
matisch na het doorlopen van de taaltest.
#TTesestmodus handmatig sttmodus handmatig stoppen:oppen: De auto uit-
schakelen.
De testmodus wordt onderbroken.
308308 MBUX multimediasysteem
RRadio, media & tvadio, media & tv
OvOvererziczicht symbolen en functies in heht symbolen en functies in het menu Mediat menu Media
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
6PlaySelecteren om de weergave te starten of voort te zetten.
8Pauze Selecteren om de weergave te pauzeren.
:Titel herhalen Selecteren om de actuele titel of de actieve playlist te herhalen.
REenmaal selecteren: De actieve playlist wordt herhaald.
RTweemaal selecteren: De actuele titel wordt herhaald.
RDriemaal selecteren: De functie wordtgedeactiveerd.
9Randomweergave Selecteren om de titels in willekeurige volgorde af te spelen.
û/üVooruit- of terugspringen Selecteren om naar de volgende of vorige titel te springen.
ßOptiesSelecteren om extra opties weer te geven.
5Categorieën Selecteren om beschikbare categorieën (bijvoorbeeld weergavelijsten, albums, arties-
ten, enzovoort) te laten weergeven of te doorzoeken.
ªZoeken Selecteren om het actieve menu te doorzoeken. Er kan bijvoorbeeld naar artiesten,
genres of stemmingen worden gezocht.
MBUX multimediasysteem 309309
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
ZInstellingen Selecteren om instellingen uit te voeren.
©Home Selecteren om terugte gaan naar het homescreen.
jBerichten Selecteren om berichten op te roepen.
2Volledig schermSelecteren om naar de modus volledig beeld te wisselen.
In het menu Media zijn de volgende functies en
instellingen beschikbaar:
RExterne gegevensdrager met het multimedia-
systeem verbinden (bijvoorbeeld via usb of
Bluetooth®)
RWeergave van audio- of videobestanden
ROnline-muziek streamen
RTv-uitzendingen in het tv-menu bekijken
310310 MBUX multimediasysteem
ExtrExtra functies in hea functies in het tvt tv-menu-menu
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
ZInstellingen Selecteren om instellingen in het tv-menu uit te voeren. De volgende functies kunnen
worden in- en uitgeschakeld of gecongureerd:
RZender vastzetten
RLandspecieke tekenset
RAudiotaal
ROndertiteling
RTeletekst
RBeeldformaat
ÕEPG Selecteren om actuele programma-informatie van de zender te laten weergeven.
4Zenderlijst Selecteren om een lijst met de beschikbare zenders met het actuele programma te
laten weergeven.
BluetBluetoothooth®®audioapparaudioapparatuur vatuur voor de mediawoor de mediaweer-eer-
gavgave aute autororiseriserenen
VVoorwoorwaaraardenden
ROp het multimediasysteem en op de audioap-
paratuur is Bluetooth®ingeschakeld.
RDe audioapparatuur ondersteunt de Blue-
tooth®audioproelen A2DP en AVRCP.
RDe audioapparatuur is voor andere apparatuur
"zichtbaar".
Multimediasysteem:
4©5Media 5Bluetooth 5ª
Via Bluetooth®Audio kunt u de muziekbestanden
van een externegegevensdrager, bijvoorbeeld uw
MBUX multimediasysteem 311311
smartphone, via het MBUX multimediasysteem
laten weergeven.
#De externegegevensdrager bij het MBUX mul-
timediasysteem autoriseren, om audiobestan-
den via het multimediasysteem af te spelen.
NieuwNieuwe Bluete Bluetoothooth®®-audioappar-audioapparatuur autatuur autororiseriserenen
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
#Audioapparatuur selecteren.
De autorisatie wordtgestart. Op het multime-
diasysteem en op de mobiele telefoon ver-
schijnt een code.
#Wanneer de codes identiek zijn, dit op de
audioapparatuur bevestigen.
#Alleen als Bluetooth Audio-apparaat selecte-
ren.
De Bluetooth®-audioapparatuur wordt met het
multimediasysteem verbonden.
Al gAl geauteautororiseeriseerde Bluetde Bluetoothooth®®-audioappar-audioapparatuuratuur
vverbindenerbinden
#Bluetooth®audioapparatuur uit de lijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd.
TTvv-zender in HD-kw-zender in HD-kwalitaliteit ontveit ontvangangenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de CI+-
compatibele CA-module (Conditional
Access-module) en de Smart Card door
aanhoudend hoge temperatuur
De voor CI+ geschikte CA-module is bedoeld
voor thuisgebruik. De voor CI+ geschikte CA-
module kan bij aanhoudend hoge buitentem-
peraturen oververhit en beschadigd raken.
#Erop letten dat de voor CI+ geschikte
CA-module niet lang aan aanhoudend
hoge temperaturen wordt blootgesteld.
Wanneer de voor CI+ geschikte CA-
module beschadigd is, kunnen geen
gecodeerde zenders meer worden ont-
vangen.
%De CI+-module is niet in alle landen verkrijg-
baar.
Voor het decoderen van HD-programma's volgens
de Cl+-standaard dient een CI+-module (Com-
mon-Interface-module), die niet tot de leverings-
omvang behoort.
In enkele landen is tevens een Smart Card nood-
zakelijk, die in de CI+-module wordtgestoken (zie
handleiding van de fabrikant).
De CI+-module wordt in de CI+-box in het dash-
boardkastje aangebracht.
#SmarSmart Cart Card in de CI+-module aanbrd in de CI+-module aanbrengengen:en:
Indien nodig (landafhankelijk), de Smart Card
in de schacht van de CI+-module aanbrengen.
%De CI+-box is ontwikkeld voor een bedrijfs-
temperatuur tussen 0 °C en 65 °C. Bij een te
hoge of te lage bedrijfstemperatuur verschijnt
een melding in het multimediasysteem en
wordt de CI+-module automatisch uitgescha-
keld. Wanneer de CI+-module uitgeschakeld
is, kunnen geen gecodeerde zenders meer
worden ontvangen.
312312 MBUX multimediasysteem
OvOvererziczicht vht van de symbolen en functies in hean de symbolen en functies in het menu Rt menu Radioadio
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
©Home Selecteren om terugte gaan naar het homescreen.
jBerichten Selecteren om berichten op te roepen.
û/üVooruit- of terugspringen Selecteren om naar de volgende of vorige zender te springen.
ZInstellingen Selecteren om nog meer opties op te roepen. Er kunnen bijvoorbeeld instellingen van
de volgende extra functies worden uitgevoerd:
RNavigatie- en verkeersinformatie
RFrequentie vast functie
RExtra radiotekst
RNoodwaarschuwingen
De instelmogelijkheden zijn afhankelijk van het betreende land.
2Volledig schermSelecteren om naar de DAB Slideshow te wisselen.
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
8Geluidsuitschakelfunctie Selecteren om het geluid uit te schakelen.
fZender opslaan Selecteren om een zender in het zendergeheugen op te slaan.
MBUX multimediasysteem 313313
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
4Zenderlijst Selecteren om de zenderlijst te laten weergeven.
ªZoeken Selecteren om het actieve menu te doorzoeken. Er kan bijvoorbeeld naar artiesten,
genres of stemmingen worden gezocht.
ExtrExtra functies va functies van de Tan de TuneIn runeIn radioadio
%Bij het gebruik van de TuneIn radio kunnen
grote hoeveelheden data worden overge-
bracht.
SymboolSymbool OmscOmschrihrijvingFjving Functieunctie
ZInstellingen In het menu TuneIn radio zijn de volgende extra
instellingen beschikbaar:
RStream selecteren
RTuneIn Account aan- of afmelden
ßFavorieten Tijdens de weergave selecteren, om de actueel
ingestelde zender als favoriet op te slaan.
314314 MBUX multimediasysteem
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
6/8Afspelen/pauze Selecteren om de weergave te starten, stoppen of
voort te zetten.
5Browsen Selecteren om een categorie en vervolgens een
radiozender te selecteren.
Afhankelijk van de geselecteerde frequentieband
kunt u oververschillende functies beschikken.
Selecteer de gewenste frequentieband in de kop-
regelvan het radiomenu.
TTuneIn runeIn radio opradio oproepenoepen
VVoorwoorwaaraardenden
REen Mercedes me-account is beschikbaar.
RDe auto is gekoppeld aan het Mercedes me-
account.
RDe dienst TuneIn radio kan in de Mercedes
me-Portalworden geactiveerd.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%Nieuw datavolume kantegen betaling via de
Mercedes me-Portal dirdirect biect bij een proj een providervider
vvan een mobiel nean een mobiel netwtwerkerk worden aangescha.
%De functies en services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4©5Radio
#TuneIn Radio selecteren.
Het TuneIn menu verschijnt. U hoort de laatst
ingestelde zender.
%De verbindingskwaliteit is afhankelijk van de
plaatselijke ontvangst van het mobiele-tele-
foonnet.
KlankinstKlankinstellingellingenen
OvOvererziczicht functies in soundmenuht functies in soundmenu
De beschikbare instelmogelijkheden en functies
zijn afhankelijk van het gemonteerde sound sys-
tem. Welk sound system in uw auto is ingebouwd,
vindt u in de digitale handleiding.
SSttandarandard sound systd sound system en Aem en Advdvanced sound syanced sound sys-s-
ttemem
De volgende functies zijn beschikbaar:
REqualizer
MBUX multimediasysteem 315315
-Hoge, midden en bassen
RBalans en fader
RVolume
-Automatische aanpassing
BurBurmestmesterer®®surrsurround sound systound sound system en Burem en Burmes-mes-
tterer®®High-End 3D-surrHigh-End 3D-surround sound systound sound systemem
De volgende functies zijn beschikbaar:
REqualizer
-Hoge, midden en bassen
RBalans en fader
RGeluidsfocus
RVIP-stoel ( alleen Burmester®High-End 3D-
surround sound system)
RGeluidsproelen
RVolume
-Automatische aanpassing
316316 MBUX multimediasysteem
WWeergaveergave ondere onderhoudsinthoudsinterverval ASSYSal ASSYST PLT PLUSUS
WWererking vking van de wan de weergaveergave ondere onderhoudsinthoudsintervervalal
ASSYSASSYST PLT PLUSUS
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS informeert u op het instrumentendisplay
over de volgende reguliere onderhoudstermijn.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van
de auto wordt de resterende tijd of de resterende
afstand tot de onderhoudstermijn weergegeven.
Met de terugtoets Gin het stuurwiel kunt u de
onderhoudsindicator verbergen.
Informatie met betrekking tot het onderhoud van
uw auto is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
OnderOnderhoudsthoudsterermimijn wjn weergeveergevenen
Boordcomputer:
4Service 5ASSYST PLUS
De volgende onderhoudstermijn wordtweergege-
ven.
#WWeergaveergave ve vererlatlaten:en: De terugtoets Gin het
stuurwiel indrukken.
Ook de volgende uitgebreide informatie lezen:
RDe boordcomputer bedienen (/pagina 264).
InfInforormatie ovmatie over heer het rt regegelmatig uitvelmatig uitvoeroeren ven vanan
onderonderhoudswhoudswererkzaamhedenkzaamheden
*AANWIJZINGAANWIJZING Voortijdige slijtage door niet
aanhouden van de onderhoudstermijn
Niet tijdig of onvolledig uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen leiden totver-
hoogde slijtage en schade aan de auto.
#De voorgeschreven onderhoudsinterval-
len aanhouden.
#De voorgeschreven onderhoudswerk-
zaamheden laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Onherstelbare schade aan
de hoogspanningsaccu door niet-uitge-
voerde onderhoudswerkzaamheden
De hoogspanningsaccu is onderhevig aan slij-
tage. Niet tijdig uitgevoerde onderhoudswerk-
zaamheden kunnen leiden tot onherstelbare
schade aan de hoogspanningsaccu.
#De waarschuwingsmeldingenover de
hoogspanningsaccu altijd in acht nemen
en meteen naar een gekwaliceerde
werkplaats gaan.
#De benodigde onderhoudswerkzaamhe-
den aan de hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten uitvoe-
ren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot bit bijzonderjzondere onder-e onder-
houdsmaatrhoudsmaatregegelenelen
Het voorgeschreven onderhoudsinterval is afge-
stemd op normale bedrijfsomstandigheden van de
auto. Bij zwaardere bedrijfsomstandigheden of
zwaardere belasting van de auto laat u de onder-
houdswerkzaamheden vaker dan voorgeschreven
Onderhoud en verzorging 317317
uitvoeren. Dat is bijvoorbeeld het geval bij veelvul-
dig gebruik in bergachtig gebied of op slechtere
straten.
Bij deze of vergelijkbare bedrijfsomstandigheden
bijvoorbeeld het interieurlter vaker laten vervan-
gen. Bij hogere belastingen de banden vaker con-
troleren. Meer informatie is verkrijgbaar in een
gekwaliceerde werkplaats.
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS is slechts een hulpmiddel. De bestuurder
van de auto is zelf verantwoordelijk voor het even-
tueel vaker dan voorgeschreven uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden wanneer de bedrijfs-
omstandigheden en/of belastingen daartoe aan-
leiding geven.
SSttandtiandtijd mejd met accukt accukabels losgabels losgemaaktemaakt
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS berekent de onderhoudstermijn alleen wan-
neer de accukabels aangesloten zijn.
#Vóór het losmaken van de accukabels de
onderhoudstermijn op het instrumentendisplay
laten weergeven en noteren (/pagina 317).
MotMotorrorruimteuimte
MotMotorkorkap openen en sluitap openen en sluitenen
&GEVGEVAARAAR Levensgeaar bij het uitvoeren van
onderhoudswerken tijdens het laadproces
Tijdens het laadproces staat het hogevollt-
boordnet onder hoge elektrische spanning.
#Tijdens het laadproces geen onder-
houdswerken uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ontgrendelde motorkap tijdens het
rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht
belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens
het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motor-
kapvergrendeld is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij het openen en sluiten van de
motorkap
De motorkap kan plotseling in de eindstand
vallen.
Voor personen die zich in het draaibereik van
de motorkap bevinden bestaat gevaar voor let-
sel!
#Als een persoon zich in het zwenkbereik
bevindt, de motorkap niet openen of slui-
ten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte
auto of een brand in de motorruimte opent,
kunnen zich de volgende situaties voordoen:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
318318 Onderhoud en verzorging
#Bij een oververhitting of brand in de
motorruimte de motorkap gesloten hou-
den en de brandweer waarschuwen.
#De oververhitte auto eerst laten afkoe-
len, als de motorkap moet worden
geopend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld het aandrijf-
systeem en de radiateur.
#Het aandrijfsysteem laten afkoelen en
alleen de hierna beschreven onderdelen
aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
MotMotorkorkap openenap openen
#Om de motorkap te ontgrendelen aan de
handgreep 1trekken.
Onderhoud en verzorging 319319
#De handgreep 1van het motorkapslot
omhoogdrukken en de motorkap tot het auto-
matisch openen met de hand optillen.
MotMotorkorkap sluitap sluitenen
#De motorkap omlaagbrengen en vanaf een
hoogte van circa 20 cm laten vallen.
#Wanneer de motorkap nog iets kanworden
opgetild, de motorkap opnieuw openen en met
iets meer snelheid laten dichtvallen, tot hij
correct vergrendelt.
KKoelvoelvloeistloeistofnivofniveau contreau controlerolerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld het aandrijf-
systeem en de radiateur.
#Het aandrijfsysteem laten afkoelen en
alleen de hierna beschreven onderdelen
aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor verbran-
ding door hete koelvloeistof
Als u bij een bedrijfswarm aandrijfsysteem de
sluitdop opent, kunt u zich verbranden..
#Het Fahrzeug laten afkoelen voor de
sluitdop wordtgeopend.
#Bij het openen beschermhandschoenen
en een beschermbril dragen.
#Om de druk af te laten, het sluitdeksel
langzaam openen.
#De auto op een horizontaal vlak parkeren.
320320 Onderhoud en verzorging
#De koelvloeistoemperatuurmeter op het
instrumentendisplay controleren.
De koelvloeistoemperatuur moet lager dan
40 °C zijn.
#De afsluitdop 1langzaam linksom draaien en
de overdruk laten ontsnappen.
#De afsluitdop 1verder linksom draaien en
verwijderen.
#Wanneer het koelvloeistofniveau onder de
markeringsrand 2staat, contact opnemen
met een gekwaliceerde werkplaats, bijvoor-
beeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
De koelvloeistof alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren of bijvullen.
RRuituitensprensproeieroeierinstinstallatie biallatie bijvullenjvullen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld het aandrijf-
systeem en de radiateur.
#Het aandrijfsysteem laten afkoelen en
alleen de hierna beschreven onderdelen
aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar.
#Vuur, open licht, roken en vonkvorming
vermijden bij het werken met het ruiten-
sproeiervloeistofconcentraat.
#De afsluitdop 1aan de lip lostrekken.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
%Meer informatie overruitreinigingsmiddelen
(/pagina 371)
Onderhoud en verzorging 321321
LLucucht-wht-wataterkerkanaal vrianaal vrijhoudenjhouden
#Het gebied tussen de motorkap en de voorruit
vrijhouden van afzettingen, bijvoorbeeld ijs,
sneeuw of bladeren.
RReiniging en veiniging en vererzorzorgingging
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het autt auto wo wassenassen
in een win een wassasstrtraataat
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen in de volgende of vergelijkbare situ-
aties uitschakelen:
#Bij het wegslepen.
#In de wasstraat.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
322322 Onderhoud en verzorging
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand iis ingeschakeld.
-Wanneer u de auto tijdens het wassen wilt
verlaten, erop letten dat de sleutel zich in
de auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand jautomatisch ingeschakeld.
%Door na het auto wassen de waxvan de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het gt gebrebruik vuik vanan
een hogeen hogedredrukrukreinigeinigerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van een hogedrukreiniger met
rondstraalsproeier
De waterstraal kan niet zichtbare schade ver-
oorzaken.
Beschadigde onderdelen kunnen onverwachts
uitvallen.
#Geen hogedrukreiniger met rondstraals-
proeiers gebruiken.
#Beschadigde banden of onderdelen van
het onderstel direct laten vervangen.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een hoge-
drukreiniger:
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
REen minimale afstand van 30 cm tot de auto
aanhouden.
RAAututo's meo's met decorft decorfolie:olie: Onderdelen van de auto
zijn bedekt met een decorfolie. Een minimale
afstand van 70 cm tussen de met folie
bedekte delen van de auto en de sproeier-
mond van de hogedrukreiniger aanhouden. De
sproeier van de hogedrukreiniger tijdens de
reiniging bewegen. De watertemperatuur van
de hogedrukreiniger mag niet hoger zijn dan
60 °C.
RDe opgavenover de correcte afstand in de
handleiding van de fabrikant van de hogedruk-
reiniger in acht nemen.
RDe sproeier van de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op gevoelige onderdelen richten,
zoals banden, kieren, elektrische onderdelen,
accu's, lichtbronnen en ventilatieroosters.
AAututo meo met de hand wt de hand wassenassen
De wettelijke bepalingen in acht nemen, in som-
mige landen is het met de hand wassen bijvoor-
beeld alleen toegestaan bij speciale wasplaatsen.
#Een mild schoonmaakmiddel, bijvoorbeeld
autoshampoo, gebruiken.
#De auto met lauw water en een zachte auto-
spons wassen. De auto daarbij niet aan direct
invallend zonlicht blootstellen.
#De auto voorzichtig met water afspoelen en
met een zeem afdrogen.
%De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van onderdelen van de auto in acht
nemen (/pagina 325).
Onderhoud en verzorging 323323
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
lak en mattlak en matte lake lak
Om beschadigingen van de lak en beïnvloeding
van de rijassistentiesystemen te vermijden, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
LakLak
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
RBoomhars, olie, brandstof en vet: met een in
wasbenzine of aanstekervloeistof gedrenkte
doek door licht wrijvenverwijderen.
RKoelvloeistof en remvloeistof: Met een voch-
tige doek en schoon waterverwijderen.
RTeerspatten: Teerverwijderingsmiddel gebrui-
ken.
RWax: Siliconenverwijderaar gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen vanfolie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
MattMatte lake lak
RAlleen voor Mercedes-Benz goedgekeurde ver-
zorgingsmiddelen gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen vanfolie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RDe auto en de lichtmetalen velgen niet
poetsen.
RUitsluitend wasstratengebruiken die voldoen
aan de huidige stand van de techniek.
RIn wasstratengeen wasprogramma's met een
aansluitende behandeling met hete wax
gebruiken.
RGeen cleaners, schuur-/polijstproducten of
glansconserveringsmiddelen, bijvoorbeeld
wax, gebruiken.
Bij lakschade:
RLakwerkzaamheden uitsluitend laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
RDe werking van de radarsensoren controleren
(/pagina 199).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het rt reinigeinigen ven vanan
decorfdecorfolieolie
De aanwijzingen met betrekking tot de verzorging
van matte lak in het hoofdstuk "Aanwijzingen met
betrekking tot de verzorging van lak en matte lak"
(/pagina 324) in acht nemen. Deze aanwijzin-
gengelden ook voor matte decorfolie.
Om schade te vermijden de aanwijzingen met
betrekking tot de reiniging van decorfolie in acht
nemen.
RReinigingeiniging
RVoor het reinigen veel water en een mild reini-
gingsmiddel zonder toevoegingen of schu-
rende stoen gebruiken, bijvoorbeeld een voor
Mercedes-Benz goedgekeurde autoshampoo.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Om te voorkomen dat de decorfolie onherstel-
baar beschadigd raakt, sterk wrijvenvermij-
den.
324324 Onderhoud en verzorging
RBij vervuiling in het oppervlak of een doe
decorfolie: Het voor Mercedes-Benz geadvi-
seerde en vrijgegevenreinigingsmiddel Paint
Cleaner gebruiken.
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
ROm watervlekken te vermijden, een auto die
vanfolie is voorzien na het wassen altijd met
een zachte, goed absorberende doek drogen.
ScSchade aan de decorfhade aan de decorfolie volie verermimijdenjden
RDe levensduur en de kleurechtheid van decor-
folie kan door de volgende zaken worden beïn-
vloed:
-Zonlicht
-Temperatuur, bijvoorbeeld door de aanja-
ger
-Weersomstandigheden
-Steenslag en vervuiling
-Chemische reinigingsmiddelen
-Vethoudende stoen
RGeen poetsmiddelen op matte decorfolie
gebruiken. Poetsen leidt ertoe dat het opper-
vlak gaat glanzen.
RMatte decorfolie of structuurfolie niet met wax
behandelen. Hierdoor kunnen vlekken ont-
staan die niet kunnen worden verwijderd.
Krassen, agressieve aanslag, vlekken door invloe-
den van buitenaf en beschadigingen die ontstaan
zijn door niet deskundige verzorging kunnen niet
altijd worden hersteld. In dit geval contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Informatie over speciale verzorgings- en reini-
gingsmiddelen is verkrijgbaar bij de fabrikant.
Bij met folie bedekte oppervlakken kunnen na het
verwijderen van decorfolie optische verschillen
optreden met de oppervlakken die niet door
decorfolie beschermd waren.
%Werkzaamheden of reparaties aan decorfolie
bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het reinigen
van de voorruit
Als de ruitenwissers zich tijdens het reinigen
van de voorruit of van de ruitenwisserbladen in
beweging zetten, kunt u bekneld raken.
#Alvorens de voorruit of de ruitenwisser-
bladen te reinigen, altijd de ruitenwissers
en het aandrijfsysteem uitschakelen.
Om schade aan de auto te vermijden, de aanwij-
zingen met betrekking totreiniging en verzorging
van de volgende onderdelen van de auto in acht
nemen:
WWielen en vielen en velgelgenen
RWater en een zuurvrijevelgenreiniger gebrui-
ken.
RVoor het verwijderen vanremstof geen zuur-
houdende velgenreiniger gebruiken. Anders
kunnen eventueel de wielbouten en onderde-
len van de remmen worden beschadigd.
Onderhoud en verzorging 325325
RTervermijding van corrosievorming op de rem-
schijven en remblokken na het reinigen enkele
minuten rijden en de auto dan pas parkeren.
De remschijven en remblokken worden warm
en drogen.
RRamenamen
RDe ruiten aan de binnen- en buitenzijde met
een vochtige doek en een door Mercedes-
Benz geadviseerd reinigingsmiddel reinigen.
RVoor het reinigen van de binnenzijde geen
droge doeken, schuurmiddelen of oplosmidde-
len bevattende reinigingsmiddelen gebruiken.
%Na het vervangen van de ruitenwisserbladen
of de behandeling van de auto met wax de
voorruit grondig met voor Mercedes-Benz
geadviseerde reinigingsmiddelen reinigen. Het
niet in acht nemen van de gebruiksvoorschrif-
tenkantot schade, smeersporen of verblin-
dende gedeeltes leiden.
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/pagina 199).
RRuituitenenwisserbladenwisserbladen
RDe ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand (/pagina 143).
RBij weggeklapte ruitenwisserarmen de ruiten-
wisserbladen met een vochtige doek reinigen.
%In acht nemen dat de ruitenwisserbladen van
een coating zijn voorzien. De coating kanres-
ten achterlaten op een doek. De ruitenwisser-
bladen niet overmatig en niet te vaak reinigen.
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
RDe ruiten met een natte spons en een mild rei-
nigingsmiddel, bijvoorbeeld autoshampoo, rei-
nigen.
RAlleen voor kunststof glas geschikte reini-
gingsmiddelen of doeken gebruiken.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos (hoogspanningsaccu)doos (hoogspanningsaccu)
RDe voertuigstekkerdoos met schoon water en
een zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger en geen schoonmaak-
middelen, bijvoorbeeld zeep, gebruiken.
SensorSensorenen
RDe sensoren in de voor- en achterbumper met
een zachte doek en autoshampoo reinigen
(/pagina 199).
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger een
minimumafstand van 30 cm aanhouden.
AcAchthtereruitriuitrijcamerjcamera en 360°-cameraa en 360°-camera
RDe camera-afdekking met het multimediasys-
teem openen (/pagina 242).
RDe cameralens met schoon water en een
zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger gebruiken.
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
RDe verzorgingstips in de handleiding van de
fabrikant van de aanhangwagenvoorziening in
acht nemen.
RDe kogelhals niet met een hogedrukreiniger of
oplosmiddel reinigen.
RRoestaanslag op de kogel bijvoorbeeld met
een staalborstel verwijderen.
RVuil met een pluisvrije doek verwijderen.
326326 Onderhoud en verzorging
RNa reiniging van de kogelkop deze dun met
olie of met vet insmeren.
%Vóór het gebruik van een aanhangwagen met
antislingerkoppeling de handleiding van de
fabrikant in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
hehet intt intererieurieur
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het losraken vankunststof delen na het
gebruik van oplosmiddelhoudende verzor-
gingsmiddelen
De oppervlakken in de cockpit kunnen poreus
worden. Wanneer de airbags dan worden
geactiveerd, kunnen kunststof delen losraken.
#Voor de reiniging van de cockpit geen
oplosmiddelhoudende verzorgings‑ en
reinigingsmiddelen gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebleekte veiligheids-
gordels
Veiligheidsgordels kunnen door bleken of kleu-
ren aanzienlijk verzwakken.
Daardoor kunnen de veiligheidsgordels bij-
voorbeeld bij een ongeval scheuren of uitval-
len.
#Veiligheidsgordels nooit bleken of kleu-
ren.
Om schade aan de auto te vermijden, de volgende
aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging in acht nemen:
VVeiligheidsgoreiligheidsgordelsdels
RMet lauw water en een zeepoplossing reini-
gen.
RGeen chemische reinigingsmiddelen gebrui-
ken.
RNiet door verwarming boven 80 °C of in direct
invallend zonlicht drogen.
DisplayDisplay
RHet display uitschakelen en laten afkoelen.
RHet oppervlak voorzichtig met een microvezel-
doek en een geschikt onderhoudsmiddel voor
displays (TFT-LCD) reinigen.
RGeen andere middelen gebruiken.
Head-up-displayHead-up-display
RMet een zachte, niet-statische, pluisvrije doek
reinigen.
RGeen reinigingsmiddelen gebruiken.
KKunsunststtstof bekledingof bekleding
RMet een vochtige microvezeldoek reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen.
RNiet in contact laten komen met cosmetica,
insectenspray en zonnebrandcrème.
EcEcht hout en sierht hout en sierdelendelen
RMet een microvezeldoek reinigen.
RPianolaklook zwart: Met een vochtige doek en
een zeepoplossing reinigen.
Onderhoud en verzorging 327327
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen oplosmiddelhoudende reinigingsmidde-
len, poetsmiddelen of waxgebruiken.
IntIntererieurieurhemelhemel
RMet een borstel of droogshampoo reinigen.
VloerbedekkingVloerbedekking
REen voor Mercedes-Benz geadviseerd tapijt-
en textielreinigingsmiddel gebruiken.
SStuurtuurwiel vwiel van ecan echt leder of DINht leder of DINAMICAAMICA
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen door ver-
keerde reinigingsmiddelen
#Geen oplosmiddelhoudende reinigings-
middelen, zoals teerverwijderingsmiddel
of velgenreiniger, poetsmiddelen of wax
gebruiken. Anders kan het oppervlak
worden beschadigd.
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepoplos-
sing reinigen en met een droge doek nawis-
sen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerkenveranderen.
SSttoelhoezen voelhoezen van ecan echt lederht leder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof, afzui-
gen en aansluitend de stoelbekledingen met
een vochtige katoenen doek reinigen en met
een droge doek navegen. De stoelbekledingen
regelmatig reinigen.
RBij sterke vervuiling: een voor Mercedes-Benz
aanbevolen lederverzorgingsproduct voor de
nabehandeling gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerkenveranderen.
328328 Onderhoud en verzorging
Een regelmatige reiniging en verzorging van
het leder reduceert verontreinigingen,
gebruikssporen en schade als gevolg vanver-
oudering en verlengt daardoor duidelijk de
levensduur. Afgevende kleding, bijvoorbeeld
jeans, kunnen verkleuringen op het leer ach-
terlaten.
SSttoelhoezen voelhoezen van DINan DINAMICAAMICA
RMet een vochtige doek reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
StStoelhoezen voelhoezen van kan kunsunstledertleder
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelbekleding reinigen. Niet alleen
afzonderlijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
SSttoelhoezen voelhoezen van stan stofof
RVerontreinigingen, bv. kruimels of stof afzuigen
en aansluitend met een vochtige microvezel-
doek en een zeepsopoplossing van 1% de vol-
ledige stoelbekleding reinigen. Niet alleen
afzonderlijke vlekken reinigen.
REen voor Mercedes-Benz aanbevolen reini-
gings- en verzorgingsmiddel gebruiken.
RGeen oliehoudende reinigings- en verzorgings-
middelen gebruiken.
Onderhoud en verzorging 329329
NNoodgevoodgevalal
VVeiligheidsveiligheidsvesest uitnement uitnemen
De veiligheidsvesten bevinden zich in de portier-
opbergvakken van het bestuurders- en passagiers-
portier.
#Het veiligheidsvestfoedraal aan de lus eruit
trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal openen en het vei-
ligheidsvest eruit nemen.
%In de portieropbergvakken van de achterpor-
tieren zijn eveneens veiligheidsvestvakken
aangebracht waarin veiligheidsvesten kunnen
worden opgeborgen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen als het veiligheidsvest de juiste maat hee
en volledig gesloten is kan aan de in de wettelijke
norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende eigenschappen nemen af.
GevGevararendrendriehoekiehoek
GevGevararendrendriehoek uitnemeniehoek uitnemen
#De gevarendriehoek bevindt zich in de laad-
ruimte onder de laadruimtebodem.
GevGevararendrendriehoek uitklappeniehoek uitklappen
330330 Pechhulp
#De reectoren aan de zijkant 1tot een drie-
hoeksvorm omhoogtrekken en met de boven-
ste drukknop 2verbinden.
#De poten3zijdelings naar onderen uitklap-
pen.
OvOvererziczicht EHBO-setht EHBO-set
De EHBO-set 1bevindt zich links in de bagage-
ruimte in het opbergnet.
BrBrandblusser uitnemenandblusser uitnemen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kangaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#AAututo meo met linkt linkse besse besturturing:ing: De lip 1omhoog-
trekken.
#AAututo meo met rt recechtse beshtse besturturing:ing: De lip 1omlaag-
trekken.
#De brandblusser 2uitnemen.
Pechhulp 331331
BandenBandenpechpech
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot bandent bandenpechpech
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigen-
schappen en het stuur- en remgedrag van het
voertuig in aanzienlijke mate.
#Niet met een drukloze band rijden.
#De drukloze band vervangen door het
reservewiel of contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
gevalvan bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAAututo's meo's met Mert Mercedes me connect:cedes me connect: Ukunt in
gevalvan pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/pagina 295).
RAlle autAlle auto's:o's: Het wiel vervangen
(/pagina 356).
%Een noodwiel is alleen in bepaalde landen ver-
krijgbaar.
OpberOpbergplaats TIREFITgplaats TIREFIT-set-set
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
1Bandenvulcompressor
2Fles bandenafdichtmiddel
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK2 12 V/15 A, 180 W, 0,8 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 83 dB (A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 91 dB (A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
TIREFITTIREFIT-se-set gt gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
RFles bandenafdichtmiddel en bandenvulcom-
pressor (/pagina 332).
RSticker TIREFIT
RHandschoenen
Met het bandenplakmiddel TIREFIT kunnen kleine
perforaties tot 4 mm, in het bijzonder in het loop-
332332 Pechhulp
vlak van de band, worden afgedicht. TIREFIT is
bruikbaar bij een buitentemperatuur tot circa
-20 °C.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van bandenplakmiddel
Met name in de volgende gevallen kan het
bandenplakmiddel de band niet afdichten:
RBij grotere insnijdingen of perforaties (gro-
ter dan eerder genoemd)
RVelgschade
RNa het rijden met een zeer lage banden-
spanning of lege banden
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door bandenplakmid-
del
Het bandenplakmiddel is schadelijk voor de
gezondheid en veroorzaakt irritaties. Het mag
niet in contact met huid, ogen of kleding
komen of ingeslikt worden. De dampen niet
inademen. Bandenplakmiddel uit de buurt van
kinderen houden.
Bij contact met het bandenplakmiddel het vol-
gende in acht nemen:
#Bandenplakmiddel op de huid direct met
water afspoelen.
#Bandenplakmiddel in de ogen direct
grondig met schoon water uitspoelen.
#Als het bandenplakmiddel ingeslikt is,
direct de mond grondig uitspoelen en
veel water drinken. Geen braken opwek-
ken en zo snel mogelijk naar een arts
gaan!
#Met bandenplakmiddel vervuilde kleding
direct vervangen.
#Bij allergische reacties direct naar een
arts gaan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van de bandenvulcompressor in acht
nemen.
De es bandenafdichtmiddel elke vijf jaar laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
#De binnengedrongen voorwerpen in de band
laten zitten.
Pechhulp 333333
#Deel 1van de TIREFIT-sticker in het gezichts-
veld van de bestuurder op het combi-instru-
ment plakken.
#Deel 2van de TIREFIT-sticker in de buurt van
het ventiel op de velg van het wiel met de
lekke band plakken.
#De stekker 4met de kabel en de slang 5
uit de behuizing van de bandenvulcompressor
trekken.
#De stekker van de slang 5in de ens 6van
de es bandenafdichtmiddel 1schuiven, tot
de stekker vergrendelt.
#De es bandenafdichtmiddel 1met de
bovenzijde naar beneden in de uitsparing 2
van de bandenvulcompressor steken.
#Het ventieldopje van het ventiel 7van de
lekke band draaien.
#De vulslang 8op het ventiel 7schroeven.
#De stekker 4in een 12V‑aansluiting van uw
auto steken.
#De auto inschakelen.
#De bandenvulcompressor met de in- en uit-
schakelaar 3inschakelen.
De band wordt opgepompt. Eerst wordt het
bandenplakmiddel in de band gepompt. Daar-
bij kan de druk kortstondig naar circa 500 kPa
(5,0 bar, 73 psi) stijgen.
De bandenDe bandenvulcomvulcomprpressor tiessor tijdens deze fjdens deze fase niease niett
uitscuitschakhakelen!elen!
#De bandenvulcompressor maximaal tien minu-
ten laten draaien.
Vervolgens moet een bandenspanning vanten
minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi) bereikt zijn.
Wanneer bandenplakmiddel weggelekt is, de
getroen plaatsen zo snel mogelijk reinigen. Bij
voorkeur schoon watergebruiken.
Wanneer uw kleding met bandenplakmiddel is ver-
vuild, deze zo snel mogelijk bij een stomerij met
perchloorethyleen laten reinigen.
334334 Pechhulp
WWanneer na tien minutanneer na tien minuten de bandenspanning ven de bandenspanning vanan
200 kP200 kPa (2,0 bara (2,0 bar, 29 psi) nie, 29 psi) niet wt worordt berdt bereikt:eikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenplakmiddel kan ontsnap-
pen.
#Met de auto zeer langzaam circa 10 m vooruit-
of achteruitrijden.
#De band opnieuw oppompen.
Na maximaal tien minuten moet de banden-
spanning ten minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi)
bedragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning na de
aangegeven tijd niet wordt bereikt, is de band
te zwaar beschadigd. Het bandenplakmiddel
kan hier geen pechhulp bieden.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
WWanneer na tien minutanneer na tien minuten de bandenspanning ven de bandenspanning vanan
200 kP200 kPa (2,0 bara (2,0 bar, 29 psi) w, 29 psi) worordt berdt bereikt:eikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden met afgedichte banden
Een met bandenplakmiddel tijdelijk afgedichte
band is niet geschikt voor hogere snelheden.
#De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij-
den.
#De toegestane maximumsnelheid voor
een met bandenplakmiddel afgedichte
band in acht nemen.
#De toegestane maximumsnelheid voor een
met bandenplakmiddel afgedichte band van
80 km/h in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
verkeerde afvoer
Bandenplakmiddel bevat schadelijke stoen.
#De gebruikte es bandenafdichtmiddel
vakkundig afvoeren, bijvoorbeeld bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De es bandenafdichtmiddel en de bandenvul-
compressor opbergen.
#Meteen wegrijden.
#Na circa tien minuten stoppen en de banden-
spanning controleren met de bandenvulcom-
pressor.
De bandenspanning moet nu ten minste
130 kPa (1,3 bar, 19 psi) bedragen.
Pechhulp 335335
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning niet wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd. Het
bandenplakmiddel kan hier geen pechhulp bie-
den.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Landen meLanden met Mert Mercedes-Benz Sercedes-Benz Service24h:vice24h: Een stic-
ker met het telefoonnummer van Mercedes-
BenzService24h bevindt zich bijvoorbeeld op de
B‑stijl aan bestuurderszijde.
#De bandenspanning corrigeren, wanneer deze
nog ten minste 130 kPa (1,3 bar, 19 psi)
bedraagt. Zie voor de waarden de banden-
spanningstabel in de contactdoosklep.
#Bandenspanning vBandenspanning vererhoghogen:en: De bandenvulcom-
pressor inschakelen.
#Bandenspanning vBandenspanning vererlaglagen:en: De afblaasknop 1
naast de manometer 2indrukken.
#Wanneer de bandenspanning correct is, de
vulslang losdraaien van het ventiel van de
gerepareerde band.
#Het ventieldopje op het ventiel van de gerepa-
reerde band draaien.
#De es bandenafdichtmiddel uit de bandenvul-
compressor trekken.
De vulslang blij op de es bandenafdichtmid-
del.
#Naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werk-
plaats rijden en de band, de es bandenaf-
dichtmiddel en de vulslang latenvervangen.
AAccu (autccu (auto)o)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de 12V‑accut de 12V‑accu
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
elektrostatische oplading
Door elektrostatische oplading kan het licht
explosieve gasmengsel van een accu ontste-
ken.
#Om aanwezige elektrostatische oplading
af te bouwen, de metalen carrosserie
aanraken voordat de accu wordtvastge-
pakt.
Het zeer explosieve gasmengsel ontstaat bij het
opladen van de accu en tijdens de starthulp.
Mercedes-Benz adviseert in verband met de vei-
ligheid alleen accu's te gebruiken die door
Mercedes-Benz speciaal voor de auto zijn getest
en goedgekeurd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door accuzuur
Accuzuur is een agressieve stof.
336336 Pechhulp
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Niet over de accu buigen.
#Geen accugassen inademen.
#Kinderen van de accu verwijderd hou-
den.
#Accuzuur direct grondig met veel schoon
water afspoelen en direct de hulp van
een arts inroepen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Accu's bevatten schadelijke stoen.
Het is wettelijke verboden, deze samen met
het huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Wanneer de 12V‑accu moet worden losgekoppeld,
contact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het
werken aan de accu verboden. Vonk-
vorming voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding
in aanraking komen. Geschikte
beschermende kleding dragen, in het
bijzonder handschoenen, schort en
gezichtsbescherming. Elektrolyt- of
zuurspatten direct wegspoelen met
schoon water. Zo nodig naar een arts
gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Wanneer u de auto gedurende een langere
periode niet wilt gebruiken, vraagt u advies bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Pechhulp 337337
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de hoogspan-t de hoogspan-
ningsaccuningsaccu
&GEVGEVAARAAR Explosiegevaar bij overschrijden
van de inwendige druk van de hoogspan-
ningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
De aanwijzingen met betrekking tot het opladen
van de hoogspanningsaccu in acht nemen
(/pagina 174).
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het
werken aan de accu verboden. Vonk-
vorming voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding
in aanraking komen. Geschikte
beschermende kleding dragen, in het
bijzonder handschoenen, schort en
gezichtsbescherming. Elektrolyt- of
zuurspatten direct wegspoelen met
schoon water. Zo nodig naar een arts
gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
SSttartarthulp en 12V‑accu opladenhulp en 12V‑accu opladen
#Starthulp alleen laten verlenen door een
gekwaliceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De accu alleen laten opladen bij een gekwali-
ceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
12V‑accu v12V‑accu ververvangangenen
#De accu alleen laten vervangen bij een gekwa-
liceerde werkplaats, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
338338 Pechhulp
AAan- of wan- of wegslepenegslepen
OvOvererziczicht vht van tan toegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen in de volgende of vergelijkbare situ-
aties uitschakelen:
#Bij het wegslepen.
#In de wasstraat.
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats vante slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
Wanneer u ziet dat de auto koelvloeistof hee ver-
loren, de auto niet laten wegslepen. De auto in
plaats daarvan laten transporteren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingenvoor het slepen in acht
nemen.
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
Alle autAlle auto'so's
Beide assen op de
grond Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h, alleen
vooruit met bestuur-
der in de cockpit
Vooras opgetild Ja, maximaal 50 km
met 50 km/h
Achteras opgetild Nee
AAututo slepen meo slepen met beide assen op de grt beide assen op de grondond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen
(/pagina 339).
#Controleren of de 12V-accu aangesloten en
opgeladen is.
Als de 12V-accu losgekoppeld of ontladen is, de
volgende punten in acht nemen:
RHet aandrijfsysteem kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerremkan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RDe transmissie kan niet in de stand iof j
worden gezet.
Alleen in de volgende gevallen is transport toege-
staan:
RWanneer de transmissie niet in de stand i
kanworden gezet.
RWanneer de 12V-accu losgekoppeld of ontla-
den is.
RWanneer het display in het combi-instrument
is uitgevallen.
Pechhulp 339339
RAls de displaymelding áWegslepen ver-
boden Zie handleiding wordtweergegeven.
RAls de displaymelding +Koelvloeistof bij-
vullen zie handleiding wordtweergegeven.
RAls de displaymelding dStoppen Auto
uitschakelen wordtweergegeven.
#In deze gevallen de auto vervoeren
(/pagina 341).
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kangaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/pagina 367).
AAututo slepeno slepen
#Het sleepoog aanbrengen (/pagina 342).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/pagina 85).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/pagina 100).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/pagina 226).
#De transmissie in de stand izetten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
#Tijdens het slepen in de cockpit blijven en dis-
playmeldingen in acht nemen.
#De auto tijdens het slepen niet uitschakelen.
340340 Pechhulp
#Het bestuurders- of passagiersportier niet
openen, omdat anders de transmissie automa-
tisch in de stand jwordtgezet.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
#De auto in deze situaties niet slepen.
#De auto vervoeren (/pagina 341).
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het aan-
drijfsysteem door onjuist slepen
De auto mag in de volgende situaties niet wor-
den gesleept:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
#De auto in deze situaties niet slepen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
AAututo vo voor troor transporansport opladent opladen
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/pagina 339).
#Om de auto op te laden de sleepkabel of -
stang aan het sleepoog bevestigen.
#De transmissie in de stand izetten.
%Bij storingen aan de elektronica kan de trans-
missie in de stand jgeblokkeerd zijn. Om
iin te schakelen het boordnet van spanning
voorzien (/pagina 338).
#De auto op de transporter zetten.
#De transmissie in de stand jzetten.
#De auto met de elektrische parkeerremtegen
wegrollen beveiligen.
#De auto alleen bij de wielen vastzetten.
Pechhulp 341341
#Erop letten dat de voor- en achteras op het-
zelfde transportvoertuig komen te staan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de aandrijijn
door verkeerde plaatsing van het voertuig
#Het voertuig niet boven het verbindings-
punt van het transportvoertuig plaatsen.
OpberOpbergplaats sleepooggplaats sleepoog
Het sleepoog 1bevindt zich onder de bagage-
ruimtebodem.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto bevindt
het sleepoog zich op een andere plaats in de
bagageruimte.
Sleepoog aanbrSleepoog aanbrengengen en ven en vererwiwijderjderenen
#De afdekking 1bij de markering naar binnen
drukken en verwijderen.
#Het sleepoog rechtsom tot de aanslag erin
draaien en vastzetten.
AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Achter aan
de auto bevindt zich geen bevestiging voor het
342342 Pechhulp
inschroefbare sleepoog. De sleepkabel of -stang
aan de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
#Bij het verwijderen van het sleepoog erop let-
ten dat de afdekking 1bij het aanbrengen in
de bumper vergrendelt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van het sleepoog of
de aanhangwagenvoorziening
Bij het bergenvan de auto door het lostrekken
met behulp van het sleepoog of de aanhang-
wagenvoorziening kan de auto beschadigd
raken.
#Het sleepoog of de aanhangwagenvoor-
ziening alleen gebruiken voor het slepen
of aanslepen van de auto.
#De sleepogen of de aanhangwagenvoor-
ziening niet gebruiken om de auto te ber-
gen.
AAututo aanslepeno aanslepen
#Als het aandrijfsysteem niet start, de auto
naar een gekwaliceerde servicewerkplaats
laten transporteren, bijvoorbeeld een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#Het aandrijfsysteem kan niet worden gestart
door middel van aanslepen. Geen pogingen tot
aanslepen ondernemen.
ElektrElektriscische zekhe zekereringingenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot elektrt elektriscische zekhe zeke-e-
rringingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordtgemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordtvervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk worden beperkt in hun werking.
#Alleen voor Mercedes-Benz goedge-
keurde zekeringen met het voorgeschre-
ven amperage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moetenworden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
ZekZekereringingaansluitscaansluitschema:hema: Op de zekeringenkast in
de laadruimte (/pagina 346)
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
Pechhulp 343343
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn oververschillende
zekeringenkasten verdeeld:
RZekeringenkast in de motorruimte aan
bestuurderszijde (/pagina 344)
RZekeringenkast in de cockpit aan bestuurders-
zijde (/pagina 345)
RZekeringenkast in de beenruimte van de pas-
sagier (/pagina 345)
RZekeringenkast in de bagageruimte in rijrich-
ting rechts (/pagina 346)
ZekZekereringingenkenkasast in de mott in de motorrorruimtuimte openen en slui-e openen en slui-
ttenen
VVoorwoorwaaraardenden
REen droge doek en een schroevendraaier zijn
beschikbaar.
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 343).
OpenenOpenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
#De bevestigingsklemmen 2op de afdekking
1een kwart slag linksom draaien.
#De afdekking 1in de richting van de pijl
omhoogklappen.
344344 Pechhulp
#Met een droge doek eventueel aanwezig vocht
van de zekeringenkast verwijderen.
#De bouten 3losdraaien en het deksel 4
van de zekeringenkast naar boventoeverwij-
deren.
SluitSluitenen
#De afdichting moet correct tegen het deksel
4aanliggen; dit controleren.
#Het deksel 4achter op de zekeringenkast in
de houder aanbrengen.
#Het deksel 4van de zekeringenkast omlaag-
klappen en de schroeven3vastdraaien.
#De afdekking 1omlaagklappen.
#De bevestigingsklemmen 2op de afdekking
1een kwart slag rechtsom draaien.
#De motorkap sluiten.
ZekZekereringingenkenkasast op de coct op de cockpit openen en sluitkpit openen en sluitenen
RDe aanwijzingen met betrekking tot elektri-
sche zekeringen in acht nemen
(/pagina 343).
De zekeringenkast bevindt zich aan bestuurders-
zijde aan de zijkant van de cockpit onder een
afdekking.
#Voor het openen en sluiten naar een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats gaan.
ZekZekereringingenkenkasast in de beenrt in de beenruimtuimte ve van de passagieran de passagier
openen en sluitopenen en sluitenen
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 343).
#Openen:Openen: De afdekking 1in de richting van
de pijl openklappen en verwijderen.
#SluitSluiten:en: De afdekking 1weer aanbrengen.
Pechhulp 345345
ZekZekereringingenkenkasast in de bagt in de bagagagereruimtuimte openen ene openen en
sluitsluitenen
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 343).
#De bagageruimtebodem openen .
#Openen:Openen: De afdekking 1in de richting van
de pijl omhoogklappen.
Het zekeringaansluitschema bevindt zich aan de
zijkant op de zekeringenkast.
#SluitSluiten:en: De afdekking 1omlaagklappen.
346346 Pechhulp
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot gt geluidsontwik-eluidsontwik-
kkeling of ongeweling of ongewoon rioon rijgjgedredragag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag. Dit kan wijzen op beschadi-
gingen aan banden of velgen. Onzichtbare
beschadigingen van de banden kunnen eveneens
de oorzaak van het ongewone rijgedrag zijn.
Als wordtvermoed dat er iets met de banden of
velgen niet in orde is de snelheid verminderen en
de wielen en banden bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het rt regegelmatigelmatig
contrcontroleroleren ven van de van de velgelgen en bandenen en banden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of rijden in het terrein, bij alle wie-
len uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/pagina 348)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot sneeuwket sneeuwkettin-ttin-
ggenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de voorwielen worden gemonteerd,
Banden en velgen 347347
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de achterwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistent:ent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
%De maximumsnelheid van de auto kanvoor
het gebruik van winterbanden permanent wor-
den begrensd (/pagina 211).
%Het ESP®kanvoor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/pagina 204). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
BandenspanningBandenspanning
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de bandenspan-t de bandenspan-
ningning
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door te lage of te hoge bandenspanning
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning kunnen met name de volgende
gevaren opleveren:
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of onge-
lijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en rem-
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed
worden.
#De geadviseerde bandenspanningen in
acht nemen en de bandenspanning van
alle banden inclusief het reservewiel
controleren:
Rmaandelijks
Rbij veranderde belading
Rvoor aanvang van een langere rit
Rbij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
bijvoorbeeld rijden in het terrein
#Indien nodig de bandenspanning aanpas-
sen.
Een te lage of te hoge bandenspanning hee de
volgende gevolgen:
RDe levensduur van de band wordtverkort.
RBeschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
RHet rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor-
den nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door aqua-
planing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij herhaaldelijk drukverlies in de band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
348348 Banden en velgen
Een te lage bandenspanning kantot een klap-
band leiden.
#Banden op binnengedrongen voorwerpen
onderzoeken.
#Controleren of de velg of het ventiel lek
is.
#Als de schade niet verholpen worden
kan, contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban-
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
binnenzijde van de contactdoosklep
(/pagina 349).
Voor het controleren van de bandenspanning een
geschikte bandenspanningsmetergebruiken. Het
uiterlijk van een band gee geen uitsluitsel over
de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigerenwanneer de
banden koud zijn. Voorwaarden voor koude ban-
den:
RDe auto wasten minste drie uur geparkeerd
zonder zonlicht op de band.
RDe auto hee minder dan 1,6 km gereden.
Banden worden tijdens het rijden warm.Naarmate
de temperatuur van de band toeneemt wordt ook
de bandenspanning hoger.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Ukunt de
bandenspanning ook via de boordcomputer con-
troleren (/pagina 350).
AAananwiwijzingjzingen ven voor rioor rijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde ban-
denspanning voor een verhoogde belading.
BandenspanningstBandenspanningstabelabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de bin-
nenzijde van de contactdoosklep. De bandenspanningstabel toont de geadviseerde
bandenspanning voor alle af fabriek voor deze
auto goedgekeurde banden. De geadviseerde ban-
denspanningen gelden voor banden in koude toe-
stand bij verschillende bedrijfsomstandigheden
van belading en/of snelheid van de auto.
Als bij de bandenspanningen een of meerdere
bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
Banden en velgen 349349
betreende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het sym-
bool +, dan is de betreende bandenspanning
een alternatieve bandenspanning. Deze banden-
spanningen kunnen het afrolcomfort van de auto
verbeteren. Het energieverbruik kan dan iets toe-
nemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen" of
"volledig beladen" worden in de tabel weergege-
ven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen kan
daarvan afwijken.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 348)
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
FFunctie vunctie van de bandenspanningscontran de bandenspanningscontroleole
Het systeem controleert met behulp van de ban-
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon-
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op de boordcomputer weergegeven
(/pagina 350).
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur
van de band wordt de bestuurder door displaymel-
dingen (/pagina 424) of het waarschuwings-
lampje hin het combi-instrument
(/pagina 440)gewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulp-
middel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk,
de bandenspanning in te stellen op de geadvi-
seerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan-
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe-
rentiewaarden kunnen echter ook door handmatig
opnieuw startenvan de bandenspanningscontrole
worden geactualiseerd (/pagina 351).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een storing door een andere radio-
bron op.
Bandenspanning meBandenspanning met bandenspanningscontrt bandenspanningscontroleole
contrcontrolerolerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Boordcomputer:
4Service 5Banden
Een van de volgende weergave verschijnt:
RActuele bandenspanning en bandentempera-
tuur van de afzonderlijke wielen:
350350 Banden en velgen
RBandenspanningsindicatie verschijnt na
enkele minuten rijden
RBandenspanningscontrole actief: De inleer-
procedure van het systeem is nog niet afgeslo-
ten. De bandenspanningen worden dan reeds
gecontroleerd.
#De bandenspanning vergelijken met de voor
de actuele bedrijfstoestand geadviseerde ban-
denspanning (/pagina 349). Daarbij de aan-
wijzingen overkoude banden in acht nemen
(/pagina 348).
%De op de boordcomputer weergegevenwaar-
den kunnen afwijken van de waarden van de
bandenspanningsmeter, omdat deze voor zee-
niveau gelden. Op hoger gelegen plaatsen
geven luchtdrukmeters een hogere banden-
spanning aan dan de boordcomputer. In dit
geval de bandenspanning niet verlagen.
BandenspanningscontrBandenspanningscontrole opnieuw stole opnieuw startartenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
banden correct ingesteld voor de betreende
bedrijfstoestand (/pagina 348).
De bandenspanningscontrole in de volgende situ-
aties opnieuw starten:
RDe bandenspanning is gewijzigd.
RDe banden of de wielen zijn gewisseld of
nieuw gemonteerd.
Boordcomputer:
4Service 5Banden
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control links op het stuurwiel.
Het instrumentendisplay toont de melding
Act. bandenspanningen als nieuwe richtwaar-
den overnemen?.
#Op de Touch-Control in het stuurwiel links
drukken om het opnieuw opstartente starten.
Het instrumentendisplay toont de melding
Bandensp.controle opnieuw gestart.
Actuele waarschuwingsmeldingenworden
gewist en het gele waarschuwingslampje h
doo.
Na enkele minuten rijden controleert het sys-
teem of de actuele bandenspanningswaarden
binnen het geadviseerde gebied liggen. Vervol-
gens worden de actuele bandenspannings-
waarden als nieuwe referentiewaarden aange-
nomen en bewaakt.
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 348)
Banden en velgen 351351
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
AAananwiwijzingjzingen oven over de selectie, monter de selectie, montagage en ve en ver-er-
vvanging vanging van bandenan banden
Informatie over de toegestane velg-bandcombina-
ties kunt u verkrijgen bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde afmetingen van de banden
en velgen
Wanneer banden en velgen met verkeerde
afmetingen worden gemonteerd, kunnen de
bedrijfsremmen of onderdelen van het remsys-
teem en de wielophanging worden bescha-
digd.
#Banden en velgen altijd vervangen door
banden en velgen die aan de specica-
ties van de originele onderdelen voldoen.
Daarbij bij velgen het volgende in acht nemen:
ROmschrijving
RType
Daarbij bij banden het volgende in acht
nemen:
ROmschrijving
RFabrikant
RType
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door overschrijden van het draagvermo-
genvan de band of de toegestane snel-
heidsindex
Het overschrijden kan leiden tot beschadiging
van de banden of tot het klappen van de ban-
den.
#Alleen voor het voertuigtype goedge-
keurde bandentypes en ‑maten gebrui-
ken.
#Het voor uw auto noodzakelijke draagver-
mogen van de band en de snelheidsindex
in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto en de
banden door niet goedgekeurde banden-
typen en -maten
Om veiligheidsredenen alleen banden, velgen
en accessoires gebruiken, die Mercedes-Benz
speciaal voor de auto hee goedgekeurd.
Deze banden zijn speciaal op actieve veilig-
heidssysteem zoals het ABS, het ESP®en de
4MATIC afgestemd en als volgt gekenmerkt:
RMO = Originele Mercedes-Benz-onderde-
len
RMOE = Mercedes-Benz Original Extended
(banden met noodloopeigenschappen
alleen voor bepaalde wielen)
RMO1 = Mercedes-Benz Original (alleen
bepaalde AMG banden)
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid, verbruik enzovoort
nadelig worden beïnvloed. Bovendien kunnen
banden met andere maten onder belasting
tegen de carrosserie en delen van de wielop-
hanging aanlopen. Beschadiging aan de ban-
den of de auto kunnen het gevolg zijn.
352352 Banden en velgen
Alleen de door Mercedes-Benz gecontroleerde
en geadviseerde banden, velgen en accessoi-
resgebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Negatieve invloed op de rij-
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij het
coveren beschadigingen niet altijd herkend
worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
#Geen gebruikte banden gebruiken, waar-
van het eerdere gebruik onbekend is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het rijden over
obstakels
Om grotevelgen zitten banden met een lagere
verhouding tussen de hoogte en de breedte.
Met een lagere hoogte/breedteverhouding
neemt het gevaar, dat bij het rijden over obsta-
kels de velgen en banden beschadigd raken,
toe.
#Obstakels vermijden of zeer voorzichting
oprijden.
#Bij het rijden over stoepranden, verkeers-
drempels, putdeksels en kuilen en weg-
oneenheden de snelheid verlagen.
#Zeer hoge stoepranden vermijden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: In het
wiel bevinden zich elektronische onderdelen.
Wanneer montagegereedschappen worden
aangebracht in de omgeving van de ventielen,
kunnen de elektronische onderdelen worden
beschadigd.
#Bij het ventiel mag geen montagegereed-
schap worden aangebracht.
#Banden alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan zomerbanden bij
lage omgevingstemperaturen
Bij lage omgevingstemperaturen kunnen tij-
dens het rijden scheuren in zomerbanden ont-
staan, die de banden permanent beschadigen.
#Bij temperaturen lager dan 7 °C i
M+S-banden gebruiken.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor uw
auto zijn goedgekeurd, of waar niet vakkundig
mee wordt omgegaan, kunnen de rijveiligheid
nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf of het gebruik van niet goedge-
keurde accessoires bij een gekwaliceerde werk-
plaats informatie vragen over:
Rdoelmatigheid
Rwettelijke voorschrien
Raanbevelingen af fabriek
Banden en velgen 353353
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij sportbanden
Bij sportbanden bestaat op vochtige of natte
rijbaan een verhoogd risico op slippen en
aquaplaning.
Bovendien neemt de grip van de banden bij
een lage buitentemperatuur en bandentempe-
ratuur duidelijk af.
#Het ESP®inschakelen en de rijstijl aan-
passen.
#Bij een buitentemperatuur lager dan
10 °C iM+S ‑-banden gebruiken.
#Alleen banden gebruiken die geschikt
zijn voor de toepassing.
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban-
den het volgende in acht nemen:
RLandspecieke goedkeuringseisen voor ban-
den, die een bepaald bandentype voor uw
auto vastleggen.
Daarnaast kanvoor bepaalde regio's en toe-
passingen het gebruik van bepaalde bandenty-
pen worden aanbevolen.
RAlleen banden en velgen volgens dezelfde con-
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, MOExtended-banden) en van
hetzelfde merk gebruiken.
ROp een as alleen wielen van dezelfde afmetin-
gen monteren (links en rechts).
Uitsluitend in gevalvan pech mag voor het rij-
den naar de werkplaats hiervanworden afge-
weken.
ROp de velgen alleen passende banden monte-
ren.
RGeen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
RAAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Alle
gemonteerde wielen moeten zijn uitgerust met
functionerende sensoren voor de bandenspan-
ningscontrole.
RBij temperaturen lager dan 7 °C Winterbanden
of all-seasonbanden met de M+S-aanduiding
op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win-
terbanden met het sneeuwvloksymbool i
naast de M+S markering de beste grip.
RBij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
proel gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer deze lager is dan die van de auto,
moet een sticker in het gezichtsveld van de
bestuurder hiervoor waarschuwen.
RNieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
RDe banden uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
Voor meer informatie over banden en velgen con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 348)
RBandenspanningstabel (/pagina 349)
354354 Banden en velgen
RAanwijzingen met betrekking tot het noodwiel
(/pagina 362)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het vt vererwisselenwisselen
vvan wielenan wielen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verschillende wielafmetingen
Als de voor‑ met de achterwielen worden ver-
wisseld, kunnen de rij-eigenschappen sterk
nadelig worden beïnvloed .
Ook kunnen de schijfremmen of onderdelen
van de wielophanging worden beschadigd.
#De voor en achterwielen uitsluitend ver-
wisselen wanneer de banden en velgen
identieke afmetingen hebben.
Als bij verschillende afmetingen van banden en
velgen de voor- met de achterwielen worden ver-
wisseld, kan dit leiden totverlies van de typegoed-
keuring.
De aanwijzingen en de veiligheidsaanwijzingen
met betrekking tot "Verwisselen van een wiel" in
acht nemen. (/pagina 352)
Voor- en achterwielen slijten verschillend:
RVoorwielen sneller bij de bandschouder
RAchterwielen sterker in het midden van de
band
De band niet te ver laten slijten. Anders wordt de
grip op natte wegen sterk nadelig beïnvloed
(aquaplaning).
Verwissel bij auto's met dezelfde wielmaat afhan-
kelijk van de slijtagegraad de wielen elke
5000 tot 10000 km. Op de draairichting van de
wielen letten.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opslaan vt opslaan vanan
wielenwielen
Bij het opslaan van wielen de volgende aanwijzin-
gen opvolgen:
RGedemonteerde wielen koel, droog en zo
mogelijk donker bewaren.
RDe banden tegen olie, vet en brandstof
beschermen.
OvOvererziczicht wielwisselght wielwisselgerereedsceedschaphap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Informeer bij een gekwaliceerde werk-
plaats, welk wielwisselgereedschap voor het ver-
wisselen van een wiel van de auto nodig en goed-
gekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich onder de
bagageruimtebodem.
Banden en velgen 355355
1Krik
2Ratelvoor krik
3Uitklapbare wielkeg
4Wielsleutel
5Centreerpen
6Dopsleutel voor ratel
AAututo vo voorberoorbereiden op heeiden op het vt vererwisselen vwisselen van eenan een
wielwiel
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto bevindt zich niet op een helling.
RDe auto staat op een stevige, stroeve en
vlakke ondergrond.
RHet noodzakelijke wielwisselgereedschap is
aanwezig.
%Wanneer uw auto niet met wielwisselgereed-
schap is uitgerust, informeert u dan bij een
gekwaliceerde werkplaats naar passend
gereedschap.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedie-
nen.
#De voorwielen in de rechtuitstand draaien.
#De transmissie in de stand jzetten.
#De auto uitschakelen.
#Zorg ervoor dat de auto niet kanworden
gestart.
#Het wiel dat diagonaal staat ten opzichte van
het te verwisselen wiel, aan de voor- en ach-
terzijde met een wielkeg of iets dergelijks blok-
keren.
AAututo bio bij hej het vt vererwisselen vwisselen van een wiel opkran een wiel opkrikkikkenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr bevinden zich geen personen in de auto.
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/pagina 356).
Belangrijke aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de krik:
RAlleen de autospecieke, door Mercedes-Benz
goedgekeurde krik gebruiken voor het opkrik-
kenvan de auto.
RDe krik is uitsluitend geschikt voor het kort-
stondig opkrikkenvan de auto en niet voor
onderhoudswerkzaamheden onder de auto.
RDe ondergrond waar de krik op rust moet ste-
vig, vlak en stroef zijn. Indien nodig een grote,
vlakke, stevige en stroeve ondergrond gebrui-
ken.
RDe voet van de krik moet zich loodrecht onder
het kriksteunpunt bevinden.
356356 Banden en velgen
Veiligheidsregels bij opgekrikte auto:
RNooit handen of voeten onder de auto houden.
RNooit onder de auto gaan liggen.
RDe auto niet starten en de elektrische parkeer-
rem niet vrijzetten.
RGeen portieren of achterklep openen of slui-
ten.
#Van het te verwisselen wiel de wielbouten met
de wielsleutel circa een omwenteling los-
draaien. De bouten niet verwijderen.
Positie van de kriksteunpunten
Banden en velgen 357357
Afdekking van de kriksteunpunten
Vóór het aanbrengen van de krik moet u de afdek-
kingen voor de kriksteunpunten verwijderen.
#VVererwiwijderjderen:en: De bevestigingsklem 1op de
afdekking een kwart slag draaien en verwijde-
ren.
#De afdekking bij de handgreep 2omlaag-
trekken, zodat de afdekking boven bij de
langsdragerbekleding loskomt.
#De afdekking verwijderen.
Afdekking van de kriksteunpunten
#MontMontereren:en: De lippen 3van de afdekking in
de uitsparingen van de langsdragerbekleding
aanbrengen en de afdekkingen terugdrukken.
#De bevestigingsklem 1zoals afgebeeld in de
afdekking aanbrengen, tot deze hoorbaar in de
vloerhuls vastklikt.
Erop letten dat de vloerhuls in de auto correct
ten opzichte van de afdekking is uitgericht.
358358 Banden en velgen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd plaatsen van de krik
Als de krik niet correct bij de betreende krik-
steunpunten wordtgeplaatst, kan de krik kan-
telen als de auto omhoog is gebracht.
#De krik uitsluitend plaatsen bij de betref-
fende kriksteunpunten van de auto. De
voet van de krik moet zich loodrecht
onder het kriksteunpunt van de auto
bevinden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
niet geschikte krik
Wanneer u een krik gebruikt die niet ontwor-
pen is voor de kriksteunpunten van de auto,
kunt u uw auto, en dan in het bijzonder de
hoogspanningsaccu, beschadigen.
#Alleen een krik gebruiken die ontworpen
is voor de kriksteunpunten van de auto,
of een passende adapter gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
foutief plaatsen van de krik
Wanneer u de krik niet op de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengt, kunt u
uw auto, en dan in het bijzonder de hoogspan-
ningsaccu, beschadigen.
#De krik uitsluitend alleen op de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengen.
#De ratel uit het wielwisselgereedschap zodanig
op het zeskant van de krik steken, dat de tekst
"AUF" zichtbaar is.
#De steun 5van de krik 7in het kriksteun-
punt 4aanbrengen.
#De ratel6rechtsom draaien, tot de kriksteun
5zich volledig in het kriksteunpunt 4
bevindt en de voet van de krik gelijkmatig de
grond raakt.
#De ratel6draaien, tot de band maximaal
3 cm van de grond verwijderd is.
Banden en velgen 359359
#Het wiel losmaken en verwijderen
(/pagina 360).
WWiel viel vererwiwijderjderenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is opgekrikt (/pagina 356).
Bij het verwisselen van een wiel elke vorm van
krachtinwerking op de remschijven voorkomen,
omdat deze tot comfortklachten bij het remmen
zouden kunnen leiden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de kunst-
stof elementen van de wielen bij het ver-
wisselen van een wiel
Bij wielen met kunststof elementen kunnen
deze bij het verwijderen en het aanbrengen
van het wiel worden beschadigd.
#De wielen bij het verwijderen en het aan-
brengen niet optillen aan de kunststof
elementen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de
schroefdraad door vervuilde wielbouten
#De wielbouten niet in zand of vuil leggen.
#De bovenste wielbout helemaal eruit draaien.
#In plaats van de wielbout, de centreerpen 1
in het schroefdraad schroeven.
#De overige wielbouten eruit schroeven.
#Het wiel verwijderen.
Nieuw wiel montNieuw wiel montererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet te verwisselen wiel is verwijderd en de
centreerpen is aangebracht (/pagina 360).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verliezen van een wiel
Als wielbouten met olie of vet zijn ingesmeerd,
of als de schroefdraad van wielbouten‑ of
naven beschadigd is, kunnen de wielbouten
loskomen.
#Nooit de wielbouten met olie of vet
insmeren.
#Als schroefdraad beschadigd is, direct
contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Beschadigde wielbouten of beschadigde
schroefdraad in de naaf laten vervangen.
#Niet verder rijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot de selec-
tie van banden in acht nemen
(/pagina 352).
360360 Banden en velgen
Bij banden met voorgeschreven draairichting mar-
keert een pijl op de wang de draairichting van de
band. Bij de montage op de draairichting van de
wielen letten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de kunst-
stof elementen van de wielen bij het ver-
wisselen van een wiel
Bij wielen met kunststof elementen kunnen
deze bij het verwijderen en het aanbrengen
van het wiel worden beschadigd.
#De wielen bij het verwijderen en het aan-
brengen niet optillen aan de kunststof
elementen.
#Het te monteren wiel op de centreerpen schui-
ven en aandrukken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
het vastdraaien van wielbouten en ‑moe-
ren
Als de wielbouten of wielmoeren worden vast-
gedraaid als de auto omhooggebracht is, kan
de krik kantelen.
#Wielbouten of wielmoeren alleen vast-
draaien met het wiel op de grond.
#Beslist de aanwijzingen en de veiligheidsaan-
wijzingen met betrekking tot "Verwisselen van
een wiel" in acht nemen (/pagina 352).
#Om veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz en het betreende wiel goed-
gekeurde wielbouten gebruiken.
#De wielbouten erin draaien en in de aangege-
venvolgorde kruiselings gelijkmatig licht aan-
draaien.
#De centreerpen eruit schroeven.
#De laatste wielbout erin draaien en licht vast-
draaien.
#De auto laten zakken (/pagina 361).
AAututo na vo na vererwisselen vwisselen van een wiel latan een wiel laten zakken zakkenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet nieuwe wiel is gemonteerd
(/pagina 360).
#AAututo lato laten zakken zakken:en: De ratel zodanig op het
zeskant van de krik steken, dat de tekst "AB"
zichtbaar is en de ratelvan de krik linksom
draaien.
#De wielbouten in de aangegeven volgorde 1
tot5diagonaal en gelijkmatig met maximaal
80 Nm vastzetten.
#De wielbouten vervolgens in de aangegeven
volgorde 1tot5kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
150 Nm vastzetten.
Banden en velgen 361361
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vast-
gezet, kunnen de wielen loskomen.
#De wielbouten of de wielmoeren moeten
met het voorgeschreven aanhaalmoment
aangetrokken zijn; dit controleren.
#Indien nodig contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats en het voer-
tuig niet verplaatsen.
#De bandenspanning van het nieuwe wiel con-
troleren en naar behoee aanpassen.
%Het het volgende geldt niet wanneer het
nieuwe wiel een noodwiel is.
#AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: De ban-
denspanningscontrole opnieuw starten
(/pagina 351).
NNoodwieloodwiel
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het noodwielt noodwiel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP®niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
%Het noodwiel is in de bagageruimte in het
noodwielfoedraal bevestigd.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerd noodwiel is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen op het noodwiel aan-
brengen.
RHet noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RDe bij het noodwiel geleverde wielbouten
gebruiken.
RDe bandenspanning van het gemonteerde
noodwiel controleren. Deze eventueel aanpas-
sen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de stickervan het noodwiel.
362362 Banden en velgen
%AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Bij een
gemonteerd noodwiel kan de bandenspan-
ningscontrole niet betrouwbaar werken. De
bandenspanning van het verwijderde wiel kan
nog enkele minuten worden aangegeven.
Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel
door een nieuw wiel is vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 348)
RBandenspanningstabel (/pagina 349)
RAanwijzingen met betrekking tot de montage
van banden (/pagina 352)
RMontage van een noodwiel (/pagina 356)
Banden en velgen 363363
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de tt de tecechnischnischehe
ggegevegevensens
De technische gegevens worden volgens EU-richt-
lijnen bepaald. De genoemde gegevens gelden
alleen voor auto's met standaarduitrusting. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor bepaalde landen:oor bepaalde landen: De voertuigspeci-
eke voertuiggegevens kunt u in de COC-docu-
menten (EC-CERTIFICATE OF CONFORMITY) vin-
den. Deze documenten ontvangt u bij aevering
van de auto.
BoorBoordelektrdelektronicaonica
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot ingrt ingrepen in deepen in de
motmotororelektrelektronicaonica
*AANWIJZINGAANWIJZING Vroegtijdige slijtage door
ondeskundig onderhoud
Door ondeskundig onderhoud kunnen onder-
delen van de auto sneller slijten; dit kan leiden
totverlies van de typegoedkeuring.
#De motorelektronica en de bijbehorende
onderdelen alleen bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten onderhouden.
MobilofMobilofoonsoons
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het inbouwt inbouwen ven vanan
mobilofmobilofoonsoons
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundige werkzaamheden aan
mobilofoons
Wanneer mobilofoons worden gemanipuleerd
of niet vakkundig worden ingebouwd, kan de
elektromagnetische straling ervan de voertui-
gelektronica storen en de bedrijfsveiligheid
van de auto in gevaar brengen.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig gebruik van mobilo-
foons
Als in het voertuig op ondeskundige wijze
gebruik wordtgemaakt van een mobilofoon,
kan de elektromagnetische straling daarvan
de voertuigelektronica storen. Dit geldt met
name in de volgende gevallen:
RWanneer de mobilofoon niet op een bui-
tenantenne is aangesloten.
RWanneer de buitenantenne verkeerd
gemonteerd of niet reectiearm is.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in gevaar komen.
#De reectiearme buitenantenne laten
inbouwen bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De mobilofoon bij gebruik in het voertuig
altijd aansluiten op de reectiearme bui-
tenantenne.
364364 Technische gegevens
*AANWIJZINGAANWIJZING Vervallen van de typegoed-
keuring door het niet in acht nemen van
installatie- en gebruiksvoorwaarden
Wanneer de installatie- en gebruiksvoorwaar-
den voor mobilofoons niet in acht worden
genomen, kan de typegoedkeuring vervallen.
#Alleen vrijgegeven frequentiebanden
gebruiken.
#Het maximaal toegestane uitgangsver-
mogen in deze frequentiebanden in acht
nemen.
#Alleen vrijgegeven antenneposities
gebruiken.
1Voorste dakgedeelte
2Achterzijde van het dak
3C-stijl
Er wordtgeadviseerd de antenne te monteren op
de C-stijl aan de zijde van de auto die naar het
midden van de straat wijst.
Voor het naderhand inbouwen van mobilofoons
moet de technische richtlijn ISO/TS 21609 (Road
Vehicles EMC guidelines for installation of aer-
market radio frequency transmitting equipment)
worden aangehouden. De wettelijke bepalingen
voor aanbouwdelen moetenworden aangehou-
den.
Als de auto met een mobilofoon is uitgerust, moe-
ten de in de voorbereiding aanwezige spannings-
voorziening- en antenne-aansluiting worden
gebruikt. Bij het monteren de aanvullende handlei-
dingen van de fabrikant in acht nemen.
ZendvZendverermogmogen mobilofen mobilofoonsoons
Het maximale zendvermogen (PEAK) bij de voet-
punt van de antenne mag de waarden in de vol-
gende tabel niet overschrijden.
FrFreqequentieband en maximaal zendvuentieband en maximaal zendverermogmogenen
FFrreqequentiebanduentieband Maximaal zendvMaximaal zendverermo-mo-
ggenen
Korte golf
3 - 54 MHz
100W
4‑m‑band
74 - 88 MHz
30W
Technische gegevens 365365
FFrreqequentiebanduentieband Maximaal zendvMaximaal zendverermo-mo-
ggenen
2‑m‑band
144 - 174 MHz
50W
Terrestrial Trunked
Radio (TETRA)
380 - 460 MHz
10W
70‑cm‑band
420 - 450 MHz
35W
Mobiele telefoon
(2G/3G/4G) 10W
De volgende onderdelen kunnen zonder beperkin-
gen in de auto worden gebruikt:
RMobilofoons met een maximaal zendvermogen
tot 100 mW
RRF-zenders met zendfrequenties in de fre-
quentieband 380 - 410 MHz en een maximaal
zendvermogen tot2W(Tetra)
RMobiele telefoon (2G/3G/4G)
Voor de volgende frequentiebanden is er geen
beperking voor de antennepositie aan de buiten-
zijde van de auto:
RTerrestrial Trunked Radio (TETRA)
R70‑cm‑band
R2G/3G/4G
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur enatuur en
aanaanwiwijzingjzingenen
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur bijatuur bij
kleine onderkleine onderdelendelen
Informatie van de fabrikant overradiograsche
onderdelen van de auto kunnen onder het tref-
woord "Wettelijke keurmerkenvoor radio-appara-
tuur" in de digitale handleiding in de auto, op het
internet en in de app worden gevonden.
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur Indo-atuur Indo-
nesië en Isrnesië en Israëlaël
Informatie van de fabrikant overradiograsche
onderdelen van de auto voor Indonesië en Israël
kunnen onder het trefwoord "Wettelijke keurmer-
kenvoor radio-apparatuur Indonesië en Israël" in
de digitale handleiding in de auto, op het internet
en in de app worden gevonden.
%Het gaat hierbij niet om kleine onderdelen.
Informatie over kleine onderdelen zijn onder
het trefwoord "Wettelijke keurmerkenvoor
radio-apparatuur bij kleine onderdelen" te vin-
den.
VVererderdereecomcomponentspeciekeponentspecieke aanaanwiwijzingjzingenen
Verdere componentspecieke informatie is te vin-
den onder het trefwoord "Verdere componentspe-
cieke aanwijzingen" in de digitale handleiding in
de auto, op het internet en in de app.
366366 Technische gegevens
OvOvererziczicht vht voeroertuigtypeplaatje, FIN en mottuigtypeplaatje, FIN en motorornum-num-
mermer
VVoeroertuigtypeplaatjetuigtypeplaatje
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - Koeweit)
1Autofabrikant
2Fabricageplaats
3Productiedatum
4Voertuigtype
5FIN
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - alle andere
landen)
1Autofabrikant
2EG-typegoedkeuringsnummer (alleen voor
bepaalde landen)
3FIN (voertuigidenticatienummer)
4Toegestaan totaalgewicht (kg)
5Toegestaan totaalgewicht (kg) (alleen voor
bepaalde landen)
Technische gegevens 367367
6Toegestane voorasbelasting (kg)
7Toegestane achterasbelasting (kg)
8Lakcode
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
FIN onder de rFIN onder de recechthter ver voorstoorstoeloel
1Ingeslagen FIN (voertuigidenticatienummer)
2Vloerbekleding
FIN biFIN bij de onderstj de onderste re rand vand van de van de voorroorruituit
1FIN (voertuigidenticatienummer) als label
Het FIN als label op de onderste rand van de voor-
ruit is alleen voor bepaalde landen beschikbaar.
MotMotorornummernummer
Meer informatie over het motornummer is ver-
krijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
368368 Technische gegevens
BedriBedrijfjfsstsstoenoen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tottbedribedrijfjfsstsstoenoen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
voor de gezondheid schadelijke bedrijfs-
stoen
Bedrijfsstoen kunnen giig en schadelijk voor
de gezondheid zijn.
#Bij het gebruik, de opslag en de afvoer
van de bedrijfsstoen de opdrukken van
de originele verpakking in acht nemen.
#Bedrijfsstoen altijd in de afgesloten ori-
ginele verpakking bewaren.
#Kinderen altijd op afstand van bedrijfs-
stoen houden.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling als
gevolg van het niet-milieuvriendelijk afvoe-
renvan bedrijfsstoen
Het onjuist afvoeren van bedrijfsstoen kan
aanzienlijke schade aan het milieu veroorza-
ken.
#Bedrijfsstoen op milieuvriendelijke wijze
afvoeren.
Bedrijfsstoen zijn:
RSmeermiddelen
RKoelvloeistof
RRemvloeistof
RRuitreinigingsmiddel
RKoelmiddel van het temperatuurregelsysteem
Alleen door Mercedes-Benz goedgekeurde pro-
ducten gebruiken. Schade die aan de auto is ont-
staan door het gebruik van niet-goedgekeurde
producten, valt niet onder de Mercedes-Benz
garantie en coulance.
De door Mercedes-Benz goedgekeurde bedrijfs-
stoen zijn te herkennen aan het volgende
opschri op de verpakking:
RMB-Freigabe (bijvoorbeeld MB-Freigabe
229.51)
RMB-Approval (bijvoorbeeld MB-Approval
229.51)
Meer informatie over goedgekeurde bedrijfsstof-
fen is te vinden:
RIn de Mercedes-Benz-bedrijfsstoenvoor-
schrien onder vermelding van de specicatie
-Op internet https://bevo.mercedes-
benz.com
-In de Mercedes-Benz BeVo App
RBij een gekwaliceerde werkplaats
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot rt remvemvloeistloeistofof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 369).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door vorming van dampbellen in het rem-
systeem
De remvloeistof neemt voortdurend vocht uit
de atmosfeer op. Daardoor daalt het kookpunt
van de remvloeistof. Wanneer het kookpunt te
laag wordt, kunnen zich bij een hoge belasting
van de remmen dampbellen in het remsys-
teem vormen.
Technische gegevens 369369
Daardoor wordt de remwerking nadelig beïn-
vloedt.
#De remvloeistof met het voorgeschreven
interval laten verversen.
De remvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Alleen een door Mercedes-Benz goedgekeurde
remvloeistof volgens MB-Freigabe of MB-Approval
331.0 gebruiken.
KKoelvoelvloeistloeistofof
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot kt koelvoelvloeistloeistofof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 369).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door antivriesmiddel
Wanneer antivriesmiddel op hete onderdelen
in de motorruimte terechtkomt, kan het ont-
steken.
#Het aandrijfsysteem laten afkoelen alvo-
rens antivriesmiddel bij te vullen.
#Ervoor zorgen dat er geen antivriesmid-
del naast de vulopening terechtkomt.
#Alvorens de auto te starten de met anti-
vriesmiddel vervuilde onderdelen grondig
reinigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
koelvloeistof
#Alleen voorgemengde koelvloeistof met
de gewenste vorstbescherming gebrui-
ken.
Informatie overkoelvloeistof vindt u op de vol-
gende plaatsen:
Rin de Mercedes-Benz-bedrijfsstoenvoor-
schrien 320.1
-op internet https://bevo.mercedes-
benz.com
-in de Mercedes-Benz BeVo App
RBij een gekwaliceerde werkplaats
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting bij hoge bui-
tentemperaturen
Als een ongeschikt koelmiddel wordtgebruikt,
is het koelsysteem bij hoge buitentemperatu-
ren niet voldoende tegenoververhitting en
corrosie beschermd.
#Alleen een voor Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof gebruiken.
#De aanwijzingen in het Mercedes-Benz
bedrijfsstoenvoorschri 320.1 in acht
nemen.
De koelvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aandeel antivriesmiddelconcentraat in het motor-
koelsysteem:
Rten minste 50% (vorstbescherming tot circa
-37 °C)
Rmaximaal 55% (vorstbescherming tot -45 °C)
370370 Technische gegevens
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot rt ruitruitreinigingsmid-einigingsmid-
deldel
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/pagina 369).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte terechtkomt, kan het ont-
steken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging vanruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken. Anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
AAututogogegevegevensens
AfmeAfmetingtingenen
De aangegeven hoogten kunnen in verband met
de volgende factoren variëren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
Technische gegevens 371371
ZwZwenkenk- en st- en stahoogteahoogte
ModelModel 11ZwZwenk-enk-
hoogtehoogte
22StStahoogteahoogte
EQC 400
4MATIC 2113 mm 1971 mm
AfmeAfmetingtingenen
EQC 400 4MAEQC 400 4MATICTIC
Lengte4762 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2096 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1884 mm
Hoogte1624 mm
Wielbasis 2873 mm
GeGewicwichthten en belasen en belastingtingenen
Met betrekking tot de aangegeven voertuiggege-
vens de volgende aanwijzingen in acht nemen:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen vindt u op
het voertuigtypeplaatje (/pagina 367).
DakbelasDakbelastingting
ModelModel MaximumdakbelasMaximumdakbelastingting
Alle modellen 75 kg
Door de consDoor de constrtructie bepaalde maximum snelheiductie bepaalde maximum snelheid
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
TToegoegestestane maximumsnelheidane maximumsnelheid
ModelModel
EQC 400 4MATIC
HoogspanningsaccuHoogspanningsaccu
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de enert de energievgievoor-oor-
ziening vziening voor autoor auto's meo's met hoogspanningsaccut hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm
EN 17186:2019 bevinden de voertuigcodes op de
auto zich op de volgende plaatsen:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Bovendien zijn in landen in Europa de laadstations
voorzien van een code met betrekking tot de
energievoorziening. U kunt uw auto opladen bij
een laadstation wanneer de code van het laadsta-
tion overeenkomt met de voertuigcode.
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/pagina 174).
372372 Technische gegevens
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm:Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 480 V RMS
2Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 50 V tot 500 V
3Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 200 V tot 920 V
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
GegevGegevens hoogspanningsaccu opladenens hoogspanningsaccu opladen
EQC 400 4MAEQC 400 4MATICTIC
Type Lithium-ion
Energie-inhoud bruikbaar 80 kWh
Actieradius
Oplaadtijd mode 4
met circa 110 kW Peak laad-
vermogen
Circa 40 min
Oplaadtijd mode 3
met 11 kW laadvermogen
(afhankelijk van de uitvoering
van de auto)
circa 7 h 30
min
EQC 400 4MAEQC 400 4MATICTIC
Oplaadtijd mode 3
met 7,4 kW laadvermogen
circa 11 h
Oplaadtijd mode 2
met 3,7 kW laadvermogen
circa 21 h 30
min
Oplaadtijd mode 2
met 2,3 kW laadvermogen
circa 42 h
Oplaadtijd mode 2
met 1,8 kW laadvermogen
circa 54 h
De oplaadtijden mode 2 en 3 gelden voor wis-
selstroomladen van 10% tot 100% van de bruik-
bare energie-inhoud.
De oplaadtijd mode 4 geldt voor het gelijk-
stroomladen van 10% tot 80% van de bruikbare
energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Technische gegevens 373373
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(/pagina 174).
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingen oven over de aanhangwer de aanhangwagagen-en-
vvooroorzieningziening
Afhankelijk van het voertuigtype zijn wijzigingen
aan het koelsysteem noodzakelijk. Het naderhand
inbouwen van een aanhangwagenvoorziening is
alleen toegestaan, wanneer in de voertuigdocu-
mentatie een aanhangwagengewicht is ingevoerd.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
InbouwmatInbouwmaten ven van de aanhangwan de aanhangwagagenvenvooroorzieningziening
1Bevestigingspunten
2Achteroverbouw
3Hartlijn achteras
De achteroverbouw en de bevestigingspunten gel-
den voor een af fabriek gemonteerde aanhangwa-
genvoorziening.
LengtLengte ace achthteroveroverbouwerbouw
ModelModel 22AcAchthteroveroverbouwerbouw
EQC 400 4MATIC 1082 mm
AAanhangwanhangwagagengeengewicwichtht
De kogeldruk is niet bij het aanhangwagengewicht
inbegrepen.
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, ght, gereremd (biemd (bij minimaalj minimaal
klimvklimverermogmogen bien bij wj wegriegrijden vjden van 8%)an 8%)
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwicht, ght, gereremdemd
EQC 400 4MATIC 1800 kg
374374 Technische gegevens
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, ght, gereremd (biemd (bij minimaalj minimaal
klimvklimverermogmogen bien bij wj wegriegrijden vjden van 12%)an 12%)
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwicht, ght, gereremdemd
EQC 400 4MATIC 1800 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, onght, ongereremdemd
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwicht, onght, ongereremdemd
EQC 400 4MATIC 750 kg
Maximum kMaximum kogogeldreldruk en druk en draagvaagverermogmogenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door het losra-
kenvan de aanhangwagen
Bij een te geringe kogeldruk kan de aanhang-
wagen losraken.
#Een kogeldruk van 50 kg niet overschrij-
den.
#De maximaal toegestane kogeldruk
indien mogelijk benutten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door het losra-
kenvan de etsdrager
Bij het gebruik van een etsdrager moet naast
de maximale kogeldruk eveneens het maxi-
male draagvermogen in acht worden geno-
men.
#Het maximaal toegestane draagvermo-
gen niet overschrijden.
De aanwijzingen voor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/pagina 259).
KKogogeldreldrukuk
ModelModel MaximumkMaximumkogogeldreldrukuk
EQC 400 4MATIC 72 kg
DrDraagvaagverermogmogenen
EQC 400 4MAEQC 400 4MATICTIC MaximumdrMaximumdraagvaagverermo-mo-
ggenen
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop
75 kg
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop en boven-
dien aan de geleide-
pen
100 kg
TToegoegestestane asbelasane asbelasting vting van de acan de achthtereras bias bijrijrijdenjden
memet aanhangwt aanhangwagagenen
AsbelasAsbelasting riting rijden mejden met aanhangwt aanhangwagagenen
ModelModel AsbelasAsbelastingting
EQC 400 4MATIC 1700 kg
Technische gegevens 375375
DisplaDisplaymeldingymeldingenen
InleidingInleiding
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot displat displaymeldingymeldingenen
Displaymeldingen verschijnen op het instrumen-
tendisplay.
Displaymeldingen met grasche weergavenkun-
nen in de handleiding vereenvoudigd zijn afge-
beeld en afwijken van de weergave op het instru-
mentendisplay. Het instrumentendisplay gee dis-
playmeldingen met hoge prioriteit rood weer. Bij
bepaalde displaymeldingen klinkt bovendien een
waarschuwingssignaal.
De betreende displaymeldingen opvolgen en de
extra aanwijzingen in deze handleiding in acht
nemen.
Bij enkele displaymeldingen worden bovendien
symbolen weergegeven:
RÕMeer informatie
R¨Displaymelding verbergen
Met de Touch-Control links kunt u met een vee-
gbeweging naar links of rechts het betreende
symbool selecteren. Door te drukken op Õwordt
meer informatie op het mediadisplay weergege-
ven. Door te drukken op ¨verdwijnt de dis-
playmelding.
Displaymeldingen met een lage prioriteit kunt u
verwijderen door het indrukken van de terugtoets
Pof met de Touch-Control links. Daarbij wor-
den de displaymeldingen in het meldingengeheu-
gen opgeslagen.
De oorzaak van een displaymelding zo snel moge-
lijk verhelpen.
Displaymeldingen met hoge prioriteit kunnen niet
door u worden uitgeschakeld. Het instrumenten-
display toont deze displaymeldingen permanent,
tot de oorzaak van de displaymelding verholpen
is.
OpgOpgeslageslagen displaen displaymeldingymeldingen opren oproepenoepen
Boordcomputer:
4Service 51 melding
Als er geen displaymeldingen aanwezig zijn, ver-
schijnt op het instrumentendisplay Geen meldin-
gen aanwezig.
#Met een veegbeweging naar boven of naar
beneden op de Touch-Control links door de
displaymeldingen bladeren.
#HeHet meldingt meldingengengeheugeheugen ven vererlatlaten:en: De terug-
toetsPindrukken.
376376 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken
*Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 41).
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
6
Linksvoor Storing Werk-
plaats opzoeken (voorbeeld)
*Het betreende veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 41).
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 377377
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Windowbag links Storing
Werkplaats opzoeken (voor-
beeld)
*Het betreende veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 41).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
Voorpass.-airbag uitgescha-
keld zie handleiding
*De passagiersairbag is gedeactiveerd, hoewel een volwassen persoon of een persoon met een overeenkomstig pos-
tuur op de passagiersstoel zit. Wanneer extra krachten op de stoel worden uitgeoefend, kan het systeem een te gering
gewicht meten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Wanneer de passagiersairbag uitgeschakeld is, wordt deze bij een ongeval niet geactiveerd en kan deze dan niet
meer zoals bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen van het interieur in contact komen, in het
bijzonder als deze dicht op het dashboard zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/pagina 52).
378378 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Voorpass.-airbag ingescha-
keld zie handleiding
*De passagiersairbag is in de volgende situaties tijdens het rijden geactiveerd:
RHoewel zich een kind, een klein persoon of een voorwerp met een gewicht beneden de grenswaarde van het sys-
teem op de passagiersstoel bevindt.
RHoewel de passagiersstoel leeg is.
Het systeem herkent eventueel extra gewicht door voorwerpen op de stoel of krachten die op de stoel werken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar door gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem bij
ingeschakelde passagiersairbag
Als een kind in een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt beveiligd en de passagiersairbag
ingeschakeld is, kan de passagiersairbag bij een ongeval worden geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een stoel met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDINGEN totgevolg hebben.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/pagina 52).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 379379
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE functioneert niet
zie handleiding
*De PRE‑SAFE®functies vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
SleutSleutelel
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel vervangen
*De sleutel laten vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Á
Batterij sleutel vervangen
*De batterij van de sleutel is leeg.
#De batterijvervangen (/pagina 80).
380380 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel niet herkend (witte
displaymelding)
*De sleutel wordt momenteel niet herkend.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet wordt herkend, de sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel
plaatsen (/pagina 160).
Á
Sleutel niet herkend (rode
displaymelding)
*De sleutel wordt niet herkend en is eventueel niet meer in de auto aanwezig.
Wanneer de sleutel zich niet meer in de auto bevindt en u de auto uitschakelt:
RKunt u de auto niet meer starten.
RKunt u de auto niet centraal vergrendelen.
#De sleutel moet zich in de auto bevinden.
Wanneer de sleutel zich in de auto bevindt en desondanks niet wordt herkend:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/pagina 160).
De batterijvan de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren (/pagina 78).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen (/pagina 80).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 381381
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
*De auto rekent om de nieuwe sleutel in te leren.
#Wachttot de rekenprocedure afgesloten is.
Sleutel in aangegeven berg-
plaats leggen zie handlei-
ding
*De herkenning van de sleutel vertoont een storing.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/pagina 160).
VVererliclichtinghting
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Dimlicht links (voorbeeld)
*De betreende lichtbron is defect.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
%LED-lichtbronnen: Alleen wanneer alle lichtdiodes defect zijn, verschijnt de displaymelding voor de betreende ver-
lichting.
382382 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Storing Zie handleiding
*Deexterieurverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Een zekering kan doorgebrand zijn.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De zekeringen controleren en eventueel vervangen (/pagina 343).
:
AUTO-verlichting buiten
werking
*De lichtsensor voor het automatisch rijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Act. bochtverlicht. functio-
neert niet
*De actieve bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 383383
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Verlichting inschakelen
*Urijdt zonder dimlicht.
#De lichtschakelaar in de stand Lof Ãdraaien.
:
Licht uitschakelen
*De auto wordtverlaten en de verlichting is nog ingeschakeld.
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
:
Intelligent Light System
functioneert niet
*Het Intelligent Light System vertoont een storing. Het verlichtingssysteem werktverder zonder de functies van het
Intelligent Light System.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus nu niet beschik-
baar Zie handleiding
*De adaptieve grootlichtassistent Plus is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 138).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve grootlichtas-
sistent Plus weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
384384 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent Plus weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus functioneert niet
*De adaptieve grootlichtassistent Plus vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Adaptieve grootlichtassis-
tent plus Camerazicht gere-
duceerd zie handleiding
*Het zicht van de camera is gereduceerd. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het blikveld van de camera
RZware neerslag of mist
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn.
De rijsystemen en rijveiligheidssystemen zijn weer beschikbaar als de oorzaken niet meer vantoepassing zijn.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen.
Alarmknipperlichten Storing *De alarmknipperlichtenschakelaar vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 385385
KlimaatrKlimaatregegelingeling
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
functioneert niet Opladen
van HV-accu niet afgesloten
*De hoogspanningsaccu wordt opgeladen. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#Wachtentot het opladen een minimale laadtoestand hee bereikt.
&
functioneert niet HV-accu
opladen
*De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/pagina 174).
&
Voorklimatisering via sleu-
tel na starten van de motor
weer beschikbaar
*Uhebt bij een geparkeerde auto meer dan driemaal geprobeerd de klimaatregeling vooraf in te schakelen.
#De auto gedurende tien seconden starten.
De klimaatregeling vooraf kanweer worden ingeschakeld.
386386 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
Voorklimatisering via sleu-
tel functioneert niet HV-
accu zwak
*De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen (/pagina 174).
Wanneer de hoogspanningsaccu voldoende opgeladen is, is de klimaatregeling vooraf weer ingeschakeld.
AAandriandrijfjfsystsysteemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
v
Wegslepen verboden Zie
handleiding
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#De auto alleen vervoeren op een auto-ambulance of een aanhangwagen (/pagina 339).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 387387
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ò
Akoestische omgevingsbe-
scherming functioneert niet
*De soundgenerator (akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem) vertoont een storing. Er worden geen rijgeluiden
gegenereerd. De auto wordteventueel niet door andere verkeersdeelnemers akoestisch waargenomen.
#In het bijzonder anticiperend rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Om de motor af te zetten
de start-stop-toets gedu-
rende min. 3 sec. of 3 keer
indrukken
*Uhebt tijdens het rijden de start-stoptoets ingedrukt.
#Om het aandrijfsysteem tijdens het rijden af te zetten (/pagina 160).
+
Koelvloeistof bijvullen zie
handleiding
*Het koelvloeistofniveau is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het aandrijfsysteem door te weinig koelvloeistof
#Langere ritten met te weinig koelvloeistof vermijden.
#Het koelsysteem van het aandrijfsysteem bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
ÿ
Koelvloeistof Stoppen
Motor uit
*Dekoelvloeistof is te warm.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten.
388388 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door oververhitte auto
Wanneer u de motorkap bij een oververhitte auto of een brand in de motorruimte opent, kunnen zich de volgende
situaties voordoen:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#Bij een oververhitting of brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en de brandweer waarschu-
wen.
#De oververhitte auto eerst laten afkoelen, als de motorkap moet worden geopend.
#Wachtentot het aandrijfsysteem is afgekoeld.
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd.
#Zonder hoge belasting van het aandrijfsysteem naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
ÿ*Het koelsysteem hee een storing van een onderdeel vastgesteld.
#Zonder hoge belasting van het aandrijfsysteem naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 389389
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
è
Laadkabel aangesloten
*Erkan niet worden weggereden zo lang de laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
Laadkabel ontgrendelen
niet mogelijk Zie handlei-
ding
*De laadkabelstekker kan niet uit de contactdoos van het laadstation worden getrokken.
#De NOOD-UIT-schakelaar op het laadstation indrukken.
Wanneer de laadkabelstekker vervolgens niet kanworden verwijderd:
#Bij de aanbieder van het laadstation via de op het laadstation aangebrachte noodoproeptoets of het alarmnummer
om servicepersoneel vragen.
Auto wordt momenteel niet
opgeladen Storing van het
laadstation
*Er is een storing van het laadstation opgetreden of de RFID-kaart wordt niet herkend.
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#De werking van de RFID-kaart laten controleren.
Laadmodus momenteel
niet beschikbaar Opnieuw
proberen of andere laadmo-
dus kiezen
*Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachtentot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
390390 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Laadstoring Andere laad-
modus kiezen a.u.b. Zie
handleiding
*Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachtentot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Aandrijfvermogen geredu-
ceerd Zie handleiding
*Detemperatuur van het aandrijfsysteem ligt buiten het normale bedrijfstemperatuurgebied, bijvoorbeeld vanwege
extreem lage of hoge buitentemperaturen.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd. Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd _
brandt.
Wanneer de bedrijfstemperatuur van het aandrijfsysteem is genormaliseerd (bijvoorbeeld na een korterit), is het volle-
dige aandrijfvermogenweer beschikbaar. De displaymelding verdwijnt en het gele waarschuwingslampje vermogen
gereduceerd _doo.
#Voorzichtig verder rijden.
*De hoogspanningsaccu is niet voldoende opgeladen.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd. Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd _
brandt.
#Voorzichtig verder rijden.
#De hoogspanningsaccu direct opladen.
*Wanneer het vermogen van het aandrijfsysteem daarna nog steeds gereduceerd is, is er een storing in het aandrijfsys-
teem aanwezig.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 391391
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Direct stoppen Aandrijving
wordt uitgesch.
Hoogsp.accu opladen
*De laadtoestand van de hoogspanningsaccu is zo laag, dat rijden niet meer mogelijk is. Het aandrijfsysteem kan dan
niet meer worden gestart.
Wanneer het aandrijfsysteem opnieuw wordtgestart, verschijnt opnieuw de melding Direct stoppen Aandrijving
wordt uitgesch. Hoogsp.accu opladen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De hoogspanningsaccu opladen (/pagina 174).
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
*De hoogspanningsaccu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden.
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
392392 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Û
Storing
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Wanneer de displaymelding en het waarschuwingssignaal met korte intervallen worden herhaald, is een ernstige sto-
ring aanwezig. De auto moet direct op een veilige plaats worden geparkeerd, omdat het aandrijfsysteem automatisch
wordtgedeactiveerd.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De auto uitschakelen en contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Storing Werkplaats opzoe-
ken
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder opnieuw te starten
Werkplaats opzoeken
*Vanwege een storing is het opnieuw startenvan het aandrijfsysteem niet mogelijk.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
ô
Accureserve Hoogspan-
ningsaccu opladen
*De laadtoestand van de hoogspanningsaccu hee het reservegebied bereikt.
#De hoogspanningsaccu opladen (/pagina 174).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 393393
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
12V-accu Zie handleiding
*Het aandrijfsysteem is afgezet en de laadtoestand van de 12V-accu is te laag.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#30 - 60 minuten met de auto rijden.
of
#De auto opladen bij een laadstation (/pagina 174).
Wanneer de melding bij een uitgeschakelde auto verschijnt, is er een storing in het boordnet aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
d
Storing
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Het aandrijfkracht van de auto is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
d
Stoppen Motor uit
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
394394 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Storing Werkplaats opzoe-
ken
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Hoogspanningsaccuonder-
houd dringend nodig Star-
ten niet mogelijk over circa
XXX km (gele displaymel-
ding)
*In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Nadat de weergegeven afstand is afgelegd, kan het elektrische aandrijfsysteem niet meer worden gestart.
#De benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de hoogspanningsaccu bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
Hoogspanningsaccuonder-
houd dringend nodig Star-
ten niet mogelijk over circa
XXX km (rode displaymel-
ding)
*In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Nadat de weergegeven afstand is afgelegd, kan het elektrische aandrijfsysteem niet meer worden gestart.
#De benodigde onderhoudswerkzaamheden aan de hoogspanningsaccu direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
Hoogspanningsaccuonder-
houd dringend nodig Zon-
der opnieuw te starten
werkplaats opzoeken
*In de hoogspanningsaccu is een storing opgetreden.
Na het afzettenvan het aandrijfsysteem kan niet meer opnieuw worden gestart.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 395395
AAutouto
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Voertuig klaar om te rijden
Voor het verlaten contact
uitschakelen
*Uwilt de auto in rijklare toestand verlaten.
#De auto uitschakelen, beveiligen tegenwegrollen en de sleutel verwijderen.
#Wanneer de auto niet wordtverlaten, de elektrische verbruikers, bijvoorbeeld de stoelverwarming, uitschakelen.
Anders kan de 12‑V-accu worden ontladen en is starten alleen met een externe accu (starthulp) mogelijk.
ï
Bediening alleen in trans-
missiestand P
*Dekogelhals zwenkt niet, omdat de transmissiestand h,kof de neutraalstand iis ingeschakeld.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand jinschakelen.
ï
Trekhaak zwenkt
*Dekogelhals zwenkt in- of uit.
De zwenkprocedure niet met de hand, de voet of andere hulpmiddelen versnellen, vertragen of forceren als de kogel-
kop niet beweegt. Tijdens de zwenkprocedure geen aanhangwagen aankoppelen.
De displaymelding verdwijnt als de kogelhals zich in een bedrijfsklare positie bevindt.
396396 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ï
Trekhaak vergrendeling
control. (witte displaymel-
ding)
*De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/pagina 253).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 397397
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#WWanneer de kanneer de kogogelhals is ingelhals is ingeklapteklapt::Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/pagina 253).
De kogelhals vergrendelt verticaal in de vergrendelde positie en vervolgens onder de bumper.
#WWanneer de kanneer de kogogelhals is uitgelhals is uitgeklapteklapt::Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/pagina 253).
De kogelhals vergrendelt onder de bumper.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display momen-
teel niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het head-up-display is tijdelijk niet beschikbaar. Mogelijke oorzaken:
RStoringen in de spanningsvoorziening
RSignaalstoringen
#De auto op een veilige plaats stoppen en uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display functio-
neert niet
*Het head-up-display hee een interne storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
398398 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ù
Storing besturing Meer
kracht vereist Zie handlei-
ding
*De bekrachtiging van de stuurinrichting vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigd stuurgedrag
Wanneer de bekrachtiging van de stuurinrichting gedeeltelijk of geheel uitvalt, is er meer kracht nodig om te stu-
ren.
#Als veilig kanworden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing besturing Direct
stoppen Zie handleiding
*De stuurinrichting vertoont een storing. De bestuurbaarheid is sterk nadelig beïnvloed.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
C*Ten minste een portier is geopend.
#Alle portieren sluiten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 399399
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
?*De motorkap is geopend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door ontgrendelde motorkap tijdens het rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motorkap vergrendeld is.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De motorkap sluiten.
A*De achterklep is geopend.
#De achterklep sluiten.
_
Rugleuning achterbank
links niet vergrendeld (voor-
beeld)
*Derugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
400400 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
¥
Ruitensproeiervloeistof bij-
vullen
*Het ruitensproeiervloeistofniveau in het ruitensproeiervloeistofreservoir is tot onder het minimum gedaald.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen (/pagina 321).
Ruitenwissers Storing *Dewerking van de ruitenwissers vertoont een storing.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TTrransmissieansmissie
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Schakelstand P alleen bij
stilstaand voertuig
*Het inschakelen van de parkeerstand jis alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand jzetten.
Voor verlaten van schakel-
stand P rem bedienen
*Uhebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand jeen andere transmissiestand in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 401401
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De transmissiestand h,kof de neutraalstand iinschakelen.
Voor verlaten van schakel-
stand P of N rem bedienen
en motor starten
*Uhebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand jof de neutraalstand ieen andere transmissiestand in te schake-
len.
#Het rempedaal indrukken.
#De auto starten.
#De transmissiestand wijzigen.
Voor inschakelen van scha-
kelstand D of R eerst rem
bedienen
*Uhebt geprobeerd om de transmissiestand hof kin te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand hof kinschakelen.
Voor inschakelen van scha-
kelstand R eerst rem bedie-
nen
*Uhebt geprobeerd om de transmissiestand kin te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand kinschakelen.
Wegrolgevaar Portier open
en transmissie niet in P
*Het bestuurdersportier is niet volledig gesloten en de transmissiestand hof kof de neutraalstand iis ingescha-
keld.
De auto kanwegrollen.
#Bij het parkerenvan de auto de parkeerstand jinschakelen.
Stand N permanent geacti-
veerd Wegrolgevaar
*Terwijl de auto rolt of rijdt is de neutraalstand iingeschakeld.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
402402 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand jzetten.
#Om verder te rijden de transmissiestand hof kinschakelen.
Zonder schakelen Werk-
plaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing. Het wijzigenvan de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand his ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Achteruit rijden niet moge-
lijk Werkplaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing. Het inschakelen van de transmissiestand kis niet mogelijk.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie Storing Stop-
pen
*De transmissie vertoont een storing. De transmissie schakelt daarbij automatisch in de neutraalstand i.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand jinschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 403403
RRemmenemmen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Parkeerrem zie handleiding
*Het gele controlelampje !brandt. De elektrische parkeerremvertoont een storing.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen (/pagina 198).
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kanworden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
*Het gele controlelampje !en het rode controlelampje !branden. De elektrische parkeerremvertoont een sto-
ring.
Om tOm te lossen:e lossen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/pagina 198).
of
#De elektrische parkeerrem automatisch vrijzetten (/pagina 197).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
404404 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
*Het gele controlelampje !brandt en het rode controlelampje !knippert. De elektrische parkeerremvertoont
een storing.
De elektrische parkeerremkan niet worden vastgezet of gelost.
#De auto uit- en weer inschakelen.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/pagina 198).
Om tOm te lossen:e lossen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen en vervolgens weer vrijzetten.
Wanneer de elektrische parkeerrem nog steeds niet kanworden vastgezet, of als het rode controlelampje !nog
steeds knippert:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
*Het gele controlelampje !knippert en het rode controlelampje !knippert gedurende circa tien seconden na
het inschakelen of vrijzetten van de elektrische parkeerrem. Vervolgens blij het branden of het doo. De elektrische
parkeerremvertoont een storing.
Als de laadtAls de laadtoestoestand tand te laag is:e laag is:
#De 12V-accu opladen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 405405
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De auto uitschakelen.
De elektrische parkeerremwordt automatisch ingeschakeld.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet moet worden ingeschakeld, bijvoorbeeld in de wasstraat of bij het slepen, de
auto ingeschakeld laten. Een uitzondering vormt het slepen met omhooggebrachte achteras.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet automatisch wordt ingeschakeld:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/pagina 198).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
Om tOm te lossen:e lossen:
#Als is voldaan aan de voorwaarden voor het automatisch vrijzetten, en de elektrische parkeerremwordt niet auto-
matisch vrijgezet, de elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/pagina 198).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
406406 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Parkeerrem ontgrendelen
*Het rode controlelampje !knippert.
De elektrische parkeerrem is vastgezet tijdens het rijden:
RAan een voorwaarde voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem is niet voldaan
(/pagina 197).
RUvoert een noodremming uit met de elektrische parkeerrem (/pagina 198).
#De voorwaarden voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem controleren.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten.
!
Parkeerrem Om te ontgren-
delen contact AAN
*Het rode controlelampje !brandt.
Wanneer de elektrische parkeerremwordtgelost, is de auto uitgeschakeld.
#De auto inschakelen.
J
Remvloeistofpeil controle-
ren
*Er bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 407407
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Geen remvloeistof bijvullen.
Remblokken controleren
zie handleiding
*Deremvoeringen hebben de slijtagegrens bereikt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RiRijsystjsystemenemen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ë
Uit
*De HOLD-functie is uitgeschakeld, omdat de auto slipt of omdat niet is voldaan aan een inschakelvoorwaarde.
#De HOLD-functie later weer inschakelen of de inschakelvoorwaarden van de HOLD-functie controleren
(/pagina 204).
é
Attention Assist functio-
neert niet
*DeATTENTION ASSIST vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
408408 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
é
Attention Assist: pauze!
*DeATTENTION ASSIST hee vermoeidheid of een toenemende onoplettendheid bij de bestuurder vastgesteld
(/pagina 206).
#Zo nodig pauze nemen.
h
- - - km/h
*De TEMPOMAT kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is.
#De inschakelvoorwaarden van de TEMPOMAT controleren (/pagina 209).
TEMPOMAT functioneert
niet
*De TEMPOMAT vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT en limiter func-
tioneren niet
*De TEMPOMAT en de limiter vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT Uit *De TEMPOMAT is uitgeschakeld.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de TEMPOMAT automatisch uitgeschakeld (/pagina 208).
È
- - -km/h
*De limiter kan tijdelijk niet worden ingeschakeld. Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig
zijn.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 409409
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Limiter passief *Wanneer het gaspedaal totvoorbij het drukpunt wordt ingedrukt (kickdown), wordt de limiter passief geschakeld
(/pagina 209).
Limiter functioneert niet *De limiter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ç
- - -km/h
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden vol-
daan is.
#De inschakelvoorwaarden van de actieve afstandsassistent DISTRONIC in acht nemen (/pagina 214).
ç
passief
*Wanneer u het gaspedaal verder dan de instelling voor de actieve afstandsassistent DISTRONIC indrukt, wordt het sys-
teem passief geschakeld (/pagina 211).
ç
Uit
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is gedeactiveerd. Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de
actieve afstandsassistent DISTRONIC automatisch gedeactiveerd (/pagina 214).
410410 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve afstandsassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 211).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve afstandsassistent
functioneert niet
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve afstandsassistent
weer beschikbaar
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is weer gereed voor gebruik.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC inschakelen (/pagina 214).
Snelheidslimietassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*De snelheidslimietassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 411411
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Snelheidslimietassistent
functioneert niet
*De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
ð
Maximum snelheid over-
schreden
*De maximum toegestane snelheid is overschreden (alleen bepaalde landen).
#Langzamer rijden.
Snelheidsbegrenzing (win-
terbanden) XXX km/h
*Uhebt de opgeslagen toegestane maximumsnelheid voor winterbanden bereikt. Deze snelheid kan niet worden over-
schreden.
Actieve stuurassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
*De actieve stuurassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 218).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
#Indien nodig de voorruit in het blikveld van de camera reinigen.
#Indien nodig de bandenspanning controleren.
412412 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve stuurassistent func-
tioneert niet
*De actieve stuurassistent vertoont een storing. De actieve afstandsassistent DISTRONIC blij beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Actieve stuurassistent
momenteel niet beschik-
baar wegens meerdere
noodstops
*De actieve stuurassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschikbaar.
#De besturing overnemen en op veilige wijze stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve stuurassistent is weer beschikbaar.
Noodstop wordt gestart *Uhebt de handen niet aan het stuurwiel. De noodstop wordtgestart (/pagina 221).
#De handen weer aan het stuurwiel.
Ukunt de vertraging altijd afbreken door een van de volgende handelingen:
RSturen
RRemmen of gasgeven
RActieve afstandsassistent DISTRONIC uitschakelen
Ø*De actieve stuurassistent hee de systeemgrens bereikt (/pagina 218).
U hebt al geruime tijd niet zelf gestuurd.
#De besturing overnemen en op veilige wijze verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 413413
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Verkeerstekenassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*Deverkeerstekenassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Met inachtneming van de verkeersregels kanverder worden gereden.
#Als de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de voorruit reinigen.
Verkeerstekenassistent
functioneert niet
*Deverkeerstekenassistent vertoont een storing.
#Met inachtneming van de verkeersregels kanverder worden gereden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Verkeerstekensassistent
Camerazicht gereduceerd
zie handleiding
*Het zicht van de camera is gereduceerd. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het blikveld van de camera
RZware neerslag of mist
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn.
De rijsystemen en rijveiligheidssystemen zijn weer beschikbaar als de oorzaken niet meer vantoepassing zijn.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen.
414414 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding
*De dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 230).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
#Indien nodig de achterbumper reinigen. Als de bumper sterk vervuild is, kunnen de sensoren in de bumper een
storing vertonen.
Dodehoekassistent functio-
neert niet
*De dodehoekassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Dodehoekassistent met
aanhangwagen niet
beschikbaar zie handleiding
*Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordtgemaakt, is de dodehoekassistent niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve dodehoekassistent
nu niet beschikbaar zie
handleiding
*De actieve dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 230).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 415415
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve dodehoekassistent
functioneert niet
*De actieve dodehoekassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Act. dodehoekassistent
met aanhangwagen niet
beschikbaar Zie handleiding
*Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordtgemaakt, is de actieve dodehoekassistent niet
beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve spoorassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*De actieve spoorassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 233).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
AAututo's meo's met actievt actieve se stuurtuurassistassistent:ent: Het camerabeeld door de voorruit kan beperkt zijn.
#Verder rijden.
AAututo's meo's met actievt actieve se stuurtuurassistassistentent::Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
416416 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen.
Actieve spoorassistent
functioneert niet
*De actieve spoorassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Actieve spoorassistent
Camerazicht gereduceerd
zie handleiding
*AAututo's zonder actievo's zonder actieve se stuurtuurassistassistentent::Het zicht van de camera is gereduceerd.
Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het blikveld van de camera
RZware neerslag of mist
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn.
De rijsystemen en rijveiligheidssystemen zijn weer beschikbaar als de oorzaken niet meer vantoepassing zijn.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 417417
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
*De niveauregeling van de achteras vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#Niet sneller dan 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Parkeerassistent Manoeu-
vreerondersteuning
beperkt beschikbaar Zie
handleiding
*De manoeuvreerondersteuning van de parkeerassistent is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Alle sensoren van het parkeersysteem en van het camerasysteem reinigen (/pagina 325).
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Parkeerassistent en PARK-
TRONIC buiten werking Zie
handleiding
*AAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistentent::De actieve parkeerassistent en de PARKTRONIC-parkeerassistent vertonen een
storing.
AAututo's zonder actievo's zonder actieve parke parkeereerassistassistentent::De PARKTRONIC-parkeerassistent vertoont een storing.
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
418418 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
÷
nu niet beschikbaar zie
handleiding
*Het ABS en het ESP®zijn tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korteroute met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 419419
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding
*Het ABS en het ESP®vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ABS en het ESP®direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
÷
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het ESP®is tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korteroute met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
420420 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
÷
functioneert niet zie hand-
leiding
*Het ESP®vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 421421
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
T
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding
*Het EBD, het ABS en het ESP®vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het EBD, het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Actieve remassistent Func-
tie nu beperkt beschikbaar
Zie handleiding
*AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Het Active Brake Assist System met kruisingsfunctie, de uitwijkstuurassistent of de
PRE‑SAFE®PLUS zijn tijdelijk niet of gedeeltelijk beschikbaar.
AAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakketentiepakket::Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
422422 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve remassistent Func-
tie beperkt beschikbaar Zie
handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE®PLUS
AAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket:t: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Opmerkzaam verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Radarsensoren vervuild zie
handleiding
*Het radarsensorsysteem vertonen een storing. Mogelijke oorzaken:
RSensoren vervuild
RHevige neerslag
RLange ritten buiten de bebouwde kom zonder doorstromend verkeer, bijvoorbeeld in de woestijn
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn.
De rijsystemen en rijveiligheidssystemen zijn weer beschikbaar als de oorzaken niet meer vantoepassing zijn.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#Alle sensoren reinigen (/pagina 325).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 423423
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De auto opnieuw starten.
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
G
functioneert niet
*Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Mercedes me connect
Diensten beperkt Zie hand-
leiding
*De functies van de auto voor de storingsherkenning zijn beperkt.
Een of meerdere hoofdfuncties van het Mercedes me connect systeem vertonen een storing.
#De aanwijzingen met betrekking tot de diagnose-interface in acht nemen (/pagina 32).
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanningscontrole
nu niet beschikbaar
*Een sterke radiobron veroorzaakt een storing. Daardoor worden geen signalen van de bandenspanningssensoren ont-
vangen. De bandenspanningscontrole is tijdelijk niet beschikbaar.
424424 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Zodra de oorzaak is verholpen, start de bandenspanningscontrole vanzelf weer.
#Verder rijden.
Bandensp.contr. functio-
neert niet
*De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloe-
den.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Bandensp.contr. functio-
neert niet Geen wielsenso-
ren
*Degemonteerde wielen hebben geen geschikte bandenspanningssensoren. De bandenspanningscontrole is uitgescha-
keld.
#Wielen met geschikte bandenspanningssensoren monteren.
h
Wielsensor(en) niet
beschikbaar
*Van een of meerdere banden ontbreekt het signaal van de bandenspanningssensor. Bij de betreende band wordt
geen bandenspanningswaarde weergegeven.
#De defecte bandenspanningssensor laten vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 425425
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Banden controleren
*Van één of meerdere banden is de bandenspanning sterk gedaald.
De wielpositie wordtweergegeven. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/pagina 348) en de banden controleren.
h
Bandenspanning corrigeren
*Ten minste één band hee een te lage bandenspanning, of de bandenspanningen van de afzonderlijke banden wijken
te sterk van elkaar af.
#De bandenspanning controleren en eventueel lucht bijvullen.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning de bandenspanningscontrole opnieuw activeren (/pagina 351).
426426 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Let op: band defect
*Van één of meerdere banden daalt de bandenspanning plotseling. De wielpositie wordtweergegeven.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met drukloze banden
RDe banden kunnen overmatig verhit raken en worden beschadigd.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#Niet met drukloze band rijden.
#Bij drukloze MOExtended-band de toegestane nog af te leggen afstand en toegestane maximumsnelheid niet
overschrijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot bandenpech in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech (/pagina 332).
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De banden controleren.
Banden oververhit *Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 427427
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
Snelheid verlagen *Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
OvOvererziczicht wht waaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
Wanneer de auto wordt ingeschakeld, voeren ver-
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen daar-
bij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag is
niet kritisch. Paswanneer deze waarschuwings-
en controlelampjes na het startenvan de auto of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
InsInstrtrumentumentenenpaneelpaneel De posities van de controlelampjes in het instru-
mentendisplay kunnen afhankelijk van de display-
instelling afwijken van het voorbeeld.
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjes:pjes:
6Veiligheidssysteem (/pagina 430)
üVeiligheidsgordel (/pagina 430)
_Vermogen gereduceerd
(/pagina 432)
ÚSysteemfout (/pagina 432)
#Elektrische storing (/pagina 432)
428428 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
ïAanhangwagenvoorziening
(/pagina 433)
ÙStuurbekrachtiging (/pagina 433)
!Elektrische parkeerrem (geel)
(/pagina 434)
!Elektrische parkeerrem (rood)
(/pagina 434)
JRemmen (geel) (/pagina 434)
JRemmen (rood) (/pagina 434)
LAfstandswaarschuwing
(/pagina 437)
ÓActive Brake Assist System
(/pagina 437)
êActive Brake Assist System
(/pagina 437)
!ABS (/pagina 437)
÷ESP®(/pagina 437)
åESP®OFF (/pagina 437)
hBandenspanningscontrole
(/pagina 440)
TStandlicht (/pagina 134)
LDimlicht (/pagina 134)
KGrootlicht (/pagina 135)
#! Knipperlicht (/pagina 135)
RMistachterlicht (/pagina 134)
Symbolen op heSymbolen op het centrt centraal display:aal display:
ÉDrive Away Assist (/pagina 251)
LCross Trac Alert (/pagina 252)
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 429429
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidssysteem brandt terwijl de auto gestart is.
Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 41).
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden uitgescha-
keld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
#Voorzichtig verder rijden.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
430430 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels knippert en er klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal.
De bestuurder of de passagier hebben hun gordel niet omgegespt tijdens het rijden.
#De veiligheidsgordel omgespen (/pagina 45).
Er liggen voorwerpen op de passagiersstoel.
#De voorwerpen van de passagiersstoel verwijderen.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordel brandt na het startenvan de auto.
Bovendien kan een onderbroken waarschuwingssignaal klinken.
Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels herinnert bestuurder en passagier eraan de gordel om te gespen.
#De veiligheidsgordel omgespen (/pagina 45).
Voorwerpen op de passagiersstoel kunnen ervoor zorgen dat het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet
doo.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 431431
AAandriandrijfjfsystsysteemeem
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
_
Waarschuwingslampje ver-
mogen gereduceerd
*Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd brandt.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Ú
Waarschuwingslampje sto-
ring in het systeem
*Het rode waarschuwingslampje systeemfout brandt terwijl de auto rijklaar õis.
Er is een storing in het aandrijfsysteem aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
*Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
432432 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
AAutouto
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (rood)
*Het rode waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
ï
Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening
*Het rode waarschuwingslampje aanhangwagenvoorziening brandt.
De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik of zwenkt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding ver-
dwijnt.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 433433
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Als de aanhangwagenvoorziening zwenkt:
#Wachtentot de kogelhals de bedrijfsklare positie hee bereikt.
RRemmenemmen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (rood)
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (geel)
*Het rode controlelampje elektrische parkeerrem knippert of brandt.
Het gele controlelampje elektrische parkeerrem brandt bovendien bij een storing.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
434434 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
J
Remwaarschuwingslampje
(geel)
*Het gele waarschuwingslampje remmen brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand totvoorliggers verder rijden.
#Wanneer het instrumentendisplay een displaymelding weergee, deze in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Waarschuwingslampje rem-
men (rood)
*Derode waarschuwingslampjes remmen branden terwijl de auto ingeschakeld is.
Mogelijke oorzaken:
RDe rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kanveranderen.
REr bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 435435
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
436436 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
RiRijsystjsystemenemen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
L
Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing
*Het rode waarschuwingslampje afstandswaarschuwing brandt tijdens het rijden.
De afstand tot de voorligger is voor de gekozen snelheid te gering.
Als bovendien het waarschuwingssignaal klinkt, wordt een obstakel met een te hoge snelheid genaderd.
#Klaar zijn om direct te kunnen remmen.
#De afstand vergroten.
Werking van het Active Brake Assist System (/pagina 221).
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
ABS-waarschuwingslampje
*Het gele waarschuwingslampje ABS brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ABS vertoont een storing.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de EBD een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 437437
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van de EBD of het ABS
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien zijn
verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
knippert
*Het gele waarschuwingslampje ESP®knippert tijdens het rijden.
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/pagina 202).
#De rijstijl aan de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek aanpassen.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
brandt
*Het gele waarschuwingslampje ESP®brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP®vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
438438 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheids-
systemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
å
Waarschuwingslampje ESP®
OFF
*Het gele waarschuwingslampje ESP®OFF brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP®is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP®niet kanworden ingeschakeld, vertoont het ESP®een storing.
#Het ESP®direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 439439
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP®in acht nemen (/pagina 202).
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole knip-
pert
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) knippert circa één minuut lang en brandt
dan permanent.
De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloeden.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
440440 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole
brandt
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) brandt.
De bandenspanningscontrole hee bandenspanningsverlies bij ten minste één band geconstateerd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning en de banden controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 441441
1, 2, 3 ...1, 2, 3 ...
4MA4MATICTIC,Vierwielaandrijving
Functie.................................................. 173
Vierwielkoppelverdeling..........................173
360°-camera360°-camera
Automatische functie in- en uitscha-
kelen (achteruitrijcamera)......................242
Functie.................................................. 238
Verzorging............................................. 325
AA
A/C-functieA/C-functie
MBUX.................................................... 150
AAandriandrijfjfsystsysteemeem
handmatig uitschakelen.........................157
Starten (noodprogramma)......................160
AAanduiding rianduiding rijprjprogrogrammaamma.............................170
AAanhangwanhangwagagendisselendissel,Tow-Bar-systeem,
Trekken/slepen............................................ 261
AAanhangwanhangwagagenkenkoppelingoppeling,Kogelhals...... 253, 255
AAanhangwanhangwagagenstenstabilisatieabilisatie, ESP®.................. 203
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 256
Aanhangwagengewicht...........................374
Achteroverbouw..................................... 374
Algemene aanwijzingen.......................... 374
Asbelasting............................................ 375
Bevestigingspunten................................ 374
Contactdoos.......................................... 256
Fietsdrager............................................ 259
Inbouwmaten......................................... 374
Kogeldruk.............................................. 375
Kogelhals uit- en inklappen..................... 253
Kogelhals uit- en inklappen (MBUX
multimediasysteem)...............................255
Verzorging.............................................325
AAanslepenanslepen.................................................... 343
AAanspransprakakelielijkheid vjkheid voor goor gebrebrekekenen.................... 35
ABS (antiblokkABS (antiblokkeereersystsysteem)eem), Antiblokkeer-
systeem....................................................... 201
AAccu (12Vccu (12V-accu)-accu)
Aanwijzingen.......................................... 336
Opladen................................................. 338
Vervangen............................................. 338
AAccu (hoogspanningsboorccu (hoogspanningsboordnednet)t).................... 372
AAcchthtereras-nivas-niveaureauregegelingeling...............................236
AcAchthtererklepklep
HANDS-FREE ACCESS............................. 89
Noodsleutel............................................. 91
Openen.................................................... 86
Openingshoek begrenzen......................... 91
Openingsmaat.......................................371
Sluiten..................................................... 87
AcAchthtererporportier (kindertier (kindersloslot)t)
Beveiligen................................................ 75
AcAchthterrerruituit
Ruitenwisserblad vervangen...................145
AcAchthterrerruituitenenwisserwisser
In- en uitschakelen................................. 143
AcAchthterrerruitvuitverwerwararmingming................................... 149
AcAchthtereruitriuitrijcamerajcamera
360°-camera......................................... 236
Automatische functie in- en uitscha-
kelen (360°-camera).............................. 242
Camera-afdekking openen..................... 242
Functie.................................................. 236
Verzorging.............................................325
AcAchthtereruitvuitverersnellingsnelling
Inschakelen...........................................172
442442 Trefwoordenregister
AActief onderctief onderhoudssysthoudssysteem PLeem PLUSUS,
ASSYST PLUS.............................................. 317
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
Actieve noodstopassistent...................... 221
Activeren............................................... 214
Deactiveren........................................... 214
Functie.................................................. 211
Routegebaseerde snelheidsaanpassing... 217
Snelheid oproepen................................. 214
Snelheid opslaan.................................... 214
Snelheid verhogen/verlagen.................. 214
AActievctieve boce bochthtenvenvererliclichtinghting........................... 137
AActievctieve dodehoeke dodehoekassistassistentent
Functie.................................................. 230
Remingreep........................................... 232
Rijden met een aanhangwagen...............232
AActievctieve noodste noodstopassistopassistentent, Rijsysteem......... 221
AActievctieve parke parkeereerassistassistentent,Parkeerhulp
Inparkeren............................................. 248
Uitparkeren............................................ 250
AActievctieve snelheidslimiete snelheidslimietassistassistentent................... 216
AActievctieve spoore spoorassistassistentent
Functie.................................................. 233
Gevoeligheid instellen............................ 235
In- en uitschakelen................................. 235
Rijden met een aanhangwagen...............233
AActievctieve se stuurtuurassistassistentent
Actieve noodstopassistent...................... 221
Functie.................................................. 218
In- en uitschakelen................................. 220
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
Functie.................................................. 221
Instellen................................................. 226
AACTIVE MULCTIVE MULTIBEAM LEDTIBEAM LED.............................. 136
AAdapdaptief rtief remlicemlichtht.......................................... 206
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
Functie.................................................. 138
In- en uitschakelen................................. 139
AAdapdaptievtieve snelheidsre snelheidsregegelingeling,Actieve
afstandsassistent DISTRONIC....................... 217
AAdviezendviezen
Congureren.......................................... 277
AfmeAfmetingtingenen..................................................371
AfstAfstandsrandsregegelingeling,Actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC, DISTRONIC........................ 211
AfstAfstandsrandsregegelteltemempomaatpomaat,Actieve
afstandsassistent DISTRONIC, DISTRONIC... 211
AfstAfstandswandswaaraarscschuwinghuwing,Active Brake
Assist System.............................................. 221
AirbagAirbag,Veiligheid voor inzittenden
Activering................................................ 41
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag...................................... 50
Beschermingspotentieel........................... 48
Beschermingspotentieel beperkt.............. 49
Controlelampje PASSENGER AIR BAG...... 52
Frontairbag (bestuurder, passagier).......... 47
Inbouwplaatsen........................................ 47
Kneebag.................................................. 47
Overzicht................................................. 47
Sidebags..................................................47
Windowbag.............................................. 47
AkAkoesoestisctisch sluitsignaal in- en uitsch sluitsignaal in- en uitschakhakelenelen...... 79
AkAkoesoestisctische omgehe omgevingsbevvingsbeveiliging (sound-eiliging (sound-
ggenereneratator)or)
Aanwijzingen.......................................... 157
AlarAlarmsystmsysteemeem, EDW.......................................99
AlgAlgemene riemene rijtipsjtips...........................................161
AntiblokkAntiblokkeereersystsysteemeem, ABS............................ 201
AntislipkeAntislipkettingttingenen.......................................... 347
Trefwoordenregister 443443
AppsApps
Mercedes me connect........................... 300
Mercedes me oproepen......................... 296
AsbelasAsbelastingting
Rijden met een aanhangwagen............... 375
AssistAssistentiesystentiesystemenemen..................................... 200
ASSYSASSYST PLT PLUSUS
Servicemaatregelen............................... 317
Standtijd met accukabels losgemaakt.....318
Weergave onderhoudsinterval................ 317
AATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST, Alertheidsassistent
Functie.................................................. 206
Instellen................................................. 208
AAututeureursrsrecechtht.................................................. 39
AAutouto
Aansprakelijkheid voor gebreken.............. 35
Automatisch vergrendelen........................ 85
Botsingherkenning................................. 198
Correct gebruik........................................ 34
Diagnose-interface................................... 32
Extra portiervergrendeling........................ 82
Gegevensopslag....................................... 35
inschakelen, start-stop-toets.................. 159
KEYLESS-GO............................................ 83
Laten zakken.......................................... 361
Medische hulpmiddelen........................... 34
Noodsleutel.............................................85
Omhoogkantelen....................................356
QR-code reddingskaart............................ 35
REACH-verordening.................................. 34
Registratie............................................... 33
Starten (noodprogramma)......................160
Starten (start-stoptoets)......................... 160
SVHC/bijzonder zorgwekkende stoen.... 34
Trekken..................................................261
uitschakelen, start-stop-toets................. 192
Uitvoering................................................ 20
Ventileren / comfortopening....................93
Ver- en ontgrendelen (van binnenuit)........ 83
Ver-/ontgrendelen noodsleutel................ 85
Vervoeren.............................................. 341
AAututo wo wassenassen................................................ 322
AAututomatiscomatisch inklappen vh inklappen van de buitan de buitenspie-enspie-
ggelsels.............................................................. 148
AAututomatiscomatischrihrijlicjlichtht...................................... 135
AAututomatiscomatische afsthe afstandsrandsregegelingeling,Actieve
afstandsassistent DISTRONIC, DISTRONIC... 211
AAututomatiscomatische airhe airconditioningconditioning....................... 150
AAututomatiscomatische klimaatrhe klimaatregegelingeling....................... 150
AAututomatiscomatische noodoprhe noodoproepoep, Mercedes-
Benz noodoproepsysteem............................305
AAututomatiscomatische trhe transmissieansmissie
DYNAMIC SELECT-schakelaar................167
Rijprogramma's...................................... 167
AAututomatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van de passa-an de passa-
giergiersairbagsairbag,Statusindicatie PASSENGER AIR BAG
Controlelampje PASSENGER AIR BAG...... 52
Functie.................................................... 50
AAututonoom ronoom remmenemmen......................................221
AAututosleutosleutelel..................................................... 78
BB
BagBagageage
Beveiligen.............................................. 116
BagBagagagedredragagerer............................................... 116
BagBagagagereruimtuimteafdekkingeafdekking
Uit- en inrollen....................................... 122
Verwijderen en aanbrengen.................... 123
BagBagagagereruimtuimtebodemebodem
Ver- en ontgrendelen.............................. 128
444444 Trefwoordenregister
BandenBanden
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 352
Bandenspanningstabel........................... 349
Controleren........................................... 347
Geluidontwikkeling................................. 347
Monteren............................................... 360
Ongewoon rijgedrag............................... 347
Opslaan................................................. 355
Pech...................................................... 332
Selectie................................................. 352
Sneeuwkettingen................................... 347
Temperatuur controleren........................ 350
TIREFIT-set.............................................332
Vervanging............................................. 352
Verwijderen........................................... 360
Verwisselen................................... 355, 356
BandenBandenpechpech
Aanwijzingen.......................................... 332
TIREFIT-set.............................................332
Verwisselen van een wiel........................ 356
BandenBandenplakmiddelplakmiddel........................................ 332
BandenBandenprproeloel............................................... 347
BandenspanningBandenspanning
Bandenspanningstabel........................... 349
Controleren........................................... 350
TIREFIT-set.............................................332
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
Functie.................................................. 350
Opnieuw starten.................................... 351
BandenspanningstBandenspanningstabelabel................................. 349
BandenBandenvulcomvulcomprpressoressor.................................... 31
BandenBandenwisselgwisselgerereedsceedschaphap........................... 355
BBASAS, Brake Assist System............................. 201
BattBatterierij (sleutj (sleutel)el).............................................. 80
Bedieningspaneel dakconsoleBedieningspaneel dakconsole........................ 10
BedriBedrijfjfsstsstoenoen
Koelvloeistof.......................................... 370
Remvloeistof.......................................... 369
Ruitreinigingsmiddel............................... 371
BedriBedrijfjfsvsveiligheideiligheid
Informatie................................................ 21
BeeldscBeeldschermherm
MBUX (multimediasysteem).................... 270
BeladenBeladen
Imperial................................................. 128
Kledinghaken......................................... 126
Sjorogen................................................ 125
Tashaken............................................... 125
BeladingBelading
Verankeren............................................ 116
BeladingsrBeladingsricichtlihtlijnenjnen...................................... 116
BestBestemmingsinvemmingsinvoeroer...................................... 285
BesBestuurtuurderdersstsstoeloel
Elektrisch instellen................................. 107
In- en uitstaphulp...................................113
instellen (zitcomfort).............................. 105
Mechanisch en elektrisch instellen
...................................................... 103, 106
Stoelverwarming.................................... 109
BinnenspiegBinnenspiegelel, Binnenspiegel
Automatisch dimmen............................. 147
BluetBluetoothooth®®................................................... 295
BocBochthtenvenvererliclichtinghting....................................... 137
BoorBoordcomdcomputputerer, Bedieningssysteem, Computer
Bedienen............................................... 264
Instrumentenpaneel............................... 265
Trefwoordenregister 445445
Menu's overzicht.................................... 264
Onderhoudstermijn weergeven............... 317
BoorBoordgdgerereedsceedschaphap
Sleepoog............................................... 342
TIREFIT-set.............................................332
BoBotsingherktsingherkenning (genning (geparkeparkeereerde autde auto)o)
Informatie..............................................198
BouwBouwserserieie.................................................... 367
BrBrakake Assiste Assist
Active Brake Assist System.................... 221
Brake Assist System (BAS)..................... 201
BrBrakake Assise Assist Systt Systemem,BAS............................. 201
BrBrandblusserandblusser................................................ 331
BuitBuitenlandse renlandse reiseis
Omschakeling licht dimlicht.................... 134
BuitBuitenspiegenspiegelsels
Automatisch dimmen............................. 147
Automatisch spiegels inklappen.............. 148
Dodehoekassistent................................ 230
Geheugenfunctie.................................... 115
In-/uitklappen....................................... 146
Inparkeerstand....................................... 147
Instellen.................................................146
Waarschuwingslampje............................230
CC
CameraCamera
360°-camera......................................... 238
Achteruitrijcamera................................. 236
Informatie.............................................. 199
Weergave selecteren.............................. 242
CarCar-t-to-Xo-X-Communication-Communication
Gevarenmeldingen................................. 288
CentrCentrale vale vergrergrendelingendeling
Sleutel..................................................... 79
Toets.......................................................83
CityCityliclichtht....................................................... 138
CCOC-documentOC-documentenen, CERTIFICATE OF CON-
FORMITY..................................................... 364
CocCockpitkpit
Dashboard................................................. 6
Combi-insCombi-instrtrumentument
Overzicht............................................... 263
CombiscCombischakhakelaarelaar
Ruitenwissers......................................... 142
Verlichting............................................. 135
ComfComfortortopeningopening............................................. 93
ComfComforortsluitingtsluiting..............................................94
ComComponentspeciekeponentspecieke aanaanwiwijzingjzingenen.............. 366
ConfConforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
Elektromagnetische verdraagzaamheid..... 23
Importeursadressen................................. 30
Krik.......................................................... 31
Radiograsche onderdelen van de auto.... 23
Specieke mate van absorptie.................. 23
TIREFIT-set............................................... 31
ContContactdoosactdoos
12V (koer-/bagageruimte).................... 129
12V (middenconsole voorin)................... 129
230V (achterin)...................................... 130
Rijden met een aanhangwagen...............256
ContContactdoos vactdoos voor huishoudelioor huishoudelijk gjk gebrebruikuik....... 130
ContContactdoosklepactdoosklep, Contactdoosklep.............. 174
ContrControle- en wole- en waaraarscschuwingslamhuwingslampjespjes............. 428
CorrCorrect gect gebrebruikuik..............................................34
CrCrossoss TrTracac AlertAlert,Waarschuwing bij krui-
send verkeer................................................ 252
446446 Trefwoordenregister
DD
DakbelasDakbelastingting................................................ 372
DakbelasDakbelastingwtingweergaveeergave
Informatie.............................................. 170
DashboardDashboard
Cockpit...................................................... 6
DashboarDashboardkdkasastjetje.......................................... 119
DashcamDashcam
Usb-apparaat selecteren........................ 291
Video-opname starten/stoppen............. 291
DealerwDealerwererkplaatskplaats........................................... 33
DecorfDecorfolieolie.................................................... 324
Diagnose-intDiagnose-interferfaceace......................................... 32
DiefstDiefstal-/inbral-/inbraakaakalaralarminstminstallatieallatie, EDW........... 99
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging, EDW
Extra portiervergrendeling........................ 82
Wegrijblokkering...................................... 99
DierDierenen
Huisdieren in de auto............................... 77
DigitDigitale handleidingale handleiding........................................ 16
DimlicDimlichtht
In- en uitschakelen.................................134
Omschakeling licht buitenlandse reis...... 134
DinghDinghyToyTowingwing,Tow-Bar-systeem
Trekken/slepen..................................... 261
DIRECT SELECTDIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
Achteruitversnelling inschakelen.............172
Functie.................................................. 171
Neutraalstand inschakelen..................... 172
Parkeerstand automatisch inschakelen... 173
Parkeerstand inschakelen....................... 173
Rijstand inschakelen.............................. 173
DirDirectecte klimaatre klimaatregegeling veling vooroorafaf...................... 155
DisplayDisplay
Verzorging............................................. 327
DisplaDisplay (boory (boordcomdcomputputer)er)
Weergaven in het instrumentendisplay.... 265
DisplaDisplaymeldingymelding
Oproepen in de boordcomputer.............. 376
DisplaDisplaymeldingymeldingenen
ç- - - km/h..................................... 410
È- - - km/h..................................... 409
h- - - km/h..................................... 409
#12V-accu Zie handleiding.............. 394
ÛAccu oververhit Stop, iedereen
uitstappen! Liefst in de openlucht........... 392
ôAccureserve Hoogspannings-
accu opladen......................................... 393
:Act. bochtverlicht. functioneert
niet........................................................ 383
òAkoestische omgevingsbescher-
ming functioneert niet............................ 388
éAttention Assist functioneert niet..408
éAttention Assist: pauze!................. 409
:AUTO-verlichting buiten werking....383
hBanden controleren...................... 426
hBandenspanning corrigeren........... 426
ÁBatterij sleutel vervangen..............380
ïBediening alleen in transmissie-
stand P.................................................. 396
:Dimlicht links (voorbeeld).............. 382
ÛDirect stoppen Aandrijving
wordt uitgesch. Hoogsp.accu opladen.... 392
Trefwoordenregister 447447
&functioneert niet HV-accu opla-
den........................................................ 386
&functioneert niet Opladen van
HV-accu niet afgesloten......................... 386
÷functioneert niet zie handleiding... 421
Gfunctioneert niet........................... 424
!functioneren niet zie handleiding... 420
Tfunctioneren niet zie handleiding... 422
:Intelligent Light System functio-
neert niet............................................... 384
+Koelvloeistof bijvullen zie hand-
leiding.................................................... 388
ÿKoelvloeistof Stoppen Motor uit..... 388
èLaadkabel aangesloten.................. 390
hLet op: band defect....................... 427
:Licht uitschakelen......................... 384
6Linksvoor Storing Werkplaats
opzoeken (voorbeeld).............................377
ðMaximum snelheid overschreden.. 412
!nu niet beschikbaar zie handlei-
ding....................................................... 419
÷nu niet beschikbaar Zie handlei-
ding....................................................... 420
!Parkeerrem Om te ontgrendelen
contact AAN.......................................... 407
!Parkeerrem ontgrendelen.............. 407
!Parkeerrem zie handleiding........... 404
çpassief.......................................... 410
JRemvloeistofpeil controleren......... 407
_Rugleuning achterbank links
niet vergrendeld (voorbeeld)................... 400
¥Ruitensproeiervloeistof bijvullen.... 401
ÁSleutel niet herkend (rode dis-
playmelding).......................................... 381
ÁSleutel niet herkend (witte dis-
playmelding).......................................... 381
ÁSleutel vervangen.........................380
ÁSleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 382
dStoppen Motor uit.........................394
ÙStoring besturing Direct stop-
pen Zie handleiding................................ 399
ÙStoring besturing Meer kracht
vereist Zie handleiding........................... 399
äStoring Maximaal 80 km/h rij-
den........................................................418
dStoring Werkplaats opzoeken........ 395
ÛStoring Werkplaats opzoeken........ 393
:Storing Zie handleiding.................. 383
dStoring.......................................... 394
ÛStoring.......................................... 393
ïTrekhaak vergrendeling control.
(witte displaymelding)............................ 397
ïTrekhaak zwenkt........................... 396
çUit................................................ 410
ëUit................................................ 408
6Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken.............................377
:Verlichting inschakelen................. 384
448448 Trefwoordenregister
dVoertuig klaar om te rijden Voor
het verlaten contact uitschakelen........... 396
&Voorklimatisering via sleutel
functioneert niet HV-accu zwak..............387
&Voorklimatisering via sleutel na
startenvan de motorweer beschik-
baar.......................................................386
vWegslepen verboden Zie hand-
leiding.................................................... 387
hWielsensor(en) niet beschikbaar.... 425
6Windowbag links Storing Werk-
plaats opzoeken (voorbeeld)................... 378
Aandrijfvermogengereduceerd Zie
handleiding............................................ 391
Achteruit rijden niet mogelijk Werk-
plaats opzoeken.....................................403
Act. dodehoekassistent met aanhang-
wagen niet beschikbaar Zie handlei-
ding....................................................... 416
Actieve afstandsassistent functio-
neert niet............................................... 411
Actieve afstandsassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding...................411
Actieve afstandsassistent weer
beschikbaar........................................... 411
Actieve dodehoekassistent functio-
neert niet...............................................416
Actieve dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 415
Actieve remassistent Functie beperkt
beschikbaar Zie handleiding...................423
Actieve remassistent Functie nu
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 422
Actieve spoorassistent Camerazicht
gereduceerd zie handleiding................... 417
Actieve spoorassistent functioneert
niet........................................................ 417
Actieve spoorassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding...................416
Actieve stuurassistent functioneert
niet........................................................ 413
Actieve stuurassistent momenteel niet
beschikbaar wegens meerdere nood-
stops..................................................... 413
Actieve stuurassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding...................412
Adaptieve grootlichtassistent plus
Camerazicht gereduceerd zie handlei-
ding....................................................... 385
Adaptieve grootlichtassistent Plus
functioneert niet.................................... 385
Adaptieve grootlichtassistent Plus nu
niet beschikbaar Zie handleiding............ 384
Alarmknipperlichten Storing................... 385
Auto wordt momenteel niet opgeladen
Storing van het laadstation.....................390
Banden oververhit.................................. 427
Bandensp.contr. functioneert niet.......... 425
Trefwoordenregister 449449
Bandensp.contr. functioneert niet
Geen wielsensoren.................................425
Bandenspanningscontrole nu niet
beschikbaar...........................................424
Dodehoekassistent functioneert niet...... 415
Dodehoekassistent met aanhangwa-
gen niet beschikbaar zie handleiding...... 415
Dodehoekassistent nu niet beschik-
baar zie handleiding............................... 415
Head-up-display functioneert niet........... 398
Head-up-display momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding...................398
Hoogspanningsaccuonderhoud drin-
gend nodig Starten niet mogelijk over
circa XXX km (gele displaymelding)........ 395
Hoogspanningsaccuonderhoud drin-
gend nodig Starten niet mogelijk over
circa XXX km (rode displaymelding).......395
Hoogspanningsaccuonderhoud drin-
gend nodig Zonder opnieuw te starten
werkplaats opzoeken.............................395
Laadkabel ontgrendelen niet mogelijk
Zie handleiding...................................... 390
Laadmodus momenteel niet beschik-
baar Opnieuw proberen of andere
laadmodus kiezen.................................. 390
Laadstoring Andere laadmodus kiezen
a.u.b. Zie handleiding............................. 391
Limiter functioneert niet......................... 410
Limiter passief....................................... 410
Mercedes me connect Diensten
beperkt Zie handleiding.......................... 424
Noodstop wordtgestart.........................413
Om de motor af te zetten de start-
stop-toets gedurende min. 3 sec. of 3
keer indrukken....................................... 388
Parkeerassistent en PARKTRONIC bui-
tenwerking Zie handleiding....................418
Parkeerassistent Manoeuvreeronders-
teuning beperkt beschikbaar Zie
handleiding............................................418
PRE-SAFE functioneert niet zie hand-
leiding.................................................... 380
Radarsensoren vervuild zie handleiding.. 423
Remblokken controleren zie handlei-
ding.......................................................408
Ruitenwissers Storing............................. 401
Schakelstand P alleen bij stilstaand
voertuig................................................. 401
Sleutel in aangegeven bergplaats leg-
gen zie handleiding................................ 382
Snelheid verlagen................................... 428
Snelheidsbegrenzing (winterbanden)
XXX km/h..............................................412
Snelheidslimietassistent functioneert
niet........................................................ 412
Snelheidslimietassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding...................411
450450 Trefwoordenregister
Stand N permanent geactiveerd Weg-
rolgevaar................................................402
TEMPOMAT en limiter functioneren
niet........................................................ 409
TEMPOMAT functioneert niet................. 409
TEMPOMAT Uit...................................... 409
Transmissie Storing Stoppen.................. 403
Verkeerstekenassistent functioneert
niet........................................................ 414
Verkeerstekenassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 414
Verkeerstekensassistent Camerazicht
gereduceerd zie handleiding................... 414
Voor inschakelen van schakelstand D
of R eerst rem bedienen......................... 402
Voor inschakelen van schakelstand R
eerst rem bedienen................................ 402
Voor verlaten van schakelstand P of N
rem bedienen en motor starten.............. 402
Voor verlaten van schakelstand P rem
bedienen............................................... 401
Voorpass.-airbag ingeschakeld zie
handleiding............................................ 379
Voorpass.-airbag uitgeschakeld zie
handleiding............................................ 378
Wegrolgevaar Portier open en trans-
missie niet in P....................................... 402
Zonder opnieuw te startenWerkplaats
opzoeken............................................... 393
Zonder schakelen Werkplaats opzoe-
ken........................................................ 403
DISDISTRTRONICONIC
Actieve afstandsassistent....................... 211
Activeren............................................... 214
Variabele limiter deactiveren.................. 214
DodehoekDodehoekassistassistentent,Actieve dodehoekassistent
Functie.................................................. 230
In- en uitschakelen................................. 233
DrDraadloos opladenaadloos opladen
Mobiele telefoon.................................... 132
Overzicht............................................... 131
DrDraagvaagverermogmogenen
Fietsdrager............................................ 375
DrDriviveAwaeAway Assisty Assist,Wegrij-assistentie............ 251
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT
Aanduiding rijprogramma.......................170
Bedienen (DYNAMIC SELECT-schake-
laar)....................................................... 170
Functie.................................................. 167
Rijprogramma I congureren..................171
Rijprogramma kiezen............................. 170
Rijprogramma's...................................... 167
Voertuiggegevens weergeven................. 171
EE
EASYEASY-PAC-PACKKxkitxkit, Beladen
Aanwijzingen.......................................... 126
Telescoopstang aanbrengen en ver-
wijderen................................................. 127
EBDEBD, Electronic Brakeforce Distribution........ 204
EcEcht hout vht hout vererzorgzorgenen..................................... 327
ECECO-aanduidingO-aanduiding
Functie.................................................. 163
Trefwoordenregister 451451
ECECO-assistO-assistentent
Functie.................................................. 165
EDWEDW, Diefstal-/inbraakalarminstallatie
Functie.................................................... 99
Het alarm beëindigen............................. 100
Interieurbeveiliging.................................100
Wegsleepbeveiliging............................... 100
EerstEerste hulpe hulp
EHBO-set...............................................331
EG-typegoedkEG-typegoedkeureuringsnummeringsnummer.......................367
EHBO-setEHBO-set..................................................... 331
ElectrElectric Intic Intelligelligenceence
Route met laadstations.......................... 286
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerremem
automatisch........................................... 196
handmatig............................................. 198
Noodremming uitvoeren......................... 198
ElektrElektriscische zekhe zekereringingenen.................................. 343
ElektrElektro-moduso-modus
Aanwijzingen.......................................... 157
ElektrElektromagneomagnetisctische vhe vererdrdraagzaamheidaagzaamheid
Conformiteitsverklaring............................23
ElektrElektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogrammaamma, ESP®..... 202
EnerEnergiesgiestrtroomdisplayoomdisplay
Werking en aanwijzingen........................ 283
ERAERA-GL-GLONONASS tASS tesestmodustmodus
Starten/stoppen.................................... 308
ESCESC, Electronic Stability Control...................202
ESPESP®®, Elektronisch stabiliteitsprogramma
Aanhangwagenstabilisatie...................... 203
Functie.................................................. 202
In- en uitschakelen................................. 204
Zijwindassistent.....................................203
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
Verzorging.............................................325
ExtrExtra pora portiervtiervergrergrendelingendeling.............................. 82
FF
FFieietsdrtsdragagerer
Draagvermogen..................................... 375
Rijden met een aanhangwagen............... 259
FINFIN,Voertuigidenticatienummer
Motorruimte........................................... 367
Stoel...................................................... 367
Typeplaatje............................................ 367
FlaconFlacon.......................................................... 152
FlankbescFlankbescherhermingming........................................ 244
Flat ToFlat Towingwing,Tow-Bar-systeem
Trekken/slepen..................................... 261
FrFreqequentiesuenties
Mobiele telefoon.................................... 365
Mobilofoon............................................ 365
FrFrontontairbag (besairbag (bestuurtuurderder, passagier), passagier)................ 47
FFunctionele stunctionele stoeloel............................................12
GG
GarGaragagedeur openen en sluitedeur openen en sluitenen......................196
GarGaragagedeurbedieningedeurbediening
Geheugen wissen................................... 196
Poort openen en sluiten......................... 196
Problemen verhelpen............................. 195
Toetsen programmeren.......................... 194
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren......195
GegevGegevensbescensbescherhermingsrmingsrecechthtenen...................... 39
GegevGegevensopslagensopslag
Elektronische regeleenheden................... 35
Gegevensbeschermingsrechten................39
Online-diensten........................................ 38
GegevGegevensvensverwerwererking in de autoking in de auto......................35
452452 Trefwoordenregister
GeheugGeheugenfunctieenfunctie
Buitenspiegels........................................115
Head-up-display..................................... 115
Stoel...................................................... 115
Stuurwiel............................................... 115
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats............................ 33
GeluidGeluid
PRE-SAFE®Sound................................... 54
Wielen/Banden...................................... 347
GespecialiseerGespecialiseerde wde wererkplaatskplaats..........................33
GesprGesprekkekkenen
Mercedes me......................................... 295
GeurGeursystsysteemeem................................................ 152
GevGevararendrendriehoekiehoek.......................................... 330
GevGevararenmeldingenmeldingenen
Car-to-X-Communication........................ 288
GeGewicwichtsaanduidinghtsaanduidingenen................................. 367
GoedkGoedkeureuringsnummersingsnummers................................ 366
GorGordeldel............................................................ 42
GorGordelaandelaanpassingpassing
Functie.................................................... 46
In- en uitschakelen................................... 46
GorGordelspannersdelspanners
Activering................................................ 41
GorGordelwdelwaaraarscschuwinghuwing...................................... 46
GrGrooootlictlichtht
In- en uitschakelen................................. 135
HH
HandleidingHandleiding.................................................... 20
Handleiding digitHandleiding digitaalaal........................................ 16
HandrHandremem, Elektrische parkeerrem................ 196
HANDS-FREE AHANDS-FREE ACCESSCCESS................................... 89
HapHaptisctisch gh gaspedaalaspedaal, Gaspedaal.................... 167
HarHard gd geluideluid
PRE-SAFE®Sound................................... 54
Head-up-displayHead-up-display
Functie.................................................. 266
Geheugenfunctie.................................... 115
Helderheid instellen (boordcomputer)..... 267
In- en uitschakelen................................. 267
Menu (boordcomputer)..........................267
Positie instellen (boordcomputer)........... 267
Verzorging.............................................327
Weergave-inhoud instellen (boord-
computer).............................................. 267
HerstHerstel fel fabrabriekieksinstsinstellingellingenen
MBUX.................................................... 282
HeHet alart alarm beëindigm beëindigenen................................... 100
HogHogedredrukrukreinigeinigerer......................................... 323
HOLD-functieHOLD-functie,Wegrolbeveiliging
In- en uitschakelen................................. 205
HomescrHomescreeneen
Mediadisplay.......................................... 270
HoofdstHoofdsteuneun
Instellen (achterin)................................. 108
Mechanisch instellen (voor).................... 107
HoogspanningsaccuHoogspanningsaccu
Aansluittypen......................................... 372
Actieradius............................................ 372
Energiestroomdisplay............................. 282
Laadduur............................................... 372
Laadkabel opbergen...............................174
Laadkabel-bedieningseenheid................ 180
Laadstation, mode 3.............................. 177
Laadtoestandweergave.......................... 191
Maximaal toegestane laadstroom
instellen (netcontactdoos)...................... 179
Trefwoordenregister 453453
Netcontactdoos, mode 2........................ 176
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 189
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 185
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 187
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 183
Opladen voor de vertrektijd.................... 191
Snellaadstation, mode 4.........................178
Spanningstypen..................................... 372
Type....................................................... 372
Uitschakelsysteem.................................157
Wallbox, mode 3.................................... 177
Weekproel congureren....................... 191
Werking en aanwijzingen........................338
HoogspanningsboorHoogspanningsboordnetdnet
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 181
Handmatig uitschakelen.........................157
Laadkabel-bedieningseenheid................ 180
Uitschakelsysteem................................. 157
HuisdierHuisdieren in de autoen in de auto,Veiligheid
voor inzittenden.............................................77
II
i-Size kinderi-Size kinderzitbevzitbevesestigingtiging
Geschikte zitplaatsen...............................65
Monteren................................................. 65
ImImperperialial
Beladen................................................. 128
Bevestigen.............................................128
ImImportporteureursadrsadressenessen
Zendapparatuur....................................... 30
In gevIn geval val van noodan nood
EHBO-set............................................... 331
Gevarendriehoek.................................... 330
Overzicht hulp.......................................... 14
Veiligheidsvest....................................... 330
Individueel riIndividueel rijprjprogrogrammaamma
Congureren.......................................... 171
Selecteren............................................. 170
InInparkparkeersteerstandand
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de achteruitversnelling.........148
Buitenspiegels........................................ 147
InriInrij-aanj-aanwiwijzingjzingenen......................................... 161
InstInstaphulpaphulp.................................................... 113
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay
Combi-instrument...................................... 8
InsInstrtrumentumentenenpaneelpaneel, Boordcomputer
Aanwijzingen.......................................... 262
Menu Head-up-display........................... 267
Overzicht............................................... 263
Overzicht van de weergaven................... 265
Toetsen.................................................. 264
Waarschuwings- en controlelampjes.......428
IntIntelligelligent Light Systent Light Systemem
Actieve bochtenverlichting..................... 137
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 138
Bochtenverlichting................................. 137
Citylicht................................................. 138
In- en uitschakelen................................. 138
Overzicht............................................... 136
Verlichting voor snelwegen.....................137
IntIntererieurbevieurbeveiligingeiliging.......................................100
IntIntererieurieurhemelhemel.............................................. 327
IntIntererieurvieurvererliclichtinghting
Instellen.................................................140
Leeslicht MBUX..................................... 276
Sfeerverlichting...................................... 141
Uitschakelvertragingstijd verlichting.......142
454454 Trefwoordenregister
IntInterernetnet
Mercedes me connect...........................300
Wi-hotspot instellen..............................279
IonisatieIonisatie
In- en uitschakelen (MBUX multime-
diasysteem)...........................................152
ISOFIXISOFIX-kinder-kinderzitjesvzitjesvererankankereringing
Geschikte zitplaatsen............................... 63
Monteren................................................. 65
KK
KKaartaart,Navigatie, Schaal instellen
Kaartoriëntatie selecteren...................... 288
Online kaartinhoud weergeven............... 288
Schaal instellen...................................... 288
Snelweginformatie in- en uitschakelen.... 288
Verschuiven...........................................288
Weersinformatie weergeven................... 288
KKegeg.............................................................. 355
KEYLESS-GOKEYLESS-GO
Auto ver- en ontgrendelen........................ 83
Deactiveren............................................. 79
Ontgrendelingsinstelling........................... 79
Probleem................................................. 84
KinderbevKinderbeveiligingeiliging
Achterportier...........................................75
Zijruiten (achterin).................................... 76
KinderKinderenen
Algemene aanwijzingen............................ 55
Gevaren in de auto vermijden................... 57
KinderKinderzitjezitje
Aanbevelingen kinderzitjesbevesti-
gingssystemen......................................... 60
Algemene aanwijzingen............................ 55
Bevestiging.............................................. 61
ISOFIX/i-Size monteren........................... 65
Op passagiersstoel met gordel beves-
tigen........................................................ 73
Op zitplaats achterin met gordel
bevestigen............................................... 71
Passagiersstoel........................................ 73
Risico's en gevaren.................................. 57
Toelatingscategorieën.............................. 61
TopTether................................................ 68
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssystemen................. 65
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kin-
derzitjesbevestigingsystemen................... 63
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbevesti-
gingssystemen......................................... 69
Zonder automatische passagiersstoel
airbaguitschakeling..................................72
KlankinstKlankinstellingellingenen.......................................... 315
KlantKlantenserenservicevice, ASSYST PLUS...................... 317
KledinghakKledinghakenen............................................... 126
KlimaatmenuKlimaatmenu
Ionisatie................................................. 152
Klimaatregeling......................................150
Luchtverdeling....................................... 151
Oproepen.............................................. 150
KlimaatmodusKlimaatmodus
Functie.................................................. 151
Instellen................................................. 151
KlimaatrKlimaatregegelingeling
A/C-functie........................................... 150
Aanwijzingen.......................................... 149
Achterruitverwarming............................. 149
Automatisch regelen.............................. 150
Bedieningseenheid achterin................... 149
Bedieningseenheid THERMATIC.............. 149
Bedieningseenheid THERMOTRONIC...... 149
Trefwoordenregister 455455
Condens van de ruiten verwijderen......... 151
Directe klimaatregeling vooraf................ 155
Flacon aanbrengen/verwijderen (par-
fumeringssysteem)................................. 152
In- en uitschakelen.................................150
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 150
Ionisatie.................................................152
Klimaatmenu oproepen.......................... 150
Klimaatmodus functie............................ 151
Klimaatmodus instellen.......................... 151
Klimaatregeling vooraf op de vertrek-
tijd......................................................... 154
Klimaatregeling vooraf via sleutel............ 153
Luchthoeveelheid................................... 149
Luchtrecirculatie in- en uitschakelen...... 151
Luchtuitstroomopeningen achter............ 156
Luchtuitstroomopeningen ór............... 156
Luchtverdeling....................................... 149
Parfumeringssysteem............................. 152
Synchroniseringsfunctie......................... 151
Temperatuur..........................................149
Ventileren met comfortopening................93
Voorruit ontwasemen............................. 149
KlimaatrKlimaatregegeling veling vooroorafaf
Directe.................................................. 155
Voor de vertrektijd.........................154, 155
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
Functie.................................................. 153
In- en uitschakelen................................. 154
Instellen................................................. 153
KneebagKneebag........................................................ 47
KnipperKnipperliclichthtenen.............................................. 135
KKoelingoeling........................................................ 149
KKoelvoelvloeistloeistofof................................................ 370
KKoelvoelvloeistloeistofnivofniveau contreau controlerolerenen.................... 320
KKoekoekop-symboolop-symbool,ATTENTION ASSIST........ 206
KKogogeldreldrukuk.................................................... 375
KKogogelhalselhals
Aanhangwagenkoppeling........................ 256
uit- en inklappen.................................... 253
Uit- en inklappen (MBUX multimedia-
systeem)................................................ 255
KKoplamoplampenpen................................................... 134
KrKrikikConformiteitsverklaring............................ 31
KrKruipfunctieuipfunctie, Rijsysteem
Functie/aanwijzing................................ 205
KKunsunststtstof bekleding vof bekleding vererzorgzorgenen......................327
LL
LaadinstLaadinstellingellingenen........................................... 191
LaadkLaadkabelabel
Bedieningseenheid................................. 180
Opbergen............................................... 174
LaadtLaadtoestoestand/-wand/-weergaveeergave............................. 191
LaadtLaadtoestoestandwandweergaveeergave................................. 191
Lak rLak reinigeinigenen................................................. 324
LakcodeLakcode....................................................... 367
LampLamp
Interieurverlichting................................. 140
LeeslamLeeslampjepje
Interieurverlichting................................. 140
LeeslicLeeslicht MBUXht MBUX............................................ 276
LendenstLendensteuneun, Lendensteun.......................... 107
LicLichthtassistassistentent
Grootlicht.............................................. 138
LicLichtschtschakhakelaarelaar............................................ 134
LicLichtsignaalhtsignaal.................................................. 135
456456 Trefwoordenregister
LimitLimiterer
Activeren............................................... 214
Deactiveren........................................... 214
Functie.................................................. 209
Inschakelen...........................................209
Passief................................................... 209
Permanente instelling............................. 211
Selecteren............................................. 209
Snelheid instellen................................... 209
Snelheid oproepen................................. 209
Snelheid opslaan.................................... 209
Toetsen..................................................209
Uitschakelen.......................................... 209
Voorwaarden......................................... 209
LINLINGUAGUATRTRONICONIC
Functie.................................................. 273
starten...................................................274
LivLiveeTrTracac InfInforormationmation,Verkeersinformatie.. 288
LosmakLosmakenen...................................................... 46
LLucucht-wht-wataterkerkanaalanaal........................................ 322
LLucuchtdrhtdrukuk.................................................... 348
LLucuchththoevhoeveelheideelheid
Instellen.................................................149
LLucuchtinlaathtinlaat................................................... 322
LLucuchtrhtrecirecirculatie in- en uitscculatie in- en uitschakhakelenelen............. 151
LLucuchtrhtroostoostersers............................................... 156
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningenen
Instellen.................................................156
LLucuchtvhtvererdelingdeling
Instellen.................................................149
MBUX multimediasysteem......................151
MM
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuningeuning, Hulp bij het
manoeuvreren, Kruisend verkeer (waar-
schuwing)
Cross Trac Alert.................................. 252
Drive Away Assist................................... 251
In- en uitschakelen................................. 252
MassagMassagepreprogrogramma'samma's..................................109
MaximumsnelhedenMaximumsnelheden..................................... 372
MBUX (multimediasystMBUX (multimediasysteem)eem)
In-Car Oce.......................................... 302
MBUX intMBUX intererieurieurassistassistentent
Leeslicht................................................ 276
Overzicht............................................... 274
Zoeklicht................................................ 276
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem
Aanwijzingen.......................................... 268
Fabrieksinstelling................................... 282
Homescreen.......................................... 270
MBUX interieurassistent.........................274
Media.................................................... 309
Navigatie...............................................283
Overzicht............................................... 268
Rijprogramma's...................................... 171
Routegebaseerde snelheidsaanpas-
sing instellen..........................................218
Systeeminstellingen............................... 278
Touchscreen.......................................... 271
MediaMedia
Overzicht functies/symbolen................. 309
MediadisplayMediadisplay, Homescreen
Bedienen............................................... 271
MediafunctieMediafunctie
Bluetooth®-audioapparatuur verbinden... 311
MediscMedische hulpmiddelenhe hulpmiddelen................................. 34
MeldingMeldingengengeheugeheugenen..................................... 376
Menu (boorMenu (boordcomdcomputputer)er)
Head-up-display..................................... 267
Overzicht............................................... 264
Trefwoordenregister 457457
MerMercedes me Appcedes me App
On-demand uitrusting activeren................ 20
MerMercedes me appscedes me apps
Informatie.............................................. 301
MerMercedes me connectcedes me connect
Informatie.............................................. 300
Ongevals- / pechmanagement...............300
Verstuurde gegevens.............................. 301
MerMercedes me oprcedes me oproepenoepen
Informatie.............................................. 296
Instemmen gegevensoverdracht.............298
Mercedes-Benz klantenservice...............296
Mercedes-Benz klantenservice bellen
na automatische ongeval- of pechher-
kenning.................................................. 297
Onderhoudstermijn afspreken................ 297
Oproepen via bedieningspaneel dak-
console.................................................. 295
Verstuurde gegevens.............................. 298
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
Automatische noodoproep..................... 305
Gegevensoverdracht.............................. 307
Handmatige noodoproep........................ 306
Informatie...................................... 304, 307
Overzicht............................................... 305
Testmodus ERA GLONASS starten/
stoppen................................................. 308
MerMercedes-Benz Orcedes-Benz Originele Onderiginele Onderdelendelen............. 19
MerMercedes-Benz sercedes-Benz servicestvicesteuneunpuntpunt................... 33
MeMet de hand wt de hand wassenassen.................................... 323
MilieubescMilieubescherhermingming
Aanwijzingen............................................ 18
Terugname van de oude auto.................... 18
MistMistacachthtererliclichtht............................................. 135
MisMistlamptlamp...................................................... 135
MisMistlictlichtht....................................................... 135
Mobiele tMobiele telefelefoonoon
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 131
Frequenties............................................365
Maximaal zendvermogen........................ 365
MobilofMobilofoonsoons
Aanbrengen........................................... 364
Frequenties............................................365
Zendvermogen....................................... 365
MontMontageage
Banden.................................................. 360
Sneeuwkettingen................................... 347
Wielen................................................... 360
MotMotoror
Motornummer........................................367
uitschakelen, start-stop-toets................. 192
MotMotororelektrelektronicaonica.......................................... 364
MotMotorkorkapap
Openen en sluiten..................................318
MotMotorornummernummer.............................................. 367
MotMotorstorstartart
Start-stoptoets....................................... 160
NN
NNaavigvigatieatie
Aanwijzingen.......................................... 283
Bestemmingsinvoer................................ 285
Electric Intelligence................................ 286
Gesproken aanwijzingen......................... 284
Inschakelen...........................................283
Kaart..................................................... 288
Live Trac Information........................... 288
Menu in- en uitschakelen....................... 283
458458 Trefwoordenregister
NNeutreutraalstaalstandand
Inschakelen........................................... 172
NNoodgevoodgevalal
Brandblusser.......................................... 331
NNoodgevoodgevalsystalsysteemeem....................................... 305
NNoodknipperoodknipperliclichthtenen...................................... 136
NNoodoproodoproepoep
Automatisch.......................................... 305
Handmatig.............................................306
Mercedes-Benz noodoproepsysteem...... 305
NNoodoproodoproepsystoepsysteemeem, Mercedes me con-
nect............................................................. 305
NNoodproodprogrogrammaamma
Auto starten........................................... 160
NNoodroodremmingemming
Elektrische parkeerrem/handrem..........196
NNoodsleutoodsleutelel
Achterklep............................................... 91
Portier..................................................... 85
Verwijderen/aanbrengen.........................80
NNoodstoodstarart (aandrit (aandrijfjfsystsysteem)eem).........................343
NNoodstoodstopop, Brake Assist System.................... 201
NNoodstoodstopassistopassistentent,Actieve noodstopas-
sistent.........................................................221
OO
OmscOmschakhakeling liceling lichtht
Buitenlandse reis................................... 134
On-demand uitrOn-demand uitrusustingting..................................... 20
OnboarOnboard-diagnose-intd-diagnose-interferfaceace,
Diagnose-interface......................................... 32
OnderOnderhoudhoud, ASSYST PLUS............................ 317
OnderstOnderstelel
Luchtvering............................................ 236
Niveauregeling....................................... 236
OngevOngeval, noodopral, noodoproepoep................................... 305
Online-dienstOnline-dienstenen..............................................38
OnopleOnoplettttendheidsherkendheidsherkenningenning,
ATTENTION ASSIST......................................206
OntgrOntgrendelingsinstendelingsinstellingelling................................. 79
OpberOpbergvgvakkakkenen
Armsteun............................................... 119
Dashboardkastje....................................119
Middenconsole (voor).............................119
Portier................................................... 119
Open-sourOpen-sourcece sowsowareare,Vrije soware............. 39
Opening vOpening van de acan de achthtererklep meklep met de vt de voetoet
HANDS-FREE ACCESS............................. 89
OpeningshoekOpeningshoek
Begrenzen (achterklep)............................ 91
OpladenOpladen
12V-accu............................................... 338
Aanwijzingen met betrekking tot de
hoogspanningsaccu............................... 338
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 181
Laadkabel opbergen............................... 174
Laadkabel-bedieningseenheid................ 180
Laadstation, mode 3.............................. 177
Laadtoestandweergave.......................... 191
Maximaal toegestane laadstroom
instellen (netcontactdoos)...................... 179
Netcontactdoos, mode 2........................ 176
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 189
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 185
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 187
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 183
Trefwoordenregister 459459
Snellaadstation, mode 4......................... 178
Voor de vertrektijd................................. 191
Wallbox, mode 3.................................... 177
Weekproel congureren....................... 191
OrOriëntiëntatievatievererliclichtinghting
In- en uitschakelen................................. 140
OrOriginele onderiginele onderdelendelen...................................... 19
PP
PParavaravanan........................................................322
PPararfumerfumeringing................................................. 152
PPararfumerfumeringssystingssysteemeem
Flacon aanbrengen/verwijderen.............152
Parfumacon......................................... 152
PParkarkeereerassistassistentent,Actieve parkeerassistent... 246
PParkarkeereerhulphulp,Actieve
parkeerassistent, PARKTRONIC.................... 242
PParkarkeereerliclichtht..................................................134
PParkarkeereermogmogelielijkheidjkheid
Selecteren............................................. 288
PParkarkeereerplekplek
Vinden................................................... 288
PParkarkeerreerremem, Elektrische parkeerrem
elektrisch............................................... 196
PParkarkeersteerstandand
Automatisch inschakelen........................ 173
Inschakelen...........................................173
PParkarkererenen,PARKTRONIC
Elektrische parkeerrem.......................... 242
PPARKARKTRTRONICONIC
Waarschuwingssignalen instellen............ 246
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
Flankbescherming.................................. 244
Functie.................................................. 242
Inschakelen...........................................245
Uitschakelen.......................................... 245
Waarschuwingssignalen instellen............ 246
PPassagierassagiersairbaguitscsairbaguitschakhakelingeling,PASSEN-
GER AIR BAG OFF.......................................... 50
PPassagierassagiersstsstoeloel
Elektrisch instellen................................. 107
instellen (zitcomfort).............................. 105
Mechanisch en elektrisch instellen
...................................................... 103, 106
PPechech
Aanslepen.............................................. 343
Auto vervoeren...................................... 341
Bandenpech........................................... 332
Overzicht hulp..........................................14
Slepen................................................... 339
Verwisselen van een wiel........................ 356
PPerersonalisatiesonalisatie
Gebruikersproelen................................ 277
PPooroort openen en sluitt openen en sluitenen............................... 196
PPorortiertier
Extra portiervergrendeling........................ 82
Kinderslot (achterportier).........................75
Noodsleutel............................................. 85
Ontgrendelen (binnen).............................82
Openen (binnen)......................................82
PPorortierbedieningseenheidtierbedieningseenheid
Functionele stoel...................................... 12
PRE-SPRE-SAFEAFE®®, Preventief inzittendenbe-
schermingssysteem, Preventieve inzitten-
denbescherming, Veiligheid voor inzittenden
Functie.................................................... 54
Maatregelen ongedaan maken.................. 55
PRE-SAFE®Sound................................... 54
PRE-SPRE-SAFEAFE®®PLPLUSUS
Functie.................................................... 55
460460 Trefwoordenregister
PrProelenoelen
Aanwijzingen.......................................... 276
Nieuw proel aanmaken......................... 277
Proelopties selecteren.......................... 277
QQ
QRQR-code r-code reddingskeddingskaartaart.................................. 35
RR
RRadaradar- en ultr- en ultrasone sensorasone sensorenen....................... 199
RRadioadio
Overzicht functies/symbolen................. 313
RRadiogradiograscaschehe onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
Conformiteitsverklaring............................23
Specieke mate van absorptie.................. 23
RRamenamen
Condens verwijderen............................. 151
Openen en sluiten....................................92
Verzorging.............................................325
REACREACH-vH-vererorordeningdening........................................ 34
RRecuperecuperatieatie,Rem, Rijtips
Functie.................................................. 164
Instellen................................................. 165
RRecyecyclingcling,Terugname van de oude auto......... 18
RReddingskeddingskaaraart QRt QR-code-code.................................. 35
RRegegensensorensensor
Ruitenwissers......................................... 142
Schuifdak................................................ 97
Zijruiten................................................... 93
RRegegensluitingensluiting
Schuifdak................................................ 97
Zijruiten................................................... 93
RRegisegistrtratieatie..................................................... 33
RReinigingeiniging
Decorfolie.............................................. 324
Hogedrukreiniger................................... 323
Interieur................................................. 327
Lak........................................................ 324
Lucht-waterkanaal.................................. 322
Onderdelen van de auto......................... 325
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 325
Wasstraat..............................................322
RRemem
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 201
ABS, BAS, EBD....................................... 200
Active Brake Assist System.................... 221
Adaptief remlicht................................... 206
Beperkte remwerking (met zout
gestrooide wegen).................................. 161
HOLD-functie.........................................204
Inrij-aanwijzingen................................... 161
nieuwe/vervangen remvoeringen/
remschijven...........................................161
Rijtips.................................................... 161
RRemhulpemhulp, Brake Assist System......................201
RRemkremkracachtvhtvererdelingdeling, EBD............................. 204
RRemlicemlichtht
Adaptief remlicht................................... 206
RRemvemvloeistloeistofof................................................369
RRemvemvoeroeringingenen.............................................. 161
RRemwemweg veg verkerkortortenen
BAS....................................................... 201
RReserveserve-ondere-onderdelendelen, Mercedes-Benz Ori-
ginele Onderdelen.......................................... 19
RReserveservesleutesleutelel,Tweede sleutel....................... 81
RReserveeservewielwiel
Noodwiel............................................... 362
RicRichtinghtingaanaanwiwijzersjzers....................................... 135
Trefwoordenregister 461461
RiRijden in de wintjden in de winterer
Sneeuwkettingen................................... 347
RiRijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 256
Aanwijzingen.......................................... 252
Actieve dodehoekassistent.....................232
Actieve spoorassistent........................... 233
Contactdoos.......................................... 256
Fietsdrager............................................ 259
Kogelhals uit- en inklappen..................... 253
Kogelhals uit- en inklappen (MBUX
multimediasysteem)...............................255
RiRijdynamiscjdynamische rhe regegelingeling, ESP®....................... 202
RiRijgjgedredragag
ongewoon.............................................. 347
RiRijlicjlichtht
Automatisch.......................................... 134
RiRijstjstandand
Inschakelen...........................................173
RiRijsjstrtrookherkookherkenning (autenning (automatiscomatisch)h)
Actieve spoorassistent........................... 233
RiRijtipsjtips
Akoestische omgevingsbeveiliging
(soundgenerator)...................................157
Elektro-modus....................................... 157
Omschakeling licht buitenlandse reis...... 134
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssysteemeem, Assistentiesyste-
men, Rijsysteem, Veiligheidssystemen
Actieve dodehoekassistent.....................230
Active Brake Assist System.................... 221
Adaptief remlicht................................... 206
ATTENTION ASSIST................................ 206
BAS....................................................... 201
Camera's............................................... 199
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 204
ESP®(elektronisch stabiliteitspro-
gramma)................................................ 202
HOLD-functie......................................... 204
Overzicht............................................... 200
Radar- en ultrasone sensoren.................199
Stuurassistent STEER CONTROL............. 204
TEMPOMAT............................................ 208
Verkeerstekenassistent..........................228
Wegrijhulp voor op hellingen...................206
RRolscolschermherm,Rolzonnescherm.......................... 95
RRolzonnescolzonneschermherm
Zijruiten................................................... 98
RRouteoute,Navigatie
Berekenen.............................................286
Electric Intelligence................................ 286
Navigatie...............................................284
Opties selecteren................................... 286
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red realityeality
Activeren............................................... 286
Straatnamen/huisnummers weerge-
ven........................................................ 286
RRoutoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpassingpassing
DISTRONIC............................................ 217
RRuituitensprensproeieroeierinstinstallatieallatie............................... 321
RRuituitensprensproeiervoeiervloeistloeistofof
Ruitreinigingsmiddel............................... 371
RRuituitenenwisserbladenwisserbladen
Vervangen (voorruit)............................... 143
Verzorging............................................. 325
RRuituitenenwisserswissers
In- en uitschakelen.................................142
Ruitenwisserbladen vervangen............... 143
RRuitruitreinigingsmiddeleinigingsmiddel..................................... 371
462462 Trefwoordenregister
SS
ScScheidingsnetheidingsnet.............................................. 123
ScSchuifdakhuifdak
Automatische functies.............................. 97
Met sleutel openen..................................93
Openen....................................................95
Probleem.................................................98
Regensluiting........................................... 97
Sluiten..................................................... 95
Sluiten met de sleutel............................... 94
SensorSensorenen..................................................... 325
SerService parkvice parkererenen
Parkeermogelijkheid selecteren.............. 288
SerService, ASSYSvice, ASSYST PLT PLUSUS................................. 317
SerServicestvicesteuneunpuntpunt........................................... 33
SerServicewvicewererkplaatskplaats.......................................... 33
SfSfeerveervererliclichtinghting............................................ 141
SidebagsSidebags........................................................ 47
SierSierelementelementen onderen onderhoudenhouden........................ 327
SjorSjorogogenen...................................................... 125
SleepmetSleepmethodenhoden............................................ 339
SleepoogSleepoog..................................................... 342
SlepenSlepen
Sleepmethoden...................................... 339
SleutSleutelel
Akoestisch sluitsignaal.............................79
Batterij..................................................... 80
Functie.................................................... 78
Functie deactiveren.................................. 79
Klimaatregeling vooraf in- en uitscha-
kelen..................................................... 154
Noodsleutel............................................. 80
Ontgrendelingsinstelling........................... 79
Probleem................................................. 81
Sleutelbosbevestiging..............................80
Stroomverbruik........................................ 79
SmarSmartphone-inttphone-integregratieatie, Android Auto,
Apple CarPlay®, Mobiele telefoon, Smart-
phone, iPhone®
Overzicht............................................... 303
SmeerSmeermiddelenmiddelen............................................369
SneeuwkeSneeuwkettingttingenen.......................................... 347
SnelheidSnelheid
Begrenzen, limiter.................................. 209
Opslaan, DISTRONIC.............................. 214
Opslaan, limiter...................................... 214
Opslaan, TEMPOMAT............................. 214
Snelheid instSnelheid instellenellen......................................... 208
SnelheidslimietSnelheidslimietassistassistentent
Instellen................................................. 227
Systeemgrenzen.................................... 226
SnelheidslimietSnelheidslimietenen
Winterbanden........................................ 211
SoundSound.......................................................... 315
SoundgSoundgenereneratatoror
Akoestische omgevingsbeveiliging.......... 157
SoundmenuSoundmenu................................................. 315
SpanningsvSpanningsvooroorzieningziening
Inschakelen (start-stoptoets).................. 159
SpeciekeSpecieke matmate ve van absorpan absorptietie........................ 23
SpiegSpiegelsels
Binnenspiegel........................................ 147
Buitenspiegels........................................ 146
Spiegels inklappen................................. 148
SpoorSpoorassistassistentent,Actieve spoorassistent......... 233
StStandlicandlichtht.................................................... 134
Trefwoordenregister 463463
SSttarart-stt-stoptoptoeoetsts
Auto afzetten......................................... 192
Auto starten........................................... 160
Spanningstoevoer Voertuig inschake-
len......................................................... 159
StStartartenen
Start-stoptoets....................................... 160
StStartarthulphulp...................................................... 338
StStartarthulpaansluitinghulpaansluiting.....................................338
StStatusindicatie vatusindicatie veiligheidsgoreiligheidsgordels acdels achthtererinin...... 46
SSTEER CTEER CONTRONTROLOL,Stuurassistent.................. 204
StStoeloel, Bestuurdersstoel, Passagiersstoel
Correcte stand van de bestuurders-
stoel...................................................... 102
Elektrisch instellen................................. 107
Geheugenfunctie....................................115
instellen (zitcomfort).............................. 105
Instellingen.............................................. 12
Instellingen congureren........................ 109
Instellingen terugzetten.......................... 109
Lendensteun.......................................... 107
Leuning blokkeren (achter)..................... 121
Leuning naar voren klappen (achterin).... 119
Leuning terugklappen (achter)................ 121
Mechanisch en elektrisch instellen
...................................................... 103, 106
SSttoelbekleding roelbekleding reinigeinigenen................................ 327
StStoelvoelventilatieentilatie.............................................. 111
StStoelvoelverwerwararmingming..........................................109
StStoppenoppen
Auto afzetten......................................... 192
StStororinging
Veiligheidssysteem................................... 41
StStororingsmeldingingsmelding
Combi-instrument.................................. 376
SStrtraatnamen/huisnummeraatnamen/huisnummers ws weergeveergevenen........ 286
SStrtroomvoomvooroorzieningziening
Start-stoptoets....................................... 159
SStuurtuurassistassistentent,STEER CONTROL.................. 204
SStuurktuurkolominstolominstellingellingenen................................. 112
SStuurtuurwielwiel
Elektrisch instellen................................. 112
Geheugenfunctie.................................... 115
mechanisch instellen.............................. 111
Stuurwielverwarming.............................. 113
Toetsen.................................................. 264
SStuurtuurwielvwielverwerwararmingming.................................... 113
SStuurtuurwielvwielvererzorzorgingging...................................... 327
SurrSurround sound systound sound systemem
Informatie..............................................315
SSVHCVHC
Bijzonder zorgwekkende stoen............... 34
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
Reset-functie MBUX...............................282
Taalinstelling.......................................... 282
SystSysteemupdateemupdateses.......................................... 278
TT
TTaalaal, Systeeminstellingen
Aanwijzingen.......................................... 282
Instellen................................................. 282
TTashakashakenen...................................................... 125
TTecechnischnische ghe gegevegevensens
Aanhangwagengewicht...........................374
Achteroverbouw aanhangwagenvoor-
ziening................................................... 374
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen).......................................................375
464464 Trefwoordenregister
Bevestigingspunten aanhangwagen-
voorziening............................................ 374
Componentspecieke aanwijzingen........ 366
Dakbelasting.......................................... 372
Hoogspanningsaccu............................... 372
Inbouwmaten aanhangwagenvoorzie-
ning....................................................... 374
Informatie.............................................. 364
Kogeldruk.............................................. 375
Maximumsnelheden............................... 372
Wettelijke keurmerkenvoor radio-
apparatuur.............................................366
Wettelijke keurmerkenvoor radio-
apparatuur / Indonesië en Israël............ 366
TTelefelefoonoon, Mobiele telefoon, Smartphone
Aanwijzing............................................. 292
Aanwijzingen met betrekking tot
draadloos opladen (mobiele telefoon)..... 131
Bedrijfsstanden...................................... 294
Bluetooth®............................................. 295
Draadloos opladen (mobiele telefoon).... 132
Menu..................................................... 295
Mobiele telefoon verbinden/passkey...... 295
Mobiele telefoon verbinden/Secure
Simple Pairing........................................ 295
Noodoproep........................................... 305
Overzicht telefoonmenu.........................294
TTelefelefoonfunctiesoonfuncties
Bluetooth®telefonie............................... 294
TTememperperatuuratuur................................................ 149
TEMPOMATTEMPOMAT, Snelheidsregeling
Functie.................................................. 208
Inschakelen...........................................209
Snelheid instellen...................................209
Snelheid oproepen................................. 209
Snelheid opslaan....................................209
Uitschakelen.......................................... 209
Voorwaarden......................................... 209
TTererugname vugname van de oude autoan de oude auto
Milieubescherming...................................18
TTererugzeugzettttenen
Reset-functie MBUX............................... 282
ThemawThemawerereldenelden
Omgespen............................................. 277
THERMATHERMATICTIC
Aircobedieningseenheid......................... 149
TIREFITTIREFIT-set-set
Conformiteitsverklaring............................31
Opbergplaats.........................................332
TToegoegestestaan totaan totaalgeaalgewicwichtht............................. 367
TToegoegestestane asbelasane asbelastingting................................ 367
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden.......................... 339
TTop Tetop Tetherher...................................................... 68
TotTotaalgeaalgewicwichtht............................................... 367
TToucouch-Contrh-Controlol
Boordcomputer...................................... 264
MBUX.................................................... 271
TToucouchpadhpad
Bedienen............................................... 271
TToucouchscrhscreeneen................................................ 271
TowTow-Bar-Bar-syst-systeemeem
Slepen................................................... 261
TrTransmissieansmissie
Aanduiding rijprogramma.......................170
Achteruitversnelling inschakelen.............172
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 171
Kruipfunctie........................................... 205
Neutraalstand inschakelen..................... 172
Parkeerstand inschakelen....................... 173
Rijstand inschakelen.............................. 173
Transmissiestandaanduiding................... 171
Trefwoordenregister 465465
Transmissiestanden...............................171
TTrransmissiestansmissiestandaanduidingandaanduiding......................... 171
TTuneInuneIn, Internetradio
Oproepen.............................................. 315
TvTv HD-programma's................................... 312
TwTweede sleuteede sleutelel...............................................81
TTypegoedkypegoedkeureuringsnummer EGingsnummer EG...................... 367
TTypeplaatjeypeplaatje
Auto...................................................... 367
Motor.................................................... 367
UU
UitparkUitparkererenen.................................................. 242
UitrUitrususting vting van de autoan de auto.................................... 20
UitscUitschakhakelsystelsysteemeem
Hoogspanningsboordnet........................ 157
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijdjd
Buiten.................................................... 139
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd vjd vererliclichtinghting
Binnen................................................... 142
UitstUitstaphulpaphulp..................................................113
Usb-aansluitingUsb-aansluiting
Voor......................................................119
VV
VVarariabele limitiabele limiterer
Bedienen............................................... 209
Functie.................................................. 209
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden.............................. 42
VVeiligheidsafsteiligheidsafstand aanhoudenand aanhouden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC....214
VVeiligheidsgoreiligheidsgordeldel
Afdoen..................................................... 46
Automatisch voorspannen........................ 46
Beschermingspotentieel...........................42
Beschermingspotentieel beperkt.............. 43
Gordelaanpassing in- en uitschakelen.......46
Hoogte instellen....................................... 45
Middelste zitplaats achterin (deblok-
keren)...................................................... 45
Omgespen............................................... 45
Statusindicatie veiligheidsgordels ach-
terin......................................................... 46
Verzorging.............................................327
Waarschuwingslampje.............................. 46
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel acdel achthtererinin
Statusindicatie......................................... 46
VVeiligheidssysteiligheidssysteemeem,Veiligheid voor inzittenden
Algemene aanwijzingen voor kinderen......55
Bedrijfsklare status..................................41
Beschermingspotentieel...........................40
Beschermingspotentieel beperkt.............. 40
Storing.....................................................41
Waarschuwingslampje.............................. 41
Werking bij een ongeval........................... 41
Zelfdiagnose............................................ 41
VVeiligheidssysteiligheidssystemenemen
Overzicht............................................... 200
VVeiligheidsveiligheidsvestest............................................. 330
VVelgelgen ven vererzorgzorgenen.......................................... 325
VVentilatieentilatie.....................................................156
VVentilerentilerenen, Comfortopening............................ 93
VVerer- en ontgr- en ontgrendelingendeling
Achterklep openen................................... 86
Automatische vergrendeling..................... 85
Extra portiervergrendeling........................ 82
KEYLESS-GO............................................ 83
Mercedes me connect............................. 82
Noodsleutel............................................. 85
466466 Trefwoordenregister
Portieren (binnen).................................... 82
VVererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
Rijveiligheidssystemen........................... 199
VVerbrerbruikuiksindicatiesindicatie
Oproepen.............................................. 171
VVerkerkeereersinfsinforormatiematie
Inschakelen...........................................288
VVerkerkeereerslicslichtwhtwaaraarscschuwing/-whuwing/-weergaveeergave......... 228
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistentent
Functie.................................................. 228
Instellen................................................. 229
VVererliclichtinghting
Actieve bochtenverlichting..................... 137
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 138
Automatisch rijlicht................................ 135
Bochtenverlichting................................. 137
Citylicht................................................. 138
Combischakelaar................................... 135
Dimlicht................................................. 134
Grootlicht.............................................. 135
Intelligent Light System..........................136
Intelligent Light System in- en uitscha-
kelen..................................................... 138
Interieurverlichting................................. 140
Knipperlichten........................................ 135
Leeslicht................................................ 276
Mistachterlicht............................... 134, 135
Noodknipperlichten................................ 136
Omschakeling licht buitenlandse reis...... 134
Oriëntatieverlichting in- en uitschake-
len......................................................... 140
Parkeerlicht........................................... 134
Standlicht.............................................. 134
Uitschakelvertragingstijd........................ 139
Verantwoordelijkheid voor verlich-
tingssystemen........................................ 134
Verlichting voor snelwegen.....................137
VVererliclichting vhting voor snelwoor snelwegegenen........................... 137
VVerermoeidheidsherkmoeidheidsherkenningenning,
ATTENTION ASSIST......................................206
VVervervoeroerenen
Auto...................................................... 341
VVerwerwararmingming
In- en uitschakelen................................. 150
Klimaatregeling...................................... 149
Stoel...................................................... 109
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
Auto laten zakken................................... 361
Auto omhoogbrengen............................. 356
Nieuw wiel monteren.............................. 360
Voorbereiden.........................................356
Wiel verwijderen....................................360
VVererzorzorgingging
360°-camera......................................... 325
Aanhangwagenvoorziening.....................325
Decorfolie.............................................. 324
Display................................................... 327
Echt hout/sierdelen...............................327
Exterieurverlichting................................ 325
Head-up-display..................................... 327
Hogedrukreiniger................................... 323
Interieur................................................. 327
Interieurhemel....................................... 327
Kunststof bekleding............................... 327
Lak........................................................ 324
Lucht-waterkanaal.................................. 322
Met de hand wassen.............................. 323
Onderdelen van de auto......................... 325
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 325
Wasstraat..............................................322
VVesestigingtiging........................................................ 33
Vloerbedekking rVloerbedekking reinigeinigenen............................... 327
Trefwoordenregister 467467
VloerVloermatmat...................................................... 133
VVoeroertuigcameratuigcamera
Informatie.............................................. 199
VVoeroertuigtuigelektrelektronicaonica
Mobilofoons........................................... 364
Motorelektronica................................... 364
VVoeroertuiggtuiggegevegevensens
Breedte..................................................371
Dakbelasting.......................................... 372
Hoogte.................................................. 371
Lengte................................................... 371
Maximumsnelheden............................... 372
Weergeven (DYNAMIC SELECT)..............171
Wielbasis............................................... 371
VVoeroertuigidenticatienummertuigidenticatienummer, FIN................. 367
VVoeroertuigsensortuigsensorenen.........................................199
VVoeroertuigsleuttuigsleutelel............................................... 78
VVoeroertuigsttuigstartart
Start-stoptoets....................................... 160
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoosdoos
Controlelampjes.................................... 181
Verzorging.............................................325
VVoeroertuigtypeplaatjetuigtypeplaatje
Bouwserie.............................................. 367
EG-typegoedkeuringsnummer................. 367
FIN........................................................367
Lakcode................................................. 367
Toegestaan totaalgewicht....................... 367
Toegestane asbelasting..........................367
VVoorroorruituit,Voorruit
Ontwasemen.......................................... 149
Ruitenwisserbladen vervangen............... 143
VriVrijeje sowsowareare, Open-source soware............. 39
WW
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
Instrumentenpaneel...............................428
PASSENGER AIR BAG............................... 52
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controlelamolelampjepje
!ABS-waarschuwingslampje............ 437
!Controlelampje elektrische par-
keerrem (geel)........................................434
!Controlelampje elektrische par-
keerrem (rood)....................................... 434
JRemwaarschuwingslampje (geel)... 435
ïWaarschuwingslampje aanhang-
wagenvoorziening.................................. 433
LWaarschuwingslampje afstands-
waarschuwing........................................ 437
hWaarschuwingslampje banden-
spanningscontrole brandt....................... 441
hWaarschuwingslampje banden-
spanningscontrole knippert.................... 440
#Waarschuwingslampje elektri-
sche storing...........................................432
÷Waarschuwingslampje ESP®
brandt....................................................438
÷Waarschuwingslampje ESP®
knippert................................................. 438
åWaarschuwingslampje ESP®OFF.. 439
JWaarschuwingslampje remmen
(rood)....................................................435
ÚWaarschuwingslampje storing in
het systeem...........................................432
468468 Trefwoordenregister
ÙWaarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (rood)................................... 433
üWaarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt................................. 431
üWaarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert.............................. 431
6Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem.........................................430
_Waarschuwingslampje vermo-
gengereduceerd.................................... 432
WWaaraarscschuwingsknipperhuwingsknipperliclichthtenen...................... 136
WWaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem, EDW........................ 99
WWassasstrtraataat..................................................... 322
WWassasstrtraatmodusaatmodus.......................................... 322
WWebbrowebbrowserser
Overzicht............................................... 302
WWeergaveergave ondere onderhoudsinthoudsinterverval, ASSYSTal, ASSYST
PLPLUSUS........................................................... 317
WWeergaveergavenen
Homescreen.......................................... 270
WWeereersinfsinforormatiematie...........................................288
WWegriegrijblokkjblokkereringing............................................ 99
WWegriegrijhulpjhulp
Wegrijhulp voor op hellingen................... 206
WWegriegrijhulp vjhulp voor op hellingoor op hellingenen......................... 206
WWegregrolbevolbeveiligingeiliging, HOLD-functie...................204
WWegsleepbevegsleepbeveiligingeiliging..................................... 100
WeWettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-appara-a-
tuurtuurIndonesië............................................... 366
Israël..................................................... 366
Kleine onderdelen..................................366
WWielenielen
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 352
Bandenspanning.................................... 348
Bandenspanningscontrole...................... 350
Bandentemperatuur controleren............. 350
Controleren........................................... 347
Geluidontwikkeling................................. 347
Monteren............................................... 360
Ongewoon rijgedrag............................... 347
Opslaan................................................. 355
Pech...................................................... 332
Selectie................................................. 352
Sneeuwkettingen................................... 347
TIREFIT-set.............................................332
Vervanging............................................. 352
Verwijderen........................................... 360
Verwisselen................................... 355, 356
Verzorging............................................. 325
WWielkielkegeg........................................................ 355
WWielwisselgielwisselgerereedsceedschaphap
Overzicht............................................... 355
WWii Congureren.......................................... 279
WWindoindowbagwbag.................................................... 47
WWintinterbandenerbanden
Limiter................................................... 211
Permanente snelheidsbegrenzing
instellen.................................................211
WWissersissers
Ruitenwissers......................................... 142
WrWrappenappen
Op camera/sensoren............................. 199
Radar- en ultrasone sensoren.................199
Trefwoordenregister 469469
ZZ
ZekZekereringingenen
Aansluitschema..................................... 343
Aanwijzingen.......................................... 343
Bagageruimte......................................... 346
Beenruimte passagierszijde.................... 345
Cockpit.................................................. 345
Motorruimte........................................... 344
ZelfdiagnoseZelfdiagnose
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag...................................... 52
ZendapparZendapparatuuratuur
Importeursadressen................................. 30
ZendvZendverergunninggunningenen........................................ 366
ZicZichtht
Condens van de ruiten verwijderen......... 151
ZiZijrjruituitenen
Automatische functie...............................93
Comfortopening....................................... 93
Comfortsluiting........................................94
Kinderslot (achterin).................................76
Met sleutel openen.................................. 93
Met sleutel openen en sluiten................... 94
Openen en sluiten.................................... 92
Probleem................................................. 94
Regensluiting........................................... 93
Rolzonnescherm...................................... 98
ZiZijwindassistjwindassistentent, ESP®................................. 203
ZitZithoogtehoogte..................................................... 107
ZoeklicZoeklicht MBUXht MBUX........................................... 276
470470 Trefwoordenregister
ImImprpressumessum
IntInterernetnet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://www.daimler.com
RRedactieedactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
©Mercedes‑Benz AG:Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
AAututofofabrabrikikantant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
WWaaraarscschuwing passagierhuwing passagiersairbagsairbag
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
Redactiesluiting 16.08.21
DigitDigitaal in de autoaal in de auto Map meMap met vt voeroertuigdocumenttuigdocumentatie inatie in
de autode auto DigitDigitaal op heaal op het intt interernetnet DigitDigitaal als appaal als app
De inhoud van de handleiding
direct in het multimediasysteem
van de auto (menupunt "Voertuig-
info") bekijken. Start met het snel-
menu of verdiep uw kennis met
nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over
de bediening, de serviceverlenin-
gen en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage. De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
É2935847603Z1075ËÍ
2935847603Z107
Apple®iOS AndroidTM
Bestelnummer P293 0212 07 Onderdeelnummer 293 584 76 03 Z107
Uitgave ÄJ2022-1a
EQC
Handleiding
Mercedes-Benz
Mercedes-Benz EQC
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Mercedes EQC 2022 - SUV bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Mercedes EQC 2022 - SUV in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 8.44 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info