817168
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/581
Pagina verder
Disclaimer
De volgende online-versie van de handleiding
beschrijft alle modellen, standaarduitrustingen en
opties van uw auto. Landspecifieke afwijkingen in
de taalvarianten zijn mogelijk. Neem in acht dat
uw auto mogelijk niet met alle beschreven func-
ties is uitgerust. Dit betreft ook veiligheidsrele-
vante systemen en functies.
Neem alstublieft contact op met uw geautori-
seerde Mercedes-Benz-dealer om een gedrukte
handleiding voor andere modellen en modeljaren
te ontvangen. De online-handleiding is altijd de
meest actuele versie. Er kon geen rekening wor-
den gehouden met alle afwijkingen met het daad-
werkelijke voertuig, omdat Mercedes-Benz haar
voertuigen continu aanpast aan de nieuwste stand
der techniek en de vorm en uitvoering wijzigt.
Ook de gedrukte handleiding, aanvullende docu-
menten en de digitale handleiding lezen.
Auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Alle teksten,foto‘s en
afbeeldingen vallen onder het auteursrecht en
andere wetten ter bescherming van intellectueel
eigendom. Deze mogen niet voor handelsdoelein-
den of voor verspreiding worden gekopieerd, noch
veranderd en op andere websites worden
gebruikt.
DigitDigitaal in de autoaal in de auto Map meMap met vt voeroertuigdocumenttuigdocumentatie inatie in
de autode auto DigitDigitaal op heaal op het intt interernetnet DigitDigitaal als appaal als app
De inhoud van de handleiding
direct in het multimediasysteem
van de auto (menupunt "Voertuig-
info") bekijken. Start met het snel-
menu of verdiep uw kennis met
nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over
de bediening, de serviceverlenin-
gen en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage. De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
É2135843121Z107FËÍ
2135843121Z107
Apple®iOS AndroidTM
Bestelnummer P213 1670 07 Onderdeelnummer 213 584 31 21 Z107
Uitgave ÄJ2021-2a
E-Klasse Limousine
Handleiding
Mercedes-Benz
Mercedes-Benz E-Klasse Limousine
ImImprpressumessum
IntInterernetnet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://www.daimler.com
RRedactieedactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
©Mercedes‑Benz AG:Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
AAututofofabrabrikikantant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
WWaaraarscschuwing passagierhuwing passagiersairbagsairbag
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
Redactiesluiting 17.02.21
WWelkelkom in de wom in de werereld veld van Meran Mercedes-Benzcedes-Benz
Voor de eerste rit dient u zich aan de hand van
deze handleiding vertrouwd te maken met de
auto. Voor uw eigen veiligheid en voor een langere
bedrijfsduur van de auto adviseren wij u de vol-
gende aanwijzingen en waarschuwingsaanwijzin-
gen in deze handleiding op te volgen. Onoplet-
tendheid kantot schade aan de auto en tot per-
soonlijk letsel leiden.
De uitvoering of de productbenaming van de auto
kanverschillen en is afhankelijk van de volgende
factoren:
RModel
ROpdracht
RExportuitvoering
RBeschikbaarheid
Daarom kunnen de beschrijvingen en de afbeel-
dingen in sommige gevallen afwijken van uw auto.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen een
auto met links stuur. Bij auto's met rechts stuur
wijkt de indeling van onderdelen en bedienings-
elementen overeenkomstig af.
Mercedes-Benz ontwikkelt zijn auto's steeds ver-
der.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het recht
voor de volgende punten te wijzigen:
RVorm
RUitvoering
RTechniek
De volgende documentatie is onderdeel van de
auto:
RDigitale handleiding
RGedrukte handleiding
ROnderhoudsboekje
RUitrustingsafhankelijke aanvullende handleidin-
gen
RAanvullende documenten
Deze documentatie moet altijd in de auto aanwe-
zig zijn. Bij de verkoop of het uitlenen van de auto
moet alle documentatie in de auto aanwezig zijn
of worden overhandigd; dit controleren.
2135843121Z107
2135843121Z107
SymbolenSymbolen ........................................................ 55
In één oogopslagIn één oogopslag .............................................66
Cockpit ........................................................... 6
Cockpit (plug-in-hybride) ...............................10
Waarschuwings- en controlelampjes .............. 12
Bedieningspaneel dakconsole ........................ 14
Portierbedieningseenheid en stoelinstel-
lingen ............................................................ 16
In gevalvan nood en pech ............................. 18
DigitDigitale handleidingale handleiding ....................................... 2020
Digitale handleiding oproepen ....................... 20
Digitale handleiding oproepen ....................... 21
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingenen ................................. 2323
Milieubescherming ........................................ 23
Terugname van de oude auto ......................... 23
Mercedes-Benz Originele Onderdelen ............ 24
Handleiding ...................................................25
Bedrijfsveiligheid ...........................................25
Conformiteitsverklaringen en nationale
aanwijzingen ................................................. 28
Diagnose-interface ........................................36
Gekwaliceerde werkplaats ........................... 37
Registratie van de auto .................................. 37
Correct gebruik van de auto .......................... 38
Informatie over de REACH-verordening .......... 38
Informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen ........................ 38
Aansprakelijkheid voor gebreken ................... 39
QR-codes voor reddingskaart ........................ 39
Gegevensopslag ............................................ 39
Auteursrecht .................................................43
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden ............................. 4444
Veiligheidssysteem ........................................ 44
Veiligheidsgordels ......................................... 46
Airbags ......................................................... 51
PRE-SAFE®systeem ...................................... 58
Kinderen veilig in de auto vervoeren .............. 59
Aanwijzingen met betrekking tot huisdie-
ren in de auto ................................................ 81
Openen en sluitOpenen en sluitenen .........................................8282
Sleutel .......................................................... 82
Portieren .......................................................86
Bagageruimte ................................................ 90
Zijruiten ........................................................ 96
Schuifdak ...................................................... 99
Rolzonneschermen ...................................... 104
Diefstalbeveiliging ....................................... 105
SSttoelen en opbergoelen en opbergenen ................................... 108108
Aanwijzingen voor een correcte stand van
de bestuurdersstoel .................................... 108
Stoelen ....................................................... 109
Stuurwiel .................................................... 119
In- en uitstaphulp ........................................ 121
Geheugenfunctie ......................................... 122
Opbergmogelijkheden ................................. 123
Contactdozen ............................................. 135
Draadloos opladen van de mobiele tele-
foon en koppeling met de buitenantenne .....136
Vloermatten aanbrengen of verwijderen ...... 138
LicLicht en zicht en zichtht .............................................. 140140
Exterieurverlichting .....................................140
Interieurverlichting ...................................... 148
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie .... 150
Spiegels ...................................................... 152
22Inhoudsopgave
Vlak in de voorruit dat radiogolven door-
laat .............................................................155
Werking van de infrarood-reecterende
voorruit .......................................................155
KlimaatrKlimaatregegelingeling ...........................................157157
Overzicht temperatuurregelsystemen .......... 157
Temperatuurregelsysteem bedienen ............ 158
RiRijden en parkjden en parkererenen ...................................... 171171
Rijden ......................................................... 171
DYNAMIC SELECT-schakelaar ......................191
Automatische transmissie ........................... 194
Functie van de 4MATIC ................................ 198
Tanken ........................................................ 198
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-
hybride) ...................................................... 205
Parkeren ..................................................... 218
Rij- en rijveiligheidssystemen ....................... 226
Aanhangwagenvoorziening .......................... 285
Functie van de etsdrager ........................... 291
Aanwijzingen met betrekking tot het trek-
kenvan auto's ............................................. 293
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay en boory en boordcomdcomputputerer ....... 294294
Aanwijzingen met betrekking tot het
instrumentendisplay en de boordcomputer .. 294
Overzicht instrumentendisplay ..................... 295
Overzicht toetsen in het stuurwiel ................296
Boordcomputer bedienen ............................ 296
Functie van de vermogensmeter (plug-in-
hybride) ...................................................... 298
Functie van de weergave beschikbaar ver-
mogen elektromotor (plug-in-hybride) .......... 298
Vermogensmeterweergeven (plug-in-
hybride) ...................................................... 299
Overzicht van de weergaven op het instru-
mentendisplay ............................................. 299
Head-up-display .......................................... 299
LINLINGUAGUATRTRONICONIC ........................................... 303303
Aanwijzingen voor de bedrijfsveiligheid ........ 303
Bediening .................................................... 303
De LINGUATRONIC eectief gebruiken ........ 305
Duidelijke gesproken opdrachten ................. 306
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem ........................... 323323
Overzicht en bediening ................................ 323
Systeeminstellingen .................................... 335
Instellingen Plug-in-hybride .......................... 339
Navigatie ..................................................... 341
Telefoon ...................................................... 349
Mercedes me apps ...................................... 352
Mercedes-Benz noodoproepsysteem ........... 361
Radio, media & tv ........................................ 366
Klankinstellingen ......................................... 372
OnderOnderhoud en vhoud en vererzorzorgingging ............................ 374374
Weergave onderhoudsinterval ASSYST
PLUS .......................................................... 374
Motorruimte ................................................ 375
Reiniging en verzorging ............................... 382
PPecechhulphhulp .....................................................390390
Noodgeval ................................................... 390
Bandenpech ................................................ 392
Accu (auto) .................................................398
Aan- of wegslepen .......................................403
Elektrische zekeringen ................................. 409
Inhoudsopgave 33
Banden en vBanden en velgelgenen ........................................ 412412
Aanwijzingen met betrekking totgeluids-
ontwikkeling of ongewoon rijgedrag .............412
Aanwijzingen met betrekking tot het regel-
matig controleren van de velgen en ban-
den .............................................................412
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw-
kettingen ..................................................... 412
Bandenspanning ......................................... 413
Verwisselen van een wiel ............................. 418
Noodwiel ..................................................... 428
TTecechnischnische ghe gegevegevensens ................................... 430430
Aanwijzingen met betrekking tot de tech-
nische gegevens .......................................... 430
Boordelektronica .........................................430
Wettelijke keurmerkenvoor radio-appara-
tuur en aanwijzingen ................................... 432
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en
motornummer ............................................. 433
Bedrijfsstoen ............................................. 435
Autogegevens ............................................. 446
Aanhangwagenvoorziening .......................... 448
DisplaDisplaymeldingymeldingen meen met wt waaraarscschuwings- enhuwings- en
contrcontrolelamolelampjespjes .......................................... 452452
Displaymeldingen ........................................ 452
Waarschuwings- en controlelampjes ............ 520
TTrrefwefwooroordenrdenregistegisterer .................................... 538538
44Inhoudsopgave
In deze handleiding vindt u de volgende symbolen:
&GEVGEVAARAAR Gevaar door het niet in acht
nemen vanwaarschuwingsaanwijzingen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen op gevaren
die uw gezondheid of uw levenresp. de
gezondheid of het levenvan anderen in gevaar
kunnen brengen.
#Waarschuwingsaanwijzingen in acht
nemen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van milieu-aanwij-
zingen
Milieu-aanwijzingen geven informatie over mili-
eubewust handelen of milieubewust afvoeren.
#Milieu-aanwijzingen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Materiële schade door het
niet in acht nemen van aanwijzingen
m.b.t. materiële schade
Aanwijzingen m.b.t. materiële schade wijzen
op risico's die tot schade aan de auto kunnen
leiden.
#Aanwijzingen m.b.t. materiële schade in
acht nemen.
%Nuttige aanwijzingen of andere informatie die
behulpzaam kan zijn.
#Handelingsinstructie
(/pagina) Meer informatie over een onderwerp
Melding Weergaveveld op het instrumenten-
display/mediadisplay
4Bovenste menuniveau, dat in het
multimediasysteem moet worden
geselecteerd
5Overeenkomstige submenu's, die in
het multimediasysteem moetenwor-
den geselecteerd
* Gee een oorzaak aan
Symbolen 55
66In één oogopslag Cockpit
1Stuurwielschakelpaddles 196
2Combischakelaar 142
3Instrumentenpaneel 295
4DIRECT SELECT-keuzehendel 194
5Mediadisplay 323
6Start-stoptoets 175
7MBUX multimediasysteem toepassingen oproe-
pen
327
8Temperatuurregelsystemen 158
9Dashboardkastje 126
A£Alarmknipperlichtinstallatie 142
BOpbergvak 126
CTouchpad 327
D8Regelaar volume en geluid in- en uitscha-
kelen
323
EÜMBUX multimediasysteem in- en uitscha-
kelen
323
FDRolzonnescherm achterruit 104
GèECO start-stopsysteem 183
HcActieve parkeerassistent 278
IÉVoertuighoogte instellen 263
JDYNAMIC SELECT-schakelaar 192
KControlelampje PASSENGER AIR BAG 55
LBedieningsgroep MBUX multimediasysteem 296
MStuurwiel mechanisch instellen 119
NStuurwiel elektrisch instellen 120
ýStuurwielverwarming in- en uitschakelen 120
OBedieningsgroep:
Boordcomputer 296
TEMPOMAT of variabele limiter 236
IActieve afstandsassistent DISTRONIC 241
PDiagnose-interface 36
QMotorkap openen 375
In één oogopslag Cockpit 77
R!Elektrische parkeerrem 222 SLichtschakelaar 140
88In één oogopslag Cockpit
Linkse besturing
1010 In één oogopslag Cockpit (plug-in-hybride)
1Instrumentendisplay:
õStand-bystand 294
Weergave beschikbaar vermogen 298
Vermogensmeter 298
Tripcomputer 294
ECO-assistent 184
2Mediadisplay:
Instellingen voor plug-in-hybride 339
Energiestroomdisplay 340
3!Klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
instellen
163
4&Directe klimaatregeling vooraf in- en uit-
schakelen
164
5DYNAMIC SELECT-schakelaar 191
6°Haptisch gaspedaal 190
7qRecuperatie verlagen 187
8±Recuperatie verhogen 187
96Brandstoank ontluchten 198
In één oogopslag Cockpit (plug-in-hybride) 1111
Instrumentendisplay
1212 In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes
1#! Knipperlichten 142
2ïAanhangwagenvoorziening 525
36Veiligheidssysteem 522
4åESP®OFF 533
÷ESP®533
5RMistachterlicht 141
6KGrootlicht 142
LDimlicht 140
TStandlicht 140
7ÿKoelvloeistoemperatuur 526
8Koelvloeistoemperatuurmeter 295
9!Elektrische parkeerrem (geel) 530
AJRemmen (geel) 530
BLAfstandswaarschuwing 532
C#Elektrische storing 526
DÙElektrische stuurbekrachtiging 525
E!ABS 533
FhBandenspanningscontrole 536
G%Dieselmotor: Voorgloeien
H8Brandstofreserve met aanduiding tank-
dopkleppositie
526
IBrandstofpeil 295
J!Elektrische parkeerrem (rood) 530
KJRemmen (rood) 530
LüVeiligheidsgordel 522
M;Motordiagnose 526
NäOnderstel 532
In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes 1313
1414 In één oogopslag Bedieningspaneel dakconsole
1Zonnekleppen
2pLinker leeslampje in- en uitschakelen 148
3SAutomatische interieurverlichtingsrege-
ling in- en uitschakelen
148
4GSOS-toets 352
5cInterieurverlichting voorin in- en uitscha-
kelen
148
6;me-toets 352
7uInterieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
148
8pRechter leeslampje in- en uitschakelen 148
9Brillenvak
A3Panoramaschuifdak openen en sluiten 99
3Rolzonnescherm openen en sluiten 99
BBinnenspiegel 154
In één oogopslag Bedieningspaneel dakconsole 1515
1616 In één oogopslag Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen
1Stoel elektrisch instellen 112
2wStoelverwarming in- en uitschakelen 117
3sStoelventilatie in- en uitschakelen 118
4&%Auto ver- en ontgrendelen 87
5pKoerdeksel openen en sluiten 90
6ÍBuitenspiegels bedienen 152
7WRechter zijruit openen en sluiten 96
8WRuit rechts achterin openen en sluiten 96
9TKinderslot voor zijruiten achterin 81
AWRuit links achterin openen en sluiten 96
BWLinker zijruit openen en sluiten 96
CPortier openen 86
DVGeheugenfunctie bedienen 123
EHoofdsteunen instellen 113
FStoelinstellingen congureren 115
GStoellengterichting instellen 111
HZittingdiepte instellen 111
IViervoudig verstelbare lendensteun instellen 112
JRugleuninghoek instellen 111
KZithoogte instellen 111
LZittinghoek instellen 111
In één oogopslag Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen 1717
1818 In één oogopslag In gevalvan nood en pech
1B-stijl met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
39
2Veiligheidsvesten 390
3;me-toets 352
GSOS-toets 352
4Bedrijfsstoen controleren en bijvullen 435
Starthulp 402
5Aan- of wegslepen 405
6Bandenpech 392
7£Alarmknipperlichtinstallatie 142
8Brandblusser 392
9Tankdopklep met:
Informatieplaatje voor brandstofsoort 198
Informatieplaatje voor bandenspanning 414
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
39
ATIREFIT-set 394
BAan- of wegslepen 405
CEHBO-set 391
DGevarendriehoek 391
In één oogopslag In gevalvan nood en pech 1919
DigitDigitale handleiding oprale handleiding oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Handleiding
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RZoeken: Hier kunt u zoeken op trefwoord om
snel antwoorden te vinden op vragen over de
werking van de auto.
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van de bestuurdersstoel.
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het instrumentendis-
play.
RFavorieten: Hier krijgt u toegang tot uw per-
soonlijk opgeslagenfavorieten.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
1Terug
2Favoriet toevoegen
3Afbeelding
4Inhoudsgebied
5Bewegingsrichtingen van het inhoudsgebied
6Menu
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
ExtrExtra moga mogelielijkheden, om de digitjkheden, om de digitale handleidingale handleiding
op top te re roepen:oepen:
DirDirectecte te toegoegang:ang: Door het lang indrukken van een
record in de lijst in het multimediasysteem de
2020 Digitale handleiding
overeenkomstige inhoud in de digitale handleiding
openen:
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay::Oproepen van beknopte
informatie over displaymeldingen in het combi-
instrument
LINLINGUAGUATRTRONIC:ONIC: Oproepen via het spraakgestuurd
bedieningssysteem
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
DigitDigitale handleiding oprale handleiding oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5Info 5Handleiding 5Õ
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RZoeken: Hier kunt u zoeken op trefwoord om
snel antwoorden op vragen over de bediening
van de auto te vinden.
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van de bestuurdersstoel.
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het instrumentendis-
play.
RFavorieten: Hier krijgt u toegang tot uw per-
soonlijk opgeslagenfavorieten.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
Digitale handleiding 2121
1Terug
2Favoriet toevoegen
3Afbeelding
4Inhoudsgebied
5Bewegingsrichtingen van het inhoudsgebied
6Menu
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
ExtrExtra moga mogelielijkheden, om de digitjkheden, om de digitale handleidingale handleiding
op top te re roepen:oepen:
DirDirectecte te toegoegang:ang: Door het lang indrukken van een
record in de lijst in het multimediasysteem de
overeenkomstige inhoud in de digitale handleiding
openen:
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay::Oproepen van beknopte
informatie over displaymeldingen in het combi-
instrument
LINLINGUAGUATRTRONIC:ONIC: Oproepen via het spraakgestuurd
bedieningssysteem
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
2222 Digitale handleiding
MilieubescMilieubescherhermingming
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
bedrijfsomstandigheden en persoonlijke
rijstijl
De uitstoot van schadelijke stoen van de auto
hee een directe samenhang met het autoge-
bruik.
De auto op milieuvriendelijke wijze gebruiken
om een bijdrage te leveren aan de bescher-
ming van het milieu. Daartoe de volgende aan-
beveling met betrekking tot de bedrijfsomstan-
digheden en uw persoonlijke rijstijl in acht
nemen.
BedriBedrijfjfsomstsomstandigheden:andigheden:
#Zorg dragen voor een juiste bandenspan-
ning.
#Geen onnodige ballast meenemen (bij-
voorbeeld een niet meer benodigde dak-
drager).
#De onderhoudsintervallen aanhouden.
Een regelmatig onderhouden auto ontziet
het milieu.
#Onderhoudswerkzaamheden altijd laten
uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Uw perUw persoonlisoonlijkjkerierijsjstitijl:jl:
#Tijdens het startengeen gasgeven.
#De auto niet stationair laten warm-
draaien.
#Anticiperend rijden en voldoende afstand
houden.
#Veelvuldig en sterk accelereren en rem-
men vermijden.
#Tijdig schakelen en in de versnellingen
slechts totÔvan het maximumtoerental
doortrekken.
#De auto als het verkeer gedurende lan-
gere tijd stilstaat afzetten, bijvoorbeeld
het ECO start-stopsysteem gebruiken.
#Brandstofbesparend rijden. Voor een zui-
nige rijstijl de ECO-aanduiding in acht
nemen.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
niet op milieuvriendelijke wijze afvoeren
van de hoogspanningsaccu
Een hoogspanningsaccu bevatstoen die
schadelijk voor het milieu zijn.
#Een defecte hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten afvoe-
ren.
TTererugname vugname van de oude autoan de oude auto
Alleen vAlleen voor EU-landen:oor EU-landen:
Mercedes-Benz neemt uw oude auto weer terug
om deze overeenkomstig de richtlijn autowrakken
van de Europese Unie (EU) milieuvriendelijk af te
voeren.
Voor terugname van de oude auto staat een net-
werk vanverzamelpunten en demontagebedrijven
ter beschikking. Bij deze bedrijvenkunt u uw auto
gratis afgeven. Hierdoor levert u een waardevolle
bijdrage aan het sluiten van de recyclingkringloop
en het ontzien van de hulpbronnen.
Algemene aanwijzingen 2323
Meer informatie over de recycling van oude
auto's, het afvoeren en de voorwaarden voor de
terugname is verkrijgbaar op de nationale
Mercedes-Benz homepage.
MerMercedes-Benz Orcedes-Benz Originele Onderiginele Onderdelendelen
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
niet gebruiken vangerecyclede ruilaggre-
gaten
Mercedes‑Benz AG biedt gerecyclede ruilag-
gregaten en -onderdelen met dezelfde kwali-
teit als nieuwe onderdelen aan. Daarbij geldt
dezelfde aansprakelijkheid voor gebreken als
bij nieuwe onderdelen.
#Gerecyclede ruilaggregaten en -onderde-
len van Mercedes‑Benz AG gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beïnvloeding van de werking
van de veiligheidssystemen door de instal-
latie van accessoires, reparaties of las-
werkzaamheden
In de volgende gebieden van de auto kunnen
airbags, gordelspanners en regeleenheden en
sensoren voor de veiligheidssystemen inge-
bouwd zijn:
RPortieren
RPortierstijlen
RDorpels
RStoelen
RCockpit
RCombi-instrument
RMiddenconsole
RDakframe aan de zijkant
#In deze gebieden geen accessoires mon-
teren zoals een audiosysteem.
#Geen reparaties of laswerkzaamheden
uitvoeren.
#Het naderhand aanbrengen van acces-
soires laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer door Mercedes-Benz niet vrijgegeven
onderdelen, banden en velgen evenals veiligheids-
relevante accessoiresworden gebruikt, kan de
bedrijfsveiligheid van de auto in het geding
komen. De werking vanveiligheidsrelevante syste-
men, bijvoorbeeld het remsysteem, kanworden
gestoord. Uitsluitend Mercedes-Benz Originele
Onderdelen of onderdelen van dezelfde kwaliteit
gebruiken. Alleen voor uw voertuigtype goedge-
keurde banden en velgen en accessoires gebrui-
ken.
Mercedes-Benz controleert originele onderdelen
en voor het voertuigtype goedgekeurde ombouw-
delen en accessoires op hun betrouwbaarheid,
veiligheid en geschiktheid. Andere onderdelen kan
Mercedes-Benz, ondanks voortdurende marktver-
kenningen, niet beoordelen. Ook als in een enkel
geval een goedkeuring door een keuringsinstantie
of ociële instantie aanwezig is, neemt
Mercedes-Benz geen verantwoordelijkheid voor
het gebruik in Mercedes-Benz-auto's.
2424 Algemene aanwijzingen
Sommige onderdelen mogen alleen worden in- en
omgebouwd als deze aan de wettelijke voorschrif-
tenvoldoen. Alle Mercedes-Benz Originele Onder-
delen voldoen aan de voorwaarden van de goed-
keuring. Niet goedgekeurde onderdelen kunnen
leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring.
Dit is het geval in de volgende situaties:
RBij een wijziging van het in de typegoedkeuring
aangegeven type auto.
RBij een verwacht verhoogd risico voor ver-
keersdeelnemers.
RBij een negatieve invloed op de uitstoot van
uitlaatgassen of de geluidsproductie.
Bij het bestellen van Mercedes-Benz Originele
Onderdelen altijd het voertuigidenticatienummer
(VIN) vermelden (/pagina 433).
HandleidingHandleiding
Deze handleiding en de digitale handleiding in de
auto beschrijven de volgende modellen, stan-
daarduitrustingen en opties van uw auto:
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
ten tijde van de redactiesluiting van deze
handleiding verkrijgbaar waren.
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
alleen in bepaalde landen verkrijgbaar zijn.
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
pas op een later tijdstip worden geïntrodu-
ceerd.
In acht nemen dat uw auto mogelijk niet met alle
beschreven uitrustingen is uitgerust. Dit betre
ook veiligheidsrelevante systemen. Daaromkan
de uitrusting van uw auto bij sommige beschrijvin-
gen en afbeeldingen afwijken.
In het koopcontract van uw auto zijn de uitrustin-
genvan uw auto ten tijde van de aevering aange-
geven.
Bij vragen over de uitrusting en bediening kunt u
contact opnemen met iedere Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
De handleiding, aanvullende handleidingen, aan-
vullende documentatie en het onderhoudsboekje
zijn belangrijke documenten en moeten in de auto
bewaard worden.
BedriBedrijfjfsvsveiligheideiligheid
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door storingen in de werking of systeem-
uitval
Om functiestoringen of systeemuitvallen te
vermijden:
#De voorgeschreven service‑ en onder-
houdswerkzaamheden en noodzakelijke
reparaties altijd laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door ondeskundige wijzigingen
aan elektronische onderdelen
Wijzigingen aan elektronische onderdelen, de
soware en bedrading hiervankunnen de wer-
king en/of de werking van andere gekoppelde
Algemene aanwijzingen 2525
onderdelen of veiligheidsrelevante systemen
nadelig beïnvloeden.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in het geding komen.
#Niet ingrijpen in de bedrading, de elek-
tronische onderdelen en de soware.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
Bij wijzigingen aan de voertuigelektronica vervalt
de typegoedkeuring.
Het onderwerp "Voertuigelektronica" in de "Tech-
nische gegevens" in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door
brandbaar materiaal aan hete onderdelen
van het uitlaatsysteem
Als brandbare materialen, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontsteken.
#Tijdens het rijden op onverharde wegen
of in het terrein regelmatig de onderzijde
van de auto controleren.
#In het bijzonder ingeklemde delen van
planten of ander brandbaar materiaal
verwijderen.
#Bij beschadigingen meteen contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door te snel rijden en door stoten tegen
de bodemplaat of onderdelen van het
onderstel
Met name in de volgende gevallen kan de auto
worden beschadigd:
RDe auto raakt de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen.
RDe auto rijdt te snel over een obstakel, bij-
voorbeeld een stoeprand, een verkeers-
drempel of een kuil in de weg.
REen zwaar voorwerp slaat tegen de
bodemplaat of onderdelen van het onder-
stel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen
van het onderstel, wielen of banden kunnen in
dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-
zichtbaar worden beschadigd. Op deze manier
beschadigde onderdelen kunnen onverwacht
uitvallen of de bij een ongeval optredende
belastingen niet meer zoals bedoeld opnemen.
Als de bodembekleding beschadigd is, kan
zich brandbaar materiaal, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, tussen de bodemplaat en
bodembekleding verzamelen. Als dit materiaal
met hete onderdelen van het uitlaatsysteem in
contact komt, kan dit ontsteken.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
of
#Als de rijveiligheid in gevaar komt als ver-
der wordtgereden, direct op een veilige
2626 Algemene aanwijzingen
plaats stoppen en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
Hybride voertuigen hebben een verbrandingsmo-
tor en een elektromotor. De energievoorziening bij
elektrisch rijden vindt plaats via het hoogspan-
ningsboordnet.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
De onderdelen van het hoogspanningsboordnet
zijn met gele waarschuwingsstickers gekenmerkt.
De kabels van het hoogspanningsboordnet zijn
oranje van kleur.
Auto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder geluid bij stilstand en tijdens
het rijden dan auto's met een verbrandingsmotor.
In de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere ver-
keersdeelnemers als gevolg van de beduidend
lagere geluidsproductie bij stilstand en tijdens het
rijden.
Daarom is het voertuig uitgerust met een sound-
generator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS).
AAututo's meo's met 48Vt 48V-boor-boordnetdnet
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door het aanraken
van beschadigde hoogspanningsonderde-
len
Auto's met 48V-boordnet bevatten individuele
hoogspanningsonderdelen. Deze hoogspan-
ningsonderdelen staan onder hoge spanning.
Als u componenten van deze hoogspannings-
onderdelen verandert of beschadigde compo-
nenten aanraakt, kunt u een stroomstoot krij-
gen.
Hoogspanningsonderdelen kunnen bij een
ongeval ook onzichtbaar beschadigd worden.
Algemene aanwijzingen 2727
#Nooit veranderingen aan componenten
van hoogspanningsonderdelen uitvoeren.
#Nooit beschadigde componenten van
hoogspanningsonderdelen aanraken.
#Na een ongeval nooit componenten van
hoogspanningsonderdelen aanraken.
Auto's met 48V-boordnet bevatten hoogspan-
ningscomponenten. Deze bestanddelen zijn met
een hoogspanningslabel gemarkeerd:
Alle werkzaamheden aan hoogspanningscompo-
nenten mogen alleen door een gekwaliceerde
werkplaats worden uitgevoerd.
ConfConforormitmiteitsveitsvererklarklaringingen en nationale aanen en nationale aanwiwij-j-
zingzingenen
ElektrElektromagneomagnetisctische vhe vererdrdraagzaamheidaagzaamheid
De elektromagnetische verdraagzaamheid van de
onderdelen van het voertuig werd overeenkomstig
de richtlijn UN R10, in de telkens actueel gel-
dende uitgave, gecontroleerd en bewezen.
RRadiogradiograscaschehe onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
Alleen vAlleen voor EU- en EFTAoor EU- en EFTA-landen en landen die de-landen en landen die de
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaring ving van de fan de fabrabrikikant erkant erken-en-
nen:nen:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
De fabrikant van de zendapparatuur verklaart, dat
alle in de auto gemonteerde zendapparatuur vol-
doet aan de richtlijn 2014/53/EU. De volledige
tekstvan de EU-conformiteitsverklaring is te vin-
den op het volgende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/certicates-of-conformity/nl_NL/
index.html
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
Hierbij verklaart de fabrikant van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde zendappara-
2828 Algemene aanwijzingen
tuur voldoet aan de richtlijn Radio Regulations
2017. De volledige tekstvan de conformiteitsver-
klaring is te vinden op het volgende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/certicates-of-conformity/en_GB/
index.html
ImImportporteureur
Mercedes-Benz Cars UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
ImImportporteur Mereur Mercedes-Benz ondercedes-Benz onderdelendelen
Mercedes-Benz Parts Logistics
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
Alleen vAlleen voor Broor Brazilië:azilië:
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Alleen vAlleen voor Jamaica:oor Jamaica:
Alle radiograsche componenten van de auto heb-
ben van de SMA een typegoedkeuring ontvangen.
Alleen vAlleen voor Moldaoor Moldavië:vië:
ImImportporteureur
S.C. GRAND PREMIUM S.R.L. Moldova
mun. Chisinau, str. Hîncesti sos., 2/2
Alleen vAlleen voor Nigoor Nigereria:ia:
Aansluiting en gebruik van de radiocommunicatie-
apparatuur in deze auto zijn toegestaan door de
Nigeriaanse Communicatiecommissie.
Algemene aanwijzingen 2929
Alleen vAlleen voor Roor Rusland:usland:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor Toor Tururkikije:je:
ImImportporteureur
Mercedes Benz Otomotiv Ticaret ve Hizmetler
A.Ş. Genel Merkez
Akçaburgaz Mah. Süleyman Şah Cad. No: 6/1
34522 Esenyurt/İstanbul
Alleen vAlleen voor Oekroor Oekraïne:aïne:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
ImImportporteureur
PJSC “AUTOCAPITAL
Velyka Vasylkivska str. 15/2
01004 Kyiv
Oekraïne
SoorSoorttrradiogradiograscaschehe ttoepassingoepassingen in de autoen in de auto
Naast de typische frequenties voor mobiele com-
municatie maken auto's van Mercedes-Benz
gebruik van de volgende radiograsche toepassin-
gen:
3030 Algemene aanwijzingen
SoorSoorttrradiogradiograscaschehe ttoepassingoepassingen in de autoen in de auto
TTecechnologieFrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
Comfort-sluitsysteem 20 kHz (9 - 90 kHz) 72 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht105 kHz (90 - 119 kHz) 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem 120 kHz (119 - 135 kHz) 42 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht127 kHz (119 - 135 kHz) 66 dBµA/m op een afstand van 10 m bij een
afname van de magneetveldsterkte van 3 dB per
octaaf boven 119 kHz
Near Field Communication 13,553 13,567 MHz 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem, garagedeurbediening, ban-
denspanningscontrole 433 MHz (433,05 434,79 MHz)≤10 mW ERP
Afstandsbediening functie "extra verwarmen",
garagedeurbediening 868 MHz (868,0 868,6 MHz)≤25 mW ERP
Afstandsbediening functie "extra verwarmen",
garagedeurbediening 869 MHz (868,7 869,2 MHz)≤25 mW ERP
Bluetooth®, Kleer, RLAN, radiograsche afstands-
bedieningen, draadloze hoofdtelefoons
2,4 GHz ISM-band (2400 2483,5 MHz) 100 mW EIRP
Algemene aanwijzingen 3131
TTecechnologie FrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
RLAN 5,1 GHz UNII-1 (5150 - 5250 MHz)≤25 mW EIRP
Sensor voor interieurbeveiliging, RLAN 5,8 GHz UNII-3 (5725 5875 MHz) 25 mW EIRP
Comfort-sluitsysteem 7,25 GHz UWB (6,0 - 8,5 GHz) -41,3 dBm/MHz EIRP mean 0 dBm/MHz EIRP
Peak
76 GHz radar 76 77 GHz 55 dBm Peak EIRP
Carsharing-module NFC:NFC:
13,553 13,567 MHz
BluetBluetoothooth®®::
2402 2480 MHz
NFC:NFC:
42 dBμA/m bij 10 m
BluetBluetoothooth®®::
+4 dBm (vermogensklasse 2)
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin) BluetBluetoothooth®®::
2400 - 2483,5 MHz
WWii 2,4 GHZ:2,4 GHZ:
2400 - 2483,5 MHz
WWii 5 GHz:5 GHz:
5150 - 5250 MHz
5725 - 5875 MHz
BluetBluetoothooth®®::
-0,8 dBm
WWii 2,4 GHz:2,4 GHz:
14,5 dBm
WWii 5 GHz:5 GHz:
20,5 dBm
13,3 dBm
3232 Algemene aanwijzingen
TTecechnologie FrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
Mobiele telefoonnetwerkverbinding (telefoonre-
geleenheid Tel7) E-GSM (900 MHz)
GSM (1800 MHz)
+33 dBm
+30 dBm
UMTS (Band I, III, VIII) +24 dBm (+1/-3 dB)
LTE (Band 1, 3, 7, 8, 20, 28) +23 dBm (±2 dB)
RAMSES (Router And Mobile SErviceS)GSM (E-GSM 850 / E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800 / E-GSM 1900, Class 4)
< +32,5 dBm (±1 dB)
< +29,5 dBm (±1 dB)
UMTS (WCDMA FDD I, II, III, IV, V, VIII, XIX, Class
3) < +23,5 dBm (±1 dB)
LTE (FDD B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B18,
B19, B21, B28, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
LTE (TDD B38, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
GNSS (1559 - 1610 MHz)Receiving only
GegevGegevens ovens over deer de speciekespecieke matmate ve van absorpan absorptietie
Alleen voor Frankrijk: De waarden werden conform de richtlijn
Décret 2019-1186 met betrekking tot de
opgavevan de specieke mate van absorptie
(SAR) vanradiograsche onderdelen van de auto
bepaald en gecontroleerd.
Algemene aanwijzingen 3333
GegevGegevens ovens over deer de speciekespecieke matmate ve van absorpan absorptietie
OnderOnderdelen vdelen van de autan de auto (omsco (omschrihrijvingjving
confconfororm EU DoC)m EU DoC) SSARAR-w-waaraarde in W/kg Tde in W/kg Toe toe te passen gre passen grenswenswaaraardede
Telefooninstallatie datacommunicatie 0,24 W/kg 2 W/kg
Hermes 2.1 < 0,4 W/kg 2 W/kg
Compensator ECE DE003 & ECE DE004 < 0,2 W/kg 2 W/kg
DAI RSE1,8 W/kg2W/kg
Tablet-PC SM-T230NZ 0,7 W/kg4W/kg
NRCS2P 0,003 W/kg 2 W/kg
NTG7RSU 0,07 W/kg 2 W/kg
NTG7 0,08 W/kg 2 W/kg
RAMSES 1.0 en 1.1 0,036 W/kg 2 W/kg
KrKrikik
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
1.
De ondergetekende
Fabrikant:
BRANO a.s.
747 41 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000,
Tsjechië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
3434 Algemene aanwijzingen
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
Productiejaar: 2020
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
machinerichtlijn 2006/42/EG.
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van het aangegevenvoertuig overeen-
komstig de op de krik aangebrachte gebruiksaan-
wijzing.
3.
Referentiegegevens van de geharmoniseerde nor-
men of specicaties
ISO 4063, EN ISO 14341-A, AS 2693, DBL
8230.10, DBL 7382.20, DBL 7392.10, DBL
8451.15, MBN 10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4.
Hradec nad Moravicí
Plaats
5.
05.10.2020
Datum
Ing. Petr Petr
[Handtekening]
Director of division ZZ
TIREFITTIREFIT-set-set
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
Overeenkomstig EU-richtlijn 2006/42/EG
Hiermee verklaren wij, dat het product
Productbenaming: Elektrische luchtpomp Daimler
Typeaanduiding: 0851ve , DT/UW 200046 - IBK-
LK2
MB-onderdeelnummer: A 000 583 8200
aan de volgende overeenkomstige bepalingen vol-
doet:
2014/30/EU
Toegepaste geharmoniseerde normen, in het bij-
zonder:
DIN EN 55014-1: 2012
DIN EN 55014-2: 2016
Fabrikant: Dunlop Tech GmbH
Adres: Oenbacher Landstrasse 8, 63456 Hanau
Gevolmachtigde: Afdeling IMS
Datum: December, 2019
Algemene aanwijzingen 3535
Handtekening: IMS-AE, IMS-AE-L
Diagnose-intDiagnose-interferfaceace
De diagnose-interface is een technische interface
in de auto. Deze wordt door een werkplaats
gebruikt voor bijvoorbeeld reparatie- en onder-
houdswerkzaamheden of voor het uitlezen van
voertuiggegevens. Diagnoseapparaten moeten
daarom alleen door een gekwaliceerde service-
werkplaats worden aangesloten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het aansluiten van apparaten aan de
diagnose-interface
Als er apparaten op de diagnose-interface van
het voertuig worden aangesloten, kunnen de
functie vanvoertuigsystemen en de bedrijfs-
veiligheid worden beïnvloed.
#Om veiligheidsredenen wordtgeadvi-
seerd, alleen de door uw Mercedes-
Benz-servicewerkplaats goedgekeurde
producten te gebruiken en aan te sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door het
gebruik van apparaten op de diagnose-
interface
Door het gebruik van de apparaten op de dia-
gnose-interface wordt de accu belast.
#De laadtoestand van de accu controle-
ren.
#Bij een lage laadtoestand de accu opla-
den, bijvoorbeeld door het rijden van een
grotere afstand.
Ook de aanwijzing met betrekking tot de 12V-
accu en het rijden vankorte afstanden in het
hoofdstuk "Rijden en parkeren" (/pagina 179) in
acht nemen.
3636 Algemene aanwijzingen
Het aansluiten en het gebruik van een ander
apparaat aan de diagnose-interface kan de vol-
gende uitwerkingen hebben:
RFunctiestoringen in voertuigsystemen
RPermanente beschadiging vanvoertuigcompo-
nenten
De hierop betrekking hebbende garantievoorwaar-
den in acht nemen.
Bovendien kan het aansluiten van apparaten op
de diagnose-interface ertoe leiden dat bijvoor-
beeld informatie van de uitlaatgasbewaking wordt
teruggezet. Daardoor bestaat de mogelijkheid, dat
de auto niet meer voldoet aan de eisen van de vol-
gende uitlaatgasanalyse van de Algemene Perio-
dieke Keuring.
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats
Een gekwaliceerde werkplaats beschikt over de
benodigde vakkennis, uitrusting en kwalicatie om
de vereiste werkzaamheden aan de auto uit te
voeren. Dit geldt in het bijzonder voor veiligheids-
relevante werkzaamheden.
De volgende werkzaamheden aan de auto altijd
laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats:
RVeiligheidsrelevante werkzaamheden
RService‑ en onderhoudswerkzaamheden
RReparatiewerkzaamheden
RWijzigingen evenals in‑ en ombouwen
RWerkzaamheden aan elektronische onderde-
len
RAAututo's meo's met 48Vt 48V-boor-boordnet:dnet: Werken aan hoog-
spanningscomponenten van het 48V-boordnet
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: Werken aan het hybride sys-
teem
Mercedes‑Benz adviseert een Mercedes‑Benz ser-
vicewerkplaats.
RRegisegistrtratie vatie van de autoan de auto
Het kanvoorkomen dat Mercedes-Benz zijn servi-
cewerkplaatsen de instructie gee, aan bepaalde
auto's technische inspecties uit te voeren. Door
de inspectie worden de kwaliteit en de veiligheid
van de auto verbeterd.
Alleen wanneer Mercedes-Benz uw registratiege-
gevens hee, kan Mercedes-Benz u over de tech-
nische controles informeren.
In de volgende gevallen kan het zijn, dat de auto
nog niet onder uw naam is geregistreerd:
RAls de auto bij een niet-geautoriseerde dealer
is aangescha.
RAls de auto nog niet bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats is onderzocht.
Algemene aanwijzingen 3737
De auto bij voorkeur bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats laten registreren.
Gaarne Mercedes-Benz zo snel mogelijk informe-
renover een adreswijziging of wisseling van eige-
naar. Dit kunt u bijvoorbeeld doen bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
CorrCorrect gect gebrebruik vuik van de autoan de auto
Als waarschuwingsstickers worden verwijderd,
kunt u of kunnen anderengevaren niet herken-
nen. Waarschuwingsstickers op hun plaats laten.
Bij gebruik van de auto in het bijzonder de vol-
gende informatie in acht nemen:
RDe veiligheidsaanwijzingen in deze handlei-
ding, autospecieke aanvullende handleidin-
gen en aanvullende documentatie
RDe technische gegevens van de auto
RDe verkeersregels en ‑voorschrien
RDe wegenverkeerswetten en veiligheidsstan-
daards
InfInforormatie ovmatie over de REACer de REACH-vH-vererorordeningdening
Alleen vAlleen voor EU- en EFTAoor EU- en EFTA-landen:-landen:
De REACH-verordening (verordening (EG) nr.
1907/2006, artikel 33) omvat een informatie-
plicht voor bijzonder zorgwekkende stoen
(SVHC).
Mercedes‑Benz AG handelt naar beste weten, om
de toepassing en het gebruik van deze SVHC's te
vermijden en de klant in staat te stellen veilig met
deze stoen om te gaan. Na navraag bij leveran-
ciers en interne productinformatie van
Mercedes‑Benz AG zijn SVHC's bekend, die zich
voor meer dan 0,1 gew.-% in afzonderlijke onder-
delen van deze auto bevinden.
Meer informatie is verkrijgbaar onder de volgende
adressen:
Rhttps://reach.daimler.com/de/home/
Rhttps://reach.daimler.com/en/home/
InfInforormatie vmatie voor peroor personen mesonen met elektrt elektronisconischehe
mediscmedische hulpmiddelenhe hulpmiddelen
Ondanks een zorgvuldige ontwikkeling kan
Mercedes‑Benz AG een onderlinge beïnvloeding
vanvoertuigsystemen en elektronische medische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld pacemakers, niet hele-
maal uitsluiten.
Daarnaast zijn er in de auto bestanddelen gemon-
teerd die onafhankelijk van de bedrijfstoestand
van de auto magnetische velden kunnen produce-
ren die overeen komen met die van een perma-
nente magneet. Deze velden kunnen bijvoorbeeld
aanwezig zijn in de omgeving van het multimedia-
systeem en het sound system of, afhankelijk van
de uitvoering van de auto, ook in de buurt van de
stoelen.
Daaromkunnen in enkele gevallen en afhankelijk
van de gebruikte hulpmiddelen de volgende eec-
ten optreden:
RStoringen van de hulpmiddelen
RGezondheidsschade
De instructies en waarschuwingenvan de fabri-
kant van de hulpmiddelen in acht nemen en in
3838 Algemene aanwijzingen
gevalvan twijfel contact opnemen met de fabri-
kant en/of uw arts. In het gevalvan aanhoudende
onzekerheid over mogelijke defecten van de hulp-
middelen, adviseert Mercedes‑Benz AG zo weinig
mogelijk elektrische voertuigsystemen te gebrui-
ken en/of een overeenkomstige afstand tot de
bestanddelen te houden.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu ten
minste één armlengte afstand aanhouden tussen
het medische hulpmiddel en de volgende bestand-
delen:
RStroomvoorziening
Hiertoe behoren bijvoorbeeld laadstations in
de vorm van een wallbox of een openbare
laadpaal.
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
Hiertoe behoren bijvoorbeeld de laadkabel en
de laadregeleenheid.
Reparaties en onderhoudswerkzaamheden in de
buurt van de volgende bestanddelen alleen door
een gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren:
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
RZendantennes
RHet multimediasysteem of het sound system
Bij vragen of opmerkingen kunt u contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
AAanspransprakakelielijkheid vjkheid voor goor gebrebrekekenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
schending van de aanwijzingen in deze
handleiding
Door schending van de aanwijzingen in deze
handleiding kan schade aan uw auto ontstaan.
Dergelijke schade wordt noch door de
Mercedes-Benz aansprakelijkheid voor gebre-
ken noch door de garantie op nieuwe ‑of
gebruikte auto's gedekt.
#De aanwijzingen in deze gebruikshandlei-
ding over het voorgeschreven gebruik
van uw auto en mogelijke voertuigschade
in acht nemen.
QRQR-codes v-codes voor roor reddingskeddingskaartaart
In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde
zijde op de B-stijl zijn QR-codes aangebracht. Bij
een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp
van de QR-codes snel de overeenkomstige red-
dingskaart voor de auto bepalen. De actuele red-
dingskaart bevat in compacte vorm de belangrijk-
ste informatie over de auto, bijvoorbeeld de lig-
ging van de elektrische bedrading.
Meer informatie vindt u op https://
www.mercedes-benz.de/qr-code.
GegevGegevensopslagensopslag
GegevGegevensvensverwerwererking in de autoking in de auto
ElektrElektronisconische rhe regegeleenhedeneleenheden
In uw auto zijn elektronische regeleenheden
gemonteerd. Regeleenheden verwerkengegevens
die ze bijvoorbeeld ontvangen vanvoertuigsenso-
ren, zelf genereren of onderling uitwisselen. Som-
mige regeleenheden zijn noodzakelijk voor het vei-
lig functioneren van de auto, andere ondersteu-
nen u bij het rijden, zoals bestuurdersassistentie-
Algemene aanwijzingen 3939
systemen, en weer andere maken comfort- of
infotainmentfuncties mogelijk.
Hieronder vindt u algemene informatie over de
gegevensverwerking in de auto. Aanvullende infor-
matie overwelke specieke gegevens met welk
doel in uw auto worden verzameld, opgeslagen en
aan derden worden verzonden, kunt u in direct
verband met de aanwijzingen omtrent de betref-
fende functiekenmerken vinden in de diverse
handleidingen. Deze zijn ook online en afhankelijk
van de uitrusting digitaal in de auto beschikbaar.
PPerersoonsvsoonsverbanderband
Elke auto is voorzien van een uniek voertuigidenti-
catienummer. Afhankelijk van het land kan via dit
voertuigidenticatienummer, bijvoorbeeld door de
autoriteiten, ook de identiteit van de eigenaar wor-
den bepaald. Er zijn ook andere manieren om uit
de auto verzamelde gegevens te herleiden naar de
eigenaar of bestuurder, bijvoorbeeld via het kente-
kenvan de auto.
De door regeleenheden gegenereerde of ver-
werkte gegevens kunnen daarom persoonsgerela-
teerd zijn of onder bepaalde voorwaarden per-
soonsgerelateerd worden. Afhankelijk van de
beschikbare voertuiggegevens kunnen eventueel
conclusies worden getrokken over bijvoorbeeld
uw rijgedrag, uw locatie, uw route of het gebruiks-
gedrag.
WWeettttelielijkjke ve verereisteisten ven voor de openbaaroor de openbaarmaking vmaking vanan
ggegevegevensens
In het kader vanwettelijke voorschrien zijn fabri-
kanten in de regelverplicht om op verzoek van
overheidsinstanties binnen gepaste grenzen door
de fabrikant opgeslagen gegevens in individuele
gevallen vrij te geven. Dit kan bijvoorbeeld het
geval zijn bij het onderzoeken van een strafbaar
feit.
Krachtens de toepasselijke wetgeving zijn over-
heidsinstanties ook bevoegd om in individuele
gevallen zelf gegevens van auto's uit te lezen. Zo
kan bijvoorbeeld uit de regeleenheid van de airbag
na een ongeval informatie worden uitgelezen, die
meer opheldering over het ongeval kangeven.
BedriBedrijfjfsgsgegevegevens in de autoens in de auto
Regeleenheden verwerkengegevens voor een
juiste werking van de auto.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de volgende gege-
vens:
RInformatie over de voertuigstatus, bijvoorbeeld
snelheid, langsversnelling, dwarsversnelling,
wieltoerental, weergave vangeslotenveilig-
heidsgordels
ROmgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld tem-
peratuur, regensensor, afstandssensor
In de regel zijn deze gegevens tijdelijk, blijven ze
niet buiten hun verwerkingsduur bewaard en wor-
den ze alleen in de auto zelf verwerkt. Regeleen-
heden, zoals die in de autosleutel, zijn vaak voor-
zien vangegevensgeheugens. Deze worden
gebruikt om tijdelijk of permanent informatie te
kunnen documenteren over de toestand van de
auto, de belasting van componenten, de onder-
houdsbehoee of technische storingen en fouten.
Afhankelijk van de technische uitrusting worden
de volgende gegevens opgeslagen:
RBedrijfstoestanden van systeemcomponenten,
bijvoorbeeld niveaus, bandenspanning, accu-
status
4040 Algemene aanwijzingen
RStoringen en defecten in belangrijke systeem-
componenten, bijvoorbeeld verlichting, rem-
men
RReacties van de systemen in specieke rijsi-
tuaties, bijvoorbeeld activeren van een airbag,
ingrepen van de stabiliteitsregelsystemen
RInformatie over storingen die de auto kunnen
beschadigen
In speciale gevallen kan het nodig zijn om gege-
vens op te slaan die normaliter slechts tijdelijk
zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de auto
een functiestoring hee herkend.
Wanneer u diensten laat uitvoeren, bijvoorbeeld
reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, kunnen
- indien noodzakelijk - de opgeslagen bedrijfsge-
gevens samen met het voertuigidenticatienum-
mer worden uitgelezen en gebruikt. Het uitlezen
kanworden gedaan door medewerkers van het
servicenetwerk, bijvoorbeeld garages, fabrikanten
of door derden, bijvoorbeeld pechdiensten. Het-
zelfde geldt voor garantiegevallen en kwaliteits-
waarborgingsmaatregelen.
Het uitlezen vindt in de regel plaats via de wette-
lijk voorgeschreven aansluiting voor de diagnose-
interface in de auto. De uitgelezen bedrijfsgege-
vens documenteren de technische toestand van
de auto of van afzonderlijke componenten, helpen
bij de storingsdiagnose, de naleving vangarantie-
verplichtingen en bij de kwaliteitsverbetering.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische storin-
gen, foutieve bedieningen en andere fouten, wor-
den indien nodig samen met het voertuigidenti-
catienummer aan de fabrikant doorgegeven. Daar-
naast is de fabrikant verantwoordelijk voor de pro-
ductaansprakelijkheid. Ook hiervoor gebruikt de
fabrikant bedrijfsgegevens uit auto's, bijvoorbeeld
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt om aanspraken van de klant op
garantie en coulance te controleren.
De storingsgeheugens in de auto kunnen in het
kader vanreparatie- of onderhoudswerkzaamhe-
den of op uw verzoek door een servicewerkplaats
worden gereset.
ComfComforort- en infott- en infotainmentfunctiesainmentfuncties
Ukunt comfortinstellingen en individualiseringen
in uw auto opslaan en altijd wijzigen of resetten.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende instellingen:
RZitposities en stuurwielpositie
ROnderstelafstellingen en klimaatregelingsin-
stellingen
RIndividualiseringen, bijvoorbeeld interieurver-
lichting
Ukunt in het kader van de geselecteerde uitrus-
ting zelf gegevens invoeren in de infotainment-
functies van de auto.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende gegevens:
RMultimedia-gegevens, bijvoorbeeld muziek,
lms of foto's voor de weergave in een geïnte-
greerd multimediasysteem
RAdresboekgegevens om te gebruiken in combi-
natie met een geïntegreerde handsfree-instal-
latie of een geïntegreerd navigatiesysteem
RIngevoerde navigatiebestemmingen
RGegevens over het gebruik van internetdien-
sten
Algemene aanwijzingen 4141
Deze gegevens voor comfort- en infotainment-
functies kunnen lokaal in de auto worden opgesla-
gen, of ze bevinden zich op een apparaat dat u
met de auto hee verbonden, bijvoorbeeld smart-
phone, usb-stick of mp3-speler. Gegevens die u
zelf hebt ingevoerd kunt u op elk gewenst
moment verwijderen.
Het verzenden van deze gegevens vanuit de auto
gebeurt alleen op uw verzoek. Dit geldt met name
bij het gebruik van onlineservices in overeenstem-
ming met de door u geselecteerde instellingen.
SmarSmartphone inttphone integregratie (biatie (bijvjvoorbeeld Androorbeeld Android Aoid Autouto
of Apple CarPlayof Apple CarPlay®®))
Wanneer uw auto overeenkomstig is uitgerust,
kunt u uw smartphone of een ander mobiel appa-
raat met de auto verbinden. U kunt deze vervol-
gens aansturen met behulp van de in de auto
geïntegreerde bedieningselementen. Daarbij kun-
nen beeld en geluid van de smartphones via het
multimediasysteem worden weergegeven. Tegelij-
kertijdwordt bepaalde informatie doorgegeven
aan uw smartphone. Daartoe behoren afhankelijk
van de soort integratie bijvoorbeeld positiegege-
vens, dag-/nachtmodus en verdere algemene
voertuigstatussen. Raadpleeg hiervoor de handlei-
ding van de auto en het infotainmentsysteem.
De integratie maakt het gebruik vangeselec-
teerde smartphone-apps, bijvoorbeeld navigatie of
muziekweergave, mogelijk. Verdere interactie tus-
sen smartphone en auto, in het bijzonder actieve
toegang tot de voertuiggegevens, vindt niet plaats.
De manier waarop de gegevens verder worden
verwerkt, wordt bepaald door de aanbieder van de
betreende app. Of en welke instellingen u daarbij
kunt kiezen, is afhankelijk van de betreende app
en van het besturingssysteem van uw smart-
phone.
Online-dienstOnline-dienstenen
Mobiele-gMobiele-gegevegevensvensverbindingerbinding
Wanneer uw auto beschikt over een mobiele-
gegevensverbinding, maakt dit het uitwisselen van
gegevens tussen uw auto en verdere systemen
mogelijk. De mobiele-gegevensverbinding wordt
mogelijk gemaakt door een zend- en ontvangstap-
paraat van de auto of via een door u geïnstalleerd
mobiel apparaat, bijvoorbeeld een smartphone.
Via deze mobiele-gegevensverbinding kunnen
online-functies worden gebruikt. Daartoe behoren
onlinediensten en applicaties/apps, die door de
fabrikant of door andere bedrijvenworden aange-
boden.
DienstDiensten ven van de fan de fabrabrikikantant
Bij onlinedienstenvan de fabrikant worden de
betreende functies op een geschikte plek, zoals
in de handleiding of op de website van de fabri-
kant, door de fabrikant beschreven en wordt de
daarmee verbonden informatie over de gegevens-
bescherming gegeven. Om de onlinediensten
mogelijk te maken, kunnen persoonlijke gegevens
worden gebruikt. De bijbehorende gegevensuit-
wisseling vindt plaats via een beschermde verbin-
ding, bijvoorbeeld met de daarvoor voorziene IT-
systemen van de fabrikant. Het verrichten van ser-
vices buiten het verzamelen, verwerken en gebrui-
kenvan persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats
op basis van een wettelijke licentie. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij een wettelijk voorgeschreven
noodoproepsysteem, een contractuele overeen-
komst of op basis vantoestemming.
Ukunt de gedeeltelijk betaalde services en func-
ties laten activeren of deactiveren. Een uitzonde-
ring hieropvormen wettelijk voorgeschreven func-
4242 Algemene aanwijzingen
ties en services, bijvoorbeeld het noodoproepsys-
teem.
DienstDiensten ven van deran derdenden
Wanneer u onlineservices van andere aanbieders
(derden) gebruikt, zijn deze services onderworpen
aan de verantwoordelijkheid en de algemene- en
gebruiksvoorwaarden van de betreende aanbie-
der. De fabrikant hee vaak geen invloed op de
inhoud die hierbij wordt uitgewisseld.
Win daarom informatie in bij de betreende aan-
bieder over het soort, de omvang en het doel van
het verzamelen en het gebruiken van persoonsge-
gevens in het kader van services door derden.
GegevGegevensbescensbescherhermingsrmingsrecechthtenen
Afhankelijk van het land, de uitrusting en functio-
naliteit van uw auto evenals van de gebruikte dien-
sten en serviceaanbiedingen kunt u aanspraak
maken op verschillende gegevensbeschermings-
rechten. Meer informatie over gegevensbescher-
ming en uw gegevensbeschermingsrechtenkunt u
vinden op de website van de fabrikant of verkrij-
gen als onderdeel van de betreende diensten en
serviceaanbiedingen. Daar vindt u ook de contact-
gegevens van de fabrikant en zijn functionaris
voor gegevensbescherming.
Gegevens die alleen lokaal in de auto zijn opgesla-
genkunt u met deskundige ondersteuning, bij-
voorbeeld in een werkplaats, eventueel tegenver-
goeding laten uitlezen.
AAututeureursrsrecechtht
Meer informatie over de licenties van de gebruikte
vrije en open source soware in uw auto vindt u
op de gegevensdrager in uw map met voertuigdo-
cumentatie en bijgewerkt op internet onder:
https://www.mercedes-benz.com/opensource
Algemene aanwijzingen 4343
VVeiligheidssysteiligheidssysteemeem
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van hean het vt veiligheidssyeiligheidssys-s-
tteemeem
Het veiligheidssysteem omvat de volgende com-
ponenten:
RVeiligheidsgordelsysteem
RAirbags
RKinderzitjesbevestigingssysteem
RKinderzitbevestigingen
Het veiligheidssysteem kan bij een ongeval moge-
lijk contact van de inzittenden met delen van het
interieur vermijden. Bovendien kan het veiligheids-
systeem bij een ongeval de belastingenvoor de
inzittenden reduceren.
Alleen een correct omgegespte veiligheidsgordel
kan adequaat beschermingspotentieel bieden.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie vor-
men gordelspanners en/of airbags een aanvulling
op de correct omgegespte veiligheidsgordel. De
gordelspanners en/of airbags worden niet bij elk
ongeval geactiveerd.
Om ervoor te zorgen dat het veiligheidssysteem
zijn beschermingspotentieel kan behalen, moet
elke inzittende de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen.
RZo rechtop mogelijk zitten, met de rugtegen
de rugleuning.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan.
RPersonen kleiner dan 1,50 m moeten altijd in
een voor Mercedes-Benz-auto's geschikt aan-
vullend veiligheidssysteem worden beveiligd.
Geen enkel modern systeem kan echter verwon-
dingen en overlijden in elke ongevalssituatie volle-
dig uitsluiten. Zo bieden veiligheidsgordels en air-
bags in het algemeen geen bescherming tegen
voorwerpen die van buitenaf de auto binnendrin-
gen. Ook het risico vanverwondingen door de
zich ontplooiende airbag kan niet volledig worden
uitgesloten.
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel vanan
hehet vt veiligheidssysteiligheidssysteemeem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door wijzigingen aan het veiligheidssys-
teem
Door veranderingen aan het veiligheidssys-
teem kan dit de inzittenden niet meer zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit onderdelen van het veiligheidssys-
teem wijzigen.
#Geen ingrepen aan de bedrading en elek-
tronische onderdelen of de soware
daarvan uitvoeren.
Wanneer de auto moet worden aangepast aan een
persoon met een lichamelijke handicap, wendt u
zich dan tot een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert om voertuigaanpassin-
gente gebruiken die Mercedes-Benz voor uw auto
hee goedgekeurd.
4444 Veiligheid voor inzittenden
BedriBedrijfjfsklarsklare ste status vatus van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteemeem
Bij ingeschakelde auto gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6tijdens de zelf-
diagnose branden. Deze doo uiterlijk enkele
seconden na het startenvan de auto. De onder-
delen van het veiligheidssysteem zijn dan gereed
voor gebruik.
WWererking vking van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteem veem vertertoont eenoont een
ststororinging
In de volgende gevallen is een storing van het vei-
ligheidssysteem aanwezig:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschu-
wingslampje veiligheidssysteem 6niet
branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6continu of
herhaaldelijk branden.
Alle autAlle auto's, behalvo's, behalve plug-in-he plug-in-hybrybride:ide:
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van het veilig-
heidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van
het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd. Bij een ongeval kan het hoogspannings-
boordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoog-
spanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschake-
len.
WWererking vking van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteem bieem bij een ongj een onge-e-
vvalal
De werking van het veiligheidssysteem is afhanke-
lijk van de bepaalde zwaartevan de botsing en de
verwachte aard van het ongeval:
RFrontale aanrijding
RAanrijding van achteren
RAanrijding van opzij
ROver de kop slaan
De activeringsdrempels voor de onderdelen van
het veiligheidssysteem worden bepaald door het
evalueren van de sensorwaarden die op verschil-
lende plaatsen in de auto worden gemeten. Deze
procedure hee een anticiperend karakter. De
activering van de onderdelen van het veiligheids-
Veiligheid voor inzittenden 4545
systeem moet tijdig, aan het begin van het onge-
val, plaatsvinden.
Factoren die pas na de aanrijding zichtbaar of
meetbaar zijn, hebben geen invloed op een airba-
gactivering. Ze geven daarvoor ook geen indicatie.
De auto kan behoorlijk worden vervormd zonder
dat een airbag wordtgeactiveerd. Dit is het geval
als alleen relatief gemakkelijk vervormbare delen
worden geraakt en geen grotevertraging van de
auto wordtgehaald. Omgekeerd kan een airbag
worden geactiveerd, hoewel de auto slechts
gering vervormd is. Wanneer bijvoorbeeld zeer
stijve onderdelen van de auto, zoals langsdragers,
worden getroen, kan de vertraging van de auto
daardoor groot genoeg zijn.
Afhankelijk van de herkende activeringssituatie,
kunnen de onderdelen van het veiligheidssysteem
onafhankelijk van elkaar worden geactiveerd:
RGordelspanner: Frontale aanrijding, aanrijding
van achteren, aanrijding van opzij, over de kop
slaan
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Frontale
aanrijding
RKneebag: Frontale aanrijding
RSidebag: Aanrijding van opzij
RWindowbag: Aanrijding van opzij, over de kop
slaan, frontale aanrijding
RPRE-SAFE®impuls zijkant: Aanrijding van opzij
Alleen als het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF gedoofd is, kan de passagiersairbag bij
een ongeval worden geactiveerd. Bij een bezette
passagiersstoel voor en ook tijdens het rijden de
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren (/pagina 55).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete delen van de airbag
Na het activeren van een airbag zijn de delen
van de airbag heet.
#De delen van de airbag niet aanraken.
#Een geactiveerde airbag direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten vervan-
gen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen. Dit advies in het bijzonder opvolgen
nadat een gordelspanner of airbag is geactiveerd.
Als een gordelspanner of airbag wordtgeacti-
veerd, hoort u een knal en kan er poederstof vrij-
komen:
RDe knal hee over het algemeen geen nega-
tieve gevolgen voor het gehoor.
RHet vrijkomende poederstof is in het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid, maar kan
bij personen met astma of ademhalingsmoei-
lijkheden kortstondige ademhalingsmoeilijkhe-
den veroorzaken.
Zodra u zonder gevaar kunt uitstappen, moet u
de auto direct verlaten of een zijruit openen
om ademhalingsmoeilijkheden te voorkomen.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordelsdels
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van de van de veiligheidsgoreiligheidsgordeldel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge-
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher-
mingspotentieel bieden.
4646 Veiligheid voor inzittenden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
bij verkeerd omgegespte veiligheidsgordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei-
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin-
genverwondingen veroorzaken.
#Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb-
ben.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de cor-
recte stand van de bestuurdersstoel en het instel-
len van de stoelen in acht nemen
(/pagina 108).
Om ervoor te zorgen dat de correct gedragen vei-
ligheidsgordel zijn beschermingspotentieel kan
behalen, moet elke inzittende de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel moet strak en niet ver-
draaid tegen het lichaam aan liggen.
RDe veiligheidsgordel moet over het midden
van de schouder en zo diep mogelijk tegen de
heup aan lopen.
RDe schoudergordel mag niet de hals raken en
ook niet onder de arm of achter de rugwor-
den doorgevoerd.
RDikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een win-
terjas.
RDe heupgordel indien mogelijk omlaag tegen
de heup aan drukken en met de schoudergor-
del straktrekken. De heupgordel mag nooit
over buik of onderlichaam lopen.
Ook zwangere vrouwen moeten daarop letten.
RDe veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
RDe veiligheidsgordel altijd slechts voor één
persoon gebruiken. Nooit een baby of een
kind op de schoot van een inzittende meene-
men.
RNooit voorwerpen samen met een persoon
vastgespen. Voor het beveiligen vanvoorwer-
pen, bagage of lading altijd de aanwijzingen
met betrekking tot het beladen van de auto in
acht nemen (/pagina 123).
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer-
pen tussen een persoon en de zitting bevin-
den, zoals een kussen.
Als een kind in de auto meerijdt, ook altijd de aan-
wijzingen en veiligheidsaanwijzingen bij "Kinderen
in de auto" in acht nemen " (/pagina 61).
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel van dean de
vveiligheidsgoreiligheidsgordeldel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
Ukunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
Veiligheid voor inzittenden 4747
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
zonder aanvullend veiligheidssysteem voor
kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de veilig-
heidsgordel niet zonder geschikte aanvullende
veiligheidssystemen correct omgespen.
#Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door geblokkeerde gordel-
verankering
Als voorwerpen tussen de voorstoel en het
portier de bewegende gordelverankering op de
voorstoel blokkeren, is de beveiligende wer-
king van de veiligheidsgordel nadelig beïn-
vloed.
#Voor begin van de ritwaarborgen dat
zich geen voorwerpen tussen de voor-
stoel en het portier bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
beschadigde of gewijzigde veiligheidsgor-
dels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de vol-
gende situaties mogelijk geen bescherming
bieden:
RDe veiligheidsgordel is beschadigd, gewij-
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
RHet gordelslot is beschadigd of sterk ver-
vuild.
REr zijn wijzigingen aan gordelspanners, gor-
delverankeringen of gordeloprolautomaten
uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer-
ken.
#Nooit wijzigingen aan het veiligheidsgor-
delsysteem uitvoeren, bijvoorbeeld veilig-
heidsgordels, gordelsloten, gordelspan-
ners, gordelverankeringen en gordelo-
prolautomaten.
#De veiligheidsgordels moeten onbescha-
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
#De veiligheidsgordels na een ongeval
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels te
gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw auto
zijn goedgekeurd.
4848 Veiligheid voor inzittenden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordelspan-
ners werken niet meer en kunnen daarom niet
meer zoals bedoeld beschermen.
#De pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door bekneld
rakenvan de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol-
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in het
stoelmechanisme bekneld raken.
#Altijd controleren of ongebruikte veilig-
heidsgordels volledig zijn opgerold.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel omgdel omgespen en instespen en instellenellen
Wanneer de veiligheidsgordel snel of met een ruk
naar buiten wordtgetrokken, blokkeert de gorde-
loprolautomaat. De gordelband kan niet verder
worden afgerold.
#De gordelslottong 2van de veiligheidsgordel
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel-
slot 1vergrendelen.
#GorGordelhoogtdelhoogte inste instellen:ellen: Met de gordelgeleidin-
gontgrendeling ingedrukt de gordeldoorvoer-
opening 3in de gewenste stand schuiven.
#GorGordeldoorvdeldoorvoeroeropening vopening vergrergrendelen:endelen: De gor-
delgeleidingontgrendeling loslaten en contro-
leren dat de gordeldoorvoeropening 3ver-
grendelt.
%Alleen een correct omgegespte veiligheidsgor-
del kan adequaat beschermingspotentieel bie-
den. De aanwijzingen met betrekking tot het
omgespen van de veiligheidsgordel in acht
nemen (/pagina 46).
*AANWIJZINGAANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem door vergren-
delde veiligheidsgordel bij onbezette pas-
sagiersstoel
Als bij een onbezette passagiersstoel de gor-
delslottong van de veiligheidsgordel in het gor-
delslot vergrendeld is, kunnen bestanddelen
van het veiligheidssysteem aan passagiers-
zijde bij een ongeval onnodig worden geacti-
veerd, bijvoorbeeld de gordelspanner.
Veiligheid voor inzittenden 4949
#De veiligheidsgordel alleen gebruiken
zoals bedoeld.
%De aanwijzingen met betrekking tot de
opbergmogelijkheden in acht nemen
(/pagina 123).
Informatie over het monteren van een kinder-
zitjesbevestigingssysteem en het meenemen
van een kind in de auto vindt u in het hoofd-
stuk "Kinderen in de auto" (/pagina 65).
FFunctie vunctie van de goran de gordelaandelaanpassingpassing
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Nadat een veiligheidsgor-
del voorin is omgegespt, kan automatisch een gor-
delaanpassing met een bepaalde terugtrekkracht
plaatsvinden. De veiligheidsgordel daarbij niet
vasthouden.
De gordelaanpassing kan via het multimediasys-
teem worden in- of uitgeschakeld
(/pagina 50).
GorGordelaandelaanpassing via hepassing via het multimediasystt multimediasysteem in-eem in-
of uitscof uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#De Gordelaanpassing in- of uitschakelen.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel afdoendel afdoen
#De ontgrendelingsknop in het gordelslot
indrukken en de veiligheidsgordel met de gor-
delslottong teruggeleiden.
WWererking vking van de goran de gordelwdelwaaraarscschuwing vhuwing voor besoor bestuur-tuur-
der en passagierder en passagier
Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel ü
in het instrumentendisplay maakt u erop attent
dat alle inzittenden de veiligheidsgordel correct
moeten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
De gordelwaarschuwing stopt zodra de bestuurder
en passagier de veiligheidsgordel hebben omge-
gespt.
FFunctie vunctie van de stan de statusindicatie vatusindicatie veiligheidsgoreiligheidsgordeldel
acachthtererinin
De statusindicatie veiligheidsgordel achterin is
alleen in bepaalde landen beschikbaar.
Als de auto is ingeschakeld gee de statusindica-
tie veiligheidsgordel achterin gedurende een
bepaalde tijd aan, welke veiligheidsgordel achterin
niet is omgegespt.
Met de toetsterug links in het stuurwiel kunt u de
statusindicatie veiligheidsgordels achterin direct
verbergen (/pagina 296).
Indien tijdens het rijden een inzittende achterin de
veiligheidsgordel losmaakt, wordt de statusindica-
5050 Veiligheid voor inzittenden
tie veiligheidsgordel achterin opnieuw weergege-
ven.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
In dit gevalkunt u de statusindicatie veiligheids-
gordel achterin niet met de toetsterug links in het
stuurwiel verbergen.
AirbagsAirbags
OvOvererziczicht vht van de airbagsan de airbags
1Kneebag
2Bestuurdersairbag
3Passagiersairbag
4Windowbag
5Sidebags
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG.
Een airbag kan bij activering het beschermingspo-
tentieel voor de betreende inzittende vergroten.
Mogelijk beschermingspotentieel per airbag:
RKneebag: Bovenbeen, knie en onderbeen
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Hoofd
en borstkas
RSidebag: Borstkas, voorin ook voor het bekken
RWindowbag: Hoofd
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 77). Beslist ook de aanwijzingen met
betrekking tot naar achteren of naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen.
InfInforormatie ovmatie over de auter de automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling vanan
de passagierde passagiersairbagsairbag
Alleen wanneer het controlelampje PASSENGER
AIR BAG OFF gedoofd is, kan de passagiersairbag
bij een ongeval worden geactiveerd. Bij een
Veiligheid voor inzittenden 5151
bezette passagiersstoel voor en ook tijdens het rij-
den de correcte status van de passagiersairbag
controleren (/pagina 55).
*AANWIJZINGAANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem bij een onbe-
zette passagiersstoel
Bij een ongeval kunnen aan passagierszijde de
bestanddelen van het veiligheidssysteem
onnodig worden geactiveerd:
ROp de passagiersstoel zijn zware voorwer-
pen geplaatst.
RDe gordelslottong van de veiligheidsgordel
is bij onbezette passagiersstoel in het gor-
delslot vergrendeld.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
#De veiligheidsgordel altijd slechts voor
één persoon gebruiken.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie kan
de windowbag aan passagierszijde worden geacti-
veerd. Het activeren is onafhankelijk van of de
passagiersstoel wel of niet bezet is.
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van de airbagsan de airbags
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan een airbag
in combinatie met een correct gedragen veilig-
heidsgordel het beschermingspotentieel vergro-
ten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door verkeerde zitpositie
Als wordt afgewekenvan de correcte zitposi-
tie, kan de airbag niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Elke inzittende moet de volgende punten in
acht nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen. In
het bijzonder erop letten, dat bij zwangere
vrouwen de heupgordel nooit over buik of
onderlichaam loopt.
RDe correcte zitpositie innemen en de
grootst mogelijke afstand tot de airbags
aanhouden.
RDe volgende aanwijzingen in acht nemen.
#Altijd controleren of zich geen voorwer-
pen tussen de airbag en de inzittende
bevinden.
Om risico's als gevolg van de in werking tredende
airbag te vermijden moet elke inzittende met
name de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe stoelen voor aanvang van de rit correct
instellen, de bestuurders- en passagiersstoel
zo ver mogelijk naar achteren.
Daarbij altijd de informatie over de correcte
stand van de bestuurdersstoel in acht nemen
(/pagina 108).
RHet stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
vasthouden. Op deze wijze kan de airbag
ongehinderd worden opgeblazen.
RTijdens het rijden altijd tegen de rugleuning
leunen. Niet naar voren buigen en niet tegen
het portier of de zijruit leunen. Anders bevindt
u zich in het ontplooiingsgebied van de air-
bags.
RDe voeten moeten zich altijd op de vloer
bevinden. Uw voeten bijvoorbeeld niet op de
5252 Veiligheid voor inzittenden
cockpit leggen. Anders bevinden uw voeten
zich in het ontplooiingsgebied van de airbag.
RWanneer kinderen in de auto worden meege-
nomen, de aanvullende aanwijzingen in acht
nemen (/pagina 61).
RVoorwerpen altijd correct opbergen en beveili-
gen.
Voorwerpen in het interieur kunnen het correct
functioneren van een airbag in gevaar brengen.
Elke inzittende moet altijd met name de volgende
punten in acht nemen:
REr mogen zich geen andere personen, dieren
of voorwerpen tussen de inzittenden en de
verschillende airbags bevinden.
REr mogen geen voorwerpen tussen de stoel en
het portier als ook de deurstijl (B-stijl) liggen.
REr mogen geen harde voorwerpen zoals kle-
dinghangers aan handgrepen of kledinghaken
hangen.
REr mogen geen accessoires zoals mobiele
navigatiesystemen, mobiele telefoons of
bekerhouders in het ontplooiingsgebied van
een airbag zijn aangebracht, bijvoorbeeld op
de cockpit, aan portieren, zijruiten of zijbekle-
dingen.
Bovendien mag geen aansluitkabel, spanband
of bevestigingsriem in het ontplooiingsgebied
van een airbag lopen of worden bevestigd.
Altijd de montagehandleiding van de fabrikant
van het accessoire in acht nemen, in het bij-
zonder ook de aanwijzingen met betrekking tot
een geschikte montageplaats.
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel van dean de
airbagsairbags
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor letsel door
wijzigingen aan de afdekking van een air-
bag
Als u de afdekking van een airbag wijzigt of
voorwerpen, bijvoorbeeld ook stickers, hierop
aanbrengt, kan de airbag niet meer zoals
bedoeld functioneren.
#Nooit de afdekking van een airbag veran-
deren en geen voorwerpen erop aan-
brengen.
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG (/pagina 51).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door ongeschikte stoelhoe-
zen
Door ongeschikte stoelhoezen kunnen de air-
bags de inzittenden niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan de werking van de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag
nadelig worden beïnvloed.
#Alleen stoelhoezen gebruiken die
Mercedes-Benz voor de betreende
stoel hee goedgekeurd.
Veiligheid voor inzittenden 5353
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van de sensoren
in de portierbekleding
Door wijzigingen of ondeskundig uitgevoerde
werkzaamheden aan portieren of portierbekle-
dingen en door beschadigde portierenkan de
airbag niet meer zoals bedoeld werken.
#Nooit de portieren of delen waarvan wij-
zigen.
#Werkzaamheden aan portieren of por-
tierbekledingen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
een reeds geactiveerde airbag
Een reeds geactiveerde airbag biedt geen
beschermende werking meer.
#Om een geactiveerde airbag te vervan-
gen, de auto naar een gekwaliceerde
werkplaats laten slepen.
Geactiveerde airbags direct laten vervangen.
SSttatus vatus van de passagieran de passagiersairbagsairbag
WWererking vking van de autan de automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van dean de
passagierpassagiersairbagsairbag
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan herkennen of een persoon op de pas-
sagiersstoel zit of dat een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de stoel is gemonteerd. Dieno-
vereenkomstig wordt de passagiersairbag in- of
uitgeschakeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 78). Beslist ook de aanwijzingen met
betrekking tot naar achteren of naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen (/pagina 77).
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/pagina 46).
RZo rechtop mogelijk zitten, met de rugtegen
de rugleuning.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan.
Anders kan de passagiersairbag abusievelijk wor-
den uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de volgende
gevallen:
RDe passagier verplaatst zijn gewicht door op
de armsteun in de auto te steunen.
RDe passagier zit zodanig dat hij het zitvlak ont-
last.
5454 Veiligheid voor inzittenden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij uitgeschakelde passa-
giersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld .
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeldmet delen van het interieur in aan-
raking komen, in het bijzonder als hij dicht op
het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zorgen
dat:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel correct is en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel in- of uitgeschakeld is.
RDe passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren gezet is.
RDe persoon correct zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de cor-
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Wanneer de passagiersstoel bezet is, vindt na de
zelfdiagnose van de automatische uitschakeling
van de passagiersairbag de classicatie van de
persoon of het kinderzitjesbevestigingssysteem
op de passagiersstoel plaats. De PASSENGER AIR
BAG controlelampjes geven de status van de pas-
sagiersairbag weer.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de wer-
king van de controlelampjes PASSENGER AIR BAG
in acht nemen (/pagina 55).
FFunctie vunctie van de Pan de PASSENASSENGER AIR BAGER AIR BAG contrG controle-ole-
lamlampjespjes
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de cockpit (/pagina 76).
Veiligheid voor inzittenden 5555
Zelfdiagnose vZelfdiagnose van de autan de automatiscomatische uitsche uitschakhakelingeling
vvan de passagieran de passagiersairbagsairbag
Bij ingeschakeld auto branden beide controle-
lampjes PASSENGER AIR BAG ON en OFF tijdens
de zelfdiagnose tegelijkertijd.
Na de zelfdiagnose wordt de status van de passa-
giersairbag via de controlelampjes PASSENGER
AIR BAG weergegeven:
RON brON brandt:andt: De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
Na 60 seconden doo het controlelampje.
RON en OFF ziON en OFF zijn gjn gedoofd:edoofd: De passagiersairbag
kan tijdens een ongeval geactiveerd worden.
ROFF brOFF brandt:andt: De passagiersairbag is uitgescha-
keld. Hij wordt bij een ongeval niet geacti-
veerd.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG ON
gedoofd is, gee alleen het controlelampje PAS-
SENGER AIR BAG OFF de status van de passa-
giersairbag aan. Het controlelampjePASSENGER
AIR BAG OFF kan continu branden of gedoofd zijn.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
en het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6tegelijkertijd branden, mag niemand de pas-
sagiersstoel gebruiken. In dit geval ook geen kin-
derzitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel monteren. De automatische uitschakeling
van de passagiersairbag direct bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten controleren en repareren.
SSttatusindicatieatusindicatie
Bij een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren.
NNa de monta de montagage ve van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kin-ht kin-
derderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem op de passagiereem op de passagiers-s-
ststoel:oel: PASSENGER airbag OFF moet continu bran-
den.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN totgevolg hebben.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 77).
Afhankelijk van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem en het postuur van het kind kan het contro-
lelampje PASSENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn.
In dit geval mag het naar achteren gerichte kinder-
zitjesbevestigingssysteem niet op de passagiers-
stoel worden gemonteerd.
5656 Veiligheid voor inzittenden
In plaats daarvan het naar achteren gerichte kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een geschikte
zitplaats achterin aanbrengen.
NNa monta montagage ve van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinderht kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssysteem op de passagiereem op de passagiersstsstoel:oel:
PASSENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en het postuur van het kind.
Altijd de volgende aanwijzingen in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerde plaatsing van het naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssysteem
Als een kind in een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel wordt beveiligd en de passagiersstoel te
dicht bij de cockpit wordtgeplaatst, kan het
kind bij een ongeval:
RBijvoorbeeld met delen van het interieur in
aanraking komen, als het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF brandt.
RDoor de airbag worden geraakt, als het
controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
gedoofd is.
#De passagiersstoel altijd zo ver mogelijk
naar achteren plaatsen en de zitting-
hoogteverstelling in de laagste stand zet-
ten. Daarbij altijd de correcte ligging van
de schoudergordel vanaf de gordeldoor-
voeropening van de auto naar de schou-
dergordelgeleiding van het kinderzitjes-
bevestigingssysteem in acht nemen. De
schoudergordelband moet vanaf de gor-
deldoorvoeropening naar voren en
omlaag verlopen. Indien nodig de gordel-
doorvoeropening en de passagiersstoel
overeenkomstig instellen.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 77).
Er zit een perEr zit een persoon op de passagiersoon op de passagiersstsstoel:oel: PAS-
SENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het postuur van de
persoon.
Een persoon op de passagiersstoel moet altijd de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RWanneer de passagiersstoel bezet is door een
volwassene of een persoon met overeenkom-
stig postuur, moet het controlelampje PAS-
SENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn. Hiermee
wordt aangegeven dat de passagiersairbag
geactiveerd is.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt, mag een volwassene of
een persoon met overeenkomstig postuur de
passagiersstoel niet gebruiken.
In plaats daarvan een zitplaats achterin
gebruiken.
RWanneer de passagiersstoel bezet is door een
persoon met een klein postuur (bijvoorbeeld
een tiener of een kleine volwassene), brandt
het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
afhankelijk van het classicatieresultaat con-
tinu of is het gedoofd.
-PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd: De
passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren zetten of voor de persoon met klein
postuur een zitplaats achterin gebruiken.
Veiligheid voor inzittenden 5757
-PASSENGER AIR BAG OFF brandt continu:
De persoon met klein postuur mag de pas-
sagiersstoel niet gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij brandend PASSENGER
AIR BAG OFF-controlelampje
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF na de zelfdiagnose nog steeds brandt, is
de passagiersairbag uitgeschakeld.
Bij bezette passagiersstoel altijd het volgende
controleren:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel moet correct zijn en de passa-
giersairbag moet overeenkomstig de per-
soon op de passagiersstoel in- of uitge-
schakeld zijn.
RDe persoon moet correct zitten en de vei-
ligheidsgordel correct hebben omgegespt.
RDe passagiersstoel moet zo ver mogelijk
naar achteren staan.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RKinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel (/pagina 77)
RGeschikte plaatsing van het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem (/pagina 65)
PRE-SPRE-SAFEAFE®®systsysteemeem
FFunctie vunctie van PRE-San PRE-SAFEAFE®®(prev(preventieventieve inzitte inzittenden-enden-
bescbescherherming)ming)
De PRE-SAFE®kan bepaalde kritieke rijsituaties
herkennen en preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden nemen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE®onafhankelijk van elkaar worden genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RZijruiten sluiten.
RAAututo's meo's met sct schuifdak:huifdak: Het schuifdak sluiten.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Een gunstiger zit-
positie van de passagiersstoel instellen.
RAAututo's meo's met multicontt multicontourstourstoel:oel: De luchtdruk in
de zijkanten van de rugleuning verhogen.
RPRE-SAFE®Sound: Kan het eigen bescher-
mingsmechanisme van het gehoor activeren
door een kort geluidssignaal bij ingeschakeld
multimediasysteem.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de stoel
Door de automatische instelling van de stand
van de stoel kan de stoel en/of het voorwerp
worden beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
MaatrMaatregegelen velen van hean het PRE-St PRE-SAFEAFE®®-syst-systeem ongeem onge-e-
daan makdaan makenen
Als er geen ongeval plaatsvindt, worden de pre-
ventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Bepaalde instellingen dient u zelf uit te voeren.
5858 Veiligheid voor inzittenden
#Als de gordelvoorspanning niet afneemt, de
rugleuning iets naar achteren zetten.
De gordelvoorspanning neemt af.
WWererking vking van PRE-San PRE-SAFEAFE®®PLPLUS (prevUS (preventieventieve inzit-e inzit-
ttendenbescendenbescherherming Plus)ming Plus)
De PRE-SAFE®PLUS kan een dreigende aanrij-
ding herkennen, met name een aanrijding van
achteren, en neemt preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden. Deze maatrege-
len kunnen een dreigend ongeval niet voorkomen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE®PLUS onafhankelijk van elkaar worden
genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RAlarmknipperlichtinstallatie achter met een
verhoogde frequentie inschakelen.
RRemdruk verhogen wanneer de auto stilstaat.
Deze remingreep wordt bij het wegrijden auto-
matisch beëindigd.
Als er geen ongeval plaatsvindt, worden de pre-
ventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem neemt in de volgende situaties geen
maatregelen:
Rbij achteruitrijden
of
Rbij het rijden met een aanhangwagen en drei-
gende aanrijding van achteren
Het systeem voert in de volgende situaties geen
remingreep uit:
Rtijdens het rijden
of
Rbij het in- of uitparkeren met de actieve par-
keerassistent
WWererking vking van PRE-San PRE-SAFEAFE®®imimpuls zipuls zijkjkantant
De PRE-SAFE®impuls zijkant kan bij herkenning
van een dreigende aanrijding van opzij het boven-
lichaam van de voorste inzittenden tijdelijk naar
het midden van de auto verplaatsen. Daartoe
wordt aan de zijde van het ongeval zeer snel een
luchtkamer in de buitenste zijkant van de rugleu-
ning opgeblazen. De afstand tussen het portier en
de inzittende kan daardoor worden vergroot.
Wanneer de PRE-SAFE®impuls zijkant is geacti-
veerd of deze een storing vertoont, verschijnt de
displaymelding PRE-SAFE impuls zijkant functio-
neert niet zie handleiding(/pagina 453).
KinderKinderen ven veilig in de auteilig in de auto vo ververvoeroerenen
AltiAltijd in acjd in acht nemen wht nemen wanneer kinderanneer kinderen meerien meerijdenjden
%Beslist ook de van de situatie afhankelijke vei-
ligheidsaanwijzingen in acht nemen. U kunt zo
mogelijke risico's herkennen en gevarenver-
mijden wanneer kinderen meerijden
(/pagina 61).
ConseqConsequent ziuent zijnjn
U moet beseen dat nalatigheid bij het beveiligen
van kinderen in kinderzitjesbevestigingssystemen
ernstige gevolgen kan hebben. Wees altijd conse-
quent en beveilig kinderen voor iedere rit zorgvul-
dig.
Nooit een baby of een kind op de schoot van een
inzittende meenemen.
Veiligheid voor inzittenden 5959
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan twaalf jaar
of kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
REen kind altijd beveiligen in een voor uw
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en
de lengte.
RDe zitplaats van de auto moet geschikt zijn
voor het in te bouwen kinderzitjesbevesti-
gingssysteem (/pagina 65).
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili-
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin-
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij voor-
keur op een zitplaats achterin te monteren.
HeHetovtoverkerkoepelend begroepelend begrip kinderip kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssysteemeem
In deze handleiding wordt het overkoepelend
begrip kinderzitjesbevestigingssysteem gebruikt.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem is bijvoor-
beeld:
REen babyschaal
REen naar achteren gericht kinderzitje
REen naar vorengericht kinderzitje
REen stoelverhoging met leuning en gordelgelei-
dingen
Mercedes-Benz adviseert een stoelverhoging
met rugleuning te gebruiken.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en de
lengte.
De weDe wetttten enen en vvooroorscschrhrienien in acin acht nemenht nemen
Bij het gebruik van een kinderzitjesbevestigings-
systeem in de auto altijd de wettelijke voorschrif-
ten in acht nemen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet volgens
de geldende testvoorschrien en richtlijnen toe-
gestaan zijn; dit controleren. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Alleen tAlleen toegoegestestane kinderane kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men gmen gebrebruikuikenen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssyste-
men)
Informatie met betrekking tot de toelatingscatego-
rieën voor kinderzitjesbevestigingssystemen en de
opgaven op het goedkeuringslabel
(/pagina 65).
6060 Veiligheid voor inzittenden
Risico herkRisico herkennen, gevennen, gevaar vaar verermimijdenjden
BevBevesestigingssysttigingssystemen vemen voor kinderoor kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssystemen in de autoemen in de auto
Alleen de volgende bevestigingssystemen voor
kinderzitjesbevestigingssystemen gebruiken:
Rde ISOFIX- of i-Size bevestigingsbeugels
Rhet veiligheidsgordelsysteem van de auto
Rde TopTether-verankeringen
Bij voorkeur een ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbe-
vestigingssysteem monteren.
De eenvoudige montage aan de bevestigingsbeu-
gels van de auto kan het risico van een verkeerd
gemonteerd kinderzitjesbevestigingssysteem
reduceren.
Wanneer het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem beveiligd is, beslist het
gewicht van het kind en het toegestaan totaalge-
wicht van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen (/pagina 69).
VVooroordeel vdeel van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kinderht kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssysteemeem
Een baby of een klein kind bij voorkeur in een
geschikt naar achteren gericht kinderzitjesbeves-
tigingssysteem vervoeren. Het kind zit in dit geval
tegengesteld aan de rijrichting en kijkt naar achte-
ren.
Baby's en kleine kinderen hebben relatief zwakke
nekspieren in verhouding tot de grootte en het
gewicht van hun hoofd. In een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem kan het
gevaar voor letsel aan de nekwervelkolom bij een
ongeval worden gereduceerd.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem altieem altijd corrjd correctect
bevbevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde montage van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Het gehele draagvlak van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem moet op de zit-
ting rusten; dit controleren.
#Nooit voorwerpen onder of achter het
kinderzitjesbevestigingssysteem leggen,
zoals een kussen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen alleen
met de bijgeleverde originele hoezen
gebruiken.
#Beschadigde hoezen alleen door origi-
nele hoezen vervangen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door niet-vastgezette kinder-
zitjesbevestigingssystemen in de auto
Als het kinderzitjesbevestigingssysteem ver-
keerd gemonteerd of niet vastgezet is, kan het
loskomen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kanrond-
slingeren en inzittenden raken.
Veiligheid voor inzittenden 6161
#Ook niet gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen altijd correct monteren.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
RAltijd de montage- en gebruikshandleiding van
de fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en de voertuigspecieke
aanwijzingen in acht nemen:
-ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op de zitplaats achterin inbouwen
(/pagina 69).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (/pagina 75).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de passagiersstoel
bevestigen (/pagina 78). De specieke
aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/pagina 77).
Bij een bezette passagiersstoel ór en
ook tijdens het rijden de van de situatie
afhankelijke correcte status van de passa-
giersairbag controleren (/pagina 55).
RDe waarschuwingsstickers in het interieur van
de auto en op het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen.
RIndien aanwezig, TopTether tevens bevestigen.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem nieeem niet vt vereranderanderenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
veranderingen aan het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kan niet
meer naar behoren werken. Er bestaat ver-
hoogd gevaar voor letsel!
#Nooit een kinderzitjesbevestigingssys-
teem veranderen.
#Alleen accessoires aanbrengen die de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem speciek voor dit kinderzit-
jesbevestigingssysteem hee goedge-
keurd.
Mercedes-Benz adviseert u voor het reinigen van
de door Mercedes-Benz geadviseerde kinderzit-
jesbevestigingssystemen Mercedes-Benz-verzor-
gingsmiddelen te gebruiken.
Alleen intAlleen intactacte kindere kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemenemen
ggebrebruikuikenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het gebruik van
beschadigde kinderzitjesbevestigingssys-
temen
Beschadigde of bij een ongeval belaste kinder-
zitjesbevestigingssystemen of hun bevesti-
gingssystemen kunnen niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Het kind wordt mogelijk niet tegengehouden.
#Beschadigde of bij een ongeval belaste
kinderzitjesbevestigingssystemen direct
vervangen.
#De bevestigingssystemen van de kinder-
zitjesbevestigingssystemen direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten contro-
6262 Veiligheid voor inzittenden
leren, voordat weer een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem wordtgemonteerd.
DirDirect invect invallend zonlicallend zonlicht vht verermimijdenjden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door direct invallend zonlicht op het
kinderzitje
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
aan direct invallend zonlicht wordt blootge-
steld, kunnen delen hiervan zeer heet worden.
Kinderen kunnen zich branden aan deze delen,
in het bijzonder aan metalen delen van het
kinderzitjesbevestigingssysteem.
#Altijd erop letten dat het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet aan direct inval-
lend zonlicht wordt blootgesteld.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
beschermen, bijvoorbeeld met een
deken.
#Voordat het kind hierin wordt beveiligd,
het kinderzitjesbevestigingssysteem
laten afkoelen wanneer het aan direct
invallend zonlicht blootgesteld is
geweest.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
BiBij hej het stt stoppen of parkoppen of parkereren in acen in acht nemenht nemen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Veiligheid voor inzittenden 6363
OvOvererziczicht ght geadviseereadviseerde kinderde kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsystemenemen
%Meer informatie over het correcte kinderzit-
jesbevestigingssysteem is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats. Mercedes-Benz
adviseert een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
BevBevesestiging metiging met ISOFIXt ISOFIX
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circaca
15 maanden)15 maanden)
TTypeype11BBABABY SY SAFE plusAFE plus
Grootteklasse E
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2B6 6 86 8224
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9 tooep I (9 tot 18 kt 18 kg en vg en van ciran circa 9 maan-ca 9 maan-
den toden tot 4 jaar)t 4 jaar)
TTypeype11DUO plusDUO plus
Grootteklasse B1
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
BevBevesestiging metiging met de vt de veiligheidsgoreiligheidsgordel vdel van de zit-an de zit-
plaatsplaats
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0 (tooep 0 (tot 10 kt 10 kg en tog en tot cirt circa 6 maan-ca 6 maan-
den) en geden) en gewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circaca
15 maanden)15 maanden)
TTypeype11BBABABY SY SAFE plus IIAFE plus II
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2A 000 970 38 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9 tooep I (9 tot 18 kt 18 kg en vg en van ciran circa 9 maan-ca 9 maan-
den toden tot 4 jaar)t 4 jaar)
TTypeype11DUO plusDUO plus
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep II/III (15 tooep II/III (15 tot 36 kt 36 kg en vg en van ciran circa 3ca 3
totot 12 jaar)t 12 jaar)
TTypeype11KIDFIX XPKIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 49 02
TTypeype11AMG KIDFIX XPAMG KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 33 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
6464 Veiligheid voor inzittenden
OvOvererziczicht ght gesceschikthikte zitplaatsen in de aute zitplaatsen in de auto vo vooroor
hehet aanbrt aanbrengengen ven van een kinderan een kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
Geprefereerd bevestigingssysteem:
®ISOFIX-kinderzitjesverankering
(/pagina 67)
of
°i-Size kinderzitbevestiging (/pagina 69)
¯Indien aanwezig, TopTether tevens bevesti-
gen (/pagina 72).
Alternatief bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 73)
Indien aanwezig, TopTether tevens bevestigen
(/pagina 72).
PPassagierassagiersstsstoeloel
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 73)
Beslist in acht nemen:
RBij een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/pagina 55).
RAanwijzingen met betrekking tot de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag
(/pagina 54).
MiddelstMiddelste zitplaats ace zitplaats achthtererinin
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 73)
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën voor kinderoor kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssystemenemen
Alleen tAlleen toegoegestestane kinderane kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men gmen gebrebruikuikenen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssyste-
men)
KKenmerenmerk op kinderk op kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteemeem
Op het goedkeuringslabel van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem bevinden zich bijvoorbeeld
gegevens over de toelatingscategorie, gewichts-
groep en het goedkeuringsnummer.
Afhankelijk van de toelatingscategorie van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem kunnen verdere
gegevens aanwezig zijn, zoals de ISOFIX-grootte-
klasse.
Veiligheid voor inzittenden 6565
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën volgolgens UN-R44ens UN-R44
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
RUUnivniverersal:sal: Kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" zijn toegestaan
voor het inbouwen in auto's. Ze kunnen over-
eenkomstig de overzichten met betrekking tot
de geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de met U, UF of IUF gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt.
De kenmerking IUF hee betrekking op
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen van
de categorie "Universal". Deze kinderzitjesbe-
vestigingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met TopTether of steunvoet.
RSemi-USemi-Univniverersal:sal: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Semi-Universal" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
RAAututospeciek:ospeciek: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "autospeciek" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën volgolgens UN-R129ens UN-R129
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
Ri‑Size:i‑Size: Kinderzitjesbevestigingssystemen van
de categorie "i‑Size" zijn toegestaan voor het
inbouwen in auto's met i‑Size-bevestigings-
beugels. Ze kunnen overeenkomstig de over-
zichten met betrekking tot de geschiktheid van
de zitplaatsen voor de bevestiging van kinder-
6666 Veiligheid voor inzittenden
zitjesbevestigingssystemen op de met i‑U
gekenmerkte zitplaatsen worden gebruikt.
Het kenmerk i‑U hee betrekking op i‑Size
kinderzitjesbevestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal". Deze kinderzitjesbevesti-
gingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met TopTether of steunvoet.
GescGeschikthiktheid vheid van de zitplaatsen in acan de zitplaatsen in acht nemenht nemen
Afhankelijk van de toelatingscategorie zijn er naar
voren en/of naar achteren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen. Het gebruik kan beperkt
zijn voor bepaalde zitplaatsen:
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/pagina 67)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(/pagina 69)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/pagina 73)
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met ISOFIX of i-t ISOFIX of i-
Size op de linkSize op de linker en rer en recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
bevbevesestigtigenen
OvOvererziczicht ght gesceschikthiktheid vheid van zitplaatsen van zitplaatsen voor bevoor beves-es-
tiging vtiging van ISOFIXan ISOFIX-kinder-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingsysttigingsystemenemen
ISOFIX is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
®Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem conform
UN-R44 (/pagina 65).
Alleen kinderzitjesbevestigingssystemen
bevestigen, die conform UN-R44 overeen-
komstig de volgende ISOFIX-tabellen zijn
goedgekeurd.
BabBabydrydraagzakaagzak
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
F ISO/L1 X
G ISO/L2 X
X Niet geschikt voor een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0 (tooep 0 (tot 10 kt 10 kg en tog en tot cirt circa 6 maan-ca 6 maan-
den)den)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
E ISO/R1 IL
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
Veiligheid voor inzittenden 6767
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circa 15ca 15
maanden)maanden)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
E ISO/R1 IL
D ISO/R2 IL
C ISO/R3 IL (1)
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem van de
grootteklasse (ISO/R3) de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de voorstoel niet tegen
het kinderzitjesbevestigingssysteem aanligt.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9–18 koep I (9–18 kg en cirg en circa 9 maanden totca 9 maanden tot
4 jaar)4 jaar)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
D ISO/R2 IL
C ISO/R3 IL (1)
B ISO/F2 IUF
B1 ISO/F2X IUF
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
A ISO/F3 IUF
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
IUF Geschikt voor naar vorengerichte ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen van de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem van de
grootteklasse (ISO/R3) de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de voorstoel niet tegen
het kinderzitjesbevestigingssysteem aanligt.
6868 Veiligheid voor inzittenden
OvOvererziczicht ght gesceschikthiktheid vheid van zitplaatsen van zitplaatsen voor bevoor beves-es-
tiging vtiging van i‑Size-kinderan i‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemenemen
i‑Size is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
°Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een i‑Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem conform UN-
R129 (/pagina 65).
Er mogen kinderzitjesbevestigingssyste-
men worden bevestigd die conform UN-
R44 overeenkomstig de ISOFIX-tabellen
(/pagina 67) of conform UN-R129 over-
eenkomstig de volgende i‑Size-tabel zijn
toegestaan.
i‑Size-kinderi‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemen (ISO/R2,emen (ISO/R2,
ISO/F2X)ISO/F2X)
PPassagierassagiersstsstoeloel LinkLinker/rer/recechthter zit-er zit-
plaats acplaats achthtererinin
Xi‑U
X Niet geschikt voor een i-Size-
kinderzitjesbevestigingssys-
teem van de categorie "Univer-
sal".
i-U Geschikt voor een naar
voren of een naar achteren
gericht i-Size-kinderzitjesbeves-
tigingssysteem van de catego-
rie "Universal".
HeHet ISOFIXt ISOFIX- of i‑Size-kinder- of i‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssytigingssys-s-
tteem op de linkeem op de linker en rer en recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
aanbraanbrengengenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de linker en rechterrugleuningen niet
vastgeklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het
display van het combi-instrument weergegeven.
Als de middelste rugleuning niet vastgeklikt en
vergrendeld is, is de rode vergrendelingsindicator
zichtbaar.
Veiligheid voor inzittenden 6969
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het overschrijden van
het toegestaan totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem
De ISOFIX‑ of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systemen kunnen overbelast raken en het kind
kan bijvoorbeeld bij een ongeval niet meer
worden tegengehouden.
#Als het kind en het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem samen meer dan 33 kg
wegen, alleen een ISOFIX‑ of een i‑Size-
kinderzitjesbevestigingssysteem gebrui-
kenwaarbij het kind met de veiligheids-
gordel van de zitplaats wordt beveiligd.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
tevens, indien aanwezig, met de Top
Tether-gordel vastzetten.
Altijd de gegevens over het gewicht van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem in acht nemen:
Rin de montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Rop een label aan het kinderzitjesbevestigings-
systeem, indien aanwezig
Regelmatig controleren dat het toegestaan totaal-
gewicht van kind en kinderzitjesbevestigingssys-
teem wordt aangehouden.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem altijd het volgende in acht nemen:
OAltijd het toepassingsgebied en de geschikt-
heid van zitplaatsen voor bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
ISOFIX-kinderzitjesverankering
(/pagina 67)
of
i‑Size-kinderzitbevestiging (/pagina 69)
OAltijd de montage- en gebruikshandleiding
van de fabrikant van het gebruikte kinderzit-
jesbevestigingssysteem in acht nemen.
OErvoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
®Bij de montage van een ISOFIX-kinderzitjes-
bevestigingsysteem ook het volgende in acht
nemen:
OBiBij gj gebrebruik vuik van een babyan een babyscschaal vhaal van dean de
gegewicwichtsgrhtsgroep 0/0+ en een naar acoep 0/0+ en een naar achthtererenen
ggerericicht kinderht kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem vanan
de gede gewicwichtsgrhtsgroep I op een zitplaats acoep I op een zitplaats achthtererin:in:
De voorstoel zodanig instellen, dat deze het
kinderzitjesbevestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem van de gean de gewicwichts-hts-
grgroep Ioep I: Indien mogelijk de hoofdsteunen van
de betreende stoel uitbouwen. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
7070 Veiligheid voor inzittenden
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd. Indien
mogelijk de zittinghoek overeenkomstig
instellen.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
°Bij de montage van een i‑Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem ook het volgende in acht
nemen:
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kin-ht kin-
derderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem:eem: De voorstoel
zodanig instellen dat deze het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem:eem: Indien mogelijk de
hoofdsteunen van de betreende stoel uit-
bouwen. Bovendien moet de leuning van het
kinderzitjesbevestigingssysteem zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
aan liggen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
1ISOFIX-bevestigingsbeugels
2i‑Size-bevestigingsbeugels
Voor iedere rit beslist controleren, dat het ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem of het i‑Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem correct in beide
bevestigingsbeugels van de auto vergrendeld is.
Veiligheid voor inzittenden 7171
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel van de middelste zitplaats bij
de montage van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
#Controleren dat de veiligheidsgordel niet
bekneld raakt.
#De betreende afdekkingen 1of 2verwij-
deren en opbergen.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aan beide ISOFIX-bevestigings-
beugels monteren.
#Na het uitbouwen van het kinderzitje de
betreende afdekkingen 1of 2aanbren-
gen.
TTop Tetop Tether bevher bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij niet vergrendelde rugleu-
ningen van de zitplaatsen achterin na
montage van de TopTether‑gordels
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin
kunnen tijdens het rijden naar voren klappen.
Daardoor kunnen kinderzitjesbevestigingssys-
temen niet meer zoals bedoeld beschermen.
Bovendien kanextra letsel veroorzaakt wor-
den.
#De rugleuningen van de zitplaatsen ach-
terin na het monteren van de Top
Tether‑gordels altijd vergrendelen.
#Beslist de vergrendelingsindicator in acht
nemen.
Wanneer de linker en rechterrugleuningen niet
vastgeklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het
display van het combi-instrument weergegeven.
Wanneer de middelste rugleuning niet vastgeklikt
en vergrendeld is, is de rode vergrendelingsindica-
tor zichtbaar.
¯Indien het kinderzitjesbevestigingssysteem
van een TopTether-gordel voorzien is:
TopTether kan het gevaar voor letsel ver-
minderen. De TopTether-gordel biedt de
mogelijkheid voor een extra verbinding tus-
sen het met ISOFIX of met i‑Size beves-
tigde kinderzitjesbevestigingssysteem en
de auto.
7272 Veiligheid voor inzittenden
#Indien nodig de hoofdsteun 1omhoogschui-
ven (/pagina 114).
#De afdekking 2van de TopTether-veranke-
ring 3omhoogklappen.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem met TopTether inbouwen. Daar-
bij de montagehandleiding van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen.
#De TopTether-gordel 4onder de hoofdsteun
1tussen de beide hoofdsteunstangen door-
voeren.
#De TopTether-haak 5van de TopTether-gor-
del 4zonder deze te verdraaien in de Top
Tether-verankering 3bevestigen.
#De TopTether-gordel 4spannen. Daarbij de
montagehandleiding van de fabrikant van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
#De afdekking 2van de TopTether-veranke-
ring 3omlaagklappen.
#Indien nodig de hoofdsteun 1omlaagschui-
ven (/pagina 114). Erop letten dat de Top
Tether-gordel 4niet in het verloop wordt
gehinderd.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel bevdel bevesestigtigenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de gt de gesceschikthiktheidheid
vvan zitplaatsen van zitplaatsen voor de bevoor de bevesestiging vtiging van kinderan kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssystemen die meemen die met de vt de veiligheids-eiligheids-
gorgordels wdels wororden bevden bevesestigdtigd
Zitplaatsen acZitplaatsen achthtererinin
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0: Tooep 0: Tot 10 kgt 10 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+: Tooep 0+: Tot 13 kt 13 kgg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep I: 9 tooep I: 9 tot 18 kgt 18 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep II: 15 tooep II: 15 tot 25 kt 25 kgg
Veiligheid voor inzittenden 7373
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U
GeGewicwichtsgrhtsgroep III: 22 tooep III: 22 tot 36 kgt 36 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U
1 Kinderzitjesbevestigingssystemen met steunvoet zijn
niet geschikt voor deze zitplaats.
U Geschikt voor kinderzitjesbevestigingssystemen van
de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele kinderzitjesbevesti-
gingssystemen overeenkomstig de tabel in "Geadvi-
seerde kinderzitjesbevestigingssystemen", of wanneer
de auto en de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn aange-
geven.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de kindert de kinderzitjes-zitjes-
bevbevesestigingssysttigingssystemen op de passagieremen op de passagiersstsstoeloel
RWanneer door omstandigheden een kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij-
zingenvoor kinderzitjesbevestigingssystemen
op de passagiersstoel in acht nemen
(/pagina 78).
RDe specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar vorengerichte kinder-
zitjesbevestigingssystemen in acht nemen. Bij
een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhanke-
lijke, correcte status van de passagiersairbag
controleren (/pagina 55).
PPassagierassagiersstsstoeloel
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0: Tooep 0: Tot 10 kgt 10 kg
Passagiersairbag geactiveerd1X
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+: Tooep 0+: Tot 13 kt 13 kgg
Passagiersairbag geactiveerd1X
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep I: 9 tooep I: 9 tot 18 kgt 18 kg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep II: 15 tooep II: 15 tot 25 kt 25 kgg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep III: 22 tooep III: 22 tot 36 kgt 36 kg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
1 De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste rand
van de zitting zich in de bovenste en de achterste rand
van de zitting zich in de onderste positie bevinden.
2 De auto is uitgerust met automatische uitschakeling
van de passagiersairbag: Het controlelampje PASSEN-
GER AIR BAG OFF moet branden.
7474 Veiligheid voor inzittenden
X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor kinderzitjesbevestigingssystemen van
de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele kinderzitjesbevesti-
gingssystemen overeenkomstig de tabel in "Geadvi-
seerde kinderzitjesbevestigingssystemen", of wanneer
de auto en de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn aange-
geven.
UF: Geschikt voor naar vorengerichte kinderzitjesbeves-
tigingssystemen van de categorie "Universal" in deze
gewichtsgroep.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel op de zitplaats acdel op de zitplaats achthtererin bevin bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de linker en rechterrugleuningen niet
vastgeklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het
display van het combi-instrument weergegeven.
Wanneer de middelste rugleuning niet vastgeklikt
en vergrendeld is, is de rode vergrendelingsindica-
tor zichtbaar.
BiBij de montj de montagage ve van een kinderan een kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsysteem dat meeem dat met de vt de veiligheidsgoreiligheidsgordels wdels worordtdt
bevbevesestigd hetigd het vt volgolgende in acende in acht nemen:ht nemen:
OAltijd de montage- en gebruikshandleiding
van de fabrikant van het gebruikte kinderzit-
jesbevestigingssysteem in acht nemen.
OVoor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Univer-
sal" controleren of dit voor de zitplaats van
de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzit-
jesbevestigingssystemen" in acht nemen
(/pagina 73).
OBiBij gj gebrebruik vuik van een babyan een babyscschaal vhaal van dean de
gegewicwichtsgrhtsgroep 0/0+ en een naar acoep 0/0+ en een naar achthtererenen
ggerericicht kinderht kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem vanan
gegewicwichtsgrhtsgroep I op een zitplaats acoep I op een zitplaats achthtererin:in: De
voorstoel zodanig instellen, dat deze het kin-
derzitjesbevestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem van gean gewicwichts-hts-
grgroep I:oep I: Indien mogelijk de hoofdsteunen van
de betreende stoel uitbouwen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
ODe leuning van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
Veiligheid voor inzittenden 7575
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
achterin aan liggen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd. Indien
mogelijk de zittinghoek overeenkomstig
instellen.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
OErvoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de zitplaats achterin rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar vorenverlopen.
AAananwiwijzingjzingen ven voor autoor auto's zonder auto's zonder automatiscomatische uit-he uit-
scschakhakeling veling van de passagieran de passagiersairbagsairbag
Sticker zichtbaar bij geopend passagiersportier
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de cockpit.
7676 Veiligheid voor inzittenden
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem altijd op een geschikte zitplaats
achterin inbouwen.
-Zitplaatsen die geschikt zijn voor de beves-
tiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men door middel van gordels
(/pagina 73).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (/pagina 75).
RAanwijzingen met betrekking tot naar achteren
en naar vorengerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen op de passagiersstoel
(/pagina 77)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot naar act naar achthtereren enen en
naar vnaar vororen gen gerericichthte kindere kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men op de passagiermen op de passagiersstsstoeloel
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN totgevolg hebben.
De specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/pagina 78).
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde van
de zonneklep
Bij het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
altijd de status van de passagiersairbag in acht
nemen:
RWanneer door omstandigheden een kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
Veiligheid voor inzittenden 7777
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij-
zingen met betrekking tot de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag in acht
nemen (/pagina 54).
RBij het gebruik van een naar achteren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel moet altijd de passagiersairbag uit-
geschakeld zijn. Dit is alleen het gevalwan-
neer het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt (/pagina 55).
RIndien het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel op de passagierdel op de passagiersstsstoel bevoel bevesestigtigenen
Bij de montage van een geschikt kinderzitjesbe-
vestigingssysteem op de passagiersstoel altijd het
volgende in acht nemen:
ODe aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar vorengerichte kinderzitjesbe-
vestigingssystemen op de passagiersstoel in
acht nemen (/pagina 77).
ODe montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbeves-
tigingssysteem in acht nemen.
OVoor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Univer-
sal" controleren of dit voor de zitplaats van
de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzit-
jesbevestigingssystemen" in acht nemen
(/pagina 73).
OBij gebruik van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem van de groep I:
Indien mogelijk de hoofdsteunen van de
betreende stoel uitbouwen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
ODe leuning van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa-
giersstoel aan liggen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
ONooit voorwerpen, zoals een kussen, onder
of achter het kinderzitjesbevestigingssysteem
leggen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen tussen zit-
vlak en kinderzitjesbevestigingssysteem
Voorwerpen tussen de zitting en het kinderzit-
jesbevestigingssysteem kunnen de werking
van de automatische uitschakeling van de pas-
sagiersairbag verstoren.
7878 Veiligheid voor inzittenden
#Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
#Altijd ervoor zorgen dat het kinderzitjes-
bevestigingssysteem correct is inge-
bouwd.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
bovenste stand zetten.
#De zittinghoogteverstelling in de laagste stand
zetten.
#De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
#De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de passagiersstoel rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en omlaag verlo-
pen.
#Indien noodzakelijk de gordeldoorvoeropening
en de passagiersstoel overeenkomstig instel-
len.
KinderbevKinderbeveiligingeiligingenen
KinderKindersloslot vt voor acoor achthtererporportiertieren ven vergrergrendelen ofendelen of
ontgrontgrendelenendelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
Veiligheid voor inzittenden 7979
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
Het kinderslot in de achterportieren vergrendelt
elk portier afzonderlijk. Dit kan dan niet meer van
binnenuit worden geopend. #De hendel in de richting van de pijl 1(ver-
grendelen) of 2(ontgrendelen) indrukken.
#Vervolgens de werking van het kinderslot con-
troleren.
8080 Veiligheid voor inzittenden
KinderKindersloslot vt voor zioor zijrjruituiten acen achthtererin vin vergrergrendelen ofendelen of
ontgrontgrendelenendelen
#VVergrergrendelen/ontgrendelen/ontgrendelen:endelen: De toets2
indrukken.
De zijruit achterin kan in de volgende gevallen
worden geopend of gesloten:
RHet controlelampje 1brandt: Met de
schakelaar op het bestuurdersportier
RHet controlelampje 1is gedoofd: Met de
schakelaar op het betreende achterpor-
tier of het bestuurdersportier
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot huisdiert huisdieren in deen in de
autoauto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
RUitrustingen van het voertuig activeren en
bijvoorbeeld bekneld raken.
RSystemen in‑ of uitschakelen en daardoor
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
#Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
tuig laten.
#Dieren tijdens het rijden altijd goed
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
Veiligheid voor inzittenden 8181
SleutSleutelel
OvOvererziczicht vht van de wan de wererking vking van de sleutan de sleutelel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de sleutel
door magnetische velden
#De sleutels uit de buurt van sterke mag-
netische velden houden.
Voertuigsleutel
1Vergrendelen
2Controlelampje
3Ontgrendelen
4Koerdeksel openen en sluiten
%Wanneer het controlelampje 2bij het indruk-
kenvan de toetsÜof ßniet gaat bran-
den, is de batterij bijna leeg of eventueel ont-
laden. De batterij zo snel mogelijk vervangen.
De batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 84).
8282 Openen en sluiten
Met de sleutel worden de volgende componenten
ver- en ontgrendeld:
RPortieren
RTankdopklep
RContactdoosklep (plug-in-hybride)
RKoerdeksel
Wanneer de auto niet binnen circa 40 seconden
na het ontgrendelen wordtgeopend, wordt deze
weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara-
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
AkAkoesoestisctisch sluitsignaal in- of uitsch sluitsignaal in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#Akoes. sluitmelding in- of uitschakelen.
%HeHet vt volgolgende in acende in acht nemen:ht nemen:
De geselecteerde instelling van het akoestisch
sluitsignaal dient in overeenstemming te zijn
met de betreende nationale verkeersregels.
In sommige landen, waaronder Duitsland, is
het gebruik van het akoestisch sluitsignaal
wettelijk niet toegestaan (in Duitsland con-
form §16 Abs. 1 en §30 Abs. 1 StVO). De
bestuurder van de auto dient zich aan de
voorschrien te houden. In landen waar het
gebruik van deze functie niet is toegestaan, is
deze functie in uw auto niet geactiveerd en
mag ook niet worden geactiveerd.
OntgrOntgrendelingsinstendelingsinstellingellingen wien wijzigjzigenen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
RCentraal ontgrendelen
RBestuurdersportier en tankdopklep ontgrende-
len
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: Bestuurdersportier en tank-/
contactdoosklep ontgrendelen
#TTussen de instussen de instellingellingen omscen omschakhakelen:elen: De toet-
sen Üen ßtegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het controlelampje
tweemaal knippert.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tankdopklep is gekozen:
RAAututo centro centraal ontgraal ontgrendelen:endelen: De toetsÜ
tweemaal indrukken.
RAAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont-
grendeld.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tank-/contactdoosklep
(plug-in-hybride) is gekozen:
RAAututo centro centraal ontgraal ontgrendelen:endelen: De toetsÜ
tweemaal indrukken.
RAAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tank-/contactdoos-
klep ontgrendeld.
WWererking vking van de sleutan de sleutel deactivel deactivererenen
AAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
Openen en sluiten 8383
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
Ukunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, als u de auto of een sleutel
gedurende langere tijd niet gebruikt.
#DeactivDeactivereren:en: De toetsßvan de sleutel
tweemaal kort na elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat twee-
maal kort en eenmaal lang branden.
#AActivctivereren:en: Een willekeurige toetsvan de sleu-
tel indrukken.
%Bij het startenvan de auto met de sleutel in
het opbergvak in de middenconsole wordt de
werking van de sleutel automatisch geacti-
veerd (/pagina 175).
NNoodsleutoodsleutel vel vererwiwijderjderen en aanbren en aanbrengengenen
NNoodsleutoodsleutel vel vererwiwijderjderenen
#De ontgrendelingsknop 1indrukken.
De noodsleutel 2wordt iets naar buiten
geschoven.
#De noodsleutel 2eruit trekken, tot deze in
de tussenstand vergrendelt.
#Opnieuw de ontgrendelingsknop 1indrukken
en de noodsleutel 2er helemaal uittrekken.
NNoodsleutoodsleutel aanbrel aanbrengengenen
#De ontgrendelingsknop 1indrukken.
#De noodsleutel 2in de tussenstand of hele-
maal aanbrengen, tot hij vergrendelt.
%Om de sleutel aan een sleutelbos te bevesti-
gen, kan de tussenstand van de noodsleutel
2worden gebruikt.
BattBatterierij vj van de sleutan de sleutel vel ververvangangenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve
bestanddelen. Als batterijen worden ingeslikt,
kunnen er binnen twee uur ernstige inwendige
brandwonden optreden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Als het deksel en/of het batterijenvak
niet goed sluiten, de sleutel niet meer
gebruiken en buiten het bereik van kin-
deren bewaren.
#Wanneer batterijen zijn ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan.
8484 Openen en sluiten
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Accu's bevatten schadelijke stoen.
Het is wettelijke verboden, deze samen met
het huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
VVoorwoorwaaraardenden
REr is één 3V-knoopcel van het type CR 2032
nodig.
Mercedes-Benz adviseert om de batterij bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten vervangen.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 84).
#De ontgrendelingsknop 2volledig omlaag-
drukken en het deksel 1in de richting van de
pijl openschuiven.
#Het deksel 1in de richting van de pijl open-
klappen en verwijderen.
#Het batterijenvak3eruit trekken en de lege
batterij verwijderen.
#De nieuwe batterij in het batterijenvak3aan-
brengen. Daarbij de markering van de pluspool
in het batterijenvak en op de batterij in acht
nemen.
#Het batterijenvak3erin schuiven.
#Het deksel 1weer aanbrengen en dicht-
schuiven, tot het vastklikt.
PrProblemen meoblemen met de sleutt de sleutel vel vererhelpenhelpen
U kU kunt de autunt de auto nieo niet meer vt meer verer- of ontgr- of ontgrendelen.endelen.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 82).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 84).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/pagina 89).
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Een stEen sterkerke re radiobradiobron von vererooroorzaakt een stzaakt een stororing.ing.
Mogelijke oorzaken van een slechte werking van
de functie van de sleutel:
Rhoogspanningskabels
Openen en sluiten 8585
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
UUheehee een sleuteen sleutel vel vererlorloren.en.
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten blokkeren.
#Zo nodig de mechanische sloten laten vervan-
gen.
PPorortiertierenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot et extrxtra pora portiervtierver-er-
grgrendelingendeling
De extra portiervergrendeling is alleen beschik-
baar bij auto's voor het Verenigd Koninkrijk.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel voor
personen in de auto bij geactiveerde extra
portiervergrendeling
Wanneer de extra portiervergrendeling geacti-
veerd is, kunnen de portieren niet meer van
binnenuit geopend worden.
#Personen, in het bijzonder kinderen,
nooit zonder toezicht in de auto achterla-
ten.
#Wanneer zich personen in de auto bevin-
den, nooit de extra portiervergrendeling
activeren.
De extra portiervergrendeling wordt in de vol-
gende gevallen automatisch geactiveerd:
RDe auto wordtvergrendeld met de sleutel.
RDe auto wordtvergrendeld met KEYLESS-GO.
Als de auto via Mercedes me connect is vergren-
deld, is de extra portiervergrendeling niet actief
(/pagina 357).
Wanneer de extra portiervergrendeling is geacti-
veerd, kunt u de portieren niet van binnenuit ope-
nen.
%Na de vergrendeling kunt u met de claxon een
signaal laten geven.
De activering van de extra portiervergrendeling
kanworden voorkomen, door voor het vergrende-
len van de auto de interieurbeveiliging uit te scha-
kelen (/pagina 107).
PPorortiertieren ven van binnenuit ontgran binnenuit ontgrendelen en openenendelen en openen
#Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk: De aan-
wijzingen voor de extra portiervergrendeling in
acht nemen (/pagina 86).
8686 Openen en sluiten
#Aan de portiergreep 2trekken.
Als het portier wordt ontgrendeld, beweegt de
borgpen 1omhoog.
AAututo vo van binnenuit centran binnenuit centraal vaal verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
#OntgrOntgrendelen:endelen: De toets1indrukken.
#VVergrergrendelen:endelen: De toets2indrukken.
De tankdopklep wordt niet ver- en ontgrendeld.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: De contactdoosklep wordt ook
ver- en ontgrendeld. Wanneer een sleutel in de
auto wordt herkend, kan de contactdoosklep
desondanks worden geopend.
De auto wordt niet ontgrendeld:
RWanneer u de auto met de sleutel hebt ver-
grendeld
RWanneer u de auto met KEYLESS-GO hebt ver-
grendeld
AAututo meo met KEYLESS-GO vt KEYLESS-GO verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich buiten de auto.
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
RHet bestuurdersportier en het portier, waarvan
de portiergreep wordt bediend, zijn gesloten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door het
onbewust openen van het koerdeksel
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
Openen en sluiten 8787
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
De aanwijzingen in acht nemen:
Rmet betrekking tot het auto wassen in een
wasstraat (/pagina 382)
Rmet betrekking tot het gebruik van een hoge-
drukreiniger (/pagina 383)
#AAututo ontgro ontgrendelen:endelen: De binnenzijde van de por-
tiergreep aanraken.
#AAututo vo vergrergrendelen:endelen: Het sensorvlak 1of 2
aanraken.
#ComfComforortsluiting:tsluiting: Het verdiepte sensorvlak 2
aanraken tot het sluitingsproces is voltooid.
%Meer informatie over de comfortsluiting
(/pagina 98).
Als het koerdeksel van buitenaf wordtgeopend,
wordt dit automatisch ontgrendeld.
PrProblemen meoblemen met KEYLESS-GO vt KEYLESS-GO vererhelpenhelpen
De autDe auto ko kan niean niet meer met meer met de KEYLESS-GO wt de KEYLESS-GO wor-or-
den vden verer- en ontgr- en ontgrendeld.endeld.
Mogelijke oorzaken:
RDe functie van de sleutel is gedeactiveerd.
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#De functie van de sleutel activeren
(/pagina 83).
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 82).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 84).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/pagina 89).
#De auto en de sleutel bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Een stEen sterkerke re radiobradiobron von vererooroorzaakt een stzaakt een stororing.ing.
Mogelijke oorzaken van de beïnvloeding van de
KEYLESS-GO-functie:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
8888 Openen en sluiten
AAututomatiscomatische vhe vergrergrendeling in- en uitscendeling in- en uitschakhakelenelen
Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto auto-
matisch vergrendeld.
#InscInschakhakelen:elen: De toets2circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets1circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
Als de functie is ingeschakeld, bestaat in de vol-
gende situaties gevaar voor buitensluiten:
RBij het aanslepen of aanduwen van de auto
RAls de auto zich op een rollentestbank bevindt
WWererking vking van de servan de servosluitingosluiting
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch dichttrekken van de portieren
Er kunnen lichaamsdelen of voorwerpen
bekneld raken en letsel ontstaan.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len of voorwerpen in het sluitgebied
bevinden.
#Het automatisch dichttrekken van de
portieren kanworden onderbroken door
aan de binnenzijde of aan de buitenzijde
aan de portiergreep te trekken.
Als het portier tot in de eerste klikstand in het slot
wordtgedrukt, trekt de servosluiting het portier
automatisch in het slot.
BesBestuurtuurderdersporsportier metier met de noodsleutt de noodsleutel vel verer- en- en
ontgrontgrendelenendelen
%Wanneer de auto volledig met de noodsleutel
moet worden vergrendeld, bij geopend
bestuurdersportier eerst de toetsvoor de ver-
grendeling van binnenuit indrukken. Vervol-
gens het bestuurdersportier met de noodsleu-
telvergrendelen.
Openen en sluiten 8989
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 84).
#De noodsleutel tot de aanslag in de opening
1van de afdekkap schuiven.
#Iets aan de portiergreep trekken en deze vast-
houden.
#De afdekkap met de noodsleutel zo recht
mogelijk van de auto weg trekken, tot hij los-
komt.
#De portiergreep loslaten.
#OntgrOntgrendelen:endelen: De noodsleutel linksom in de
stand 1draaien.
#VVergrergrendelen:endelen: De noodsleutel rechtsom in de
stand 1draaien.
#De afdekkapvoorzichtig op de slotcilinder
drukken totdat hij vastklikt en stevig vastzit.
BagBagagagereruimteuimte
KKoeroerdekdekselsel openenopenen
&GEVGEVAARAAR Vergiigingsgevaar door uitlaat-
gassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide uit. Wanneer
het koerdeksel is geopend bij draaiende
motor, in het bijzonder tijdens het rijden, kun-
nen uitlaatgassen in het interieur binnendrin-
gen.
#Altijd de motor afzetten alvorens het kof-
ferdeksel te openen.
#Nooit met een geopend koerdeksel rij-
den.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de achter-
klep door obstakels boven de auto
De achterklep zwenkt bij het openen omhoog
uit.
#Erop letten dat er voldoende plaats
boven de achterklep is.
9090 Openen en sluiten
#Aan de handgreep van het koerdeksel trek-
ken.
#AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESS:CCESS: Met een
voet onder de bumper schoppen
(/pagina 94).
AAututo's meo's met comft comforortsluiting vtsluiting van hean hettkkoeroerdekdekselsel
#Aan de afstandsbedieningstoets 1trekken,
tot het koerdeksel opent.
of
#De toetspvan de sleutel lang indrukken.
#Een in een tussenstand gestopt koerdeksel
omhoogtrekken. Loslaten zodra dit begint te
openen.
#Bij ingeschakelde achterklepbegrenzing het
gestopte koerdeksel handmatig omhoogtrek-
ken.
Wanneer een obstakel het koerdeksel tijdens het
automatisch openen hindert, wordt het koerdek-
sel gestopt door de blokkeerherkenning. De auto-
matische blokkeerherkenning is slechts een hulp-
middel. U dient zelf altijd goed te blijven opletten.
KKoeroerdekdekselsel sluitsluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegenverschuiven
of kantelen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het sluitt sluiten ven vanan
hehettkkoeroerdekdeksel:sel: Uw auto is uitgerust met auto-
matische sleutelherkenning. Wanneer wordt her-
kend dat een bij de auto behorende sleutel zich in
de auto bevindt, wordt het koerdeksel niet ver-
grendeld en gaat het weer van het slot.
In acht nemen dat het koerdeksel in de volgende
situatie niet wordtvergrendeld:
RU hebt de auto vergrendeld en sluit het koer-
deksel, terwijl een bij de auto behorende sleu-
tel in de auto ligt.
en
Openen en sluiten 9191
REr wordtgeen tweede bij de auto behorende
sleutel buiten de auto herkend.
De automatische sleutelherkenning is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
#Vóór het vergrendelen controleren of ten min-
ste één bij de auto behorende sleutel zich bui-
ten de auto bevindt.
#KKoeroerdekdekselsel sluitsluiten:en: Het koerdeksel aan de
handgreepkom omlaagtrekken en dichtdruk-
ken.
AAututo's meo's met comft comforortsluiting vtsluiting van hean hettkkoeroerdekdekselsel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij auto-
matisch sluiten van het koerdeksel
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen in het sluitgebied bevin-
den.
#Tijdens de sluitprocedure erop letten dat
niemand zich in de omgeving van het
sluitgebied bevindt.
#Om de sluitprocedure te stoppen, een
van de volgende mogelijkheden gebrui-
ken:
RDe toetspin de sleutel indruk-
ken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of
eraan trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets in het
koerdeksel indrukken.
RAan de handgreep van het koerdek-
sel trekken.
AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESS:CCESS: De sluitproce-
dure kan ook met een schoppende beweging
onder de achterbumper worden gestopt.
#KKoeroerdekdekselsel sluitsluiten:en: Aan de handgreep van
het koerdeksel trekken. Loslaten zodra dit
begint te sluiten.
#Een in een tussenstand gestopt koerdeksel
omlaag drukken.
Het koerdeksel wordtverder gesloten.
#De afstandsbedieningstoets 1indrukken, tot
het koerdeksel volledig gesloten is.
9292 Openen en sluiten
#De sluittoets 1in het koerdeksel indrukken.
AAututo's meo's met KEYLESS-GOt KEYLESS-GO
#De vergrendelingstoets 2in het koerdeksel
indrukken.
Wanneer een sleutel buiten de auto wordt her-
kend, wordt het koerdeksel gesloten en de
auto vergrendeld.
#Bij een volledig geopend koerdeksel de toets
pvan de sleutel lang indrukken. De sleutel
moet zich daarbij in de omgeving van de auto
bevinden.
AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESSCCESS
#Bij volledig geopend koerdeksel met de voet
een schoppende beweging onder de bumper
maken (/pagina 94).
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van hean hettkkoer-oer-
dekdekselsel
Het koerdeksel is uitgerust met een automati-
sche blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie.
Wanneer een object het koerdeksel tijdens de
automatische sluitprocedure hindert, wordt het
koerdeksel automatisch weer geopend. De auto-
matische anti-inklemfunctie is slechts een hulp-
middel en is geen vervanging van uw oplettend-
heid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Raan het einde van de sluitprocedure
De inklembeveiliging kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
#Als iemand ingeklemd raakt, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RDe toetspin de sleutel indruk-
ken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets in het
koerdeksel indrukken.
RAan de handgreep van het koerdek-
sel trekken.
Openen en sluiten 9393
FFunctie HANDS-FREE Aunctie HANDS-FREE ACCESSCCESS
Met HANDS-FREE ACCESS kunt u door een
schoppende beweging met de voet onder de bum-
per het koerdeksel openen, sluiten of stoppen.
De schoppende beweging activeert afwisselend
een openings- of sluitingsprocedure.
De aanwijzingen met betrekking tot het openen
(/pagina 90) en sluiten (/pagina 91) van het
koerdeksel in acht nemen.
%Tijdens het openen of sluiten van het koer-
deksel klinkt er een waarschuwingssignaal.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door heet uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem van de auto kan zeer heet
zijn. Als u HANDS-FREE ACCESS gebruikt,
kunt u zich bij het aanraken van het uitlaatsys-
teem branden.
#Altijd ervoor zorgen dat de schoppende
beweging alleen in het herkenningsge-
bied van de sensoren wordt uitgevoerd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door het
onbewust openen van het koerdeksel
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
Ervoor zorgen dat u bij het makenvan de schop-
pende beweging stevig staat. Anders kunt u bij-
voorbeeld bij ijzel uw evenwicht verliezen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe sleutel bevindt zich achter de auto.
RBij de schoppende beweging ten minste
30 cm van de auto verwijderd blijven.
RBij de schoppende beweging niet de bumper
aanraken.
RDe schoppende beweging niet te langzaam uit-
voeren.
RDe schoppende beweging moet naar de auto
toe en er vandaan plaatsvinden.
9494 Openen en sluiten
1Registratiegebied van de sensoren
Wanneer meerdere schoppende bewegingen ach-
ter elkaar zonder succes zijn, tien seconden
wachten.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in de volgende gevallen mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe sensoren zijn vervuild, bijvoorbeeld door
pekel of sneeuwophoping.
RWanneer de schoppende beweging met een
beenprothese wordt uitgevoerd.
Het koerdeksel kan in de volgende situaties
onbedoeld openen of sluiten:
RWanneer personen armen of benen in het regi-
stratiegebied bewegen, bijvoorbeeld bij het
poetsen van de auto of bij het oprapen van
voorwerpen.
RWanneer voorwerpen achter de auto langs
worden gevoerd of neergezet, bijvoorbeeld de
slang van een pompzuil, een laadkabel of
bagage.
RWanneer spanbanden, dekzeilen of andere
afdekkingen over de bumper worden getrok-
ken.
RWanneer een beschermingsmat wordtgebruikt
die over de laaddrempel omlaag in het regi-
stratiegebied van de sensoren hangt.
RWanneer de beschermingsmat niet correct is
bevestigd.
RBij het werken aan de aanhangwagenvoorzie-
ning, aan aanhangwagens of achteretsdra-
gers.
In deze en vergelijkbare situaties de functie van
de sleutel deactiveren (/pagina 83) of geen
sleutel bij u dragen.
AfzonderAfzonderlilijkjke ve vergrergrendeling vendeling van de bagan de bagagagereruimteuimte
in- en uitscin- en uitschakhakelenelen
Als bij een ingeschakelde afzonderlijke vergrende-
ling de auto centraal wordt ontgrendeld, blij de
bagageruimte vergrendeld.
Openen en sluiten 9595
#InscInschakhakelen:elen: De schakelaar in de stand 1
schuiven.
#UitscUitschakhakelen:elen: De schakelaar in de stand 2
schuiven.
%Als een ongeval wordt herkend, wordt de
bagageruimte ontgrendeld, ook als de afzon-
derlijke vergrendeling ingeschakeld is.
ZiZijrjruituitenen
ZiZijrjruituiten openen en sluiten openen en sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of aan de toets trekken
om de zijruit weer te sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
sluiten van een zijruit
Bij het sluiten van een zijruit kunnen lichaams-
delen in het sluitgebied bekneld raken.
#Bij het sluiten controleren, of zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of de toets indrukken
om de zijruit weer te openen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
bedienen van de zijruiten door kinderen
Wanneer kinderen de zijruiten bedienen, kun-
nen ze bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#De kinderbeveiliging voor de zijruiten
achterin activeren.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
1Sluiten
2Openen
De toetsen in het bestuurdersportier hebben voor-
rang.
9696 Openen en sluiten
#AAututomatiscomatische bewhe beweging steging startarten:en: De toets
Wtotvoorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging onderbreging onderbrekeken:en: De
toetsWopnieuw indrukken of eraan trek-
ken.
Als de auto is geparkeerd kunt u de zijruiten nog
steeds bedienen.
De functie is gedurende circa vier minuten of tot
het openen van een voorportier beschikbaar.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van de zian de zijrjruituitenen
Wanneer een obstakel een zijruit tijdens de sluit-
procedure hindert, gaat de zijruit automatisch
weer open. De automatische anti-inklemfunctie is
slechts een hulpmiddel en is geen vervanging van
uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie van de zijruit
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtijdens het initialiseren
In deze situaties kan de anti-inklemfunctie het
inklemmen niet voorkomen.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, de toets
Windrukken om de zijruit weer te
openen.
AAututomatiscomatische functie vhe functie van de zian de zijrjruituitenen
In de volgende situaties worden de zijruiten auto-
matisch geslotenwanneer de auto is uitgescha-
keld:
RWanneer het gaat regenen
De regenwordtgedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
De zijruiten worden geslotentot de ventilatie-
stand.
AAututo's meo's met sct schuifdak:huifdak: De zijruiten worden volledig
geslotenwanneer het schuifdak is geopend.
Indien de zijruiten bij een automatische sluitpro-
cedure worden geblokkeerd, dan gaat de betref-
fende zijruit weer een stukje open. Na een vol-
gende automatische sluitprocedure kan de auto-
matische functie voor het schuifdak en de zijrui-
ten uitgeschakeld zijn. De volgende keer dat de
motorwordtgestart, is de automatische functie
weer actief.
Openen en sluiten 9797
ComfComfortortopening (autopening (auto vo voor aanvoor aanvang vang van de ran de ritit
vventilerentileren)en)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toetsÜop de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt ontgrendeld.
RDe zijruiten worden geopend.
RHet schuifdak wordtgeopend.
RHet panoramaschuifdak wordtgeopend.
RDe stoelventilatie van de bestuurdersstoel
wordt ingeschakeld.
%Als het rolzonnescherm van het panorama-
schuifdak gesloten is, opent als eerste het rol-
zonnescherm.
#ComfComfortortopening onderbropening onderbrekeken:en: De toetsÜ
loslaten.
#ComfComfortortopening vopening vooroortzetzetttten:en: De toetsÜ
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
ComfComforortsluiting (auttsluiting (auto vo van buitan buitenaf sluitenaf sluiten)en)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toetsßop de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordtvergrendeld.
RDe zijruiten worden gesloten.
RHet schuifdak wordtgesloten.
RHet panoramaschuifdak wordtgesloten.
#ComfComforortsluiting onderbrtsluiting onderbrekeken:en: De toetsß
loslaten.
#ComfComforortsluiting vtsluiting vooroortzetzetttten:en: De toetsß
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
%De comfortsluiting werkt ook met KEYLESS-
GO (/pagina 87).
9898 Openen en sluiten
PrProblemen meoblemen met de zit de zijrjruituiten ven vererhelpenhelpen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklem- of levensgevaar
door niet actieve anti-inklemfunctie
Bij het opnieuw sluiten van een zijruit direct na
het blokkeren sluit de zijruit met verhoogde of
maximale kracht. De anti-inklemfunctie is
daarbij niet actief en er kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Om de sluitprocedure te stoppen de
toets loslaten of de toets opnieuw
indrukken, om de zijruit weer te openen.
Een ziEen zijrjruit kuit kan niean niet wt wororden gden geslotesloten en de ooren en de oorzaakzaak
is nieis niet zict zichtbaar.htbaar.
#Controleer of er zich voorwerpen in de ruitge-
leider bevinden.
#De zijruiten initialiseren.
ZiZijrjruituiten initialiseren initialiserenen
Als een zijruit bij het sluiten wordtgeblokkeerd en
direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken
(opnieuw afstellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
Als de zijruit bij het sluiten opnieuw wordtgeblok-
keerd en direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken (bij-
stellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
De ziDe zijrjruituiten ken kunnen nieunnen niet via de comft via de comfortortopeningopening
wwororden gden geopend of geopend of geslotesloten.en.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 82).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 84).
ScSchuifdakhuifdak
ScSchuifdak openen en sluithuifdak openen en sluitenen
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van het schuifdak
Er kunnen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied bekneld raken.
#Bij het openen en sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
Openen en sluiten 9999
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van het schuifdak door kinderen
Wanneer kinderen het schuifdak bedienen,
kunnen deze bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van de rolzonnescher-
men
Er kunnen lichaamsdelen tussen het rolzonne-
scherm schuifdak en de omlijsting bekneld
raken.
#Bij het openen of sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de rolzonneschermen
bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Storing in de werking door
sneeuw en ijs
Sneeuw en ijskunnen leiden tot storingen in
de werking van het schuifdak.
#Het schuifdak alleen openen als er geen
sneeuw of ijs op het dak ligt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door uitste-
kende voorwerpen
Voorwerpen, die uit het schuifdak steken, kun-
nen de afdichtrubbers beschadigen.
#Geen voorwerpen uit het schuifdak laten
steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer een dakdrager is gemonteerd kan
het omhoogbrengen of openen van het schuif-
dak beperkt zijn.
#Controleren of het omhoogbrengen of
openen van het schuifdak bij een gemon-
teerde dakdrager mogelijk is.
#In gevalvan twijfel het schuifdak niet
omhoogbrengen of openen.
100100 Openen en sluiten
1Omhoogbrengen
2Openen
3Sluiten/omlaagbrengen
Met de toets3worden het panoramaschuif-
dak en het rolzonnescherm bediend.
Het panoramaschuifdak kan alleen worden
bediend wanneer het rolzonnescherm geopend is.
#Controleren of het omhoogbrengen of openen
van het schuifdak bij een gemonteerde dak-
drager mogelijk is.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging steging startarten:en: De toets
3totvoorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging onderbreging onderbrekeken:en: De
toets3kort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van hean het sct schuif-huif-
dakdak
Wanneer een obstakel het schuifdak tijdens de
sluitprocedure hindert, wordt het schuifdak auto-
matisch weer geopend. De automatische anti-
inklemfunctie is slechts een hulpmiddel en is geen
vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
actieve anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtegen het einde van het sluitproces
Rtijdens het initialiseren
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van hean het rt rolzonne-olzonne-
scschermherm
Wanneer een obstakel het rolzonnescherm tijdens
de sluitprocedure hindert, wordt het rolzonne-
Openen en sluiten 101101
scherm automatisch weer geopend. De automati-
sche anti-inklemfunctie is slechts een hulpmiddel
en is geen vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm contro-
leren dat zich geen lichaamsdelen in het
bewegingsgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet op zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm
controleren dat zich geen lichaamsdelen
in het bewegingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
AAututomatiscomatische functies vhe functies van hean het sct schuifdakhuifdak
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Het schuifdak wordt als de auto is afgezet in de
volgende situaties automatisch gesloten:
RAls het gaat regenen
De regenwordtgedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
Om het interieur verder te ventileren wordt het
schuifdak vervolgens aan de achterzijde omhoog-
gekanteld.
Indien het schuifdak bij de automatische sluitpro-
cedure wordtgeblokkeerd, gaat het dak automa-
tisch weer een stukje open. Daarna is de automa-
tische functie voor het schuifdak en de zijruiten
uitgeschakeld.
RRegegensluiting als de autensluiting als de autoriorijdtjdt
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: Als het gaat rege-
nen, wordt het gekantelde schuifdak tijdens het
rijden automatisch omlaaggebracht.
AAututomatiscomatisch omlaagbrh omlaagbrengengenen
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: Als het schuifdak
aan de achterzijde omhooggekanteld is, wordt het
bij hogere snelheden automatisch iets minder ver
geopend. Bij lage snelheden wordt het automa-
tisch weer verder geopend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door
automatisch omlaagbrengen van het
schuifdak
Het omhooggekantelde schuifdak komt bij
hogere snelheden aan de achterzijde automa-
tisch weer iets omlaag.
#Erop letten dat tijdens het rijden nie-
mand in het bewegingsgebied van het
schuifdak grijpt.
#Als iemand bekneld is, de schuifdaktoets
kort naar voren of naar achteren druk-
ken.
102102 Openen en sluiten
%Door de toets3in te drukken of eraan te
trekken, kunnen de automatische functies
"Regensluiting als de auto rijdt" en "Automa-
tisch omlaagbrengen" worden afgebroken.
PrProblemen meoblemen met het het sct schuifdak vhuifdak vererhelpenhelpen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklem- of levensgevaar
bij opnieuw sluiten van het schuifdak
Bij het opnieuw sluiten direct na het blokkeren
of initialiseren sluit het schuifdak met ver-
hoogde kracht.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
HeHet sct schuifdak khuifdak kan niean niet wt wororden gden geslotesloten en de oor-en en de oor-
zaak is niezaak is niet zict zichtbaar.htbaar.
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Als het schuifdak bij het sluiten wordtgeblokkeerd
en weer iets opent:
#Onmiddellijk na een automatische anti-inklem-
ming de toets3opnieuw zo lang tot het
drukpunt omlaagtrekken, tot het schuifdak
gesloten is.
Het schuifdak wordt met verhoogde sluit-
kracht gesloten.
Als het schuifdak bij het sluiten opnieuw wordt
geblokkeerd en weer iets opent:
#De vorige stap herhalen.
Het schuifdak wordt nogmaals met verhoogde
sluitkracht gesloten.
AAututo's zonder panoro's zonder panoramascamaschuifdak:huifdak: HeHet sct schuifdakhuifdak
bewbeweegt alleen steegt alleen stapsgeapsgewiwijs.js.
#Het schuifdak initialiseren.
ScSchuifdak initialiserhuifdak initialiserenen
#De toets3meerdere keren zo lang tot het
drukpunt omhoog drukken, tot het schuifdak
volledig geopend is.
#De toets3nog een seconde ingedrukt
houden.
#Het schuifdak sluiten.
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: HeHet sct schuifdak ofhuifdak of
hehet rt rolzonnescolzonnescherherm bewm beweegt alleen steegt alleen stapsgeapsgewiwijs.js.
#Het schuifdak en het rolzonnescherm initiali-
seren.
ScSchuifdak en rhuifdak en rolzonnescolzonnescherherm initialiserm initialiserenen
#De toets3stapsgewijs zo lang omlaag
trekken, tot het schuifdak volledig gesloten is.
#De toets3stapsgewijs zo lang omlaag
trekken, tot het rolzonnescherm volledig
gesloten is.
#Het schuifdak met de automatische beweging
volledig openen en vervolgens weer sluiten.
Openen en sluiten 103103
RRolzonnescolzonnescherhermenmen
RRolzonnescolzonnescherhermen bimen bij de acj de achthtersterste zie zijrjruituiten uitren uitrol-ol-
lenlen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de oprol-
automaat door terugschieten
Door het plotseling terugschietenkan de
oprolautomaat worden beschadigd.
#Het zonnescherm altijd met de hand
geleiden.
#Niet met een bevestigd rolzonnescherm
en tegelijkertijd geopende achterste zij-
ruiten rijden.
#Het rolzonnescherm aan lip 1uittrekken en
boven in de houders 2bevestigen.
RRolzonnescolzonnescherherm vm van de acan de achthterrerruit uit- of inruit uit- of inrollenollen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het uit‑
of inrollen van het rolzonnescherm
Lichaamsdelen in het bewegingsbereik van het
rolzonnescherm kunnen bekneld raken.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het bewegingsgebied bevinden.
#Als iemand bekneld raakt, de toets
opnieuw kort indrukken.
Het openen of sluiten wordtkort gestopt.
Vervolgens gaat het rolzonnescherm
weer naar de uitgangspositie terug.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen
Voorwerpen kunnen tot storingen in de wer-
king van het rolzonnescherm leiden.
#Geen voorwerpen op de hoedenplank
leggen.
#Erop letten dat het rolzonnescherm vrij
kan bewegen.
104104 Openen en sluiten
#Uit- of inrUit- of inrollen:ollen: De toets1indrukken.
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijblokkjblokkereringing
De wegrijblokkering voorkomt dat de auto zonder
passende sleutel kanworden gestart.
De wegrijblokkering wordt automatisch ingescha-
keld bij het uitschakelen van de auto en uitge-
schakeld bij het inschakelen van de auto.
EDEDW (diefstW (diefstal-/inbral-/inbraakaakalaralarminstminstallatie)allatie)
WWererking vking van de EDWan de EDW
Als de EDW is ingeschakeld, wordt in de volgende
situaties een optisch en akoestisch alarm geacti-
veerd:
RBij het openen van een portier
RBij het openen van het koerdeksel
RBij het openen van de motorkap
RBij het activeren van de interieurbeveiliging
(/pagina 106)
RBij het activeren van de wegsleepbeveiliging
(/pagina 106)
De EDW wordt in de volgende gevallen na circa
tien seconden automatisch ingeschakeld:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Bij ingeschakelde EDW knippert het controle-
lampje 1.
De EDW wordt in de volgende gevallen automa-
tisch uitgeschakeld:
RNa de ontgrendeling met de sleutel
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 175)
Openen en sluiten 105105
%Bij een actief Mercedes‑Benz noodoproepsys-
teem wordt tijdens een alarm van meer dan
30 seconden automatisch contact opgeno-
men met de klantenservice (/pagina 362).
AlarAlarm vm van hean het EDt EDW beëindigW beëindigenen
#De toetsÜ,ßof pop de sleutel
indrukken.
of
#De start-stoptoets indrukken met de sleutel in
het opbergvak (/pagina 175).
AlarAlarm mem met KEYLESS-GO beëindigt KEYLESS-GO beëindigen:en:
#De buitenste portiergreep vastpakken, met de
sleutel buiten de auto.
FFunctie vunctie van de wan de wegsleepbevegsleepbeveiligingeiliging
Als de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en een
wijziging van de hellingshoek van de auto wordt
herkend, treedt een optisch en akoestisch alarm
in werking.
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch na
circa 60 seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De wegsleepbeveiliging wordt alleen geactiveerd
als de volgende bestanddelen gesloten zijn:
RPortieren
RKoerdeksel
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
gedeactiveerd:
RNa het indrukken van de toetsÜof p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 175)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto (/pagina 224).
WWegsleepbevegsleepbeveiliging in- of uitsceiliging in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#De Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de wegsleepbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordtweer vergrendeld.
%Als de snelle toegang niet beschikbaar is, kan
de wegsleepbeveiliging via het submenu Voer-
tuig in het hoofdmenu Instellingen worden in-
of uitgeschakeld.
WWererking vking van de intan de intererieurbevieurbeveiligingeiliging
Bij ingeschakelde interieurbeveiliging wordt een
optisch en akoestisch alarm geactiveerd, wanneer
een beweging in het interieur wordt herkend.
De interieurbeveiliging wordt automatisch na circa
tien seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De interieurbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
106106 Openen en sluiten
RKoerdeksel
De interieurbeveiliging wordt automatisch gedeac-
tiveerd:
RNa het indrukken van de toetsÜof p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 175)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
In de volgende situaties kan een vals alarm optre-
den:
RDoor bewegende voorwerpen, bijvoorbeeld
mascottes, in het interieur
RBij een geopende zijruit
RBij een geopend schuifdak
RBij een geopend panoramaschuifdak
IntIntererieurbevieurbeveiliging in- en uitsceiliging in- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#De Interieurbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de interieurbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordtweer vergrendeld.
%Als de snelle toegang niet beschikbaar is, kan
de interieurbeveiliging in het menu Voertuig
onder Instellingen worden in- of uitgescha-
keld.
Openen en sluiten 107107
AAananwiwijzingjzingen ven voor een corroor een correctecte ste stand vand van dean de
besbestuurtuurderdersstsstoeloel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Het volgende in acht nemen bij het instellen van
het stuurwiel 1, de veiligheidsgordel 2en de
bestuurdersstoel 3:
RMet inachtneming van de volgende punten zo
ver mogelijk van de bestuurdersairbag verwij-
derd zitten.
RU zit zo rechtop mogelijk.
RUw bovenbenen worden licht ondersteund
door de zitting.
RUw benen zijn niet volledig gestrekt en u kunt
de pedalen goed indrukken.
RUw achterhoofd wordt op ooghoogte door het
midden van de hoofdsteun ondersteund.
RUkunt het stuurwiel met licht gebogen armen
vastpakken.
RUkunt uw benen vrij bewegen.
RUkunt alle informatie in het combi-instrument
goed aezen.
RU hebt een goed overzicht van de verkeerssi-
tuatie.
RUw veiligheidsgordel ligt strak tegen het
lichaam aan en loopt over het midden van de
schouder en ter hoogte van het bekken zo
dicht mogelijk tegen de heup aan.
108108 Stoelen en opbergen
SSttoelenoelen
VVoorstoorstoel mecoel mechanischanisch en elektrh en elektriscisch insth instellen (zon-ellen (zon-
der zitcomfder zitcomforortpakketpakket)t)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Ook wanneer de auto is afgezet kunt u de stoelen
instellen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zittinghoogte
Bij onoplettend instellen van de zittinghoogte
kunnen uzelf of andere inzittenden bekneld
raken en daarbij letsel oplopen.
Stoelen en opbergen 109109
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegenvan de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstel-
lingssysteem terechtkomen; dit controle-
ren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
Ukunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
110110 Stoelen en opbergen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de stoelen
bij het terugzetten
De stoelen kunnen bij het terugzetten door
voorwerpen worden beschadigd.
#Bij het terugzetten van de stoelen mogen
zich geen voorwerpen in de beenruimte,
onder of achter de stoelen bevinden; dit
controleren.
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Stoellengterichting
#In stIn stoellengtoellengterericichting insthting instellen:ellen: De hendel 3
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
VVoorstoorstoel mecoel mechanischanisch en elektrh en elektriscisch insth instellen (metellen (met
zitcomfzitcomforortpakketpakket)t)
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Stoellengterichting
5Zittingdiepte
Stoelen en opbergen 111111
#In stIn stoellengtoellengterericichting insthting instellen:ellen: De hendel 4
omhoogbrengen en de stoel in de gewenste
positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#ZittingdieptZittingdiepte inste instellen:ellen: De hendel 5omhoog-
brengen en het voorste deel van de zitting
naar voren‑ of naar achteren schuiven.
VVoorstoorstoel elektroel elektriscisch insth instellenellen
1Hoofdsteunhoogte
2Rugleuninghoek
3Zithoogte
4Zittingdiepte
5Zittinghoek
6Stoellengterichting
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/pagina 123).
VVierviervoudig voudig versterstelbarelbare lendenste lendensteun insteun instellenellen
1Hoger
2Zwakker
3Lager
4Sterker
112112 Stoelen en opbergen
#Met de toetsen 1tot4de rugleuningwel-
ving instellen.
HoofdstHoofdsteuneneunen
HoofdstHoofdsteunen veunen van de van de voorstoorstoelen mecoelen mechanischhanisch
instinstellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
#HogHoger inster instellen:ellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#LagLager inster instellen:ellen: De ontgrendelingsknop 1in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steunen omlaagdrukken.
#NNaar vaar vororen ven vererststellen:ellen: De hoofdsteun naar
voren trekken.
Stoelen en opbergen 113113
#NNaar acaar achthtereren ven versterstellen:ellen: De ontgrendelings-
knop 2indrukken en de hoofdsteun naar
achteren drukken.
HoofdstHoofdsteunen veunen van de zitplaatsen acan de zitplaatsen achthtererin mecin mecha-ha-
niscnisch insth instellenellen
#HogHoger inster instellen:ellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#LagLager inster instellen:ellen: De ontgrendelingsknop 1in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steunen omlaagdrukken.
HoofdstHoofdsteunen veunen van de zitplaatsen acan de zitplaatsen achthtererin uit- ofin uit- of
inbouwinbouwenen
VVererwiwijderjderenen
De hoofdsteunen kunnen alleen worden verwij-
derd bij auto's met klapbare leuningenvan de zit-
plaatsen achterin.
#De rugleuning achterin ontgrendelen en iets
naar voren klappen (/pagina 127).
#De hoofdsteun tot de aanslag omhoogtrekken.
#De ontgrendelingsknop 1in de richting van
de pijl drukken en de hoofdsteun eruit trek-
ken.
114114 Stoelen en opbergen
AAanbranbrengengenen
#De hoofdsteun zodanig aanbrengen dat de
inkepingen in de bevestigingsbeugel zich, in
rijrichting gezien, aan de linkerzijde bevinden.
#De hoofdsteun omlaagdrukken, tot deze ver-
grendelt.
#De rugleuning achterin terugklappen, tot deze
vergrendelt.
SSttoelinstoelinstellingellingenen congurcongurererenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Zitcomfort
RRugleuningwugleuningwelelving in heving in het lendengt lendengedeeltedeelte inste instellenellen
(lendenst(lendensteun)eun)
#Lendensteun selecteren.
#De instellingen Zvan de gewenste stoel
selecteren.
#Het luchtkussen instellen.
ZiZijwjwangangen ven van ran rugleuning instugleuning instellenellen
#Zijwangen selecteren.
#Het luchtkussen voor de gewenste stoel instel-
len.
SSttoelvoelverwerwararmingsbalans instmingsbalans instellenellen
#Stoelverwarm.balans selecteren.
#De warmteverdeling voor de gewenste stoel
instellen.
AAututomatiscomatische sthe stoelaanoelaanpassing instpassing instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het
mediadisplay aan te tippen.
of
#b) Een positietoetsvan de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
VVoorwoorwaaraardenden
RAanpassing van de bestuurdersstoelpositie
aan de lichaamslengte: De automatische
stoelaanpassing is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Autom. stoelinstelling
AAututomatiscomatische sthe stoelaanoelaanpassing in- en uitscpassing in- en uitschakhakelenelen
Wanneer het actieve gebruikersproel bij stilstand
wordtgewijzigd, worden de bestuurdersstoel, de
buitenspiegels en de welving van de stoel automa-
tisch ingesteld op de bestuurder.
Stoelen en opbergen 115115
#Aan of Uit selecteren.
%Deze instelling is alleen beschikbaar voor indi-
viduele gebruikersproelen. Voor het gastpro-
el kan de automatische stoelaanpassing niet
worden in- of uitgeschakeld.
BesBestuurtuurderdersstsstoelpositie aanoelpositie aanpassen aan licpassen aan lichaams-haams-
lengtelengte
De auto berekent op basis van de lichaamslengte
van de bestuurder een geschikte bestuurders-
stoelpositie en stelt deze direct in.
#De maatDe maateenheid insteenheid instellen:ellen: cm of ft/in selecte-
ren.
#De lichaamslengte instellen op de schaal.
#Positie-instelling starten selecteren.
De bestuurdersstoelpositie wordt aangepast
aan de ingestelde lichaamslengte.
%Wanneer de door de auto berekende bestuur-
dersstoelpositie niet praktisch of comfortabel
is, kan deze op elk gewenst moment handma-
tig worden aangepast met behulp van de toet-
sen.
De buitenspiegels worden niet ingesteld door
deze functie, maar moeten handmatig worden
ingesteld met behulp van de schakelaars.
%Deze instellingen kunnen ook worden uitge-
voerd via de Mercedes me-Portalvoor uw
gebruikersproel. Door de synchronisatie van
de proelen in de auto en de Mercedes me
connect proelen worden deze instellingen
overgenomen door uw auto. Meer informatie
over het synchroniseren vangebruikersproe-
len .
In- en uitstIn- en uitstaphulp instaphulp instellenellen
#De functie in- of uitschakelen.
%Wanneer u een individueel gebruikersproel
gebruikt en uw lichaamslengte hebt ingesteld,
wordt deze informatie gebruikt voor de in- en
uitstaphulp. Daardoor beweegt de bestuur-
dersstoel automatisch naar de juiste positie .
OvOvererziczicht vht van de massagan de massagepreprogrogramma'samma's
RHot Relaxing onderrug: Combinatie van
warmte en massage. Eerst wordt de rug
gemasseerd. Bovendien worden warme druk-
punten voelbaar, te beginnen in het bekkenge-
bied.
RHot Relaxing bovenrug: Combinatie van
warmte en massage. Eerst worden de schou-
ders gemasseerd. Bovendien worden warme
drukpunten voelbaar, te beginnen in het bek-
kengebied.
RActivating Massage:Verkwikkende massage
door opwaartse massagegolven.
RClassic Massage: Ontspannende massage van
de rug.
RGolfmassage:Regenererende massage door
massagegolvenover de rug en in de zitting.
RMobilizing Massage: Mobiliserende massage
door opwaartse massagegolven. Kan een lang-
zamere, diepere ademhaling bevorderen.
Daarmee kan de zuurstooevoer naar de cel-
len en hersenen worden verbeterd.
RActive Workout leuning en Active Workout
kussen:Voor deze programma's is uw mede-
werking vereist. Door de afwisseling tussen
aanspanning en ontspanning bevordert u de
doorbloeding van de spieren. Zodra u een
116116 Stoelen en opbergen
drukpunt voelt, dient u op deze plek tegendruk
te geven.
MassagMassagepreprogrogramma vamma voor voor voorstoorstoelen selectoelen selectererenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Massage
#Een massageprogramma selecteren
(/pagina 116).
#Het programma voor de gewenste stoel star-
ten;.
#MassagMassage-inte-intensitensiteit insteit instellen:ellen: Hoge intensiteit
in- of uitschakelen.
SSttoelinstoelinstellingellingen ten tererugzeugzettttenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Zitcomfort
#Îvoor de gewenste stoel selecteren.
#De vraag bevestigen.
SSttoelvoelverwerwararming in- of uitscming in- of uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
totgezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegenoververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de stoelen
door voorwerpen of zittingaccessoires bij
ingeschakelde stoelverwarming
Wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld,
kan door voorwerpen of zittingaccessoires op
de stoelen, bijvoorbeeld stoelkussens of kin-
derzitjes, warmteophoping optreden. Daar-
door kan het zittingvlak worden beschadigd.
#Bij ingeschakelde stoelverwarming
mogen zich geen voorwerpen of zittin-
gaccessoires op de stoelen bevinden; dit
controleren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
Stoelen en opbergen 117117
#De toets1zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste verwarmingsstand bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
%De stoelverwarming schakelt automatisch in
drie verwarmingsstanden in tijdsintervallen
van 8, 10 en 20 minuten terugtot het uitscha-
kelen van de stoelverwarming.
VlakkVlakkenvenverwerwararming instming instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Vlakkenverwarming
Bij ingeschakelde stoelverwarming kunnen de
armsteunen en de middenconsole worden ver-
warmd.
#De functie in- of uitschakelen voor de gewen-
ste stoelen.
SSttoelvoelventilatie in- of uitscentilatie in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
118118 Stoelen en opbergen
#De toets1zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste aanjagerstand bereikt is.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een tot
drie controlelampjes branden. Wanneer alle
controlelampjes gedoofd zijn, is de stoelventi-
latie uitgeschakeld.
SStuurtuurwielwiel
SStuurtuurwiel mecwiel mechanischanisch insth instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#OntgrOntgrendelen:endelen: De ontgrendelingshendel 1
volledig omlaagklappen.
#De hoogte 2en de afstand 3tot het stuur-
wiel instellen.
Stoelen en opbergen 119119
VVergrergrendelenendelen
#De ontgrendelingshendel 1volledig omhoog-
klappen.
#Door het stuurwiel te bewegen controleren of
de stuurkolom vergrendeld is.
SStuurtuurwiel elektrwiel elektriscisch insth instellenellen
Het stuurwiel kanworden ingesteld als de span-
ningsvoorziening is uitgeschakeld.
1Afstand tot stuurwiel instellen
2Hoogte instellen
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/pagina 123).
SStuurtuurwielvwielverwerwararming in- en uitscming in- en uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
#De hendel in de richting van de pijl 1of 2
draaien.
Wanneer het controlelampje 3brandt, is de
stuurwielverwarming ingeschakeld.
120120 Stoelen en opbergen
Wanneer u de auto uitschakelt, wordt de stuur-
wielverwarming ook uitgeschakeld.
In- en uitstIn- en uitstaphulpaphulp
FFunctie vunctie van de in- en uitstan de in- en uitstaphulpaphulp
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij wegrijden tijdens het instellen van de
in‑ en uitstaphulp
Ukunt de controle over de auto verliezen.
#Alvorens wegte rijden altijd afwachten,
tot het instellen beëindigd is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
len van de in‑ en uitstaphulp
U en andere inzittenden in het bijzonder kin-
deren kunnen bekneld raken.
#U ervanverzekeren dat er zich geen
lichaamsdelen in het bewegingsgebied
van het stuurwiel en de bestuurdersstoel
bevinden.
Bij gevaar voor inklemming door het stuurwiel:
#De bedieningshendel van het stuurwiel
bewegen.
De instelling wordt onderbroken.
Bij gevaar voor inklemming door de bestuur-
dersstoel:
#De schakelaar van de stoelinstelling
indrukken.
De instelling wordt onderbroken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Het instellen kan
wordtgestopt door het indrukken van een geheu-
genplaatstoets van de geheugenfunctie.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de in‑ en uitstaphulp door kinde-
ren
Wanneer kinderen de in‑ en uitstaphulp active-
ren, kunnen zij bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Wanneer de in- en uitstaphulp actief is, zwenkt
het stuurwiel in de volgende situaties omhoog, en
beweegt de bestuurdersstoel naar achteren:
RU schakelt de auto uit wanneer het bestuur-
dersportier geopend is.
RU opent het bestuurdersportier wanneer de
auto uitgeschakeld is.
%Het stuurwiel zwenkt alleen omhoog, wanneer
dit zich niet al tegen de bovenste aanslag
bevindt. De bestuurdersstoel schui alleen
naar achteren, wanneer deze niet al in de ach-
terste stand staat.
Stoelen en opbergen 121121
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel bewegen in
de volgende gevallen in de laatste rijstand terug:
RU schakelt de spanningsvoorziening of de auto
in wanneer het bestuurdersportier gesloten is.
RU sluit het bestuurdersportier wanneer de
auto ingeschakeld is.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
RU schakelt de auto uit.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: De stoelinstellin-
genworden met de geheugenfunctie opgeroe-
pen.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: De stoelinstelling
wordt met de geheugenfunctie opgeslagen.
AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Wanneer een van de
positietoetsen van de geheugenfunctie wordt
ingedrukt, wordt het instellen gestopt.
In- en uitstIn- en uitstaphulp instaphulp instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Autom. stoelinstelling 5In- en uitstaphulp
#De functie in- of uitschakelen.
GeheugGeheugenfunctieenfunctie
WWererking vking van de gan de geheugeheugenfunctieenfunctie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordtgebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden in het
bijzonder kinderen bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie controleren dat zich geen
lichaamsdelen van personen in het
bewegingsgebied van de stoel of het
stuurwiel bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
122122 Stoelen en opbergen
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Ukunt de geheugenfunctie bij uitgeschakelde
auto gebruiken.
Met de geheugenfunctie kunnen stoelinstellingen
worden opgeslagen en opgeroepen voor maximaal
drie personen.
Ukunt instellingen opslaan voor de volgende sys-
temen:
RZitting, leuning en hoofdsteun
RStuurwiel
RBuitenspiegels
RHead-up-display
GeheugGeheugenfunctie bedienenenfunctie bedienen
OpslaanOpslaan
#Voor alle systemen de gewenste positie instel-
len.
#De geheugentoets Vindrukken en vervol-
gens binnen drie seconden een van de geheu-
genplaatstoetsen 4,Tof Uindruk-
ken.
Er klinkt een geluidssignaal. De instellingen
zijn opgeslagen.
#OprOproepen:oepen: De geheugenplaatstoets 4,
Tof Uindrukken of kort ingedrukt
houden.
Na het loslaten van de toetsworden alle syste-
men in de opgeslagen stand gezet.
OpberOpbergmoggmogelielijkhedenjkheden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het beladen vt beladen vanan
de autode auto
&GEVGEVAARAAR Vergiigingsgevaar door uitlaat-
gassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide uit. Wanneer
het koerdeksel is geopend bij draaiende
motor, in het bijzonder tijdens het rijden, kun-
nen uitlaatgassen in het interieur binnendrin-
gen.
Stoelen en opbergen 123123
#Altijd de motor afzetten alvorens het kof-
ferdeksel te openen.
#Nooit met een geopend koerdeksel rij-
den.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegenverschuiven
of kantelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van dean de
passagierpassagiersairbag:sairbag: Ingeklemde voorwerpen onder
de passagiersstoel kunnen de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag verstoren of
het systeem beschadigen. Daarom de aanwijzin-
gen met betrekking tot de automatische uitscha-
keling van de passagiersairbag in acht nemen
(/pagina 54).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kanvloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
124124 Stoelen en opbergen
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achter worden beschadigd.
#De armsteun achter alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kanworden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de hand-
greep in de bagageruimtebodem
Wanneer de handgreep in de bagageruimte
omhoog blij staan, kan de handgreep worden
beschadigd.
#De handgreep ór het sluiten van het
koerdeksel losmaken en de handgreep
weer dichtdrukken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het
opbergvak onder de asbak door grote
hitte
Het opbergvak onder de asbak is niet hittebe-
stendig en kanworden beschadigd door het
neerleggen van brandende sigaretten.
#De asbak moet volledig vergrendeld zijn.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door hete sigarettenaansteker
Wanneer het hete verwarmingselement van de
sigarettenaansteker of de hete tting worden
aangeraakt, kunt u zich branden.
Bovendien kunnen ontvlambare materialen
ontsteken:
Rwanneer de hete sigarettenaansteker valt.
Rwanneer bijvoorbeeld kinderen de hete
sigarettenaansteker tegenvoorwerpen
houden.
#De sigarettenaansteker altijd aan de
handgreep vasthouden.
#Altijd ervoor zorgen dat kinderen niet bij
de sigarettenaansteker kunnen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door uitlaateindpijpen en uitlaatsier-
stukken
Uitlaateindpijpen en uitlaatsierstukken kunnen
zeer heet zijn. Als deze onderdelen van de
auto worden aangeraakt, kunt u zich branden.
#In de omgeving van de uitlaateindpijpen
en uitlaatsierstukken altijd bijzonder
voorzichtig zijn en in deze omgeving in
Stoelen en opbergen 125125
het bijzonder kinderen in de gaten hou-
den.
#Onderdelen van de auto laten afkoelen
alvorens ze aan te raken.
Het rijgedrag van de auto is afhankelijk van de ver-
deling van de bagage. Daarom bij het beladen de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RMet de lading en personen niet het toegestaan
totaalgewicht en de toegestane asbelastingen
van de auto overschrijden.
De gegevens op het voertuigtypeplaatje raad-
plegen (/pagina 433).
RNiet tot boven de bovenzijde van de rugleunin-
gen beladen.
RIndien mogelijk de bagage altijd achter de
niet-bezette stoelen plaatsen.
RDe lading aan de sjorogen beveiligen en deze
gelijkmatig belasten.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/pagina 123).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
RBij het vervoeren van lading op het dak en bij
een volledig beladen of bezette auto een van
de rijprogramma's ;of Aselecteren.
Deze zijn ontwikkeld met het oog op extra sta-
biliteit (/pagina 191).
%Meer informatie over opbergvakken en
opbergmogelijkheden vindt u in de digitale
handleiding.
OpberOpbergvgvakkakken in heen in het intt intererieurieur
OvOvererziczicht vht van de van de voorstoorste opbere opbergvgvakkakkenen
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak in de armsteun met usb-aansluitin-
gen en opbergvak, bijvoorbeeld voor een
mp3-speler
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
usb-aansluiting
4Dashboardkastje
126126 Stoelen en opbergen
DoorDoorlaadmoglaadmogelielijkheid acjkheid achthterbank (EASYerbank (EASY-PACK-PACK
QuicQuickfkfold)old)
RRugleuning acugleuning achthtererin naar vin naar vororen klappenen klappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordtversteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
of letsel door niet-vergrendelde achter-
bank, zitplaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaats achterin en rugleu-
ning kunnen naar voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende in de veilig-
heidsgordel gedrukt. De veiligheidsgordel
kan niet meer zoals bedoeld beschermen
en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de bagageruimte
kunnen niet door de rugleuning worden
tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de linker en rechterrugleuning niet vast-
geklikt en vergrendeld zijn, wordt dit op het multi-
functioneel display van het combi-instrument
weergegeven. Als de middelste rugleuning niet
vastgeklikt en vergrendeld is, is de rode vergren-
delingsindicator zichtbaar.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Als u de neergeklapte rugleuning niet meer als
laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleuning
weer terug.
VVoorwoorwaaraardenden
RHet gebied waar de rugleuning naartoe wordt
geklapt is vrij.
RDe hoofdsteunen van de rugleuningen achterin
zijn volledig ingeschoven.
ROm de middelste rugleuning om te klappen:
De middelste rugleuning is gedeblokkeerd.
RDe armsteun van de tweede rij zitplaatsen is
teruggeklapt en de bekerhouders zijn leeg.
LinkLinker en rer en recechthter rer rugleuning naar vugleuning naar vororen klappenen klappen
De middelste en buitenste rugleuningen kunnen
afzonderlijk naar vorenworden geklapt.
Stoelen en opbergen 127127
#AAututo's zonder go's zonder geheugeheugenfunctie:enfunctie: Eventueel de
bestuurders- of de passagiersstoel naar voren
zetten.
#AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Als een of meer-
dere delen van de rugleuning achterin naar
vorenworden geklapt, wordt de betreende
voorstoel, indien nodig, iets naar voren bewo-
gen, om te voorkomen dat de stoeldelen
elkaar raken.
#Eventueel de hoofdsteunen van de rugleuning
achterin volledig inschuiven.
#Aan de ontgrendelingshendel 1trekken.
De betreende rugleuning klapt naar voren.
MiddelstMiddelste re rugleuning naar vugleuning naar vororen klappenen klappen
#De ontgrendeling 3van de rugleuning 2
naar voren trekken.
#De betreende rugleuning naar voren klappen.
RRugleuning acugleuning achthtererin tin tererugklappenugklappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordtversteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
128128 Stoelen en opbergen
#AAututo's zonder go's zonder geheugeheugenfunctie:enfunctie: Eventueel de
bestuurders- of de passagiersstoel naar voren
zetten.
#AAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Als een of meer-
dere delen van de rugleuning worden terugge-
klapt,gaat de betreende voorstoel automa-
tisch naar de laatste uitgangspositie terug.
#De betreende rugleuning 1naar achteren
kantelen, tot deze vergrendelt.
LinkLinker en rer en recechthter rer rugleuning:ugleuning: Als de rugleuning
niet vastgeklikt en vergrendeld is, wordt dit op
het multifunctioneel display van het combi-
instrument weergegeven.
MiddelstMiddelste re rugleuning:ugleuning: Als de rugleuning niet
vastgeklikt en is vergrendeld, is de rode ver-
grendelingsindicator 2zichtbaar.
OntgrOntgrendeling vendeling van de middelstan de middelste re rugleuning acugleuning ach-h-
ttererin blokkin blokkererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe linker en de middelste rugleuning zijn ver-
grendeld en met elkaar verbonden.
Ukunt de bagageruimte tegen onbevoegde toe-
gang beveiligen door de ontgrendeling van de
middelste rugleuning te blokkeren. Deze kan dan
alleen nog samen met de linker rugleuning naar
vorenworden geklapt.
#De middelste en linker rugleuning naar voren
klappen.
#BlokkBlokkereren of deblokken of deblokkereren:en: De schuif 1
omhoog of omlaagschuiven.
OvOvererziczicht vht van de sjoran de sjorogogenen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 123).
Stoelen en opbergen 129129
1Sjorogen (auto's met doorlaadmogelijkheid
achterbank)
BagBagagageneenet bevt bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
Het bagagenet is beschikbaar voor alle auto's,
met uitzondering vanhybride voertuigen.
#Auto's met doorlaadmogelijkheid achterbank:
De sjorogen opklappen.
#Het bagagenet 1in de voorste en achterste
sjorogen bevestigen.
130130 Stoelen en opbergen
#Auto's zonder doorlaadmogelijkheid achter-
bank: De ringen aan de hakenvan het bagage-
net 1bevestigen.
#De ringen aan de hakenvan de bagageruimte-
bodem bevestigen.
EASYEASY-PACK-PACK-bag-bagagagereruimtuimte-comfe-comforortboxtbox
HoogtHoogte ve van de EASYan de EASY-PACK-PACK-bag-bagagagereruimtuimte-comfe-comforort-t-
bobox trx traploos instaploos instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor inklemmen
en letsel bij het omhoogkomen van de
laadvloer
De handen kunnen in het frame van de EASY-
PACK-bagageruimte-comfortbox bekneld raken
en voorwerpen kunnen omhoog geslingerd
worden.
#Ervoor zorgen dat de handen zich niet in
het bewegingsgebied van de laadvloer
bevinden.
#Als er iemand bekneld raakt, de laad-
vloer in het midden voorzichtig omlaag-
drukken.
#Voor het omhoogkomen alle voorwerpen
van de laadvloer verwijderen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
erin drukken van de EASY-PACK bagage-
ruimte-comfortbox
Bij het erin drukken in de ingetrokken stand
kunnen de handen bekneld raken. In het bij-
zonder kinderen kunnen zich daarbij verwon-
den.
#Ervoor zorgen dat de handen zich niet in
het bewegingsgebied van de EASY-PACK-
bagageruimte-comfortbox bevinden.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de uitge-
trokken EASY-PACK-bagageruimte-com-
fortbox
Wanneer de EASY-PACK-bagageruimte-com-
fortbox uitgetrokken is, kan de EASY-PACK-
bagageruimte-comfortbox worden beschadigd.
#Geen voorwerpen op het frame van de
EASY-PACK-bagageruimte-comfortbox
leggen of van bovenaf op het frame druk-
ken.
#Het koerdeksel niet sluiten wanneer de
EASY-PACK-bagageruimte-comfortbox
uitgetrokken is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de EASY-
PACK-bagageruimte-comfortbox door
voorwerpen
Scherpe, puntige, breekbare ronde, rollende
of zware voorwerpen kunnen de EASY-PACK-
bagageruimte-comfortbox beschadigen en
worden weggeslingerd.
#Geen scherpe, puntige, ronde, rollende
of breekbare voorwerpen in de EASY-
Stoelen en opbergen 131131
PACK-bagageruimte-comfortbox vervoe-
ren.
#Dergelijke voorwerpen altijd buiten de
box in de bagageruimte opbergen en
vastzetten.
#De maximaal toegestane belasting van
de EASY-PACK-bagageruimte-comfortbox
altijd in acht nemen.
#De EASY-PACK-bagageruimte-comfort-
box niet gebruiken als de zitplaatsen
achterin zijn neergeklapt.
De maximaal toegestane belasting van de EASY-
PACK-bagageruimte-comfortbox bedraagt 10 kg.
Om overbelading te vermijden, beweegt de bodem
van de box vanaf een belading van circa 5 kg tot
op de bagageruimtebodem omlaag.
#UittrUittrekkekken:en: Aan de handgreep 2van de box
trekken.
#LaadvLaadvolume volume vergrotergroten:en: De laadvloer 1in het
midden tot de gewenste positie en grootte van
de box omlaagdrukken.
#LaadvLaadvolume volume vererkleinen:kleinen: De toets3indruk-
ken.
#OpbergOpbergen:en: De box aan de handgreep 2volle-
dig naar binnen drukken, tot deze vergrendelt.
%De aanwijzingen met betrekking tot het reini-
genvan de EASY-PACK-bagageruimte-com-
fortbox in acht nemen (/pagina 388).
EASYEASY-PACK-PACK-bag-bagagagereruimtuimte-comfe-comforortbotbox aanbrx aanbrengengenen
of vof vererwiwijderjderenen
AAanbranbrengengenen
132132 Stoelen en opbergen
#De draaigreep 6naar buiten draaien.
#De houder 2van de box 1in de buitenste
openingen 3aanbrengen.
#De box 1optillen en de haken5in de ver-
ankeringen van de hoedenplank 4drukken.
#De draaigreep 6naar binnen draaien.
VVererwiwijderjderenen
#De draaigreep 6naar buiten draaien.
#De box 1laten zakken en uit de verankerin-
gen in de hoedenplank 4trekken.
#De box 1naar achteren uit de openingen 3
trekken.
DakdrDakdragager bever bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
Stoelen en opbergen 133133
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kanworden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het koerdeksel volledig
kanworden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kanworden beschadigd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan het panorama-
schuifdak door niet goedgekeurde impe-
rial
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een niet voor Mercedes-Benz
geteste en goedgekeurde imperial is gemon-
teerd, kan het panoramaschuifdak door de
imperial worden beschadigd.
#Het panoramaschuifdak alleen openen
als een imperial is gemonteerd die voor
Mercedes-Benz is getest en goedge-
keurd.
Om het interieur te ventileren, kan het panora-
maschuifdak in de kantelstand worden gezet.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
134134 Stoelen en opbergen
#De afdekkingen 1voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
ContContactdozenactdozen
12V12V-aansluiting g-aansluiting gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 180 W
(15 A) aangesloten.
Afhankelijk van de uitrusting beschikt de auto over
een 12V-aansluiting in het opbergvak in de mid-
denconsole voorin. Bovendien is afhankelijk van
de uitrusting van de auto een 12V-aansluiting in
het opbergvak in de middenconsole achterin ver-
krijgbaar.
12V-aansluiting in het opbergvak in de middencon-
sole voorin (voorbeeld)
#De voorzijde van het sierdeel van de afdekking
aantippen.
De afdekking gaat open in de richting van de
pijl.
#Het deksel 1van de contactdoos openklap-
pen en de stekker van het apparaat aanbren-
gen.
Als een apparaat op de 12V-aansluiting wordt
aangesloten, het deksel van het opbergvak
geopend laten.
230V230V-aansluiting ac-aansluiting achthtererin gin gebrebruikuikenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadiging
van aansluitkabel of contactdoos
Wanneer de aansluitkabel of de 230V‑aanslui-
ting uit de bekleding is getrokken, beschadigd
of nat is, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Alleen een droge en onbeschadigde aan-
sluitkabel gebruiken.
#Wanneer de auto is uitgeschakeld con-
troleren of de 230V‑aansluiting droog is.
#Een uit de bekleding getrokken of
beschadigde 230V‑aansluiting direct
laten controleren of vervangen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
#De aansluitkabel nooit in een uit de
bekleding getrokken of beschadigde
230V‑aansluiting steken.
Stoelen en opbergen 135135
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig werken met de contactdoos
Ukunt met name een stroomstoot krijgen:
RWanneer in de contactdoos wordtgegre-
pen.
RWanneer ongeschikte apparaten of voor-
werpen in de contactdoos worden gesto-
ken.
#Niet de binnenkant van de contactdoos
aanraken.
#Alleen geschikte apparaten op de con-
tactdoos aansluiten.
Erop letten dat er geen vloeistoen in de
230V‑aansluiting komen.
Wanneer de 230V‑contactdoos niet wordt
gebruikt, de contactdoosklep gesloten houden.
VVoorwoorwaaraardenden
REr zijn alleen apparaten met een passende
stekker, die voldoet aan de betreende lands-
pecieke normen, aangesloten.
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 150 W
aangesloten.
REr worden geen stekkerdozen gebruikt.
#De contactdoosklep 3openen.
#De stekker van het apparaat in de 230V‑aan-
sluiting 1steken.
Wanneer de boordnetspanning voldoende is
gaat het controlelampje 2branden.
Usb-aansluiting acUsb-aansluiting achthtererinin
Via de usb-aansluitingen kunnen usb-apparaten,
zoals een mobiele telefoon, worden opgeladen
met een passende laadkabel.
Wanneer de auto is ingeschakeld, kunnen de
apparaten worden opgeladen met 5V (tot 3A).
DrDraadloos opladen vaadloos opladen van de mobiele tan de mobiele telefelefoon enoon en
kkoppeling meoppeling met de buitt de buitenantenantenneenne
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het drt draadloosaadloos
opladen vopladen van de mobiele tan de mobiele telefelefoonoon
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
136136 Stoelen en opbergen
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door het
bewarenvan de voorwerpen in de
mobiele-telefoonhouder
Als u andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatst, kan er met name gevaar
voor brand ontstaan.
#Behalve een mobiele telefoon geen
andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatsen, vooral geen meta-
len voorwerpen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging vanvoorwer-
pen door het bewaren in de mobiele-tele-
foonhouder
Als voorwerpen in de houder van de mobiele
telefoon worden gelegd, kunnen ze door elek-
tromagnetische velden worden beschadigd.
#Geen creditcards, opslagmedia, skipas-
sen of andere gevoelig op elektromagne-
tische velden reagerende voorwerpen in
de mobiele-telefoonhouder leggen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de
mobiele-telefoonhouder door vloeistoen
Wanneer vloeistoen in de mobiele-telefoon-
houder terechtkomen, kan deze beschadigd
raken.
#Erop letten dat er geen vloeistoen in de
mobiele-telefoonhouder terechtkomen.
RAfhankelijk van de uitrusting van de auto
wordt de mobiele telefoon via de oplaadmo-
dule verbonden met de buitenantenne van de
auto.
RAlleen wanneer het contact is ingeschakeld
zijn de oplaadfunctie en de draadloze koppe-
ling van de mobiele telefoon met de buitenan-
tenne van de auto beschikbaar.
RKleine mobiele telefoons kunnen mogelijk niet
op elke plaats van de mobiele-telefoonhouder
worden opgeladen.
RGrote mobiele telefoons die niet in de
mobiele-telefoonhouder liggen, kunnen moge-
lijk niet worden opgeladen of worden gekop-
peld met de buitenantenne van de auto.
RDe mobiele telefoon kan bij het opladen warm
worden. Dit is afhankelijk van de actueel inge-
schakelde applicaties (apps).
Bij ingeschakelde airconditioning kan de
mobiele telefoon in de mobiele-telefoonhouder
worden gekoeld. De koelcapaciteit in de
mobiele-telefoonhouder is het grootst w de
regelaar in het dashboardkastje gesloten is.
Stoelen en opbergen 137137
RVoor eciënter opladen en koppeling met de
buitenantenne van de auto de beschermhoes
van de mobiele telefoon verwijderen. Dit geldt
niet voor beschermhoezen die voor het draad-
loos opladen zijn bedoeld.
RTijdens het opladen zo mogelijk de mat gebrui-
ken.
Mobiele tMobiele telefelefoon droon draadloos opladenaadloos opladen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen (Qi-compatibele mobiele tele-
foon).
Een lijst met Qi-compatibele mobiele telefoons
vindt u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com.
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op de mat 1
leggen.
Wanneer in het multimediasysteem het
oplaadsymbool wordtweergegeven, wordt de
mobiele telefoon opgeladen.
Storingen bij het opladen worden weergege-
ven op het centraal display.
%De mat kanworden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
ZendvZendverergunning vgunning voor Broor Braziliëazilië
Dit apparaat werkt in de secundaire modus; d.w.z.
het beschikt niet over een bescherming tegen
schadelijke interferenties, ook niet van stations
van hetzelfde type, en het mag geen interferenties
veroorzaken met systemen, die in de primaire
modus werken.
Dit product is toegestaan conform de in de veror-
dening 242/2000 vastgelegde procedure van het
Braziliaanse telecommunicatie-agentschap ANA-
TEL en voldoet aan de geldende technische eisen.
Meer informatie is verkrijgbaar op de website van
ANATEL. www.anatel.gov.br
#Meer informatie over de conformiteitsverkla-
ring radiograsche onderdelen van de auto.
VloerVloermattmatten aanbren aanbrengengen of ven of vererwiwijderjderenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
138138 Stoelen en opbergen
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
#AAanbranbrengengen:en: De drukknoppen 1op de hou-
ders 2drukken.
#VVererwiwijderjderen:en: De vloermatten van de houders
2trekken.
Stoelen en opbergen 139139
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
AAananwiwijzingjzingen ven voor heoor het aant aanpassen vpassen van de van de vererliclich-h-
ting biting bij buitj buitenlandse renlandse reizeneizen
AAututo's meo's met stt statiscatische LED-khe LED-koplamoplampen:pen: Het
omschakelen van de koplampen is niet nodig. Er
wordteveneens aan de wettelijke eisen voldaan in
landen waarin aan de andere kant van de weg
wordtgereden.
AAututo's meo's met Intt Intelligelligent Light Systent Light System:em: Voor het over-
schrijden van de grens met landen waarin aan de
andere kant van de wegwordtgereden, moeten
de koplampen op symmetrisch dimlicht worden
omgeschakeld (/pagina 148).
Na de omschakeling:
RHet tegemoetkomend verkeer wordt niet ver-
blind.
RDe kant van de wegwordt niet meer zo ver en
hoog verlicht.
RDe functies "verlichting voor snelwegen" en
"uitgebreid mistlicht" zijn niet beschikbaar.
Na terugkeer moet weer op asymmetrisch dim-
licht worden omgeschakeld.
AAananwiwijzingjzingen oven over ver vererliclichtingssysthtingssystemen en uwemen en uw
vvererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de auto
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk-
heid voor de correcte voertuigverlichting overeen-
komstig de heersende licht- en zichtomstandighe-
den, de wettelijke bepalingen en de verkeerssitua-
tie ligt bij de bestuurder van de auto.
VVererliclichtingsschtingsschakhakelaarelaar
LicLichtschtschakhakelaar bedienenelaar bedienen
1WLinker parkeerlicht
2XRechter parkeerlicht
3TStandlicht en kentekenplaatverlichting
4ÃAutomatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de lichtschakelaar)
140140 Licht en zicht
5LDimlicht/grootlicht
6RMistachterlicht in- of uitschakelen
Bij activering van het dimlicht wordt het controle-
lampje voor het standlicht Tgedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht Lvervangen.
#De auto altijd overeenkomstig wettelijke rege-
lingen veilig en voldoende verlicht parkeren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door stand-
licht
Als het standlichtgedurende meerdere uren
ingeschakeld blij, wordt de accu belast.
#Indien mogelijk het rechterXof het
linker Wparkeerlicht inschakelen.
Bij auto's die breder dan 2 m of langer dan 6 m
zijn, is in enkele landen de eenzijdige parkeerver-
lichting niet toegestaan. In dit gevalwordt ook in
de parkeerlichtstand het standlicht ingeschakeld.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende voertuig-
start automatisch uitgeschakeld.
De exterieurverlichting (behalve stads- en par-
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer het bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de omge-
vingsverlichting in acht nemen
(/pagina 148).
FFunctie vunctie van de autan de automatiscomatische rihe rijvjvererliclichtinghting
Wanneer de auto ingeschakeld is, worden het
standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht overeen-
komstig het omgevingslicht automatisch gescha-
keld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door uitgeschakeld dimlicht bij zichtbeper-
kingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand Ã
staat, schakelt het dimlicht bij mist, sneeuw
en andere zichtbeperkingen zoals spatwater
niet automatisch in.
#De verlichtingsschakelaar in dergelijke
situaties in de stand Ldraaien.
De automatisch rijverlichting is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het inscha-
kelen van de verlichting ligt altijd bij de bestuur-
der.
MistMistacachthtererliclicht in- of uitscht in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe verlichtingsschakelaar bevindt zich in de
stand Lof Ã.
#De toetsRindrukken.
De landspecieke regelingen voor gebruik van het
mistachterlicht in acht nemen.
Licht en zicht 141141
CombiscCombischakhakelaar velaar vererliclichting bedienenhting bedienen
1Grootlicht
2Knipperlichten rechts
3Lichtsignaal
4Knipperlichten links
#De betreende functie met de combischake-
laar bedienen.
GrGrooootlictlicht inscht inschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Lof Ã
draaien.
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1totvoorbij het drukpunt indrukken.
Bij activering van het grootlicht wordt het con-
trolelampje voor het dimlicht Lgedeacti-
veerd en door het controlelampje grootlicht
Kvervangen.
GrGrooootlictlicht uitscht uitschakhakelenelen
#De combischakelaar in de uitgangspositie
terugtrekken.
LicLichtsignaalhtsignaal
#De combischakelaar in de richting van de pijl
3trekken.
KnipperKnipperliclichthtenen
#KKorort knippert knipperen:en: De combischakelaar kort tot
het drukpunt in de richting van de pijl 2of
4drukken.
De betreende knipperlichten knipperen drie-
maal.
#PPerermanent knippermanent knipperen:en: De combischakelaar tot
voorbij het drukpunt in de richting van de pijl
2of 4drukken.
NNoodknipperoodknipperliclichthten in- of uitscen in- of uitschakhakelenelen
#De toets1indrukken.
142142 Licht en zicht
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Als vervolgens wordtverder gereden, wordt de
alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. U kunt de alarmknip-
perlichtinstallatie ook met de toets1uitschake-
len.
AAdapdaptievtieve functies MULe functies MULTIBEAM LED'sTIBEAM LED's
FFunctie vunctie van hean het Intt Intelligelligent Light Systent Light Systemem
De ACTIVE MULTIBEAM LED koplampen passen
zich aan de rij- en weersomstandigheden aan en
bieden uitgebreide functies voor een betere ver-
lichting van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende functies:
RActieve bochtenverlichting (/pagina 143)
RBochtenverlichting (/pagina 143)
RVerlichting voor snelwegen (/pagina 144)
RUitgebreid mistlicht (/pagina 144)
RSlechtweerverlichting (/pagina 144)
RCitylicht (/pagina 144)
Het systeem werkt alleen als het donker is.
FFunctie vunctie van de actievan de actieve boce bochthtenvenvererliclichtinghting
RDe koplampen volgen de stuurbewegingen.
RDaardoor worden relevante gebieden tijdens
het rijden beterverlicht.
De functies zijn bij ingeschakeld dimlicht actief.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto wordt
bovendien het verloop van de eigen rijstrook
geanalyseerd en de actieve bochtenverlichting
anticiperend aangestuurd.
WWererking vking van de bocan de bochthtenvenvererliclichtinghting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij-
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker wor-
den. De bochtenverlichting kan alleen worden
geactiveerd als het dimlicht ingeschakeld is.
In de volgende gevallen is de functie actief:
RBij snelheden onder 40 km/h en ingeschakeld
knipperlicht of gedraaid stuurwiel
RBij snelheden tussen 40 km/h en 70 km/h en
gedraaid stuurwiel
RRoottonde- en kronde- en kruisingsfunctie:uisingsfunctie: De bochtenverlich-
ting wordt door de verwerking van de actuele
Licht en zicht 143143
GPS-positie van de auto aan beide zijden geacti-
veerd. Het blij actief totdat de rotonde of krui-
sing wordtverlaten.
FFunctie vunctie van de van de vererliclichting vhting voor snelwoor snelwegegenen
De verlichting voor snelwegen vergroot het bereik
en de helderheid van de lichtbundel en maakt een
verder zicht mogelijk.
De functie is actief wanneer op een van de vol-
gende manieren een snelwegrit wordt herkend:
Raan de hand van de rijsnelheid
Rvia de multifunctionele camera
Rvia de navigatie
In de volgende gevallen is de functie niet actief:
Rbij snelheden onder 80 km/h
WWererking vking van hean het uitgt uitgebrebreide miseide mistlictlichtht
Het uitgebreid mistlicht vermindert de eigenver-
blinding en verbetert de verlichting van de kant
van de weg.
De functie wordt in de volgende situatie automa-
tisch geactiveerd:
RBij snelheden onder 70 km/h en ingeschakeld
mistachterlicht
De functie wordt in de volgende situatie automa-
tisch gedeactiveerd:
REr worden snelheden boven 100 km/h
bereikt.
RHet mistachterlicht is uitgeschakeld.
FFunctie vunctie van de slecan de slechtwhtweerveervererliclichtinghting
De slechtweerverlichting vermindert reecties bij
regen door het doelgericht dimmen van afzonder-
lijke LED's van de koplampen. De bestuurder en
andere verkeersdeelnemers worden zo minder
verblind.
FFunctie vunctie van hean het Cityt Cityliclichtht
Het Citylicht verbetert de verlichting van de zij-
kant van de weg binnen de bebouwde kom door
een brede lichtverdeling.
In de volgende gevallen is de functie actief:
Rbij lage snelheden
Rin verlichte gebieden binnen de bebouwde
kom
IntIntelligelligent Light Systent Light System in- of uitscem in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
144144 Licht en zicht
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Intelligent Light System
#De functie in- of uitschakelen.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistentent
FFunctie vunctie van de adapan de adaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistentent
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent kangeen reke-
ning houden met de weg- en weersomstandighe-
den en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent is slechts een
hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de cor-
recte voertuigverlichting overeenkomstig de heer-
sende licht- en zichtomstandigheden en de ver-
keerssituatie ligt bij u.
De adaptieve grootlichtassistent wisselt automa-
tisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGrootlicht
Bij snelheden boven 30 km/h:
RAls geen andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het grootlicht
ingeschakeld.
Licht en zicht 145145
In de volgende gevallen wordt het grootlicht auto-
matisch uitgeschakeld:
Rbij snelheden onder 25 km/h
Rwanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend
Rbij voldoende straatverlichting
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
InscInschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als de adaptieve grootlichtassistent wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje _in
het middelste weergavegebied van het instru-
mentendisplay branden.
UitscUitschakhakelenelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
WWererking vking van de adapan de adaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent Plus kangeen
rekening houden met de weg- en weersomstan-
digheden en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
146146 Licht en zicht
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt auto-
matisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGedeeltelijk grootlicht
RGrootlicht
RULTRA RANGE grootlicht
Het ULTRA RANGE grootlicht vergroot de helder-
heid van de lichtbundel tot het wettelijk toege-
stane maximum.
Het gedeeltelijk grootlicht zondert andere ver-
keersdeelnemers af van het grootlichtgebied. Het
verblindt hen niet en verscha de bestuurder toch
volledig grootlicht rond de afgezonderde voertui-
gen.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende straat-
verlichting:
RHet gedeeltelijk grootlicht en grootlicht scha-
kelen automatisch uit.
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Bij snelheden boven 40 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend en de rijbaan rechtverloopt,
wordt automatisch het ULTRA RANGE groot-
licht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
RWanneer sterk reecterende borden worden
herkend, wordt het ULTRA RANGE grootlicht
automatisch uitgeschakeld.
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plus in- of uitscent Plus in- of uitschakhake-e-
lenlen
InscInschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als het grootlicht in het donker automatisch
wordt ingeschakeld, gaat het controle-
lampje _op het middelste weergaveveld
van het instrumentendisplay branden.
Licht en zicht 147147
UitscUitschakhakelenelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
DimlicDimlicht instht instellen (alleen autellen (alleen auto's meo's met MULt MULTIBEAMTIBEAM
LED-kLED-koplamoplampen)pen)
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Dimlicht
#Rechts verkeer,Links verkeer of Automatisch
selecteren.
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd ejd extxtererieurvieurvererliclichtinghting
instinstellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe verlichtingsschakelaar staat in de stand
Ã.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Uitschakelvertr. buiten
#Een uitschakelvertragingstijd van de verlich-
ting instellen.
Bij het parkerenvan de auto wordt de exte-
rieurverlichting gedurende de ingestelde tijd
geactiveerd.
OrOriëntiëntatievatievererliclichting in- of uitschting in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Oriëntatieverlichting
Bij actieve Oriëntatieverlichting brandt de exte-
rieurverlichting gedurende 40 seconden na het
ontgrendelen van de auto. Als de auto wordt
gestart, wordt de oriëntatieverlichting gedeacti-
veerd en het automatisch rijlicht geactiveerd.
#De functie in- of uitschakelen.
IntIntererieurvieurvererliclichtinghting
IntIntererieurvieurvererliclichting insthting instellenellen
Bedieningspaneel dakconsole vBedieningspaneel dakconsole vooroorinin
1pLeeslampje linksvoor
2SAutomatische besturing van interieur-
verlichting
3cInterieurverlichting voorin
4uInterieurverlichting achterin
5pLeeslampje rechtsvoor
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De betreende toets1-
5indrukken.
148148 Licht en zicht
Bedieningseenheid in handgrBedieningseenheid in handgreepeep
1pLeeslampje achterin
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De toets1indrukken.
SfSfeerveervererliclichting insthting instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instKleur instellenellen
#Kleur selecteren.
#De gewenste kleur instellen.
HelderHelderheid instheid instellenellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
LicLichtsthtstererktkte ve van de zones activan de zones activererenen
#Helderheid selecteren.
#Helderheidszones selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
of
#De helderheid instellen voor de gewenste
zones.
MeerMeerkleurkleurigige ve vererliclichting activhting activererenen
#Kleur selecteren.
#Meerkleurig selecteren.
#Een kleurencombinatie selecteren.
MeerMeerkleurkleurigige animatie active animatie activererenen
#Kleur selecteren.
#Meerkleurig geanimeerd selecteren.
De ingestelde kleurencombinatie verandert
met een vast ritme.
WWelkelkomsomstvtvererliclichting activhting activererenen
#Kleur selecteren.
#Welkom selecteren.
Bij het ontgrendelen van de auto doorloopt de
sfeerverlichting een speciaal scenario.
AfhankAfhankelielijkheid vjkheid van de klimaatinstan de klimaatinstellingellingen activen active-e-
rrenen
#Kleur selecteren.
#Klimaatregeling selecteren.
Bij wijzigingenvan de temperatuurinstelling in
de auto verandert kort de kleur van de sfeer-
verlichting.
Licht en zicht 149149
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd intjd intererieurvieurvererliclichting in- ofhting in- of
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Uitsch.vertr. binnen
#De uitschakelvertragingstijd van de verlichting
in- of uitschakelen.
Wanneer deze functie actief is, blij de inte-
rieurverlichting na het vergrendelen van de
auto nog een korte tijd branden.
RRuituitenenwisserwissers en rs en ruituitensprensproeieroeierinstinstallatieallatie
RRuituitenenwisserwissers vs voorroorruit in- of uitscuit in- of uitschakhakelenelen
1gRuitenwissers uit
2ÄIntervalwissen normaal
3ÅIntervalwissen vaak
4°Continu wissen langzaam
5¯Continu wissen snel
#De combischakelaar in de betreende stand
1-5draaien.
#Eenmaal wissen rEenmaal wissen resp. spresp. sproeien:oeien: De toets op
de combischakelaar in de richting van de pijl
1drukken.
RíEenmaal wissen
RîWissen met ruitensproeiervloeistof
%De aanwijzingen met betrekking tot het was-
sen van de auto in de wasstraat in acht
nemen (/pagina 382).
RRuituitenenwisserbladen vwisserbladen voorroorruit vuit ververvangangenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
150150 Licht en zicht
RRuituitenenwisserwisserararmen in de vmen in de ververvangingsstangingsstand zeand zettttenen
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toetsîop
de combischakelaar gedurende circa
drie seconden indrukken (/pagina 150).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
RRuituitenenwisserbladen vwisserbladen vererwiwijderjderenen
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
#De schuif 2in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de demontagepositie ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
4van de ruitenwisserarm verwijderen.
RRuituitenenwisserbladen aanbrwisserbladen aanbrengengenen
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1op de ruitenwisserarm aanbrengen.
#De schuif 2in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie
vergrendelt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
Licht en zicht 151151
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toetsîindruk-
ken.
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
OnderOnderhoudsindicatiehoudsindicatie
#De beschermfolie 1van de onderhoudsindi-
catie bij de punt van het blad van het nieuwe
ruitenwisserblad lostrekken.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen
vervangen.
%De tijd tot het veranderen van de kleur is
afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.
SpiegSpiegelsels
BuitBuitenspiegenspiegels bedienenels bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
152152 Licht en zicht
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van de buitenspiegel door ver-
keerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
#Daarom altijd de daadwerkelijke afstand
tot andere verkeersdeelnemers inschat-
ten door over de schouder te kijken.
BuitBuitenspiegenspiegels in- en uitklappenels in- en uitklappen
#De toets1kort indrukken.
BuitBuitenspiegenspiegels initialiserels initialiserenen
%Nadat de accukabels losgemaakt zijn of als de
accu ontladen was, moeten de buitenspiegels
opnieuw worden geïnitialiseerd. Alleen zo
werkt het automatisch inklappen van de spie-
gels.
#De toets1kort indrukken.
BuitBuitenspiegenspiegels instels instellenellen
#Met de toetsen 3of 4de in te stellen bui-
tenspiegel selecteren.
#Met de toets2de stand van het spiegelglas
instellen.
BuitBuitenspiegenspiegel vel vergrergrendelenendelen
#Auto's zonder elektrisch inklapbare buiten-
spiegels: De buitenspiegel met de hand in de
juiste stand drukken.
#Auto's met elektrisch inklapbare buitenspie-
gels: De toets1ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een klap. De buitenspiegel neemt de cor-
recte positie in.
Licht en zicht 153153
FFunctie vunctie van de autan de automatiscomatisch dimmende spiegh dimmende spiegelsels
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door elektrolytvan de
dimmende spiegel
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende spiegel breekt, kan elektrolyt naar bui-
tenkomen.
De elektrolyt is schadelijk voor de gezondheid
en veroorzaakt irritaties. Het mag niet in con-
tact met huid, ogen, ademhalingsorganen of
kleding komen of ingeslikt worden.
#Bij contact met elektrolyt het volgende in
acht nemen:
RElektrolyt op de huid direct met
water afspoelen en zo snel mogelijk
de hulp van een arts inroepen.
RElektrolyt in de ogen direct grondig
met schoon water uitspoelen en zo
snel mogelijk de hulp van een arts
inroepen.
RWanneer elektrolyt is ingeslikt, direct
grondig de mond uitspoelen. Geen
braken opwekken. Zo snel mogelijk
naar een arts gaan.
RMet elektrolytvervuilde kleding
direct vervangen.
RBij allergische reacties direct naar
een arts gaan.
De binnen- en buitenspiegel aan de bestuurders-
zijde blinderen automatisch als licht op de sensor
van de binnenspiegel valt.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
In de volgende situaties dimt het systeem niet:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
RDe interieurverlichting is ingeschakeld.
FFunctie vunctie van de inan de inparkparkeersteerstand vand van de buitan de buitenspie-enspie-
ggel aan passagierel aan passagiersziszijdejde
De inparkeerstand helpt u bij het inparkeren.
In de volgende situaties klapt de buitenspiegel aan
passagierszijde omlaag in de richting van het ach-
terwiel aan passagierszijde:
RDe inparkeerstand is opgeslagen
(/pagina 155).
RDe buitenspiegel aan passagierszijde is gese-
lecteerd.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
De buitenspiegel aan passagierszijde wordt in de
volgende situaties teruggezet:
RU plaatst de transmissie in een andere trans-
missiestand.
REr wordt sneller dan 15 km/h gereden.
RDe toetsvoor de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde wordt ingedrukt.
154154 Licht en zicht
InInparkparkeersteerstand vand van de buitan de buitenspiegenspiegel aan passa-el aan passa-
giergiersziszijde via de acjde via de achthtereruitvuitverersnelling opslaansnelling opslaan
OpslaanOpslaan
#Via de toets2de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
#Met de toets1de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
OprOproepenoepen
#Via de toets2de buitenspiegel aan passa-
gierszijde selecteren.
#De achteruitversnelling inschakelen.
De buitenspiegel aan passagierszijde kantelt
naar de opgeslagen inparkeerstand.
AAututomatiscomatisch inklappen vh inklappen van de buitan de buitenspiegenspiegels in-els in-
en uitscen uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#Automatisch inklappen in- of uitschakelen.
Vlak in de vVlak in de voorroorruit dat ruit dat radiogolvadiogolven dooren doorlaatlaat
Apparatuur die met radiogolvenwerkt, bijvoor-
beeld tolhengssystemen, kan alleen in het vlak
in de voorruit dat radiogolven doorlaat 1worden
gemonteerd.
Het vlak dat radiogolven doorlaat 1is het beste
vanaf de buitenzijde zichtbaar als de voorruit
wordt beschenen met een extra lichtbron.
WWererking vking van dean de infrinfrararood-rood-reecteectererendeende vvoorroorruituit
De infrarood-reecterende voorruit is voorzien van
een coating en voorkomt een te sterke opwarming
van het interieur.
Licht en zicht 155155
De coating beschermt het interieur tegenradio-
golven.
156156 Licht en zicht
OvOvererziczicht tht tememperperatuurratuurregegelsystelsystemenemen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de klimaatrt de klimaatregege-e-
lingling
Opdat de airconditioning, de controle op schade-
lijke stoen en de ltering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurlter samen met
het voorlter in de motorruimte worden gebruikt.
Door Mercedes-Benz geadviseerde en vrijgegeven
lters gebruiken. Onderhoudswerkzaamheden
altijd laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
OvOvererziczicht airht aircobedieningseenheidcobedieningseenheid
De controlelampjes in de toetsen geven aan dat
de betreende functie geactiveerd is. Aircobedieningseenheid THERMATIC met/zonder
standverwarming (voorbeeld)
1wTemperatuur instellen, links
2_Luchtverdeling instellen
3HLuchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4ÃKlimaatregeling automatisch regelen
(/pagina 159)
5¬Voorruit ontwasemen
6Auto's met aircobedieningseenheid THERMA-
TIC (zonder standverwarming): tKlimaat-
menu oproepen
Auto's met aircobedieningseenheid THERMA-
TIC (met standverwarming, plug-in-hybride) of
THERMOTRONIC (met/zonder standverwar-
ming, plug-in-hybride): !Klimaatmenu
oproepen, restwarmte in- of uitschakelen
(/pagina 160)
7¤Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
8Auto's met aircobedieningseenheid THERMA-
TIC zonder standverwarming: 0Synchro-
nisatie in- of uitschakelen (/pagina 159)
Auto's met aircobedieningseenheid THERMO-
TRONIC zonder standverwarming: ¿A/C-
functie in- of uitschakelen (/pagina 158)
Auto's met standverwarming: &De stand-
verwarming in- of uitschakelen
(/pagina 165)
Plug-in-hybride: &"Directe klimaatregeling
vooraf" in- of uitschakelen (/pagina 164)
9gLuchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/pagina 160)
Klimaatregeling 157157
AAuto's met aircobedieningseenheid THERMA-
TIC: ¿A/C-functie in- of uitschakelen
(/pagina 158)
Auto's met aircobedieningseenheid THERMO-
TRONIC: _Luchtverdeling instellen rechts
BwTemperatuur instellen, rechts
Bedieningseenheid acBedieningseenheid achthtererin biin bij autj auto's meo's met airt airco-co-
bedieningseenheid THERMObedieningseenheid THERMOTRTRONICONIC
1Temperatuur instellen
2Display
3Luchthoeveelheid instellen
TTememperperatuurratuurregegelsystelsysteem bedieneneem bedienen
KlimaatrKlimaatregegeling in- en uitsceling in- en uitschakhakelenelen
#InscInschakhakelen:elen: De luchthoeveelheid met de
toetsHin de stand 1 of hoger instellen.
#UitscUitschakhakelen:elen: De luchthoeveelheid met de
toetsHin de stand 0 instellen.
Wanneer de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun-
nen de ruiten sneller beslaan. Klimaatregeling
slechts kortstondig uitschakelen.
A/C-functie via airA/C-functie via aircobedieningseenheid in- of uit-cobedieningseenheid in- of uit-
scschakhakelenelen
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#De toets¿indrukken.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen tekenvan een defect.
Klimaatmenu oprKlimaatmenu oproepenoepen
Klimaatmenu via heKlimaatmenu via het multimediasystt multimediasysteem opreem oproe-oe-
penpen
#Een van de temperatuurweergaven onder aan
het mediadisplay selecteren.
Klimaatmenu via de tKlimaatmenu via de toeoets in de airts in de aircobedienings-cobedienings-
eenheid opreenheid oproepenoepen
#De toets!van de aircobedieningseenheid
indrukken.
A/C-functie via multimediasystA/C-functie via multimediasysteem in- of uitsceem in- of uitscha-ha-
kkelenelen
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#1e zitrij selecteren.
#A/C selecteren.
158158 Klimaatregeling
KlimaatrKlimaatregegeling auteling automatiscomatisch rh regegelenelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de luchttoevoer geregeld en
constant gehouden.
#De toetsÃindrukken.
#OmscOmschakhakelen naar handmatigelen naar handmatige functie:e functie: De
toetsHof _indrukken.
AirAircoscostitijljl
WWererking vking van de klimaatmodusan de klimaatmodus
In de automatische stand zijn de volgende kli-
maatmodi beschikbaar:
RFFOCUS:OCUS: Grote luchthoeveelheid, iets koelere
instelling
RMEDIUM:MEDIUM: Gemiddelde luchthoeveelheid, stan-
daardinstelling
RDIFFUUS:DIFFUUS: Lage luchthoeveelheid, iets war-
mere en tochtvrije instelling
Klimaatmodus instKlimaatmodus instellenellen
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#1e zitrij of 2e zitrij selecteren.
#Het menu AIRCOSTIJL oproepen.
#Een klimaatmodus selecteren.
LLucuchtvhtvererdeling instdeling instellenellen
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#Een rij zitplaatsen selecteren.
#De lucDe luchtvhtvererdeling instdeling instellen:ellen: ¯,Pof
Oselecteren.
#De luchthoeveelheid instellen.
%Er kunnen meerdere luchtverdelingen tegelij-
kertijdworden geselecteerd, om bijvoorbeeld
de temperatuur bij de voorruit en in de been-
ruimte gelijktijdig te regelen.
De klimaatregeling van de voorruit ¯kan
alleen voor de eerste rij zitplaatsen worden
geselecteerd.
SyncSynchrhronisatiefunctie vonisatiefunctie van de klimaatran de klimaatregegeling viaeling via
airaircobedieningseenheid in- of uitsccobedieningseenheid in- of uitschakhakelenelen
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre-
geling centraal geregeld. De temperatuurinstelling
en de luchtverdelingsinstelling van de bestuur-
derszijde worden automatisch overgenomen voor
de passagierszijde.
#De toets0indrukken.
Wanneer de instelling van een andere klimaatre-
gelingszone wordtgewijzigd, wordt de synchroni-
satiefunctie uitgeschakeld.
SyncSynchrhronisatiefunctie vonisatiefunctie van de klimaatran de klimaatregegeling viaeling via
hehet multimediasystt multimediasysteem in- of uitsceem in- of uitschakhakelenelen
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre-
geling centraal geregeld. De instellingen van de
bestuurder voor temperatuur, luchthoeveelheid en
luchtverdeling worden automatisch overgenomen
voor elke klimaatzone.
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#1e zitrij selecteren.
#SYNC selecteren.
Condens vCondens van de ran de ruituiten ven vererwiwijderjderenen
VVan binnen beslagan binnen beslagen ren ruituitenen
#De toetsÃindrukken.
Klimaatregeling 159159
#Als de ruiten beslagen blijven: De toets¬
indrukken.
VVan buitan buiten beslagen beslagen ren ruituitenen
#De ruitenwissers inschakelen.
#De toetsÃindrukken.
LLucuchtrhtrecirecirculatie in- of uitscculatie in- of uitschakhakelenelen
#De toetsgindrukken.
De interieurlucht wordtgerecirculeerd.
De luchtrecirculatie schakelt na enige tijd automa-
tisch over naar de buitenluchtmodus.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
RResestwtwararmtmte in- of uitsce in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe motor is afgezet.
Met de restwarmte van de motorkan de fron-
truimte van de auto, afhankelijk van de ingestelde
temperatuur, circa 30 minuten worden verwarmd
of geventileerd.
#InscInschakhakelen:elen: De toets!indrukken.
De restwarmte wordt automatisch uitgeschakeld.
Ionisatie in- of uitscIonisatie in- of uitschakhakelenelen
De ionisatie verbetert de kwaliteit van de interi-
eurlucht. De ionisatie van de interieurlucht zelf is
reukloos.
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#Luchtkwaliteit selecteren.
#IONISERING selecteren.
PPararfumerfumeringssystingssysteemeem
PPararfumerfumeringssystingssysteem insteem instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe automatische airconditioning is ingescha-
keld.
RHet dashboardkastje is gesloten.
Het parfumeringssysteem verspreidt met behulp
van een acon in het dashboardkastje een aange-
name geur in het interieur.
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#Luchtkwaliteit selecteren.
#PARFUMERING selecteren.
#Net zo vaak drukken totdat de gewenste inten-
siteit is bereikt.
Flacon vFlacon van hean het part parfumerfumeringssystingssysteem aanbreem aanbrengengenen
of vof vererwiwijderjderenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
parfumvloeistof
Wanneer kinderen de acon openen, zouden
ze de parfumvloeistof kunnen drinken of in de
ogen kunnen krijgen.
#Kinderen niet zonder toezicht in de auto
achterlaten.
#Wanneer de parfumvloeistof is gedron-
ken, direct naar een arts gaan.
160160 Klimaatregeling
#Wanneer parfumvloeistof in de ogen
terecht is gekomen, de ogen met schoon
water uitspoelen.
#Bij aanhoudende klachten naar een arts
gaan.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
ondeskundige afvoer vanvolle acons
Volle acons mogen niet met het
huisvuil worden afgevoerd.
#
Volle acons bij een afval inza-
melstation inleveren.
1Deksel
2Flacon
#AAanbranbrengengen:en: De acon tot de aanslag in de
houder schuiven.
#VVererwiwijderjderen:en: De acon eruit trekken.
Wanneer niet-originele Mercedes-Benz parfums
worden gebruikt, de waarschuwing op de verpak-
king van de parfumvloeistof in acht nemen.
De acon met origineel Mercedes-Benz parfum
nadat deze opgebruikt is afvoeren en niet opnieuw
vullen.
Flacon om zelf tFlacon om zelf te vullene vullen
#De dop van de lege acon losdraaien.
#De acon met maximaal 15 ml vullen.
#De dop op de acon draaien.
De lege, zelf te vullen acon altijd met dezelfde
parfumvloeistof vullen. Het afzonderlijke informa-
tieblad dat bij de acon is gevoegd in acht nemen.
InfInforormatie ovmatie over de ver de voorroorruitvuitverwerwararmingming
De voorruitverwarming wordt automatisch inge-
schakeld als de toets¬is geactiveerd.
Nadat de auto is gestart wordt de voorruitverwar-
ming automatisch naar behoee ingeschakeld.
Klimaatregeling 161161
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
WWererking vking van de klimaatran de klimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
De omgeving van de bestuurdersstoel, of het
gehele interieur, kan al voor het instappen kort-
stondig worden voorverwarmd of -gekoeld.
Bij het voorkoelen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Bij het voorverwarmen worden de volgende func-
ties naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RVlakkenverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
RParfumering
RIonisering
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel instel instellenellen
#Het klimaatmenu oproepen.
#Voorklimatisering selecteren.
In- en uitscIn- en uitschakhakelenelen
#Zselecteren.
#Voorklimatisering via sleutel selecteren.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel in- of uitscel in- of uitschakhake-e-
lenlen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#InscInschakhakelen:elen: De auto ontgrendelen.
De klimaatregelingsfuncties worden bij het
voorverwarmen en bij het voorkoelen maxi-
maal vijf minuten ingeschakeld.
De klimaatregeling vooraf via de sleutel kan niet
meer dan tweemaal worden ingeschakeld als de
auto geparkeerd is.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets&omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
RVlakkenverwarming
RParfumering
RIonisatie
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijdjd
WWererking vking van de klimaatran de klimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de ver-er-
trtrektiektijdjd
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
162162 Klimaatregeling
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kanworden verwarmd en gekoeld als
de auto geparkeerd is.
Als de auto is aangesloten op een stroomvoorzie-
ning, hee het opladen van de hoogspannings-
accu tot een vastgelegde minimale laadtoestand
voorrang.
Onder de volgende voorwaarden kan de draaiperi-
ode van de klimaatregeling vooraf korter worden:
RDe auto is niet op een stroomvoorziening aan-
gesloten.
RDe hoogspanningsaccu is niet voldoende
opgeladen.
Door de actieve klimaatregeling vooraf kan de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu ook bij
een aangesloten laadkabelstekker teruglopen.
Bij het koelen worden de volgende functies naar
behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Bij het verwarmen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RVlakkenverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
RParfumering
RIonisering
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#Het klimaatmenu oproepen.
#Voorklimatisering selecteren.
EenmaligEenmalige ve verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#EENMALIG selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
AActievctieve ve verertrtrektiektijd bewjd bewerkerkenen
#Het stisymbool naast de weergegevenver-
trektijd selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
WWeekpreekproeloel instinstellenellen
#WEEKPROFIEL selecteren.
#De gewenste vertrektijden instellen, bijvoor-
beeld elke dag om 8:00 uur.
Zone selectZone selectererenen
#Zselecteren.
#Alleen best.stoel selecteren.
Wanneer de instelling Alleen best.stoel
gedeactiveerd is, wordt de klimaatregeling
vooraf voor de gehele auto uitgevoerd.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd in- of uit-jd in- of uit-
scschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
Klimaatregeling 163163
#InscInschakhakelen:elen: De vertrektijd instellen
(/pagina 163).
De klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
wordt maximaal 55 minuten voor de gekozen
vertrektijd ingeschakeld. Bij vertraging van de
vertrektijd blij de klimaatregeling nog vijf
minuten werken.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets&omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
RVlakkenverwarming
RParfumering
RIonisatie
DirDirectecte klimaatre klimaatregegeling veling voorooraf in- of uitscaf in- of uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kan, bijvoorbeeld tijdens een riton-
derbreking, tot 50 minuten verder worden ver-
warmd of gekoeld.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw:Blauw: Koelen is ingeschakeld.
RRRood:ood: Verwarmen is ingeschakeld.
Rggeel:eel: Vertrektijd is voorgeselecteerd.
#De gewenste temperatuur met de toetsw
instellen.
164164 Klimaatregeling
#De toets1indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets1gaat branden of doo.
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatieentilatie
WWererking vking van de stan de standvandverwerwararming of -vming of -ventilatieentilatie
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe lucht in het interieur wordttot de inge-
stelde temperatuur verwarmd of gekoeld.
RDe lucht in het interieur kan niet tot onder de
buitentemperatuur worden afgekoeld.
RAls de buitentemperatuur wijzigt, wordt auto-
matisch omgeschakeld van de verwarmings-
naar de ventilatiefunctie, of van de ventilatie-
naar de verwarmingsfunctie.
De standverwarming en de uitgang van de uitlaat-
gassen bevinden zich bij het rechtervoorwiel.
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatie via bedieningseen-entilatie via bedieningseen-
heid in- of uitscheid in- of uitschakhakelenelen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijpgeblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld in geslotenruimtes het geval, of als de
auto in de sneeuw vastzit.
#In geslotenruimtes zonder afzuiginstalla-
tie de standverwarming uitschakelen, bij-
voorbeeld in de garage.
#Wanneer de auto draait of wanneer de
extra verwarming is ingeschakeld, de uit-
laateindpijp en de omgeving van de auto
sneeuwvrij houden.
#Aan de luwzijde van de auto een portier
of een dakluik openen, om voldoende
buitenlucht in het interieur te laten
komen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door hete
onderdelen van de standverwarming en
uitlaatgassen
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#Als de standverwarming is ingeschakeld
ervoor zorgen dat:
Rhete onderdelen van de auto niet in
contact komen met brandbaar mate-
riaal.
Rde uitlaatgassen ongehinderd via de
uitlaateindpijp van de standverwar-
ming naar buiten kunnen treden.
Rde uitlaatgassen niet met brandbaar
materiaal in aanraking komen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door gebruik
van de standverwarming-ventilatie
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie
belast de accu.
Klimaatregeling 165165
#Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ven-
tileren van de auto een langere afstand
rijden.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe brandstoank is ten minste tot de reserve-
stand gevuld.
#De temperatuur via de toetswinstellen.
#De toets&indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toetsgaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw:Blauw: De standventilatie is ingeschakeld.
RRRood:ood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel:Geel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
De standverwarming/-ventilatie wordt na
50 minuten uitgeschakeld.
Bediening via app:Bediening via app: De standverwarming/-ventila-
tie kan ook via de app van Mercedes me connect
worden bediend. Meer informatie vindt u in de
afzonderlijke handleiding onder https://
moba.i.daimler.com/markets/ece-row/baix/
cars/connectme/de_DE/#emotions/
Startseite.html.
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatie via multimediasyentilatie via multimediasys-s-
tteem insteem instellenellen
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 158).
#Standverwarming selecteren.
VVerertrtrektiektijd selectjd selectererenen
#De tijd TIJD A: XX,TIJD B: XX of TIJD C: XX
selecteren.
VVerertrtrektiektijd instjd instellenellen
#De tijd TIJD A: XX,TIJD B: XX of TIJD C: XX
selecteren.
#De pen naast de tijd selecteren.
#Een tijd instellen.
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatie via afstentilatie via afstandsbedie-andsbedie-
ning instning instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe brandstoank is ten minste tot de reserve-
stand gevuld.
DirDirect inscect inschakhakelenelen
#De toetsulang indrukken.
VVerertrtrektiektijd instjd instellenellen
#De toetsukort indrukken.
#De toets,of .zo vaak indrukken, tot
de tijd die moet worden gewijzigd op het dis-
play verschijnt.
166166 Klimaatregeling
#De toetsen uen ^tegelijkertijd indruk-
ken.
Het symbool Îknippert op het display van
de afstandsbediening.
#Met de toetsen ,en .de gewenste
vertrektijd instellen.
#De toetsen uen ^tegelijkertijd indruk-
ken.
De nieuwe vertrektijd is nu opgeslagen.
Er kunnen maximaal drie vertrektijden worden
opgeslagen.
#VVerertrtrektiektijd activjd activereren:en: De gewenste vertrektijd
selecteren en de toetsulang indrukken.
Op het display verschijnen het symbool Í,
de vertrektijd en, afhankelijk van de geselec-
teerde vertrektijd, de letter AA, B, B of CC.
#VVerertrtrektiektijd deactivjd deactivereren:en: De gewenste vertrek-
tijd selecteren en de toets^lang indruk-
ken.
Op het display verschijnt OFFOFF.
#SSttatus vatus van de actievan de actieve ste standvandverwerwararming con-ming con-
trtroleroleren:en: De toetsukort indrukken.
DirDirect uitscect uitschakhakelenelen
#De toets^lang indrukken.
OvOvererziczicht displaht displaymeldingymeldingen ven van de afstan de afstandsbedie-andsbedie-
ning (stning (standvandverwerwararming/-vming/-ventilatie)entilatie)
1Standventilatie ingeschakeld
2Standverwarming ingeschakeld
3Geselecteerde vertrektijd
4Resterende tijd van de standverwarming/-
ventilatie (in minuten)
5Standverwarming/-ventilatie actief
6Vertrektijd geactiveerd
7Signaalsterkte
Verdere weergavemogelijkheden:
RTTiijd:jd: De geactiveerde vertrektijd.
RNul minutNul minuten:en: De draaitijd van de standverwar-
ming wordtverlengd, omdat de motor bij het
starten nog niet de bedrijfstemperatuur hee
bereikt.
ROFF:OFF: De standverwarming/-ventilatie is uitge-
schakeld.
BattBatterierij vj van de afstan de afstandsbediening vandsbediening ververvangangenen
(st(standvandverwerwararming)ming)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve
bestanddelen. Als batterijen worden ingeslikt,
kunnen er binnen twee uur ernstige inwendige
brandwonden optreden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Als de afdekking en/of het deksel van
het batterijenvak niet goed sluit, de sleu-
Klimaatregeling 167167
tel niet meer gebruiken en buiten het
bereik van kinderen bewaren.
#Wanneer batterijen zijn ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Batterijen bevatten giige en agres-
sieve bestanddelen.
#
Ontladen batterijen bij een
gekwaliceerde werkplaats of bij een
inzamelpunt voor oude batterijen afge-
ven.
VVoorwoorwaaraardenden
REen lithiumbatterij van het type CR2450 is
beschikbaar.
Mercedes-Benz adviseert de batterij te laten ver-
vangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Met een spits voorwerp in de uitsparing 1
drukken.
#De batterij-afdekking 2in de richting van de
pijl naar achteren schuiven en de lege batterij
verwijderen.
#De nieuwe batterij 3met de tekst omhoog
aanbrengen.
#De batterij-afdekking 2tegen de richting van
de pijl op de afstandsbediening schuiven, tot
de batterij-afdekking vergrendelt.
PrProblemen meoblemen met de afstt de afstandsbediening vandsbediening van dean de
ststandvandverwerwararming/-vming/-ventilatie ventilatie vererhelpenhelpen
Op heOp het displat display vy van de afstan de afstandsbediening vandsbediening ver-er-
scschihijnt Fjnt FAILAIL ¨¨
Mogelijke oorzaak:
RDe signaaloverdracht tussen de zender en ont-
vanger vertoont een storing.
#De stand ten opzichte van de auto veranderen,
zo nodig dichter bij de auto gaan staan.
Op heOp het displat display vy van de afstan de afstandsbediening vandsbediening ver-er-
scschihijnt Fjnt FAILAIL
Mogelijke oorzaak:
RDe startaccu is niet voldoende opgeladen.
#De startaccu laden.
RDe brandstoank is niet tot het reservepeil
gevuld.
#Bij het eerstvolgende tankstation tanken.
168168 Klimaatregeling
Op heOp het displat display vy van de afstan de afstandsbediening vandsbediening ver-er-
scschihijnt Fjnt FAILAIL ¯¯
Mogelijke oorzaak:
RDe standverwarming vertoont een storing.
#De standverwarming bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningenen
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningen ven vóór instóór instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit-
stroomopeningen naar het interieur te waarbor-
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe luchtroosters in het interieur altijd vrijhou-
den.
RDe luchtinlaat vrijhouden van afzettingen
(/pagina 382).
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: De regelaar 2tot de aan-
slag rechts- of linksom draaien.
#LLucuchtrhtricichting insthting instellen:ellen: De luchtuitstroomope-
ningen 1in het midden vastpakken en naar
boven, beneden, links of rechts zwenken.
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningen acen achthtererin instin instellenellen
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: De draaiknop 2tot de
aanslag rechts- of linksom draaien.
#LLucuchtshtstrtroomroomricichting insthting instellen:ellen: De luchtuit-
stroomopening 1in het midden vastpakken
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
Klimaatregeling 169169
LLucuchtuitshtuitstrtroomopening in dashboaroomopening in dashboardkdkasastje ope-tje ope-
nen en sluitnen en sluitenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging temperatuur-
gevoelige voorwerpen in het dashboard-
kastje
Door de luchtuitstroomopening in het dash-
boardkastje kunnen daar bewaarde, tempera-
tuurgevoelige voorwerpen worden beschadigd.
#Wanneer de auto wordtverwarmd, de
luchtuitstroomopening sluiten.
#Bij hoge buitentemperaturen de luchtuit-
stroomopening openen en de A/C-func-
tie inschakelen.
Opdat het dashboardkastje gekoeld wordt, moet
de automatische airconditioning ingeschakeld zijn. 1Regelaar luchtuitstroomopening
2Luchtuitstroomopening
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: De regelaar 1rechts- of
linksom draaien.
170170 Klimaatregeling
RiRijdenjden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot Mert Mercedes-cedes-AMGAMG
autauto'so's
De aanwijzingen over de volgende onderwerpen in
de aanvullende handleiding lezen, anders kunt u
gevaren niet herkennen.
%De beschikbaarheid van enkele functies is
afhankelijk van de uitvoering en het model.
REmotion Start
RAMG Performance-uitlaatsysteem
RAMG remsysteem met hoogwaardige kerami-
sche composietremschijven
RRACE START
RDRIFT MODE
RAMG RIDE CONTROL +
RAMG stuurwieltoetsen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot plug-in-ht plug-in-hybrybrideide
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de plug-in-ht de plug-in-hybrybri-i-
defunctiedefunctie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandwonden‑ en ver-
giigingsgevaar bij beschadigde hoog-
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Elektrolytspatten direct met water
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
&GEVGEVAARAAR Explosiegevaar bij overschrijden
van de inwendige druk van de hoogspan-
ningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
Het hybride systeem combineert een verbran-
dingsmotor met een elektromotor.
Eigenschappen wanneer de auto stilstaat:
RDe verbrandingsmotorwordt in de regel uitge-
schakeld.
RDe motor draait slechts sporadisch stationair.
Eigenschappen bij het startenvan de auto:
RWanneer de hoogspanningsaccu voldoende
opgeladen is, kan de auto met elektrische aan-
drijving zonder verbrandingsmotor starten
(geruisloos starten).
RWanneer de hoogspanningsaccu voor de elek-
trische aandrijving niet voldoende opgeladen
is of wanneer de bedrijfstemperatuur van de
Rijden en parkeren 171171
verbrandingsmotor nog niet is bereikt, kan de
auto met verbrandingsmotor starten.
%Als gevolg van de werking van het systeem is
het mogelijk dat ondanks een opgeladen
hoogspanningsaccu elektrisch rijden niet of
slechts beperkt beschikbaar is. Wanneer vol-
doende lang met de verbrandingsmotor is
gereden, is het elektrisch rijden weer onbe-
perkt beschikbaar.
Eigenschappen bij gematigd vermogensverzoek:
RDe verbrandingsmotorwordt tijdens het rijden
zo vaak mogelijk afgezet.
RDe auto kan, afhankelijk van het gekozen rij-
programma en de laadtoestand van de accu,
tot een snelheid van circa 140 km/h elek-
trisch accelereren.
Eigenschappen bij hoog vermogensverzoek:
RDe elektromotor ondersteunt de verbrandings-
motor (boost-eect), bijvoorbeeld bij het
optrekken of accelereren.
RDe hoogspanningsaccu wordt ontladen.
Eigenschappen bij het loslaten van het gaspedaal
tijdens het rijden:
RDe elektromotorwordt bij deceleratie en bij
het remmen als dynamo gebruikt.
RDe hoogspanningsaccu wordt opgeladen.
Aanwijzingen met betrekking tot elektro-modus:
RAuto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder geluid bij stilstand en tij-
dens het rijden dan auto's met verbrandings-
motor.
RIn de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere
verkeersdeelnemers als gevolg van de bedui-
dend lagere geluidsproductie bij stilstand en
tijdens het rijden.
Daarom is de auto uitgerust met een soundge-
nerator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS).
RWanneer met betrekking tot de auto niet aan
alle voorwaarden voor elektrische rijden is vol-
daan, wordt de verbrandingsmotorgestart.
%AAututo's meo's mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er: Tijdens de
regeneratie van het dieselpartikellter kunnen
rijprogramma's niet of slechts beperkt
beschikbaar zijn en kan de laadtoestand van
de accu veranderen.
Aanwijzingen met betrekking tot het akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem:
RDe soundgenerator genereert tot een snelheid
van circa 30 km/h snelheidsafhankelijke rijg-
eluiden bij het vooruit en achteruit rijden.
RAndere verkeersdeelnemers, met name voet-
gangers en etsers, kunnen de auto op die
manier beter opmerken.
RVanaf een snelheid van 20 km/h wordt het
akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem
geleidelijk uitgeschakeld.
RDe soundgenerator is uitgeschakeld wanneer
de auto stilstaat.
172172 Rijden en parkeren
Handmatig uitscHandmatig uitschakhakelen velen van hean het hoogspannings-t hoogspannings-
boorboordnetdnet
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
VVoorwoorwaaraardenden
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de vol-
gende situaties handmatig worden uitgeschakeld:
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6brandt in het instrumentendisplay, bij-
voorbeeld na een ongeval.
RDe auto is zwaar beschadigd en componenten
van het veiligheidssysteem zijn niet geacti-
veerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
HoogspanningsuitscHoogspanningsuitschakhakelsystelsysteem geem gebrebruikuikenen
#De auto uitschakelen.
#De transmissie in de stand jzetten.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#De auto tegenwegrollen beveiligen.
#De motorkap openen.
Rijden en parkeren 173173
#De ontgrendelingsnok 1in de richting van de
pijl drukken en eruit trekken.
#Het hoogspanningsuitschakelsysteem 2in
de richting van de pijl trekken, tot dit vergren-
delt.
Het hoogspanningsboordnet is uitgeschakeld.
Alle werkzaamheden aan het hybride systeem -
ook na handmatig uitschakelen van het hoogspan-
ningsboordnet - mogen alleen door een gekwali-
ceerde werkplaats worden uitgevoerd.
SpanningsvSpanningsvooroorziening of autziening of auto insco inschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RHet rempedaal wordt niet bediend.
#SpanningsvSpanningsvooroorziening inscziening inschakhakelen:elen: De toets
1eenmaal indrukken.
Ukunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschake-
len.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de spanningsvoorziening weer uitge-
schakeld:
RHet bestuurdersportier wordtgeopend.
174174 Rijden en parkeren
RDe toets1wordt nog tweemaal ingedrukt.
#AAututo insco inschakhakelen:elen: De toets1tweemaal
indrukken.
In het combi-instrument gaan waarschuwings-
en controlelampjes branden.
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, wordt de auto weer uitgeschakeld:
RDe auto wordt niet binnen 15 minuten gestart
en de transmissie staat in de stand jof de
elektrische parkeerrem is ingeschakeld.
RDe toets1wordt eenmaal ingedrukt.
AAututo sto startartenen
AAututo meo met stt starart-stt-stoptoptoeoets stts startartenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Het inade-
men van deze uitlaatgassen is schadelijk voor
de gezondheid en leidt totvergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een geslotenruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Er bestaat gevaar voor
brand door de brandbare materialen in de
motorruimte of bij het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontsteken.
#Daaromregelmatig controleren dat zich
geen brandbaar materiaal in de motor-
ruimte of tegen het uitlaatsysteem
bevindt.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
#De transmissie in de stand jof izetten.
#Het rempedaal indrukken en de toets1een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto niet start: Niet benodigde
verbruikers uitschakelen en de toets1een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto nog steeds niet start en op
het instrumentendisplay de displaymelding
Sleutel in aangegeven bergplaats leggen zie
handleiding verschijnt: De auto starten met de
sleutel in het opbergvak (noodprogramma)
(/pagina 175).
%Ukunt de auto tijdens het rijden uitschakelen.
Hiertoe gedurende circa drie seconden de
toets1indrukken of binnen drie seconden
de toets1driemaal indrukken. Hiertoe
beslist de veiligheidsaanwijzingen onder "Aan-
wijzingen met betrekking tot het rijden"
(/pagina 179) in acht nemen.
De informatie over de displaymeldingen die op het
instrumentendisplay kunnen worden weergegeven
in acht nemen.
AAututo sto startarten meen met sleutt sleutel in opberel in opbergvgvak (noodprak (noodpro-o-
grgramma)amma)
Wanneer de auto niet start en op het instrumen-
tendisplay de melding Sleutel in aangegeven
bergplaats leggen zie handleiding verschijnt, kan
de auto in het noodprogramma worden gestart.
Rijden en parkeren 175175
#Het opbergvak 2moet leeg zijn; dit controle-
ren.
#De sleutel 1van de sleutelbos verwijderen.
#De sleutel 1in het opbergvak 2leggen.
De auto wordt na korte tijd gestart.
Wanneer u de sleutel 1uit het opbergvak 2
neemt, is de auto nog steeds rijklaar. Om de
auto opnieuw te kunnen starten moet de sleu-
tel1echter tijdens de gehele rit in het
opbergvak2liggen.
#De sleutel 1bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
WWanneer de autanneer de auto nieo niet stt start:art:
#De sleutel 1in het opbergvak 2laten lig-
gen.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
%Met de start-stoptoetskan ook alleen de
spanningsvoorziening of de auto worden inge-
schakeld.
De informatie over de displaymeldingen die op het
instrumentendisplay kunnen worden weergegeven
in acht nemen.
AAututo via Ro via Remotemote Online sere Online services stvices startartenen
HeHet intt intererieur vieur voor aanvoor aanvang vang van de ran de rit kit koelen ofoelen of
vverwerwararmenmen
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die vantoepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het startenvan de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
SSttartartaccu vaccu voor begin voor begin van de ran de rit opladenit opladen
Wanneer de laadtoestand van de startaccu laag
is, kunt u op uw smartphone een bericht ontvan-
gen. Dan kunt u de auto starten met behulp van
de smartphone om de accu op te laden. Na tien
minuten wordt de auto weer automatisch afgezet.
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die vantoepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het startenvan de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
176176 Rijden en parkeren
AAututo sto startarten (Ren (Remotemote Online)e Online)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door het
ongewild in werking treden van de motor
Als de motor tijdens onderhouds‑ of reparatie-
werkzaamheden ongewild in werking treedt,
kunnen lichaamsdelen bekneld raken.
#De motor altijd tegen ongewild in wer-
king treden beveiligen, voordat onder-
houds‑ of reparatiewerkzaamheden wor-
den uitgevoerd.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe parkeerstand jis ingeschakeld.
RHet alarm van het diefstal-/inbraakalarmin-
stallatie is niet actief.
RDe alarmknipperlichtinstallatie is uitgescha-
keld.
RDe motorkap is gesloten.
RDe portieren zijn gesloten en vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn gesloten.
#De auto met de smartphone starten.
Na iedere start draait de motor tien minuten.
Ukunt maximaal twee startpogingen na elkaar uit-
voeren. Voordat u de auto opnieuw met de smart-
phone kunt starten, moet u de auto eenmaal met
de sleutel starten.
Ukunt de auto altijd als volgt uitschakelen:
Rvia de smartphone app
Rdoor het indrukken van de toetsÜof ß
op de sleutel
%Meer Informatie vindt u in de smartphone
app.
SSttartarten ven van de autan de auto vo voor onderoor onderhouds- of rhouds- of reparepara-a-
tiewtiewererkzaamheden vkzaamheden vererhinderhinderen:en:
#De alarmknipperlichtinstallatie inschakelen.
of
#De portieren ontgrendelen.
of
#Een zijruit of het schuifdak openen.
InriInrij-aanj-aanwiwijzingjzingenen
De motorgedurende de eerste 1500 km ontzien:
RMet wisselende snelheid en wisselend motor-
toerental rijden.
RNiet sneller dan 140 km/h rijden.
RIn het rijprogramma Aof ;rijden.
RTijdig opschakelen, uiterlijk wanneer de wijzer
van de toerenteller het laatste derde deel ór
het rode gebied hee bereikt.
ROm te remmen niet handmatig terugschake-
len.
RHoge belastingen en volgas vermijden.
RHet gaspedaal niet totvoorbij het drukpunt
indrukken (kickdown).
RPasvanaf 1500 km kan het motortoerental
geleidelijk worden verhoogd en het volledige
snelheidsbereik worden gebruikt.
Dit geldt eveneens wanneer de motor of onderde-
len van de aandrijijn zijn vervangen.
Rijden en parkeren 177177
Bovendien de volgende inrij-aanwijzingen in acht
nemen:
RNa aevering van de auto of na een reparatie
initialiseren de sensoren van enkele rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen zich over een
bepaalde afstand. De volledige functionaliteit
van deze systemen wordt pas bereikt na
afsluiting van deze inleerprocedure.
RNieuwe of vervangen remblokken, remschijven
en banden bereiken pas na enkele honderden
kilometers de optimale remwerking en grip.
De verminderde remwerking door krachtiger
indrukken van het rempedaal compenseren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de gt de geopeoptimali-timali-
seerseerde accelerde acceleratieatie
Wanneer aan alle benodigde (activerings-)voor-
waarden wordtvoldaan, kan een optimale accele-
ratie uit stilstand worden bereikt.
De geoptimaliseerde acceleratie niet op de open-
bare weggebruiken. Wielen kunnen daarbij afzon-
derlijk doordraaien en de auto kan uitbreken. Er
bestaat verhoogd slipgevaar en gevaar voor onge-
vallen.
Beslist de veiligheidsaanwijzingen en de informa-
tie over het onderwerp ESP®in acht nemen
(/pagina 228).
WWegriegrijden mejden met gt geopeoptimaliseertimaliseerde accelerde acceleratieatie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Als met optimale acceleratie wordtweggere-
den, kan één van de wielen doordraaien en
kan de auto uitbreken.
Als het ESP®is uitgeschakeld, bestaat ver-
hoogd slipgevaar en gevaar voor ongevallen!
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingereden (/pagina 177).
RDe auto en de banden zijn in goede staat.
RDe auto bevindt zich op een rijbaan met vol-
doende grip.
RMotor en transmissie zijn op bedrijfstempera-
tuur.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogde slijtage door
geoptimaliseerde acceleratie
Bij het wegrijden met geoptimaliseerde acce-
leratie worden alle componenten van de aan-
drijijn zeer zwaar belast.
Dat kantotverhoogde onderdeelslijtage lei-
den.
#Niet voortdurend wegrijden met geopti-
maliseerde acceleratie.
#De rijstand hinschakelen (/pagina 196).
#Het stuurwiel in de rechtuitstand zetten.
#Het meest sportieve, beschikbare rijpro-
gramma Bof Cselecteren
(/pagina 192).
#Het ESP®uitschakelen (/pagina 230).
#Met de linkervoet het rempedaal krachtig
indrukken en vasthouden.
#Met de rechtervoet het gaspedaal volledig
indrukken.
178178 Rijden en parkeren
#Na uiterlijk vijf seconden de linkervoet vlot van
het rempedaal nemen, daarbij het gaspedaal
ingedrukt houden.
De auto rijdt met maximale acceleratie weg.
#Het ESP®inschakelen, zodra het accelereren
beëindigd is.
BeëindigBeëindigen ven van de gan de geopeoptimaliseertimaliseerde accelerde acceleratieatie
#De voet van het gaspedaal nemen.
#Het ESP®weer inschakelen.
%Na het wegrijden met geoptimaliseerde acce-
leratie kunnen onderdelen van de aandrijijn
sterk opgewarmd zijn. Daardoor kunnen de
geoptimaliseerde acceleratiewaarden pas na
enkele minuten opnieuw worden bereikt.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijdenjden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte schoenen
Ongeschikte schoenen zijn bijvoorbeeld:
RSchoenen met plateauzolen
RSchoenen met hoge hakken
RPantoels
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#Om de pedalen veilig te kunnen bedie-
nen altijd geschikte schoenen dragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitgeschakelde auto tijdens het rijden
Als u de auto tijdens het rijden uitschakelt, zijn
veiligheidsrelevante functies beperkt of niet
meer beschikbaar.
Dat kan bijvoorbeeld de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging betreen.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor bijvoor-
beeld het sturen en remmen vereist.
#De auto niet uitschakelen tijdens het rij-
den.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Het inade-
men van deze uitlaatgassen is schadelijk voor
de gezondheid en leidt totvergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een geslotenruimte
Rijden en parkeren 179179
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door terugschakelen op
een glad wegdek
Als op glad wegdek wordtteruggeschakeld om
de remwerking van de motorte verhogen, kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verliezen.
#Op glad wegdek niet terugschakelen om
de remwerking van de motorte verho-
gen.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijpgeblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, het interieur binnendringen. Dat is bij-
voorbeeld het geval als het voertuig in de
sneeuw vastzit.
#Als het voertuig of de standverwarming
moet blijven draaien, de uitlaateindpijp
en de omgeving van het voertuig snee-
uwvrij houden.
#Aan de luwzijde van het voertuig een ruit
openen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door oververhit geraakt remsysteem
Als u tijdens het rijden de voet op het rempe-
daal laat rusten, kan het remsysteem overver-
hit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het
remsysteem zelfs uitvallen.
#Het rempedaal nooit als voetensteun
gebruiken.
#Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
rem- en gaspedaal indrukken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door te hoog
motortoerental
Als in het maximumtoerentalbereik wordt
gereden, wordt de motor beschadigd.
#De motor niet voorbij het maximumtoe-
rentalbereik laten draaien.
*AANWIJZINGAANWIJZING Slijtage van de remblokken
door het continu indrukken van het rem-
pedaal
#Het rempedaal niet continu indrukken tij-
dens het rijden.
#Om de remwerking van de motorte
benutten, vroegtijdig een versnelling
terugschakelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de aan-
drijijn en de motor bij het wegrijden
#De motor niet stationair laten warm-
draaien. Meteen wegrijden.
#Hoge motortoerentallen en volgas ver-
mijden totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur hee bereikt.
180180 Rijden en parkeren
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de kataly-
sator door onverbrande brandstof
De motor draait onregelmatig en slaat over.
Onverbrande brandstof kan in de katalysator
geraken.
#Maar weinig gasgeven.
#De oorzaak zo snel mogelijk laten verhel-
pen bij een gekwaliceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Gereduceerde levensduur
van de accu door het vaak rijden van
korte afstanden
Wanneer de auto alleen wordtgebruikt voor
korte afstanden, kan de 12V-accu niet goed
worden opgeladen. Hierdoor neemt de levens-
duur van de accu af.
#Regelmatig een langere afstand rijden,
om de accu op te laden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden metjden met
dakbelasdakbelasting, aanhangwting, aanhangwagagen of ven of volledig beladenolledig beladen
autoauto
Bij het rijden met een beladen dakdrager of aan-
hangwagen en bij een volledig beladen of bezette
auto verandert het rij- en stuurgedrag van uw
auto.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe toegestane dakbelasting en het toegestane
aanhangwagengewicht niet overschrijden.
Hiertoe ook de technische gegevens in de
gedrukte handleiding in acht nemen.
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/pagina 123).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden opjden op
wwegegen wen waaraarop gop gesestrtrooid isooid is
De remwerking is beperkt op wegenwaarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDoor een zoutlaag op de remschijven en rem-
blokken kan de remweg aanzienlijk langer wor-
den of kan de auto aan één kant sterker of
zwakker remmen.
Rijden en parkeren 181181
REen bovengemiddeld grote afstand tot het
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
RRegelmatig remmen en hierbij rekening hou-
den met de verkeerssituatie.
RBij het einde van de rit en bij aanvang van de
volgende ritvoorzichtig het rempedaal indruk-
ken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot aqt aquaplaninguaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waarbij
aquaplaning optreden kan, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RVoorzichtig de snelheid verlagen.
RDoor spoorvorming ontstane geulen vermij-
den.
RSnelle stuurbewegingen vermijden.
RVoorzichtig remmen.
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
het regelmatig controleren van wielen en ban-
den in acht nemen (/pagina 412).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden doorjden door
wwatater op de ser op de strtraataat
In de auto binnendringend waterkan de motor, de
elektronica en de transmissie beschadigen.
Ook kanwater via de luchtaanzuigaansluiting door
de motorworden aangezogen en motorschade
veroorzaken.
De volgende aanwijzingen in acht nemen wanneer
u door water moet rijden:
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RMaximaal met een snelheid van 10 km/h rij-
den, anders kanwater in het interieur of de
motorruimte binnendringen.
RVoorliggers of tegenliggers kunnen voor golven
zorgen, waardoor de maximaal toegestane
hoeveelheid water op de wegkanworden
overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een
verminderde remwerking. Rekening houdend met
de verkeerssituatie voorzichtig afremmen tot de
volledige remwerking weer beschikbaar is.
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteemeem
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteemeem
%Afhankelijk van het motortype is het ECO
start-stopsysteem niet in alle rijprogramma's
beschikbaar. Hiertoe de statusindicatie op het
instrumentendisplay in acht nemen.
Wanneer met betrekking tot de auto is voldaan
aan alle voorwaarden voor de automatische
motorstop, wordt de motor in de volgende situ-
aties automatisch afgezet:
RDe auto wordt in de transmissiestand hof
igestopt.
RAAututo's meo's met 48Vt 48V-boor-boordnednet:t: U drukt bij lage
snelheid het rempedaal in.
Wanneer het systeem een van de volgende situ-
aties hee herkend, wordt de motor niet uitge-
schakeld:
RU stopt bij een stopbord, er bevindt zich geen
voertuig ór u.
RHet voertuig dat ór u staat rijdt weer weg.
RU manoeuvreert, verdraait het stuurwiel sterk
of schakelt de achteruitversnelling in.
182182 Rijden en parkeren
%Wanneer het systeem een intelligente stopver-
hinderaar hee herkend, bijvoorbeeld een
stopbord, wordt de motor niet uitgeschakeld.
Wanneer u de HOLD-functie activeert of de
parkeerstand jinschakelt, kan de motor
ondanks een intelligente stopverhinderaar
worden uitgeschakeld.
De motorwordt in de volgende gevallen weer
automatisch gestart:
RDe transmissiestand hof kwordt inge-
schakeld.
RHet gaspedaal wordt ingedrukt.
REr moet een automatische motorstart bij de
auto worden uitgevoerd.
RU laat het rempedaal los.
RAAututo's meo's met 48Vt 48V-boor-boordnetdnet::
-U laat het rempedaal los op de helling en
de auto begint niet te rollen.
-De auto begint te rollen op een helling en
gaat vanaf 20 km/h niet automatisch over
op de modus uitrollen.
Weergavenvan het ECO start-stopsysteem op het
instrumentendisplay:
RHet symbool è(groen) verschijnt bij stil-
stand: De motor is door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RHet symbool ç(geel) verschijnt bij stil-
stand: Er is niet aan alle voorwaarden voor
een motorstopvoldaan.
RNoch het symbool ènoch çverschijnt
wanneer de auto stilstaat: Er is een intelligente
stopverhinderaar herkend, bijvoorbeeld een
stopbord.
RHet symbool sverschijnt: Het ECO start-
stopsysteem is uitgeschakeld of er is een sto-
ring aanwezig.
Wanneer de motor door het ECO start-stopsys-
teem is afgezet en de auto wordtverlaten, klinkt
een waarschuwingssignaal en wordt de motor niet
opnieuw gestart. Bovendien verschijnt op het
instrumentendisplay de volgende displaymelding:
Voertuig is klaar om te rijden. Voor het verlaten
contact uitschakelen
Wanneer de auto niet wordt uitgeschakeld, wordt
deze na drie minuten automatisch uitgeschakeld.
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteem uit- of insceem uit- of inschakhakelenelen
#De toets1indrukken.
Als het controlelampje 2brandt, is het ECO
start-stopsysteem ingeschakeld.
Rijden en parkeren 183183
%Afhankelijk van het model en de uitrusting van
de auto kan de toets zich ook op een andere
positie in de middenconsole bevinden.
FFunctie vunctie van de ECan de ECO aanduidingO aanduiding
De ECO aanduiding verzamelt gegevens over het
rijgedrag van de start tot het einde van de rit en
ondersteunt een zuinige rijstijl.
Ukunt het verbruik als volgt beïnvloeden:
RAnticiperend rijden.
RDe schakeladviezen in acht nemen.
Het opschri van het segment wordt helder, de
buitenste rand licht op en het segment wordt
gevuld bij de volgende rijstijl:
R1gelijkmatige snelheid
R2zacht vertragen en rollen
R3beheerst accelereren
Het opschri van het segment is grijs, de buiten-
ste rand is donker en het segment loopt leeg bij
de volgende rijstijl:
R1snelheidsschommelingen
R2sterk remmen
R3sportief accelereren
De ECO aanduiding gee aan of u brandstofbe-
sparend hebt gereden:
RDe drie segmenten zijn tegelijkertijd volledig
gevuld.
RDe omranding van de drie segmenten gaat
branden.
In het midden van de weergave 4wordt de extra
actieradius weergegeven die u door uw rijstijl in
vergelijking met een bestuurder met een zeer
sportieve rijstijl hebt bereikt. Deze actieradius
komt niet overeen met een vaste brandstofbespa-
ring.
FFunctie vunctie van de ECan de ECO-assistO-assistent (autent (auto's meo's met 48V-t 48V-
boorboordnednet)t)
Voor de plug-in-hybride de informatie over de
ECO-assistent in acht nemen (/pagina 188).
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren.
De ECO-assistent wordtweergegeven in het menu
Assistentie (/pagina 296).
184184 Rijden en parkeren
1Komende situatie
2Weergave van de afstand tot de komende situ-
atie
3Verzoek "Voet van het gas"
Weer te geven situaties op de route 1
De segmenten van de weergave van de afstand
2geven de afstand tot de komende situatie als
volgt weer:
RWeinig segmenten branden: De komende situ-
atie is dichtbij.
RVeel segmenten branden: De komende situatie
is verder weg.
Wanneer de auto de situatie nadert, berekent de
ECO-assistent op basis van afstand, snelheid en
helling de optimale snelheid voor een maximale
brandstofbesparing en recuperatie-energie. Op
het instrumentendisplay verschijnt de melding
Voet van het gas 3. De eerste segmenten ór
de auto kleuren groen. De resterende segmenten
blijven in eerste instantie wit. Wanneer de voet tij-
dig van het gaswordtgenomen, kleuren de reste-
rende segmenten op het scherm een voor een
groen, tot de weergegeven situatie is bereikt. De
aandrijijn wordt ingesteld op maximale brand-
stofbesparing. De accu wordt door de recuperatie
opgeladen. De recuperatie wordt aangepast aan
het geselecteerde rijprogramma.
Wanneer de situatie is gepasseerd, wordt deze
nog korte tijd weergegeven. Wanneer niet op het
verzoek Voet van het gas wordtgereageerd, blij-
ven de segmenten wit.
Bij de situatie voorligger worden alle segmenten
onmiddellijk groen weergegeven, zodra op het ver-
zoek Voet van het gas wordtgereageerd.
Bij een geactiveerde ECO-assistent wordt in het
rijprogramma ;op het instrumentendisplay en
op het head-up-display behalve de transmissie-
stand hook het symbool 3getoond. Dit sym-
bool 3verschijnt ook wanneer de assistentie-
weergave niet is geselecteerd.
Rijden en parkeren 185185
Wanneer het systeem niet op de komende situatie
reageert, vindt er geen indicatie plaats. Het sys-
teem is passief.
De ECO-assistent is uitsluitend actief in de rijpro-
gramma's ;en A.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ECO-assistent kan bij actieve routebegeleiding
nog nauwkeuriger werken wanneer de route wordt
gehandhaafd. De basisfunctie functioneert ook
zonder actieve routebegeleiding. Niet op alle ver-
keerstekens en verkeerssituaties kanworden
geanticipeerd. De kwaliteit is afhankelijk van het
kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen. De
bestuurder moet altijd klaar zijn om direct te kun-
nen remmen, ongeacht of het systeem wel of niet
reageert.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist of
veel spatwater.
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties.
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is.
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting.
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist of niet
actueel is.
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken.
RRecuperecuperatief ratief remsystemsysteem (plug-in-heem (plug-in-hybrybride)ide)
FFunctie vunctie van hean het rt recuperecuperatief ratief remsystemsysteemeem
Tijdens het rijden wordt de elektromotor, afhanke-
lijk van de geselecteerde recuperatiefase, bij
deceleratie en bij het remmen als dynamo
gebruikt om de hoogspanningsaccu op te laden.
Zodra u tijdens het rijden de voet van het gas
neemt, wordt de recuperatie bij deceleratie geac-
tiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
Het recuperatieve remsysteem hee de volgende
eigenschappen:
ROndersteuning bij het remmen via een elektro-
nisch geregelde rembekrachtiging
ROmzetting van de bewegingsenergie van de
auto in elektrische energie
%Wanneer u krachtig afremt, wordt bovendien
de mechanische remgebruikt. Daardoor kan
niet de maximale recuperatie-energie worden
teruggewonnen. Hoe anticiperender u rijdt en
remt, hoe eciënter de energie kanworden
gerecupereerd.
186186 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Bij de recuperatie bij deceleratie is de remwerking
van de elektromotor in de volgende situaties
slechts beperkt of helemaal niet aanwezig:
Rmet een toenemende laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
Rwanneer de hoogspanningsaccu nog niet op
bedrijfstemperatuur is
Rwanneer de snelheid vrijwel nihil is
Rin de transmissiestand i
Rtijdens en na een ESP®-regeling
In deze gevallen wordt de gewenste vertraging
ingesteld via het remregelsysteem. Indien nodig
tevens afremmen met de bedrijfsrem.
RRecuperecuperatievatieve ve verertrtraging handmatig instaging handmatig instellenellen
%In het rijprogramma Îkunt u de mate van
recuperatie bij deceleratie handmatig instel-
len met de stuurwielschakelpaddles.
%Na het opnieuw startenvan de auto of na het
weer inschakelen van de transmissiestand h
is automatisch de standaardinstelling inge-
steld.
De volgende recuperatiefasen zijn beschikbaar:
RhÃIntelligente, anticiperende recupera-
tie met de ECO-assistent (standaardinstelling)
(/pagina 184, 188)
Rhq Geen recuperatie: De auto rolt uit
RhNormale recuperatie
Rh±Versterkte recuperatie: Sterke vertra-
ging van de auto bij deceleratie, bijvoorbeeld
bij het bergafrijden
Rh±± Maximale recuperatie: Maximale ver-
traging van de auto bij deceleratie
#RRecuperecuperatie vatie vererhoghogen:en: Kort aan de schakel-
paddle 1trekken.
#RRecuperecuperatie vatie vererlaglagen:en: Lang aan de schakel-
paddle 2trekken.
#SSttandaarandaardinstdinstelling:elling: Lang aan de schakel-
paddle 1of 2trekken of opnieuw de trans-
missiestand hinschakelen.
Het multifunctioneel display toont de momenteel
ingestelde recuperatiefase 1, bijvoorbeeld
hÃ.
Rijden en parkeren 187187
WWererking vking van de ECan de ECO-assistO-assistent (plug-in-hent (plug-in-hybrybride)ide)
%De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met een geïntegreerd
navigatiesysteem met harde schijf beschik-
baar.
De ECO Assistent is uitsluitend in de rijprogram-
ma's A,Î,Ïen ;en alleen in de
transmissiestand hof hÃactief. Het per-
manent handmatig schakelen pmoet uitgescha-
keld zijn (/pagina 196).
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren.
De ECO-assistent wordtweergegeven in het menu
Assistentie (/pagina 296).
1Naderende situatie, bijvoorbeeld rotonde
2Weergave van de afstand tot de komende situ-
atie
3Verzoek "Voet van het gas"
Weer te gevenkomende situaties 1
Voor het komende weggedeelte kunnen de vol-
gende situaties 1worden herkend en weergege-
ven:
RVoorligger
RSnelheidslimieten
RHellingen
RKruisingen en rotondes
RBochten
188188 Rijden en parkeren
De segmenten van de weergave van de afstand
2geven de afstand tot de komende situatie als
volgt weer:
RWeinig segmenten branden: De komende situ-
atie is dichtbij.
RVeel segmenten branden: De komende situatie
is verder weg.
Bij een geactiveerde ECO-assistent wordt op het
multifunctioneel display en op het head-up-display
behalve de transmissiestandaanduiding ook het
symbool "Voet van het gas" 3getoond.
Wanneer de auto een situatie nadert, berekent de
ECO-assistent op basis van afstand, snelheid en
helling de optimale snelheid voor een minimaal
energieverbruik. Op het instrumentendisplay ver-
schijnt het symbool "Voet van het gas" 3.
Wanneer de voet tijdig van het gaswordtgeno-
men, kleuren de resterende segmenten op het
scherm een voor een groen, tot de weergegeven
situatie is bereikt. De aandrijijn wordt ingesteld
op minimaal energieverbruik. De auto recupereert
automatisch en laadt op die manier de accu op.
%In het rijprogramma Îkunt u de recupera-
tie ook handmatig verhogen of verlagen. De
ECO-assistent is echter alleen in de instelling
hÃbeschikbaar (/pagina 187).
Wanneer niet op het verzoek "Voet van het gas"
3wordtgereageerd, blijven de segmenten wit.
Wanneer de situatie is gepasseerd, wordt deze
nog korte tijd weergegeven.
Bij de melding "voorligger" wordt het symbool
groen weergegeven, zodra op het verzoek "voet
van het gas" 3wordtgereageerd.
Wanneer het systeem niet op de komende situatie
reageert, vindt er geen indicatie plaats. Het sys-
teem is passief.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ECO-assistent kan bij actieve routebegeleiding
nog nauwkeuriger werken wanneer de route wordt
gehandhaafd. De basisfunctie functioneert ook
zonder actieve routebegeleiding. Niet op alle ver-
keerstekens en verkeerssituaties kanworden
geanticipeerd. De kwaliteit is afhankelijk van het
kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen. De
bestuurder moet altijd klaar zijn om direct te kun-
nen remmen, ongeacht of het systeem wel of niet
reageert.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist of
veel spatwater.
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties.
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is.
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting.
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist, onvol-
doende of niet actueel is.
Rijden en parkeren 189189
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken.
FFunctie vunctie van de ran de routoutegegebaseerebaseerde wde wererkingsskingsstrtratategieegie
(plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
%De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met een geïntegreerd
navigatiesysteem beschikbaar.
De routegebaseerde werkingsstrategie is alleen
actief in de rijprogramma's Aen ;.Wan-
neer u de functie activeert, worden bij actieve
routebegeleiding gegevens van de geplande route
geanalyseerd. U kunt de functie in het multimedia-
systeem in- of uitschakelen (/pagina 339).
Wanneer de functie actief is, worden gegevens
over het verdere verloop van de route geanaly-
seerd. Daartoe behoren bijvoorbeeld wegtype,
snelheidsbegrenzingen en gegevens over de
hoogte.
Het hybride systeem past de werkingsstrategie
vervolgens aan de hand van het verdere verloop
van de route aan:
RHet gebruik van elektrische energie en van de
verbrandingsmotorwordt aangepast.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
wordtgericht aangestuurd.
RDe elektrische energie wordt met name gere-
serveerd voor de elektro-modus, bijvoorbeeld
voor het rijden in de stad en in milieuzones.
RDe auto selecteert automatisch de bedrijfs-
stand.
Wanneer de routegebaseerde werkingsstrategie
geactiveerd is, gee het energiestroomdisplay de
status van de functie weer actief of passief
(/pagina 341).
De routegebaseerde werkingsstrategie wordt in
de volgende situaties passief geschakeld:
RUrijdt in een ander rijprogramma dan A
of ;.
REr is geen routebegeleiding actief.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu is
te laag.
WWererking vking van hean het hapt haptisctisch gh gaspedaal (plug-in-aspedaal (plug-in-
hhybrybride)ide)
Het haptisch gaspedaal helpt u met behulp van
een extra drukpunt en vervolgens verhoogde
pedaalweerstand om puur elektrisch te rijden.
Eigenschappen van het extra drukpunt:
RAlleen beschikbaar in het rijprogramma Î
RWordtgeactiveerd bij de limiet van de weer-
gave beschikbaar vermogen van de elektromo-
tor (POWER)
RGee de maximaal beschikbare elektrische
aandrijfkracht aan
De vervolgens verhoogde pedaalweerstand
gee het verder rijden met de verbrandings-
motor aan.
190190 Rijden en parkeren
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT-sc-schakhakelaarelaar
WWererking vking van de Dan de DYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT-sc-schakhakelaarelaar
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
%Afhankelijk van het motortype en de uitrusting
beschikt de auto oververschillende rijpro-
gramma's.
Met de DYNAMIC SELECT-schakelaar kunt u wis-
selen tussen de volgende rijprogramma's.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op het
multifunctioneel display van de boordcomputer.
=Individual
RIndividuele instellingen
BSport+
RBijzonder sportief rijden
RRijden met de verbrandingsmotor en versterkt
boost-eect (plug-in-hybride)
RBenadrukt de bij de auto behorende onder- en
overstuureigenschappen voor een nog actie-
vere rijstijl
RAlleen geschikt voor een goede staat van de
rijbaan, een droge rijbaan en een overzichte-
lijke verkeerssituatie
CSport
RZorgt voor een stabiel, maar sportief georiën-
teerde instelling
RStelt de op sportiviteit gerichte bestuurder in
staat een actieve rijstijl aan te houden
RRijden met de verbrandingsmotor en versterkt
boost-eect (plug-in-hybride)
RAlleen geschikt voor een goede staat van de
rijbaan, een droge rijbaan en een overzichte-
lijke verkeerssituatie
AComfort
RComfortabel en zuinig rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk vanrijsi-
tuatie en afstand (plug-in-hybride)
RVoor alle wegdekomstandigheden geadviseerd
ÎElectric (plug-in-hybride)
RElektro-modus elektrisch rijden zonder de
verbrandingsmotor is mogelijk tot circa
160 km/h
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
RAanpassing van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC voor de elektro-modus
RBegrenzing van de maximale instelsnelheid
voor de TEMPOMAT, de limiter en de actieve
afstandsassistent DISTRONIC op de elektri-
sche maximumsnelheid
RActivering van de verbrandingsmotor door het
haptisch gaspedaal voorbij het drukpunt in te
drukken
ÏBattery Level (plug-in-hybride)
RVoorrang aan het vasthouden van de laadtoe-
stand van de hoogspanningsaccu, bijvoorbeeld
voor later gebruik in de binnenstad of een mili-
euzone
Rijden en parkeren 191191
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk vanrijsi-
tuatie en afstand
;Eco
RBijzonder zuinig rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegdekomstandigheden geadviseerd
RVolledige implementatie van alle intelligente
hybride functies en aanpassing van het uitrol-
gedrag van de auto aan het verkeer (plug-in
hybride)
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk vanrijsi-
tuatie en afstand (plug-in-hybride)
%Bij de ESP®instellingen in de rijprogram-
ma's ;en Aligt de nadruk op de sta-
biliteit. Daarom in het bijzonder bij het vervoe-
renvan lading op het dak, bij het rijden met
aanhangwagen en bij een volledig beladen of
volledig bezette auto een van deze rijprogram-
ma's kiezen.
%Plug-in-hPlug-in-hybrybride meide mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er: Tijdens
de regeneratie van het dieselpartikellter kun-
nen rijprogramma's niet of slechts beperkt
beschikbaar zijn en kan de laadtoestand van
de hoogspanningsaccu veranderen.
De eigenschappen van de volgende systemen ver-
anderen door het ingestelde rijprogramma:
RAandrijving
-Motor- en transmissiemanagement
-Actieve afstandsassistent DISTRONIC
RESP®
RAAututo's meo's met AIR BODt AIR BODY CY CONTRONTROL of DOL of DYNYNAMICAMIC
BODBODY CY CONTRONTROL:OL: Onderstel
RStuurbekrachtiging
RiRijprjprogrogramma kiezenamma kiezen
#De DYNAMIC SELECT-schakelaar 1naar
voren of achteren drukken.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op
het instrumentendisplay.
192192 Rijden en parkeren
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT congurcongurererenen (multimediasy(multimediasys-s-
tteem)eem)
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
RiRijprjprogrogramma I instamma I instellenellen
#Configuratie Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
HerstHerstelwelweergaveergave in- of uitsce in- of uitschakhakelenelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
FFunctie aan:unctie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld.
FFunctie aan:unctie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld. Wan-
neer het ECO start-stopsysteem uitgeschakeld
was, verschijnt bovendien de vraag of de functie
gedeactiveerd moet blijven.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
FFunctie uitunctie uit::De volgende keer dat de auto wordt
gestart, wordt automatisch het rijprogramma
Aingesteld. Het ECO start-stopsysteem wordt
automatisch geactiveerd.
FFunctie uitunctie uit::Wanneer het rijprogramma Îals
laatste actief was en aan alle voorwaarden voor
het rijprogramma is voldaan, wordt dit na het star-
tenvan de auto automatisch weer ingesteld.
Indien een ander rijprogramma actief was, wordt
automatisch het rijprogramma Aingesteld.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordtvoor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma en de ECO start-stop instelling van
de laatste rit opgeslagen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordtvoor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma van de laatste rit opgeslagen.
VVoeroertuiggtuiggegevegevens wens weergeveergevenen
Multimediasysteem:
4©5Info
#Voertuig selecteren.
De voertuiggegevens worden weergegeven.
MotMotorgorgegevegevens wens weergeveergevenen
Multimediasysteem:
4©5Info
#Motor selecteren.
De motorgegevens worden weergegeven.
%De daadwerkelijk haalbare (maximum) waar-
den voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen afwijken van de gecerticeerde waar-
den, binnen de toleranties die volgens de
landspeciekespecicaties zijn toegestaan
(gebaseerd op UN-ECE nr. 85 of landspeci-
ekespecicaties).
Voorbeelden vanfactoren die van invloed zijn:
RZeeniveau
RBrandstofkwaliteit
Rijden en parkeren 193193
RBuitentemperatuur
RBedrijfstemperatuur van de motor
%De weergegevenwaarden dienen slechts als
richtlijn. De op het mediadisplay weergegeven
waarden voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen van de werkelijke waarden afwijken.
VVerbrerbruikuiksindicatie oprsindicatie oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5Info
#Verbruik selecteren.
De actuele en gemiddelde verbruikswaarden
worden weergegeven.
AAututomatiscomatische trhe transmissieansmissie
DIRECT SELECTDIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
WWererking vking van de DIRECT SELECTan de DIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand hof kwordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand hof kwordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gasgeven.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
194194 Rijden en parkeren
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
Met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt de
transmissiestand gewijzigd. De actuele transmis-
siestand wordt op het instrumentendisplay weer-
gegeven.
jParkeerstand
kAchteruitversnelling
iNeutraalstand
hRijstand
AAcchthtereruitvuitverersnelling R inscsnelling R inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omhoogdrukken.
NNeutreutraalstaalstand N inscand N inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel tot de eerste weerstand
omhoog- of omlaagdrukken.
%Om de neutraalstand ite kiezen wanneer
de auto is ingeschakeld, de keuzehendel
meerdere seconden tot de eerste weerstand
omhoog- of omlaagdrukken.
Wanneer vervolgens het rempedaal wordt losgela-
ten, kan de auto vrij worden verplaatst, bijvoor-
beeld om te worden geduwd of gesleept.
WWanneer de autanneer de automatiscomatische trhe transmissie in de neu-ansmissie in de neu-
trtraalstaalstandand iimoemoet blit blijvjven wen wanneer de autanneer de auto is uit-o is uit-
ggesceschakhakeld of heeld of het best bestuurtuurderdersporsportier wtier worordtdt
ggeopend, als veopend, als volgt tolgt te we wererk gk gaan:aan:
#Het rempedaal indrukken en wanneer de auto
stilstaat de neutraalstand iinschakelen.
#Het rempedaal loslaten.
#De auto uitschakelen.
%Wanneer de auto aansluitend wordtverlaten
en de sleutel zich in de auto bevindt, blij de
automatische transmissie in de neutraalstand
i.
Rijden en parkeren 195195
PParkarkeersteerstand P inscand P inschakhakelenelen
#De aanwijzingen met betrekking tot het afzet-
tenvan de auto in acht nemen
(/pagina 218).
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Wanneer de auto stilstaat de toetsjindruk-
ken.
Wanneer de transmissiestandaanduiding j
weergee, is de parkeerstand ingeschakeld.
Wanneer de transmissiestandaanduiding niet
jweergee, de auto tegenwegrollen beveili-
gen.
%Afhankelijk van de situatie kan het enige tijd
duren voordat jis ingeschakeld. Daarom
altijd op de transmissiestandaanduiding let-
ten.
Als aan een van de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de parkeerstand jautomatisch
ingeschakeld:
RU schakelt de stilstaande auto uit in de trans-
missiestand hof k.
RU opent wanneer de auto stilstaat of met zeer
geringe snelheid rijdt in de transmissiestand
hof khet bestuurdersportier.
%Om met geopend bestuurdersportier te
manoeuvreren, opent u bij stilstand het
bestuurdersportier en schakelt u opnieuw de
transmissiestand hof kin.
RiRijstjstand D inscand D inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omlaagdrukken.
De automatische transmissie schakelt de versnel-
lingen in de transmissiestand hautomatisch. Dit
is onder meer afhankelijk van de volgende facto-
ren:
RHet geselecteerde rijprogramma
RDe stand van het gaspedaal
RDe gereden snelheid
Handmatig scHandmatig schakhakelenelen
%Voor plug-in-hybride de informatie met betrek-
king tot het recuperatief remsysteem in acht
nemen (/pagina 186).
Wanneer de automatische transmissie in de stand
hstaat, kunt u met de stuurwielschakelpaddles
handmatig schakelen. Indien toegestaan schakelt
de automatische transmissie, afhankelijk van aan
welke stuurwielschakelpaddle is getrokken, naar
een hogere of een lagere versnelling.
Om de automatische transmissie handmatig te
schakelen, hebt u twee mogelijkheden:
RKortstondige instelling
RPermanente instelling
Wanneer het handmatig schakelen wordtgedeac-
tiveerd, worden de versnellingen automatisch
geschakeld.
196196 Rijden en parkeren
KKorortsttstondigondige inste instelling:elling:
#AActivctivereren:en: Aan de stuurwielschakelpaddle 1
of 2trekken.
Het handmatig schakelen is gedurende korte
tijd geactiveerd. De transmissiestandaandui-
ding gee pen de actuele versnelling aan.
%Hoe lang het handmatig schakelen geacti-
veerd moet blijven, is afhankelijk vanverschil-
lende factoren.
In de volgende gevallen kan het handmatige
schakelen automatisch uitgeschakeld worden:
RWisselen vanrijprogramma
ROpnieuw startenvan de auto
ROpnieuw inschakelen van de transmissie-
stand h
RRijstijl
#OpscOpschakhakelen:elen: Aan de stuurwielschakelpaddle
2trekken.
#TTererugscugschakhakelen:elen: Aan de stuurwielschakel-
paddle 1trekken.
#DeactivDeactivereren:en: Aan de stuurwielschakelpaddle
2trekken en deze vasthouden.
De transmissiestandaanduiding gee haan.
PPerermanentmanente inste instelling:elling:
#Het rijprogramma =selecteren
(/pagina 192).
#De instelling van de aandrijving pselecteren
(/pagina 193).
ScSchakhakeladvieseladvies
Het schakeladvies gee aanwijzingenvoor een
brandstofbesparende rijstijl.
#Als het schakeladvies 1naast de transmis-
siestandaanduiding verschijnt: De geadvi-
seerde versnelling inschakelen.
KicKickdokdown gwn gebrebruikuikenen
#Maximaal accelerMaximaal accelerereren:en: Het gaspedaal totvoor-
bij het drukpunt indrukken.
Om de motortegen een te hoog motortoerental te
beschermen, schakelt de automatische transmis-
sie bij het maximummotortoerental in de eerstvol-
gende hogere versnelling.
WWererking vking van de modus uitran de modus uitrollenollen
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Bij anticiperende rijstijl wordt u door de modus
uitrollen geholpen om het brandstofverbruik te
reduceren.
Rijden en parkeren 197197
De modus uitrollen hee de volgende eigenschap-
pen:
RDe verbrandingsmotorwordtvan de aandrijf-
lijn losgekoppeld en draait stationair verder.
RDe transmissiestandaanduiding hwordt
groen weergegeven.
RAAututo's meo's met 48Vt 48V-boor-boordnet:dnet: De verbrandings-
motorkan uitgeschakeld worden. Alle functies
van de auto blijven verder actief.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de modus uitrollen geactiveerd:
RHet rijprogramma ;is geselecteerd.
RDe snelheid ligt in het geschikte gebied.
REr is een geschikt wegverloop aanwezig, bij-
voorbeeld geen steile hellingen of krappe
bochten.
RAan de aanhangwagenvoorziening is geen aan-
hangwagen gekoppeld of etsdrager beves-
tigd.
RHet gas- of rempedaal wordt niet ingedrukt
(met uitzondering van lichte remmingen).
%De modus uitrollen kan ook worden geacti-
veerd wanneer in het rijprogramma =voor
de aandrijving de instelling "Eco" is geselec-
teerd.
Wanneer niet meer aan een van de voorwaarden
wordtvoldaan, wordt de modus uitrollen weer uit-
geschakeld.
De modus uitrollen kan ook door de volgende
parameters verhinderd worden:
RHelling
RAfdaling
RTemperatuur
RHoogte
RSnelheid
RBedrijfstoestand van de motor
RVerkeerssituatie
FFunctie vunctie van de 4MAan de 4MATICTIC
De 4MATIC zorgt voor aandrijving van alle vier de
wielen. Als een aangedreven wiel vanwege onvol-
doende grip doordraait, verbetert de 4MATIC
samen met het ESP®en het 4ETS de grip van de
auto.
De 4MATIC kan het gevaar voor ongevallen bij een
niet aangepaste rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet verleggen. De 4MATIC
kangeen rekening houden met de weg- en weers-
omstandigheden en de verkeerssituatie. De
4MATIC is slechts een hulpmiddel. De verantwoor-
delijkheid, in het bijzonder voor een veilige
afstand, de snelheid, het tijdig remmen en het
aanhouden van de rijstrook, ligt bij u.
%Alleen als bij een winterse staat van het weg-
dek winterbanden (M+S-banden) worden
gebruikt, zo nodig met sneeuwkettingen,
wordt de maximale werking van de 4MATIC
bereikt.
TTankankenen
TTankankenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
198198 Rijden en parkeren
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor het tanken het voertuig en, indien
aanwezig, de standverwarming uitscha-
kelen en tijdens het tanken uitgescha-
keld laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door elektrostatische oplading
Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen
dat brandstofdampen ontsteken.
#Voordat u de tankdop opent of het vul-
pistool vastpakt, de metalen carrosserie
van de auto aanraken.
#Om te voorkomen dat opnieuw een elek-
trostatische oplading optreedt, tijdens
het tanken niet weer in de auto stappen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Voertuigen met dieselmotor:
Wanneer diesel met benzine wordtgemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onder-
delen van het uitlaatsysteem ongemerkt over-
verhit raken.
#Nooit benzine tanken.
#Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met benzinemotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
Rijden en parkeren 199199
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10% ethanol bevatten. Uw auto is geschikt
voor het tanken van E10.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RDieselbrandstof
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 10 vol.‑% ethanol,
bijvoorbeeld E15, E20, E85, E100
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met dieselmotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen zwavelvrije diesel tanken die vol-
doet aan de Europese norm EN 590 of
daaraan gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
#AAututo's zondero's zonder dieselpardieselpartiktikelltellter:er: Alleen
diesel met een zwavelgehalte van minder
dan 500 ppm tanken.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure biodiesel of plantaardige olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's
met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motorkomen.
200200 Rijden en parkeren
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Geen benzine tanken bij
auto's met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof in het brandstofsysteem gera-
ken.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging aan het brand-
stofsysteem door overvulde brandstoank
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
*AANWIJZINGAANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij
het verwijderen van het vulpistool
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ontgrendeld.
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: De brandstoank is voor het
tanken ontlucht door het trekken aan de toets.
Deze functie is landafhankelijk.
%Tijdens het tanken niet weer in de auto stap-
pen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch
opladen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen en de brandstof in acht nemen.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
BrBrandstandstoankoank ontlucontluchthten (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
Rijden en parkeren 201201
#Aan de toets1trekken.
Het controlelampje 2knippert en de mel-
ding Wachten a.u.b... Tank wordt ontlucht
verschijnt op het instrumentendisplay.
Het controlelampje 2brandt permanent
wanneer de brandstoank ontlucht is.
De melding Tank is ontlucht Gereed om te
tanken verschijnt op het instrumentendisplay.
%In de volgende situaties is een functiestoring
aanwezig:
RHet controlelampje 2knippert eerst en
doo vervolgens.
RHet gele waarschuwingslampje motordia-
gnose ;brandt.
De brandstoank kan alleen worden ontlucht
wanneer aan de eerder genoemde voorwaarden
wordtvoldaan. Anders ten minste 0,5 km met de
auto rijden en het proces herhalen.
%Het openen van de tankdopklep kan bij wijze
van uitzondering tot 15 minuten duren.
1Tankdopklep
2Houder voor tankdop
3Bandenspanningstabel
4QR-code voor reddingskaart
5Brandstofsoort
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De tankdop linksom draaien en verwijderen.
#De tankdop van bovenaf in de houder 2aan-
brengen.
#De vulpijp van het vulpistool volledig in de
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
#De brandstoank slechts zo ver vullen tot het
vulpistool afslaat.
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpis-
tolen van een dieselpomp.
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Bij een volledig leeg-
gereden brandstoank ten minste 5 l diesel
bijtanken.
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Bij het bijtanken met
behulp van een jerrycan voor dieselauto's een
vulpijp met een grote diametergebruiken.
Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis
worden geschoven.
#De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en
rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergren-
delt.
#De tankdopklep 1sluiten.
202202 Rijden en parkeren
AAdBluedBlue®®(alleen aut(alleen auto's meo's met dieselmott dieselmotor)or)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het bit bijvullen vjvullen vanan
AAdBluedBlue®®
AdBlue®is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren. Voor een correcte werking van de uitlaatgas-
nabehandeling alleen AdBlue®volgens ISO 22241
gebruiken.
AdBlue®hee de volgende eigenschappen:
Rniet-giig
Rkleur- en reukloos
Rniet-brandbaar
Als u de AdBlue®-tank opent, kan een kleine hoe-
veelheid ammoniakdamp vrijkomen. De AdBlue®-
tank alleen bijvullen in goed geventileerderuim-
tes.
Vermijden dat AdBlue®met de huid, ogen of kle-
ding in contact komt. Kinderen uit de buurt van
AdBlue®houden.
AdBlue®niet inslikken. Als AdBlue®is ingeslikt,
de mond direct grondig met schoon water uit-
spoelen. Daarna veel water drinken. Onmiddellijk
de hulp van een arts inroepen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 435).
AdBlue®is hier verkrijgbaar:
RAdBlue®kunt u bij een gekwaliceerde werk-
plaats, bijvoorbeeld bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats, in het kader van de snel-
service laten bijvullen.
RAdBlue®is bij een groot aantal tankstations
via AdBlue®tankzuilen beschikbaar.
RAls alternatief is AdBlue®bij gekwaliceerde
werkplaatsen, bijvoorbeeld een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats en bij talrijke tanksta-
tions als AdBlue®bijvulcontainer of AdBlue®
navulacon verkrijgbaar.
%Bij navulverpakkingen erop letten dat een
druppelvrije verbindingsmogelijkheid met de
vulopening van de auto aanwezig is.
AAdBluedBlue®®bibijvullenjvullen
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door AdBlue®
in de brandstof
#AdBlue®mag niet in de brandstoank
worden gevuld.
#AdBlue®alleen in de AdBlue®-tank vul-
len.
#Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver
wordtgevuld.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verontreiniging van het inte-
rieur door vrijkomende AdBlue®
#De AdBlue®navulverpakking na het vul-
len goed afsluiten.
#AdBlue®navulverpakkingen niet langdu-
rig in de auto vervoeren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ontgrendeld.
Rijden en parkeren 203203
De volgende na elkaar optredende meldingen op
het instrumentendisplay verzoeken u om de
AdBlue®-tank bij te vullen:
RAdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-
voorraad is tot onder de reservemarkering
gedaald. Direct AdBlue®bijvullen.
RAdBlue bijvullen Noodloop over XXX km Zie
handleiding. De lage AdBlue®-voorraad leidt
tot een beperking van het vermogen nadat de
getoonde resterende afstand is gereden.
Direct AdBlue®bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Noodloop: max. XXX
km/h Geen start na XXX kmDe lage AdBlue®
voorraad leidt tot een beperking van het ver-
mogen vanaf de weergegeven snelheid. Na de
getoonde resterende afstand kan de auto niet
meer worden gestart. Ten minste de aangege-
ven hoeveelheid AdBlue®bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Contact AAN, 60s
wachten anders geen start mogelijk. De
AdBlue®-voorraad is opgebruikt. U kunt de
auto niet meer starten. Ten minste de aange-
geven hoeveelheid AdBlue®bijvullen. De auto
inschakelen en circa 60 seconden wachten.
De auto starten.
Ukunt de AdBlue®-actieradius en het peil op het
instrumentendisplay in het menu Service laten
weergeven.
%De weergegevenAdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius van de berekende actieradius
afwijken.
AAdBluedBlue®®ttankdop openenankdop openen
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De AdBlue®-tankdop 2linksom draaien en
verwijderen.
AAdBluedBlue®®bibijvullenjvullen
Mercedes-Benz adviseert om AdBlue®bij te vullen
met behulp van een tankzuil. Wanneer er geen
204204 Rijden en parkeren
AdBlue®-tankzuil beschikbaar is, kunt u ook
AdBlue®bijvullen met behulp van een jerrycan.
#De dop van de AdBlue®-jerrycan 4los-
draaien.
#De eenwegslang 3met de hand op de ope-
ning van de AdBlue®bijvulcontainer 4vast-
draaien.
#De eenwegslang 3met de hand op de vulpijp
van de auto vastdraaien.
#De AdBlue®-bijvulcontainer 4omhoogbren-
gen en kantelen.
Wanneer de AdBlue®-tank volledig gevuld is,
stopt het vullen.
De AdBlue®bijvulcontainer 4kangedeelte-
lijk geleegd worden verwijderd.
#De eenwegslang 3en de AdBlue®bijvulcon-
tainer 4in omgekeerde volgorde losdraaien
en afsluiten.
#De AdBlue®-tankdop 2aanbrengen en
rechtsom draaien, tot hij hoorbaar vergrendelt.
#De tankdopklep 1sluiten.
#De auto gedurende ten minste 60 seconden
inschakelen.
%Wanneer de auto door een lege AdBlue®-tank
niet meer konworden gestart, duurt het maxi-
maal 60 seconden voordat het bijvullen wordt
herkend.
#De auto starten.
%Een AdBlue®navulverpakking niet continu in
de auto meenemen.
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-hHoogspanningsaccu opladen (plug-in-hybrybride)ide)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de hoogspan-t de hoogspan-
ningsaccuningsaccu
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de hoog-
spanningsaccu door lange standtijden
Lithium-ion-accu's zijn onderhevig aan natuur-
lijke zelfontlading.
Daarom kan bij standtijden van meerdere
maanden diepontlading optreden. Dit kan de
hoogspanningsaccu beschadigen.
#Om mogelijke schade te voorkomen de
hierna beschreven aanbeveling voor de
omgang met de hoogspanningsaccu in
acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Versnelde veroudering van
de hoogspanningsaccu
Als gevolg van de fundamentele eigenschap-
pen van de hoogspanningsaccu nemen in de
loop van de tijd de opslagcapaciteit en de
bruikbare energiehoeveelheid van de hoog-
Rijden en parkeren 205205
spanningsaccu af. Daardoor neemt de maxi-
maal haalbare elektrische actieradius af en
kunnen de maximale elektrische prestaties
van de auto worden beïnvloed.
De volgende factoren kunnen de veroudering
van de hoogspanningsaccu versnellen:
REen hoge laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu, in het bijzonder wanneer de
auto gedurende langere tijd wordtgepar-
keerd
RHoge omgevingstemperaturen bij langere
standtijden
#Om een versnelde veroudering te voorko-
men, de hierna beschreven aanbevelin-
genvoor de omgang met de hoogspan-
ningsaccu in acht nemen.
Advies voor de omgang met de hoogspannings-
accu:
RBij langere standtijden ervoor zorgen dat de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu tus-
sen 30% en 50% is wanneer de auto wordt
geparkeerd. De hoogspanningsaccu niet per-
manent op een stroomvoorziening aansluiten.
RBij langere standtijden hoge buitentemperatu-
ren, indien mogelijk, vermijden.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
om de zes weken controleren
(/pagina 340).
RDe hoogspanningsaccu bijladen wanneer de
laadtoestand onder 20% daalt.
RDe 12V-accu ook bij langere standtijden niet
loskoppelen. Anders kan de staat van de
hoogspanningsaccu niet door de auto worden
gecontroleerd.
Ukunt als volgt aan de reductie van het energie-
verbruik van de auto bijdragen:
Reen vooruitziende rijstijl (/pagina 184)
Rgereduceerd gebruik van elektrische verbrui-
kers
Rregelmatig onderhoud van de auto
OplaadmogOplaadmogelielijkheden vjkheden van de hoogspanningsaccuan de hoogspanningsaccu
(mode 2 en 3)(mode 2 en 3)
De hoogspanningsaccu wordt tijdens het rijden
door recuperatie opgeladen. Daarbij dient de elek-
tromotor bij deceleratie en bij het remmen als
dynamo.
U hebt de volgende mogelijkheden om stationair
op te laden:
Raan een netcontactdoos (mode 2)
Raan een wallbox of laadstation (mode 3)
Afhankelijk van de landspecieke uitvoering en de
laadkabel van uw auto is ook eenfasig wissel-
stroomladen mogelijk.
Bij het opladen altijd de verschillende netwerkver-
eisten van het land waarin u zich op dat moment
bevindt in acht nemen. Alleen laadkabels gebrui-
ken die geschikt zijn voor deze netwerkvereisten.
Bij vragen over de netwerkvereisten contact opne-
men met een elektrotechnicus of de lokale netbe-
heerder.
De hoogspanningsaccu vanwege het grotere laad-
vermogen en het betere laadrendement bij voor-
keur bij een wallbox of een laadstation opladen.
LaadkLaadkabel opbergabel opbergenen
De laadkabel van de auto altijd opbergen in de
meegeleverde laadkabeltas en deze vastzetten in
de bagageruimte van de auto.
Anders is de laadkabel niet voldoende beveiligd.
206206 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De capaciteit van de hoogspanningsaccu kan
nadelig worden beïnvloed door de volgende
invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
RHet inschakelen van elektrische nevenverbrui-
kers in de auto, bijvoorbeeld het klimaatregel-
systeem
REen langere standtijd zonder lading
De oplaadtijd van de hoogspanningsaccu kan lan-
gerworden door de volgende invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
REen langere standtijd zonder lading
RDe maximaal beschikbare laadstroom van de
stroomvoorziening
RDe ingestelde laadstroom (mode 2) in het mul-
timediasysteem (/pagina 339)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu aan de nede hoogspanningsaccu aan de netconttcontactdoosactdoos
(mode 2)(mode 2)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig gemonteerde onderdelen
Als u niet deskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel een netcontactdoos
aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot
brand of een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een netcontact-
doos aansluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto. Deze onderdelen kunt u kopen bij
een Mercedes‑Benz-servicewerkplaats,
waar u ook gedegen advies krijgt.
#Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#Niet gebruiken:
RVerlengsnoeren
RKabelhaspels
RStekkerdozen.
#Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan-
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Alleen de volgende laadkabels mogen worden
gebruikt:
RDe bij de auto gevoegde laadkabel
REen voor de auto goedgekeurde laadkabel
Rijden en parkeren 207207
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor-
ziening verschillend zijn.
Kortere oplaadtijden kunnen op de volgende
manieren worden bereikt:
Rbij het opladen aan een wallbox
Rbij het opladen bij een laadstation
Daartoe de aanwijzingenter plekke in acht
nemen.
Het bedieningselement van de laadkabel niet vrij
aan een netcontactdoos laten hangen.
Het bedieningselement mag niet aan de volgende
onderdelen worden opgetild:
Raan de laadkabelstekker
Raan de voedingsstekker
Bescherm het bedieningselement van de laadka-
bel bij het opladen tegenovermatige opwarming,
bijvoorbeeld door invallend zonlicht. Anders kan
het opladen worden afgebroken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu aan de wde hoogspanningsaccu aan de wallboallbox of bix of bij hetj het
laadstlaadstation (mode 3)ation (mode 3)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan te
sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of
een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een wallbox aan-
sluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsvoorschrien in de
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Voor het opladen aan een wallbox zonder vast
gemonteerde kabel de als optie verkrijgbare laad-
kabel voor wallbox en laadstation (mode 3) gebrui-
ken. De laadkabel bevindt zich in een foedraal in
de bagage- of laadruimte.
Alleen laadkabels gebruiken die door de fabrikant
zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor het opla-
den van de hoogspanningsaccu van een elektri-
sche auto.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om
de auto op het laadstation aan te sluiten, kan
dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Bij laadstations met vast gemonteerde
laadkabel:
208208 Rijden en parkeren
RVisuele controle van het laadstation
op uitwendige gebreken uitvoeren,
bijvoorbeeld ernstige beschadigingen
van de behuizing of de laadkabel.
#Bij laadstations zonder vast gemonteerde
laadkabel:
ROm veiligheidsredenen alleen laadka-
bels gebruiken die door de fabrikant
zijn getest en goedgekeurd voor het
opladen van de hoogspanningsaccu
van een elektrische auto.
RGeen beschadigde laadkabels gebrui-
ken.
RLaadkabels niet verlengen.
RGeen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moetenvoor het opladen
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-
kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder
van het lokale laadstation in acht nemen.
De op het laadstation voor het opladen weergege-
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit eect komt voort uit verschillende laadverlie-
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver-
liezen ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwik-
keling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad-
rendement is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats.
Maximaal tMaximaal toelaatbaroelaatbare laadse laadstrtroom voom voor heoor het opla-t opla-
den aan een neden aan een netconttcontactdoos instactdoos instellenellen
*AANWIJZINGAANWIJZING Overbelasting van de net-
contactdoos door te hoge laadstroom
Een te hoge laadstroom kantot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
externe stroomnet leiden.
#Controleren of het externe stroomnet
voor de ingestelde laadstroom geschikt
is.
#De ingestelde laadstroom indien nodig
reduceren of een andere netcontactdoos
gebruiken.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto. Deze onderdelen kunt u kopen bij
een Mercedes‑Benz-servicewerkplaats,
waar u ook gedegen advies krijgt.
#De instelling van de maximale laad-
stroom controleren aan de hand van het
weergegeven laadvermogen op het
instrumentendisplay.
Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de betref-
fende netcontactdoos of de netvoedingsinstallatie
door een elektricien laten controleren. Voor de
meegeleverde laadkabel is de maximumwaarde
voor de laadstroom landspeciek ingesteld. Bij het
opladen in het buitenland kan de maximumwaarde
Rijden en parkeren 209209
de daar toegestane waarde overschrijden. De
landspecieke regelingen bij het opladen in het
buitenland in acht nemen. Bij vragen over de laad-
stroominstelling of een storing in de werking con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De maximaal toegestane laadstroom instellen
in het menu van het multimediasysteem
(/pagina 339).
Wanneer de exacte waarde van de maximaal toe-
gestane laadstroom niet kanworden ingesteld, de
eerstvolgende kleinere instelbare waarde kiezen.
%Wanneer de auto meer tijd dan normaal voor
het opladen van de hoogspanningsaccu nodig
hee, de instellingen voor de maximale laad-
stroom in het menu van het multimediasys-
teem controleren.
OvOvererziczicht laadkht laadkabel-bedieningseenheidabel-bedieningseenheid
De laadkabel-bedieningseenheid gee de actuele
toestand van het opladen aan.
1Weergave netspanning
2Weergave opladen
3Weergave temperatuurbewaking
4Weergave veiligheidsvoorziening
WWeergaveergave nee netspanningtspanning 11
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Brandt wit Netspanning is aanwe-
zig
WWeergaveergave opladene opladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Knippert groen Hoogspanningsaccu
wordt opgeladen
WWeergaveergave te tememperperatuurbewatuurbewakingaking 33
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Brandt rood Groene LED knippert
tegelijkertijd: Te hoge
temperatuur laadver-
mogen wordtgeredu-
ceerd
Groene LED knippert
niet: Te hoge tempera-
tuur opladen beëin-
digd
Knippert rood Te hoge temperatuur
van de voedingsstek-
ker opladen beëin-
digd
210210 Rijden en parkeren
WWeergaveergave ve veiligheidsveiligheidsvooroorzieningziening 44
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Knippert rood Laadkabel storing
Opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Brandt rood Witte LED is gedoofd:
Storing in de netaan-
sluiting Opladen niet
mogelijk, andere net-
contactdoos kiezen
Witte LED brandt: Sto-
ring van de auto
opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Wanneer alle vier de weergaven branden, voert de
laadkabel-bedieningseenheid een zelfdiagnose uit.
Wanneer de temperatuurbewaking 3een storing
aangee, kan deze helpen om de laadkabel te
beschermen tegen direct zonlicht.
LaadkLaadkabel-bedieningseenheid tabel-bedieningseenheid tererugzeugzetttten:en: Wan-
neer de veiligheidsvoorziening 4een storing van
de laadkabel of een storing van de auto aangee,
eerst de laadkabel-bedieningseenheid terugzet-
ten. Daartoe de laadkabel loskoppelen van de
auto en van de netcontactdoos en circa vijf
seconden wachten. Wanneer de storing na het
opnieuw aansluiten van de laadkabel zich blij
voordoen, is opladen via de netcontactdoos niet
mogelijk. Overeenkomstig de weergave moet de
laadkabel worden vervangen of moet de voertuig-
stekker bij een gekwaliceerde werkplaats worden
gecontroleerd.
FFuncties vuncties van de contran de controlelamolelampjes op de vpjes op de voeroertuig-tuig-
ststekkekkererdoosdoos
RAfhankelijk van de exportuitvoering is een van
de volgende voertuigstekkerdozen rechts in de
achterbumper aangebracht.
RDe contactdoosklep wordt samen met de auto
centraal ver- en ontgrendeld.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type 1doos type 1
1Status van het opladen
Rijden en parkeren 211211
OvOvererziczicht contrht controlelamolelampjesstpjesstatusatus
ContrControlelamolelampjepje BetBetekekenisenis
Knippert oranje Verbinding wordt
opgebouwd
Knippert groen Opladen
Brandt oranje Laadpauze
Brandt groen Hoogspanningsaccu
volledig opgeladen
Knippert rood Storing
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type 2doos type 2
1Vergrendelingsstatus
2Status van het opladen
OvOvererziczicht vht vergrergrendelingsstendelingsstatusatus
VVergrergrende-ende-
lingsstlingsstatusatus
11
MeldingMelding BetBetekekenisenis
%Brandt wit RDe voer-
tuigstek-
kerdoos is
ontgren-
deld
RLaadkabel
aansluiten
of verwij-
deren
OvOvererziczicht stht status vatus van hean het opladent opladen
SSttatus vatus van hetan het
opladenopladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
#Knippert
oranje Verbinding
wordt opge-
bouwd
#Knippert
groen Actieve ener-
giestroom
212212 Rijden en parkeren
SSttatus vatus van hetan het
opladenopladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
#Brandt oranjeLaadpauze
#Brandt groen Opladen vol-
tooid
#Knippert rood Bij het laden
is een storing
opgetreden.
Het controle-
lampje doo
weer na circa
90 seconden.
%Wanneer de controlelampjes gedoofd zijn, de
auto met de sleutel ontgrendelen of vergren-
delen. De controlelampjes tonen dan de actu-
ele status van het opladen.
HeHet opladen stt opladen startartenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door te
hoge spanningen in het stroomnet
De auto is uitgerust met een elektrische zeke-
ring tegente hoge spanningen in het stroom-
net. Deze elektrische zekering kan bijvoor-
beeld bij zwaar onweer worden geactiveerd en
kantot activering van de zekering van het
pand en een laadonderbreking leiden. Deze
functies dienen ter bescherming van de auto.
Na het weer inschakelen van de zekering van
het pand wordt het opladen automatisch
voortgezet.
Bij een laadonderbreking zonder dat de zeke-
ring van het pand wordtgeactiveerd, kan het
tot tien minuten duren alvorens het opladen
automatisch wordtvoortgezet.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadkabelstekker
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen
tijdens het opladen binnen de toegestane
grenswaarden warm worden.
Rijden en parkeren 213213
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadkabel-
stekker te warm wordt, de stroomvoor-
ziening van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegenvervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe transmissie staat in de stand j.
RHet hybride systeem is niet geactiveerd. De
weergave õop het instrumentendisplay is
uit.
RDe auto is ontgrendeld.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type 1doos type 1
#Linksonder op de contactdoosklep 1druk-
ken en de contactdoosklep naar boven open-
klappen.
%Wanneer het hybride systeem is geactiveerd
(weergave õop het instrumentendisplay),
kan de contactdoosklep 1niet worden
geopend.
214214 Rijden en parkeren
#De sluiting 3naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5openklappen.
#Opladen via neOpladen via netconttcontactdoos (mode 2):actdoos (mode 2): De voe-
dingsstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken.
#Indien nodig de maximumlaadstroom instellen.
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de voer-
tuigstekkerdoos 2steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4knippert oranje en
groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt
opgeladen.
#Opladen via wOpladen via wallboallbox/laadstx/laadstation (mode 3):ation (mode 3): De
laadkabelstekker tot de aanslag in de voertuig-
stekkerdoos 2steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4knippert oranje en
groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt
opgeladen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instru-
mentendisplay de laadpagina met een laadprog-
nose weergegeven. De oplaadprognose is de ver-
wachte laadtoestand op de ingestelde vertrektijd
of het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu vol-
ledig is opgeladen.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type 2doos type 2
#Linksonder op de contactdoosklep 1druk-
ken en de contactdoosklep naar boven open-
klappen.
Het controlelampje 4%gaat branden.
Rijden en parkeren 215215
%Wanneer het hybride systeem is geactiveerd
(weergave õop het instrumentendisplay),
kan de contactdoosklep 1niet worden
geopend.
#De sluiting 3naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 6openklappen.
#Opladen via neOpladen via netconttcontactdoos (mode 2):actdoos (mode 2): De voe-
dingsstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken.
#Indien nodig de maximumlaadstroom instellen.
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de voer-
tuigstekkerdoos 2steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 5#knippert oranje
en groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt
opgeladen.
#Opladen via wOpladen via wallboallbox/laadstx/laadstation (mode 3)ation (mode 3)
zonder vzonder voorgoorgemontemonteereerde kde kabel:abel: De laadkabel-
stekker tot de aanslag in de voertuigstekker-
doos 2steken.
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de con-
tactdoos van de wallbox steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 5#knippert oranje
en groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt
opgeladen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instru-
mentendisplay de laadpagina met een laadprog-
nose weergegeven. De oplaadprognose is de ver-
wachte laadtoestand op de ingestelde vertrektijd
of het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu vol-
ledig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto tijdens langdurige perioden
van stilstand op het stroomnet is aangesloten,
wordt de hoogspanningsaccu naar behoee
automatisch opgeladen wanneer dat nodig is
of wanneer elektrische verbruikers worden
geactiveerd.
Opladen beëindigOpladen beëindigenen
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type 1doos type 1
216216 Rijden en parkeren
#De toets1op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer de laadkabelstekker geblokkeerd is,
contact opnemen met een gekwaliceerde
werkplaats.
#Opladen via neOpladen via netconttcontactdoos (mode 2):actdoos (mode 2): De net-
stekker uit de netcontactdoos verwijderen en
de laadkabel veilig in de auto opbergen
(/pagina 205).
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type 2doos type 2
#De auto ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
#De laadkabelstekker binnen 30 seconden uit
de voertuigstekkerdoos losmaken.
Na aoop van de 30 seconden vergrendelt de
voertuigstekkerdoos weer en wordt het opla-
den weer hervat.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Opladen via neOpladen via netconttcontactdoos (mode 2):actdoos (mode 2): De net-
stekker uit de netcontactdoos verwijderen en
de laadkabel veilig in de auto opbergen
(/pagina 205).
#Opladen via wOpladen via wallboallbox/laadstx/laadstation (mode 3)ation (mode 3)
zonder vzonder voorgoorgemontemonteereerde laadkde laadkabel:abel: De laad-
kabelstekker uit de contactdoos van de wall-
box trekken en de laadkabel veilig in de auto
opbergen (/pagina 205).
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
Rijden en parkeren 217217
%Het linker controlelampje %1op de
voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken
van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
FFunctie vunctie van de laadtan de laadtoestoestandwandweergaveergave op hete op het
insinstrtrumentumentendisplayendisplay
1Actuele laadtoestand
2Tijdstip accu vol
3Verwachte laadtoestand op de ingestelde ver-
trektijd
4Actueel laadvermogen
Wanneer de auto met het stroomnet verbonden
en uitgeschakeld is, toont het instrumentendisplay
de laadtoestandweergave gedurende circa
twee minuten.
De waarde voor het actueel laadvermogen 4kan
afwijken van de weergave van het laadstation.
Vanaf een laadvermogen van 10 kW wordt de
waarde in de laadtoestandweergave afgerond en
weergegeven zonder decimalen.
%De onder 3weergegevenwaarde varieert
afhankelijk van de instelling voor het opladen.
Deze toont de laadprognose, bijvoorbeeld het
tijdstip van het bereiken van de gekozen laad-
toestand of de laadtoestand op de voorgese-
lecteerde vertrektijd.
PParkarkererenen
AAututo afzeo afzettttenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door wegrollen van een onvol-
doende beveiligde auto
Als de auto zonder voldoende beveiliging
wordtgeparkeerd, kan deze ook bij een lichte
helling ongecontroleerd wegrollen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien
dat de auto in de richting van de stoep-
rand rolt als deze in beweging komt.
#De parkeerrem bedienen.
#De transmissie in de stand jzetten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar bij hete
onderdelen van het uitlaatsysteem
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#De auto zo parkeren dat geen brandbaar
materiaal met hete onderdelen van de
auto in contact kankomen.
218218 Rijden en parkeren
#Niet op een droge wei of afgeoogste
graanvelden parkeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door wegrollen
#De auto altijd tegenwegrollen beveiligen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen door het
laten zakken van de auto
AAututo's meo's met AIR BODt AIR BODY CY CONTRONTROL rOL resp. nivesp. niveau-eau-
rregegeling:eling: De auto kan door temperatuurver-
schillen of langere standtijden omlaaggaan.
Daarbij kunnen carrosseriedelen worden
beschadigd.
#Bij het parkerenvan de auto en bij het
wegrijden mogen zich geen obstakels,
zoals stoepranden, onder of in de buurt
van de carrosserie bevinden; dit contro-
leren.
#De auto tot stilstand brengen door het rempe-
daal in te drukken.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de
auto in de richting van de stoeprand rolt wan-
neer deze in beweging komt.
Rijden en parkeren 219219
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#Bij stilstaande auto en ingedrukt rempedaal de
transmissiestand jinschakelen
(/pagina 196).
#De auto uitschakelen door de toets1in te
drukken.
#De bedrijfsrem langzaam loslaten.
#Uitstappen en de auto vergrendelen.
%Wanneer de auto wordtgeparkeerd, kunt u de
zijruiten en het schuifdak nog circa vier minu-
ten bedienen nadat het bestuurdersportier
gesloten is.
%Wanneer de auto wordtgeparkeerd, kunt u de
zijruiten en het panoramaschuifdak nog circa
vier minuten bedienen nadat het bestuurders-
portier gesloten is.
GarGaragagedeurbedieningedeurbediening
TToeoetsen vtsen van de gan de gararagagedeurbediening predeurbediening progrogramme-amme-
rrenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Het inade-
men van deze uitlaatgassen is schadelijk voor
de gezondheid en leidt totvergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een geslotenruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is buiten de garage of buiten het
zwenkbereik van de garagedeur geparkeerd.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
220220 Rijden en parkeren
#De in te leren toets1,2of 3indrukken
en ingedrukt houden.
Het controlelampje 4knippert geel.
%Het kantot 20 seconden duren voordat het
controlelampje geel gaat knipperen.
#De eerder ingedrukte toetsen loslaten.
Het controlelampje 4knippert verder geel.
#De afstandsbediening 6op een afstand tus-
sen 1 cm en 8 cm op de toets1,2of 3
richten.
#De toets5van de afstandsbediening 6
indrukken en ingedrukt houden tot een van de
volgende signalen verschijnt:
RHet controlelampje 4brandt permanent
groen. De programmering is afgesloten.
RHet controlelampje 4knippert groen. De
programmering was succesvol. Bovendien
moet een wisselcode-synchronisatie met
het garagedeurbedieningssysteem worden
uitgevoerd.
#Als het controlelampje 4niet groen brandt of
knippert: De procedure herhalen.
#Alle toetsen loslaten.
%De afstandsbediening van de garagedeurbe-
diening behoort niet tot de leveringsomvang
van de garagedeurbediening.
WWisselcode-syncisselcode-synchrhronisatie uitvonisatie uitvoeroerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet deurbedieningssysteem werkt met een
wisselcode.
RUw auto bevindt zich binnen het bereik van
het garage- of het buitendeurbedieningssys-
teem.
RDe auto evenals personen en voorwerpen
bevinden zich buiten het bewegingsgebied van
het portier.
#De programmeertoetsvan de deuraandrij-
vingseenheid indrukken.
U hebt circa 30 seconden de tijd om de vol-
gende stap te starten.
#Meerdere keren na elkaar de geprogram-
meerde toets1,2of 3indrukken, totdat
het portier sluit.
Wanneer het portier sluit, is de programmering
afgesloten.
%Bovendien de handleiding van de deurbedie-
ning lezen.
PrProblemen bioblemen bij hej het prt progrogrammerammeren ven van de afstan de afstands-ands-
bediening vbediening vererhelpenhelpen
#Controleren of de zendfrequentie van de
afstandsbediening 6wordt ondersteund.
#De batterijen in de afstandsbediening 6ver-
vangen.
Rijden en parkeren 221221
#De afstandsbediening 6onder verschillende
hoeken op een afstand tussen 1 cm en 8 cm
voor de binnenspiegel houden. Daarbij elke
instelstand ten minste 25 seconden aanhou-
den.
#De afstandsbediening 6onder dezelfde hoe-
ken op verschillende afstanden van de binnen-
spiegel houden. Daarbij elke instelstand ten
minste 25 seconden aanhouden.
#Bij afstandsbedieningen die slechts gedurende
bepaalde tijd zenden, voor het verstrijkenvan
de zendtijd opnieuw de toets5van de
afstandsbediening 6indrukken.
#De antennekabel van de garagedeurbediening
uitlijnen met de afstandsbediening.
%Ondersteuning en aanvullende informatie voor
de programmering:
RBij de HomeLink®Hotline via het nummer
(0) 08000 466 354 65 of +49 (0) 6838
907-277
ROp het internet onder https://
www.homelink.com
GarGaragagedeur openen of sluitedeur openen of sluitenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe betreende toets is voor het bedienen van
de garagedeur geprogrammeerd.
#De toets1,2of 3indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
#Wanneer het controlelampje 4na circa
20 seconden geel knippert: Opnieuw de eer-
der ingedrukte toets indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
GeheugGeheugen ven van de gan de gararagagedeurbediening wissenedeurbediening wissen
#De toetsen 1en 3indrukken en ingedrukt
houden.
Het controlelampje 4brandt geel.
#Wanneer het controlelampje 4groen knip-
pert: De toetsen 1en 3loslaten.
Het volledige geheugen is gewist.
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerremem
WWererking vking van de elektran de elektriscische parkhe parkeerreerrem (autem (automa-oma-
tisctisch insch inschakhakelen)elen)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
222222 Rijden en parkeren
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
De elektrDe elektriscische parkhe parkeerreerrem wem worordt autdt automatischomatisch
bediend, als de trbediend, als de transmissie in de stansmissie in de standand jjststaataat
en aan een ven aan een van de van de volgolgende vende voorwoorwaaraarden is vden is vol-ol-
daan:daan:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe gordelslottong steekt niet in het gordelslot
van de bestuurdersstoel en het bestuurders-
portier wordtgeopend.
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/pagina 224).
In de vIn de volgolgende situaties wende situaties worordt de elektrdt de elektriscische par-he par-
kkeerreerrem ook vem ook vasastgtgezet:ezet:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDe actieve parkeerassistent houdt de auto in
stilstand op zijn plaats.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
brengt de auto tot stilstand.
RDaartDaartoe moeoe moet bovt bovendien aan een vendien aan een van de van de vol-ol-
ggende vende voorwoorwaaraarden ziden zijn vjn voldaan:oldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
%Wanneer de auto door het ECO start-stopsys-
teem wordt uitgeschakeld, wordt de elektri-
sche parkeerrem niet automatisch ingescha-
keld.
FFunctie vunctie van de elektran de elektriscische parkhe parkeerreerrem (autem (automa-oma-
tisctisch vrih vrijzejzetttten)en)
De elektrDe elektriscische parkhe parkeerreerrem wem worordt vridt vrijgjgezeezet, wt, wan-an-
neer aan de vneer aan de volgolgende vende voorwoorwaaraarden is vden is voldaan:oldaan:
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe auto is gestart.
RDe transmissie staat in de stand hof ken
het gaspedaal wordt ingedrukt of er wordt
geschakeld van de transmissiestand jin de
stand hof k.
RWanneer de transmissie in de stand kstaat,
moet het koerdeksel gesloten zijn.
RDe gordelslottong steekt in het gordelslot van
de bestuurdersstoel.
Wanneer de gordelslottong niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel steekt, moet aan
één van de volgende voorwaarden voldaan
zijn:
-De transmissiestand jwordtverlaten.
of
-Er is voorheen sneller dan 3 km/h gere-
den.
Rijden en parkeren 223223
Wanneer de elektrische parkeerremwordt vrijge-
zet, doo in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerrem handmatig inscem handmatig inschakhakelen ofelen of
vrivrijzejzettttenen
AAantrantrekkekkenen
#Op de handgreep 1drukken.
Het rode controlelampje !brandt in het
combi-instrument.
%Alleen wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
correct ingeschakeld.
VVrriijzejzettttenen
#De auto inschakelen.
#Aan de handgreep 1trekken.
In het combi-instrument doo het rode con-
trolelampje !.
NNoodroodremming uitvemming uitvoeroerenen
#De handgreep 1indrukken en ingedrukt hou-
den.
Zolang de auto nog rijdt, wordt de melding
Parkeerrem ontgrendelen weergegeven en
knippert het rode controlelampje !.
Wanneer de auto tot stilstand is afgeremd,
wordt de elektrische parkeerrem ingescha-
keld. Het rode controlelampje !brandt in
het combi-instrument.
InfInforormatie ovmatie over boer botsingherktsingherkenning bienning bij gj geparkeparkeereerdede
autoauto
Wanneer bij de vergrendelde auto met ingescha-
kelde wegsleepbeveiliging een botsing wordt her-
kend, ontvangt u in het multimediasysteem bij het
inschakelen van de auto een bericht.
Hierbij ontvangt u informatie over de volgende
punten:
Rpotentieel getroen gedeelte van de auto
Rkracht van de botsing
In de volgende situatie kan een abusievelijke acti-
vering optreden:
RDe geparkeerde auto wordtverplaatst, bijvoor-
beeld in een garage met een dubbele etage.
%Om een abusievelijke activering te voorko-
men, de wegsleepbeveiliging uitschakelen.
Wanneer de wegsleepbeveiliging wordt uitge-
schakeld, wordt ook de botsingherkenning uit-
geschakeld.
224224 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De herkenning kan in de volgende situaties
beperkt zijn:
Rbij schade zonder botsing, bijvoorbeeld bij een
afgebroken buitenspiegel of lakschade door
een sleutel
Rbij een botsing met lage snelheid
Rals de elektrische parkeerrem niet ingescha-
keld is
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het buitt buitenen
ggebrebruik stuik stellen vellen van de autoan de auto
Als de auto langer dan zes weken buiten gebruik
wordtgesteld, kan door het stilstaan schade ont-
staan.
Eveneens kan de 12V-accu door volledige ontla-
ding beschadigd raken.
%Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
RRususttttoestoestand (vand (vererlenging vlenging van de stan de standtiandtijd vjd van dean de
ststartartaccu)accu)
WWererking vking van de ran de rusuststtstandand
%Deze functie is niet voor alle modellen
beschikbaar.
Wanneer de ruststand wordtgeactiveerd, wordt
het energieverlies bij langere standtijd geminimali-
seerd.
De ruststand hee de volgende eigenschappen:
RDe startaccu wordt ontzien.
ROp het mediadisplay verschijnt de maximale
standtijd.
RDe verbinding met online-services wordt
onderbroken.
RDe diefstal-/inbraakalarminstallatie (EDW) is
niet beschikbaar.
RDe functies interieurbeveiliging en wegsleep-
beveiliging zijn niet beschikbaar.
RDe functie botsingsherkenning bij geparkeerde
auto is niet beschikbaar.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, kan de ruststand via het multimediasysteem
worden geactiveerd of gedeactiveerd:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
Wanneer de weergegeven standtijdvan de auto
wordtoverschreden, kan dit tot een verminderd
comfort leiden en is het mogelijk dat de startaccu
de motoreventueel niet kan starten.
De startaccu in de volgende situaties opladen:
RDe standtijd van de auto moet worden ver-
lengd.
ROp het mediadisplay verschijnt de melding
Acculading niet voldoende voor ruststand.
%De ruststand wordt automatisch gedeacti-
veerd als de auto wordt ingeschakeld.
RRusuststtstand activand activereren of deactiven of deactivereren (auten (auto uitsco uitscha-ha-
kkelen)elen)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe motor is afgezet.
Rijden en parkeren 225225
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#De Ruststand in- of uitschakelen.
#Ja selecteren.
RiRij- en rij- en rijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
RiRijsystjsystemen en uw vemen en uw vererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
Uw auto is voorzien vanrijsystemen die u onder-
steunen bij het rijden, parkeren en manoeuvreren.
De rijsystemen zijn slechts hulpmiddelen. Deze
kunnen uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen en ontslaan u niet van uw verkeersrechte-
lijke verantwoordelijkheid. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gere-
den snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden
van de rijstrook. Voortdurend de verkeerssituatie
in de gaten houden en indien nodig ingrijpen. De
grenzen voor een veilig gebruik in acht nemen.
Rijsystemen kunnen het gevaar voor ongevallen
van een niet aangepaste rijstijl niet verminderen
en de natuurkundige grenzen niet verleggen. Het
systeem kan niet altijd rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie.
InfInforormatie ovmatie over de sensorer de sensoren en cameren en camera's va's van dean de
autoauto
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met camera's en radarsensoren of ultra-
sone sensoren de omgeving voor, achter of naast
uw auto.
1Multifunctionele camera
2Camera's in de buitenspiegel
3Frontradar
4Frontcamera
5Hoekradars
6Ultrasone sensoren
7Achteruitrijcamera
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de sensoren en camera's van de auto
Als de gebieden van de sensoren en camera's
van de auto afgedekt, beschadigd of vervuild
zijn, kunnen sommige rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen niet meer correct functione-
ren. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#De omgeving van de sensoren en came-
ra's van de auto altijd vrij en schoon hou-
den.
#Beschadigingen aan de bumper, in de
radiateurgrille of steenslag op de voor- of
226226 Rijden en parkeren
achterruit bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten repareren.
Met name de omgeving van de sensoren en
camera's vrijhouden van vuil, ijs of natte sneeuw
(/pagina 386). De sensoren en camera's, als-
mede hun registratiegebieden, mogen niet worden
afgedekt. Geen extra kentekenplaathouders,
reclameborden, stickers, wrapfolie of steenslagfo-
lie in het registratiegebied van de sensoren en
camera's aanbrengen. Erop letten dat er geen uit-
stekende lading in het registratiegebied hangt.
Bij een beschadiging van de bumper of de radia-
teurgrille of na een botsing de werking van de
sensoren laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats. Beschadigingen of steenslag
in de omgeving van de camera's in de voorruit of
de achterruit bij een gekwaliceerde werkplaats
laten repareren.
%De achteruitrijcamera kanvoor kalibratiedoel-
einden automatisch worden in- en uitgescho-
ven, ook als geen camerabeeld op het display
verschijnt.
OvOvererziczicht vht van de rian de rijsystjsystemen en riemen en rijvjveiligheidssyeiligheidssys-s-
ttemenemen
RABS (AAntiBBlokkeerSSysteem) (/pagina 228)
RBAS (BBrems-AAssistent-SSystem = remassistent-
systeem) (/pagina 228)
RESP®(EElektronisch SStabiliteitsPProgramma)
(/pagina 228)
RESP®zijwindassistent (/pagina 230)
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
(/pagina 230)
REBD (EElectronic BBrakeforce DDistribution)
(/pagina 231)
RStuurassistent STEER CONTROL
(/pagina 231)
RHOLD-functie (/pagina 231)
RWegrijhulp voor op hellingen (/pagina 232)
RAdaptief remlicht (/pagina 233)
RATTENTION ASSIST (/pagina 233)
RTEMPOMAT (/pagina 235)
RLimiter (/pagina 236)
RVerkeerstekenassistent (/pagina 254)
RDYNAMIC BODY CONTROL (/pagina 262)
RAIR BODY CONTROL (/pagina 262)
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
(/pagina 283)
RiRijassistjassistentiepakketentiepakket
De volgende functies vormen onderdeel van het
rijassistentiepakket. Enkele functies zijn alleen
landsafhankelijk verkrijgbaar. Enkele functies zijn,
met beperkte functionaliteit, ook verkrijgbaar zon-
der rijassistentiepakket.
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 238)
RActieve snelheidslimietassistent (landsafhan-
kelijk) (/pagina 243)
RRoutegebaseerde snelheidsaanpassing (lands-
afhankelijk) (/pagina 244)
RActive Brake Assist System (/pagina 250)
RActieve stuurassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 247)
RActieve noodstopassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 249)
Rijden en parkeren 227227
RActieve leassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 246)
RDodehoek- en actieve dodehoekassistent met
uitstapwaarschuwing (/pagina 256)
RActieve spoorassistent (/pagina 259)
PParkarkeereerpakketpakket
RAchteruitrijcamera (/pagina 265)
R360°-camera (/pagina 268)
RPARKTRONIC-parkeerassistent
(/pagina 272)
RActieve parkeerassistent (/pagina 276)
FFuncties vuncties van hean het ABSt ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) regelt de remdruk
in kritieke situaties:
RBij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkerenvan de wielen voorkomen.
RBij het remmen blij de bestuurbaarheid van
de auto gewaarborgd.
Als het ABS regelt, is pulseren van het rempedaal
voelbaar. Het pulserende rempedaal kan een aan-
wijzing voor gevaarlijke wegomstandigheden zijn
en u eraan herinneren bijzonder voorzichtig te rij-
den.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
RHet ABS functioneert vanaf een snelheid van
circa 5 km/h.
RHet ABS kan niet correct werken of niet functi-
oneren als een storing aanwezig is en het gele
ABS-waarschuwingslampje !in het combi-
instrument na het startenvan de auto perma-
nent brandt.
FFunctie vunctie van hean het Bt BASAS
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door storing in het BAS (remassistentie-
systeem)
Wanneer het BAS een storing vertoont, kan de
remweg langer worden bij een noodstop.
#In noodstopsituaties het rempedaal met
volle kracht indrukken. Het ABS voor-
komt daarbij het blokkeren van de wie-
len.
Het Brake Assist System (BAS) ondersteunt u bij
een noodstop met extra remkracht.
Wanneer het rempedaal snel wordt ingedrukt,
wordt het BAS geactiveerd:
RHet BAS verhoogt automatisch de remdruk
van de rem.
RHet BAS kan de remweg verkorten.
RHet ABS voorkomt daarbij het blokkeren van
de wielen.
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten, werkt
de remweer normaal. Het BAS wordtgedeacti-
veerd.
FFunctie vunctie van hean het ESPt ESP®®
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP®wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP®niet meer voor stabilisatie van de auto.
228228 Rijden en parkeren
#Het ESP®alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP®)
kan, binnen de natuurkundige grenzen, de rijstabi-
liteit en de tractie in de volgende situaties bewa-
ken en verbeteren:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan
RBij het remmen
Wanneer de auto van de door de bestuurder
gewenste koers afwijkt, kan het ESP®de auto
door de volgende ingrepen stabiliseren:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RHet motorvermogen wordt aangepast aan de
situatie.
Wanneer het waarschuwingslampje åperma-
nent brandt, is het ESP®uitgeschakeld:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
%Ook wanneer het ESP®is uitgeschakeld,
wordt u bij het remmen nog steeds onder-
steund door het ESP®.
Wanneer het waarschuwingslampje ÷knip-
pert, hebben een of meerdere wielen hun slip-
grens bereikt:
RDe rijstijl aan de actuele verkeers- en weers-
omstandigheden aanpassen.
RHet ESP®in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
Om de tractie te verbeteren het ESP®in de vol-
gende situaties uitschakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
Wanneer het waarschuwingslampje ESP®÷
permanent brandt, is het ESP®vanwege een sto-
ring niet beschikbaar.
De volgende informatie in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/pagina 520)
RDisplaymeldingen (/pagina 452)
ETETS/4ETS/4ETS (elektrS (elektronisconisch trh tractiesystactiesysteem)eem)
De tractieregeling ETS/4ETS is onderdeel van het
ESP®en maakt het mogelijk wegte rijden op een
gladde rijbaan.
Rijden en parkeren 229229
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
InvInvloed vloed van de rian de rijprjprogrogramma's op heamma's op het ESPt ESP®®
De rijprogramma's maken een aanpassing van het
ESP®aan verschillende weersomstandigheden, de
staat van het wegdek en de gewenste rijstijl
mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijpro-
gramma wordt de betreende ESP®modus geac-
tiveerd. De rijprogramma's kunnen ook worden
ingesteld met de DYNAMIC SELECT-schakelaar
(/pagina 192).
FFunctie vunctie van de ESPan de ESP®®zizijwindassistjwindassistentent
De ESP®zijwindassistent herkent plotseling optre-
dende zijwind en helpt de bestuurder om de auto
in het goede spoor te houden:
RDe ESP®zijwindassistent is bij rechtuit rijden
of auwe bochten in het snelheidsbereik van
circa 75 km/h tot 200 km/h actief.
RDe auto wordtgestabiliseerd door een
gerichte en eenzijdige remingreep.
FFunctie vunctie van de ESPan de ESP®®aanhangwaanhangwagagenstenstabilisatieabilisatie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij slechte verkeers‑ en weersomstandig-
heden
Bij slechte verkeers‑ en weersomstandigheden
kan de aanhangwagenstabilisatie slingeren
van de combinatie niet voorkomen. Aanhang-
wagens met een hoog zwaartepunt kunnen
kantelen voordat het ESP®dit herkent.
#De rijstijl altijd aan de actuele verkeers‑
en weersomstandigheden aanpassen.
De ESP®aanhangwagenstabilisatie kan uw auto
tijdens het rijden met een aanhangwagen stabili-
seren, als deze gaat slingeren:
RDe ESP®aanhangwagenstabilisatie is vanaf
een snelheid van 65 km/h actief.
REen lichte slingering wordtgestabiliseerd door
een gerichte en eenzijdige remingreep.
RBij sterk slingeren worden bovendien het
motorvermogen verminderd en alle wielen
afgeremd.
De ESP®aanhangwagenstabilisatie kan onder de
volgende omstandigheden beperkt of helemaal
niet werken:
RDe aanhangwagen is niet correct aangesloten
of wordt door de auto niet correct herkend.
ESPESP®®(elektr(elektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogramma) in- ofamma) in- of
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
%Het ESP®kan alleen via de snelle toegang
worden in- en uitgeschakeld, indien minimaal
een andere functie in de snelle toegang
beschikbaar is. Verder vindt u het ESP®in het
menu Assistentie.
230230 Rijden en parkeren
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
#ESP selecteren.
#Aan of åUit selecteren.
%Als het ESP®uitgeschakeld is en het rijpro-
gramma Îals laatste geselecteerd was,
wordt automatisch het rijprogramma A
ingeschakeld als de motorweer wordtgestart.
Als in het combi-instrument het waarschuwings-
lampje ESP®OFF åpermanent brandt, is het
ESP®uitgeschakeld.
De informatie over de waarschuwingslampjes en
de displaymeldingen die in het combi-instrument
kunnen worden weergegeven, in acht nemen.
FFunctie vunctie van de EBDan de EBD
De Electronic Brakeforce Distribution (EBD) hee
de volgende eigenschappen:
RBewaking en regeling van de remdruk naar de
achterwielen.
RVerbetering van de rijstabiliteit bij het rem-
men, in het bijzonder in bochten.
FFunctie vunctie van de san de stuurtuurassistassistent Sent STEER CTEER CONTRONTROLOL
De stuurassistent STEER CONTROL ondersteunt u
door met een in het stuurwiel merkbare kracht in
de voor de stabilisatie van de auto juiste richting
te sturen.
Dit stuuradvies krijgt u in de volgende situaties:
RTijdens het remmen bevinden de beide rechter
of linker wielen zich op een natte of gladde rij-
baan.
RDe auto geraakt in een slip.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De stuurassistent STEER CONTROL kan in de vol-
gende situaties nadelig beïnvloed of buiten wer-
king zijn:
RHet ESP®is uitgeschakeld.
RHet ESP®vertoont een storing.
RDe stuurinrichting vertoont een storing.
Als het ESP®een storing vertoont, wordt u verder
ondersteund door de elektrische stuurbekrachti-
ging.
HOLD-functieHOLD-functie
HOLD-functieHOLD-functie
De HOLD-functie houdt de auto vast zonder dat
het rempedaal moet worden ingedrukt, bijvoor-
beeld bij het wachten in het verkeer.
De HOLD-functie is slechts een hulpmiddel. De
verantwoordelijkheid voor het veilig stil blijven
staan van de auto ligt bij de bestuurder.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De HOLD-functie dient uitsluitend voor de onder-
steuning tijdens het rijden en vormtgeen vol-
Rijden en parkeren 231231
doende beveiliging van de stilstaande auto tegen
wegrollen.
RDe helling mag niet groter zijn dan 30 %.
HOLD-functie in- en uitscHOLD-functie in- en uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde HOLD-functie bij het
verlaten van de auto
Als de auto wordtverlaten terwijl deze alleen
door de HOLD-functie wordt afgeremd, kan hij
in de volgende situaties wegrollen:
RWanneer er een storing optreedt in het
systeem of in de spanningsvoorziening.
RWanneer de HOLD-functie door bediening
van het gaspedaal of het rempedaal wordt
uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzit-
tende.
#De auto bij het verlaten altijd tegenweg-
rollen beveiligen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto staat stil.
RHet bestuurdersportier is gesloten of de veilig-
heidsgordel aan bestuurderszijde is omge-
gespt.
RDe auto is gestart of door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RDe auto is gestart.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe transmissie staat in de stand h,kof
i.
HOLD-functie inscHOLD-functie inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en na korte tijd snel
verder indrukken, tot de melding ëop het
instrumentendisplay verschijnt.
#Het rempedaal loslaten.
HOLD-functie uitscHOLD-functie uitschakhakelenelen
#Om wegte rijden het gaspedaal indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken, tot de melding
ëvan het instrumentendisplay verdwijnt.
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt ingeschakeld.
RDe transmissie wordt in de stand jgezet.
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand jen/of de
elektrische parkeerremgewaarborgd:
RDe veiligheidsgordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe auto wordtgeparkeerd.
REr treedt een systeemstoring op.
RDe spanningsvoorziening is onvoldoende.
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijhulp vjhulp voor op hellingoor op hellingenen
De wegrijhulp voor op hellingen houdt de auto
onder de volgende voorwaarden gedurende korte
tijd vast bij het wegrijden bergop:
RDe transmissie staat in de stand hof k.
232232 Rijden en parkeren
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Zo is er voldoende tijd om uw voet van het rempe-
daal op het gaspedaal te plaatsen en wegte rijden
zonder dat de auto terugrolt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en gevaar voor letsel door wegrollen van
de auto
Na korte tijd houdt de wegrijhulp voor op hel-
lingen de auto niet meer tegen.
#De voet snel van het rem‑ op het gaspe-
daal zetten. De auto niet verlaten als
deze met de wegrijhulp voor op hellingen
wordtvastgehouden.
FFunctie vunctie van hean het adapt adaptievtieve re remlicemlichtht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop-
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende acties:
Rknipperende remlichten
Rinschakelen van de alarmknipperlichtinstallatie
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko-
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar-
schuwd.
Als de snelheid bij het begin van het afremmen
hoger dan 70 km/h is, wordt de alarmknipper-
lichtinstallatie ingeschakeld zodra de auto tot stil-
stand is gekomen. Als vervolgens wordtverder
gereden, wordt de alarmknipperlichtinstallatie bij
circa 10 km/h automatisch uitgeschakeld. De
alarmknipperlichtinstallatie kan ook met de alarm-
knipperlichtentoets worden uitgeschakeld.
AATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
FFunctie vunctie van de Aan de ATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien de ATTENTION ASSIST tekenen vanver-
moeidheid of toenemende onoplettendheid bij de
bestuurder herkent, wordt een pauze voorgesteld.
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmiddel.
Hij kanvermoeidheid of toenemende onoplettend-
heid niet altijd tijdig herkennen. Het systeem is
geen vervanging van een uitgeruste en opmerk-
zame bestuurder. Bij langere ritten tijdig en regel-
matig pauzes nemen, waarbij u goed kunt uitrus-
ten.
Ukunt kiezen tussen twee instellingen:
RSSttandaarandaard:d: Normale gevoeligheid van het sys-
teem
RGevGevoelig:oelig: Verhoogde gevoeligheid van het sys-
teem. De bestuurder wordt eerder gewaar-
schuwd en de door het systeem bepaalde
alertheidstoestand (attentieniveau) wordtover-
eenkomstig aangepast.
Als vermoeidheid of een toenemende onoplet-
tendheid wordt herkend, verschijnt op het instru-
mentendisplay de waarschuwing: Attention
Assist: pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoee pauze nemen. Wanneer u geen
pauze neemt en de ATTENTION ASSIST nog
steeds toenemende onoplettendheid vaststelt,
wordt u op z'n vroegst na 15 minuten opnieuw
gewaarschuwd.
Rijden en parkeren 233233
In het menu Assistentie van de boordcomputer
kan de statusinformatie voor de ATTENTION
ASSIST worden opgeroepen:
RDe ritduur sinds de laatste pauze
RDe door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
aandachtstoestand:
-Hoe voller de cirkel is, hoe groter de vast-
gestelde aandachtstoestand.
-Naarmate de aandacht afneemt, wordt de
cirkel in het midden van de weergave van
buiten naar binnen steeds leger.
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Levelkan berekenen en zo doende geen waar-
schuwing kangeven, verschijnt de melding Sys-
teem passief.
Wanneer het instrumentendisplay een waarschu-
wing toont, wordt op het multimediasysteem voor-
gesteld om naar een wegrestaurant te zoeken. U
kunt een wegrestaurant selecteren en de naviga-
tie daarnaartoe starten. Deze functie kan in het
multimediasysteem worden in- of uitgeschakeld.
Als de ATTENTION ASSIST uitgeschakeld is, toont
de assistentieweergave op het instrumentendis-
play het symbool Û.Na het startenvan de
auto is de ATTENTION ASSIST automatisch inge-
schakeld. De laatst geselecteerde gevoeligheid
blij opgeslagen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ATTENTION ASSIST is actief in het snelheids-
bereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De ATTENTION ASSIST werkt met name in de vol-
gende situaties slechts beperkt en waarschuwin-
genwordtvertraagd of helemaal niet gegeven:
RBij een ritduur van minder dan circa 30 minu-
ten
RBij een slechte staat van het wegdek (kuilen
en wegoneenheden)
RBij sterke zijwind
RBij een sportieve rijstijl (hoge bochtsnelheden
of krachtige acceleraties)
Rals de actieve stuurassistent is ingeschakeld
en actief is (/pagina 247)
RAls de tijd verkeerd is ingesteld
RIn actieve rijsituaties, bij frequente wisseling
vanrijstrook en snelheid
In de volgende situaties wordt de vermoeidheids-
en opmerkzaamheidsanalysevan de ATTENTION
ASSIST teruggezet en bij verder rijden opnieuw
gestart:
RU schakelt de auto uit.
RU doet de veiligheidsgordel af en opent het
bestuurdersportier (bijvoorbeeld wisselen van
bestuurder of pauze).
234234 Rijden en parkeren
AATTENTION ASSISTTENTION ASSIST instT instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Attention Assist
InstInstelmogelmogelielijkhedenjkheden
#Standaard,Gevoelig of Uit selecteren.
WWegregrestestauraurant vant voorstoorstellenellen
#Rustplaats voorstellen selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de ATTENTION ASSIST vermoeidheid
of toenemende onoplettendheid bij de
bestuurder herkent, wordt een wegrestaurant
in de buurt voorgesteld.
#Het voorgestelde wegrestaurant selecteren.
Uwordt naar het gekozen wegrestaurant
genavigeerd.
TEMPOMATEMPOMAT en limitT en limiterer
FFunctie vunctie van de TEMPOMATan de TEMPOMAT
De TEMPOMAT regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Wanneer u bijvoorbeeld accelereert om in te
halen, wordt de opgeslagen snelheid niet gewist.
Wanneer u na de inhaalmanoeuvre de voet van
het gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de
snelheid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
Ukunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
MerMercedes‑cedes‑AMG autAMG auto's:o's: De TEMPOMAT is slechts
tot een snelheid van maximaal 250 km/h beschik-
baar.
WWeergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Rh(grijs): TEMPOMAT is geselecteerd, maar
nog niet geactiveerd.
Rh(groen): De TEMPOMAT is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt naast de weergave
hweergegeven.
%In de snelheidsmeter branden de segmenten
van de actueel opgeslagen snelheid tot het
einde van de segmentkrans of tot de inge-
stelde winterbandenlimiet.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op een helling kan het voorkomen dat de TEMPO-
MAT de snelheid niet kan aanhouden. Wanneer
het einde van de helling is bereikt, wordt de opge-
slagen snelheid weer aangehouden.
Bij lange en steile afdalingen moet vroegtijdig in
een lagere versnelling worden geschakeld. Hier
vooral op letten wanneer de auto beladen is. Zo
wordtgebruikgemaakt van de remwerking van de
motor. Daardoor wordt het remsysteem ontlast en
wordtvoorkomen dat de remmen oververhit raken
en te snel slijten.
De TEMPOMAT in de volgende situaties niet
gebruiken:
RIn verkeerssituaties met veelvuldige snelheids-
wisselingen, bijvoorbeeld bij druk verkeer of
op wegen met veel bochten
ROp gladde wegen. De aangedreven wielen
kunnen bij het accelereren hun grip verliezen
en de auto kan in een slip raken
RBij slecht zicht
Rijden en parkeren 235235
FFunctie vunctie van de limitan de limiterer
De limiter begrenst de snelheid van de auto. Om
op de opgeslagen snelheid af te regelen, remt de
limiter automatisch.
De snelheid kan op de volgende manieren worden
begrensd:
RVVarariabel:iabel: Voor een kortstondige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld binnen de
bebouwde kom
RPPerermanent:manent: Voor een langdurige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden
Ukunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen. Als de
auto is gestart, kunt u de instelling ook uitvoeren
bij stilstaande auto.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
MerMercedes‑cedes‑AMG autAMG auto's:o's: De limiter is slechts tot
een snelheid van maximaal 250 km/h beschik-
baar.
WWeergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
RÈ(grijs): Variabele limiter is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd.
RÈ(knippert grijs): Variabele limiter is tijde-
lijk passief.
RÈ(groen): Variabele limiter is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt naast de weergave
Èweergegeven. In de snelheidsmeter worden
de segmenten tot de actueel opgeslagen snelheid
verlicht.
Als het gaspedaal totvoorbij het drukpunt wordt
ingedrukt (kickdown), wordt de variabele limiter
passief geschakeld. Op het instrumentendisplay
verschijnt de melding Limiter passief en de weer-
gave Èknippert.
De variabele limiterwordt in de volgende situaties
opnieuw geactiveerd:
RDe rijsnelheid daalt tot onder de opgeslagen
snelheid.
RDe opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
REen nieuwe snelheid wordt opgeslagen.
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter bedienener bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opgeslagen snelheid
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en
deze lager is dan de actuele snelheid, remt de
auto af.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
VVoorwoorwaaraardenden
TEMPOMAT
RDe TEMPOMAT is geselecteerd.
RHet ESP®is ingeschakeld, maar mag niet
regelen.
RDe rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
RDe transmissie staat in de stand h.
Variabele limiter
RDe variabele limiter is geselecteerd.
236236 Rijden en parkeren
Bedieningspaneel van het stuurwiel TEMPOMAT en
variabele limiter
JOpgeslagen of herkende snelheid overne-
men
±TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren
hTEMPOMAT selecteren
ÈVariabele limiter selecteren
1Bedieningspaneel snelheid verhogen of ver-
lagen
TEMPOMATEMPOMAT en vT en varariabele limitiabele limiter bedienen:er bedienen:
#Met slechts één vinger de betreende toets
indrukken of over het bedieningspaneel vegen.
OmscOmschakhakelen tussen TEMPOMAelen tussen TEMPOMAT en vT en varariabeleiabele
limitlimiterer::
#TEMPOMATEMPOMAT selectT selectereren:en: hindrukken.
#VVarariabele limitiabele limiter selecter selectereren:en: Èindrukken.
%Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiterwordt via een
andere toetsgekozen (/pagina 241).
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter activer activereren:en:
#Mof Nop het bedieningspaneel 1
indrukken.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
of
#Jindrukken.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel-
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%Als de auto wordtgeparkeerd, wordt de laatst
opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limitergewist.
OpgOpgeslageslagen snelheid ven snelheid vererhoghogen/ven/vererlaglagen:en:
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar bovenover het bedieningspaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het bedieningspaneel 1vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
of
Rijden en parkeren 237237
#Kort Mof Nop het bedieningspaneel
1indrukken.
De opgeslagen snelheid wordttot het vol-
gende tiental (bijvoorbeeld 50 km/h of
60 km/h) verhoogd of verlaagd.
of
#Mof Nop het bedieningspaneel 1
indrukken en ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordttot het vol-
gende tiental en vervolgens in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#Mop het bedieningspaneel 1indrukken.
%Als de variabele limiter op passief wordt
geschakeld, kunt u de opgeslagen snelheid
daarvan niet in stappen van 1 km/h verhogen
of verlagen.
HerkHerkende snelheid ovende snelheid overernemen:nemen:
Wanneer de verkeerstekenassistent bij geacti-
veerde TEMPOMAT of variabele limiter een ver-
keersbord met een toegestane maximumsnelheid
hee herkend en dit in het combi-instrument
wordtweergegeven:
#Jindrukken.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersbord wordt opgeslagen en door de auto
aangehouden of overeenkomstig begrensd.
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter deactiver deactivereren:en:
#±indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP®uitschakelt of wan-
neer het ESP®regelt, wordt de TEMPOMAT
gedeactiveerd. De variabele limiterwordt niet
gedeactiveerd.
InfInforormatie ovmatie over de perer de permanentmanente limite limiterer
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiterworden ingesteld.
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel-
heid op een waarde tussen 160 km/h en
240 km/h begrenzen (/pagina 238).
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het instrumentendisplay. Als u
de melding bevestigt, wordt zolang de auto niet
wordtgeparkeerd geen melding meer gegeven.
Een nieuwe melding verschijnt pas weer nadat de
auto opnieuw is gestart of wanneer de ingestelde
snelheid wordtgewijzigd.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blij de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
SnelheidsbegrSnelheidsbegrenzing bienzing bij wintj winterbanden insterbanden instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Winterbanden-limiet
#Een snelheid selecteren of de functie uitscha-
kelen.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
FFunctie vunctie van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONICONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt bij
een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er voorliggers worden herkend wordt de
ingestelde afstand aangehouden, indien nodig tot
stilstand. De auto wordt afhankelijk van de
238238 Rijden en parkeren
afstand tot de voorligger en de ingestelde snel-
heid versneld of vertraagd. Snelheid en de afstand
worden in het stuurwiel ingesteld en opgeslagen.
Beschikbaar snelheidsbereik:
RAAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakketentiepakket::20 km/h -
200 km/h
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::20 km/h -
210 km/h
Verdere eigenschappen van de actieve afstands-
assistent DISTRONIC:
RAanpassing van de rijstijl afhankelijk van het
gekozen rijprogramma (brandstofbesparend,
comfortabel of dynamisch)
RInleiding van een acceleratie naar de opgesla-
gen snelheid wanneer de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld om naar de snellere rij-
strook te wisselen
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::
-Reactie op herkende stilstaande voertui-
gen binnen de bebouwde kom (met uitzon-
dering van etsen en motoretsen)
-Inachtneming van eenzijdige inhaalverbo-
den op autosnelwegen of meerbaans
wegen met gescheiden rijbanen (landsaf-
hankelijk)
AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket en parkt en parkeereerpakketpakket::
Wanneer de auto op meerbaans wegen met
gescheiden rijbanen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC tot stilstand wordt afgeremd,
dan kan de auto binnen 30 seconden automatisch
de weer wegrijdende voorligger volgen. Wanneer
bij het wegrijden een kritieke situatie wordt her-
kend, vindt een optische en akoestischeoverna-
mewaarschuwing plaats en moet de bestuurder
zelf ingrijpen. De auto wordt niet verder versneld.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
WWeergaveergaven ven van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC op heONIC op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Assistentieweergave
1Routegebaseerde snelheidsaanpassing: Soort
routegebeurtenis (/pagina 244)
2Voorligger
3Afstandsschaal
4Ingestelde voorgeschreven afstand
PPerermanentmanente ste statusindicatie vatusindicatie van de actievean de actieve
afstafstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
Rk(wit): actieve afstandsassistent
DISTRONIC geselecteerd, ingestelde voorge-
schreven afstand
Rijden en parkeren 239239
Rk(witte auto, groene snelheidsmeter):
actieve afstandsassistent DISTRONIC actief,
ingestelde voorgeschreven afstand, geen voer-
tuig herkend
Rk(groen): actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief, ingesteld voorgeschreven
afstand en voertuig herkend
Rr:Routegebaseerde snelheidsaanpassing
actief (/pagina 244)
De opgeslagen snelheid wordt naast de perma-
nente statusindicatie weergegeven en wordt
gemarkeerd in de snelheidsmeter. Wanneer de
actieve afstandsassistent DISTRONIC passief is,
wordt de snelheid de grijsweergegeven.
%Op snelwegen of autowegenwordt het groene
voertuigsymbool çcyclisch weergegeven
wanneer het systeem gereed is om wegte rij-
den.
%Wanneer u het gaspedaal totvoorbij de instel-
ling voor de actieve afstandsassistent
DISTRONIC bedient, wordt het systeem pas-
sief geschakeld. Op het instrumentendisplay
verschijnt de melding çpassief.
WWeergaveergave in de snelheidsmete in de snelheidsmeterer
De opgeslagen snelheid is in de snelheidsmeter
gemarkeerd. Wanneer de snelheid van de voorlig-
ger of de snelheidsaanpassing voor de naderende
routegebeurtenis lager dan de opgeslagen snel-
heid is, gaan de segmenten in de snelheidsmeter
branden. Het instrumentendisplay gee de deacti-
vering van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC evenals de wijziging van de opgesla-
gen snelheid vanwege de handmatige of automati-
sche overname van de toegestane maximumsnel-
heid weer.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is
RWanneer de radarsensoren vervuild of afge-
dekt zijn
RIn parkeergarages of op wegen met steile hel-
lingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Op gladde wegenkunnen bovendien een of meer-
dere wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan de auto in een slip raken.
De actieve afstandsassistent DISTRONIC in deze
situaties niet gebruiken.
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
240240 Rijden en parkeren
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len vanrijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC en vONIC en varariabeleiabele
limitlimiter bedienener bedienen
VVoorwoorwaaraardenden
Actieve afstandsassistent DISTRONIC:
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RHet ESP®is ingeschakeld en regelt niet.
RDe transmissie staat in de stand h.
RAlle portieren zijn gesloten.
RDe controle van het radarsensorsysteem is
succesvol afgesloten.
Variabele limiter:
RDe variabele limiter is geselecteerd.
Rijden en parkeren 241241
JOpgeslagen of herkende snelheid overne-
men
±Actieve afstandsassistent DISTRONIC of
variabele limiter deactiveren
1Snelheid verhogen/verlagen
KVoorgeschreven afstand vergroten/verklei-
nen
IOmschakelen tussen variabele limiter en
actieve afstandsassistent DISTRONIC
#AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC of vONIC of vararia-ia-
bele limitbele limiter bedienen:er bedienen: Met slechts één vinger
de betreende toets indrukken of over het
bedieningspaneel vegen.
OmscOmschakhakelen tussen velen tussen varariabele limitiabele limiter en actieveer en actieve
afstafstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
#Iindrukken.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC of vONIC of varariabeleiabele
limitlimiter activer activererenen
#AActivctivereren zonder opgen zonder opgeslageslagen snelheid:en snelheid: M,
Nof Jindrukken. AActievctieve afste afstandsas-andsas-
sistsistent DISent DISTRTRONIC:ONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
of
#AActivctivereren meen met opgt opgeslageslagen snelheid:en snelheid: J
indrukken. AActievctieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC:ONIC: De voet van het gaspedaal
nemen.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
Wanneer de opgeslagen snelheid is gewist,
wordt de momenteel gereden snelheid opge-
slagen.
%Wanneer de auto wordtgeparkeerd, wordt de
opgeslagen snelheid gewist. Wanneer u de
actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veert, wordt de opgeslagen snelheid voor de
variabele limitergewist.
Snelheid vSnelheid vererhoghogen of ven of vererlaglagenen
#Opgeslagen snelheid verhogen: Van onder
naar bovenover het bedieningspaneel 1
vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verhoogd.
#Opgeslagen snelheid verlagen: Van boven naar
onder over het bedieningspaneel 1vegen.
RDe opgeslagen snelheid wordt met 1 km/h
verlaagd.
242242 Rijden en parkeren
of
#Kort aan de bovenzijde Mof onderzijde
Nop het bedieningspaneel 1indrukken.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h ver-
hoogd of verlaagd.
of
#Aan de bovenzijde Mof onderzijde N
op het bedieningspaneel 1indrukken en
ingedrukt houden.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
#De auto op de gewenste snelheid brengen.
#Aan de bovenzijde Mop het bedieningspa-
neel 1indrukken.
In heIn het combi-inst combi-instrtrument wument weergeergegevegeven snelheids-en snelheids-
begrbegrenzing ovenzing overernemennemen
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren.
#Jindrukken.
De in het combi-instrument weergegeven snel-
heidslimiet wordt als opgeslagen snelheid
overgenomen. De auto past de snelheid aan
die van de voorligger aan, tot maximaal de
opgeslagen snelheid.
MeMet behulp vt behulp van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC wONIC wegriegrijdenjden
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren en de voet van het rempedaal nemen.
#Jindrukken.
of
#Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC worden verder uitgevoerd.
VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand toand tot de vt de vooroorliggligger ver vergrergro-o-
tten of ven of vererkleinenkleinen
#Kindrukken.
De weergave hverschijnt. De voorge-
schreven afstand wordt met één stand kleiner.
Wanneer de laagste stand al is geselecteerd,
springt de selectie naar de hoogste stand.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC of vONIC of varariabeleiabele
limitlimiter deactiver deactivererenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC bij het verlaten van de
bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan de
auto wegrollen.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC
altijd uitschakelen en de auto tegenweg-
rollen beveiligen, voordat de bestuur-
dersstoel wordtverlaten.
#±indrukken.
%Wanneer u remt, het ESP®uitschakelt of wan-
neer het ESP®regelt, wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC gedeactiveerd.
De variabele limiterwordt niet gedeactiveerd.
FFunctie vunctie van de actievan de actieve snelheidslimiete snelheidslimietassistassistentent
Wanneer een gewijzigde snelheidsbegrenzing
vanaf 20 km/h wordt herkend en het automatisch
Rijden en parkeren 243243
overnemen van snelheidsbegrenzingen is inge-
schakeld, wordt deze automatisch als opgeslagen
snelheid overgenomen (/pagina 256).
De rijsnelheid wordt uiterlijk ter hoogte van de
verkeersborden aangepast. Bij plaatsnaamborden
wordt de snelheid overeenkomstig de in de
bebouwde komgeldende snelheid aangepast. De
weergave van de snelheidslimiet op het instru-
mentendisplay wordt altijd geactualiseerd ter
hoogte van het verkeersbord.
Wanneer op onbegrensde wegen (bijvoorbeeld op
Duitse autosnelwegen) geen snelheidsbegrenzing
geldt, wordt de richtsnelheid automatisch als
opgeslagen snelheid overgenomen. Het systeem
gebruikt op de onbegrensde weg de opgeslagen
snelheid als richtsnelheid. Wanneer de opgesla-
gen snelheid op onbegrensde wegen niet wordt
veranderd, is de richtsnelheid 130 km/h.
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
door bediening van het gaspedaal passief gescha-
keld is, worden alleen snelheidslimietenovergeno-
men die hoger zijn dan de ingestelde snelheid.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voor de herkenning vanverkeerstekens gelden de
systeemgrenzen van de verkeerstekenassistent
(/pagina 254).
Snelheidsbegrenzingen lager dan 20 km/h wor-
den door het systeem niet automatisch als opge-
slagen snelheid overgenomen. Beperkte snel-
heidsbegrenzingen (bijvoorbeeld tijdelijk of van-
wege het weer) kunnen door het systeem niet
eenduidig worden herkend. De toegestane maxi-
mumsnelheid voor een combinatie wordt door het
systeem niet herkend.
In deze situaties de snelheid aanpassen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordtovergenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen tot onder
20 km/h
RBij regen of mist
Rbij het rijden met een aanhangwagen
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
FFunctie vunctie van de ran de routoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpas-pas-
singsing
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
geactiveerd is, wordt de rijsnelheid aangepast aan
naderende routesituaties. Een naderende routege-
beurtenis wordt, afhankelijk van het gekozen rij-
programma, brandstofbesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar de
opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge-
stelde afstand, herkende voorligger en naderende
snelheidslimieten in acht genomen.
244244 Rijden en parkeren
Ukunt de routegebaseerde snelheidsaanpassing
in het multimediasysteem in- en uitschakelen
(/pagina 246).
De volgende routegebeurtenissen worden in aan-
merking genomen:
RBochten
RT-kruisingen, rotondes en tolstations
RSplitsingen en afritten
RFiles die worden genaderd (alleen met Live
Trac Information )
%Bij het bereiken van het tolstation neemt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC de snel-
heid over als opgeslagen snelheid.
Daarnaast wordt in de volgende situaties bij inge-
schakelde richtingaanwijzer de snelheid geredu-
ceerd:
RAfslaan op kruisingen
RRijden op uitvoegstroken
RRijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg-
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
Bij actieveroutebegeleiding wordt automatisch
een eerste aanpassing van de snelheid uitge-
voerd. Met het inschakelen van de richtingaanwij-
zer wordt de gekozen routebegeleiding bevestigd
en de verdere aanpassing van de snelheid geacti-
veerd.
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol-
gende gevallen beëindigd:
Rwanneer de richtingaanwijzer voor de routege-
beurtenis wordt uitgeschakeld
Rwanneer de bestuurder tijdens de procedure
het gas- of rempedaal bedient
SySyststeemgreemgrenzenenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het aanhou-
den van het wegenverkeersreglement en een aan-
gepaste snelheid.
In het bijzonder in de volgende situaties kan de
keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt zijn voor de situatie:
ROnoverzichtelijk verloop van de rijbaan
RRijstrookversmallingen
RVerschillende toegestane maximumsnelheden
op afzonderlijke rijstroken, bijvoorbeeld bij tol-
poorten
RNatheid, sneeuw of ijs
RRijden met een aanhangwagen
In deze situaties moet de bestuurder zelf overeen-
komstig ingrijpen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks routegebaseerde snelheidsaan-
passing
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan
in de volgende situaties onjuist zijn of tijdelijk
niet beschikbaar zijn:
Rals de bestuurder niet de vooruitberekende
route volgt
Rijden en parkeren 245245
Rwanneer kaartgegevens niet actueel of niet
beschikbaar zijn
Rbij wegwerkzaamheden
Rbij slechte weers‑ en wegdekomstandighe-
den
Rwanneer het gaspedaal wordt bediend
Rbij elektronisch weergegeven snelheidsbe-
grenzingen
#De snelheid aan de verkeerssituatie aan-
passen.
RRoutoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpassing instpassing instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
RDe ECO-assistent is actief.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Routegebaseerde snelheid
#De functie in- of uitschakelen.
Als deze functie actief is, wordt de rijsnelheid
aangepast aan een vooruitliggende routege-
beurtenis.
%Zie voor meer informatie over de routegeba-
seerde snelheidsaanpassing (/pagina 244).
FFunctie vunctie van de actievan de actieveele-assistle-assistentent
De actieve leassistent ondersteunt u in de le op
wegen met gescheiden rijbanen en meerdere
afzonderlijke rijstroken binnen maximaal
60 seconden met automatisch wegrijden en sub-
tiele stuurbewegingen. De leassistent richt zich
op de voorligger en op rijstrookmarkeringen. De
actieve leassistent houdt automatisch een veilige
afstand tot de voorligger en tot invoegende voer-
tuigen aan.
De actieve leassistent vereist dat de bestuurder
het stuurwiel voortdurend vasthoudt, zodat hij
altijd koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
aanwijzingen met betrekking tot de rijsystemen en
uw verantwoording in acht nemen, anders kunt u
gevaren niet herkennen (/pagina 226).
De actieve leassistent wordt automatisch geacti-
veerd, zodra aan alle voorwaarden is voldaan.
Wanneer de functie actief is, verschijnt de status-
indicatie ¬in het combi-instrument.
Voorwaarden:
RUrijdt op een autosnelweg of een autoweg in
de le.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld en actief (/pagina 241).
RHet Active Brake Assist System is beschikbaar
(/pagina 250).
RDe actieve stuurassistent is ingeschakeld en
actief. (/pagina 249)
RDe actieve leassistent is ingeschakeld
(/pagina 247).
RDe rijsnelheid is max. 60 km/h.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voor de actieve leassistent gelden de systeem-
grenzen van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC en de actieve stuurassistent.
246246 Rijden en parkeren
AActievctieveeleassistleassistentent in- en uitscin- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#¬selecteren.
AActievctieve se stuurtuurassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve se stuurtuurassistassistentent
De actieve stuurassistent is slechts tot een snel-
heid van 210 km/h beschikbaar. Het systeem
ondersteunt u met subtiele stuuringrepen om in
het midden van de rijstrook te rijden. De actieve
stuurassistent richt zich, afhankelijk van de gere-
den snelheid, op voorliggers en rijstrookmarkerin-
gen.
%Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook ondersteu-
nen door een decentrale positie op de rij-
strook aan te houden, om bijvoorbeeld een
noodrijbaan voor hulpdienstente maken.
Wanneer de herkenning vanrijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat gevalgeen ondersteu-
ning.
SSttatusindicatie vatusindicatie van de actievan de actieve se stuurtuurassistassistent opent op
hehet inst instrtrumentumentendisplayendisplay
RØ(grijs): Ingeschakeld en passief
RØ(groen): Ingeschakeld en actief
RØ(rood): Herkenning van systeemgrenzen
RØ(wit, rode handen): Verzoek "Handen
aan het stuurwiel"
%In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Øver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Øop het instrumentendisplay
grijsweergegeven.
%Afhankelijk van de geselecteerde voertuigin-
stellingen is de actieve stuurassistent niet
beschikbaar.
SStuurtuur- en aanr- en aanrakingsherkakingsherkenningenning
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt eerst de
indicatie 1.Wanneer de bestuurder verder niet
actief stuurt, klinkt naast de optische waarschu-
wing herhaald een waarschuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op de waarschuwing reageert, kan het sys-
teem een noodstop inleiden (/pagina 249).
Rijden en parkeren 247247
Wanneer de bestuurder stuurt, volgt geen waar-
schuwing of deze wordt beëindigd.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
De stuuringreep is mogelijk niet voldoende om de
auto in de rijstrook te houden of afritten af te rij-
den.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door sneeuw,
regen, mist, veel spatwater, sterk wisselende
lichtomstandigheden of schaduwen op de rij-
baan
RWanneer de auto wordtverblind, bijvoorbeeld
door tegemoetkomend verkeer, direct inval-
lend zonlicht of reecties
RBij ontoereikende verlichting van de rijbaan
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is, bijvoorbeeld door een sticker
RWanneer geen of meerdere niet eenduidige
rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwe-
zig zijn of de markeringen snel veranderen, bij-
voorbeeld bij wegwerkzaamheden of splitsin-
gen
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn, bijvoorbeeld door vuil of
sneeuw
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RBij obstakels die op de rijstrook staan of over
de rand van de rijstrook uitsteken, bijvoor-
beeld geleidebakens
Het systeem biedt in de volgende situaties geen
ondersteuning:
RIn krappe bochten of bij het afslaan
RBij het overstekenvan kruisingen
ROp rotondes of bij tolpoortjes
RBij het rijden met aanhangwagen
RBij een te lage bandenspanning
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de actieve stuurassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve
stuurassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij of dat de rij-
strook gevolgd wordt.
#De handen altijd aan het stuurwiel hou-
den en de verkeerssituatie opmerkzaam
in acht nemen.
#De auto altijd afhankelijk van het verkeer
en de situatie besturen.
248248 Rijden en parkeren
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte stuuringrepen door de
actieve stuurassistent
De herkenning vanrijstrookmarkeringen en
objecten kan een storing vertonen en tot
onverwachte stuuringrepen leiden.
#Overeenkomstig de verkeerssituatie stu-
ren.
AActievctieve se stuurtuurassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet ESP®is ingeschakeld, maar regelt niet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#aAct. stuurassist. selecteren.
FFunctie vunctie van de actievan de actieve noodste noodstopassistopassistentent
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt de weer-
gave 1op het instrumentendisplay. Wanneer de
bestuurder nog steeds niet actief stuurt of geen
terugmelding aan het systeem gee, klinkt naast
de optische waarschuwing herhaalt een waar-
schuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder nog steeds niet op de
waarschuwing reageert, verschijnt op het instru-
mentendisplay de melding Noodstop wordt
gestart.Reageert de bestuurder nog steeds niet,
dan verlaagt de actieve afstandsassistent
DISTRONIC de snelheid. De auto wordt trapsge-
wijs tot stilstand afgeremd.
Landsafhankelijk wordt bij een snelheid onder
60 km/h de alarmknipperlichtinstallatie automa-
tisch ingeschakeld.
Wanneer de auto stilstaat, worden de volgende
handelingen uitgevoerd:
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt beëindigd.
RDe auto wordt ontgrendeld.
RIndien mogelijk, wordt een noodoproep naar
de Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
De bestuurder kan de vertraging altijd afbreken
door een van de volgende handelingen:
RSturen
RRemmen of gasgeven
RActieve afstandsassistent DISTRONIC uitscha-
kelen
Rijden en parkeren 249249
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
FFunctie vunctie van hean het At Activctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
Het Active Brake Assist System bestaat uit de vol-
gende functies:
RAfstandswaarschuwingsfunctie
RAutonome remfunctie
RAan de situatie aangepaste remondersteuning
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Uitwijkstuur-
assistent en afslagfunctie
Het Active Brake Assist System kan u helpen om
het aanrijdingsgevaar met voertuigen, etsers of
voetgangers te minimaliseren of de gevolgen van
een ongeval te beperken.
Wanneer het Active Brake Assist System het
gevaar van een botsing herkent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en gaat het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing in het combi-instru-
ment Lbranden.
Wanneer u niet op de waarschuwing reageert, kan
in kritische situaties autonoom worden afgeremd.
In bijzonder kritische situaties kan het Active
Brake Assist System ervoor zorgen dat direct
autonoom kanworden afgeremd. Het waarschu-
wingslampje en het waarschuwingssignaal worden
in dit geval samen met het remmen geactiveerd.
Wanneer u in een kritieke situatie zelf remt of tij-
dens het autonoom remmen het rempedaal
indrukt, volgt er een aan de situatie aangepaste
remondersteuning. Indien nodig wordt de remdruk
verhoogd tot een noodstop.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
Wanneer het systeem autonoom remt, of een aan
de situatie aangepaste remondersteuning uitvoert,
verschijnt op het instrumentendisplay de melding
1; deze doo na korte tijd automatisch.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een beperkte herkenning door het
Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System kan objecten
en complexe verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
In deze gevallen kan het Active Brake Assist
System:
Rzonder reden waarschuwen of remmen
Rniet waarschuwen of niet remmen.
Het Active Brake Assist System is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de
snelheid en het tijdig remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
Active Brake Assist System vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
250250 Rijden en parkeren
Eveneens de systeemgrenzen van het Active
Brake Assist System in acht nemen.
De afzonderDe afzonderlilijkjke deelfuncties zie deelfuncties zijn in de vjn in de volgolgendeende
snelheidsbersnelheidsbereikeiken bescen beschikbaar:hikbaar:
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties waarschuwen:
RWanneer vanaf circa 30 km/h gedurende
meerdere seconden de afstand tot de voorlig-
gerte gering is voor de gereden snelheid, gaat
het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing in het combi-instrument Lbranden.
RWanneer u vanaf een snelheid van circa
7 km/h een voertuig, etser of voetganger tot
een kritische afstand nadert, hoort u een
onderbroken waarschuwingssignaal en gaat
het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing in het combi-instrument Lbranden.
Direct remmen of uitwijken voor een obstakel, in
zoverre dit zonder gevaar mogelijk is en de ver-
keerssituatie dit toelaat.
AfstAfstandswandswaaraarscschuwingsfunctie (authuwingsfunctie (auto's zondero's zonder
ririjassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties met een onderbroken waarschu-
wingssignaal en een waarschuwingslampje onder-
steunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen, voorbij lopende voetgangers en
vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op kruisende
voetgangers
AfstAfstandswandswaaraarscschuwingsfunctie (authuwingsfunctie (auto's meo's metritrijas-jas-
sistsistentiepakkeentiepakket)t)
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties met een onderbroken waarschu-
wingssignaal en een waarschuwingslampje onder-
steunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op bewe-
gende voetgangers en vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers, kruisende voertuigen en stil-
staande en kruisende etsers
AAututonome ronome remfunctie (autemfunctie (auto's zonder rio's zonder rijassistjassisten-en-
tiepakketiepakket)t)
De autonome remfunctie kanvanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 200 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
voertuigen en bewegende voetgangers
Rijden en parkeren 251251
AAututonome ronome remfunctie (autemfunctie (auto's meo's metritrijassistjassistentie-entie-
pakkepakket)t)
De autonome remfunctie kanvanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
en bewegende voetgangers, kruisende voertui-
gen en stilstaande en kruisende etsers
AAan de situatie aangan de situatie aangepastepaste re remonderstemondersteuningeuning
(aut(auto's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De aan de situatie aangepaste remondersteuning
kanvanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen en vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op bewe-
gende voetgangers
AAan de situatie aangan de situatie aangepastepaste re remonderstemondersteuningeuning
(aut(auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De aan de situatie aangepaste remondersteuning
kanvanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
en bewegende voetgangers, kruisende voertui-
gen en stilstaande en kruisende etsers
AfbrAfbrekeken ven van een ran een remingremingreep veep van hean het At Activective
BrBrakake Assise Assist Systt Systemem
Een remingreep van het Active Brake Assist Sys-
temkunt u op elk moment als volgt beëindigen:
RDoor duidelijke bediening van het gaspedaal of
de kickdown
RDoor het loslaten van het rempedaal
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, kan het Active Brake Assist System de
remingreep beëindigen:
RU wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
REr bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
REr wordtgeen obstakel meer in het traject van
de auto herkend.
UitwiUitwijksjkstuurtuurassistassistent (alleen autent (alleen auto's meo's metritrijassis-jassis-
ttentiepakkeentiepakket)t)
De uitwijkstuurassistent hee de volgende eigen-
schappen:
RHerkenning van stilstaande en bewegende
voetgangers
RHulp bij herkende uitwijkmanoeuvres met
extra stuurondersteuning
RActivering door snelle stuurbeweging bij een
uitwijkmanoeuvre
ROndersteuning bij het uitwijken en weer in
rechte lijn brengen van de auto
RReactie vanaf een snelheid van circa 20 km/h
tot een snelheid van circa 70 km/h
252252 Rijden en parkeren
Ukunt de ondersteuning altijd door actief sturen
beëindigen.
AfAfslagfunctie (alleen autslagfunctie (alleen auto's meo's metritrijassistjassistentiepak-entiepak-
keket)t)
Wanneer bij het afslaan over de tegemoetko-
mende rijstrook aanrijdingsgevaar door tegenlig-
gers wordtgedetecteerd, kan bij snelheden onder
15 km een autonome remingreep worden uitge-
voerd voordat u de eigen rijstrook hebt verlaten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitwijk-stuurassistent
De uitwijkstuurassistent kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
Bovendien is de stuurondersteuning van de
uitwijk-stuurassistent niet voldoende om een
aanrijding te vermijden.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
uitwijk-stuurassistent vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
#De ondersteuning door actief sturen in
niet-kritische rijsituaties beëindigen.
#Met aangepaste snelheid rijden, als zich
voetgangers in de buurt van de auto
bevinden.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Na het inschakelen van de auto of na het wegrij-
den is gedurende enkele seconden nog niet de
volledige werking van het systeem beschikbaar.
Wanneer het Active Brake Assist System in ver-
band met een storing nadelig wordt beïnvloed of
buiten werking is, verschijnt het waarschuwings-
lampje Äop het instrumentendisplay.
Het systeem kan met name in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de sensoren vervuild, beslagen,
beschadigd of afgedekt zijn
RWanneer de sensoren door andere radarbron-
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreectie in parkeergarages
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band is herkend of weergegeven
RBij complexe verkeerssituaties waarbij objec-
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her-
kend
RWanneer voetgangers of voertuigen zich snel
binnen het registratiegebied van de sensoren
bewegen
RWanneer voetgangers door andere objecten
worden afgedekt
RWanneer de typische contour van een voet-
ganger niet voldoende afwijkt van de achter-
grond
RWanneer een voetganger niet meer als zodanig
wordt herkend, bijvoorbeeld door speciale kle-
ding of andere objecten
RWanneer de bestuurder de gordel niet hee
omgegespt
RIn scherpe bochten
Rijden en parkeren 253253
%Na aevering van de auto initialiseren de sen-
soren van het Active Brake Assist System zich
automatisch over een bepaalde afstand. Tij-
dens de inleerprocedure is het Active Brake
Assist System niet of slechts beperkt beschik-
baar.
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt System in- of uitscem in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Actieve remassistent
#De gewenste instelling selecteren.
De instelling blij behouden wanneer het aan-
drijfsysteem weer wordtgestart.
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt System uitscem uitschakhakelenelen
%Geadviseerd wordt om het Active Brake Assist
System altijd ingeschakeld te laten.
#Uit selecteren.
De afstandswaarschuwingsfunctie, de auto-
nome remfunctie en de uitwijkstuurassistent
worden uitgeschakeld.
Wanneer de auto weer wordtgestart, wordt
automatisch de middelste instelling gekozen.
%Wanneer het Active Brake Assist System uit-
geschakeld is, verschijnt op het instrumenten-
display in het statusgedeelte het symbool
æ.
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistentent
FFunctie vunctie van de van de verkerkeersteerstekekenassistenassistentent
De verkeerstekenassistent herkent verkeerstekens
door middel van de multifunctionele camera
(/pagina 226). Deze ondersteunt u door her-
kende snelheidslimieten en inhaalverboden weer
te geven op het instrumentendisplay.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
Aangezien de verkeerstekenassistent ook gebruik-
maakt van de gegevens in het navigatiesysteem,
kan de weergave ook worden geactualiseerd zon-
der dat verkeersborden zijn herkend.
Als het systeem herkent dat u op een wegge-
deelte tegen de voorgeschreven rijrichting rijdt,
wordt een waarschuwing gegeven.
Verkeerstekens met een beperking op een onder-
bord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) worden even-
eens door de camera herkend. Deze worden
alleen weergegeven als de beperking vantoepas-
sing is of als het systeem niet duidelijk kan bepa-
len of de beperking vantoepassing is.
WWaaraarscschuwing bihuwing bijovjovererscschrihrijding vjding van de tan de toegoege-e-
ststane maximumsnelheidane maximumsnelheid
Als u onbedoeld de toegestane maximumsnelheid
overschrijdt, kan het systeem u waarschuwen.
Daartoekunt u in het multimediasysteem instel-
len, met welke waarde de toegestane maximum-
snelheid mag worden overschreden voordat een
waarschuwing wordtgegeven. U kunt instellen of
de waarschuwing alleen optisch of daarnaast ook
akoestisch moet plaatsvinden.
254254 Rijden en parkeren
WWeergaveergave op hee op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Instrumentendisplay in de widescreen cockpit
1Toegestane maximumsnelheid
2Toegestane maximumsnelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
%AAututo's meo's met stt standaarandaard insd instrtrumentumentendisplay:endisplay:
Een ++naast een verkeersteken in het instru-
mentendisplay gee aan dat meerdere ver-
keerstekens herkend zijn. Deze kunnen op het
multimediadisplay en optioneel op het head-
up-display worden weergegeven.
Als de verkeerstekenassistent de toegestane
maximumsnelheid niet kan bepalen (bijvoorbeeld
vanwege ontoereikende bewegwijzering), ver-
schijnt de volgende weergave op het instrumen-
tendisplay:
Als de auto zich in een land bevindt waar de ver-
keerstekenassistent niet wordt ondersteund,
wordt deze weergave permanent getoond. De ver-
keerstekenassistent is niet in alle landen beschik-
baar.
%Ook de informatie over de displaymeldingen
van de verkeerstekenassistent in acht nemen
(/pagina 452).
WWaaraarscschuwing bihuwing bij naderj nadering ving van een van een voeoetgtgangangerers-s-
ovoverstersteekplaats (auteekplaats (auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
Het systeem kan u waarschuwen, als u met de
auto een voetgangersoversteekplaats nadert. De
melding ¯Op voetgangers letten verschijnt
in het combi-instrument.
De waarschuwing wordt alleen gegeven als er cor-
responderende verkeerstekens of rijstrookmarke-
ringen worden herkend en er zich voetgangers in
de gevarenzone bevinden.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RAls de verkeerstekens slecht herkenbaar zijn,
bijvoorbeeld door verontreiniging, afdekking,
sneeuw of onvoldoende verlichting
RAls de informatie in de digitale wegenkaart van
het navigatiesysteem onjuist of niet actueel is
Rijden en parkeren 255255
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RNa scherpe bochten, bij het passeren vanver-
keerstekens buiten het gezichtsveld van de
camera
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistent instent instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RAlleen autAlleen auto's meo's metritrijassistjassistentiepakket:entiepakket:
Voor het automatisch overnemen van snel-
heidsbegrenzingen moeten de actieve
afstandsassistent DISTRONIC en de ECO-
assistent ingeschakeld zijn.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Verkeerstekenassistent
AAututomatiscomatischovhoverernemen vnemen van snelheidsbegran snelheidsbegrenzin-enzin-
ggen in- en uitscen in- en uitschakhakelen (alleen autelen (alleen auto's meo's metritrijassis-jassis-
ttentiepakkeentiepakket)t)
#Limiet-overname selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Door de verkeerstekenassistent herkende
snelheidslimietenworden automatisch overge-
nomen door de actieve afstandsassistent
DISTRONIC.
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
snelheidslimiet worden overgenomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele limiter
Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC: (/pagina 241).
HerkHerkende vende verkerkeersteerstekekens op heens op het mediadisplayt mediadisplay
wweergeergegevegevenen
#Weergave cent. displ. selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
HeHet soort soort wt waaraarscschuwing insthuwing instellenellen
#Optisch & Akoestisch,Optisch of Uit selecte-
ren.
WWaaraarscschuwingsdrhuwingsdremempels instpels instellenellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Waarschuw.drempel selecteren.
#De gewenste snelheid instellen.
DodehoekDodehoek- en actiev- en actieve dodehoeke dodehoekassistassistent meent met uit-t uit-
ststapwapwaaraarscschuwinghuwing
WWererking vking van de dodehoekan de dodehoek- en actiev- en actieve dodehoe-e dodehoe-
kkassistassistent meent met uitstt uitstapwapwaaraarscschuwinghuwing
De dodehoekassistent en de actieve dodehoekas-
sistent bewaken met behulp van twee zijdelings
naar achteren gerichte radarsensoren het gebied
tot 40 m achter en 3 m naast de auto.
Wanneer vanaf een snelheid van circa 12 km/h
een voertuig wordt herkend dat direct daarna in
het controlegebied naast uw auto komt, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel rood
branden.
Permanente statusindicatie in het combi-instru-
ment:
R¸(grijs): Systeem is ingeschakeld maar
niet operationeel.
256256 Rijden en parkeren
R¸(groen): Systeem is ingeschakeld en
operationeel.
Wanneer een voertuig op geringe afstand wordt
herkend en u de richtingaanwijzer in de betref-
fende richting inschakelt, klinkt een dubbel waar-
schuwingssignaal en gaat de rode waarschuwings-
melding in de buitenspiegel knipperen. Wanneer
de richtingaanwijzer ingeschakeld blij, worden
alle overige herkende voertuigen alleen weergege-
ven door het knipperen van het rode waarschu-
wingslampje.
Wanneer u een voertuig snel inhaalt, vindt er geen
waarschuwing plaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de dodehoekassistent
De dodehoekassistent reageert niet op voer-
tuigen die met een groot snelheidsverschil
naderen en u inhalen.
De dodehoekassistent kan in deze situatie niet
waarschuwen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 226).
UitstUitstapwapwaaraarscschuwinghuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en kan de inzittenden bij
het verlaten van de auto waarschuwen voor nade-
rende voertuigen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrijeruimte
aanwezig is.
Wanneer een voertuig zich in het controlegebied
bevindt, wordt dit weergegeven in de buitenspie-
gel. Indien een inzittende het portier aan de zijde
met het dreigende gevaar opent, wordt een waar-
schuwingssignaal gegeven en begint het waar-
schuwingslampje in de buitenspiegel te knippe-
ren.
Deze extra functie is alleen beschikbaar wanneer
de dodehoekassistent is ingeschakeld. De uitstap-
waarschuwing kan u vanaf het inschakelen tot
maximaal drie minuten na het uitschakelen van de
auto waarschuwen. Het einde van de beschikbaar-
heid van de uitstapwaarschuwing wordt aangeduid
door het drie maal knipperen van het waarschu-
wingslampje in de buitenspiegel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
Rijden en parkeren 257257
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De dodehoek- en actieve dodehoekassistent kun-
nen in het bijzonder in de volgende situaties
beperkt beschikbaar zijn:
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij smalle voertuigen, bijvoorbeeld etsen of
motoretsen
RBij zeer brede of smalle rijstroken
RBij sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge-
gronde waarschuwingenworden gegeven. Altijd
voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeers-
deelnemers en obstakels aanhouden.
Wanneer lang naast lange voertuigen wordtgere-
den, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waar-
schuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dode-
hoekassistent niet bedrijfsklaar.
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en
de elektrische verbinding correct is aangesloten,
zijn de dodehoekassistent en de uitstapwaarschu-
wing niet actief.
De werking van de uitstapwaarschuwing kan in de
volgende situaties beperkt zijn:
RBij sensorafschaduwing door naburige voertui-
gen in krappe parkeerplekken
RBij het naderen van mensen
RBij stilstaande of langzaam bewegende objec-
ten
FFunctie vunctie van de ran de remingremingreep (actieveep (actieve dodehoeke dodehoekas-as-
sistsistent)ent)
Wanneer de actieve dodehoekassistent in het
controlegebied een zijdelings botsingsgevaar her-
kent, wordt een corrigerende remingreep uitge-
voerd. Deze moet door u worden ondersteund,
om een botsing te voorkomen.
De corrigerende remingreep is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen circa 30 km/h en
200 km/h.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks remingreep van de actieve dode-
hoekassistent
De corrigerende remingreep kan een aanrij-
ding niet altijd voorkomen.
#Altijd zelf sturen, remmen of accelere-
ren, in het bijzonder als de actieve dode-
hoekassistent waarschuwt of corrigerend
remt.
#Altijd voldoende zijdelingse afstand aan-
houden.
Wanneer een corrigerende remingreep plaats-
vindt, knippert het rode waarschuwingslampje in
258258 Rijden en parkeren
de buitenspiegel en klinkt er een dubbel waar-
schuwingssignaal. Bovendien verschijnt er op het
instrumentendisplay een melding 1, die u atten-
deert op het zijdelingse aanrijdingsgevaar.
In sporadische gevallen kan het systeem een
onjuiste remingreep uitvoeren. Deze remingreep
kunt u afbreken met licht tegensturen of gas
geven.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Eveneens de systeemgrenzen van de actieve
dodehoekassistent in acht nemen, anders kunt u
gevaren niet herkennen (/pagina 256).
In de volgende situaties vindt er geen of een aan
de rijsituatie aangepaste corrigerende remingreep
plaats:
RAan beide zijden van de auto bevinden zich
voertuigen of obstakels, bijvoorbeeld van-
grails.
REen voertuig nadert u met geringe zijdelingse
afstand.
RUrijdt sportief met hoge bochtsnelheden.
RUremt nadrukkelijk of gee nadrukkelijk gas.
REen rijveiligheidssysteem grijpt in, bijvoorbeeld
het ESP®of het Active Brake Assist System.
RHet ESP®is uitgeschakeld.
REen bandenspanningsverlies of een bescha-
digde band is herkend.
RUrijdt met een aanhangwagen en de elektri-
sche verbinding met de aanhangwagenvoorzie-
ning functioneert correct.
DodehoekDodehoek- of actiev- of actieve dodehoeke dodehoekassistassistent in- of uit-ent in- of uit-
scschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
#Dodehoekassistent in- of uitschakelen.
of
#Act. dodehoekassist. in- of uitschakelen.
AActievctieve spoore spoorassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve spoore spoorassistassistentent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
ór de auto met een multifunctionele camera
(/pagina 226). Deze moet voorkomen dat u
ongewild de rijstrook verlaat. Daartoekunt u door
een merkbare terugkoppeling van het stuurwiel
worden gewaarschuwd en door een corrigerende
remingreep naar uw rijstrook worden terugge-
voerd.
De actieve spoorassistent is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De actieve spoorassistent kan het gevaar voor
ongevallen door een niet aangepaste rijstijl niet
verminderen en de natuurkundige grenzen niet
verleggen. Hij kangeen rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie. De actieve spoorassistent is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor de veilige afstand, de gereden snelheid, het
tijdig remmen en het aanhouden van de rijstrook.
De status van de actieve spoorassistent wordt
weergegeven in de boordcomputer:
RÃ(groen): De actieve spoorassistent is
ingeschakeld en gereed om te werken.
RÃ(grijs): De actieve spoorassistent is inge-
schakeld, maar niet gereed om te werken.
R·: De actieve spoorassistent is uitgescha-
keld en er is een storing aanwezig.
Rijden en parkeren 259259
Als een corrigerende remingreep plaatsvindt, ver-
schijnt op het instrumentendisplay de melding
1.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt, vindt geen
remingreep aan de betreende zijde plaats.
AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakket:entiepakket: Indien het sys-
teem een obstakel herkent, bijvoorbeeld een
ander voertuig op de naastgelegen rijstrook, vindt
ondanks het gebruik van de richtingaanwijzer een
remingreep plaats.
Als aan de volgende voorwaarden wordtvoldaan,
wordt u door een merkbare terugkoppeling van
het stuurwiel gewaarschuwd:
RDe actieve spoorassistent herkent een rijst-
rookmarkering.
REen voorwiel rijdt over deze rijstrookmarke-
ring.
VVoorwoorwaaraarden vden voor een corroor een corrigigererende rende remingremingreepeep
(aut(auto's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
In de volgende situaties vindt, afhankelijk van de
instelling (/pagina 262), een corrigerende rem-
ingreep plaats.
%De beschikbaarheid van deze instelling is
landsafhankelijk. In landen waar deze instel-
ling nieniettbeschikbaar is, wordt bij ingescha-
kelde functie in de volgende situatie een corri-
gerende remingreep ingeleid:
Er zijn rijstrookmarkeringen aan beide zijden
van de rijstrook herkend. Het voorwiel rijdt
over een doorgetrokken rijstrookmarkering.
Instelling Standaard
REr zijn rijstrookmarkeringen aan beide zijden
van de rijstrook herkend. Het voorwiel rijdt
over een doorgetrokkenrijstrookmarkering.
REr zijn een rijstrookmarkering en een rand van
een verharde rijbaan herkend. Het voorwiel
rijdt over een rijstrookmarkering aan de rand
van de verharde rijbaan.
REr zijn een rijstrookmarkering en een tegenlig-
ger herkend. Het voorwiel rijdt over de rijst-
rookmarkering.
Instelling Gevoelig
RAlle onder de instelling Standaard beschreven
situaties.
REr is een onderbroken rijstrookmarkering her-
kend en hier is met het voorwiel overheen
gereden.
%Ukunt een remingreep altijd annuleren door
licht tegente sturen.
260260 Rijden en parkeren
VVoorwoorwaaraarden vden voor een corroor een corrigigererende rende remingremingreepeep
(aut(auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
In de volgende situaties vindt, afhankelijk van de
instelling (/pagina 262), een corrigerende rem-
ingreep plaats.
%De beschikbaarheid van deze instelling is
landsafhankelijk. In landen waar deze instel-
ling nieniettbeschikbaar is, wordt bij ingescha-
kelde functie bij alle onder Gevoelig beschre-
ven situaties een corrigerende remingreep
ingeleid.
Instelling Standaard
REr zijn een rijstrookmarkering en een tegenlig-
ger, een inhalend voertuig of parallel rijdende
voertuigen op de naastgelegen rijstrook her-
kend. Het voorwiel rijdt over de rijstrookmar-
kering.
Instelling Gevoelig
RDe onder de instelling Standaard beschreven
situaties.
REr is een onderbroken rijstrookmarkering her-
kend en hier is met het voorwiel overheen
gereden.
%Ukunt een remingreep altijd annuleren door
licht tegente sturen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
In de volgende situaties vindt er geen corrige-
rende remingreep plaats:
RWanneer u duidelijk actief stuurt, remt of gas
gee
RWanneer een rijveiligheidssysteem ingrijpt, bij-
voorbeeld het ESP®, het Active Brake Assist
System of de actieve dodehoekassistent
RWanneer sportief wordtgereden, bij hoge
bochtsnelheden of snelle acceleraties
RWanneer het ESP®uitgeschakeld is
RWanneer u met een aanhangwagen rijdt en de
elektrischeverbinding met de aanhangwagen
correct functioneert
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band wordt herkend of weerge-
geven
Wanneer u de waarschuwing van de actieve spoo-
rassistent uitschakelt en de rijstrookmarkeringen
niet eenduidig worden herkend, volgt mogelijk
geen corrigerende remingreep (/pagina 262).
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer er geen of meerdere, niet duidelijk
herkenbare rijstrookmarkeringen voor een rij-
strook aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de omge-
ving vanwegwerkzaamheden
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn
Rijden en parkeren 261261
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RWanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
bijvoorbeeld bij aakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Wanneer de
radarsensoren in de achterbumper vervuild of
met sneeuw bedekt zijn en een obstakel in de
eigen rijstrook herkend werd, vindt geen corri-
gerende remingreep meer plaats.
AActievctieve spoore spoorassistassistent in- en uitscent in- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
5Actieve spoorassistent
#De functie in- of uitschakelen.
AActievctieve spoore spoorassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Actieve spoorassistent
GevGevoeligheid instoeligheid instellenellen
%De beschikbaarheid van deze functie verschilt
per land.
#Standaard,Gevoelig of Uit selecteren.
HapHaptisctische whe waaraarscschuwing in- of uitschuwing in- of uitschakhakelenelen
#Waarschuwing selecteren.
De functie in- of uitschakelen.
WWererking vking van de Dan de DYNYNAMIC BODAMIC BODY CY CONTRONTROLOL
De DYNAMIC BODY CONTROL past de karakteris-
tiek van de dempers continu aan de actuele
bedrijfstoestanden en rijsituatie aan.
De instelling van de demping wordtvoor elk wiel
afzonderlijk geregeld en wordt beïnvloed door de
volgende factoren:
Rde staat van het wegdek
Rde belading van de auto
Rde selectie van het rijprogramma
Rde rijstijl
Het rijprogramma kanworden ingesteld met de
DYNAMIC SELECT-schakelaar.
AIR BODAIR BODY CY CONTRONTROLOL
WWererking vking van de AIR BODan de AIR BODY CY CONTRONTROLOL
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
De AIR BODY CONTROL is luchtvering met varia-
bele demping voor een beterrijcomfort. De
niveauregeling rondom zorgt ook bij een beladen
auto voor de best mogelijke vering en een gelijk-
blijvende bodemvrijheid. Bij snel rijden wordt de
auto automatisch verlaagd om de rijveiligheid te
verbeteren en het brandstofverbruik te verlagen.
Bovendien bestaat de mogelijkheid om de voer-
tuighoogte handmatig in te stellen.
262262 Rijden en parkeren
De AIR BODY CONTROL omvat de volgende
bestanddelen en functies:
RLuchtvering met variabele veerkarakteristiek
RAutomatische niveauregeling
RSnelheidsafhankelijke verlaging voor brand-
stofbesparing
RHandmatig selecteerbaar hoog niveau voor
grotere bodemvrijheid
RADS PLUS (adaptief dempingssysteem met
continue dempingskrachtverstelling)
RDYNAMIC SELECT-schakelaar en niveautoets
OnderstOnderstelafstelafstelling en velling en voeroertuighoogttuighoogte afhanke afhankelielijkjk
vvan rian rijprjprogrogrammaamma
Rijprogramma A:
RDe onderstelafstelling is comfortabel.
RDe auto wordt op het normale niveau inge-
steld.
RVanaf een snelheid van circa 125 km/h gaat
de auto omlaag.
RBij een snelheid lager dan circa 80 km/h komt
de auto weer omhoog.
Rijprogramma ;:
RDe onderstelafstelling is comfortabel.
RDe auto wordt op het lage niveau -1 ingesteld.
RBij hogere snelheden gaat de auto niet verder
omlaag.
Rijprogramma C:
RDe onderstelafstelling is stugger.
RDe auto wordt op het lage niveau -1 ingesteld.
RBij hogere snelheden gaat de auto niet verder
omlaag.
Rijprogramma B:
RDe onderstelafstelling is nog stugger.
RDe auto wordt op het lage niveau -1 ingesteld.
RBij hogere snelheden gaat de auto niet verder
omlaag.
In het rijprogramma =kunnen individuele
onderstelafstellingen worden opgeroepen
(/pagina 193).
VVoeroertuighoogttuighoogte inste instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door te grotevoertuighoogte
De rijeigenschappen kunnen nadelig worden
beïnvloed.
De auto kan bijvoorbeeld bij het sturen of bij
het rijden in een bocht naar buiten glijden.
#Een voertuighoogte kiezen die overeen-
komt met de rijstijl en de staat van het
wegdek.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door zak-
kende auto
Bij het omlaagbrengen van de auto kunnen
lichaamsdelen van personen bekneld raken
die zich tussen de carrosserie en de banden
of onder de auto bevinden.
#Bij het omlaagbrengen van de auto mag
zich niemand in de directe omgeving van
de spatbordranden of onder de auto
bevinden; dit controleren.
Rijden en parkeren 263263
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door zak-
kende auto
AAututo's meo's met AIR BODt AIR BODY CY CONTRONTROL rOL resp. nivesp. niveau-eau-
rregegeling:eling: Bij het uitladen of uitstappen gaat de
auto eerst iets omhoog en zakt vervolgens na
korte tijd tot de ingestelde hoogte.
Daardoor kunnen u en personen in de buurt
van de spatbordrand of de bodemplaat
bekneld raken.
De auto kan ook na het vergrendelen omlaag
gaan.
#Bij het verlaten van de auto controleren
dat zich niemand in de omgeving van de
spatbordranden of de bodemplaat
bevindt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen door zak-
kende auto
Bij het zakkenvan de auto kunnen carrosserie-
delen worden beschadigd.
#Bij het zakken van de auto mogen zich
geen hindernissen zoals stoepranden
onder of in de buurt van de carrosserie
bevinden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is gestart.
RDe auto mag niet sneller dan 60 km/h rijden.
AAututo omhoogbro omhoogbrengengenen
#De toets1indrukken.
Het controlelampje 2gaat branden.
De auto wordt op het hoge niveau ingesteld.
Uw selectie wordt opgeslagen.
In de volgende situaties zakt de auto weer auto-
matisch:
RUrijdt sneller dan 80 km/h.
264264 Rijden en parkeren
REr wordt circa drie minuten met een snelheid
tussen 60 km/h en 80 km/h gereden.
REr wordt een rijprogramma met de DYNAMIC
SELECT-schakelaar geselecteerd.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het
laatst geselecteerde rijprogramma.
AAututo omlaagbro omlaagbrengengenen
#De toets1indrukken.
Het controlelampje 2doo. De auto wordt
ingesteld op de hoogte van het actieve rijpro-
gramma.
RiRijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagen ofen of eetsdrtsdragagerer
Wanneer de elektrische verbinding met het trans-
portmiddel, bijvoorbeeld een aanhangwagen of
etsdrager, correct tot stand is gebracht:
RTot circa 30 km/h: Het hoge niveau kan onge-
acht het rijprogramma worden gekozen.
RVanaf circa 30 km/h: De auto wordt ongeacht
het rijprogramma op het normale niveau inge-
steld.
AAcchthtereruitriuitrijcamerajcamera
FFunctie vunctie van de acan de achthtereruitriuitrijcamerajcamera
Wanneer de functie in het multimediasysteem is
geactiveerd (/pagina 272), wordt bij het inscha-
kelen van de achteruitversnelling het beeld van de
achteruitrijcamera op het mediadisplay weergege-
ven. Dynamische hulplijnen tonen het traject aan
de hand van de actuele stuuruitslag. Zo kunt u
zich bij het achteruitrijden oriënteren en obstakels
vermijden.
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
De hulplijnen op het mediadisplay geven de
afstanden ten opzichte van de eigen auto aan. De
weergegeven afstanden gelden alleen op rijbaan-
hoogte.
Afhankelijk van de uitrusting kunt u kiezen tussen
de volgende weergaven:
RNormale weergave
RGroothoekweergave
RAanhangwagenweergave
Het gebied achter de auto wordt net als in de bin-
nenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
AAututo's zonder Po's zonder PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
2Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m afstand tot het achtergedeelte
Rijden en parkeren 265265
3Rijspoor van de banden bij actuele stuuruit-
slag (dynamisch)
4Bumper
5Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
Groothoekweergave
Aanhangwagenweergave (auto's met aan-
hangwagenvoorziening)
1Richthulp
2Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de kogel-
kopvan de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
AAututo's meo's met Pt PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1Gele waarschuwingsindicatie: Obstakels op
een afstand tussen circa 0,7 m en 1,0 m
2Oranje waarschuwingsindicatie: Obstakels op
een afstand tussen circa 0,4 m en 0,7 m
3Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m afstand tot het achtergedeelte
4Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
5Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
6Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
266266 Rijden en parkeren
De kleur van de waarschuwingsindicatie 1/2
verandert dynamisch en is afhankelijk van de
afstand tot het herkende obstakel:
RBlauw:Blauw: Geen obstakels op een afstand van
minder dan 1,0 m herkend.
RGeel:Geel: Obstakels op een afstand tussen circa
0,7 m en 1,0 m
ROrOranje:anje: Obstakels op een afstand tussen circa
0,4 m en 0,7 m
RRRood:ood: Obstakels op een zeer korte afstand van
circa 0,4 m of minder
%AAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistentent::Wanneer
de actieve parkeerassistent is ingeschakeld,
worden de rijsporen 4groen weergegeven.
Groothoekweergave
1Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent
Aanhangwagenweergave (auto's met aan-
hangwagenvoorziening)
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
SystSysteemfeemfoutout
Wanneer de achteruitrijcamera niet kanworden
geactiveerd, verschijnt de melding Systeem bui-
ten werking op het mediadisplay.
Rijden en parkeren 267267
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
RHet koerdeksel is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts.
RCamera's of onderdelen van de auto, waarin
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(/pagina 226) in acht nemen.
%In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het par-
kerenverwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
%Het contrast van het display kan nadelig wor-
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen, bijvoorbeeld wanneer
een garage wordtverlaten. In dit gevalextra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
360°-camera360°-camera
FFunctie vunctie van de 360°-cameraan de 360°-camera
De 360°-camera is een systeem dat bestaat uit
vier camera's, die de directe omgeving van de
auto vastleggen. Het systeem ondersteunt u bij-
voorbeeld bij het parkeren of bij onoverzichtelijke
uitritten.
De weergavenvan de 360°-camera zijn bij voor-
uitrijden tot een snelheid van circa 16 km/h en bij
achteruitrijden altijd beschikbaar.
De 360°-camera is slechts een hulpmiddel en
toont mogelijkerwijs obstakels in een ander per-
spectief, niet goed of geheel niet. Hij kan uw
waarneming van de omgeving niet vervangen. De
bestuurder blij altijd verantwoordelijk voor het
veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het manoeu-
vreren of parkeren mogen zich onder andere geen
personen, dieren of voorwerpen in het manoeu-
vreergebied bevinden; dit controleren.
Het systeem verwerkt de beelden van de volgende
camera's:
RAchteruitrijcamera
RFrontcamera
RTwee zijcamera's in de buitenspiegels
WWeergaveergaven ven van de 360°-cameraan de 360°-camera
1Groothoekweergave ór
2TopView met beeld van de frontcamera
3TopView met beeld van de zijcamera in de
buitenspiegels
268268 Rijden en parkeren
4Groothoekweergave achter
5TopView met beeld van de achteruitrijcamera
6TopView met aanhangwagenweergave (auto's
met aanhangwagenvoorziening)
FFunctie vunctie van de hulplian de hulplijnenjnen
In de TopView-weergavenworden extra hulplijnen
in het camerabeeld weergegeven. Deze zijn geba-
seerd op de actuele stuuruitslag en geven de
afstand aan.
1Hulplijnen op circa 0,5 m, 1,0 m, 1,5 m en
3,0 m afstand tot het achtergedeelte
2Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
3Rijvlak afhankelijk van de actuele stuuruitslag
(dynamisch)
4Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het achter-
gedeelte
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijsporen 2groen afge-
beeld.
De hulplijnen geven de afstanden ten opzichte
van de eigen auto aan. De afstanden gelden
op rijbaanhoogte.
In de aanhangwagenmodus worden de hulplij-
nen ter hoogte van de aanhangwagenvoorzie-
ning afgebeeld.
In alle weergavenwordt bovendien de waarschu-
wingsmelding van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent weergegeven (/pagina 272).
De kleur van de waarschuwingsindicatie verandert
dynamisch en is afhankelijk van de afstand tot het
herkende obstakel:
RBlauw:Blauw: Geen obstakels op een afstand van
minder dan 1,0 m herkend
RGeel:Geel: Obstakels op een afstand tussen circa
0,7 m en 1,0 m
ROrOranje:anje: Obstakels op een afstand tussen circa
0,4 m en 0,7 m
RRRood:ood: Obstakels op een zeer korte afstand van
circa 0,4 m of minder
%Wanneer de PARKTRONIC-parkeerassistent
gereed voor gebruik is en er geen objecten
worden herkend, wordt de waarschuwingsindi-
catie hierbij blauw weergegeven.
GrGrootoothoekwhoekweergaveergave ve vóóróór
1Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent
Rijden en parkeren 269269
TTop Vop Vieiew mew met beeld vt beeld van de fran de frontcameraontcamera
1Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent (/pagina 283, 272)
2Eigen auto van bovenaf
3Traject van de auto bij actuele stuuruitslag
TTop Vop Vieiew mew met beeld vt beeld van de zian de zijcamerjcamera in de buita in de buiten-en-
spiegspiegelsels
In deze weergave kunnen de voorste of achterste
zijkanten van de auto worden bekeken.
TTop Vop Vieiew aanhangww aanhangwagagenwenweergaveergave—ge—geen aan-een aan-
hangwhangwagagen aangen aangekekoppeldoppeld
Wanneer u de aanhangwagenweergave selecteert
terwijl er geen aanhangwagen aan de auto is
gekoppeld, verschijnt het volgende beeld.
1Richthulp
2Hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de kogel-
kopvan de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
TTop Vop Vieiew aanhangww aanhangwagagenwenweergaveergave aanhangwe aanhangwa-a-
ggen aangen aangekekoppeldoppeld
Wanneer de elektrische verbinding van de auto
met de aanhangwagen tot stand is gebracht, wis-
selt het beeld naar een aanzicht van de zijcame-
ra's.
Dit aanzicht ondersteunt bij het manoeuvreren
met een aanhangwagen.
270270 Rijden en parkeren
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Wanneer een activering niet mogelijk is, verschijnt
de melding Systeem buiten werking op het multi-
mediasysteem.
De 360°-camera werkt in onder andere de vol-
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
RUrijdt vooruit met een snelheid van meer dan
circa 16 km/h.
RDe portieren zijn geopend.
REen buitenspiegel is niet volledig uitgeklapt.
RHet koerdeksel is geopend.
RDe weersomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld door hevige regen, sneeuw, mist, storm
of spatwater.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts.
RDe cameralens is afgedekt, vervuild of besla-
gen.
RCamera's of onderdelen van de auto waarin de
camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd. In
dit geval de camera's, hun stand en afstelling
laten controleren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
%In deze situaties de 360°-camera niet gebrui-
ken. Anders kunt u anderen bij het parkeren
verwonden of in botsing komen met voorwer-
pen.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
Door op de auto gemonteerde voertuigaanbouwen
(bijvoorbeeld kentekenplaathouder, etsdrager)
kunnen het gezichtsveld en verdere functies van
het camerasysteem worden beperkt.
%Het contrast van het display kan door plotse-
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij het
uitrijden van een garage. In dit gevalextra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
De aanwijzingen voor het reinigen van de 360°-
camera in acht nemen (/pagina 386).
WWeergaveergave ve van de 360°-cameran de 360°-camera via de aca via de achthtereruit-uit-
vverersnelling oprsnelling oproepenoepen
VVoorwoorwaaraardenden
RIn het multimediasysteem is de functie Aut.
achteruitrijcam. geactiveerd (/pagina 272).
#De achteruitversnelling inschakelen.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/pagina 268).
#Wanneer na het inschakelen van de achteruit-
versnelling niet het beeld van de achteruitrij-
Rijden en parkeren 271271
camera wordtgetoond: De auto uitschakelen,
de toetsclang indrukken, de auto inscha-
kelen en de achteruitversnelling opnieuw
inschakelen.
AAututomatiscomatische functie vhe functie van de acan de achthtereruitriuitrijcamerajcamera
in- of uitscin- of uitschakhakelenelen
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
De omgeving in de gaten houden en altijd klaar
zijn om te remmen.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Aut. achteruitrijcam. in- of uitschakelen.
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
FFunctie vunctie van de Pan de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De PARKTRONIC-parkeerassistent is een elektro-
nische parkeerhulp, die de omgeving van uw auto
bewaakt en de afstand tussen uw auto en een
herkend obstakel optisch en akoestisch weer-
gee.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uit-
parkeren mogen zich onder andere geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreerge-
bied bevinden; dit controleren.
De passieve ankbescherming waarschuwt boven-
dien voor obstakels aan de zijkant. Bij het parke-
ren of manoeuvreren worden obstakels tijdens het
voorbij rijden gedetecteerd. Wanneer u in de rich-
ting van een gedetecteerd obstakel stuurt en
daardoor een zijdelings aanrijdingsgevaar bestaat,
volgt een waarschuwing. Om een object aan de
zijkant te kunnen detecteren, moet dit tijdens het
voorbij rijden eerst door de sensoren in de voor-
of achterbumper worden herkend.
Om ervoor te zorgen dat obstakels aan de zijkant
voor of achter kunnen worden weergegeven, moet
de auto eerst een afstand vanten minste een
halve autolengte aeggen. Wanneer een afstand
van een autolengte is afgelegd, kunnen obstakels
rondom worden weergegeven.
WWeergaveergaven op heen op het mediadisplayt mediadisplay
Auto's met 360°-camera
272272 Rijden en parkeren
Auto's zonder 360°-camera
Zodra de PARKTRONIC-parkeerassistent gereed
voor de meting is, worden de betreende gebie-
den van de weergave blauw weergegeven.
1Voor en achter gereed voor de meting
2Rondom gereed voor de meting
3Obstakels linksvoor en rechts opzij herkend
De kleur van de weergave verandert afhankelijk
van de afstand tot het herkende obstakel:
RBlauwBlauw::> 1 m (geen obstakel herkend)
RGeel:Geel: Circa 1 m - 0,7 m
ROrOranje:anje: Circa 0,7 m - 0,4 m
RRRood:ood: < 0,4 m
AAututo's meo's met 360°-camert 360°-camera:a: Daarbij verschui de
begrenzingslijn dynamisch afhankelijk van de posi-
tie en afstand van herkende obstakels.
Bovendien klinkt afhankelijk van de afstand tot het
herkende obstakel een onderbroken waarschu-
wingssignaal. U kunt het waarschuwingstijdstip
instellen in het multimediasysteem
(/pagina 276).
Standaardinstelling:
RVVoor en opzioor en opzij:j: < 0,4 m
RAcAchthterer: <: < 1 m
Vroeg waarschuwen rondom:
RVVooroor::<1m
ROpziOpzij:j: < 0,7 m
RAcAchthterer: <: < 1 m
Vanaf een afstand van circa 0,2 m klinkt ongeacht
de geselecteerde instelling een ononderbroken
waarschuwingssignaal.
Auto's met 360°-camera
Auto's zonder 360°-camera
Rijden en parkeren 273273
Wanneer een obstakel wordt herkend door de
auto en in het mediadisplay niet het menu
Camera & parkeren geopend is, verschijnt de
pop-up 1:
RAAututo zonder actievo zonder actieve parke parkeereerassistassistentent::Bij snel-
heden lager dan 12 km/h
RAAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistentent::Bij snel-
heden lager dan 18 km/h
Het head-up-display toont optioneel door de
PARKTRONIC-parkeerassistent herkende obsta-
kels vanaf een afstand van circa 1,0 m aan de
voorzijde 2en 0,7 m aan de zijkanten 3.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu-
eel geen rekening met de volgende obstakels:
RObstakels die zich onder het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of
voorwerpen
RObstakels die zich boven het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading,
overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens
RVoetgangers of dieren die aan de zijkant van
de auto lopen
RObjecten die aan de zijkant van de auto staan
Zijdelingse obstakels worden in onder andere de
volgende situaties niet weergegeven:
RU parkeert de auto en schakelt deze uit.
RDe portieren worden geopend.
Na het startenvan de motor moeten obstakels
opnieuw tijdens het voorbijrijden worden gedetec-
teerd voordat een nieuwe waarschuwing kanvol-
gen.
De informatie over de sensoren en camera's in
acht nemen, anders kan het systeem niet correct
functioneren (/pagina 226).
AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Wanneer
de elektrische verbinding tussen de auto en aan-
hangwagen is aangesloten, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent achter de auto uitgeschakeld.
PrProblemen meoblemen met de Pt de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
1Auto's met 360°-camera
2Auto's zonder 360°-camera
Wanneer de weergave van de PARKTRONIC-par-
keerassistent gedurende circa drie seconden rood
gaat branden, vervolgens uitschakelt en het sym-
274274 Rijden en parkeren
bool éin het combi-instrument verschijnt, is
het systeem mogelijk vanwege een signaalstoring
uitgeschakeld. De auto opnieuw starten en con-
troleren of de PARKTRONIC-parkeerassistent op
een andere plaats functioneert.
Wanneer het symbool éin het combi-instru-
ment verschijnt en een waarschuwingssignaal
klinkt, kan dit de volgende oorzaken hebben:
RDe sensorDe sensoren zien zijn vjn verervuild:vuild: De sensoren reini-
gen en hierbij de aanwijzingen met betrekking
tot de verzorging van onderdelen van de auto
in acht nemen (/pagina 386).
RDe PDe PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent is vent is vanwanwegegee
een functiesteen functiestororing uitging uitgesceschakhakeld:eld: De auto
opnieuw starten. Indien het probleem blij
bestaan contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
objecten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
#AAututo zonder AIR BODo zonder AIR BODY CY CONTRONTROL:OL: De toets
éin de middenconsole indrukken.
%AAututo's meo's met AIR BODt AIR BODY CY CONTRONTROL:OL: Ukunt de
PARKTRONIC-parkeerassistent in het multime-
diasysteem in- of uitschakelen
(/pagina 275).
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, als
het controlelampje in de toetséniet brandt.
Wanneer het controlelampje brandt of in het
instrumentendisplay het symbool éwordt
weergegeven, is de PARKTRONIC-parkeerassistent
niet actief.
%Als de auto wordtgestart, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent automatisch ingeschakeld.
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent via heent via het multimedia-t multimedia-
systsysteem in- of uitsceem in- of uitschakhakelenelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
objecten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
VVoorwoorwaaraardenden
RHet menu camera is geopend.
ROf: De actieve parkeerassistent is actief.
Rijden en parkeren 275275
ROf: Het pop-upvensterPARKTRONIC ver-
schijnt.
#=op het mediadisplay aantippen.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, wan-
neer het controlelampje brandt. Wanneer het con-
trolelampje niet brandt of in het combi-instrument
het symbool éwordtweergegeven, is de
PARKTRONIC-parkeerassistent niet actief.
%Wanneer de auto wordtgestart, is de PARK-
TRONIC-parkeerassistent automatisch inge-
schakeld.
Als alternatief kan de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent in het menu Snelle toegang worden in- of uit-
geschakeld.
WWaaraarscschuwingssignalen vhuwingssignalen van de Pan de PARKARKTRTRONIC-par-ONIC-par-
kkeereerassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
VVolume volume van de wan de waaraarscschuwingssignalen insthuwingssignalen instellenellen
#Volume waarsch.signalen selecteren.
#Een waarde instellen.
TToonhoogtoonhoogte ve van de wan de waaraarscschuwingssignalen insthuwingssignalen instel-el-
lenlen
#Toonhoogte waarsch.signalen selecteren.
#Een waarde instellen.
AActivctivereringsmoment vingsmoment van de wan de waaraarscschuwingssigna-huwingssigna-
len bepalenlen bepalen
Ukunt vastleggen, of de waarschuwingssignalen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent al bij een
grotere afstand tot het obstakel worden gegeven.
#Vroeg waarschuwen rondom selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
GeluidsvGeluidsvererlaging in- of uitsclaging in- of uitschakhakelenelen
Ukunt vastleggen of tijdens een waarschuwings-
signaal van de PARKTRONIC-parkeerassistent het
volume van een mediabron in het multimediasys-
teem verlaagd wordt..
#Verlaging audiovol. bij waarsch.signalen
selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
AActievctieve parke parkeereerassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve parke parkeereerassistassistentent
De actieve parkeerassistent is een elektronische
parkeerhulp op basis van ultrasoon geluid, onder-
steund door de achteruitrij- en de 360°-camera.
Het systeem meet bij het vooruitrijden automa-
tisch, tot circa 35 km/h, parkeerplekken aan
beide zijden van de auto op.
De actieve parkeerassistent biedt de volgende
functies:
Auto's met achteruitrijcamera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
Auto's met 360°-camera
RInparkeren op parkeerplekken langs de rijbaan
RInparkeren bij parkeerplekken dwars op de rij-
baan (naar keuze of achteruit)
RInparkeren bij parkeerplekken die alleen maar
als zodanig herkenbaar zijn door markeringslij-
nen (bijvoorbeeld aan de kant van de weg)
RUitparkeren uit parkeerplekken, wanneer is
ingeparkeerd met de actieve parkeerassistent
276276 Rijden en parkeren
Zodra aan alle voorwaarden wordtvoldaan voor
het zoeken naar parkeerplekken, verschijnt de
weergave Çop het instrumentendisplay.
Hee de actieve parkeerassistent parkeerplekken
herkend, dan verschijnt de weergave Èop het
instrumentendisplay. De pijlen geven aan, aan
welke zijde van de rijbaan er herkende parkeer-
plekken aanwezig zijn. Deze worden vervolgens
weergegeven op het mediadisplay.
AAututo's meo's met act achthtereruitriuitrijcamerjcamera:a: De parkeerplek
kan vrij worden gekozen.. De auto wordt achteruit
ingeparkeerd.
AAututo's meo's met 360°-camert 360°-camera:a: De parkeerplek kan vrij
worden gekozen.. De inparkeerrichting (voor- of
achteruit) kan, afhankelijk van de parkeerplek,
eveneens vrij worden gekozen.
Wanneer de actieve parkeerassistent geactiveerd
is, worden op basis van de berekende weg de
richtingaanwijzers geactiveerd.
Het parkerenwordt ondersteund door gasgeven,
remmen, sturen en schakelen.
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
De actieve parkeerassistent wordt in de volgende
situaties afgebroken:
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt uitge-
schakeld.
REr wordtgestuurd.
RDe transmissiestand jwordt ingeschakeld.
RHet ESP®regelt.
RHet bestuurdersportier wordtgeopend.
RU drukt na het activeren van de actieve par-
keerassistent opnieuw op de toetsc
(/pagina 278).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Wanneer de exterieurverlichting een storing ver-
toont, is de actieve parkeerassistent niet beschik-
baar.
Objecten die zich boven of onder het registratie-
gebied van de sensoren bevinden, bijvoorbeeld
uitstekende lading, overhangen of laadplatforms
van vrachtwagens of begrenzingen van parkeer-
plekken, worden bij het opmetenvan de parkeer-
plek niet herkend. Daaromwordt hiermee ook
geen rekening gehouden bij het berekenen van de
parkeerprocedure. De actieve parkeerassistent
stuurt daarom foutief de parkeerplek in.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kante vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Extreme weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
Rijden en parkeren 277277
ór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de parkeer-
plek steekt, worden mogelijkerwijs niet als par-
keerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RBij steile hellingen van meer dan circa 15%
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
RBij een aangekoppelde aanhangwagen of ets-
drager
RDirect na een bandenwissel of wanneer ver-
vangende banden zijn gemonteerd
RBij een te lage of te hoge bandenspanning
RBij een vervorming van het onderstel, bijvoor-
beeld na rijden tegen een stoeprand
De actieve parkeerassistent kan mogelijk ook par-
keerplekken weergeven die niet voor parkeren
geschikt zijn, bijvoorbeeld:
RParkeerplekken waar parkeren niet is toege-
staan
RParkeerplekken op een ongeschikte onder-
grond
MeMet de actievt de actieve parke parkeereerassistassistent inent inparkparkererenen
#De toets1indrukken.
Op het mediadisplay worden de door het systeem
herkende parkeerplekken weergegeven. Wanneer
de auto stilstaat verschijnt bovendien het aange-
duide traject van de auto 2in de actueel gese-
lecteerde parkeerplek 3.
#Wanneer een parkeerplek wordtweergegeven:
De auto tot stilstand brengen.
#Zo nodig een andere parkeerplek selecteren.
#AAututo's meo's met 360°-camert 360°-camera:a: Eventueel de inpar-
keerrichting wijzigen.
#InInparkparkereren sten startarten:en: De geselecteerde parkeer-
plek 3bevestigen.
278278 Rijden en parkeren
De richtingaanwijzer wordt automatisch ingescha-
keld wanneer het inparkerenwordtgestart. De
verantwoordelijkheid voor het correct inschakelen
van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u. Indien
noodzakelijk de richtingaanwijzers overeenkom-
stig gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegenvan de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
#Wanneer op het multimediadisplay bijvoor-
beeld de melding Achteruitversnelling inscha-
kelen a.u.b. verschijnt: De betreende trans-
missiestand inschakelen.
De auto parkeert in de geselecteerde parkeer-
plek.
%Tijdens het inparkeren met de actieve par-
keerassistent worden de rijstroken in het
camerabeeld groen weergegeven.
Na beëindiging van het inparkerenverschijnt de
melding Parkeerassistent beëindigd, auto over-
nemen. Eventueel kunnen nog manoeuvreerpro-
cedures noodzakelijk zijn.
#De auto tegenwegrollen beveiligen. Wanneer
de wettelijke voorschrien of de plaatselijke
omstandigheden dit vereisen: De wielen in de
richting van de stoeprand draaien.
%Ukunt de auto tijdens het inparkerentot stil-
stand brengen en een andere transmissie-
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuw traject. Wanneer geen nieuw tra-
ject voor de auto beschikbaar is, kan opnieuw
van transmissiestand worden gewisseld.
MeMet de actievt de actieve parke parkeereerassistassistent uitparkent uitparkererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is met een 360°-camera uitgerust.
RDe auto werd met de actieve parkeerassistent
ingeparkeerd.
In acht nemen dat u tijdens de gehele parkeerpro-
cedure verantwoordelijk bent voor de auto en de
omgeving.
#De auto starten.
#De toets1indrukken.
Het mediadisplay toont het aanzicht van de
actieve parkeerassistent.
Rijden en parkeren 279279
#Uitparkeren 2selecteren.
of
#Wanneer de auto dwars op de rijrichting is
ingeparkeerd: De uitparkeerrichting 3selec-
teren.
#Wanneer op het mediadisplay bijvoorbeeld de
melding Vooruitversnelling inschakelen a.u.b.
verschijnt: De betreende transmissiestand
inschakelen.
De auto rijdt uit de parkeerplek en wordt door
de actieve parkeerassistent dwars op de rij-
richting tot stilstand gebracht.
De melding ØParkeerassistent beëin-
digd, auto overnemen verschijnt.
#De auto overnemen en het uitparkeren afslui-
ten.
%Het op het mediadisplay weergegeven traject
van de auto kan afwijken van het werkelijke
traject. De richtingaanwijzer wordt automa-
tisch ingeschakeld wanneer het uitparkeren
wordtgestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha-
kelen van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u.
Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers overeen-
komstig gebruiken.
De actievDe actieve parke parkeereerassistassistent pauzerent pauzerenen
Ukunt het in- of uitparkerenvan de actieve par-
keerassistent bijvoorbeeld als volgt onderbreken:
#Het rempedaal indrukken.
#Het passagiersportier, een achterportier, de
bagageruimte of de motorkap openen.
#De elektrische parkeerrem of de HOLD-functie
activeren.
#HeHet in- of uitparkt in- of uitparkereren ven vooroortzetzetttten:en: Het gaspe-
daal iets indrukken.
%Wanneer de elektrische parkeerremór het
activeren van de actieve parkeerassistent
ingeschakeld was, moet u het gaspedaal iets
indrukken om het in- of uitparkerente starten.
Uw omgeving controleren voordat u een gepau-
zeerde parkeerprocedure voortzet. Opnieuw con-
troleren dat zich geen personen, dieren of voor-
werpen in het manoeuvreergebied van de auto
bevinden. Hiertoe ook de systeemgrenzen van de
actieve parkeerassistent in acht nemen.
AAututomatiscomatisch rh remfunctie vemfunctie van de actievan de actieve parke parkeereeras-as-
sistsistentent
In het traject van de auto herkende personen of
objecten kunnen voor sterk afremmen zorgen en
daarmee het in- of uitparkeren onderbreken. De
auto wordt dan in stilstand vastgehouden. Wan-
neer u het gaspedaal indrukt, wordt het in- of uit-
parkerenvoortgezet.
Uw omgeving controleren voordat u het in- of uit-
parkerenvoortzet. Opnieuw controleren dat zich
geen personen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvreergebied van de auto bevinden. Hier-
toe ook de systeemgrenzen van de actieve par-
keerassistent in acht nemen.
280280 Rijden en parkeren
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuningeuning
FFunctie vunctie van de Dran de DriviveAwaeAway Assisty Assist
De Drive Away Assist kan de ernst van een aanrij-
ding bij het wegrijden verminderen. Als een obsta-
kel in rijrichting wordt herkend, wordt de rijsnel-
heid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h. Wan-
neer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool Éop het multimediadis-
play.
De Drive Away Assist kan in het menu Manoeu-
vreerondersteuning worden uit- of ingeschakeld
(/pagina 283).
%Een ingreep van de Drive Away Assist kan
altijd worden beëindigd door het uitschakelen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent
(/pagina 275).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
Drive Away Assist vertrouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
De Drive Away Assist is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld gevaar
voor een aanrijding ontstaan:
RHet gas- en rempedaal worden met elkaar ver-
ward.
REen verkeerde transmissiestand wordt inge-
schakeld.
De functie Drive Away Assist is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is ingescha-
keld.
REr wordtwanneer het voertuig stilstaat
geschakeld naar de transmissiestand kof
h.
RHet herkende obstakel is minder dan circa
1,0 m verwijderd.
RDe functie manoeuvreerondersteuning is in
het multimediasysteem geactiveerd.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op hellingen is het vermogen van de Drive Away
Assist beperkt.
Bij het rijden met een aanhangwagen is de Drive
Away Assist niet beschikbaar.
%Eveneens de systeemgrenzen van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent in acht nemen
(/pagina 272).
Rijden en parkeren 281281
FFunctie vunctie van de Cran de Crossoss TrTracac AlertAlert
%De functie Cross Trac Alert is alleen
beschikbaar voor auto's met een dodehoekas-
sistent of actieve dodehoekassistent.
De functie Cross Trac Alert kan bij het achteruit
uitparkeren en het achteruit manoeuvreren waar-
schuwen voor kruisend verkeer. Daartoe bewaken
de radarsensoren in de bumper het gebied dat
aan de auto grenst. Wanneer een kritische situatie
wordt herkend, verschijnt het symbool Lop
het multimediadisplay en kan de auto automatisch
worden afgeremd.
Wanneer de radarsensoren door voertuigen of
andere objecten zijn afgedekt, vindt er geen her-
kenning plaats.
Afhankelijk van het land kan de Cross Trac Alert
in het menu Manoeuvreerondersteuning worden
uit- of ingeschakeld (/pagina 283).
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
de dodehoekassistent en de actieve dodehoe-
kassistent in acht nemen (/pagina 256).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op hellingen is de functie Cross Trac Alert niet
beschikbaar.
Bij het rijden met een aanhangwagen is de functie
Cross Trac Alert niet beschikbaar.
FFunctie vunctie van hean het rt remmen biemmen bij hej het manoeuvrt manoeuvrererenen
Het remmen bij het manoeuvrerenkan een bot-
sing met personen voorkomen wanneer langzaam
achteruit wordtgereden. Wanneer via de achter-
uitrijcamera een persoon op het traject wordt her-
kend, kan de auto tot stilstand worden afgeremd.
Het remmen bij het manoeuvrerenkan onder de
volgende voorwaarden ingrijpen:
R: De auto rijdt langzamer dan 10 km/h achter-
uit.
RHet camerabeeld wordtweergegeven op het
mediadisplay (/pagina 272).
Ukunt de functie van het remmen bij het manoeu-
vreren in het menu Manoeuvreerondersteuning
uit- en inschakelen (/pagina 283).
Wanneer het remmen bij het manoeuvrerenwordt
geactiveerd, verschijnt het volgende symbool rood
in de geselecteerde weergave in het menu
Camera & parkeren:
%Wanneer het remmen bij het manoeuvreren
niet beschikbaar is, verschijnt hetzelfde sym-
bool in het grijs.
Het remmen bij het manoeuvreren is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Erop letten dat zich geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het traject van de
auto bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
het remmen bij het manoeuvreren
De functie van het remmen bij het manoeuvre-
renkan personen niet altijd ondubbelzinnig
herkennen. Andere hindernissen worden niet
door de functie herkend.
282282 Rijden en parkeren
In deze gevallen kan de functie onterecht of
zelfs helemaal niet remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
remmen bij het manoeuvrerenvertrou-
wen.
#Klaar zijn om te remmen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/pagina 276)
R360°-camera (/pagina 268)
RAchteruitrijcamera (/pagina 265)
In de volgende situaties is de functie remmen bij
het manoeuvreren niet beschikbaar:
ROp hellingen
RWanneer een transportinrichting, bijvoorbeeld
een aanhangwagen of etsdrager, op de aan-
hangwagenvoorziening is bevestigd en de
elektrischeverbinding correct tot stand is
gebracht
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuning in- of uitsceuning in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Manoeuvreerondersteuning in- of uitschake-
len.
AAanhangwanhangwagagenmanoeuvrenmanoeuvreereer-assist-assistentent
FFunctie vunctie van de aanhangwan de aanhangwagagenmanoeuvrenmanoeuvreereer-assis--assis-
ttentent
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte aanhangwagen
Aanhangwagens met gestuurde assen of een
molenasstel kunnen niet door de aanhangwa-
genmanoeuvreer-assistent worden geleid.
Hierdoor kan de aanhangwagen niet in de
gewenste richting worden gemanoeuvreerd en
kan er een aanrijding ontstaan of kan de aan-
hangwagen kantelen.
#De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
alleen gebruiken voor aanhangwagens
waarbij de aanhangwagendissel en de as
star zijn uitgevoerd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door naar voren uit-
stekende lading of disselopbouwen
Door naar voren uitstekende lading of disse-
lopbouwen op de aanhangwagen kunnen de
auto en de aanhangwagen tijdens het
manoeuvreren beschadigd raken.
#Bij het manoeuvreren op uitstekende
lading of disselopbouwen letten.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent onder-
steunt u bij het achteruitrijden met een aanhang-
wagen. Hij bewaakt met behulp van de achteruit-
rijcamera de knikhoek tussen de auto en de aan-
hangwagen en regelt deze op een ingestelde
waarde af. De aanhangwagenmanoeuvreer-assis-
tent begrenst hierbij de snelheid.
De aanhangwagenmanoeuvreer-assistent is
slechts een hulpmiddel. Hij kan uw waarneming
van de omgeving niet vervangen. De bestuurder
blij altijd verantwoordelijk voor het veilig
manoeuvreren en in- en uitparkeren. Bij het
Rijden en parkeren 283283
manoeuvreren, in- en uitparkeren mogen zich
onder andere geen personen, dieren of voorwer-
pen in het manoeuvreergebied bevinden; dit con-
troleren.
Ukunt de waarde voor de knikhoek rechtstreeks
via het multimediasysteem invoeren of het
manoeuvre rechttrekken gebruiken. Bij het
manoeuvre rechttrekken berekent het systeem de
knikhoek automatisch en wordt de combinatie
overeenkomstig de actuele richting van de aan-
hangwagen gericht.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
een aanhangwagen (/pagina 285) in acht
nemen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De systeemgrenzen van de volgende functies in
acht nemen:
RActieve parkeerassistent (/pagina 276)
R360°-camera (/pagina 268)
RAchteruitrijcamera (/pagina 265)
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe helling is meer dan circa 15%.
AAanhangwanhangwagagenmanoeuvrenmanoeuvreereer-assist-assistent gent gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is gestart en staat stil.
REr is een aanhangwagen herkend.
RDe helling is minder dan circa 15%.
RHet koerdeksel gesloten is.
RDe elektrische parkeerrem is niet bediend.
RDe bestuurder hee de veiligheidsgordel
omgegespt.
AAanhangwanhangwagagenmanoeuvrenmanoeuvreereer-assist-assistent gent gebrebruikuikenen
#De achteruitversnelling kinschakelen.
#De toets1indrukken.
Het camerabeeld wordtweergegeven op het
mediadisplay.
#De knikhoek instellen: ¸selecteren. Op
het mediadisplay of op de touchpad naar links
284284 Rijden en parkeren
of naar rechts vegen om de knikhoek te wijzi-
gen.
of
#Manoeuvre rechttrekken activeren: º
selecteren.
Het systeem berekent de knikhoek zodanig,
dat de richting van de aanhangwagen op het
moment van activering gehandhaafd blij.
Daarbij vindt bij het achteruitrijden een korte
beweging van de aanhangwagen in tegenge-
stelde richting plaats, waarna wordtterugge-
keerd naar de gewenste lijn. Op die manier
wordt de auto recht uitgelijnd ten opzichte van
de aanhangwagen en blij tegelijkertijd de
richting van de aanhangwagen gehandhaafd.
#Gas geven en remmen zoals vereist.
%De maximale knikhoek is afhankelijk van de
lengte van de aanhangwagen. Deze wordt
door het systeem berekend door een stuk
vooruit te rijden met een aantal bochten.
Voordat de lengte van de aanhangwagen is
berekend, bedraagt de maximale knikhoek
circa 23°. Hoe langer de aanhangwagen, hoe
groter de maximale knikhoek (max. circa
60°).
%De omgeving in de gaten houden en altijd
klaar zijn om te remmen.
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
AAananwiwijzingjzingen ven voor rioor rijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
RDe toegestane kogeldruk niet over- of onder-
schrijden.
RDe maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut-
ten.
De volgende waarden mogen niet worden over-
schreden:
RToegestaan aanhangwagengewicht
RToegestane achterasbelasting van de trek-
kende auto
RToegestaan totaalgewicht van de trekkende
auto
RToegestaan totaalgewicht van de aanhangwa-
gen
RToegestane maximumsnelheid van de aan-
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
ROp de achteras van de trekkende auto is de
bandenspanning voor maximale belading inge-
steld.
RDe verlichting van de aangesloten aanhangwa-
gen functioneert.
RAAututo's zonder LED-ko's zonder LED-koplamoplampen of Apen of ACTIVE MUL-CTIVE MUL-
TIBEAM LED-kTIBEAM LED-koplamoplampen:pen: De koplampen zijn
correct ingesteld.
Bij een grotere achterasbelasting mag in verband
met de typegoedkeuring met de auto met aan-
hangwagen niet sneller dan 100 km/h worden
gereden. Dit geldt ook in landen waar voor auto's
met aanhangwagen in principe een maximumsnel-
heid boven 100 km/h is toegestaan.
Rijden en parkeren 285285
%Bij het achteruitrijden met een aanhangwagen
de functie van de aanhangwagenmanoeu-
vreer-assistent in acht nemen
(/pagina 283).
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uit- of inklappenh uit- of inklappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals moet in de veilig vergren-
delde positie vergrendeld zijn; dit contro-
leren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de volledig elek-
trische aanhangwagenvoorziening door
extra druk
De volledig elektrische aanhangwagenvoorzie-
ning kan door extra druk bij het in- en uitklap-
pen mechanisch worden beschadigd.
#Het in- en uitklappen van de kogelhals
niet door het uitoefenen vanextra druk
versnellen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergenvan de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RHet zwenkbereik is vrij.
RDe aanhangwagenkabel of adapterstekker is
verwijderd.
286286 Rijden en parkeren
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uitklappenh uitklappen
#Aan de toets2trekken.
Het controlelampje 1knippert en op het
instrumentendisplay verschijnt de displaymel-
ding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch uitge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 1permanent brandt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 1en ver-
schijnt op het instrumentendisplay de display-
melding Trekhaak vergrendeling control..
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch inklappenh inklappen
#Aan de toets2trekken.
Het controlelampje 1knippert en op het
instrumentendisplay verschijnt de displaymel-
ding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch inge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
De kogelhals is veilig vergrendeld wanneer het
controlelampje 1doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, knippert het controlelampje 1en ver-
schijnt op het instrumentendisplay de display-
melding Trekhaak vergrendeling control..
Raadpleeg de informatie over de weergaven in het
combi-instrument:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/pagina 520)
RDisplaymeldingen (/pagina 452)
Rijden en parkeren 287287
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uit- of inklappenh uit- of inklappen
(multimediasyst(multimediasysteem)eem)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de volledig elek-
trische aanhangwagenvoorziening door
extra druk
De volledig elektrische aanhangwagenvoorzie-
ning kan door extra druk bij het in- en uitklap-
pen mechanisch worden beschadigd.
#Het in- en uitklappen van de kogelhals
niet door het uitoefenen vanextra druk
versnellen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RHet zwenkbereik is vrij.
RDe aanhangwagenkabel of adapterstekker is
verwijderd.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch uitklappenh uitklappen
#Üselecteren.
Op het multifunctioneel display verschijnt de
displaymelding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch uitge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergrendeld,
verschijnt op het multifunctioneel display de dis-
playmelding Trekhaak vergrendeling control..
KKogogelhals velhals volledig elektrolledig elektriscisch inklappenh inklappen
#Üselecteren.
Op het multifunctioneel display verschijnt de
displaymelding Trekhaak zwenkt.
De kogelhals wordtvolledig elektrisch inge-
klapt.
#Wachtentot de kogelhals de vergrendelde
positie hee bereikt.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergrendeld,
verschijnt op het multifunctioneel display de dis-
playmelding Trekhaak vergrendeling control..
AAanhangwanhangwagagen aan- of afken aan- of afkoppelenoppelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
een gewijzigde voertuighoogte
AAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling:eling: De voertuighoogte
kan onbedoeld worden gewijzigd, bijvoorbeeld
door andere personen. Als u ondertussen de
aanhangwagen aan‑ of afkoppelt, kunt u
bekneld raken. Bovendien kunnen lichaamsde-
len van personen bekneld raken, die zich tus-
sen de carrosserie en de banden of onder de
auto bevinden.
Bij het aan‑ of afkoppelen het volgende in acht
nemen:
#Geen portieren of het koerdeksel ope-
nen of sluiten .
288288 Rijden en parkeren
#De niveauregeling niet starten en de
DYNAMIC SELECT-schakelaar niet bedie-
nen.
#De auto niet ver‑ of ontgrendelen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe kogelhals is uitgeklapt en correct vergren-
deld in de vergrendelde positie.
Aanhangwagens met een 7-polige stekker kunnen
via de volgende adapters op de auto worden aan-
gesloten:
RAdapterstekker
RAdapterkabel
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe aanhangwagen is correct aangesloten.
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is intact.
De werking van de volgende systemen is onder
andere afhankelijk van een correct aangesloten
aanhangwagen:
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
RAanhangwagenmanoeuvreer-assistent
RActieve spoorassistent
RPARKTRONIC-parkeerassistent
RActieve parkeerassistent
RDodehoek- of actieve dodehoekassistent
RDrive Away Assist
RCross Trac Alert
RAchteruitrijcamera
R360°-camera
RAIR BODY CONTROL
AAanhangwanhangwagagen aanken aankoppelenoppelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de start-
accu door volledige ontlading
Door het opladen van de aanhangwagenaccu
via de spanningsvoorziening van de aanhang-
wagenkan de startaccu worden beschadigd.
#De spanningsvoorziening van de auto
niet gebruiken om de aanhangwagen-
accu op te laden.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
#De aanhangwagen horizontaal achter de auto
zetten en aankoppelen.
#Het deksel van de contactdoos openen.
#De stekker met nok 1in groef 3van de
contactdoos aanbrengen.
#De bajonetverbinding 2tot de aanslag
rechtsom draaien.
Rijden en parkeren 289289
#Het deksel laten vergrendelen.
#De kabel met kabelbinders aan de aanhangwa-
gen bevestigen (alleen bij adapterkabels).
#Controleren of de kabel bij het rijden door
bochten vrij kan bewegen.
Ook bij een correct aangesloten aanhangwagen
kan onder de volgende omstandigheden een mel-
ding op het instrumentendisdisplay verschijnen:
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is van LED's voorzien.
RDe minimumstroom (50 mA) van de aanhang-
wagenverlichting werd onderschreden.
%Op de permanente spanningsvoorziening kunt
u accessoires aansluiten tot maximaal 180 W
en aan de via het contactslot geschakelde
spanningsvoorziening.
AAanhangwanhangwagagen afken afkoppelenoppelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
afkoppelen
Wanneer u een aanhangwagen met oplooprem
in geremde staat afkoppelt, kunt u met uw
hand tussen de auto en de aanhangwagendis-
sel bekneld raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging bij het afkop-
pelen als de aanhangwagen geremd is
Als de aanhangwagen bij het afkoppelen
geremd is, kan de auto beschadigd raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
losmaken van de aanhangwagenkabel
AAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling:eling: Wanneer de aan-
hangwagenkabel wordt losgemaakt, kan de
auto zakken.
Daardoor kunnen lichaamsdelen van uzelf of
anderen bekneld raken die zich tussen de car-
rosserie en de banden of onder de auto bevin-
den.
#Bij het losmaken van de aanhangwagen-
kabel mag zich niemand in de directe
omgeving van de spatbordranden of
onder de auto bevinden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de achterbum-
per door gemonteerde adapterkabel of
adapterstekker
Bij het volledig elektrisch uit- en inklappen van
de kogelhals kunnen de volgende onderdelen
worden beschadigd:
RBumper
RAdapterkabel
RAdapterstekker
#Voor het volledig elektrisch uit- en
inklappen van de kogelhals altijd de
adapterkabel of de adapterstekker ver-
wijderen.
#Voorkomen dat de aanhangwagen kanwegrol-
len.
290290 Rijden en parkeren
#De elektrische verbinding tussen auto en aan-
hangwagen losmaken.
#De aanhangwagen afkoppelen.
#De afdekkap op de kogelkop drukken.
FFunctie vunctie van dean de eetsdrtsdragagerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet deskundig omgaan met de ets-
drager
De etsdrager kan in de volgende gevallen van
de auto losraken:
RHet toegestane draagvermogen van de
aanhangwagenvoorziening wordtover-
schreden.
RDe etsdrager wordt niet deskundig
gebruikt.
RDe etsdrager is op de kogelhals onder de
kogelkop bevestigd.
Voor uw eigen veiligheid en die van andere
verkeersdeelnemers het volgende in acht
nemen:
RAltijd het toegestane draagvermogen van
de aanhangwagenvoorziening aanhouden.
RAltijd de toegestane achterasbelasting van
de trekkende auto in acht nemen.
RDe etsdrager uitsluitend voor het vervoe-
renvan etsen gebruiken.
RDe etsdrager altijd volgens de voorschrif-
ten bevestigen door deze op de kogelkop
vast te klemmen en indien mogelijk boven-
dien aan de geleidepen van de kogelhals.
RVoor het vervoeren van vier etsen altijd
een etsdrager met extra ondersteuning
op de geleidepen van de kogelhals gebrui-
ken.
RAlleen door Mercedes-Benz goedgekeurde
etsdragers gebruiken.
ROok altijd de handleiding van de etsdra-
ger in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of breuk van
de aanhangwagenvoorziening door onge-
schikte of ondeskundig gebruikte etsdra-
ger
#Alleen door Mercedes-Benz goedge-
keurde etsdragers gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
Rijden en parkeren 291291
Aanhangwagenvoorziening (voorbeeld met extra
geleidepen)
Afhankelijk van de constructie van de etsdrager
kunt u verschillende hoeveelheden etsen vervoe-
ren.
De volgende constructies van de etsdrager zijn
mogelijk:
RBij bevestiging door vastklemmen op de kogel-
kop1bedraagt het maximumdraagvermogen
75 kg. U kunt maximaal drie etsen vervoeren.
RBij bevestiging op de kogelkop 1en boven-
dien op de geleidepen 2, bedraagt het maxi-
mumdraagvermogen 100 kg. U kunt maximaal
vier etsen vervoeren.
Het maximumdraagvermogen wordt berekend uit
het gewicht van de etsdrager en de belading van
de etsdrager.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, een aanhangwagen of een volledig
beladen auto in acht nemen (/pagina 179).
Pas bij gebruik van een etsdrager de banden-
spanning aan voor een verhoogde belading van de
achteras van de auto. Meer informatie over de
bandenspanning vindt u in de bandenspanningsta-
bel (/pagina 414).
BeladingsaanBeladingsaanwiwijzingjzingenen
Hoe groter de afstand van het zwaartepunt van de
lading ten opzichte van de kogelkop, hoe hoger de
belasting op de aanhangwagenvoorziening.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RZware etsen zo dicht mogelijk bij de auto
bevestigen.
RDe lading op de etsdrager altijd zo symme-
trisch mogelijk ten opzichte van de lengteas
van de auto verdelen.
Mercedes-Benz adviseert om voor het beladen
van de etsdrager alle aanbouwdelen van de et-
sen te verwijderen, bijvoorbeeld etsmanden, kin-
derzitjes of accu's. Daardoor kan de luchtweer-
stand en het zwaartepunt van de etsdrager wor-
den verbeterd.
De etsen altijd tegenverschuiven vastzetten en
regelmatig controleren of ze nog goed vastzitten.
Geen dekzeilen of andere afdekkingen gebruiken.
Het rijgedrag en het zicht naar achteren kunnen
slechterworden. Bovendien neemt de luchtweer-
stand toe en daarmee de belasting op de aan-
hangwagenvoorziening.
292292 Rijden en parkeren
Verdeling van de lading op de etsdrager
1Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
in verticale richting
2Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
naar achteren
3Zwaartepunt bevindt zich op de middenas van
de auto
Bij het beladen van de etsdrager de volgende
gegevens in acht nemen.
Belading vBelading van dean de eetsdrtsdragagerer
33eetsentsen 44eetsentsen
Totaalgewicht
van etsdrager
en belading
tot 75 kg tot 100 kg
Max. afstand
1
420 mm 420 mm
Max. afstand
2
300 mm 400 mm
Bij het vervoer van vier etsen of een totaalge-
wicht tussen 75 kg en 100 kg uitsluitend een
etsdrager met een extra bevestiging op de gelei-
depen van de aanhangwagenvoorziening gebrui-
ken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het trt trekkekken ven vanan
autauto'so's
De auto is niet geschikt voor het gebruik vanTow-
Bar-systemen, die bijvoorbeeld worden gebruikt
voor Flat Towing of Dinghy Towing. Het aanbren-
gen of gebruik vanTow-Bar-systemen kantot
schade aan de auto leiden. Bij het trekken of sle-
pen van een auto met Tow-Bar-systemen is een
veilig rijdynamisch gedrag van de trekkende auto
en de getrokken auto niet veiliggesteld. De combi-
natie kangaan slingeren.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RToegestane sleepmethoden (/pagina 403)
RDe aanwijzingen met betrekking tot het slepen
met beide assen op de grond (/pagina 405)
Rijden en parkeren 293293
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het inst instrtrumen-umen-
ttendisplaendisplay en de boory en de boordcomdcomputputerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het uitvallen van het instrumentendis-
play
Wanneer het instrumentendisplay is uitgeval-
len of als een storing aanwezig is, kunt u func-
tiebeperkingen vanveiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt
zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in
gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats
neerzetten. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het uitvallen van het instrumentendis-
play
Bij het uitvallen of een storing van het instru-
mentendisplay kunt u geen functiebeperkin-
genvanveiligheidsrelevante systemen herken-
nen. Dit kan de bedrijfsveiligheid nadelig beïn-
vloeden.
#De auto direct op een veilige plaats par-
keren en contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Als u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
wanneer de auto stilstaat uitvoeren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Bij het bedienen van de boordcomputer de wette-
lijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
De boordcomputer toont op het instrumentendis-
play alleen displaymeldingen en waarschuwingen
van bepaalde systemen. Daarom erop letten dat
uw auto altijd bedrijfszeker is.
Als de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar
komt, de auto direct op een veilige plaats neerzet-
ten. Contact opnemen met een gekwaliceerde
werkplaats.
294294 Instrumentendisplay en boordcomputer
OvOvererziczicht insht instrtrumentumentendisplayendisplay
1Snelheidsmeter
De segmenten in de snelheidsmetergeven de
status van de volgende systemen aan: TEM-
POMAT/limiter/actieve afstandsassistent
DISTRONIC
2Indexpunten
3Buitentemperatuur
4Tijd
5Gebied met meerdere weergaven (voorbeeld
toerenteller): Toerenteller/navigatie/ECO
aanduiding/verbruik/G-meter/datum
Bij het bereiken van de rode markering in de
toerenteller (te hoog toerental) wordt de
brandstooevoer onderbroken om de motor
te beschermen.
Plug-in-hybride: Weergave beschikbaar vermo-
gen elektromotor of vermogensmeter
6Koelvloeistoemperatuurmeter
De koelvloeistoemperatuurmeter mag onder
normale rijomstandigheden tot 120 °C stij-
gen.
Auto's met 48V-boordnet: POWER en
CHARGE meters (elektrische aandrijfonders-
Instrumentendisplay en boordcomputer 295295
teuning en recuperatievermogen van de elek-
tromotor)
Plug-in-hybride: Actuele laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
7Geselecteerd rijprogramma
8Geselecteerde transmissiestand
9Middelste gedeelte van het instrumentendis-
play (voorbeeld standaardweergave Reis):
Assistentie/Telefoon/Navigatie/Reis/Media/
Radio/Stijl en weergaven/Service/Instelmo-
gelijkheden head-up-display
ABrandstofpeil en aanduiding tankdopklepposi-
tie
OvOvererziczicht tht toeoetsen in hetsen in het st stuurtuurwielwiel
Afhankelijk van de uitrusting kunnen de indeling
en de vorm van de bedieningselementen in het
stuurwiel verschillen.
1Bedieningsgroep TEMPOMAT/limiter of
actieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 236)
2GTerugtoets boordcomputer
3Touch-Control boordcomputer
Navigeren: Wissen
Bevestigen: aindrukken
4òHoofdmenu boordcomputer
5òHoofdmenu MBUX multimediasysteem
6Touch-Control MBUX multimediasysteem
Navigeren: Wissen
Bevestigen: aindrukken
7GTerugtoets MBUX multimediasysteem
8Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem
£LINGUATRONIC (/pagina 303)
9Instelling helderheid dashboardverlichting
BoorBoordcomdcomputputer bedienener bedienen
Bij het bedienen van de boordcomputer de wette-
lijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
296296 Instrumentendisplay en boordcomputer
De boordcomputer wordt via de Touch-Control
links en de terug-/home-toets links bediend.
Bij de bediening van de boordcomputer klinken
verschillende geluidssignalen als bevestiging van
een bediening, bijvoorbeeld wanneer het einde
van een lijst wordt bereikt of wanneer door een
lijst wordtgescrold.
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control indien mogelijk de toppen van de dui-
men gebruiken.
De volgende menu's zijn beschikbaar:
RAssistentie
RTelefoon
RNavigatie
RReis
RRadio
RMedia
RService
RAAututo's meo's met inst instrtrumentumentendisplaendisplay in de wide-y in de wide-
scrscreen coceen cockpitkpit::Stijlen
%Informatie over de instellings- en keuzemoge-
lijkheden in de menu's vindt u in de digitale
handleiding.
De menu's kunnen via de menulijst op het instru-
mentendisplay worden opgeroepen.
#De menuliDe menulijsjst oprt oproepen:oepen: De terugtoets links
indrukken tot de menulijst wordtweergege-
ven.
%AAututo's zonder actievo's zonder actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC:ONIC: Met de toetsòkunt u de
menulijst van de boordcomputer oproepen.
#In de menuliIn de menulijsjst bladert bladeren:en: Een veegbeweging
op de Touch-Control links naar links of rechts
maken.
#Een menu, submenu of instEen menu, submenu of instelmogelmogelielijkheden injkheden in
hehet menu oprt menu oproepen, een selectie of een instoepen, een selectie of een instel-el-
ling bevling bevesestigtigen:en: Op de Touch-Control links
drukken.
#Door wDoor weergaveergaven of lien of lijstjsten in heen in het menu blade-t menu blade-
rren, inhoud ven, inhoud van hean het displayt display, functie, r, functie, recorecord ofd of
wweergaveergave selecte selectereren:en: Op de Touch-Control
links een veegbeweging naar boven of naar
beneden maken.
#Een submenu vEen submenu vererlatlaten:en: De terugtoets links
indrukken.
Head-up-displaHead-up-display selecty selectererenen
#Head-up-displaHead-up-display inscy inschakhakelen:elen: Het head-up-dis-
play via het multimediasysteem inschakelen of
in de menulijst door een veegbeweging naar
boven op de Touch-Control links activeren.
Het menu head-up-display in het head-up-dis-
play is geselecteerd.
#NNaar heaar het head-up-displat head-up-display wisselen:y wisselen: De Touch-
Control links indrukken of een veegbeweging
naar boven op de Touch-Control links maken.
#De drDe drie wie weergaveergavegegebieden vebieden van hean het head-up-t head-up-
displadisplay insty instellen:ellen: Op de Touch-Control links
een veegbeweging naar boven of naar bene-
den maken.
Menu's op vMenu's op volledig scolledig schermherm
Ukunt de volgende menu's op het volledige
instrumentendisplay laten weergegeven:
RAssistentie
RReis
RNavigatie
Instrumentendisplay en boordcomputer 297297
#In het betreende menu met de Touch-Control
links naar het einde van de lijst bladeren.
#Op de Touch-Control links drukken.
Het geselecteerde menu wordt op het volle-
dige display weergegeven.
FFunctie vunctie van de van de verermogmogensmetensmeter (plug-in-er (plug-in-
hhybrybride)ide)
1Verbrandings- en elektromotor uitgeschakeld
2Positie in het weergavebereik voor de terugge-
wonnen energie
3Begin van het weergavegebied voor het terug-
gewonnen vermogen
4Einde van het weergavebereik van het gecom-
bineerde aandrijfvermogenvan het hybride
systeem
De vermogensmeter hee de volgende functies:
RDe vermogensmetergee het gevraagde ver-
mogen van het hybride systeem weer.
RHet gebied 2-3gee de teruggewonnen
energie weer.
RWanneer de wijzer van de vermogensmeter op
stand 1staat, is de auto geparkeerd. De ver-
brandings- en de elektromotor zijn uitgescha-
keld.
RHet vermogensgebied 3-4toont het
gecombineerd aandrijfvermogenvan het
hybride systeem.
FFunctie vunctie van de wan de weergaveergave besce beschikbaar vhikbaar verermogmogenen
elektrelektromotomotor (plug-in-hor (plug-in-hybrybride)ide)
1Begin van het weergavegebied POWER
2Einde van het weergavegebied POWER
3Maximaal teruggewonnen vermogen
4Begin van het weergavegebied voor het terug-
gewonnen vermogen
5Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
RHet gebied 1-2toont in de elektro-modus,
welk aandeel van de elektrische aandrijving
actueel wordtgebruikt. Bij een aandeel van
100% wordt de verbrandingsmotor ingescha-
298298 Instrumentendisplay en boordcomputer
keld. Wanneer de verbrandingsmotor draait,
wordt in de boost-modus de elektrische
ondersteuning van de aandrijving weergege-
ven.
RHet gebied 3-4toont het recuperatie- en
laadgedrag met behulp van de verbrandings-
motor.
RVanaf punt 3is het maximale teruggewonnen
vermogen bereikt.
RDe actuele laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu 5wordtweergegeven.
%Vanwege verschillende systeemgrenzen kan
de weergegevenwaarde in het bereik 3-4
tijdelijk iets van de daadwerkelijke waarde
afwijken.
VVerermogmogensmetensmeter wer weergeveergeven (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
Boordcomputer:
4Inhoud
#Vermogensmtr. selecteren.
OvOvererziczicht vht van de wan de weergaveergaven op heen op het inst instrtrumen-umen-
ttendisplayendisplay
Weergaven in het instrumentendisplay
uActieve parkeerassistent ingeschakeld
(/pagina 278)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/pagina 275)
hTEMPOMAT (/pagina 235)
ÈLimiter (/pagina 236)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 238)
êActive Brake Assist System
(/pagina 254)
àActieve stuurassistent (/pagina 247)
¬Actieve leassistent (/pagina 246)
ÃActieve spoorassistent (/pagina 259)
õPLUG‑IN hybride-modus ingeschakeld
ñBedrijfsstand, andere functieweergaven
èElektrische actieradius
°Haptisch gaspedaal
(/pagina 184, 188, 190)
òSoundgeneratorwerkt niet (/pagina 465)
èECO start-stopsysteem (/pagina 182)
ëHOLD-functie (/pagina 231)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/pagina 145)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/pagina 146)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
AAututo's meo's met vt verkerkeersteerstekekenassistenassistentent::Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/pagina 254).
Voor een overzicht van de waarschuwings- en
controlelampjes, zie (/pagina 520).
Head-up-displayHead-up-display
FFunctie vunctie van hean het head-up-displayt head-up-display
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Instrumentendisplay en boordcomputer 299299
Het head-up-display projecteert bijvoorbeeld de
volgende informatie boven de cockpit in het
gezichtsveld van de bestuurder:
RGereden snelheid
RInformatie van het navigatiesysteem
RInformatie van de rijsystemen en de rijveilig-
heidssystemen
REnkele waarschuwingsmeldingen
In de drie weergavegebieden van het head-up-dis-
play kunnen, afhankelijk van de uitrusting van de
auto, verschillende soorten informatie worden
weergegeven (/pagina 300).
WWeergaveergave-inhoude-inhoud
1Navigatie-aanwijzingen
2Actueel gereden snelheid
3Herkende aanwijzingen en verkeerstekens
4Ingestelde snelheid in het rijsysteem (bijvoor-
beeld TEMPOMAT)
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Onderstaande omstandigheden hebben invloed
op de zichtbaarheid:
RZitpositie
RInstelling van de beeldpositie
RLichtomstandigheden
RNatte rijbanen
RVoorwerpen op de displayafdekking
RPolarisatie in zonnebrillen
%Bij extreem veel zonlicht kunnen delen van
het display vervagen. Dit kanworden hersteld
door het head-up-display uit en weer in te
schakelen.
InstInstellen vellen van wan weergaveergaven op heen op het head-up-displayt head-up-display
via de boorvia de boordcomdcomputputerer
Boordcomputer:
4HEAD-UP DISPLAY
De volgende instellingen of weergavenvan het
head-up-display kunnen worden ingesteld of weer-
gegeven:
RPositie
RHelderheid
RMeldingen
RAssistentiestatus
RTelefoon
RAudio
300300 Instrumentendisplay en boordcomputer
RLINGUATRONIC
#Menu InstMenu Instellingellingen selecten selectereren:en: Op de Touch-
Control links een veegbeweging naar rechts
maken.
Het menu Instellingen 5is geselecteerd.
#Menu instMenu instellingellingen opren oproepen:oepen: Op de Touch-
Control links drukken.
#PPositie instositie instellen:ellen: Op de Touch-Control links
een veegbeweging naar boven of naar bene-
den maken.
#HelderHelderheid instheid instellen:ellen: Op de Touch-Control
links een veegbeweging naar rechts of links
maken.
MeldingMeldingen, assisten, assistentiestentiestatus, tatus, telefelefoon, audio enoon, audio en
LINLINGUAGUATRTRONIC instONIC instellenellen
#Op de Touch-Control links drukken.
De lijst met de instellingsmogelijkheden wordt
weergegeven.
#Op de Touch-Control links een veegbeweging
naar boven of naar beneden maken en een
instelling selecteren door de Touch-Control
links in te drukken.
SelectSelectereren ven van wan weergaveergaven op heen op het head-up-displayt head-up-display
(voorbeeld)
1Head-up-display in- en uitschakelen
2Weergavegebied links
Navigatiesysteem
Gemiddeld brandstofverbruik
G-meter
3Weergavegebied midden
Snelheidsmeter
Ingestelde snelheid in het bestuurdersassis-
tentiesysteem, bijvoorbeeld TEMPOMAT
Waarschuwingenvan het bestuurdersassisten-
tiesysteem, bijvoorbeeld afstandswaarschu-
wing
4Weergavegebied rechts
Verkeerstekenassistent
Assistentieweergave
5Positie, helderheid en weergavegebied onder
aanpassen
6Indexpunten
7Weergavegebied onder (voorbeeld linker weer-
gavegebied)
Ukunt de niet benodigde weergavegebieden 2
tot en met 4verbergen.
%In de audiofunctie worden bij actieve bedie-
ning van de audiobron tijdelijk zendernamen
of titels weergegeven. Bovendien worden de
laatste oproepen weergegevenwanneer de
telefoonlijst op het instrumentendisplay actief
wordt bediend.
#Op de Touch-Control links een veegbeweging
naar boven maken.
#Op de Touch-Control links drukken.
Instrumentendisplay en boordcomputer 301301
Head-up-displaHead-up-display via hey via het multimediasystt multimediasysteem in- eneem in- en
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#HUD selecteren.
Het head-up-display wordt ingeschakeld.
302302 Instrumentendisplay en boordcomputer
AAananwiwijzingjzingen ven voor de bedrioor de bedrijfjfsvsveiligheideiligheid
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
BedieningBediening
OvOvererziczicht bediening meht bediening met het het multifunctioneelt multifunctioneel
sstuurtuurwielwiel
De LINGUATRONIC is circa een halve minuut na
het inschakelen van de auto operationeel.
1£indrukken: Spraakdialoog starten.
28indrukken: Geluid in- of uitschakelen
(spraakdialoog beëindigen).
Omhoog of omlaag vegen: Volume verhogen
of verlagen.
3~indrukken: Gesprek weigeren of beëin-
digen (spraakdialoog beëindigen).
GesprGesprek vek voeroerenen
Voor de dialoog met de LINGUATRONIC kunnen
volledige zinnen uit de spreektaal als gesproken
opdrachten worden gebruikt, bijvoorbeeld "Laat
me de lijst met de laatste gesprekken zien" of
"Hoe warm is het buiten". Het is niet nodig om
eerst naar de betreende toepassing zoals "tele-
foon" of "voertuigfuncties" te wisselen.
#Dialoog door sleutDialoog door sleutelwelwooroord activd activereren of ven of vooroort-t-
zezetttten:en: "Hey Mercedes" zeggen, om de
LINGUATRONIC te activeren. De spraakactive-
ring moet in het multimediasysteem ingescha-
keld zijn (/pagina 305). Hiervoor is het niet
nodig om de tuimelschakelaar £in het
multifunctioneel stuurwiel omhoog te drukken.
De spraakactivering kan ook direct met een
gesproken opdracht, bijvoorbeeld "Hey
Mercedes, hoe snel mag ik hier rijden?", wor-
den gecombineerd.
of
#De tuimelschakelaar £in het multifunctio-
neel stuurwiel omhoogdrukken.
Een gesproken opdracht kan na een geluids-
signaal worden gesproken.
LINGUATRONIC 303303
#InvInvoer corroer corrigigereren:en: De gesproken opdracht
"Correctie" uitspreken.
#RRecorecord in de kd in de keuzelieuzelijsjst selectt selectereren:en: Een regel-
nummer of de inhoud uitspreken.
#In de kIn de keuzelieuzelijsjst bladert bladeren:en: De gesproken
opdrachten "Volgende pagina" of "Vorige
pagina" uitspreken.
#Dialoog onderbrDialoog onderbrekeken:en: De gesproken opdracht
"Pauze" uitspreken.
Met de gesproken opdracht "Hey Mercedes"
of door het naar boven indrukken van de tui-
melschakelaar £in het multifunctioneel
stuurwiel kan de dialoog worden voortgezet.
#NNaar de vaar de vororigige dialoog spre dialoog springingen:en: De gesproken
opdracht "Terug" uitspreken.
#NNaar heaar het bovt bovenstenste dialoognive dialoogniveau teau tererugsprugsprin-in-
ggen:en: De gesproken opdracht "Home" uitspre-
ken.
#Dialoog afbrDialoog afbrekeken:en: De gesproken opdracht
"Sluiten" uitspreken of de toets8of ~
in het multifunctioneel stuurwiel indrukken.
#IntInterrerrumumperperen tien tijdens een gjdens een gespresprokoken aanen aanwiwij-j-
zingzingen:en: Een nieuwe gesproken opdracht uit-
spreken terwijl het systeem nog antwoordt.
De gesproken aanwijzingen worden verkort en
de bestemming wordt sneller bereikt.
%Hiertoe moet de optie Spreken tijdens
gesproken weergave in het multimediasys-
teem ingeschakeld zijn (/pagina 305).
OvOvererziczicht vht van de bedienbaran de bedienbare functies ve functies van dean de
LINLINGUAGUATRTRONICONIC
Met het spraakgestuurd bedieningssysteem
LINGUATRONIC kunt u afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto de volgende functies bedienen:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RAdresboek
RRadio
RMedia
RTv
RVoertuigfuncties
Volledige functionaliteit is alleen beschikbaar als
de online-spraakbediening is geactiveerd
(/pagina 305).
InfInforormatie ovmatie over de inger de ingestestelde telde taalaal
Ukunt de taal van de LINGUATRONIC wijzigen,
door de systeemtaal te wijzigen. Als de LINGUA-
TRONIC de ingestelde systeemtaal niet onder-
steund, wordt Engels geselecteerd.
Voor de LINGUATRONIC zijn de volgende talen
beschikbaar:
RNederlands
REngels
RFrans
RItaliaans
RNederlands
RPools
RPortugees
RRussisch
RZweeds
RSpaans
304304 LINGUATRONIC
RTsjechisch
RTurks
LINLINGUAGUATRTRONIC instONIC instellen (multimediasystellen (multimediasysteem)eem)
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor de online-sproor de online-spraakbediening:aakbediening: De auto is
aan uw Mercedes me gebruikersaccount
gekoppeld .
REr is een internetverbinding aanwezig .
RVVoor heoor het online-gt online-gebrebruik vuik van contan contactacten:en: De
online-spraakbediening is geactiveerd.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Spraakassistent
SprSpraakaakactivactiverering ving van de LINan de LINGUAGUATRTRONIC in- of uit-ONIC in- of uit-
scschakhakelenelen
#Spraakactivering "Hallo Mercedes" selecte-
ren.
De functie wordt afhankelijk van de voor-
gaande toestand in- of uitgeschakeld.
Als de functie actief is, kan door de gesproken
opdracht "Hey Mercedes" de dialoogvoering
worden geactiveerd.
Online-sprOnline-spraakbediening in- en uitscaakbediening in- en uitschakhakelenelen
#Online-spraakbediening inschakelen.
%De LINGUATRONIC online spraakbediening is
af fabriek ingeschakeld.
#Online-spraakbediening-abo selecteren.
Uwordt naar de Mercedes me-Portal doorge-
stuurd.
#De online-spraakbediening in de Mercedes
me-Portal activeren.
ContContactacten ven voor online-goor online-gebrebruik activuik activererenen
#Contacten voor online-gebruik selecteren.
Als de functie actief is, worden contacten
beter en gemakkelijker door de spraakinvoer
gevonden. Ook wordt de kwaliteit van de uit-
spraak van namen van contacten door het sys-
teem verbeterd.
SprSpraakaakonderbronderbreking insceking inschakhakelenelen
#Spreken tijdens gesproken weergave selecte-
ren.
Wanneer de functie actief is, kan tijdens een
gesproken aanwijzing van het systeem een
commando worden uitgesproken.
De LINDe LINGUAGUATRTRONICONIC eectiefeectief ggebrebruikuikenen
WWererking akking akoesoestisctische hulpfuncties vhe hulpfuncties van de LINan de LINGUA-GUA-
TRTRONICONIC
Via de betreende gesproken opdrachten krijgt u
in de volgende gevallen informatie en hulp:
ROpOptimale bediening:timale bediening: De digitale handleiding
oproepen met bijvoorbeeld "Open de handlei-
ding van de LINGUATRONIC".Wanneer de
auto stilstaat is de digitale handleiding volledig
beschikbaar.
RAActuele applicatie:ctuele applicatie: De tuimelschakelaar £
in het multifunctioneel stuurwiel omhoogdruk-
ken en de gesproken opdracht "Hulp" uitspre-
ken. U ontvangt suggesties en informatie over
de bediening van de LINGUATRONIC voor de
actuele applicatie.
LINGUATRONIC 305305
RVVererder dialoogvder dialoogvererloop:loop: De gesproken opdracht
"Hulp" uitspreken tijdens een spraakdialoog. U
ontvangt informatie die aan elke dialoogstap is
aangepast.
RBepaalde functie:Bepaalde functie: De gesproken opdracht voor
de gewenste functie oproepen, bijvoorbeeld
met "Hey Mercedes, ik heb hulp nodig bij het
onderwerp radio" of na het omhoogdrukken
van de tuimelschakelaar £in het multi-
functioneel stuurwiel bijvoorbeeld de gespro-
ken opdracht"Hulp voor de telefoon" uitspre-
ken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot opt optimaal gtimaal gebrebruikuik
vvan de LINan de LINGUAGUATRTRONICONIC
Aanwijzingen om de herkenning te verbeteren:
ROnline-spraakbediening activeren
(/pagina 305).
RDe gesproken opdrachten samenhangend en
duidelijk uitspreken, maar zonder te overdrij-
ven.
RBij het invoeren van de gesproken opdrachten
hard geluid vermijden, bijvoorbeeld door
gesprekken van inzittenden achterin.
RVVoor toor telefelefoon- of adroon- of adresboekresboekrecorecords:ds:
-Alleen zinvolle adresboekrecords in het
systeem/de mobiele telefoon aanmaken,
bijvoorbeeld naam en voornaam in het
juiste veld.
-Geen afkortingen, onnodige spaties en
speciale tekens gebruiken.
RBiBij rj radio- of tvadio- of tv-zender-zendernamen:namen: De gesproken
opdracht "Zenderlijst voorlezen" uitspreken,
en de gewenste zendernaam uitspreken zoals
de gesproken aanwijzing deze voorleest.
%Terverbetering van de herkenning wordt bij
het startenvan de LINGUATRONIC de aanja-
gervan de ventilatie en de verwarming, afhan-
kelijk van de buitentemperatuur, in een lagere
stand gezet.
InfInforormatie ovmatie over de online-sprer de online-spraakbedieningaakbediening
De online-spraakbediening maakt een betere
spraakherkenning mogelijk en stelt dankzij
externe informatie aanvullende resultaten
beschikbaar, bijvoorbeeld informatie over speciale
bestemmingen en het weer. Daarom adviseert
Mercedes-Benz, de online-spraakbediening te
activeren.
Hiertoe moet u over een Mercedes me gebrui-
kersaccount beschikken. Als u nog geen gebrui-
kersaccount hebt, moet u dit aanmaken en aan
uw auto koppelen .
Roep dan uw gebruikersaccount van Mercedes
me op. De services van Mercedes me worden
weergegeven en kunnen worden geactiveerd .
Bovendien moet de online-spraakbediening inge-
schakeld zijn (/pagina 305).
DuideliDuidelijkjke ge gespresprokoken opdren opdracachthtenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot gt gespresprokokenen
opdropdracachthtenen
Naast de exacte gesproken opdrachten (zie de
kolom "gesproken opdracht" in de volgende tabel-
len) voor het oproepen van een bepaalde functie
verstaat de LINGUATRONIC u in de meeste geval-
len eveneens als u uw spreektaal gebruikt. Hier-
306306 LINGUATRONIC
toe zijn in de kolom "Voorbeelden in spreektaal"
een aantal voorbeelden aangegeven. Voor som-
mige talen zijn deze voorbeelden echter slechts
beperkt aanwezig.
%Inhoud tussen "pijlpunten" haakjes, bijvoor-
beeld <POI> of <contact>, betre tijdelijke
aanduidingenwaar u de gewenste term dient
in te vullen. De gesproken opdracht: "Stel
<speciale bestemming> in als tussenbestem-
ming" zou bijvoorbeeld zo kunnen worden
ingevuld: "Stel Johan Cruijff ArenA in als tus-
senbestemming".
OvOvererziczicht ght gespresprokoken omscen omschakhakelopdrelopdracachthtenen
Gesproken omschakelopdrachten kunnen voor het
openen van bepaalde applicaties worden gebruikt.
GesprGesprokoken omscen omschakhakelopdrelopdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Wissel naar de navigatie Open de navigatie Naar de navigatie omschakelen.
Schakel naar het adresboek om Roep het adresboek op Naar het adresboek gaan.
Ga naar telefoon Laat me de telefoon zien Naar de telefoon omschakelen.
Ga naar sms Roep het sms-menu op Naar de sms-applicatie gaan.
Schakel om naar e-mail Open het e-mail menu Naar de e-mail-applicatie omschakelen.
Schakel naar de radio om Naar de radio gaan Naar de radio omschakelen.
Schakel naar de tv om Schakel het tv-toestel in Naar de tv wisselen.
Schakel om naar de media Open de media Naar de media omschakelen.
Schakel naar Comfort om Roep het comfortmenu op Naar de comfortinstellingen wisselen.
LINGUATRONIC 307307
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Ga naar info Toon mij de voertuiggegevens Naar de Voertuiginfo omschakelen.
Schakel naar instellingen om Open het instellingenmenu Naar het menu met de instellingsmogelijkheden omschakelen.
%Het is niet nodig om eerst een menu op te
roepen om een daarin aanwezige functie met
de LINGUATRONIC te bedienen. U kunt de
functie rechtstreeks bedienen via spraakin-
voer, bijvoorbeeld een contact bellen of een
bestemming invoeren voor de navigatie. Meer
informatie vindt u in de overzichtstabellen
voor gesproken opdrachten.
OvOvererziczicht ght gespresprokoken naen navigvigatie-opdratie-opdracachthtenen
Met de gesproken navigatie-opdrachtenkunt u
speciale bestemmingen en normale adressen
invoeren of naar uw eigen contacten navigeren. U
kunt ook belangrijke navigatie-instellingen direct
uitvoeren. De volgende lijst bevat slechts een
kleine selectie van de mogelijke gesproken navi-
gatie-opdrachten. Wanneer u "Hulp voor de navi-
gatie" uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
GesprGesprokoken naen navigvigatie-opdratie-opdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Navigeer naar <adres> Breng me naar Stuttgart, naar de Mercedesstraße 87 De routebegeleiding naar het
gewenste adres starten.
Navigeer naar <contact> Rij/breng me naar het contactadres van Jan Jansen De routebegeleiding naar een
contact uit het adresboek
starten.
308308 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Navigeer naar <driewoordenadres> Het voorbeeld geldt voor de Duitse taal:
Rijd naar Tapfer punt Gebäude punt Verliehen
De routebegeleiding naar een
driewoordenadres van
what3words starten.
Het gesproken voorbeeld
navigeert u naar de Branden-
burgerTor.
De volgende informatie in
acht nemen:
RDriewoordenadressen zijn
taalafhankelijk.
RBestemming zoeken via
het driewoordenadres
invoeren is niet in alle
talen beschikbaar. Ver-
dere informatie over drie-
woordenadressen van
what3words vindt u in het
hoofdstuk Navigatie onder
"Bestemming als drie-
woordenadres invoeren".
LINGUATRONIC 309309
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
De BrandenburgerTor hee
bijvoorbeeld de volgende drie-
woordenadressen:
RDuits: ttapfapferer.g.gebäude.vebäude.ver-er-
liehenliehen
REngels: tthat.lands.winninghat.lands.winning
RFrans: pospostteaux.bobi-eaux.bobi-
neurneur.ombr.ombrantant
Naar thuisadres rijden Navigeer naar huis/naar mijn eigen adres De routebegeleiding naar het
thuisadres starten.
Navigeer naar het werk Breng mij naar kantoor De routebegeleiding naar het
werk starten.
Speciale bestemming invoeren Breng mij naar een speciale bestemming Een speciale bestemming
invoeren, bijvoorbeeld de
Zaanse Schans.
Navigeer naar <POI> Start de routebegeleiding naar de speciale bestemming Mui-
derslot
De routebegeleiding naar een
speciale bestemming starten.
310310 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Navigeer naar de online speciale bestemming <POI> Zoek naar de online speciale bestemming Frans Hals
Museum in Haarlem
Op internet naar een speciale
bestemming zoeken en de
routebegeleiding starten.
Routebegeleiding starten Routebegeleiding starten/naar de bestemming rijden De routebegeleiding naar een
bestemming starten.
Routebegeleiding afbreken Ik wil de routebegeleiding stoppen De routebegeleiding afbreken.
Routebegeleiding opnieuw starten De routebegeleiding herstarten De routebegeleiding na een
onderbreking voortzetten.
Stel <adres> in als tussenbestemming Leg Admiraal de Ruijterweg 293, Amsterdam vast als tus-
senbestemming
Voor de route een tussenbe-
stemming selecteren.
Stel <contact> in als tussenbestemming Voer mijn moeder in als nieuwe tussenstop Voor de route een tussenbe-
stemming uit de contacten
selecteren.
Stel <speciale bestemming> in als tussenbestemming Amsterdam ArenA als nieuwe tussenbestemming opslaan Voor de route een speciale
bestemming als tussenbe-
stemming selecteren.
Adres in <land> invoeren Rij me naar een adres in Frankrijk Een bestemming in een ander
land selecteren.
LINGUATRONIC 311311
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Postcode invoeren Routebegeleiding naar een nieuwe postcode starten Een postcode invoeren.
Laatste bestemmingen De vorige bestemmingen aangeven Een bestemming uit de laatst
ingevoerde bestemmingen
kiezen.
Alternatieve routes weergeven Zoek alternatieve routes Een van de berekende route-
alternatievenweergeven.
Rij-aanwijzingen aan Rij-aanwijzingen inschakelen De gesproken aanwijzingen
voor de routebegeleiding
inschakelen.
Rijaanwijzingen uit Schakel rijaanwijzingen stil De gesproken aanwijzingen
voor de routebegeleiding uit-
schakelen.
Verkeerskaart weergeven De file weergeven De verkeersinformatie op de
kaart weergeven.
Verkeerskaart verbergen De filemeldingen uitschakelen De verkeersinformatie uit-
schakelen.
312312 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Symbolen voor speciale bestemmingen weergevenGeef alle speciale bestemmingen op de kaart weer De symbolen voor speciale
bestemmingen op de kaart
weergeven.
Symbolen voor speciale bestemmingen verbergen Verwijder de speciale bestemmingen op de kaart De symbolen voor speciale
bestemmingen verbergen.
OvOvererziczicht ght gespresprokoken ten telefelefoonopdroonopdracachthtenen
Met de gesproken telefoonopdrachten kunt u tele-
foneren of het adresboek doorzoeken. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken telefoonopdrachten. Wan- neer u "Hulp voor de telefoon" uitspreekt, krijgt u
meer voorstellen.
GesprGesprokoken ten telefelefoonopdroonopdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Bel <telefoonnummer> Kies het nummer 0171xxxxxxx Direct bellen door het invoeren van het telefoonnummer.
Bel <contact>Telefoneer met Erica Jansen via de
mobiele telefoon
Direct bellen door het invoeren van een naam uit het adresboek.
Mercedes-Benz alarmcentrale bel-
len
Bel de Mercedes-Benz alarmcen-
trale
Een noodoproep aan de Mercedes-Benz alarmcentrale wordtgeactiveerd.
Mercedes me bellenWaarschuw de Mercedes pechhulp De Mercedes-Benz pechhulp wordtgebeld.
LINGUATRONIC 313313
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Gemiste oproepenLaat me de lijst met gemiste
gesprekken zien
De lijst met gemiste gesprekken wordtweergegeven.
Laatste oproepenAlle oproepen weergeven De lijst toont alle uitgaande, ontvangen en gemiste telefoongesprekken.
Ontvangen oproepen Toon de aangenomen gesprekken De lijst met ontvangen gesprekken wordtweergegeven.
Uitgaande gesprekken Laat me de lijst met uitgaande
gesprekken zien
De lijst met uitgaande gesprekken wordtweergegeven.
Zoek <contact> Open het contact van Peter Smit Opent de contactgegevens van een contact uit het adresboek.
Nummer herhalen Laatste nummer kiezen/bellen Naar het laatst gekozen telefoonnummer bellen.
Telefoon omschakelen De andere telefoon activeren Naar de favorietetelefoon omschakelen.
OvOvererziczicht vht van de gan de gespresprokoken ren radio- en tvadio- en tv-opdr-opdracach-h-
ttenen
Gesproken radio- en tv-opdrachten kunnen ook
worden gebruikt als de radio- of tv-functie op de
achtergrond actief is en op de voorgrond een
andere toepassing zichtbaar is. De volgende lijst
bevat slechts een kleine selectie van de mogelijke
gesproken opdrachten voor de radio of TV.Wan-
neer u "Hulp voor radio" of "Hulp voor TV" uit-
spreekt, krijgt u meer voorstellen.
314314 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken ren radio- en tvadio- en tv-opdr-opdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Radiozender <Zendernaam> Schakel om naar radiozender Deuts-
chlandfunk Kultur
De gesproken radiozender selecteren.
Frequentie <frequentie> Ga naar de zender/ radiofrequentie
"zevenentachtig komma vijf mega-
hertz".
Een radiofrequentie invoeren, bijvoorbeeld voor het FM-gebied.
Volgende tv-zender Selecteer de volgende televisiezen-
der
De volgende tv-zender in een lijst wordt opgeroepen.
Vorige radiozender Schakel de laatste radiozender in Naar de vorige radiozender omschakelen.
Tv-zender opslaan Tv-zendernaam opslaan Actuele tv-zender in de favorietenlijst opslaan.
Radiozender opslaan Radiozendernaam opslaan Opslaan van een zendernaam voor een radiozender.
Radiozenderlijst weergeven Toon mij de radiozenderlijst De lijst van alle ontvangbare radiozenders weergeven.
TV-zenderlijst voorlezen Lees de programmalijst voor De naam van alle ontvangbare tv-zenders beluisteren.
Radiozenderlijst voorlezen Radioprogrammalijst beluisteren Voorlezen van de lijst met beschikbare zenders van de actueel geselec-
teerde radiofunctie.
Verkeersinformatie aan Verkeersinformatie inschakelen De verkeersinformatie inschakelen.
LINGUATRONIC 315315
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Verkeersinformatie uitVerkeersinformatie stilschakelen De verkeersinformatie uitschakelen.
Radio-informatie aan Schakel de extra radiozenderinfor-
matie in
Informatie over de actuele zender inschakelen.
Radio-informatie uit De extra radioprogramma-informatie
uitdoen
Informatie over de actuele zender uitschakelen.
OvOvererziczicht ght gespresprokoken mediaspeleren mediaspeler-opdr-opdracachthtenen
Gesproken mediaspeler-opdrachten kunnen ook
worden gebruikt als de mediaspeler op de achter-
grond actief is en op de voorgrond een andere
toepassing zichtbaar is. De volgende lijst bevat
slechts een kleine selectie van de mogelijke
gesproken opdrachten voor de mediaspeler. Wan-
neer u "Hulp voor media" of "Hulp voor speler"
uitspreekt, krijgt u meer voorstellen.
GesprGesprokoken mediaspeleren mediaspeler-opdr-opdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
<Titel/albums/artiesten/compo-
nisten/muziekstijlen> afspelen
Speel "Yellow Submarine" Bij het zoeken worden de namen van alle beschikbare titels, albums, arties-
ten, componisten of muziekstijlen geaccepteerd. Bij een ondubbelzinnig
zoekresultaat wordt de gevonden titel direct afgespeeld.
Titel <titel> spelen Speel liedje "So What" De beschikbare titels worden afgespeeld.
Album <album> afspelen Uit het muziekalbum "Kind of Blue"
intro afspelen
De beschikbare albums worden afgespeeld.
316316 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Artiest <artiest> afspelenIets van de band "Radiohead"
beluisteren
De beschikbare artiesten worden afgespeeld.
Componist <componist> afspelen Speel iets van de componist
"Franz Schubert" af
De beschikbare componisten worden afgespeeld.
Muziekstijl <muziekstijl> afspelen Iets van de muziekstijl "Bebob"
intro afspelen
De beschikbare muziekstijlen worden afgespeeld.
Titel <titel> zoeken Naar het lied "Madam George" zoe-
ken
Bij het zoeken worden de namen van alle beschikbare titels geaccepteerd.
Er verschijnt een keuzelijst, waaruit u de gewenste muziek kunt selecteren.
Als u alle titels van een keuzelijst wilt afspelen, dan zegt u "Alle titels afspe-
len".
Album <album> zoeken Vindt het muziekalbum "Astral
Weeks"
Bij het zoeken worden de namen van alle beschikbare albums geaccep-
teerd. Er verschijnt een keuzelijst, waaruit u de gewenste muziek kunt selec-
teren. Als u alle titels van een keuzelijst wilt afspelen, dan zegt u "Alle titels
afspelen".
Artiest <artiest> zoeken Laat me de zangeres "Joni Mit-
chell" zien
Bij het zoeken worden de namen van alle beschikbare artiesten geaccep-
teerd. Er verschijnt een keuzelijst, waaruit u de gewenste muziek kunt selec-
teren. Als u alle titels van een keuzelijst wilt afspelen, dan zegt u "Alle titels
afspelen".
LINGUATRONIC 317317
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Componist <componist> zoeken Zoek de componiste "Vivienne
Olive"
Bij het zoeken worden de namen van alle beschikbare componisten geac-
cepteerd. Er verschijnt een keuzelijst, waaruit u de gewenste muziek kunt
selecteren. Als u alle titels van een keuzelijst wilt afspelen, dan zegt u "Alle
titels afspelen".
Muziekstijl <muziekstijl> zoeken Naar het muziekgenre "Klassiek"
zoeken
Bij het zoeken worden de namen van alle beschikbare muziekstijlen geac-
cepteerd. Er verschijnt een keuzelijst, waaruit u de gewenste muziek kunt
selecteren. Als u alle titels van een keuzelijst wilt afspelen, dan zegt u "Alle
titels afspelen".
Volgende titel Start de volgende titel/song De volgende titel afspelen.
Vorige titel Nog een keer de vorige titel/song
afspelen
De vorige titel afspelen.
Deze titel herhalen Dit muziekstuk opnieuw afspelen De actuele titel wordtvanaf het begin afgespeeld.
Speel vergelijkbare muziek Speel vergelijkbare liederen Vergelijkbare muziektitels worden afgespeeld.
Speel willekeurige muziek Willekeurige titel afspelen Willekeurige muziektitels worden afgespeeld.
Randomweergave aan Schakel de shuffle-modus in De random-weergave inschakelen.
318318 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Randomweergave uitSchakel shuffle-modus uit De random-weergave uitschakelen.
Wat hoor ik nu? Welke muziek wordt nu afge-
speeld?
De informatie over de actueel afgespeelde titel wordtvoorgelezen.
OvOvererziczicht ght gespresprokoken beren bericichthtenopdrenopdracachthtenen
Met de gesproken berichtenopdrachten kunnen
berichten worden opgesteld, bewerkt en beluis-
terd. De volgende lijst bevat slechts een kleine
selectie van de mogelijke gesproken berichtenop- drachten. Wanneer u "Hulp voor de radio" uit-
spreekt, krijgt u meer voorstellen.
GesprGesprokoken beren bericichthten-opdren-opdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
SMS aan <naam> Dicteer nieuw sms-bericht aan Jan
Jansen
Een sms-bericht opstellen. Alle namen van het adresboek zijn beschikbaar.
SMS aan <naam><tekst> Nieuw sms-bericht aan mevr. Erica
Jansen zakelijk opstellen: "Wanneer
vindt de volgende meeting plaats?"
Een sms-bericht aan de opgeroepen persoon schrijven. De tekstinhoud kan
direct worden gesproken als de online-spraakbediening is ingeschakeld.
Nieuwe SMS voorlezen Alle tekstberichten voorlezen De nieuwe sms voorlezen.
E-mail aan <Name>Dicteer een nieuwe e-mail aan Tom
Mulder
Een e-mail opstellen.
LINGUATRONIC 319319
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
E-mail aan <naam><tekst> Nieuwe e-mail aan Tom: "Zie je van-
daag tijdens de lunch."
Een e-mail aan de opgeroepen persoon schrijven. De tekstinhoud kan direct
worden gesproken als de online-spraakbediening is ingeschakeld.
E-mail doorsturen aanE-mail doorsturen naar De geselecteerde of geopende e-mail doorsturen.
Nieuwe e-mails voorlezen Lees de nieuwe e-mails voor De nieuwe e-mails voorlezen.
OvOvererziczicht ght gespresprokoken auten auto-opdro-opdracachthtenen
Met de gesproken auto-opdrachten kunt u direct
de overeenkomstige menu's voor de auto-instellin-
gen oproepen en autofuncties bedienen. De vol-
gende lijst bevat slechts een kleine selectie van
de mogelijke gesproken auto-opdrachten. Wan-
neer u "Hulp voor voertuiginstellingen" of "Hulp
voor voertuigfuncties" uitspreekt, krijgt u meer
voorstellen.
%Als bij stoel- of zijdegerelateerde opdrachten
geen stoel of zijde wordtgenoemd, wordt de
actie automatisch uitgevoerd voor de bestuur-
dersstoel.
%De bedienbare functies zijn afhankelijk van de
uitrusting van de auto.
GesprGesprokoken auten auto-opdro-opdracachthtenen
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaalFaal Functieunctie
Temperatuur kouder Airconditioning een beetje kouder
zetten
De temperatuur van de airconditioning verlagen.
Recirculatielucht aanSchakel de recirculatielucht in De recirculatieluchtfunctie van de airconditioning inschakelen.
320320 LINGUATRONIC
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Automatische temperatuurrege-
ling aan
Activeer automatische airconditio-
ning passagierszijde
De automatische airconditioning aan de bestuurders- of passagierszijde
inschakelen.
Sfeerverlichting blauw Schakel het sfeerlicht om naar
blauw
Het sfeerlicht omschakelen, bijvoorbeeld naar blauw.
Golvende massage bestuurder aanSchakel de golvende massage
voor de bestuurderszijde in
De golvende massage van de bestuurders- of passagiersstoel inschakelen.
Massage uit Massagefunctie bestuurdersstoel
uitschakelen
De massagefuncties van de bestuurders- of passagiersstoel uitschakelen.
Stoelverwarming bestuurder aan Schakel de stoelverwarming van
de bestuurdersstoel in
De stoelverwarming van de bestuurders- of passagiersstoel inschakelen.
Stoelverwarming op stand 2Stoelverwarming passagierszijde
naar de stand 2 verlagen/verhogen
De stoelverwarming van de bestuurders- of passagiersstoel op stand 2 zet-
ten.
Actuele snelheidslimiet Vertel mij de toegestane maxi-
mumsnelheid
De actuele snelheidsbegrenzing oproepen.
Buitentemperatuur Hoe koud is het buiten? De buitentemperatuur oproepen.
Gemiddeld verbruik Wat is het actuele gemiddelde ver-
bruik?
Het gemiddeld verbruik oproepen.
LINGUATRONIC 321321
GesprGesprokoken opdren opdracacht Vht Voorbeelden in sproorbeelden in spreekteektaal Faal Functieunctie
Voertuiggegevens Open de voertuiggegevens De voertuiggegevens oproepen.
ActieradiusActuele actieradius voorlezen De gegevens voor de actuele actieradius oproepen.
Assistentiemenu Toon mij de rijassistentie-instellin-
gen
De assistentie-instellingen weergeven.
TemperatuurregelingsmenuSpring naar het klimaatregelings-
menu
De klimaatregelingsinstellingen weergeven.
Lichtmenu Schakel om naar de lichtinstellin-
gen
De verlichtingsinstellingen weergeven.
StoelmenuGa naar de stoelinstellingen De stoelinstellingen weergeven.
Massagemenu Naar de massage-instellingen gaan De massage-instellingen weergeven.
Volgende onderhoudstermijnWanneer is de volgende onder-
houdsbeurt?
De volgende onderhoudstermijn oproepen.
322322 LINGUATRONIC
OvOvererziczicht en bedieninght en bediening
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het MBUX multi-t MBUX multi-
mediasystmediasysteemeem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Als u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
wanneer de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Afhankelijk van de uitrusting kunnen functie-
omvang en productomschrijving van uw MBUX
multimediasysteem afwijken van de beschrijving
en de afbeeldingen in de handleiding. Zo is bij-
voorbeeld de routebegeleiding met augmented
reality niet in alle uitvoeringsvarianten beschik-
baar.
OvOvererziczicht MBUX multimediasystht MBUX multimediasysteemeem
Uitrusting met touchpad
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
2Mediadisplay met touch-functionaliteit
MBUX multimediasysteem 323323
3Bedieningspaneel met toetsen voor telefoon,
navigatie, radio/media, voertuigfuncties/
systeeminstellingen en favorieten/themawe-
relden
4Touchpad
5Regelaar
Draaien: Volume instellen
Indrukken: Geluid in- of uitschakelen
Voor Mercedes-AMG auto's met AMG Perfor-
mance-uitlaatsysteem:
Draaien: Volume instellen
Kort indrukken: Geluid in- of uitschakelen
Lang indrukken: Multimediasysteem in- of
uitschakelen
6ÜMBUX multimediasysteem of mediadis-
play in- of uitschakelen
Voor Mercedes-AMG auto's met AMG Perfor-
mance-uitlaatsysteem:
Toetsö
Soundproel van het AMG Performance-uit-
laatsysteem wijzigen
Uitrusting met touchpad en controller
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
2Mediadisplay met touch-functionaliteit
3Bedieningspaneel met toetsen voor telefoon,
navigatie, radio/media, voertuigfuncties/
systeeminstellingen en favorieten/themawe-
relden
4Touchpad met controller
5Regelaar
Draaien: Volume instellen
Indrukken: Geluid in- of uitschakelen
Voor Mercedes-AMG auto's met AMG Perfor-
mance-uitlaatsysteem:
Draaien: Volume instellen
Kort indrukken: Geluid in- of uitschakelen
Lang indrukken: Multimediasysteem in- of
uitschakelen
6ÜMBUX multimediasysteem of mediadis-
play in- of uitschakelen
Voor Mercedes-AMG auto's met AMG Perfor-
mance-uitlaatsysteem:
Toetsö
Soundproel van het AMG Performance-uit-
laatsysteem wijzigen
%De uitrusting met touchpad en controller is
niet in alle landen beschikbaar.
Verdere bedieningsmogelijkheden:
REen spraakdialoog met de LINGUATRONIC
voeren.
324324 MBUX multimediasysteem
RMet de MBUX interieurassistent functies con-
tactloos bedienen.
%Meer informatie over de bediening en over
toepassingen, services en services vindt u in
de digitale handleiding.
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
MBUX multimediasysteem 325325
OvOvererziczicht homescrht homescreeneen
1Afhankelijk van de weergave de eerste drie
toepassingen of het homescreen oproepen
2Proelen oproepen
3Globaal zoeken oproepen
4SOS NOT READY (alleen indien het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem niet beschikbaar is)
5Mercedes me connect actief
6Positie van de auto doorgeven actief
7Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet, net-
werk, batterijstatus van de verbonden mobiele
telefoon, tijd
8Berichten-center oproepen
9Toepassing via symbool oproepen
AToepassing en actuele informatie
BSnelle toegang, bijvoorbeeld thuisadres invoe-
ren
CIndexpunten en geselecteerd weergavebereik
DKlimaatmenu oproepen
EADVIEZEN,THEMAWERELDEN en FAVORIE-
TEN oproepen
326326 MBUX multimediasysteem
%Wanneer Mercedes me connect 5actief is,
is de auto verbonden met Mercedes me con-
nect. Daarbij worden gegevens van de auto
overgedragen aan de backend. Het is afhanke-
lijk vanwelke services geactiveerd zijn welke
gegevens worden overgedragen. Meer details
vindt u in de Mercedes me connect gebruiks-
voorwaarden en de privacyverklaringen. De
functie is landafhankelijk.
Wanneer positie van de auto doorgeven 6
actief is, worden voor deze auto Mercedes me
connect dienstengeactiveerd, die toegang
nodig hebben tot de geopositie van de auto.
Het is afhankelijk van de betreende services
in welke gevallen de geopositie wordt doorge-
geven. Meer details vindt u in de Mercedes
me connect gebruiksvoorwaarden en de priva-
cyverklaringen. De functie is landafhankelijk.
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteem bedieneneem bedienen
Op de TOp de Toucouch-Contrh-Controlol
1©Homescreen weergeven
2Touch-Control
=9Ì:in de richting van de pijl
vegen (navigeren)
aIndrukken (bevestigen)
3GTerug naar laatste weergave
46Gesprek voeren of aannemen
~Oproep weigeren of beëindigen
5Volume verhogen: Omhoog vegen
Volume verlagen: Omlaag vegen
8Geluid uitschakelen: Drukken
6£LINGUATRONIC starten
ßFavorieten oproepen (kort indrukken) of
Favorieten en Thema's toevoegen (lang
indrukken)
%Voor een optimale bediening van de Touch-
Control 2indien mogelijk de toppen van de
duimen gebruiken.
De navigatie in menu's geschiedt op de Touch-
Control 2met een-vinger-veegbewegingen.
#Menu-opMenu-optie selecttie selectereren:en: Vegen en indrukken.
#DigitDigitale kale kaaraart vt vererscschuivhuiven:en: In een willekeurige
richting vegen.
Op heOp het tt toucouchscrhscreeneen
#Menu-opties, symbolen of tekens door aantip-
pen selecteren.
#In menu's naIn menu's navigvigereren:en: Omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts vegen.
#TTekekeninveninvoer viaoer via handschandschrhri:i: Het teken met
een vinger op het touchscreen schrijven.
MBUX multimediasysteem 327327
#ScSchaal vhaal van de kan de kaaraart vt vergrotergroten of ven of vererkleinen:kleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#AlgAlgemeen menu opremeen menu oproepen:oepen: Het touchscreen
aanraken en vasthouden, tot het menu OPTIES
verschijnt.
%Meer informatie over de bediening vindt u in
de digitale handleiding.
Op de tOp de toucouchpad en op de contrhpad en op de controlleroller
Uitrusting met touchpad
1GTerug naar laatste weergave
2~Besturingsmenu audio oproepen
3©Homescreen oproepen
4Touchpad
Uitrusting met touchpad en controller
1GTerug naar laatste weergave
2Controller
3©Homescreen oproepen
4Touchpad
5©Homescreen oproepen
6~Besturingsmenu audio oproepen
7GTerug naar laatste weergave
328328 MBUX multimediasysteem
%De uitrusting met touchpad en controller is
niet in alle landen beschikbaar.
#De bediening is afhankelijk van de uitrusting.
Touchpad bedienen (voorbeelden)
ROm een menu-optie te selecteren vegen en
indrukken.
RWanneer de handschriherkenning geacti-
veerd is, een teken op de touchpad schrijven.
RMet twee vingers naar beneden of naar boven
vegen.
Het berichten-center wordtgeopend of geslo-
ten.
ROp de kaart twee vingers uit elkaar of naar
elkaar toe bewegen.
De schaal wordtvergroot of verkleind.
Controller bedienen
RLinksom of rechtsom draaien 3.
RNaar links of rechts schuiven 1.
ROmhoog of omlaag schuiven 4.
RDiagonaal schuiven 2.
RKort of lang indrukken 7.
TToepassingoepassingen via ten via toeoetsen oprtsen oproepenoepen
1De toets%telefoon oproepen
2De toetsznavigatie oproepen
3De toets|radio of media oproepen
4De toetsyvoertuigfuncties oproepen
5Toetsß
Kort indrukken: Favoriet oproepen
Lang indrukken: Een favoriet toevoegen of
een nieuwe themawereld aanmaken
#Als alternatief ©op het touchscreen aan-
tippen.
#De toepassing oproepen (/pagina 326).
FFunctie vunctie van de LINan de LINGUAGUATRTRONICONIC
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Als u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
wanneer de auto stilstaat uitvoeren.
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
MBUX multimediasysteem 329329
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
Met de LINGUATRONIC kunnen verschillende toe-
passingen van het MBUX multimediasysteem via
spraakinvoer worden bediend. De LINGUATRONIC
is circa een halve minuut na het inschakelen van
het contact ingeschakeld en is voor de bestuur-
ders- en passagiersstoel beschikbaar.
De volgende toepassingen van het multimediasys-
teem kunnen worden bediend:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RAdresboek
RRadio
RMedia
RTv
RVoertuigfuncties
LINLINGUAGUATRTRONIC stONIC startartenen
#1indrukken.
of
#"Hey Mercedes" zeggen.
OvOvererziczicht MBUX intht MBUX intererieurieurassistassistentent
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
laserstralen van de camera
Dit product maakt gebruik van een klasse 1
lasersysteem. Wanneer de behuizing geopend
of beschadigd is, kunnen laserstralen uw net-
vlies beschadigen.
#De behuizing niet openen.
#Onderhoudswerkzaamheden en repara-
ties altijd bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten uitvoeren.
Dit apparaat is een laserproduct van klasse 1
overeenkomstig DIN EN 60825-1:2014.
De camera bevindt zich in het bedieningspaneel
dakconsole.
Als de auto met de MBUX interieurassistent is uit-
gerust, kunnen geselecteerde functies van het
multimediasysteem contactloos worden bediend.
De interieurassistent kan onderscheid maken tus-
sen interacties tussen bestuurder en passagier en
herkent bepaalde handgebaren (posen).
330330 MBUX multimediasysteem
SystSysteemgreemgrenzen, displaenzen, displaymeldingymeldingen en aanen en aanwiwijzin-jzin-
ggen meen met bet betrtrekking toekking tot het hettopheenopheen hiervhiervanan
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe camera in het bedieningspaneel dakcon-
sole kan, afhankelijk van de bedrijfsomstandig-
heden, opwarmen. Daardoor kan de camera
vooral na langdurig gebruik en bij hoge buiten-
temperaturen worden uitgeschakeld.
De camera niet aanraken of afdekken, maar
wachtentot de camera is afgekoeld en weer
beschikbaar is.
RDe camera is afgedekt, vervuild, beslagen of
bekrast.
Wachtentot de camera afgekoeld is, alvorens
de cameralens te reinigen.
De cameralens met een droge of vochtige
katoenen doek van buitenaf reinigen. Geen
microvezeldoek gebruiken. De afdekking bij
het reinigen nieniettverwijderen.
RDe herkenning kan bijvoorbeeld door reecte-
rende kleding, een ongunstige kledingkleur of
door accessoires nadelig worden beïnvloed.
RMogelijk beperkt de gedragen kleding (hoed,
doek, sjaal) het registratiegebied van de
camera.
Het zicht van de camera vrijhouden.
RDe camera is buiten werking.
Een Mercedes-Benz servicewerkplaats opzoe-
ken.
MBUX multimediasysteem 331331
De MBUX intDe MBUX intererieurieurassistassistent onderstent ondersteunt de veunt de volgolgende intende intereracties:acties:
IntIntereractiegactiegebiedebied IntIntereractieactie BescBeschrihrijvingjving
Vóór het mediadisplay of boven
de touchpad Nadering van het bedieningselement De interieurassistent herkent wanneer een hand een bedieningselement
nadert.
Daarbij wordt de weergave op het mediadisplay afhankelijk van de actieve toe-
passing aangepast. Sommige functies maken onderscheid tussen de bedie-
ning door de bestuurder en passagier.
Er is geen bepaald handgebaar noodzakelijk.
Boven de middenconsole Gedenieerde poseMet een gedenieerde pose wordt een favoriet opgeroepen.
Onder de binnenspiegel Kort omhoog en omlaag bewegenDoor verticale bewegingen omhoog en omlaag onder de binnenspiegel wordt
het leeslicht voor de bestuurder of passagier in- en uitgeschakeld.
Boven de passagiersstoel Uitstrekken van de hand op de passa-
giersstoel Door het uitstrekken van de hand op de passagiersstoel wordt het zoeklicht
ingeschakeld. Wanneer de hand uit dit gebied wordtweggenomen, wordt het
zoeklicht uitgeschakeld.
Lees- en zoeklicLees- en zoeklicht in- of uitscht in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor heoor het leeslict leeslichtht::De functie is in het donker
beschikbaar.
RDe handbeweging vindt in het interactiegebied
onder de binnenspiegel plaats.
RVVoor heoor het zoeklict zoeklichtht::De functie is in het donker
beschikbaar.
RDe handbeweging vindt in het interactiegebied
boven de passagiersstoel plaats.
RDe veiligheidsgordel van de passagiersstoel
mag nieniettin het gordelslot gestoken zijn.
332332 MBUX multimediasysteem
LeeslicLeeslicht in- en uitscht in- en uitschakhakelenelen
#De hand onder de binnenspiegel kort op en
neer bewegen.
Het leeslicht wordtvoor de bestuurder of pas-
sagier in- of uitgeschakeld.
ZoeklicZoeklicht in- en uitscht in- en uitschakhakelenelen
#InscInschakhakelen:elen: Met de hand de passagiersstoel
vastpakken.
Het zoeklicht wordtvoor de bestuurder inge-
schakeld.
#UitscUitschakhakelen:elen: De hand van de passagiersstoel
terugtrekken.
Het zoeklicht wordtweer uitgeschakeld.
InfInforormatie ovmatie overer prproelen,oelen, tthemawhemawererelden, suggelden, sugges-es-
ties en favties en favororietietenen
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
elektrisch instelbare stoelen in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het
mediadisplay aan te tippen.
of
#b) Een positietoetsvan de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
MBUX multimediasysteem 333333
De bestuurdersstoel is met een grijpbescherming
uitgerust.
Wanneer het bestuurdersportier geopend is,
wordt de bestuurdersstoel na het oproepen van
een rijdersproel nietniet ingesteld.
Proelen opslaan voor uw voertuiginstellingen en
instellingen van het multimediasysteem. Wanneer
de auto door meerdere bestuurders wordt
gebruikt, kan de bestuurder zijn proel selecteren,
zonder dat de opgeslagen proelinstellingen van
andere bestuurders worden gewijzigd.
%Informatie over proelen van Mercedes me
connect is te vinden in de digitale handlei-
ding.
Voertuiginstellingen zijn bijvoorbeeld instellingen
van bestuurdersstoel, stuurwiel, spiegels, klimaat-
regeling en sfeerverlichting. Voor instellingen van
het multimediasysteem kunt u bijvoorbeeld radio-
zenders, laatste bestemmingen en themawerel-
den, suggesties en favorieten selecteren.
Voor steeds terugkerende rijsituaties, bijvoorbeeld
lange ritten op de autosnelweg, kunt u uw voor-
keursinstellingen in een themawereld in de auto
opslaan. U kunt bijvoorbeeld de weergave van de
digitale kaart, de favorieteradiozender en het
favorieterijprogramma in een themawereld
opslaan.
De auto kan de gebruiksgewoonten van de
bestuurder leren. Het biedt vervolgens suggesties
voor de meest waarschijnlijke navigatiebestem-
mingen, mediabronnen, radiozenders of contac-
ten. Voorwaarden daarvoor zijn de selectie van
een proel, uw toestemming voor gegevensregi-
stratie en voldoende verzamelde gegevens.
Favorieten bieden een snelle toegang totvaak
gebruikte toepassingen. Favorieten kunt u uit
categorieën selecteren of direct aan een toepas-
sing toevoegen.
PrProelen,oelen, tthemawhemawererelden en suggelden en suggesestiesties congu-congu-
rrererenen
Multimediasysteem:
4©5fProfielen
NieuwNieuw prproeloel aanmakaanmakenen
#WProfiel aanmaken selecteren.
#Een afbeeldingsguur selecteren.
#De naam invoeren en met abevestigen.
#Verder rselecteren.
#Actuele instellingen selecteren.
#Opslaan selecteren.
#Om een mobiele telefoon aan het gebruikers-
proel te koppelen, Bluetooth®activeren en
Telefoon verbinden selecteren.
#Gereed selecteren.
PrProelopoeloptiesties selectselectererenen
#Voor een proel Äselecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RProel bewerken, resetten of wissen
RThemawerelden of favorieten terugzetten
RAdviezen congureren
AAdviezendviezen congurcongurererenen
#Voor een proel Äselecteren.
#Instellingen Adviezen selecteren.
#Bestemmingsadviezen toestaan,Muziekad-
viezen toestaan en Contactadviezen toestaan
in- of uitschakelen.
334334 MBUX multimediasysteem
#LeerLeerfunctie een dag lang uitscfunctie een dag lang uitschakhakelen:elen: Leren
24 uur deact. inschakelen.
Voor het actieve proel worden gedurende
24 uur geen nieuwe acties aangeleerd en geen
data geregistreerd. De adviezen worden nog
welweergegeven.
Voorbeeld: Wanneer de optie is ingeschakeld
en er een route naar een nieuwe bestemming
is berekend, wordt bij de leerfunctie geen
rekening gehouden met deze bestemming.
NieuwNieuwe te themawhemawerereld aanmakeld aanmakenen
#©selecteren.
#THEMAWERELDEN selecteren.
#WThemawereld aanm. selecteren.
De instellingen die in de themawereld worden
opgeslagen, worden weergegeven.
#Verder rselecteren.
#Audio en Navigation (Navigatie) selecteren en
de actieve instellingen in de themawereld
opslaan.
#Verder rselecteren.
#Een beginbeeldscherm selecteren.
#Verder rselecteren.
#Een beeld selecteren.
#De naam in het invoerveld invoeren en met
abevestigen.
#Opslaan selecteren.
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
OvOvererziczicht menu Systht menu Systeeminsteeminstellingellingenen
In het menu Systeeminstellingen kunt u instellin-
genvan de volgende menu's en bedieningsele-
menten uitvoeren:
RDisplay
-Stijlen
-Dashboardverlichting
-Helderheid van het display
-Randverlichting
-Dag-/nachtdesign
RBedieningselementen
-Toetsenbordtaal en handschriherkenning
-Gevoeligheid van de touchpad
-Gevoeligheid van de Touch-Controls
RLINGUATRONIC
RGeluid
-Entertainment
-Navigatie en verkeersinformatie
-Telefoon
-Spraakversterking in het interieur naar
achteren
RVerbinding
-Wi, Bluetooth®, NFC
RTijd en datum
RTaal
REenheden voor afstand
RSoware-updates
RData-im-/export
RPinbeveiliging
RSystem Reset
MBUX multimediasysteem 335335
InfInforormatie ovmatie over belangrier belangrijkjke syste systeemupdateemupdateses
Voor de integriteit van de gegevens van uw multi-
mediasysteem kunnen belangrijke systeemupda-
tes noodzakelijk zijn. Deze moetenworden geïn-
stalleerd, omdat anders de veiligheid van uw mul-
timediasysteem niet meer kanworden gewaar-
borgd.
Een systeemactualisering bestaat uit drie stap-
pen:
RDownloaden of kopiëren van de voor de instal-
latie benodigde gegevens
RInstallatie van de gedownloade systeemupda-
tes
RActivering van de gedownloade systeemupda-
tes door het opnieuw startenvan het systeem
%Wanneer de automatische soware-update
actief is, worden de systeemupdates automa-
tisch gedownload.
Wanneer een systeemupdate beschikbaar is, gee
het multimediasysteem een overeenkomstige aan-
wijzing.
U hee de volgende opties:
RAccepteren en installeren
De systeemupdate wordt op de achtergrond
gedownload.
RInformatie
De informatie over de uit te voeren systeem-
update wordtweergegeven.
RLater
De systeemupdate kan op een later tijdstip
handmatig worden gedownload.
DiepgDiepgaande systaande systeemupdateemupdateses
Diepgaande systeemupdates zijn van invloed op
voertuig- of systeeminstellingen en zijn daarom
alleen mogelijk als de auto stilstaat en het contact
uitgeschakeld is.
Wanneer het downloaden van een diepgaande
systeemupdate beëindigd is en de gedownloade
systeemupdate kanworden geïnstalleerd, wordt u,
bijvoorbeeld na het uit- en inschakelen van het
contact, hierovergeïnformeerd.
%De auto op een veilige en geschikte plaats
parkerenvoordat u met de installatie begint.
Voorwaarden voor de installatie:
RHet contact is uitgeschakeld.
RDe aanwijzingen en waarschuwingen zijn gele-
zen en geaccepteerd.
RDe elektrische parkeerrem is bediend.
Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, wordt
de gedownloade systeemupdate geïnstalleerd. Tij-
dens de installatie van de gedownloade systeem-
update kan het multimediasysteem niet worden
bediend en zijn de voertuigfuncties beperkt.
Wanneer tijdens de installatie fouten optreden,
wordt automatisch geprobeerd om de vorige ver-
sie weer te herstellen. Als het herstellen van de
vorige versie niet mogelijk is, verschijnt een sym-
bool op het mediadisplay. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan om het probleem te laten
verhelpen.
WWi-hoi-hotspottspot instinstellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor deoor de wi-vwi-verbindingerbinding vvan hean het multimediasyt multimediasys-s-
tteem meeem met et extxtererne hone hotspotspots:ts: Er is geen com-
municatiemodule gemonteerd.
336336 MBUX multimediasysteem
RHet te verbinden apparaat ondersteunt ten
minste een van de beschrevenverbindings-
soorten.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Wi-Fi & Bluetooth
WWii in en uitscin en uitschakhakelenelen
#Wi-Fi selecteren.
HeHet multimediasystt multimediasysteem viaeem via wiwi memet een et een extxterernene
hohotspotspot vt verbindenerbinden
Het type verbindingsopbouw moet op het multi-
mediasysteem en op het te verbinden apparaat
zijn geselecteerd.
%Het verbindingsverloop kan afhankelijk van
het apparaat afwijken. De aanwijzingen volgen
die op de displays worden weergegeven. Meer
informatie vindt u in de handleiding van de
fabrikant.
#Internetinstellingen selecteren.
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#Hotspot toevoegen selecteren.
VVia QRia QR-code v-code verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via QR-code verbinden selecteren.
#De weergegeven QR-code scannen met het
apparaat dat u wilt verbinden.
De wi-verbinding wordttot stand gebracht.
VVia bevia beveiligingssleuteiligingssleutel vel verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Verbinden via beveiligingssleutel selecteren.
#Op het te verbinden apparaat de beveiligings-
sleutel laten weergeven (zie de handleiding
van de fabrikant).
#Deze beveiligingssleutel bij het multimediasys-
teem invoeren.
#De invoer met ¡bevestigen.
VVia WPS PIN via WPS PIN verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via WPS PIN Invoer verbinden selecteren.
Het multimediasysteem genereert een pin-
code met acht tekens.
#Deze pincode bij het te verbinden apparaat
invoeren.
#De invoer bevestigen.
VVia een dria een druk op de tuk op de toeoets vts verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via WPS PBC verbinden selecteren.
#Bij het te verbinden apparaat in de optie "Via
WPS PBC verbinden" selecteren (zie de hand-
leiding van de fabrikant).
#De WPS-toets op het te verbinden apparaat
indrukken.
#Op het multimediasysteem Verder selecteren.
AAututomatiscomatische vhe verbinding activerbinding activererenen
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Permanente internetverbinding inschakelen.
MBUX multimediasysteem 337337
MeMet bekt bekendend wi-newi-netwtwerkerk vverbindenerbinden
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#Een wi-netwerk selecteren.
De verbinding wordt opnieuw opgebouwd.
MultimediasystMultimediasysteemeem wi-howi-hotspottspot vvoor eoor extxterernene
apparapparatatenen congurcongurererenen
Het type verbindingsopbouw is afhankelijk van het
te verbinden apparaat. De functie moet door het
multimediasysteem en door het te verbinden
apparaat worden ondersteund. Het type verbin-
dingsopbouw moet op het multimediasysteem en
op het te verbinden apparaat zijn geselecteerd.
#Voertuig-hotspot selecteren.
#Apparaat met hotspot in de auto verbinden
selecteren.
VVia WPS PIN Generia WPS PIN Generatie vatie verbindenerbinden
#Via WPS PIN Generatie verbinden selecteren.
#De pincode die op het mediadisplay wordt
weergegeven, op het te verbinden apparaat
invoeren en bevestigen.
VVia WPS PIN Invia WPS PIN Invoer voer verbindenerbinden
#Via WPS PIN Invoer verbinden selecteren.
#De pincode die op het display van het externe
apparaat wordtweergegeven, in het multime-
diasysteem invoeren.
VVia een dria een druk op de tuk op de toeoets vts verbindenerbinden
#Via WPS PBC verbinden selecteren.
#De pushbutton van het te verbinden apparaat
indrukken (zie de handleiding van de fabri-
kant).
#Verder selecteren.
VVia bevia beveiligingssleuteiligingssleutel vel verbindenerbinden
#Apparaat met hotspot in de auto verbinden
selecteren.
Er wordt een beveiligingssleutel weergegeven.
#Op het te verbinden apparaat de auto selecte-
ren. Deze wordtweergegeven met de netwerk-
naam DIRECT-MBUX XXXXX.
#De beveiligingssleutel die op het mediadisplay
wordtweergegeven, op het te verbinden appa-
raat invoeren.
#De invoer bevestigen.
VVia NFC via NFC verbindenerbinden
#Verbinden via NFC selecteren.
#NFC op het mobiele apparaat activeren (zie de
handleiding van de fabrikant).
#Het te verbinden apparaat bij de NFC-inter-
face van de auto houden.
#Gereed selecteren.
Het mobiele apparaat is nu via NFC met de
Hotspot van het multimediasysteem verbon-
den.
NieuwNieuwe beve beveiligingssleuteiligingssleutel gel generenerererenen
#Voertuig-hotspot selecteren.
#Beveiligingssleutel aanmaken selecteren.
Voortaan wordt een verbinding met de nieuw
gegenereerde beveiligingssleutel opgebouwd.
#BevBeveiligingssleuteiligingssleutel opslaan:el opslaan: Opslaan selecte-
ren.
Wanneer een nieuwe beveiligingssleutel wordt
opgeslagen, worden alle bestaande wi-verbin-
dingen verbroken. Wanneer opnieuw wi-ver-
bindingen worden gemaakt, moet de nieuwe
beveiligingssleutel worden ingevoerd.
338338 MBUX multimediasysteem
SystSysteemteemtaalaal
AAananwiwijzingjzingen ven voor de systoor de systeemteemtaalaal
Met deze functie wordt de taal voor de menumel-
dingen en de gesproken rij-aanwijzingen vastge-
legd. De taalselectie is van invloed op de moge-
lijkheid voor het invoeren vantekens. Niet alle
talen worden ondersteund voor de gesproken rij-
aanwijzingen. Als een taal niet wordt ondersteund,
hoort u de gesproken rij-aanwijzingen in het
Engels.
SystSysteemteemtaal instaal instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5®Taal
#De taal instellen.
%Als u gebruikmaakt van Arabisch kaartmateri-
aal, kunt u de informatie in tekstvorm op de
navigatiekaart ook in Arabisch schri laten
weergeven. Hiertoe als taal  uit de talen-
lijst selecteren. De gesproken rij-aanwijzingen
worden dan eveneens in de Arabische taal
weergegeven.
MultimediasystMultimediasysteem teem tererugzeugzetttten (ren (reseeset-functie)t-functie)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het uitvallen van functies van het
multimediadisplay
Terwijl het multimediasysteem wordtterugge-
zet, zijn de functies hiervan, zoals de achter-
uitrijcamera, niet beschikbaar.
#Het terugzetten van het multimediasys-
teem alleen uitvoeren wanneer de auto
stilstaat.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Terugzetten
Persoonlijke gegevens worden gewist, bijvoor-
beeld:
RZendergeheugen
RVerbonden mobiele telefoons
RAuto's met telefonie achterin: Aansluiting
hoorn
RIndividueel gebruikersproel
%Het gastproel wordt bij het resetten op de
fabrieksinstellingen teruggezet.
%Auto's met telefonie achterin: De hoorn moet
in de houder liggen wanneer het systeem
wordtteruggezet.
Er verschijnt opnieuw een vraag of het terugzetten
werkelijk moet worden uitgevoerd.
#Ja selecteren.
Het multimediasysteem wordt in de aeve-
ringstoestand teruggezet. Als u een pincode
voor uw systeem hebt ingesteld, wordt deze
eveneens teruggezet.
InstInstellingellingen Plug-in-hen Plug-in-hybrybrideide
InstInstellingellingen ven voor plug-in-hoor plug-in-hybrybrideide congurcongurererenen
Multimediasysteem:
4©5EQ
Opladen instOpladen instellenellen
#Vertrektijd selecteren.
MBUX multimediasysteem 339339
De volgende oplaadtijden kunnen worden inge-
steld:
REenmalig
RWeekprofiel
#Een instelling selecteren.
EenmaligEenmalige ve verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#Vertrektijd selecteren.
#Eenmalige tijd bewerk. selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
WWeekpreekproeloel instinstellenellen
#Vertrektijd selecteren.
#Weekprofiel bewerken selecteren.
#Nieuwe tijd toevoegen
#De gewenste vertrektijden instellen, bijvoor-
beeld elke dag om 8:00 uur.
#aselecteren.
Maximale laadsMaximale laadstrtroom instoom instellenellen
#Maximale laadstroom selecteren.
#Maximum,8 ampère of 6 ampère selecteren.
Bij het opladen van de accu wordt de laad-
stroom tot het ingestelde amperage begrensd.
%Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de auto zijn
meegeleverd of een originele Mercedes-Benz
laadkabel. Mercedes-Benz test deze originele
laadkabels uitvoerig op hun geschiktheid voor
het hoogspanningsladen van uw auto. Deze
onderdelen kunt u kopen bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats, waar u ook gedegen
advies krijgt.
RRoutoutegegebaseerebaseerde wde wererkingsskingsstrtratategie activegie activereren ofen of
deactivdeactivererenen
#Elek. binnen beb. kom selecteren.
De functie wordt afhankelijk van de voor-
gaande toestand geactiveerd of gedeacti-
veerd.
EnerEnergiesgiestrtroomdisplaoomdisplay opry oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5EQ
#Energiestroom selecteren.
De visualisering van de energiestroom in de
auto wordtweergegeven.
Naast de energiestroom wordt informatie over de
status van het hybride systeem en de actuele
laadtoestand van de hoogspanningsaccu weerge-
geven.
340340 MBUX multimediasysteem
FFuncties vuncties van hean het enert energiesgiestrtroomdisplayoomdisplay
1Laadtoestand van de hoogspanningsaccu
2Verbrandingsmotor
3Energiestroom
4Hoogspanningsaccu
5Status van de routegebaseerde werkingsstra-
tegie (/pagina 190)
In het energiestroomdisplay worden de actieve
componenten van het hybride systeem licht afge-
beeld. De energiestroom tussen de afzonderlijke
componenten wordtgekleurd weergegeven.
Afhankelijk van de bedrijfstoestand hee de ener-
giestroom verschillende kleuren:
Rwit:wit: Constante energiestroom
Rrrood:ood: Hoge energiestroom (boost-eect)
Rgrgroen:oen: Emissiearme energiestroom bij recupe-
ratie, elektro-modus en opladen van de hoog-
spanningsaccu
NNaavigvigatieatie
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot nat navigvigatieatie
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red realityeality
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding, verkeerde weer-
gave of verkeerde interpretatie van de
weergave
Niet uitsluitend op het camerabeeld van de
Augmented-Reality-weergave vertrouwen.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Niet langdurig naar het camerabeeld kij-
ken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
NNaavigvigatie inscatie inschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Navigation (Navigatie)
#Alternatief: De toetszindrukken.
De kaart toont de actuele positie van de auto.
Het menu Navigatie wordtweergegeven.
Wanneer een routebegeleiding actief is, wordt
het menu Navigatie verborgen.
#WWeergeveergeven:en: Het touchscreen aantippen.
Het menu wordt automatisch uitgeschakeld.
MBUX multimediasysteem 341341
OvOvererziczicht naht navigvigatieatie
Digitale kaart met menu Navigatie (voorbeeld)
1Speciale bestemming of adres invoeren en
verdere bestemmingsinvoermogelijkheden
2Actieve routebegeleiding afbreken
3Gesproken rij-aanwijzingen herhalen en
gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
4Menu ONDERWEG met Routeoverzicht,Alter-
natieve routes en Verkeershinder melden
(Car-to-X)
Menu VERKEER met Verkeersberichten,
Gebiedsmeldingen en Live Traffic Abonne-
ment Info
Routelijst weergeven
Menu POSITIE met Positie opslaan,Kompas
en Qibla
5Snelle toegang voor Verkeer,Parkeren,Snel-
weginformatie en via Aanvullend opties naar
Weergave,Meldingen,Route
342342 MBUX multimediasysteem
BestBestemming invemming invoeroerenen
Multimediasysteem:
4©5Navigatie 5ªWaarheen?
1Het land waarin de auto zich bevindt
2Speciale bestemming of adres invoeren
3Lijst met verdere invoermogelijkheden
4Invoer wissen
5aIngevoerde gegevens bevestigen
6Omschakelen op handschriherkenning
7Spatie invoegen
8Naar spraakinvoer omschakelen
9Schrijaal instellen
ANaar cijfers, speciale tekens en symbolen
omschakelen
BNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
MBUX multimediasysteem 343343
#De bestemming in 2invoeren. Het invoeren
kan in willekeurige volgorde worden uitge-
voerd.
Ukunt bijvoorbeeld de volgende gegevens invoe-
ren:
RStad, straat, huisnummer
RStraat, stad
RPostcode
RNaam of categorievan de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Parkeren
RContactnaam
#Een zoekresultaat in de lijst 3selecteren.
#De route berekenen (/pagina 344).
%Meer informatie over bestemmingsinvoeren,
bijvoorbeeld driewoordenadressen, vindt u in
de digitale handleiding.
Land wiLand wijzigjzigenen
#De landcode in 1selecteren.
#De landcode invoeren.
#Het land in 3selecteren.
Online-zoekOnline-zoeken gen gebrebruikuikenen
%Voorwaarden: Het mediadisplay toont in de
statusregel een internetverbinding met een
symbool met een dubbele pijl.
De bestemmingsinvoer maakt gebruik van online-
kaartdiensten. Wanneer het onboard-zoekengeen
passende bestemmingen vindt of wanneer van
land wordtgewisseld, is het online-zoeken
beschikbaar.
Als bestemming kunt u een adres, een speciale
bestemming of een driewoordenadres invoeren.
#De bestemming in de invoerregel2invoeren.
De zoekresultaten worden weergegeven.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het detailoverzicht van de route wordtweerge-
geven.
of
#De landcode 1selecteren.
#De aanbieder voor de online-dienst in de lan-
denlijst selecteren.
#De bestemming in de invoerregel2invoeren.
#De bestemming in de lijst selecteren.
RRoutoute bere berekekenen en instenen en instellingellingen ven voor de roor de routoutebe-ebe-
ggeleiding geleiding gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe bestemming is ingevoerd.
RDe bestemmingsinformatie wordtweergege-
ven.
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
1¥Er is nog geen route.
¦Er is al een route.
344344 MBUX multimediasysteem
#¥selecteren.
De route naar de bestemming wordt berekend.
De routebegeleiding begint.
of
#¦selecteren.
#Als tussenbest. instellen selecteren.
De bestemming wordt als volgende tussenbe-
stemming ingesteld.
of
#Nieuwe routebeg. starten selecteren.
Het bestemmingsadres wordt ingesteld als
nieuwe bestemming. De vorige bestemming
en de tussenbestemmingen worden gewist. De
routebegeleiding naar de nieuwe bestemming
wordtgestart.
RRoutoute-inste-instellingellingen selecten selectererenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Route selecteren.
#Het routetype selecteren.
#Rekening houden met verkeersinformatie met
Dyn. routebegeleiding r.
#Route-opties met Te vermijden-opties selecte-
ren.
#Alternatief voorstellen inschakelen.
Voor elke route worden alternatieve routes
berekend.
#Woon-werk route activeren inschakelen.
Wanneer aan de voorwaarden is voldaan, her-
kent het multimediasysteem automatisch dat
de auto zich op een woon-werk route bevindt.
De routebegeleiding start zonder gesproken
aanwijzingen.
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red reality activeality activererenen
#Tijdens de routebegeleiding het camerasym-
bool op het mediadisplay aantippen.
Het camerabeeld wordtór een afslagma-
noeuvre in plaats van de navigatiekaart weer-
gegeven en toont extra informatie.
#TTererug naar de naug naar de navigvigatiekatiekaartaart::opnieuw het
camerasymbool aantippen.
ExtrExtra infa inforormatie in hematie in het camert camerabeeld wabeeld weergeveergevenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Augmented Reality selecteren.
#Straatnamen en Huisnummers inschakelen.
Tijdens de routebegeleiding worden straatna-
men en huisnummers in het camerabeeld
weergegeven.
KKaaraartfuncties gtfuncties gebrebruikuikenen
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
ScSchaal insthaal instellenellen
#VVergrotergroten:en: Het mediadisplay met een vinger
tweemaal kort na elkaar aantippen.
#VVererkleinen:kleinen: Het mediadisplay met twee vingers
aantippen.
KKaaraart vt vererscschuivhuivenen
#Op het touchscreen een vinger in een wille-
keurige richting bewegen.
#KKaaraart op actuele positie vt op actuele positie van de autan de auto to tererugzeugzet-t-
tten:en: \aantippen.
MBUX multimediasysteem 345345
KKaartaartororiëntiëntatie selectatie selectererenen
#In de kaart het kompassymbool Äherhaald
aantippen.
De weergave wisselt in de volgorde 3D,2D
Rijrichting naar 2D Noorden boven.
SnelwSnelweginfeginforormatie in- en uitscmatie in- en uitschakhakelenelen
#Zselecteren.
#Snelweginformatie in- of uitschakelen.
VVan dienstan diensten en seren en services gvices gebrebruikmakuikmakenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de gebruiksvoorwaarden voor
de service geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
RVoor de service Parkeren gelden de volgende
aanvullende voorwaarden:
-De service navigatieservices is in de
Mercedes me-Portal beschikbaar, geboekt
en geactiveerd.
-Tot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
VVerkerkeereerssituatie messituatie met Livt LiveeTrTracac InfInforormation wmation weer-eer-
gevgevenen
#Zselecteren.
#Verkeer inschakelen.
#Aanvullend selecteren.
#Weergave selecteren.
#Kaartelementen selecteren.
#Verkeersincidenten,Vrije verkeersstroom en
Vertraging inschakelen.
Wanneer verkeersinformatie wordt ontvangen,
worden verkeersincidenten weergegeven, bij-
voorbeeld wegwerkzaamheden, afgesloten
wegen, gebiedsmeldingen (bijvoorbeeld mist)
en waarschuwingsmeldingen.
De verkeersvertraging wordtvoor de actuele
route weergegeven. Er wordtrekening gehou-
den met vertragingen vanaf de duur van een
minuut.
GevGevararenmeldingenmeldingen meen met Cart Car-t-to-Xo-X-Communication-Communication
wweergeveergevenen
Wanneer gevarenmeldingen beschikbaar zijn, kun-
nen deze als symbolen op de kaart worden weer-
gegeven. De weergave is afhankelijk van de instel-
lingen van de opties Verkeer en Verkeersinciden-
ten.
#De opties instellen.
Wanneer Verkeer uitgeschakeld en Verkeers-
incidenten ingeschakeld is, worden de symbo-
len op de verwachte route weergegeven.
WWeereersinfsinforormatie en andermatie en andere ke kaaraartinhoud wtinhoud weergeerge-e-
vvenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Weergave selecteren.
346346 MBUX multimediasysteem
#Kaartelementen selecteren.
#Omhoog scrollen en de rubriek ONLINE
KAARTINHOUD weergeven.
#Een service inschakelen, bijvoorbeeld Weer.
Op de navigatiekaart wordt actuele weersin-
formatie weergegeven, bijvoorbeeld tempera-
tuur of bewolking.
SerService parkvice parkererenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Voor het selecteren van de
parkeermogelijkheid
De gegevens zijn gebaseerd op de informatie
die door de betreende dienstenaanbieder is
verstrekt.
Mercedes-Benz aanvaardt geen garantie voor
de juistheid van de verstrekte informatie met
betrekking tot de parkeergarage of de parkeer-
plek.
#Altijd de lokale informatie en omstandig-
heden in acht nemen.
%De service is niet in alle landen beschikbaar.
#Zselecteren en Parkeren inschakelen.
#In de kaart jaantikken.
#Een parkeermogelijkheid selecteren.
De kaart toont de parkeermogelijkheden in de
omgeving.
De volgende informatie wordtweergegeven
(indien beschikbaar):
RBestemming, afstand vanaf de actuele
positie van de auto en aankomsttijd
RInformatie over de parkeergarage/parkeer-
plek, bijvoorbeeld
-Openingstijden
-Parkeertarieven
-Actuele bezetting
-Maximale parkeerduur
-Maximale inriMaximale inrijhoogtjhoogtee
De door de service parkerenweergege-
ven maximale inrijhoogte vervangt niet
het zelf in de gaten houden van de
daadwerkelijke omstandigheden.
RBeschikbare betalingsmogelijkheden
(Mercedes pay, muntgeld, bankbiljetten,
kaart)
RDetails over de parkeertarieven
RAantal vrije parkeerplekken
RSoort betaling (bijvoorbeeld bij de auto-
maat)
RServices resp. voorzieningen van de par-
keermogelijkheid
RTelefoonnummer
#De route berekenen (/pagina 344).
MBUX multimediasysteem 347347
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de dashcamt de dashcam
*AANWIJZINGAANWIJZING Voor het gebruik van de
dashcam
De bediening en het gebruik van de functies
van de dashcam is wettelijk gezien uw verant-
woordelijkheid. De wettelijke regelingen voor
de bediening en het gebruik van de dashcam
kunnen afhankelijk van het land waarin de
dashcam wordtgebruikt verschillen. Daarom
de wettelijke regelingen in acht nemen, in het
bijzonder de voorschrien voor gegevensbe-
scherming in uw land.
Voordat u de dashcam gebruikt dient u zich
daarom te informeren over de inhoud van deze
voorschrien in het land vangebruik.
De functie is niet in alle landen toegestaan.
#De landspecieke regelingen in acht
nemen.
Usb-apparUsb-apparaat vaat voor een video-opname meoor een video-opname met det de
dashcam selectdashcam selectererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RTen minste een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden.
Multimediasysteem:
4©5Mercedes me & Apps
5Dashcam
#Het usb-apparaat selecteren.
%Wanneer usb-apparaten meerdere partities
bevatten, worden opgenomen videobestanden
niet altijd in de opnamelijst weergegeven.
Mercedes-Benz adviseert het gebruik van usb-
apparaten met één partitie.
VVideo-opname meideo-opname met de dashcam stt de dashcam startarten of sten of stop-op-
penpen
VVoorwoorwaaraardenden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden.
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Mercedes me & Apps
5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/pagina 348).
#De opnamemodus Enkele opname of Lusop-
name selecteren.
Als Enkele opname is geselecteerd en het
geheugen vol is, stopt de opname.
Wanneer Lusopname is geselecteerd, worden
meerdere korte videobestanden opgenomen.
Bij het bereiken van de geheugenlimiet wordt
het oudste videobestand gewist en wordt de
registratie automatisch voortgezet.
#SSttartarten:en: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordtweergegeven. De mel-
ding Opslagmedium niet verwijderen a.u.b.
verschijnt. Het videobestand wordt opgesla-
gen op het usb-apparaat.
#BeëindigBeëindigen:en: Registratie beëindigen selecte-
ren.
348348 MBUX multimediasysteem
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
RVoor de opnamemodus Enkele opname: Het
geheugen is vol of er zijn nog maar een paar
minuten opnametijd beschikbaar. De video-
opname stopt of stopt binnenkort.
Een ander usb-apparaat kiezen of een video-
bestand wissen.
RWanneer een video-opname is gestart en een
grensovergang wordt herkend, verschijnt het
bericht Landgrens gepasseerd. Landspeci-
fieke voorschriften voor video-opnames in
acht nemen a.u.b.
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
TTelefelefoonoon
TTelefelefoneronerenen
AAananwiwijzingjzingen ven voor heoor het tt telefelefoneronerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
bestuurder af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder mobiele communicatieap-
paratuur alleen bedienen wanneer de
auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen in het daarvoor bedoelde
gebied gebruiken, bijvoorbeeld achterin.
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
MBUX multimediasysteem 349349
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De verdere aanwijzingen met betrekking tot het
correct opbergenvan mobiele communicatieap-
paratuur in acht nemen:
RBeladen van de auto (/pagina 123)
BluetBluetoothooth®®vverbinding:erbinding:
De menuweergave en de beschikbare functies in
het telefoonmenu zijn ten dele afhankelijk van het
Bluetooth®proel van de verbonden mobiele tele-
foon. De volledige dienstenomvang is alleen
beschikbaar als de mobiele telefoon de beide vol-
gende Bluetooth®proelen ondersteunt:
RPBAP (Phone Book Access Prole)
-De contacten van de mobiele telefoon wor-
den automatisch via het multimediasys-
teem weergegeven.
RMAP (Message Access Prole)
-De berichtenfuncties van de mobiele tele-
foon kunnen via het multimediasysteem
worden gebruikt.
De Bluetooth®audiofunctionaliteit kan onafhanke-
lijk hiervan met een willekeurige mobiele telefoon
worden gebruikt.
Zie voor meer informatie over de functie-omvang
van de te verbinden mobiele apparatuur de hand-
leiding van de fabrikant.
NeNetwtwererkvkverbinding:erbinding:
In de volgende kunnen gesprekken tijdens het rij-
den worden onderbroken:
RU wisselt naar een zend-/ontvangststation
waarin geen gesprekskanaal vrij is.
RDe gebruikte simkaart is niet compatibel met
het beschikbare netwerk.
REen mobiele telefoon met Twin Card is met 2
simkaartentegelijkertijd in het netwerk aange-
meld.
Het multimediasysteem ondersteunt voor een
betere spraakkwaliteit gesprekken in HD Voice®.
Daarvoor moeten de mobiele telefoons en de
mobiele-telefoonaanbieder van de gesprekspart-
ner HD Voice®ondersteunen.
De spraakkwaliteit kan wijzigen afhankelijk van de
kwaliteit van de verbinding.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of onder: https://
www.mercedes-benz.com/connect
350350 MBUX multimediasysteem
OvOvererziczicht tht telefelefoonmenuoonmenu
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
4Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
5Opties
6Apparatenmanager
7Berichten
8Cijferblok
9Contact zoeken
OvOvererziczicht tht telefelefoonfunctiesoonfuncties
Afhankelijk van de uitrusting zijn de volgende tele-
foonfuncties beschikbaar:
REen mobiele telefoon is via Bluetooth®met het
multimediasysteem verbonden.
MBUX multimediasysteem 351351
RTwee mobiele telefoons zijn via Bluetooth®
met het multimediasysteem verbonden
(tweede telefoonfunctie).
-Met de mobiele telefoon op de voorgrond
kunnen alle functies van het multimedia-
systeem worden gebruikt.
-Met de mobiele telefoon op de achter-
grond kunnen binnenkomende gesprekken
worden aangenomen en berichten worden
ontvangen.
De mobiele telefoons op de voor- en ach-
tergrond kunt u onderling wisselen.
REen mobiele telefoon is als autotelefoon ver-
bonden.
Mobiele tMobiele telefelefoon aanmeldenoon aanmelden
VVoorwoorwaaraardenden
RBluetooth®op de mobiele telefoon is inge-
schakeld (zie de handleiding van de fabrikant).
RBluetooth®op multimediasysteem is ingescha-
keld .
Multimediasysteem:
4©5Telefoon
Mobiele tMobiele telefelefoon zoekoon zoekenen
#íselecteren.
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
Mobiele tMobiele telefelefoon aanmeldenoon aanmelden
De autorisatie vindt plaats via Secure Simple Pai-
ring.
#Een mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Wanneer de beide codes overeenkomen, de
code op de mobiele telefoon bevestigen.
FFuncties in heuncties in het menu Tt menu Telefelefonieonie
In het menu Telefonie zijn onder andere de vol-
gende functies beschikbaar:
RGesprek voeren, bijvoorbeeld:
-RGesprek aannemen
-kGesprek beëindigen
-iConferentie opzetten
-Wisselgesprek aannemen of weigeren
RContacten beheren, bijvoorbeeld:
-Contacten van de mobiele telefoon down-
loaden
-Naamformaat van de contacten wijzigen
-Contact als favoriet opslaan
RBerichten ontvangen en verzenden, bijvoor-
beeld:
-Voorleesfunctie gebruiken
-Nieuw bericht dicteren
MerMercedes me appscedes me apps
MerMercedes me oprcedes me oproepenoepen
GesprGesprekkekken via heen via het bedieningspaneel dakconsolet bedieningspaneel dakconsole
vvoeroerenen
%Mercedes me gesprekken zijn niet in elk land
mogelijk. Bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats informeren of deze functies in uw land
beschikbaar zijn.
352352 MBUX multimediasysteem
1me-toets voor service- of informatieoproep
2Afdekking van de SOS-toets
3SOS-toets (noodoproepsysteem)
MerMercedes me oprcedes me oproep activoep activererenen
#De me-toets 1indrukken.
NNoodoproodoproep activoep activererenen
#De afdekking van de SOS-toets 2kort
indrukken om deze te openen.
#De SOS-toets 3ten minste één seconde lang
indrukken.
Wanneer een Mercedes me oproep actief is, kan
toch een noodoproep worden geactiveerd. Deze
hee voorrang boven alle andere actieve oproe-
pen.
InfInforormatie ovmatie over de Merer de Mercedes me-oprcedes me-oproep via deoep via de
me-tme-toeoetsts
Er hee een oproep via de me-toets naar de
Mercedes-Benz klantenservice via het bedienings-
paneel dakconsole of het multimediasysteem
plaatsgevonden (/pagina 352).
Het spraakdialoogsysteem brengt u bij de gewen-
ste service:
ROngeval- en pechmanagement
RMercedes-Benz klantenservice voor algemene
informatie rondom de auto
U ontvangt onder andere over de volgende onder-
werpen informatie:
RActivering van Mercedes me connect
RBediening van de auto
RDichtstbijzijnde Mercedes-Benz servicewerk-
plaats
RAndere producten en services van Mercedes-
Benz
Tijdens de verbinding met de Mercedes-Benz
klantenservice worden gegevens overgebracht
(/pagina 355).
MerMercedes-Benz klantcedes-Benz klantenserenservice via multimediasyvice via multimediasys-s-
tteem belleneem bellen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een toegang tot een mobiele-telefoonnet
beschikbaar.
RIn de betreende regio is een mobiele-tele-
foonnetwerkdekking van de provider beschik-
baar.
RVoor het automatisch verzenden vanvoertuig-
gegevens moet de auto ingeschakeld zijn.
MBUX multimediasysteem 353353
Multimediasysteem:
4©5Telefoon 5g
#Mercedes me connect bellen.
Met uw toestemming verzendt het multimedia-
systeem de benodigde voertuiggegevens. De
gegevensoverdrachtwordtweergegeven op
het mediadisplay.
Vervolgens kunt u een service selecteren en
wordt u verbonden met een contactpersoon van
de Mercedes-Benz klantenservice.
MerMercedes-Benz klantcedes-Benz klantenserenservice bellen na autvice bellen na automa-oma-
tisctische ongevhe ongeval- of pecal- of pechherkhherkenningenning
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto hee een ongevals- of pechsituatie
herkend.
RDe auto staat stil.
RHet noodknipperlicht is ingeschakeld.
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
De auto kan onder beperkte voorwaarden onge-
vals- of pechsituaties herkennen.
Bij herkende ongevallen of pech toont de nood-
hulp veiligheidsaanwijzingen op het display van
het multimediasysteem.
Na het verlaten van de weergave van de noodhulp
in het multimediasysteem verschijnt de vraag, of u
ondersteuning wilt van de Mercedes-Benz klan-
tenservice.
#Bellen selecteren.
RDe voertuiggegevens worden na uw toe-
stemming, of wanneer de dienst "Ongeval-
en Pechmanagement" in Mercedes me
connect is geactiveerd, automatisch over-
gedragen (/pagina 357).
RDe Mercedes-Benz klantenservice neemt
uw oproep aan en organiseert de pech- en
ongevalshulp.
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
%Afhankelijk van de ernst van het ongeval kan
de noodoproep automatisch plaatsvinden.
Deze hee voorrang boven alle andere actieve
oproepen.
%Als aanvulling kan bij een actieve Mercedes
me connect dienst "Telediagnose" bij een
pechgeval op een later tijdstip een soortge-
lijke vraag verschijnen. Wanneer u al in con-
tact staat met de Mercedes-Benz klantenser-
vice, of wanneer u al hulp hebt gekregen, kan
deze vraag worden genegeerd of worden
geweigerd.
%Wanneer u de vraag voor ondersteuning door
de Mercedes-Benz klantenservice beant-
woordt met Later,verdwijnt de melding en
verschijnt deze op een later tijdstip opnieuw.
De vraag die wordtgeactiveerd door de
Mercedes me connect dienst "Telediagnose",
kanworden bevestigd of worden geweigerd.
Na de weigering wordt deze niet meer weer-
gegeven.
OnderOnderhoudsthoudsterermimijn via Merjn via Mercedes me oprcedes me oproepoep
afafsprsprekekenen
Als de dienst onderhoudsmanagement geacti-
veerd is, worden automatisch de relevante voer-
tuiggegevens verzonden aan de Mercedes-Benz
klantenservice. Daardoor verkrijgt u individuele
aanbevelingen voor het onderhoud van de auto.
354354 MBUX multimediasysteem
Ongeacht of u hebt ingestemd met het onder-
houdsmanagement, herinnert het multimediasys-
teem u na een bepaalde periode aan een noodza-
kelijke onderhoudsbeurt. Er verschijnt een vraag
of u een afspraak wilt maken.
#OnderOnderhoudsthoudsterermimijn afjn afsprsprekeken:en: Bellen selecte-
ren.
De voertuiggegevens worden na uw toestem-
ming verzonden en de Mercedes-Benz klan-
tenservice maakt een onderhoudsafspraak
met u. De informatie wordt aan de door u
gewenste servicewerkplaats doorgegeven.
Deze neemt contact met u op om de afspraak
te bevestigen en eventueel verdere noodzake-
lijke details te bepreken.
%Wanneer u na het verschijnen van de onder-
houdsmelding Later selecteert, verdwijnt de
melding en verschijnt deze op een later tijd-
stip opnieuw.
TToestoestemming vemming voor goor gegevegevensovensovererdrdracacht bijht bij
MerMercedes me oprcedes me oproep gevoep gevenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een actieve Mercedes me oproep via het
multimediasysteem of de me-toets in het
bedieningspaneel dakconsole tot stand
gebracht (/pagina 352).
%De vraag ter bevestiging van de gegevensover-
dracht verschijnt niet in alle landen.
Als de services ongeval- en pechmanagement niet
geactiveerd zijn op Mercedes me, verschijnt de
melding Wilt u voor een betere afhandeling van
uw aanvraag gegevens en positie van de auto
naar de Mercedes-Benz Klantenservice verstu-
ren?.
#Ja selecteren.
Relevante identicatiegegevens worden auto-
matisch doorgegeven.
Meer informatie over Mercedes me: https://
www.mercedes.me
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens tiens tijdens een Merjdens een Mercedes mecedes me
oproproepoep
Wanneer u via Mercedes me een service-oproep
activeert, worden er gegevens verzonden. Daar-
mee worden een doelgericht advies en een soe-
pele service mogelijk gemaakt.
Voor de gegevensoverdracht moet aan de vol-
gende voorwaarden voldaan zijn:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe noodzakelijke gegevensoverdrachtstechno-
logie wordt ondersteund door de provider
mobiel netwerk.
REen voldoende kwaliteit van de mobiele ver-
binding is gewaarborgd.
De meertraps overdracht is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RReden voor activering van de oproep
RAanwezige overdrachtstechnologie op het
mobiele netwerk
RGeactiveerde Mercedes me connect services
RGeselecteerde service in het spraakdialoog-
systeem
MBUX multimediasysteem 355355
%Een vraag over het gevenvantoestemming
voor de gegevensoverdracht vindt alleen
plaats, wanneer de overeenkomstige
Mercedes me connect dienst niet is geacti-
veerd.
GegevGegevensovensovererdrdracacht biht bij niej niet gt geactiveactiveereerdede
MerMercedes me connect sercedes me connect servicesvices
De volgende gegevens worden verzonden wan-
neer er geen Mercedes me connect services zijn
geactiveerd en de gegevensbeveiligingsvraag is
bevestigd:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RBevestiging vangegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto inge-
bouwde communicatieplatform
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep voor het afspreken van
een onderhoudstermijn via de onderhoudsherin-
nering hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep na een automatische
ongeval- of pechherkenning via het multimedia-
systeem hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
RMomentele locatie van de auto
Wanneer via het spraakdialoogsysteem de selec-
tie ongeval- en pechmanagement is geselecteerd
en geen dienst is geactiveerd, maar wel de gege-
vensbeveiligingsvraag is bevestigd, kunnen de vol-
gende gegevens door de Mercedes-Benz klanten-
service van de auto worden opgevraagd:
RMomentele locatie van de auto
Wanneer de gegevensbeveiligingsvraag is gewei-
gerd,worden de volgende gegevens verzonden,
om doelgericht advies en een vlotte service moge-
lijk te maken:
RReden voor activering van de oproep
RWeigering van de gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto inge-
bouwde communicatieplatform
GegevGegevensovensovererdrdracacht biht bij gj geactiveactiveereerde Merde Mercedescedes
me connect serme connect servicesvices
Pas bij de tweede stap worden, alleen bij de
betreende geactiveerde services, verdere voor
de gebeurtenis specieke gegevens overgedragen,
om een optimale service mogelijk te maken.
Een overzicht van de overgedragen gegevens is te
vinden in de betreende gebruiksvoorwaarden
voor Mercedes me connect services. Deze zijn
beschikbaar in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
356356 MBUX multimediasysteem
GegevGegevensvensverwerwererkingking
De in het kader van de oproep overgedragen
gegevens worden na afsluiting van de oproep
gewist uit de overdragende systemen, voor zover
ze niet worden gebruikt voor andere geactiveerde
Mercedes me connect services.
De gegevens over de gebeurtenis worden bij de
Mercedes-Benz klantenservice verwerkt, opgesla-
gen en, indien noodzakelijk voor de verwerking
van de gebeurtenis, door gestuurd aan de service-
partner die van de Mercedes-Benz klantenservice
de opdracht hee gekregen assistentie te verle-
nen. De privacyverklaringen op de Mercedes me
internetpagina onder https://www.mercedes.me
of in de opgenomen boodschap direct nadat de
verbinding met de Mercedes-Benz klantenservice
tot stand is gekomen in acht nemen.
%De opgenomen boodschap is niet in elk land
beschikbaar.
MerMercedes me connectcedes me connect
InfInforormatie ovmatie over Merer Mercedes me connectcedes me connect
%Mercedes me connect of afzonderlijke
Mercedes me connect services zijn niet in elk
land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats informeren of deze functies in
uw land beschikbaar zijn.
Mercedes me connect bestaat uit een veelvoud
aan services.
Via het multimediasysteem en het bedieningspa-
neel dakconsole kunt u bijvoorbeeld de volgende
services gebruiken:
ROngeval- en pechmanagement (me-toets of de
van de situatie afhankelijke melding in het mul-
timediasysteem)
RMercedes-Benz noodoproepsysteem (automa-
tische noodoproep en SOS-toets)
Het Mercedes me connect Ongeval- en pechma-
nagement en de Mercedes-Benz alarmcentrale
zijn 24 uur per dag voor u beschikbaar.
De me-toets en de SOS-toets kunt u vinden in het
bedieningspaneel dakconsole van de auto
(/pagina 352).
De Mercedes-Benz klantenservice kan ook via het
multimediasysteem worden gebeld
(/pagina 353).
Houd er alstublie rekening mee, dat Mercedes
me connect een service van Mercedes-Benz is. In
noodgevallen eerst het bekende landelijke alarm-
nummer bellen. In gevalvan nood kunt u ook het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
(/pagina 362) gebruiken.
De gebruiksvoorwaarden voor Mercedes me con-
nect en andere services in acht nemen. Deze zijn
beschikbaar in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
Meer informatie over Mercedes me connect, de
aangeboden service-omvang en de bediening:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/connectme/de_DE/#emotions/
Startseite.html
InfInforormatie ovmatie over heer het Mert Mercedes me connect ongcedes me connect onge-e-
vval- en pecal- en pechmanaghmanagementement
Het ongeval- en pechmanagement kan onder
andere de volgende functies omvatten:
RAanvulling op het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem (/pagina 362)
Indien nodig stuurt de contactpersoon van de
Mercedes-Benz alarmcentrale de oproep door
MBUX multimediasysteem 357357
aan het Mercedes me connect ongeval- en
pechmanagement. Het doorsturen van de
oproep is echter niet in alle landen mogelijk.
RPechhulp door een technisch specialist ter
plaatse en/of slepen van de auto naar de
dichtstbijzijnde Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
RAanvulling op noodhulp na automatische onge-
val- of pechherkenning (/pagina 354)
Bij pech of een ongeval worden aanvullende
voertuiggegevens verzonden, die een optimale
ondersteuning mogelijk maken van de
Mercedes-Benz klantenservice en van de ser-
vicewerkplaats of de pechhulp die de opdracht
krijgt assistentie te verlenen.
RAanvulling op de dienst Mercedes me connect
Telediagnose
De aanbieder van de service registreert met
de functie Telediagnose bepaalde meldingen
over slijtage of uitvallen, voor zover deze een-
duidig kunnen worden geïnterpreteerd en
beschikbaar zijn door de bewaking vanvoor
diagnose geschikte onderdelen.
Wanneer uw auto een pechgeval of een drei-
gend pechgeval herkent, kunt u via het multi-
mediasysteem worden gevraagd contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice
voor verdere assistentie. Dit verzoek in het
multimediasysteem verschijnt alleen wanneer
de auto stilstaat.
%Deze services zijn onderhevig aan technische
beperkingen zoals de dekking en de kwaliteit
van mobiele telefoonnetwerken en de mate
waarin de verwerkende systemen de gege-
vens kunnen interpreteren. Onder omstandig-
heden kunnen de aanwijzingen in het multi-
mediasysteem daardoor vertraagd of geheel
niet worden weergegeven.
Meer informatie over Mercedes me connect servi-
ces vindt u in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens biens bij de Merj de Mercedes me connectcedes me connect
oproproepdienstoepdienstenen
De bij de Mercedes me connect oproep ver-
stuurde gegevens zijn afhankelijk van:
Rde reden voor activering van de oproep
Rde in het spraakdialoogsysteem geselecteerde
service
Ren de geactiveerde Mercedes me connect
diensten
Welke gegevens bij de diensten worden verzon-
den, kunt u in de actueel geldige Mercedes me
connect gebruiksvoorwaarden en de privacyver-
klaringen van Mercedes me connect vinden. Deze
vindt u in uw Mercedes me gebruikersaccount.
OvOvererziczicht Merht Mercedes me & Apps menucedes me & Apps menu
Wanneer u met een gebruikersaccount in de
Mercedes me-Portal bent aangemeld, kunt u over
dienstverleningen en aanbiedingen van Mercedes-
Benz beschikken.
Voor meer informatie hieroverkunt u zich tot een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats wenden of de
358358 MBUX multimediasysteem
Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com bezoeken
%Houd de Mercedes me apps altijd up-to-date.
Ukunt het menu via Mercedes me & Apps in het
multimediasysteem oproepen.
In het menu Mercedes me & Apps kunnen de vol-
gende opties beschikbaar zijn:
RDe auto aan het gebruikersaccount Mercedes
me koppelen
RDe koppeling tussen het gebruikersaccount
Mercedes me en de auto wissen
RServices van Mercedes me oproepen
RApps zoals bijvoorbeeld In-Car Oce of een
webbrowser afhankelijk van beschikbaarheid
oproepen
OvOvererziczicht In-Carht In-Car OceOce
Met In-Car Oce kunt u uw online-services met
het multimediasysteem verbinden.
Voorwaarde voor In-Car Oce
RUw mobiele telefoon is verbonden met het
multimediasysteem (/pagina 352).
RU hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal.
RIn de Mercedes me-Portal is de dienst In-Car
Oce geactiveerd.
RU beschikt over een gebruikersaccount bij een
online-dienst, bijvoorbeeld bij Oce 365 of
Gmail, en hebt dit gebruikersaccount met In-
Car Oce verbonden.
Functies van In-Car Oce
RWeergave van ophanden zijnde afspraken in
de agenda
-Voorlezen van agenda-items
-Bellen van opgeslagen telefoonnummers
-Navigeren naar afspraken met navigeer-
bare bestemmingen
-Wissen van een agenda-item
RWeergave en selectie van de uit te voeren
taken en telefoongesprekken
-Voorlezen
-Bellen van opgeslagen telefoonnummers
-Wissen
RGesprekken noteren
-Binnenkomende gesprekken weigeren en
als taak in het menu Taken & Gesprekken
opslaan
RRecord in Taken & Gesprekken als afgehan-
deld markerenO
RE-mails beheren
-E-mails tonen en lezen
-E-mails schrijven en versturen
%Ukunt de functie In-Car Oce via het menu
Mercedes me & Apps starten. In acht nemen
dat bepaalde functies alleen beschikbaar zijn
wanneer de auto stilstaat.
OvOvererziczicht wht webbrowebbrowserser
De webbrowser wordt via het menu Mercedes
me & Apps gestart.
MBUX multimediasysteem 359359
1URL-invoerveld
2Favorieten
3Website achteruit
4Website vooruit
5Actualiseren/afbreken
6Opties
%Tijdens het rijden kunnen geen websites wor-
den weergegeven.
OvOvererziczicht Smarht Smartphone-inttphone-integregratieatie
Met Smartphone-integratie kunt u bepaalde func-
ties van uw mobiele telefoon via het display van
het multimediasysteem gebruiken.
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via Smart-
phone-integratie met het multimediasysteem ver-
bonden zijn. Ook in de tweede telefoonfunctie kan
bij het gebruik van Smartphone-integratie slechts
één andere mobiele telefoon via Bluetooth®met
het multimediasysteem verbonden zijn.
De volledige functionaliteit van Smartphone-inte-
gratie is alleen mogelijk met een internetverbin-
ding. Voor het gebruik van Smartphone-integratie
moet op de mobiele telefoon de betreende appli-
catie zijn gedownload. De mobiele telefoon moet
ingeschakeld zijn en met een geschikte kabel via
een met het symbool çgekenmerkte usb-aan-
360360 MBUX multimediasysteem
sluiting op het multimediasysteem zijn aangeslo-
ten.
Applicaties voor Smartphone-integratie
RApple CarPlay®
RAndroid Auto
%De eerste activering van Smartphone-integra-
tie via het multimediasysteem moet om veilig-
heidsredenen worden uitgevoerd wanneer de
auto stilstaat en de parkeerrem is bediend.
Ukunt Apple CarPlay®of Android Auto via de
apparatenmanager starten.
%Mercedes-Benz adviseert, de verbinding via
een aansluitkabel alleen los te maken wan-
neer de auto stilstaat.
OvOvererziczicht vht van de ovan de overgergebrebracachthte ve voeroertuiggtuiggegevegevensens
Bij het gebruik van Smartphone-integratie worden
gedenieerde voertuiggegevens naar de mobiele
telefoon verstuurd. Hierdoor is optimaal gebruik
vangeselecteerde services van de mobiele tele-
foon mogelijk. Er vindt geen actieve toegang tot
voertuiggegevens plaats.
De volgende systeeminformatie wordtverstuurd:
RSowareversie van het multimediasysteem
RSystem ID (geanonimiseerd)
De overdrachtvan deze gegevens dient ertoe, de
communicatie tussen auto en mobiele telefoon te
optimaliseren.
Hiertoe, en voor het toekennen van meerdere
auto's op de mobiele telefoon, wordt een voer-
tuigcode voor de auto op willekeurige manier
gegenereerd.
Deze hangt samen met het voertuigidenticatie-
nummer (VIN) en wordtgewist bij het resetten van
het multimediasysteem (/pagina 339).
De volgende rijtoestandsgegevens worden ver-
stuurd:
RIngeschakelde transmissiestand
ROnderscheid tussen parkeren, stilstaan, rollen
en rijden
RDag-/nachtmodus van het combi-instrument
RType aandrijving
De overdrachtvan deze gegevens dient ertoe, de
weergave van deze inhoud aan te passen aan de
rijsituatie.
De volgende positiegegevens worden verstuurd:
RCoördinaten
RSnelheid
RKompasrichting
RVersnellingsrichting
Deze gegevens worden door de mobiele telefoon
gebruikt voor het verbeterenvan de nauwkeurig-
heid van de navigatie (wanneer bijvoorbeeld in
een tunnel wordtgereden).
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
InfInforormatie ovmatie over heer het Mert Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep-oep-
systsysteemeem
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem werkt
alleen in gebieden waar mobiele dekking van de
provider beschikbaar is. Onvoldoende netwerk-
dekking van de provider kan ertoe leiden, dat
geen noodoproep wordtverzonden.
MBUX multimediasysteem 361361
Voor een automatische noodoproep moet de auto
ingeschakeld zijn.
%Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is af
fabriek geactiveerd. Het gebruik van het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem is gratis.
OvOvererziczicht Merht Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriverenvan de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Het ondersteunt de loca-
tiebepaling bij een moeilijk te omschrijven onge-
valsplaats.
De noodoproep kan automatisch (/pagina 362)
of handmatig (/pagina 363) worden geacti-
veerd. Een noodoproep alleen activeren voor het
redden van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij
pech of iets dergelijks activeren.
Informatie over de regionale beschikbaarheid van
het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is ver-
krijgbaar op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/extra/ecall/
Melding op heMelding op het display:t display:
De volgende meldingen verschijnen op het dis-
play:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig . Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer het Mercedes-Benz noodoproepsys-
teem een storing vertoont (bijvoorbeeld
defecte luidspreker, microfoon, airbag, SOS-
toets), verschijnt er een overeenkomstige mel-
ding op het display van het combi-instrument.
AAututomatiscomatische Merhe Mercedes‑Benz noodoprcedes‑Benz noodoproep activoep active-e-
rrenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
Het Mercedes‑Benz noodoproepsysteem verzendt
automatisch een noodoproep in de volgende
gevallen:
Rna de activering van de veiligheidssystemen
zoals airbag of gordelspanner na een ongeval
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de
Mercedes‑Benz alarmcentrale opgebouwd.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de Mercedes‑Benz alarmcentrale gestuurd.
De Mercedes‑Benz alarmcentrale kan de
gegevens overeenkomstig de positie van de
auto naar een van de openbare alarmcentrales
sturen.
362362 MBUX multimediasysteem
ROnder bepaalde voorwaarden worden aanvul-
lende gegevens via het spraakkanaal aan de
Mercedes‑Benz alarmcentrale doorgegeven.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen worden getroen voor het redden,
bergen of wegslepen door een Mercedes‑Benz
servicewerkplaats.
De SOS-toets in het bedieningspaneel dakconsole
knippert tot de noodoproep afgesloten is.
Een automatische noodoproep kan niet direct
worden beëindigd.
Wanneer het Mercedes‑Benz noodoproepsysteem
geen noodoproep kan opbouwen met de
Mercedes‑Benz alarmcentrale, wordt de noodop-
roep automatisch doorgestuurd naar de openbare
alarmcentrale.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kanworden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112112 op de mobiele telefoon
invoeren.
Wanneer een noodoproep wordtgeactiveerd:
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de serviceprovider in de alarmcentrale is
opgebouwd.
RDe serviceprovider bepaalt aan de hand van
de opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
RWanneer geen inzittende antwoordt, wordt
direct een ambulance naar de auto gestuurd.
HandmatigHandmatige Mere Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep activoep active-e-
rrenen
#VVia de SOS-tia de SOS-toeoets in hets in het bedieningspaneel dak-t bedieningspaneel dak-
console:console: De SOS-toets ten minste een
seconde lang indrukken (/pagina 352).
#VVia de spria de spraakbediening:aakbediening: De gesproken
opdrachten van de LINGUATRONIC gebruiken.
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de
Mercedes-Benz alarmcentrale tot stand
gebracht.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de Mercedes-Benz alarmcentrale gestuurd.
De Mercedes-Benz alarmcentrale kan de
gegevens overeenkomstig de positie van de
auto naar een van de algemene alarmcentra-
les sturen.
ROnder bepaalde voorwaarden worden aanvul-
lende gegevens via het spraakkanaal aan de
Mercedes-Benz alarmcentrale doorgegeven.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen worden getroen voor het redden,
bergen of wegslepen door een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de serviceprovider in de alarmcentrale is
opgebouwd.
RDe serviceprovider bepaalt aan de hand van
de opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
Wanneer het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
geen noodoproep met de Mercedes-Benz alarm-
centrale kan opbouwen, wordt de noodoproep
MBUX multimediasysteem 363363
automatisch doorgestuurd naar de openbare
alarmcentrale.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kanworden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het mediadis-
play.
#Het alarmnummer 112112 op de mobiele telefoon
invoeren.
PPer onger ongeluk geluk geactiveactiveereerde handmatigde handmatige Mere Mercedes-cedes-
Benz noodoprBenz noodoproep beëindigoep beëindigenen
#In heIn het multifunctioneel st multifunctioneel stuurtuurwiel:wiel: ~selec-
teren.
GegevGegevensovensovererdrdracacht Merht Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproep-oep-
systsysteemeem
Bij een automatische of een handmatige noodop-
roep worden onder andere de volgende gegevens
doorgegeven:
RDe GPS-positiegegevens van de auto
RDe GPS-positiegegevens van de rijroute
(enkele 100 m ór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RHet soort aandrijving van de auto
RHet herkende aantal personen in de auto
RMercedes me connect beschikbaar of niet
RHandmatig of automatisch geactiveerde nood-
oproep
RHet tijdstip van het ongeval
RSpraakinstelling bij het multimediasysteem
Voor meer informatie over het verloop van het
ongeval kunnen tot een uur na het activerenvan
de noodoproep de volgende maatregelen worden
genomen:
RDe actuele positie van de auto kanworden
opgeroepen.
REen spraakverbinding met de inzittenden kan
worden opgebouwd.
%Voor Rusland: Tot twee uur na een verstuurde
noodoproep kunnen verschillende functies,
bijvoorbeeld het ontvangen vanverkeersinfor-
matie, niet worden gebruikt.
FFunctie vunctie van de zelfdiagnose van de zelfdiagnose van hean het noodoprt noodoproep-oep-
systsysteemeem
Uw auto controleert de werking van het noodop-
roepsysteem elke keer wanneer de auto wordt
ingeschakeld. Bij uitval van het systeem wordt u
via een tekstbericht op het combi-instrument en
de rode melding SOS NOT READY op het display
geïnformeerd.
Controleren of binnen 30 seconden na het inscha-
kelen van de auto de rode melding SOS NOT
READY in de rechter bovenhoek van het centrale
display uitgeschakeld is. Dit betekent dat het
noodoproepsysteem de diagnose met succes
doorstaan hee.
TTesestmodus ERAtmodus ERA-GL-GLONONASS stASS startarten/sten/stoppenoppen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat ten minste een minuut stil.
364364 MBUX multimediasysteem
%De testmodus is op dit moment in bijvoor-
beeld de volgende landen beschikbaar:
RRusland
RWit-Rusland
RKazachstan
RArmenië
RKirgizië
#TTesestmodus sttmodus startarten:en: De toets~in het mul-
tifunctioneel stuurwiel ten minste vijf secon-
den lang indrukken.
De testmodus wordtgestart en eindigt auto-
matisch na het doorlopen van de taaltest.
#TTesestmodus handmatig sttmodus handmatig stoppen:oppen: De auto uit-
schakelen.
De testmodus wordt onderbroken.
MBUX multimediasysteem 365365
RRadio, media & tvadio, media & tv
OvOvererziczicht symbolen en functies in heht symbolen en functies in het menu Mediat menu Media
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
6PlaySelecteren om de weergave te starten of voort te zetten.
8Pauze Selecteren om de weergave te pauzeren.
:Titel herhalen Selecteren om de actuele titel of de actieve playlist te herhalen.
REenmaal selecteren: De actieve playlist wordt herhaald.
RTweemaal selecteren: De actuele titel wordt herhaald.
RDriemaal selecteren: De functie wordtgedeactiveerd.
9Randomweergave Selecteren om de titels in willekeurige volgorde af te spelen.
û/üVooruit- of terugspringen Selecteren om naar de volgende of vorige titel te springen.
ßOptiesSelecteren om extra opties weer te geven.
5Categorieën Selecteren om beschikbare categorieën (bijvoorbeeld weergavelijsten, albums, arties-
ten, enzovoort) te laten weergeven of te doorzoeken.
ªZoeken Selecteren om het actieve menu te doorzoeken. Er kan bijvoorbeeld naar artiesten,
genres of stemmingen worden gezocht.
366366 MBUX multimediasysteem
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
ZInstellingen Selecteren om instellingen uit te voeren.
©Home Selecteren om terugte gaan naar het homescreen.
jBerichten Selecteren om berichten op te roepen.
2Volledig schermSelecteren om naar de modus volledig beeld te wisselen.
In het menu Media zijn de volgende functies en
instellingen beschikbaar:
RExterne gegevensdrager met het multimedia-
systeem verbinden (bijvoorbeeld via usb of
Bluetooth®)
RWeergave van audio- of videobestanden
ROnline-muziek streamen
RTv-uitzendingen in het tv-menu bekijken
MBUX multimediasysteem 367367
ExtrExtra functies in hea functies in het tvt tv-menu-menu
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
ZInstellingen Selecteren om instellingen in het tv-menu uit te voeren. De volgende functies kunnen
worden in- en uitgeschakeld of gecongureerd:
RZender vastzetten
RLandspecieke tekenset
RAudiotaal
ROndertiteling
RTeletekst
RBeeldformaat
ÕEPG Selecteren om actuele programma-informatie van de zender te laten weergeven.
4Zenderlijst Selecteren om een lijst met de beschikbare zenders met het actuele programma te
laten weergeven.
BluetBluetoothooth®®audioapparaudioapparatuur vatuur voor de mediawoor de mediaweer-eer-
gavgave aute autororiseriserenen
VVoorwoorwaaraardenden
ROp het multimediasysteem en op de audioap-
paratuur is Bluetooth®ingeschakeld.
RDe audioapparatuur ondersteunt de Blue-
tooth®audioproelen A2DP en AVRCP.
RDe audioapparatuur is voor andere apparatuur
"zichtbaar".
Multimediasysteem:
4©5Media 5Bluetooth 5ª
Via Bluetooth®Audio kunt u de muziekbestanden
van een externegegevensdrager, bijvoorbeeld uw
368368 MBUX multimediasysteem
smartphone, via het MBUX multimediasysteem
laten weergeven.
#De externegegevensdrager bij het MBUX mul-
timediasysteem autoriseren, om audiobestan-
den via het multimediasysteem af te spelen.
NieuwNieuwe Bluete Bluetoothooth®®-audioappar-audioapparatuur autatuur autororiseriserenen
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
#Audioapparatuur selecteren.
De autorisatie wordtgestart. Op het multime-
diasysteem en op de mobiele telefoon ver-
schijnt een code.
#Wanneer de codes identiek zijn, dit op de
audioapparatuur bevestigen.
#Alleen als Bluetooth Audio-apparaat selecte-
ren.
De Bluetooth®-audioapparatuur wordt met het
multimediasysteem verbonden.
Al gAl geauteautororiseeriseerde Bluetde Bluetoothooth®®-audioappar-audioapparatuuratuur
vverbindenerbinden
#Bluetooth®audioapparatuur uit de lijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd.
TTvv-zender in HD-kw-zender in HD-kwalitaliteit ontveit ontvangangenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de CI+-
module en de Smart Card
De CI+-module is voor thuistoepassingen ont-
worpen. De CI+-module kan bij aanhoudend
hoge buitentemperaturen oververhit en
beschadigd raken.
#Erop letten dat de CI+-module niet lang
aan aanhoudende hoge temperaturen
wordt blootgesteld.
Als de CI+-module beschadigd is, kun-
nen geen gecodeerde zenders meer wor-
den ontvangen.
%De CI+-module is niet in alle landen verkrijg-
baar.
Voor het decoderen van HD-programma's volgens
de Cl+-standaard dient een CI+-module (Com-
mon-Interface-module), die niet tot de leverings-
omvang behoort.
In enkele landen is tevens een Smart Card nood-
zakelijk, die in de CI+-module wordtgestoken (zie
handleiding van de fabrikant).
De CI+-module wordt in de CI+-box in het dash-
boardkastje aangebracht.
#SmarSmart Cart Card in de CI+-module aanbrd in de CI+-module aanbrengengen:en:
Indien nodig (landafhankelijk), de Smart Card
in de schacht van de CI+-module aanbrengen.
%De CI+-box is ontwikkeld voor een bedrijfs-
temperatuur tussen 0 °C en 65 °C. Bij een te
hoge of te lage bedrijfstemperatuur verschijnt
een melding in het multimediasysteem en
wordt de CI+-module automatisch uitgescha-
keld. Als de CI+-module uitgeschakeld is, kun-
nen geen gecodeerde zenders meer worden
ontvangen.
MBUX multimediasysteem 369369
OvOvererziczicht vht van de symbolen en functies in hean de symbolen en functies in het menu Rt menu Radioadio
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
©Home Selecteren om terugte gaan naar het homescreen.
jBerichten Selecteren om berichten op te roepen.
û/üVooruit- of terugspringen Selecteren om naar de volgende of vorige zender te springen.
ZInstellingen Selecteren om nog meer opties op te roepen. Er kunnen bijvoorbeeld instellingen van
de volgende extra functies worden uitgevoerd:
RNavigatie- en verkeersinformatie
RFrequentie vast functie
RExtra radiotekst
RNoodwaarschuwingen
De instelmogelijkheden zijn afhankelijk van het betreende land.
2Volledig schermSelecteren om naar de DAB Slideshow te wisselen.
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
8Geluidsuitschakelfunctie Selecteren om het geluid uit te schakelen.
fZender opslaan Selecteren om een zender in het zendergeheugen op te slaan.
370370 MBUX multimediasysteem
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
4Zenderlijst Selecteren om de zenderlijst te laten weergeven.
ªZoeken Selecteren om het actieve menu te doorzoeken. Er kan bijvoorbeeld naar artiesten,
genres of stemmingen worden gezocht.
ExtrExtra functies va functies van de Tan de TuneIn runeIn radioadio
%Bij het gebruik van de TuneIn radio kunnen
grote hoeveelheden data worden overge-
bracht.
SymboolSymbool OmscOmschrihrijvingFjving Functieunctie
ZInstellingen In het menu TuneIn radio zijn de volgende extra
instellingen beschikbaar:
RStream selecteren
RTuneIn Account aan- of afmelden
ßFavorieten Tijdens de weergave selecteren, om de actueel
ingestelde zender als favoriet op te slaan.
MBUX multimediasysteem 371371
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
6/8Afspelen/pauze Selecteren om de weergave te starten, stoppen of
voort te zetten.
5Browsen Selecteren om een categorie en vervolgens een
radiozender te selecteren.
Afhankelijk van de geselecteerde frequentieband
kunt u oververschillende functies beschikken.
Selecteer de gewenste frequentieband in de kop-
regelvan het radiomenu.
TTuneIn runeIn radio opradio oproepenoepen
VVoorwoorwaaraardenden
REen Mercedes me-account is beschikbaar.
RDe auto is gekoppeld aan het Mercedes me-
account.
RDe dienst TuneIn radio kan in de Mercedes
me-Portalworden geactiveerd.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%Nieuw datavolume kantegen betaling via de
Mercedes me-Portal dirdirect biect bij een proj een providervider
vvan een mobiel nean een mobiel netwtwerkerk worden aangescha.
%De functies en services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4©5Radio
#TuneIn Radio selecteren.
Het TuneIn menu verschijnt. U hoort de laatst
ingestelde zender.
%De verbindingskwaliteit is afhankelijk van de
plaatselijke ontvangst van het mobiele-tele-
foonnet.
KlankinstKlankinstellingellingenen
OvOvererziczicht functies in soundmenuht functies in soundmenu
De beschikbare instelmogelijkheden en functies
zijn afhankelijk van het gemonteerde sound sys-
tem. Welk sound system in uw auto is ingebouwd,
vindt u in de digitale handleiding.
SSttandarandard sound systd sound system en Aem en Advdvanced sound syanced sound sys-s-
ttemem
De volgende functies zijn beschikbaar:
REqualizer
372372 MBUX multimediasysteem
-Hoge, midden en bassen
RBalans en fader
RVolume
-Automatische aanpassing
BurBurmestmesterer®®surrsurround sound systound sound system en Burem en Burmes-mes-
tterer®®High-End 3D-surrHigh-End 3D-surround sound systound sound systemem
De volgende functies zijn beschikbaar:
REqualizer
-Hoge, midden en bassen
RBalans en fader
RGeluidsfocus
RVIP-stoel ( alleen Burmester®High-End 3D-
surround sound system)
RGeluidsproelen
RVolume
-Automatische aanpassing
MBUX multimediasysteem 373373
WWeergaveergave ondere onderhoudsinthoudsinterverval ASSYSal ASSYST PLT PLUSUS
WWererking vking van de wan de weergaveergave ondere onderhoudsinthoudsintervervalal
ASSYSASSYST PLT PLUSUS
De weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
informeert u via het instrumentendisplay over de
resterende tijd of de resterende afstand tot de
volgende reguliere onderhoudstermijn.
Met de terugtoets Glinks in het stuurwiel kunt
u de onderhoudsindicator verbergen.
Afhankelijk van het gebruik van de auto kan de
weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS het onderhoudsintervalverkorten, bijvoor-
beeld in de volgende gevallen:
Rhoofdzakelijk korteritten
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rfrequente koudestartfasen
RAAututo's meo's mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er: Vaak onderbro-
kenregeneraties van het dieselpartikellter
Mercedes-Benz adviseert om dergelijke bedrijfs-
omstandigheden te vermijden.
Informatie met betrekking tot het onderhoud van
uw auto is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
OnderOnderhoudsthoudsterermimijn wjn weergeveergevenen
Boordcomputer:
4Service 5ASSYST PLUS
De volgende onderhoudstermijn wordtweergege-
ven.
#WWeergaveergave ve vererlatlaten:en: De terugtoets Glinks
in het stuurwiel indrukken.
Ook de volgende uitgebreide informatie lezen:
RDe boordcomputer bedienen (/pagina 296).
InfInforormatie ovmatie over heer het rt regegelmatig uitvelmatig uitvoeroeren ven vanan
onderonderhoudswhoudswererkzaamhedenkzaamheden
*AANWIJZINGAANWIJZING Voortijdige slijtage door niet
aanhouden van de onderhoudstermijn
Niet tijdig of onvolledig uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen leiden totver-
hoogde slijtage en schade aan de auto.
#De voorgeschreven onderhoudsinterval-
len aanhouden.
#De voorgeschreven onderhoudswerk-
zaamheden laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot bit bijzonderjzondere onder-e onder-
houdsmaatrhoudsmaatregegelenelen
Het voorgeschreven onderhoudsinterval is afge-
stemd op normale bedrijfsomstandigheden van de
auto. Bij zwaardere bedrijfsomstandigheden of
zwaardere belasting van de auto laat u de onder-
houdswerkzaamheden vaker dan voorgeschreven
uitvoeren.
374374 Onderhoud en verzorging
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS is slechts een hulpmiddel. De bestuurder
van de auto is zelf verantwoordelijk voor het even-
tueel vaker laten uitvoeren vanvoorgeschreven
onderhoudswerkzaamheden als de bedrijfsom-
standigheden en/of belastingen daartoe aanlei-
ding geven.
Voorbeelden van zware bedrijfsomstandigheden:
Rregelmatige stadsritten met vele tussenstops
Rhoofdzakelijk korteritten
Rvakergebruik in bergachtig gebied of op
slechte wegen
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rernstige stofoverlast en/of veelvuldig gebruik
van de luchtrecirculatie
Bij deze of vergelijkbare bedrijfsomstandigheden
bijvoorbeeld het interieurlter, het luchtlter, de
motorolie en het olielter vaker laten vervangen.
Bij een zwaardere belasting moeten de banden
worden gecontroleerd. Meer informatie is verkrijg-
baar in een gekwaliceerde werkplaats.
SSttandtiandtijd mejd met accukt accukabels losgabels losgemaaktemaakt
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS berekent de onderhoudstermijn alleen wan-
neer de accukabels aangesloten zijn.
#Vóór het losmaken van de accukabels de
onderhoudstermijn op het instrumentendisplay
laten weergeven en noteren (/pagina 374).
MotMotorrorruimteuimte
AActievctieve mote motorkorkap (vap (voeoetgtgangangerersbescsbescherherming)ming)
WWererking vking van de actievan de actieve mote motorkorkap (vap (voeoetgtgangangerersbe-sbe-
scscherherming)ming)
In bepaalde ongevalssituaties kan het gevaar voor
letsel voor voetgangers door het activeren van de
actieve motorkap worden gereduceerd. Het ach-
terste gedeelte van de motorkap wordt circa
80 mm omhooggebracht.
Na het activeren blij de actieve motorkap in de
omhooggebrachte positie. Wanneer de motorkap
omhoog is gebracht kan een beperking van het
zicht niet worden uitgesloten.
Bij geactiveerde actieve motorkap kan de voetgan-
gersbescherming beperkt zijn.
De volledige functionaliteit van de actieve motor-
kap direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten herstellen.
Eventueel uw zitpositie zo aanpassen dat u met
gematigde snelheid naar een gekwaliceerde
werkplaats verder kunt rijden. Als veilig verder rij-
den niet mogelijk is, contact met een gekwali-
ceerde werkplaats opnemen.
MotMotorkorkap openen en sluitap openen en sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ontgrendelde motorkap tijdens het
rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht
belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens
het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motor-
kapvergrendeld is.
Onderhoud en verzorging 375375
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij het openen en sluiten van de
motorkap
De motorkap kan plotseling in de eindstand
vallen.
Voor personen die zich in het draaibereik van
de motorkap bevinden bestaat gevaar voor let-
sel!
#Als een persoon zich in het zwenkbereik
bevindt, de motorkap niet openen of slui-
ten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij
brand in de motorruimte de motorkap wordt
geopend, kunnen de volgende situaties optre-
den:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#De oververhitte motor laten afkoelen
alvorens de motorkap te openen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en contact opnemen
met de brandweer.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het aanraken van spanningsvoerende
onderdelen
Het ontstekingssysteem en het brandston-
spuitsysteem werken met een hoge spanning.
Ukunt een stroomstoot krijgen.
#Nooit onderdelen van het ontstekings-
systeem of het brandstonspuitsysteem
aanraken wanneer de auto is ingescha-
keld.
De spanningsvoerende onderdelen zijn bijvoor-
beeld de volgende:
RBobine
RBrandstofverstuivers
RElektrische bedrading naar de bobines en de
brandstofverstuivers
376376 Onderhoud en verzorging
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
MotMotorkorkap openenap openen
#Om de motorkap te ontgrendelen aan de
handgreep 1trekken.
#De handgreep 1van het motorkapslot
omhoogdrukken en de motorkap tot het auto-
matisch openen met de hand optillen.
MotMotorkorkap sluitap sluitenen
#De motorkap omlaagbrengen en vanaf een
hoogte van circa 20 cm laten vallen.
#Wanneer de motorkap nog iets kanworden
opgetild, de motorkap opnieuw openen en met
Onderhoud en verzorging 377377
iets meer snelheid laten dichtvallen, tot hij
correct vergrendelt.
MotMotororolieolie
MotMotororoliepeil meoliepeil met oliepeilstt oliepeilstaaf contraaf controlerolerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe motor is voorzien van een oliepeilstaaf. Zo
niet, dan is een controle van het motoroliepeil
alleen mogelijk met de boordcomputer
(/pagina 378).
Afhankelijk van het motortype kan de oliepeilstaaf
op verschillende plaatsen in de motorruimte aan-
gebracht zijn.
De wachttijd voor de controle van het oliepeil bij
bedrijfswarme motor is vijf minuten.
#De auto op een horizontaal vlak parkeren.
#De oliepeilstaaf 1eruit trekken en afvegen.
#De oliepeilstaaf 1langzaam tot de aanslag in
de geleidepijp schuiven en na drie seconden
eruit trekken.
ROliepeil in orde: Het oliepeil ligt tussen 2
en 3.
ROliepeil te laag: Het oliepeil ligt bij 3of
daaronder.
ROliepeil te hoog: Het oliepeil ligt boven2.
#Wanneer het oliepeil te laag is, 1 l motorolie
bijvullen.
#Als het oliepeil te hoog is, teveel bijgevulde
motorolie aappen. Naar een gekwaliceerde
werkplaats gaan.
MotMotororoliepeil meoliepeil met de boort de boordcomdcomputputer contrer controlerolerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe motor is warmgedraaid.
RDe auto staat op een horizontale ondergrond.
RDe motor draait met stationair toerental.
RDe motorkap is gesloten.
Het bepalen van het motoroliepeil vindt plaats tij-
dens het rijden. Bij een normale rijstijl kan het
378378 Onderhoud en verzorging
bepalen van het motoroliepeil tot 30 minuten
duren, bij een actieverijstijl ook langer.
Boordcomputer:
4Service 5Motoroliepeil
Op het instrumentendisplay verschijnt een van de
volgende meldingen:
RMotoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Meting
van het oliepeil is nog niet mogelijk.
#Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw pro-
beren.
RMotoroliepeil in orde en de balk voor de weer-
gave van het oliepeil op het instrumentendis-
play is groen en ligt tussen "min" en "max":
Het oliepeil is in orde.
RMotoroliepeil 1,0 l bijvullen en de balk voor
de weergave van het oliepeil op het instrumen-
tendisplay is oranje en ligt onder "min":
#1 l motorolie bijvullen.
RMotoroliepeil verlagen en de balk voor de
weergave van het oliepeil op het instrumenten-
display is oranje en ligt boven "max":
#Te veel bijgevulde motorolie aappen. Daar-
voor naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
RVoor motoroliepeil contact aan
#De auto inschakelen om het motoroliepeil te
controleren.
RMotoroliepeil Systeem functioneert niet: De
oliepeilsensor is defect of niet aangesloten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RMotoroliepeil Nu niet beschikbaar
#De motorkap sluiten.
MotMotororolie biolie bijvullenjvullen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door motorolie
Wanneer motorolie op hete onderdelen in de
motorruimte terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen motorolie
naast de vulopening terechtkomt.
#Voordat de motorwordtgestart, deze
laten afkoelen en met motorolie ver-
vuilde onderdelen grondig reinigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de voor de voorgeschre-
ven onderhoudsintervallen benodigde
specicaties gebruiken.
#De aanwijzingenvan de weergave onder-
houdsintervalvoor het olie verversen
Onderhoud en verzorging 379379
opvolgen en de voorgeschreven verver-
singsintervallen in acht nemen.
#Geen additievengebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door te veel bijge-
vulde motorolie
Te veel motorolie kan de motor of de katalysa-
tor beschadigen.
#Te veel bijgevulde motorolie door een
gekwaliceerde werkplaats laten verwij-
deren.
%Afhankelijk van de rijstijl verbruikt de auto
maximaal 0,8 l olie op 1000 km. Het oliever-
bruik kan ook hoger zijn wanneer de auto
nieuw is of als er vaker met een hoog motor-
toerental wordtgereden.
#De afsluitdop 1linksom draaien en verwijde-
ren.
#Motorolie bijvullen.
#De afsluitdop 1aanbrengen en rechtsom
draaien tot deze vergrendelt.
#Het oliepeil opnieuw controleren
(/pagina 378).
KKoelvoelvloeistloeistofnivofniveau contreau controlerolerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor verbran-
ding door hete koelvloeistof
Als u de afsluitdop opent is er gevaar voor ver-
branding.
#De motor laten afkoelen alvorens de
afsluitdop te openen.
#Bij het openen veiligheidshandschoenen
en een veiligheidsbril dragen.
#De afsluitdop langzaam openen, om de
druk te laten ontsnappen.
380380 Onderhoud en verzorging
#De auto op een horizontaal vlak parkeren.
#De koelvloeistoemperatuurmeter in het
combi-instrument controleren.
De koelvloeistoemperatuur moet lager dan
70 °C zijn.
#De afsluitdop 1langzaam linksom draaien en
de overdruk laten ontsnappen.
#De afsluitdop 1verder linksom draaien en
verwijderen.
In de volgende gevallen is het koelvloeistofniveau
in orde:
RWanneer de koelvloeistof bij koude motortot
de markeringsrand 2staat.
RWanneer de koelvloeistof bij warme motor
max. 1,5 cm boven de markeringsrand 2
staat.
#Indien nodig een door Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof bijvullen.
%Meer informatie overkoelvloeistof
(/pagina 444)
RRuituitensprensproeieroeierinstinstallatie biallatie bijvullenjvullen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt.
Onderhoud en verzorging 381381
#De afsluitdop 1aan de lip lostrekken.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
%Meer informatie overruitreinigingsmiddelen
(/pagina 445)
LLucucht-wht-wataterkerkanaal vrianaal vrijhoudenjhouden
#Het gebied tussen de motorkap en de voorruit
vrijhouden van afzettingen, bijvoorbeeld ijs,
sneeuw of bladeren.
RReiniging en veiniging en vererzorzorgingging
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het autt auto wo wassenassen
in een win een wassasstrtraataat
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen in de volgende of vergelijkbare situ-
aties uitschakelen:
#bij het slepen
#in de wasstraat
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
382382 Onderhoud en verzorging
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe 360°-camera of de achteruitrijcamera is
uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan het koerdeksel onbe-
doeld opengaan.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
-De neutraalstand iis ingeschakeld.
-Wanneer u de auto tijdens het wassen wilt
verlaten, erop letten dat de sleutel zich in
de auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand jautomatisch ingeschakeld.
%Door na het auto wassen de waxvan de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het gt gebrebruik vuik vanan
een hogeen hogedredrukrukreinigeinigerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van een hogedrukreiniger met
rondstraalsproeier
De waterstraal kan niet zichtbare schade ver-
oorzaken.
Beschadigde onderdelen kunnen onverwachts
uitvallen.
#Geen hogedrukreiniger met rondstraals-
proeiers gebruiken.
#Beschadigde banden of onderdelen van
het onderstel direct laten vervangen.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een hoge-
drukreiniger:
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan het koerdeksel onbe-
doeld opengaan.
REen minimale afstand van 30 cm tot de auto
aanhouden.
RAAututo's meo's met decorft decorfolie:olie: Onderdelen van de auto
zijn bedekt met een decorfolie. Een minimale
afstand van 70 cm tussen de met folie
bedekte delen van de auto en de sproeier-
mond van de hogedrukreiniger aanhouden. De
sproeier van de hogedrukreiniger tijdens de
reiniging bewegen. De watertemperatuur van
de hogedrukreiniger mag niet hoger zijn dan
60 °C.
Onderhoud en verzorging 383383
RDe opgaven over de correcte afstand in de
handleiding van de fabrikant van de hogedruk-
reiniger in acht nemen.
RDe sproeier van de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op gevoelige onderdelen richten,
zoals banden, kieren, elektrische onderdelen,
accu's, lichtbronnen en ventilatieopeningen.
AAututo meo met de hand wt de hand wassenassen
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door binnen-
dringen vanwater
#De waterstraal niet direct in de luchtin-
laatroosters onder de motorkap richten.
De wettelijke bepalingen in acht nemen, in som-
mige landen is het met de hand wassen bijvoor-
beeld alleen toegestaan bij speciale wasplaatsen.
#Een mild schoonmaakmiddel, bijvoorbeeld
autoshampoo, gebruiken.
#De auto met lauw water en een zachte auto-
spons wassen. De auto daarbij niet aan
directe zonnestraling blootstellen.
#De auto voorzichtig met water afspoelen en
met een zeem afdrogen.
%De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van onderdelen van de auto in acht
nemen (/pagina 386).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
lak en mattlak en matte lake lak
Om beschadigingen van de lak en beïnvloeding
van de rijassistentiesystemen te vermijden, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
LakLak
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
RBoomhars, olie, brandstof en vet: met een in
wasbenzine of aanstekervloeistof gedrenkte
doek door licht wrijvenverwijderen.
RKoelvloeistof en remvloeistof: Met een voch-
tige doek en schoon waterverwijderen.
RTeerspatten: Teerverwijderingsmiddel gebrui-
ken.
RWax: Siliconenverwijderaar gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen vanfolie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
MattMatte lake lak
RAlleen voor Mercedes-Benz goedgekeurde ver-
zorgingsmiddelen gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen vanfolie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RDe auto en de lichtmetalen velgen niet
poetsen.
RUitsluitend wasstratengebruiken die voldoen
aan de huidige stand van de techniek.
RIn wasstratengeen wasprogramma's met een
aansluitende behandeling met hete wax
gebruiken.
384384 Onderhoud en verzorging
RGeen cleaners, schuur-/polijstproducten of
glansconserveringsmiddelen, bijvoorbeeld
wax, gebruiken.
Bij lakschade:
RLakwerkzaamheden uitsluitend laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
RDe werking van de radarsensoren controleren
(/pagina 226).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het rt reinigeinigen ven vanan
decorfdecorfolieolie
De aanwijzingen met betrekking tot de verzorging
van matte lak in het hoofdstuk "Aanwijzingen met
betrekking tot de verzorging van lak en matte lak"
(/pagina 384) in acht nemen. Deze aanwijzin-
gengelden ook voor matte decorfolie.
De aanwijzingen met betrekking tot de reiniging
van decorfolie in acht nemen, om schade te ver-
mijden.
RReinigingeiniging
RVoor het reinigen veel water en een mild reini-
gingsmiddel zonder toevoegingen of schu-
rende stoen gebruiken, bijvoorbeeld een voor
Mercedes-Benz goedgekeurde autoshampoo.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Daarbij sterk wrijvenvermijden. De decorfolie
kan anders onherstelbaar worden beschadigd.
RBij vervuiling in het oppervlak of een doe
decorfolie: Het voor Mercedes-Benz geadvi-
seerde en vrijgegevenreinigingsmiddel Paint
Cleaner gebruiken.
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
ROm watervlekken te vermijden, een auto die
vanfolie is voorzien na het wassen altijd met
een zachte, goed absorberende doek drogen.
ScSchade aan de decorfhade aan de decorfolie volie verermimijdenjden
RDe levensduur en de kleurechtheid van decor-
folie kan door de volgende zaken worden beïn-
vloed:
-Zonnestraling
-Temperatuur, bijvoorbeeld door de aanja-
ger
-Weersomstandigheden
-Steenslag en vervuiling
-Chemische reinigingsmiddelen
-Vethoudende stoen
RGeen poetsmiddelen op matte decorfolie
gebruiken. Poetsen leidt ertoe dat het opper-
vlak gaat glanzen.
RMatte decorfolie of structuurfolie niet met wax
behandelen. Hierdoor kunnen vlekken ont-
staan die niet kunnen worden verwijderd.
Krassen, agressieve aanslag, vlekken door invloe-
den van buitenaf en beschadigingen die ontstaan
zijn door ondeskundige verzorging kunnen niet
altijd worden hersteld. In dit geval contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Informatie over speciale verzorgings- en reini-
gingsmiddelen is verkrijgbaar bij de fabrikant.
Bij met folie bedekte oppervlakken kunnen na het
verwijderen van decorfolie optische verschillen
optreden met de oppervlakken die niet door
decorfolie beschermd waren.
Onderhoud en verzorging 385385
%Werkzaamheden of reparaties aan decorfolie
bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het reinigen
van de voorruit
Als de ruitenwissers zich tijdens het reinigen
van de voorruit of van de ruitenwisserbladen in
beweging zetten, kunt u bekneld raken.
#Alvorens de voorruit of de ruitenwisser-
bladen te reinigen, altijd de ruitenwissers
en de auto uitschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door uitlaateindpijpen en uitlaatsier-
stukken
Uitlaateindpijpen en uitlaatsierstukken kunnen
zeer heet zijn. Als deze onderdelen van de
auto worden aangeraakt, kunt u zich branden.
#In de omgeving van de uitlaateindpijpen
en uitlaatsierstukken altijd bijzonder
voorzichtig zijn en in deze omgeving in
het bijzonder kinderen in de gaten hou-
den.
#Onderdelen van de auto laten afkoelen
alvorens ze aan te raken.
Om schade aan de auto te vermijden, de aanwij-
zingen met betrekking totreiniging en verzorging
van de volgende onderdelen van de auto in acht
nemen:
WWielen en vielen en velgelgenen
RWater en een zuurvrijevelgenreiniger gebrui-
ken.
RVoor het verwijderen vanremstof geen zuur-
houdende velgenreiniger gebruiken. Anders
kunnen eventueel de wielbouten en onderde-
len van de remmen worden beschadigd.
RTervermijding van corrosievorming op de rem-
schijven en remblokken na het reinigen enkele
minuten rijden en de auto dan pas parkeren.
De remschijven en remblokken worden warm
en drogen.
RRamenamen
RDe ruiten aan de binnen- en buitenzijde met
een vochtige doek en een door Mercedes-
Benz geadviseerd reinigingsmiddel reinigen.
RVoor het reinigen van de binnenzijde geen
droge doeken, schuurmiddelen of oplosmidde-
len bevattende reinigingsmiddelen gebruiken.
%Na het vervangen van de ruitenwisserbladen
of de behandeling van de auto met wax de
voorruit grondig met voor Mercedes-Benz
geadviseerde reinigingsmiddelen reinigen. Het
niet in acht nemen van de gebruiksvoorschrif-
tenkantot schade, smeersporen of verblin-
dende gedeeltes leiden.
386386 Onderhoud en verzorging
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/pagina 226).
RRuituitenenwisserbladenwisserbladen
RDe ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand (/pagina 150).
RBij weggeklapte ruitenwisserarmen de ruiten-
wisserbladen met een vochtige doek reinigen.
%In acht nemen dat de ruitenwisserbladen van
een coating zijn voorzien. De coating kanres-
ten achterlaten op een doek. De ruitenwisser-
bladen niet overmatig en niet te vaak reinigen.
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
RDe ruiten met een natte spons en een mild rei-
nigingsmiddel, bijvoorbeeld autoshampoo, rei-
nigen.
RAlleen voor kunststof glas geschikte reini-
gingsmiddelen of doeken gebruiken.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos (hoogspanningsaccu)doos (hoogspanningsaccu)
RDe voertuigstekkerdoos met schoon water en
een zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger en geen schoonmaak-
middelen, bijvoorbeeld zeep, gebruiken.
SensorSensorenen
RDe sensoren in de voor- en achterbumper met
een zachte doek en autoshampoo reinigen
(/pagina 226).
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger een
minimumafstand van 30 cm aanhouden.
AcAchthtereruitriuitrijcamerjcamera en 360°-cameraa en 360°-camera
ROm de camera-afdekking van de achteruitrij-
camera te openen de auto inschakelen.
RDe cameralens met schoon water en een
zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger gebruiken.
UitlaatUitlaateindpieindpijpjp
RMet een door Mercedes-Benz geadviseerd rei-
nigingsmiddel reinigen, met name in de winter
en na het wassen van de auto.
RGeen zuurhoudende reinigingsmiddelen
gebruiken.
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
RDe verzorgingstips in de handleiding van de
fabrikant van de aanhangwagenvoorziening in
acht nemen.
RDe kogelhals niet met een hogedrukreiniger of
oplosmiddel reinigen.
RRoestaanslag op de kogel bijvoorbeeld met
een staalborstel verwijderen.
RVuil met een pluisvrije doek verwijderen.
RNa reiniging van de kogelkop deze dun met
olie of met vet insmeren.
%Vóór het gebruik van een aanhangwagen met
antislingerkoppeling de handleiding van de
fabrikant in acht nemen.
Onderhoud en verzorging 387387
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
hehet intt intererieurieur
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het losraken vankunststof delen na het
gebruik van oplosmiddelhoudende verzor-
gingsmiddelen
De oppervlakken in de cockpit kunnen poreus
worden. Wanneer de airbags dan worden
geactiveerd, kunnen kunststof delen losraken.
#Voor de reiniging van de cockpit geen
oplosmiddelhoudende verzorgings‑ en
reinigingsmiddelen gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebleekte veiligheids-
gordels
Veiligheidsgordels kunnen door bleken of kleu-
ren aanzienlijk verzwakken.
Daardoor kunnen de veiligheidsgordels bij-
voorbeeld bij een ongeval scheuren of uitval-
len.
#Veiligheidsgordels nooit bleken of kleu-
ren.
Om schade aan de auto te vermijden, de volgende
aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging in acht nemen:
VVeiligheidsgoreiligheidsgordelsdels
RMet lauw water en een zeepoplossing reini-
gen.
RGeen chemische reinigingsmiddelen gebrui-
ken.
RNiet door verwarming boven 80 °C of in direct
invallend zonlicht drogen.
DisplayDisplay
RHet display uitschakelen en laten afkoelen.
RHet oppervlak voorzichtig met een microvezel-
doek en een geschikt onderhoudsmiddel voor
displays (TFT-LCD) reinigen.
RGeen andere middelen gebruiken.
Head-up-displayHead-up-display
RMet een zachte, niet-statische, pluisvrije doek
reinigen.
RGeen reinigingsmiddelen gebruiken.
KKunsunststtstof bekledingof bekleding
RMet een vochtige microvezeldoek reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen.
RNiet in contact laten komen met cosmetica,
insectenspray en zonnebrandcrème.
EcEcht hout en sierht hout en sierdelendelen
RMet een microvezeldoek reinigen.
RPianolaklook zwart: Met een vochtige doek en
een zeepoplossing reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen oplosmiddelhoudende reinigingsmidde-
len, poetsmiddelen of waxgebruiken.
IntIntererieurieurhemelhemel
RMet een borstel of droogshampoo reinigen.
388388 Onderhoud en verzorging
VloerbedekkingVloerbedekking
REen voor Mercedes-Benz geadviseerd tapijt-
en textielreinigingsmiddel gebruiken.
SStuurtuurwiel vwiel van ecan echt leder of DINht leder of DINAMICAAMICA
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen door ver-
keerde reinigingsmiddelen
#Geen oplosmiddelhoudende reinigings-
middelen, zoals teerverwijderingsmiddel
of velgenreiniger, poetsmiddelen of wax
gebruiken. Anders kan het oppervlak
worden beschadigd.
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepoplos-
sing reinigen en met een droge doek nawis-
sen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerkenveranderen.
SSttoelhoezen voelhoezen van ecan echt lederht leder
RMet een vochtige doek reinigen en met een
droge doek nawissen.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
%Een regelmatige reiniging en verzorging van
het leder reduceert verontreinigingen,
gebruikssporen en schade als gevolg vanver-
oudering en verlengt daardoor duidelijk de
levensduur. Afgevende kleding, bijvoorbeeld
jeans, kunnen verkleuringen op het leer ach-
terlaten.
SSttoelhoezen voelhoezen van DINan DINAMICAAMICA
RMet een vochtige doek reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
StStoelhoezen voelhoezen van kan kunsunstledertleder
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepoplos-
sing reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
StStoelhoezen voelhoezen van stan stofof
RMet een vochtige microvezeldoek en een 1%-
zeepoplossing reinigen en laten drogen.
EASYEASY-PACK-PACK-bag-bagagagereruimtuimte-comfe-comforortboxtbox
RMet een vochtige doek reinigen.
RGeen alcoholische verdunners, benzine of
schurende reinigingsmiddelen gebruiken.
Onderhoud en verzorging 389389
NNoodgevoodgevalal
VVeiligheidsveiligheidsvesest uitnement uitnemen
De veiligheidsvesten bevinden zich in de portier-
opbergvakken van het bestuurders- en passagiers-
portier.
#Het veiligheidsvestfoedraal aan de lus eruit
trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal openen en het vei-
ligheidsvest eruit nemen.
%In de portieropbergvakken van de achterpor-
tieren zijn eveneens veiligheidsvestvakken
aangebracht waarin veiligheidsvesten kunnen
worden opgeborgen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen als het veiligheidsvest de juiste maat hee
en volledig gesloten is kan aan de in de wettelijke
norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende eigenschappen nemen af.
390390 Pechhulp
GevGevararendrendriehoekiehoek
GevGevararendrendriehoek uitnemeniehoek uitnemen
#De gevarendriehoekhouder 1aan beide zij-
den in de richting van de pijl drukken en ope-
nen.
#De gevarendriehoek 2uitnemen.
GevGevararendrendriehoek uitklappeniehoek uitklappen
#De reectoren aan de zijkant 1tot een drie-
hoeksvorm omhoogtrekken en met de boven-
ste drukknop 2verbinden.
#De poten3zijdelings naar onderen uitklap-
pen.
OvOvererziczicht EHBO-setht EHBO-set
De EHBO-set 1bevindt zich, afhankelijk van de
uitvoering links of rechts in de bagageruimte.
%Bij auto's met Burmester®surround sound
system bevindt de EHBO-set zich bij aevering
van de auto in de bagageruimte.
Pechhulp 391391
BrBrandblusser uitnemenandblusser uitnemen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kangaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#AAututo meo met linkt linkse besse besturturing:ing: De lip 1omhoog-
trekken.
#AAututo meo met rt recechtse beshtse besturturing:ing: De lip 1omlaag-
trekken.
#De brandblusser 2uitnemen.
BandenBandenpechpech
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot bandent bandenpechpech
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigen-
schappen en het stuur‑ en remgedrag sterk.
Banden zonder noodloopeigBanden zonder noodloopeigenscenschappen:happen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct latenvervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden meBanden met noodloopeigt noodloopeigenscenschappen:happen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
gevalvan bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAAututo's meo's met MOExtt MOExtended-banden:ended-banden: Beperkt
doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschu-
wingsaanwijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in acht
nemen (/pagina 393).
RAAututo's meo's met TIREFIT Kit:t TIREFIT Kit: Ukunt de band repare-
ren om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/pagina 394).
392392 Pechhulp
RAAututo's meo's met Mert Mercedes me connect:cedes me connect: Ukunt in
gevalvan pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/pagina 352).
RAlle autAlle auto's:o's: Het wiel vervangen
(/pagina 423).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot MOExtt MOExtended-ended-
banden (banden mebanden (banden met noodloopeigt noodloopeigenscenschappen)happen)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden in het noodprogramma
Bij het rijden in het noodprogramma verslech-
tert het rijgedrag.
#De toegestane maximumsnelheid voor
MOExtended-banden niet overschrijden.
#Abrupte stuur- en rijmanoeuvres en rij-
den over hindernissen (stoepranden, kui-
len en wegoneenheden, in het terrein)
vermijden. Dit geldt in het bijzonder als
de auto beladen is.
#In de volgende gevallen het rijden in het
noodprogramma beëindigen:
Rbij klapperende geluiden
Rbij schudden van de auto
Rbij rookontwikkeling met de geur vanrub-
ber
Rbij voortdurend ingrijpen van het ESP®
Rbij scheuren in de bandwangen
#Na het rijden in de noodprogramma bij
een gekwaliceerde werkplaats laten
controleren of de velgen verder kunnen
worden gebruikt.
#De defecte band in ieder gevalvervan-
gen.
Met MOExtended banden (banden met noodloop-
eigenschappen) kan ook met de auto worden
gereden wanneer één of meer banden volledig
leeg zijn. De band mag echter geen duidelijk zicht-
bare beschadiging vertonen.
Een MOExtended-band kunt u herkennen aan het
keurmerk "MOExtended" op de wang van de band.
AAututo's meo's met bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwingssyhuwingssys-s-
tteem:eem: MOExtended-banden mogen alleen in com-
binatie met geactiveerd bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden gebruikt.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: MOExten-
ded-banden mogen alleen in combinatie met
geactiveerde bandenspanningscontrole worden
gebruikt.
Wanneer een waarschuwingsmelding voor druk-
verlies op het bestuurdersdisplay verschijnt, als
volgt te werk gaan:
RDe band op beschadiging controleren.
RBij doorrijden de volgende aanwijzingen in
acht nemen.
Af tAf te legge leggen afsten afstand na drand na drukvukvererlieswlieswaaraarscschuwinghuwing
BeladingstBeladingstoestoestandand Af tAf te legge leggen afsten afstandand
Gedeeltelijk beladen 80 km
Volledig beladen 30 km
De bereikbare nog af te leggen afstand kan afwij-
ken afhankelijk van de rijstijl. Daarbij de toege-
stane maximumsnelheid van 80 km/h in acht
nemen.
Pechhulp 393393
Wanneer na een lekke band niet meteen een
MOExtended-band kanworden gemonteerd, mag
tijdelijk ook een standaardband worden gebruikt.
OpberOpbergplaats TIREFITgplaats TIREFIT-set-set
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
1Fles bandenafdichtmiddel
2Bandenvulcompressor
Afhankelijk van de uitvoering kan de TIREFIT-set
zich ook op andere plaatsen onder de bagage-
ruimtebodem bevinden.
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK2 12 V/15 A, 180 W, 0,8 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 83 dB (A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 91 dB (A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
TIREFITTIREFIT-se-set gt gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
RFles bandenafdichtmiddel en bandenvulcom-
pressor (/pagina 394).
RSticker TIREFIT
RHandschoenen
Met het bandenplakmiddel TIREFIT kunnen kleine
perforaties tot 4 mm, in het bijzonder in het loop-
vlak van de band, worden afgedicht. TIREFIT is
bruikbaar bij een buitentemperatuur tot circa
-20 °C.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van bandenplakmiddel
Met name in de volgende gevallen kan het
bandenplakmiddel de band niet afdichten:
RBij grotere insnijdingen of perforaties (gro-
ter dan eerder genoemd)
RVelgschade
RNa het rijden met een zeer lage banden-
spanning of lege banden
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door bandenplakmid-
del
Het bandenplakmiddel is schadelijk voor de
gezondheid en veroorzaakt irritaties. Het mag
394394 Pechhulp
niet in contact met huid, ogen of kleding
komen of ingeslikt worden. De dampen niet
inademen. Bandenplakmiddel uit de buurt van
kinderen houden.
Bij contact met het bandenplakmiddel het vol-
gende in acht nemen:
#Bandenplakmiddel op de huid direct met
water afspoelen.
#Bandenplakmiddel in de ogen direct
grondig met schoon water uitspoelen.
#Als het bandenplakmiddel ingeslikt is,
direct de mond grondig uitspoelen en
veel water drinken. Geen braken opwek-
ken en zo snel mogelijk naar een arts
gaan!
#Met bandenplakmiddel vervuilde kleding
direct vervangen.
#Bij allergische reacties direct naar een
arts gaan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van de bandenvulcompressor in acht
nemen.
De es bandenafdichtmiddel elke vijf jaar laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
#De binnengedrongen voorwerpen in de band
laten zitten.
#Deel 1van de TIREFIT-sticker in het gezichts-
veld van de bestuurder op het combi-instru-
ment plakken.
#Deel 2van de TIREFIT-sticker in de buurt van
het ventiel op de velg van het wiel met de
lekke band plakken.
Pechhulp 395395
#De stekker 4met de kabel en de slang 5
uit de behuizing van de bandenvulcompressor
trekken.
#De stekker van de slang 5in de ens 6van
de es bandenafdichtmiddel 1schuiven, tot
de stekker vergrendelt.
#De es bandenafdichtmiddel 1met de
bovenzijde naar beneden in de uitsparing 2
van de bandenvulcompressor steken.
#Het ventieldopje van het ventiel 7van de
lekke band draaien.
#De vulslang 8op het ventiel 7schroeven.
#De stekker 4in een 12V‑aansluiting van uw
auto steken.
#De auto inschakelen.
#De bandenvulcompressor met de in- en uit-
schakelaar 3inschakelen.
De band wordt opgepompt. Eerst wordt het
bandenplakmiddel in de band gepompt. Daar-
bij kan de druk kortstondig naar circa 500 kPa
(5,0 bar, 73 psi) stijgen.
De bandenDe bandenvulcomvulcomprpressor tiessor tijdens deze fjdens deze fase niease niett
uitscuitschakhakelen!elen!
#De bandenvulcompressor maximaal tien minu-
ten laten draaien.
Vervolgens moet een bandenspanning vanten
minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi) bereikt zijn.
Wanneer bandenplakmiddel weggelekt is, de
getroen plaatsen zo snel mogelijk reinigen. Bij
voorkeur schoon watergebruiken.
Wanneer uw kleding met bandenplakmiddel is ver-
vuild, deze zo snel mogelijk bij een stomerij met
perchloorethyleen laten reinigen.
WWanneer na tien minutanneer na tien minuten de bandenspanning ven de bandenspanning vanan
200 kP200 kPa (2,0 bara (2,0 bar, 29 psi) nie, 29 psi) niet wt worordt berdt bereikt:eikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenplakmiddel kan ontsnap-
pen.
#Met de auto zeer langzaam circa 10 m vooruit-
of achteruitrijden.
#De band opnieuw oppompen.
Na maximaal tien minuten moet de banden-
spanning ten minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi)
bedragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning na de
aangegeven tijd niet wordt bereikt, is de band
te zwaar beschadigd. Het bandenplakmiddel
kan hier geen pechhulp bieden.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
396396 Pechhulp
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
WWanneer na tien minutanneer na tien minuten de bandenspanning ven de bandenspanning vanan
200 kP200 kPa (2,0 bara (2,0 bar, 29 psi) w, 29 psi) worordt berdt bereikt:eikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden met afgedichte banden
Een met bandenplakmiddel tijdelijk afgedichte
band is niet geschikt voor hogere snelheden.
#De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij-
den.
#De toegestane maximumsnelheid voor
een met bandenplakmiddel afgedichte
band in acht nemen.
#De toegestane maximumsnelheid voor een
met bandenplakmiddel afgedichte band van
80 km/h in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
verkeerde afvoer
Bandenplakmiddel bevat schadelijke stoen.
#De gebruikte es bandenafdichtmiddel
vakkundig afvoeren, bijvoorbeeld bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De es bandenafdichtmiddel en de bandenvul-
compressor opbergen.
#Meteen wegrijden.
#Na circa tien minuten stoppen en de banden-
spanning controleren met de bandenvulcom-
pressor.
De bandenspanning moet nu ten minste
130 kPa (1,3 bar, 19 psi) bedragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning niet wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd. Het
bandenplakmiddel kan hier geen pechhulp bie-
den.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Landen meLanden met Mert Mercedes-Benz Sercedes-Benz Service24h:vice24h: Een stic-
ker met het telefoonnummer van Mercedes-
BenzService24h bevindt zich bijvoorbeeld op de
B‑stijl aan bestuurderszijde.
#De bandenspanning corrigeren, wanneer deze
nog ten minste 130 kPa (1,3 bar, 19 psi)
bedraagt. Zie voor de waarden de banden-
spanningstabel in de tankdopklep.
#Bandenspanning vBandenspanning vererhoghogen:en: De bandenvulcom-
pressor inschakelen.
Pechhulp 397397
#Bandenspanning vBandenspanning vererlaglagen:en: De afblaasknop 1
naast de manometer 2indrukken.
#Wanneer de bandenspanning correct is, de
vulslang losdraaien van het ventiel van de
gerepareerde band.
#Het ventieldopje op het ventiel van de gerepa-
reerde band draaien.
#De es bandenafdichtmiddel uit de bandenvul-
compressor trekken.
De vulslang blij op de es bandenafdichtmid-
del.
#Naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werk-
plaats rijden en de band, de es bandenaf-
dichtmiddel en de vulslang latenvervangen.
AAccu (autccu (auto)o)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de 12V‑accut de 12V‑accu
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig uitgevoerde werkzaam-
heden aan de accu
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden aan
de accu kunnen bijvoorbeeld totkortsluiting
leiden. Daardoor kunnen functiebeperkingen
vanveiligheidsrelevante systemen optreden en
kan de bedrijfsveiligheid van uw auto worden
beperkt.
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
Rbij het remmen
Rbij abrupte stuurbewegingen en/of niet-
aangepaste snelheid
#Bij kortsluiting of een gelijkwaardige sto-
ring direct contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Niet verder rijden.
#Werkzaamheden aan de accu altijd bij
een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren.
RMeer informatie over het ABS (/pagina 228)
RMeer informatie over het ESP®
(/pagina 228)
Mercedes-Benz adviseert in verband met de vei-
ligheid alleen accu's te gebruiken die door
Mercedes-Benz speciaal voor de auto zijn getest
en goedgekeurd.
Alle autAlle auto's behalvo's behalve aute auto's meo's met litt lithium-ion-accuhium-ion-accu
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
elektrostatische oplading
Door elektrostatische oplading kan het licht
explosieve gasmengsel van een accu ontste-
ken.
#Om aanwezige elektrostatische oplading
af te bouwen, de metalen carrosserie
aanraken voordat de accu wordtvastge-
pakt.
398398 Pechhulp
Het zeer explosieve gasmengsel ontstaat bij het
opladen van de accu en tijdens de starthulp.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door accuzuur
Accuzuur is een agressieve stof.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Niet over de accu buigen.
#Geen accugassen inademen.
#Kinderen van de accu verwijderd hou-
den.
#Accuzuur direct grondig met veel schoon
water afspoelen en direct de hulp van
een arts inroepen.
Alle autAlle auto'so's
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Accu's bevatten schadelijke stoen.
Het is wettelijke verboden, deze samen met
het huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Wanneer de 12V‑accu moet worden losgekoppeld,
contact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het
werken aan de accu verboden. Vonk-
vorming voorkomen.
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding
in aanraking komen. Geschikte
beschermende kleding dragen, in het
bijzonder handschoenen, schort en
gezichtsbescherming. Elektrolyt- of
zuurspatten direct wegspoelen met
schoon water. Zo nodig naar een arts
gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Pechhulp 399399
Deze handleiding lezen.
Het volgende in acht nemen wanneer u de auto
gedurende een langere periode niet gebruikt:
RDe ruststand inschakelen.
RAls alternatief: De accu aansluiten op een
door Mercedes-Benz aanbevolen oplader of
contact opnemen met een gekwaliceerde
werkplaats voor het loskoppelen van de accu.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de stt de startarthulp enhulp en
hehet opladen vt opladen van de 12V‑accuan de 12V‑accu
Alle autAlle auto'so's
Voor het opladen van de accu en de starthulp
altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebrui-
ken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de accu
door te hoge spanning
Bij het opladen met een oplader zonder
begrenzing van de laadspanning kan de accu
of de voertuigelektronica worden beschadigd.
#Alleen opladers met een maximale laad-
spanning van 14,8 V gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
ontstekend waterstofgas
Wanneer u een kortsluiting veroorzaakt of er
vonken ontstaan, kan het waterstofgas dat vrij-
komt bij het opladen van een accu ontsteken.
#Opletten dat de plusklem van een aange-
sloten accu niet met delen van het voer-
tuig in aanraking komt.
#Nooit metalen voorwerpen of gereed-
schappen op een accu leggen.
#Bij het aansluiten en loskoppelen van de
accu beslist de beschrevenvolgorde van
de accuklemmen in acht nemen.
#Bij de starthulp altijd opletten dat alleen
accupolen met dezelfde polariteit met
elkaar verbonden worden.
#Bij de starthulp beslist de beschreven
volgorde voor het aansluiten en loskop-
pelen van de startkabels in acht nemen.
#Bij draaiende motor de accuklemmen
niet aansluiten of loskoppelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
explosief gasmengsel
Bij het opladen en bij de starthulp kan een
explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.
#Beslist vuur, open licht, vonkvorming en
rokenvermijden.
#Voor voldoende ventilatie zorgen.
#Niet over een accu buigen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar bij een
bevroren accu
Een ontladen accu kan al bij temperaturen
rond het vriespunt bevriezen.
400400 Pechhulp
Als dan starthulp wordtgegeven of de accu
wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.
#Een bevroren accu ór het opladen of
voor het gevenvan starthulp altijd laten
ontdooien.
Wanneer bij een lage temperatuur de controle-/
waarschuwingslampjes in het combi-instrument
niet gaan branden, is de ontladen accu met grote
waarschijnlijkheid bevroren. In dit geval mag de
accu noch worden opgeladen, noch de auto met
starthulp worden gestart.
De levensduur van een weer ontdooide accu kan
drastisch ingekort zijn. Het startgedrag kanver-
slechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.
Het wordtgeadviseerd een ontdooide accu bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten controleren.
AAututo's meo's met plug-in-ht plug-in-hybrybride:ide:
Wanneer de auto met starthulp is gestart, kan de
elektro-aandrijving eventueel gedurende circa
30 minuten niet beschikbaar zijn.
De starthulp is geen normale bedrijfstoestand.
Alle autAlle auto'so's
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door veelvul-
dige en langdurige startpogingen
Door veelvuldige en langdurige startpogingen
kan door onverbrande brandstof de katalysa-
torworden beschadigd.
#Veelvuldige en langdurige startpogingen
voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp
en bij het opladen van de accu:
RAlleen onbeschadigde start-/laadkabels met
voldoende grote doorsnede en geïsoleerde
poolklemmen gebruiken.
RNiet-geïsoleerde onderdelen van de poolklem-
men mogen niet met andere metalen onderde-
len in aanraking komen zolang de start-/laad-
kabels met het hulpstartpunt zijn verbonden.
RDe start-/laadkabels mogen geen onderdelen
aanraken die w de motor draait kunnen bewe-
gen.
REr altijd op letten, dat noch u noch de accu
elektrostatisch opgeladen zijn.
RBeslist vuur en open licht vermijden.
RNiet over een accu buigen.
Bij het opladen van de accu bovendien de vol-
gende punten in acht nemen:
RAlleen door Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde opladers gebruiken.
RDe handleiding van de oplader lezen voordat u
de accu gaat opladen.
Bij de starthulp bovendien de volgende punten in
acht nemen:
RAlleen voertuigen, accu's of geschikte start-
hulpapparaten met een nominale spanning van
12V als starthulp gebruiken.
RDe auto's mogen elkaar niet raken.
RAAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::De motor mag
alleen met startkabels worden gestart w de
motorkoud en het uitlaatsysteem afgekoeld is.
Pechhulp 401401
SSttartarthulp en 12V‑accu opladenhulp en 12V‑accu opladen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie staat in de stand j.
RDe auto en alle elektrische verbruikers zijn uit-
geschakeld.
RDe motorkap geopend.
Motorruimte (voorbeeld)
#De afdekking 1van het pluscontact 2op
het hulpstartpunt in de richting van de pijl
schuiven.
#Het pluscontact 2aan de eigen auto en de
pluspool van de externe accu met de start-/
laadkabel verbinden. Daarbij beginnen met het
pluscontact 2van de eigen auto.
#BiBij stj startarthulp:hulp: De motorvan de helpende auto
met stationair toerental laten draaien.
#De minpool van de externe accu en het mas-
sapunt 3aan de eigen auto met de start-/
laadkabel verbinden. Daarbij met de externe
accu beginnen.
#BiBij stj startarthulp:hulp: De motorvan de eigen auto star-
ten.
#BiBij opladen:j opladen: Het opladen starten.
#BiBij stj startarthulp:hulp: De motoren enkele minuten laten
draaien.
#BiBij stj startarthulp:hulp: Voordat de startkabel wordt los-
gemaakt, een elektrische verbruiker van de
eigen auto, bijvoorbeeld de achterruitverwar-
ming of de verlichting, inschakelen.
Wanneer de starthulp of het opladen beëindigd is,
de volgende stappen uitvoeren:
#De startkabel/laadkabel eerst van het massa-
punt 3en de minpool van de externe accu
losmaken, vervolgens van het pluscontact 2
en de pluspool van de externe accu. Hierbij
402402 Pechhulp
telkens beginnen bij de contacten van de
eigen auto.
#Na het verwijderen van de start-/laadkabels,
de afdekking 1van het pluscontact 2slui-
ten.
Wanneer de auto met starthulp is gestart, kan de
elektro-aandrijving eventueel gedurende circa
30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
12V‑accu v12V‑accu ververvangangenen
#De aanwijzingen met betrekking tot de
12V‑accu in acht nemen (/pagina 398).
Mercedes-Benz adviseert de 12V‑accu te laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats, bij-
voorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Wanneer u zelf de accu wilt vervangen, neemt u
dan de volgende aanwijzingen in acht:
REen defecte accu altijd vervangen door een
accu, die aan de specieke eisen van de auto
voldoet.
De auto is uitgerust met een accu die gebruik
maakt vanAGM‑technologie (Absorbent Glass
Mat) of een lithium-ion-accu. De volledige
functionaliteit van de auto is alleen gewaar-
borgd met een AGM‑accu of een lithium-ion-
accu. Mercedes-Benz adviseert om veilig-
heidsredenen alleen accu's te gebruiken die
door Mercedes-Benz speciaal voor uw auto
zijn getest en goedgekeurd.
RAanbouwdelen zoals de ontluchtingsslang, het
hoekstuk of de accupoolafdekking overzetten
van de te vervangen accu.
RErop letten dat de ontluchtingsslang altijd op
de oorspronkelijke opening aan accuzijde is
aangesloten.
Aanwezige of meegeleverde afdichtstoppen
monteren.
Anders kunnen gassen of accuzuur ontsnap-
pen.
RErop letten dat de aanbouwdelen weer op
dezelfde wijze worden aangesloten.
AAan- of wan- of wegslepenegslepen
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethoden (niehoden (niet plug-in-ht plug-in-hybrybride)ide)
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen in de volgende of vergelijkbare situ-
aties uitschakelen:
#bij het slepen
#in de wasstraat
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats vante slepen.
Pechhulp 403403
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingenvoor het slepen in acht
nemen.
AAututo's meo's met act achthtererwielaandriwielaandrijvingjving
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Nee
Achteras
opgetild Ja, wanneer het stuurwiel met
een stuurwielklem in de mid-
denpositie geblokkeerd is
4MA4MATIC autTIC auto'so's
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Nee
Achteras
opgetild Nee
Slepen meSlepen met opget opgetilde as:tilde as: Het wegslepen moet
door een bergingsbedrijfworden uitgevoerd.
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethoden (plug-in-hhoden (plug-in-hybrybride)ide)
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats vante slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingenvoor het slepen in acht
nemen.
De aanwijzingen over slepen en transporteren in
de handleiding van de auto in acht nemen.
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Achteras
opgetild Ja, wanneer het stuurwiel met
een stuurwielklem in de mid-
denpositie geblokkeerd is.
Alleen in de volgende gevallen is transport toege-
staan:
RHet display is uitgevallen
of
404404 Pechhulp
RDe displaymelding vWegslepen verbo-
den Zie handleiding wordtweergegeven
UitzonderUitzondering:ing: Alleen wanneer de auto zich in een
gevarenzone bevindt, mag deze ondanks het uit-
vallen van het display of de displaymelding uit de
gevarenzone worden geborgen.
Met beide assen op de grond mag de auto daarbij
niet over een afstand van meer dan 50 m worden
gesleept. Daarbij mag een sleepsnelheid van
10 km/h niet worden overschreden. Vervolgens is
alleen een transport toegestaan.
AAututo slepen meo slepen met beide assen op de grt beide assen op de grondond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen
(/pagina 403).
#Controleren of de accu aangesloten en opge-
laden is.
Wanneer de accu ontladen is, de volgende punten
in acht nemen:
RDe motorkan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerremkan niet worden
uit- of ingeschakeld.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
automatische transmissie kan niet in de stand
iof jworden gezet.
%AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Wan-
neer de automatische transmissie niet in de
stand ikanworden gezet of het display
niets weergee, de auto vervoeren
(/pagina 406). Voor het transport van de
auto is een sleepwagen met henrichting
nodig.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kangaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/pagina 433).
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Het
bestuurders- of passagiersportier niet openen,
Pechhulp 405405
omdat anders de automatische transmissie
automatisch in de stand jwordtgezet.
#Het sleepoog aanbrengen (/pagina 408).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/pagina 89).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/pagina 106).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/pagina 254).
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
automatische transmissie in de stand izet-
ten.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
Wanneer uw auto wordtgesleept, kanvoor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
#Een sleepstang gebruiken.
#Voor het slepen controleren of de stuur-
inrichting vrij kan bewegen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
AAututo vo voor troor transporansport opladent opladen
HybrHybride vide voeroertuigtuigen:en: Het vervoeren van de auto
mag alleen door een sleepbedrijfworden uitge-
voerd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/pagina 405).
#Om de auto op te laden de sleepkabel of -
stang aan het sleepoog bevestigen.
%De sleepkabel of -stang kan ook aan de aan-
hangwagenvoorziening worden bevestigd.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
automatische transmissie in de stand izet-
ten.
%AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Bij sto-
ringen van de elektronica kan de automati-
sche transmissie in de stand jgeblokkeerd
zijn. Om iin te schakelen het boordnet van
spanning voorzien (/pagina 402).
#De auto op de transporter zetten.
406406 Pechhulp
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
automatische transmissie in de stand jzet-
ten.
#De auto met de elektrische parkeerremtegen
wegrollen beveiligen.
#De auto alleen bij de wielen vastzetten.
AAututo's meo's met ADS PLt ADS PLUS (adapUS (adaptief demtief dempingssystpingssysteemeem
PLPLUS)US)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het transport van auto's met adaptief
dempingssysteem PLUS
Bij het transport van auto's met adaptief dem-
pingssysteem PLUS kan de combinatie gaan
slingeren.
#De auto in de juiste positie op de trans-
porter zetten.
#De auto aan alle vier wielen vastzetten
met geschikte spanriemen.
#De toegestane maximumsnelheid van
60 km/h bij het transport niet over-
schrijden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
verkeerd vastsjorren
#Na het opladen moet de auto aan alle
vier wielen worden vastgezet. Anders kan
de auto worden beschadigd.
#Een minimumafstand tot het transport-
platform van 20 cm naar boven en
10 cm naar beneden moet worden aan-
gehouden.
#Na het opladen de auto aan alle vier wielen
vastzetten.
AAututo's meo's met 4MAt 4MATIC/autTIC/auto's meo's met autt automatiscomatischehe
trtransmissieansmissie
#Erop letten dat de voor- en achteras op het-
zelfde transportvoertuig komen te staan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de aandrijijn
door verkeerde plaatsing van het voertuig
#Het voertuig niet boven het verbindings-
punt van het transportvoertuig plaatsen.
OpberOpbergplaats sleepooggplaats sleepoog
Het sleepoog bevindt zich in de bagageruimte
onder de bagageruimtebodem.
Pechhulp 407407
Sleepoog aanbrSleepoog aanbrengengen en ven en vererwiwijderjderenen
#De afdekking 1bij de markering naar binnen
drukken en verwijderen.
#Het sleepoog rechtsom tot de aanslag erin
draaien en vastzetten.
AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Achter aan
de auto bevindt zich geen bevestiging voor het
inschroefbare sleepoog. De sleepkabel of -stang
aan de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
#Bij het verwijderen van het sleepoog erop let-
ten dat de afdekking 1bij het aanbrengen in
de bumper vergrendelt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van het sleepoog of
de aanhangwagenvoorziening
Bij het bergenvan de auto door het lostrekken
met behulp van het sleepoog of de aanhang-
wagenvoorziening kan de auto beschadigd
raken.
#Het sleepoog of de aanhangwagenvoor-
ziening alleen gebruiken voor het slepen
of aanslepen van de auto.
#De sleepogen of de aanhangwagenvoor-
ziening niet gebruiken om de auto te ber-
gen.
AAututo aanslepeno aanslepen
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissieansmissie
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto-
matische transmissie door aanslepen
Door het aanslepen van auto's met automati-
sche transmissie kan de automatische trans-
missie worden beschadigd.
#Auto's met automatische transmissie
mogen niet door aanslepen worden
gestart.
#Auto's met automatische transmissie mogen
niet door aanslepen worden gestart.
408408 Pechhulp
ElektrElektriscische zekhe zekereringingenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot elektrt elektriscische zekhe zeke-e-
rringingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordtgemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordtvervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk beperkt worden in hun werking.
#Alleen door Mercedes-Benz vrijgegeven
zekeringen met het aangegeven ampe-
rage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moetenworden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
ZekZekereringingaansluitscaansluitschema:hema: Op de zekeringenkast in
de bagageruimte (/pagina 411)
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn oververschillende
zekeringenkasten verdeeld:
RZekeringenkast in de motorruimte aan
bestuurderszijde (/pagina 410)
RZekeringenkast in de cockpit aan bestuurders-
zijde (/pagina 411)
RZekeringenkast in de beenruimte van de pas-
sagier (/pagina 411)
RZekeringenkast in de bagageruimte in rijrich-
ting rechts (/pagina 411)
Pechhulp 409409
ZekZekereringingenkenkasast in de mott in de motorrorruimtuimte openen en slui-e openen en slui-
ttenen
VVoorwoorwaaraardenden
REen droge doek en een schroevendraaier zijn
beschikbaar.
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 409).
OpenenOpenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
#De klemmen 2op de afdekking 1een
kwart slag linksom draaien.
#De afdekking 1naar boventoe in de richting
van de pijl verwijderen.
#Met een droge doek eventueel aanwezig vocht
van de zekeringenkast verwijderen.
#De bouten 4losdraaien en het deksel 3
van de zekeringenkast naar boventoeverwij-
deren.
SluitSluitenen
#De afdichting moet correct tegen het deksel
3aanliggen; dit controleren.
410410 Pechhulp
#Het deksel 3achter op de zekeringenkast in
de houder aanbrengen.
#Het deksel 3van de zekeringenkast omlaag-
klappen en de schroeven4vastdraaien.
#De afdekking 1aan beide zijden aanbren-
gen.
#De klemmen 2op de afdekking 1een
kwart slag rechtsom draaien.
#De motorkap sluiten.
ZekZekereringingenkenkasast op de coct op de cockpit openen en sluitkpit openen en sluitenen
RDe aanwijzingen met betrekking tot elektri-
sche zekeringen in acht nemen
(/pagina 409).
De zekeringenkast bevindt zich aan bestuurders-
zijde aan de zijkant van de cockpit onder een
afdekking.
#Voor het openen en sluiten naar een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats gaan.
ZekZekereringingenkenkasast in de beenrt in de beenruimtuimte ve van de passagieran de passagier
openen en sluitopenen en sluitenen
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 409).
#Openen:Openen: De afdekking 1in de richting van
de pijl openklappen en verwijderen.
#SluitSluiten:en: De afdekking 1weer aanbrengen.
ZekZekereringingenkenkasast in de bagt in de bagagagereruimtuimte openen ene openen en
sluitsluitenen
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 409).
#De afdekking 1in de richting van de pijl
omlaagklappen.
Het zekeringaansluitschema bevindt zich in een
uitsparing aan de zijkant van de zekeringenkast.
Pechhulp 411411
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot gt geluidsontwik-eluidsontwik-
kkeling of ongeweling of ongewoon rioon rijgjgedredragag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag. Dit kan wijzen op beschadi-
gingen aan banden of velgen. Onzichtbare
beschadigingen van de banden kunnen eveneens
de oorzaak van het ongewone rijgedrag zijn.
Als wordtvermoed dat er iets met de banden of
velgen niet in orde is de snelheid verminderen en
de wielen en banden bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het rt regegelmatigelmatig
contrcontroleroleren ven van de van de velgelgen en bandenen en banden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of rijden in het terrein, bij alle wie-
len uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/pagina 413)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot sneeuwket sneeuwkettin-ttin-
ggenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
412412 Banden en velgen
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
#Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen
monteren.
#Sneeuwkettingen op de achterwielen
altijd paarsgewijs monteren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de voorwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de achterwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistent:ent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
RAAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling:eling: Met gemonteerde
sneeuwkettingen alleen met hogere voertuig-
hoogte rijden (/pagina 263).
%De maximumsnelheid kanvoor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/pagina 238).
%Het ESP®kanvoor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/pagina 230). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
BandenspanningBandenspanning
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de bandenspan-t de bandenspan-
ningning
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door te lage of te hoge bandenspanning
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning kunnen met name de volgende
gevaren opleveren:
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of onge-
lijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en rem-
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed
worden.
#De geadviseerde bandenspanningen in
acht nemen en de bandenspanning van
alle banden inclusief het reservewiel
controleren:
Rmaandelijks
Rbij veranderde belading
Banden en velgen 413413
Rvoor aanvang van een langere rit
Rbij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
bijvoorbeeld rijden in het terrein
#Indien nodig de bandenspanning aanpas-
sen.
Een te lage of te hoge bandenspanning hee de
volgende gevolgen:
RDe levensduur van de band wordtverkort.
RBeschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
RHet rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor-
den nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door aqua-
planing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij herhaaldelijk drukverlies in de band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kantot een klap-
band leiden.
#Banden op binnengedrongen voorwerpen
onderzoeken.
#Controleren of de velg of het ventiel lek
is.
#Als de schade niet verholpen worden
kan, contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban-
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
binnenzijde van de tankdopklep (/pagina 414).
Voor het controleren van de bandenspanning een
geschikte bandenspanningsmetergebruiken. Het
uiterlijk van een band gee geen uitsluitsel over
de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigerenwanneer de
banden koud zijn. Voorwaarden voor koude ban-
den:
RDe auto wasten minste drie uur geparkeerd
zonder zonlicht op de band.
RDe auto hee minder dan 1,6 km gereden.
Banden worden tijdens het rijden warm.Naarmate
de temperatuur van de band toeneemt wordt ook
de bandenspanning hoger.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Ukunt de
bandenspanning ook via de boordcomputer con-
troleren.
AAananwiwijzingjzingen ven voor rioor rijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde ban-
denspanning voor een verhoogde belading.
BandenspanningstBandenspanningstabelabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de bin-
nenzijde van de tankdopklep.
414414 Banden en velgen
Als bij de bandenspanningen een of meerdere
bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
betreende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten en de betreende beladingstoe-
stand.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het sym-
bool +, dan is de betreende bandenspanning
een alternatieve bandenspanning. Het brandstof-
verbruik kan dan iets toenemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen" of
"volledig beladen" worden in de tabel weergege-
ven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen kan
daarvan afwijken.
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
WWererking vking van de bandenspanningscontran de bandenspanningscontroleole
Het systeem controleert met behulp van de ban-
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon-
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op de boordcomputer weergegeven
(/pagina 415).
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur
van de band wordt de bestuurder door displaymel-
dingen (/pagina 510) of het waarschuwings-
lampje hin het combi-instrument
(/pagina 536)gewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulp-
middel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk,
de bandenspanning in te stellen op de geadvi-
seerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan-
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe-
rentiewaarden kunnen echter ook door handmatig
opnieuw startenvan de bandenspanningscontrole
worden geactualiseerd (/pagina 416).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een storing door een andere radio-
bron op.
Bandenspanning meBandenspanning met bandenspanningscontrt bandenspanningscontroleole
contrcontrolerolerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Banden en velgen 415415
Boordcomputer:
4Service 5Banden
Een van de volgende weergave verschijnt:
RActuele bandenspanning en bandentempera-
tuur van de afzonderlijke wielen:
RBandenspanningsindicatie verschijnt na
enkele minuten rijden
RBandenspanningscontrole actief: De inleer-
procedure van het systeem is nog niet afgeslo-
ten. De bandenspanningen worden dan reeds
gecontroleerd.
#De bandenspanning vergelijken met de voor
de actuele bedrijfstoestand geadviseerde ban-
denspanning (/pagina 414). Daarbij de aan-
wijzingen overkoude banden in acht nemen
(/pagina 413).
%De op de boordcomputer weergegevenwaar-
den kunnen afwijken van de waarden van de
bandenspanningsmeter, omdat deze voor zee-
niveau gelden. Op hoger gelegen plaatsen
geven luchtdrukmeters een hogere banden-
spanning aan dan de boordcomputer. In dit
geval de bandenspanning niet verlagen.
BandenspanningscontrBandenspanningscontrole opnieuw stole opnieuw startartenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
banden correct ingesteld voor de betreende
bedrijfstoestand (/pagina 413).
De bandenspanningscontrole in de volgende situ-
aties opnieuw starten:
RDe bandenspanning is gewijzigd.
RDe banden of de wielen zijn gewisseld of
nieuw gemonteerd.
Boordcomputer:
4Service 5Banden
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control links op het stuurwiel.
Het instrumtentendisplay toont de melding
Act. bandenspanningen als nieuwe richt-
waarde overnemen?.
#Op de Touch-Control in het stuurwiel links
drukken om het opnieuw opstartente starten.
Het instrumtentendisplay toont de melding
Bandensp.controle opnieuw gestart.
Actuele waarschuwingsmeldingenworden
gewist en het gele waarschuwingslampje h
doo.
Na enkele minuten rijden controleert het sys-
teem of de actuele bandenspanningswaarden
binnen het geadviseerde gebied liggen. Vervol-
gens worden de actuele bandenspannings-
waarden als nieuwe referentiewaarden aange-
nomen en bewaakt.
416416 Banden en velgen
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 413)
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
WWererking vking van hean het bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwings-huwings-
systsysteemeem
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
waarschuwt bij een duidelijk bandenspanningsver-
lies door displaymeldingen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een gelijkmatig drukverlies in meer-
dere banden op.
Het systeem werkt in het bijzonder in de volgende
situaties beperkt of vertraagd:
RBij een slechte staat van de ondergrond, bij-
voorbeeld sneeuw of grind
RBij het rijden met sneeuwkettingen
RBij een zeer sportieve rijstijl met hoge bocht-
snelheden of sterke acceleraties
RBij het rijden met een zeer zware of grote aan-
hangwagen
RBij het rijden met een zware belading
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem is
slechts een hulpmiddel. De bestuurder is ervoor
verantwoordelijk de bandenspanning in te stellen
op de geadviseerde, voor de bedrijfsomstandighe-
den geschikte bandenspanning voor koude ban-
den en deze te controleren.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 413)
RDisplaymeldingen over de banden
(/pagina 510)
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteem opnieuweem opnieuw
ststartartenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
banden correct ingesteld voor de betreende
bedrijfstoestand.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem in
de volgende situaties opnieuw starten:
RBandenspanning gewijzigd
RBanden of wielen gewisseld of nieuw gemon-
teerd
Boordcomputer:
4Service 5Banden
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control links op het stuurwiel.
Het display toont de melding Bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem actief Opnieuw
starten.
#Op de Touch-Control links op het stuurwiel
drukken om het opnieuw opstartente starten.
Het display toont de melding Bandenspan-
ning nu OK?.
Banden en velgen 417417
#Ja selecteren.
#Op de Touch-Control links op het stuurwiel
drukken om het opnieuw opstartente bevesti-
gen.
Het display toont de melding Bandenspan-
ningswaarschuwing opnieuw gestart.
Na enkele minuten rijden bewaakt het banden-
spanningswaarschuwingssysteem de inge-
stelde bandenspanningen van alle banden.
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 413)
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
AAananwiwijzingjzingen oven over de selectie, monter de selectie, montagage en ve en ver-er-
vvanging vanging van bandenan banden
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde afmetingen van de banden
en velgen
Wanneer banden en velgen met verkeerde
afmetingen worden gemonteerd, kunnen de
bedrijfsremmen of onderdelen van het remsys-
teem en de wielophanging worden bescha-
digd.
#Banden en velgen altijd vervangen door
banden en velgen die aan de specica-
ties van de originele onderdelen voldoen.
Daarbij bij velgen het volgende in acht nemen:
ROmschrijving
RType
Daarbij bij banden het volgende in acht
nemen:
ROmschrijving
RFabrikant
RType
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door overschrijden van het draagvermo-
genvan de band of de toegestane snel-
heidsindex
Het overschrijden kan leiden tot beschadiging
van de banden of tot het klappen van de ban-
den.
#Alleen voor het voertuigtype goedge-
keurde bandentypes en ‑maten gebrui-
ken.
#Het voor uw auto noodzakelijke draagver-
mogen van de band en de snelheidsindex
in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto en de
banden door niet goedgekeurde banden-
typen en -maten
Om veiligheidsredenen alleen banden, velgen
en accessoires gebruiken, die Mercedes-Benz
speciaal voor uw auto goedgekeurd hee.
418418 Banden en velgen
Deze banden zijn speciaal op actieve veilig-
heidssysteem zoals bijvoorbeeld het ABS, het
ESP®en de 4MATIC afgestemd en als volgt
gekenmerkt:
RMO = Originele Mercedes-Benz-onderde-
len
RMOE = Mercedes-Benz Original Extended
(banden met noodloopeigenschappen
alleen voor bepaalde wielen)
RMO1 = Mercedes-Benz Original (alleen
bepaalde AMG banden)
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid, verbruik enzovoort
nadelig worden beïnvloed. Bovendien kunnen
banden met andere maten onder belasting
tegen de carrosserie en delen van de wielop-
hanging aanlopen. Beschadiging aan de ban-
den of de auto kunnen het gevolg zijn.
Alleen de door Mercedes-Benz gecontroleerde
en geadviseerde banden, velgen en accessoi-
resgebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Negatieve invloed op de rij-
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij het
coveren beschadigingen niet altijd herkend
worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
#Geen gebruikte banden gebruiken, waar-
van het eerdere gebruik onbekend is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het rijden over
obstakels
Om grotevelgen zitten banden met een lagere
verhouding tussen de hoogte en de breedte.
Met een lagere hoogte/breedteverhouding
neemt het gevaar, dat bij het rijden over obsta-
kels de velgen en banden beschadigd raken,
toe.
#Obstakels vermijden of zeer voorzichting
oprijden.
#Bij het rijden over stoepranden, verkeers-
drempels, putdeksels en kuilen en weg-
oneenheden de snelheid verlagen.
#Zeer hoge stoepranden vermijden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het parkeren op
een stoeprand of kuilen en wegoneenhe-
den
Bij het parkeren op een stoeprand of kuilen en
wegoneenheden kunnen de banden en vel-
genworden beschadigd.
#Altijd op een zo vlak mogelijke onder-
grond parkeren.
#Bij het parkeren stoepranden en kuilen
en wegoneenheden vermijden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: In het
wiel bevinden zich elektronische onderdelen.
Banden en velgen 419419
Bij het ventiel mag geen montagegereedschap
worden aangebracht.
Anders kunnen de elektronische onderdelen
worden beschadigd.
#Banden alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan zomerbanden bij
lage omgevingstemperaturen
Bij lage omgevingstemperaturen kunnen tij-
dens het rijden scheuren in zomerbanden ont-
staan, die de banden permanent beschadigen.
#Bij temperaturen lager dan 7 °C i
M+S-banden gebruiken.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor uw
auto zijn goedgekeurd, of waar niet vakkundig
mee wordt omgegaan, kunnen de rijveiligheid
nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf of het gebruik van niet goedge-
keurde accessoires bij een gekwaliceerde werk-
plaats informatie vragen over:
Rdoelmatigheid
Rwettelijke voorschrien
Raanbevelingen af fabriek
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij sportbanden
Bij sportbanden bestaat op vochtige of natte
rijbaan een verhoogd risico op slippen en
aquaplaning.
Bovendien neemt de grip van de banden bij
een lage buitentemperatuur en bandentempe-
ratuur duidelijk af.
#Het ESP®inschakelen en de rijstijl aan-
passen.
#Bij een buitentemperatuur lager dan
10 °C iM+S ‑-banden gebruiken.
#Alleen banden gebruiken die geschikt
zijn voor de toepassing.
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban-
den het volgende in acht nemen:
RLandspecieke goedkeuringseisen voor ban-
den, die een bepaald bandentype voor uw
auto vastleggen.
RDaarnaast kanvoor bepaalde regio's en toe-
passingen het gebruik van bepaalde bandenty-
pen worden aanbevolen.
RAlleen banden en velgen volgens dezelfde con-
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, MOExtended-banden) en van
hetzelfde merk gebruiken.
ROp een as alleen wielen van dezelfde afmetin-
gen monteren (links en rechts).
Uitsluitend in gevalvan pech mag voor het rij-
den naar de werkplaats hiervanworden afge-
weken.
RGeen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
RAAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Alle
gemonteerde wielen moeten zijn uitgerust met
functionerende sensoren voor de bandenspan-
ningscontrole.
420420 Banden en velgen
RBij temperaturen lager dan 7 °C Winterbanden
of all-seasonbanden met de iM+S-aan-
duiding op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win-
terbanden de best mogelijke grip.
RBij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
proel gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer de toegestane maximumsnelheid
lager is dan die van de auto, moet een sticker
in het gezichtsveld van de bestuurder hiervoor
waarschuwen.
RNieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
RDe banden uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RBiBij hej het montt montereren ven van banden zonder nood-an banden zonder nood-
loopeigloopeigenscenschappen:happen: Auto's met MOExtended-
banden zijn af fabriek niet met een TIREFIT-set
uitgerust. Na een wissel naar banden zonder
noodloopeigenschappen, bijvoorbeeld winter-
banden, de auto met een TIREFIT-set uitrus-
ten.
%De maximumsnelheid kanvoor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/pagina 238).
Voor meer informatie over banden en velgen con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 413)
RBandenspanningstabel (/pagina 414)
RAanwijzingen met betrekking tot het noodwiel
(/pagina 428)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het vt vererwisselenwisselen
vvan wielenan wielen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verschillende wielafmetingen
Als de voor‑ met de achterwielen worden ver-
wisseld, kunnen de rij-eigenschappen sterk
nadelig worden beïnvloed .
Ook kunnen de schijfremmen of onderdelen
van de wielophanging worden beschadigd.
#De voor en achterwielen uitsluitend ver-
wisselen wanneer de banden en velgen
identieke afmetingen hebben.
Als bij verschillende afmetingen van banden en
velgen de voor- met de achterwielen worden ver-
wisseld, kan dit leiden totverlies van de typegoed-
keuring.
Voor- en achterwielen slijten verschillend:
RVoorwielen sneller bij de bandschouder
RAchterwielen sterker in het midden van de
band
Banden en velgen 421421
De band niet te ver laten slijten. Anders wordt de
grip op natte wegen sterk nadelig beïnvloed
(aquaplaning).
Verwissel bij auto's met dezelfde wielmaat afhan-
kelijk van de slijtagegraad de wielen elke
5000 tot 10000 km. Op de draairichting van de
wielen letten.
Daarbij de aanwijzingen en de veiligheidsaanwij-
zingen met betrekking tot "Verwisselen van een
wiel" in acht nemen (/pagina 423).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opslaan vt opslaan vanan
wielenwielen
Bij het opslaan van wielen de volgende aanwijzin-
gen opvolgen:
RGedemonteerde wielen koel, droog en zo
mogelijk donker bewaren.
RDe banden tegen olie, vet en brandstof
beschermen.
OvOvererziczicht wielwisselght wielwisselgerereedsceedschaphap
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Informeer bij een gekwaliceerde werk-
plaats, welk wielwisselgereedschap voor het ver-
wisselen van een wiel van de auto nodig en goed-
gekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich onder de
bagageruimtebodem.
%Afhankelijk van de uitvoering kan het wielwis-
selgereedschap zich op een andere positie
onder de bagageruimtebodem bevinden.
1Krik
2Wielsleutel
3Centreerpen
4Uitklapbare wielkeg
5Ratelvoor krik
422422 Banden en velgen
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1op de bagageruimtebo-
dem.
AAututo vo voorberoorbereiden op heeiden op het vt vererwisselen vwisselen van eenan een
wielwiel
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto bevindt zich niet op een helling.
RDe auto staat op een stevige, stroeve en
vlakke ondergrond.
RHet noodzakelijke wielwisselgereedschap is
aanwezig.
%Wanneer uw auto niet met wielwisselgereed-
schap is uitgerust, informeert u dan bij een
gekwaliceerde werkplaats naar passend
gereedschap.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedie-
nen.
#De voorwielen in de rechtuitstand draaien.
#De transmissie in de stand jzetten.
#AAututo's meo's met nivt niveaureauregegeling:eling: De normale voer-
tuighoogte instellen (/pagina 263).
#De auto uitschakelen.
#Zorg ervoor dat de auto niet kanworden
gestart.
#Het wiel dat diagonaal staat ten opzichte van
het te verwisselen wiel, aan de voor- en ach-
terzijde met een wielkeg of iets dergelijks blok-
keren.
#Indien noodzakelijk, de wieldeksels of naaf-
doppen verwijderen (/pagina 423).
#De auto opkrikken (/pagina 424).
WWieldekieldeksels/naafdoppen vsels/naafdoppen vererwiwijderjderen en aanbren en aanbren-en-
ggenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/pagina 423).
KKunststunststof naafdopof naafdop
#VVererwiwijderjderen:en: De middenkap van de naafdop
linksom draaien en verwijderen.
#AAanbranbrengengen:en: De middenkap van de naafdop
linksom draaien.
#De naafdop aanbrengen en de middenkap
rechtsom draaien, tot de naafdop voelbaar en
hoorbaar vergrendelt.
Banden en velgen 423423
Aluminium naafdopAluminium naafdop
#VVererwiwijderjderen:en: De dop 2uit het wielwisselge-
reedschap op de naafdop 1aanbrengen.
#De wielsleutel 3op de dopsleutel 2aan-
brengen.
#Met de wielsleutel 3de naafdop 1linksom
draaien en verwijderen.
#MontMontereren:en: De vorige stappen in omgekeerde
volgorde uitvoeren.
%VVoorgoorgesceschrevhreven aanhaalmomenten aanhaalmoment::25 Nm.
AAututo bio bij hej het vt vererwisselen vwisselen van een wiel opkran een wiel opkrikkikkenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr bevinden zich geen personen in de auto.
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/pagina 423).
RDe wieldeksels of naafdoppen zijn verwijderd
(/pagina 423).
Belangrijke aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de krik:
RAlleen de autospecieke, door Mercedes-Benz
goedgekeurde krik gebruiken voor het opkrik-
kenvan de auto.
RDe krik is uitsluitend geschikt voor het kort-
stondig opkrikkenvan de auto en niet voor
onderhoudswerkzaamheden onder de auto.
RDe ondergrond waar de krik op rust moet ste-
vig, vlak en stroef zijn. Indien nodig een grote,
vlakke, stevige en stroeve ondergrond gebrui-
ken.
RDe voet van de krik moet zich loodrecht onder
het kriksteunpunt bevinden.
Veiligheidsregels bij opgekrikte auto:
RNooit handen of voeten onder de auto houden.
RNooit onder de auto gaan liggen.
424424 Banden en velgen
RDe auto niet starten en de elektrische parkeer-
rem niet vrijzetten.
RGeen portieren of koerdeksel openen of slui-
ten.
#Van het te verwisselen wiel de wielbouten met
de wielsleutel circa een omwenteling los-
draaien. De bouten niet verwijderen.
Plaats van de kriksteunpunten
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd plaatsen van de krik
Als de krik niet correct bij de betreende krik-
steunpunten wordtgeplaatst, kan de krik kan-
telen als de auto omhoog is gebracht.
#De krik uitsluitend plaatsen bij de betref-
fende kriksteunpunten van de auto. De
voet van de krik moet zich loodrecht
onder het kriksteunpunt van de auto
bevinden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Voertuigschade door krik
Wanneer u de krik niet op de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengt, kunt u
uw auto beschadigen.
#De krik alleen op de daarvoor bedoelde
kriksteunpunten aanbrengen.
#De ratel uit het wielwisselgereedschap zodanig
op het zeskant van de krik steken, dat de tekst
"AUF" zichtbaar is.
Banden en velgen 425425
#De steun 2van de krik 4in het kriksteun-
punt 1aanbrengen.
#De ratel3rechtsom draaien, tot de kriksteun
2zich volledig in het kriksteunpunt 1
bevindt en de voet van de krik gelijkmatig de
grond raakt.
#De ratel3draaien, tot de band maximaal
3 cm van de grond verwijderd is.
#Het wiel losmaken en verwijderen
(/pagina 426).
WWiel viel vererwiwijderjderenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is opgekrikt (/pagina 424).
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
Bij het verwisselen van een wiel elke vorm van
krachtinwerking op de remschijven voorkomen,
omdat deze tot comfortklachten bij het remmen
zouden kunnen leiden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de
schroefdraad door vervuilde wielbouten
#De wielbouten niet in zand of vuil leggen.
#De bovenste wielbout helemaal eruit draaien.
#In plaats van de wielbout, de centreerpen 1
in het schroefdraad schroeven.
#De overige wielbouten eruit schroeven.
#Het wiel verwijderen.
Nieuw wiel montNieuw wiel montererenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
426426 Banden en velgen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verliezen van een wiel
Als wielbouten met olie of vet zijn ingesmeerd,
of als de schroefdraad van wielbouten‑ of
naven beschadigd is, kunnen de wielbouten
loskomen.
#Nooit de wielbouten met olie of vet
insmeren.
#Als schroefdraad beschadigd is, direct
contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Beschadigde wielbouten of beschadigde
schroefdraad in de naaf laten vervangen.
#Niet verder rijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot de selec-
tie van banden in acht nemen
(/pagina 418).
Bij banden met voorgeschreven draairichting mar-
keert een pijl op de wang de draairichting van de
band. Bij de montage op de draairichting van de
wielen letten.
#Het te monteren wiel op de centreerpen schui-
ven en aandrukken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
het vastdraaien van wielbouten en ‑moe-
ren
Als de wielbouten of wielmoeren worden vast-
gedraaid als de auto omhooggebracht is, kan
de krik kantelen.
#Wielbouten of wielmoeren alleen vast-
draaien met het wiel op de grond.
#Beslist de aanwijzingen en de veiligheidsaan-
wijzingen met betrekking tot "Verwisselen van
een wiel" in acht nemen (/pagina 418).
#Om veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz en het betreende wiel goed-
gekeurde wielbouten gebruiken.
#De wielbouten erin draaien en in de aangege-
venvolgorde kruiselings gelijkmatig licht aan-
draaien.
#De centreerpen eruit schroeven.
#De laatste wielbout erin draaien en licht vast-
draaien.
#De auto laten zakken (/pagina 427).
AAututo na vo na vererwisselen vwisselen van een wiel latan een wiel laten zakken zakkenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet nieuwe wiel is gemonteerd
(/pagina 426).
#AAututo lato laten zakken zakken:en: De ratel zodanig op het
zeskant van de krik steken, dat de tekst "AB"
zichtbaar is en de ratelvan de krik linksom
draaien.
Banden en velgen 427427
#De wielbouten in de aangegeven volgorde 1
tot5diagonaal en gelijkmatig met maximaal
80 Nm vastzetten.
#De wielbouten vervolgens in de aangegeven
volgorde 1tot5kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
150 Nm vastzetten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vast-
gezet, kunnen de wielen loskomen.
#De wielbouten of de wielmoeren moeten
met het voorgeschreven aanhaalmoment
aangetrokken zijn; dit controleren.
#Indien nodig contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats en het voer-
tuig niet verplaatsen.
#De bandenspanning van het nieuwe wiel con-
troleren en naar behoee aanpassen.
%Het het volgende geldt niet wanneer het
nieuwe wiel een noodwiel is.
#AAututo's meo's met bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwings-huwings-
systsysteem:eem: Het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem opnieuw starten
(/pagina 417).
#AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: De ban-
denspanningscontrole opnieuw starten
(/pagina 416).
NNoodwieloodwiel
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het noodwielt noodwiel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP®niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
%Het noodwiel is in de bagageruimte in het
noodwielfoedraal bevestigd.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerd noodwiel is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen op het noodwiel aan-
brengen.
428428 Banden en velgen
RHet noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RDe bandenspanning van het gemonteerde
noodwiel controleren. Deze eventueel aanpas-
sen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de stickervan het noodwiel.
%AAututo's meo's met bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwings-huwings-
systsysteem:eem: Bij een gemonteerd noodwiel kan
het bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet betrouwbaar werken. Deze pas opnieuw
starten nadat het noodwiel door een nieuw
wiel is vervangen.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Bij een
gemonteerd noodwiel kan de bandenspan-
ningscontrole niet betrouwbaar werken. De
bandenspanning van het verwijderde wiel kan
nog enkele minuten worden aangegeven.
Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel
door een nieuw wiel is vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 413)
RBandenspanningstabel (/pagina 414)
RAanwijzingen met betrekking tot de montage
van banden (/pagina 418)
RMontage van een noodwiel (/pagina 423)
Banden en velgen 429429
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de tt de tecechnischnischehe
ggegevegevensens
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
De technische gegevens worden volgens EU-richt-
lijnen bepaald. De genoemde gegevens gelden
alleen voor auto's met standaarduitrusting. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor bepaalde landen:oor bepaalde landen: De voertuigspeci-
eke voertuiggegevens kunt u in de COC-docu-
menten (EC-CERTIFICATE OF CONFORMITY) vin-
den. Deze documenten ontvangt u bij aevering
van de auto.
BoorBoordelektrdelektronicaonica
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot ingrt ingrepen in deepen in de
motmotororelektrelektronicaonica
*AANWIJZINGAANWIJZING Vroegtijdige slijtage door
ondeskundig onderhoud
Door ondeskundig onderhoud kunnen onder-
delen van de auto sneller slijten; dit kan leiden
totverlies van de typegoedkeuring.
#De motorelektronica en de bijbehorende
onderdelen alleen bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten onderhouden.
MobilofMobilofoonsoons
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het inbouwt inbouwen ven vanan
mobilofmobilofoonsoons
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundige werkzaamheden aan
mobilofoons
Wanneer mobilofoons worden gemanipuleerd
of niet vakkundig worden ingebouwd, kan de
elektromagnetische straling ervan de voertui-
gelektronica storen en de bedrijfsveiligheid
van de auto in gevaar brengen.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig gebruik van mobilo-
foons
Als in het voertuig op ondeskundige wijze
gebruik wordtgemaakt van een mobilofoon,
kan de elektromagnetische straling daarvan
de voertuigelektronica storen. Dit geldt met
name in de volgende gevallen:
RWanneer de mobilofoon niet op een bui-
tenantenne is aangesloten.
RWanneer de buitenantenne verkeerd
gemonteerd of niet reectiearm is.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in gevaar komen.
430430 Technische gegevens
#De reectiearme buitenantenne laten
inbouwen bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De mobilofoon bij gebruik in het voertuig
altijd aansluiten op de reectiearme bui-
tenantenne.
*AANWIJZINGAANWIJZING Vervallen van de typegoed-
keuring door het niet in acht nemen van
installatie- en gebruiksvoorwaarden
Wanneer de installatie- en gebruiksvoorwaar-
den voor mobilofoons niet in acht worden
genomen, kan de typegoedkeuring vervallen.
#Alleen vrijgegeven frequentiebanden
gebruiken.
#Het maximaal toegestane uitgangsver-
mogen in deze frequentiebanden in acht
nemen.
#Alleen vrijgegeven antenneposities
gebruiken.
1Voorste dakgedeelte
2Achterzijde van het dak
3Achterspatscherm
4Koerdeksel
Bij auto's met panoramaschuifdak is inbouwen
van een antenne in het voorste en achterste dak-
gedeelte niet toegestaan.
Bij de achterspatschermen wordtgeadviseerd de
antenne te monteren aan de zijde van de auto die
naar het midden van de straat wijst.
Voor het naderhand inbouwen van mobilofoons
moet de technische richtlijn ISO/TS 21609 (Road
Vehicles EMC guidelines for installation of aer-
market radio frequency transmitting equipment)
worden aangehouden. De wettelijke bepalingen
voor aanbouwdelen moetenworden aangehou-
den.
Als de auto met een mobilofoon is uitgerust, moe-
ten de in de voorbereiding aanwezige spannings-
voorziening- en antenne-aansluiting worden
gebruikt. Bij het monteren de aanvullende handlei-
dingen van de fabrikant in acht nemen.
ZendvZendverermogmogen mobilofen mobilofoonsoons
Het maximale zendvermogen (PEAK) bij de voet-
punt van de antenne mag de waarden in de vol-
gende tabel niet overschrijden.
Technische gegevens 431431
FFrreqequentieband en maximaal zendvuentieband en maximaal zendverermogmogenen
FFrreqequentiebanduentieband Maximaal zendvMaximaal zendverermo-mo-
ggenen
Korte golf
3 - 54 MHz
100W
4‑m‑band
74 - 88 MHz
30W
2‑m‑band
144 - 174 MHz
50W
Terrestrial Trunked
Radio (TETRA)
380 - 460 MHz
10W
70‑cm‑band
420 - 450 MHz
35W
Mobiele telefoon
(2G/3G/4G) 10W
De volgende onderdelen kunnen zonder beperkin-
gen in de auto worden gebruikt:
RMobilofoons met een maximaal zendvermogen
tot 100 mW
RRF-zenders met zendfrequenties in de fre-
quentieband 380 - 410 MHz en een maximaal
zendvermogen tot2W(Tetra)
RMobiele telefoon (2G/3G/4G)
Voor de volgende frequentiebanden is er geen
beperking voor de antennepositie aan de buiten-
zijde van de auto:
RTerrestrial Trunked Radio (TETRA)
R70‑cm‑band
R2G/3G/4G
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur enatuur en
aanaanwiwijzingjzingenen
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur bijatuur bij
kleine onderkleine onderdelendelen
Informatie van de fabrikant overradiograsche
onderdelen van de auto kunnen onder het tref-
woord "Wettelijke keurmerkenvoor radio-appara-
tuur" in de digitale handleiding in de auto, op het
internet en in de app worden gevonden.
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur Indo-atuur Indo-
nesiënesië
Informatie van de fabrikant overradiograsche
onderdelen van de auto voor Indonesië kunnen
onder het trefwoord "Wettelijke keurmerkenvoor
radio-apparatuur Indonesië" in de digitale handlei-
ding in de auto, op het internet en in de app wor-
den gevonden.
%Het gaat hierbij niet om kleine onderdelen.
Informatie over kleine onderdelen zijn onder
het trefwoord "Wettelijke keurmerkenvoor
radio-apparatuur bij kleine onderdelen" te vin-
den.
VVererderdereecomcomponentspeciekeponentspecieke aanaanwiwijzingjzingenen
Verdere componentspecieke informatie is te vin-
den onder het trefwoord "Verdere componentspe-
cieke aanwijzingen“ in de digitale handleiding in
de auto, op het internet en in de app.
432432 Technische gegevens
OvOvererziczicht vht voeroertuigtypeplaatje, FIN en mottuigtypeplaatje, FIN en motorornum-num-
mermer
VVoeroertuigtypeplaatjetuigtypeplaatje
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - Koeweit)
1Autofabrikant
2Fabricageplaats
3Productiedatum
4Voertuigtype
5FIN
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - alle andere
landen)
1Autofabrikant
2EG-typegoedkeuringsnummer (alleen voor
bepaalde landen)
3FIN (voertuigidenticatienummer)
4Toegestaan totaalgewicht (kg)
5Toegestaan totaalgewicht (kg) (alleen voor
bepaalde landen)
Technische gegevens 433433
6Toegestane voorasbelasting (kg)
7Toegestane achterasbelasting (kg)
8Lakcode
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
FIN onder de rFIN onder de recechthter ver voorstoorstoeloel
1Ingeslagen FIN (voertuigidenticatienummer)
2Vloerbekleding
FIN biFIN bij de onderstj de onderste re rand vand van de van de voorroorruituit
1FIN (voertuigidenticatienummer) als label
Het FIN als label op de onderste rand van de voor-
ruit is alleen voor bepaalde landen beschikbaar.
MotMotorornummernummer
Het motornummer is in het motorcarter ingesla-
gen. Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwa-
liceerde werkplaats.
434434 Technische gegevens
BedriBedrijfjfsstsstoenoen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tottbedribedrijfjfsstsstoenoen
*AANWIJZINGAANWIJZING Mercedes-AMG auto's
#De aanwijzingen in de aanvullende hand-
leiding in acht nemen. Anders kunt u
gevaren niet herkennen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
voor de gezondheid schadelijke bedrijfs-
stoen
Bedrijfsstoen kunnen giig en schadelijk voor
de gezondheid zijn.
#Bij het gebruik, de opslag en de afvoer
van de bedrijfsstoen de opdrukken van
de originele verpakking in acht nemen.
#Bedrijfsstoen altijd in de afgesloten ori-
ginele verpakking bewaren.
#Kinderen altijd op afstand van bedrijfs-
stoen houden.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling als
gevolg van het niet-milieuvriendelijk afvoe-
renvan bedrijfsstoen
Het onjuist afvoeren van bedrijfsstoen kan
aanzienlijke schade aan het milieu veroorza-
ken.
#Bedrijfsstoen op milieuvriendelijke wijze
afvoeren.
Bedrijfsstoen zijn:
RBrandstoen
RDenoxeringsmiddel AdBlue®voor de uitlaat-
gasnabehandeling
RSmeermiddelen
RKoelvloeistof
RRemvloeistof
RRuitreinigingsmiddel
RKoelmiddel van het temperatuurregelsysteem
Alleen door Mercedes-Benz goedgekeurde pro-
ducten gebruiken. Schade die aan de auto is ont-
staan door het gebruik van niet-goedgekeurde
producten, valt niet onder de Mercedes-Benz
garantie en coulance.
De door Mercedes-Benz goedgekeurde bedrijfs-
stoen kunnen worden herkend aan het volgende
opschri op de verpakking:
RMB-Freigabe (bijvoorbeeld MB-Freigabe
229.51)
RMB-Approval (bijvoorbeeld MB-Approval
229.51)
Meer informatie met betrekking tot goedgekeurde
bedrijfsstoen:
RIn de Mercedes-Benz-bedrijfsstoenvoor-
schrien onder vermelding van de specicatie
-Op internet https://bevo.mercedes-
benz.com
-In de Mercedes-Benz BeVo App
RBij een gekwaliceerde werkplaats
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
Technische gegevens 435435
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor en tijdens het tanken de auto en,
indien aanwezig, de standverwarming
uitschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
Bij auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u de
volgende brandstofsoortentanken:
Rloodvrije euro
RE85-brandstof
Reen mengsel van E85-brandstof en loodvrije
euro
Auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u her-
kennen aan de sticker EtEthanol up thanol up to E85o E85 aan de
binnenzijde van de tankdopklep.
Welke brandstof in uw auto mag worden gebruikt,
kan afhankelijk van het land afwijken van de opga-
ven in de handleiding. De voor uw auto goedge-
keurde brandstoen zijn te vinden op het informa-
tieplaatje aan de binnenzijde van de tankdopklep.
BrBrandstandstofof
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot brt brandstandstofkwofkwali-ali-
tteit veit voor autoor auto's meo's met benzinemott benzinemotoror
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 435).
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10 vol.‑% ethanol bevatten. Uw auto is
geschikt voor het tanken van E10.
436436 Technische gegevens
#Andere geschikte brandstoen vindt u op
het informatieplaatje in de tankdopklep.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RDieselbrandstof
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Voor uw auto gelden de volgende verdraagzaam-
heidskeurmerkenvoor brandstof:
1Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 5 vol.‑%
2Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 10 vol.‑%
Conform de Europese norm EN 16942 bevinden
de verdraagzaamheidskeurmerken zich op de auto
op het informatieplaatje in de tankdopklep of in
heel Europa op de voor uw auto geschikte pomp-
zuilen of vulpistolen.
Wanneer de beschikbare brandstof niet voldoende
ontzwaveld is, kan dit totgeurvorming leiden.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
E 350:E 350: Alleen loodvrije superplusbenzine met ten
minste 98 RONtanken wanneer u het maximale
motorvermogen wilt behalen. Als alternatief kan
ook euro vanten minste 95 RONworden getankt.
Wanneer de geadviseerde brandstof niet beschik-
baar is, kan tijdelijk ook loodvrije normale benzine
vanten minste 91 RONworden getankt.
Daardoor kan het motorvermogen lager zijn en het
brandstofverbruik hoger.
In geen geval benzine met een nog lagere RON
waarde tanken.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of een gekwaliceerde werk-
plaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot additievt additieven inen in
benzinebenzine
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 435).
Technische gegevens 437437
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door onge-
schikte additieven
Al kleine hoeveelheden van het verkeerde
additief kunnen leiden tot storingen in de wer-
king.
#Aan de brandstof alleen door Mercedes-
Benz geadviseerde reinigingsadditieven
toevoegen.
Mercedes-Benz adviseert merkbrandstoen met
additieven te gebruiken.
In sommige landen kan het voorkomen dat de
beschikbare brandstof onvoldoende additieven
bevat. Hierdoor kan aanslag in het brandston-
spuitsysteem ontstaan. In dit geval moet, in over-
leg met een Mercedes-Benz-servicewerkplaats,
het door Mercedes-Benz geadviseerde reinigings-
additief aan de brandstof worden bijgemengd. De
op de verpakking aangegeven aanwijzingen en
mengverhoudingen in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot brt brandstandstofkwofkwali-ali-
tteit veit voor autoor auto's meo's met dieselmott dieselmotoror
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingenen
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/pagina 435).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Wanneer diesel met benzine wordtgemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
#Nooit benzine tanken bij een dieselmo-
tor.
#Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#AAututo's meo's mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er: Alleen
zwavelvrije diesel tanken die voldoet aan
de Europese norm EN 590 of daaraan
gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
#AAututo's zondero's zonder dieselpardieselpartiktikelltellter:er: Alleen
diesel met een zwavelgehalte van minder
dan 500 ppm tanken.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure vetzuurmethylester (biodiesel) of
plantaardige olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
438438 Technische gegevens
Voor uw auto geldt het volgende verdraagzaam-
heidskeurmerk voor brandstof:
1Voor diesel met maximaal 7 vol.‑% biodiesel
(vetzuurmethylester)
Overeenkomstig de Europese norm EN 16942
vindt u het verdraagzaamheidskeurmerk op de
volgende punten:
Rop het informatieplaatje in de tankdopklep van
de auto (/pagina 198)
Rin heel Europa op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot lagt lage buite buitententem-em-
perperaturaturenen
Vanaf het begin van het winterseizoen indien
mogelijk alleen maar winterdiesel tanken.
Alvorens om te schakelen op winterdiesel moet de
brandstoank zo leeg mogelijk zijn. Het brandstof-
peil bij de eerste keer tanken met winterdiesel
laag houden, bijvoorbeeld tot de reserve. Bij de
volgende keer tanken kan de brandstoank weer
normaal worden gevuld.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of een gekwaliceerde werk-
plaats.
TTankinhoud en brankinhoud en brandstandstofrofreserveserve (plug-in-he (plug-in-hybrybride)ide)
Afhankelijk van de uitrusting kan de totale inhoud
van de brandstoank variëren.
TToottale inhoud en rale inhoud en reserveserveebrbrandstandstoankoank
Model TotModelTotale inhoudale inhoud
E 300 e50,0 l
Alle andere modellen 50,0 l
of
60,0 l
Model WModel Waarvaarvan ran reserveeserve
Alle modellen7,0 l
TTankinhoud en brankinhoud en brandstandstofrofreserveserve (niee (niet vt voor plug-in-oor plug-in-
hhybrybride)ide)
Afhankelijk van de uitrusting kan de totale inhoud
van de brandstoank variëren.
Technische gegevens 439439
TToottale inhoud en rale inhoud en reserveserveebrbrandstandstoankoank
Model TotModelTotale inhoudale inhoud
E 300
E 350
66,0 l
E 450 4MATIC 66,0 l
of
80,0 l
Alle andere modellen 50,0 l
of
66,0 l
Model WModel Waarvaarvan ran reserveeserve
E 450 4MATIC 7,0 l
of
12,0 l
Alle andere modellen 7,0 l
AAdBluedBlue®®(alleen aut(alleen auto's meo's met dieselmott dieselmotor)or)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot At AdBluedBlue®®
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/pagina 435).
AdBlue®is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren.
Het kan in bepaalde landen een misdrijf of een
overtreding zijn om een voertuig te besturen,
waarin geen of een niet met de informatie in deze
handleiding overeenkomend AdBlue®wordt
gebruikt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Storingen door het verdun-
nen vanAdBlue®of het gebruik van
AdBlue®met additieven
De werking van de NOx-uitlaatgasnabehande-
ling kan door het gebruik van een ongeschikt
denoxeringsmiddel negatief worden beïnvloed.
#Alleen AdBlue®volgens ISO 22241
gebruiken.
#AdBlue®niet met waterverdunnen.
#Geen AdBlue®gebruiken waaraan addi-
tieven zijn toegevoegd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen en storingen
door verontreinigingen in AdBlue®
Gevolgen vanverontreinigingen in AdBlue®:
RHogere emissiewaarden
RKatalysatorschade
RStoringen in de werking van de NOx-uit-
laatgasnabehandeling
#Verontreiniging vanAdBlue®vermijden.
AdBlue®resten kristalliseren na enige tijd en ver-
vuilen de betreende oppervlakken. De vervuilde
oppervlakken zo snel mogelijk met waterreinigen.
Als de AdBlue®-tank wordtgeopend, kan een
kleine hoeveelheid ammoniakdamp vrijkomen.
Adem vrijkomende ammoniakdampen niet in. De
AdBlue®-tank alleen bijvullen in goed geventi-
leerde ruimtes.
440440 Technische gegevens
Inhoud en vInhoud en verbrerbruik Auik AdBluedBlue®®
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybrideide
Model TotModelTotale inhoudale inhoud
Alle modellen 23,5 l
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
Model TotModelTotale inhoudale inhoud
Alle modellen 23,5 l
AAdBluedBlue®®-v-verbrerbruikuik
Het gemiddeld AdBlue®-verbruik ligt tussen 1% en
5% van het brandstofverbruik. Het AdBlue®-ver-
bruik is net als het brandstofverbruik sterk afhan-
kelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden.
Daarom kunnen de daadwerkelijke verbruikswaar-
den van uw auto in de praktijk afwijken van de
gemetengemiddelde verbruikswaarden. Daardoor
is het eveneens mogelijk dat vakerAdBlue®moet
worden getankt. Voor reizen buiten Europa de
AdBlue®-voorraad bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren. Bij een langdurig verblijf
in een land buiten Europa contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
AAdBluedBlue®®-actier-actieradius en nivadius en niveaueau
Het AdBlue®-niveau en de actieradius kunnen op
de boordcomputer worden weergegeven. De
weergegevenAdBlue®-actieradius is sterk afhan-
kelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden.
Daarom kan de werkelijke actieradius afwijken van
de actieradius die op de boordcomputer wordt
weergegeven. Ook de in de handleiding aangege-
ven informatie over de reservehoeveelheid bij de
eerste waarschuwingsaanwijzing op het display en
de minimale bijvulhoeveelheid bij een lege brand-
stoank moeten als richtwaarden worden
beschouwd.
MotMotororolieolie
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot mott motororolieolie
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 435).
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de uitdrukkelijk voor de
voorgeschreven onderhoudsintervallen
benodigde specicaties gebruiken.
#Niet de motorolie of het olielter wijzi-
gen, om langere verversings- respectie-
velijk vervangingsintervallen als voorge-
schreven te bereiken.
#Geen additievengebruiken.
#De motorolie met het voorgeschreven
interval laten verversen.
Technische gegevens 441441
Mercedes-Benz adviseert het verversen van de
olie bij een gekwaliceerde werkplaats uit te laten
voeren.
Alleen motoroliën gebruiken die door Mercedes-
Benz voor uw auto zijn goedgekeurd.
BenzinemotBenzinemotor:or: Voor bepaalde landen bestaat de
mogelijkheid in combinatie met gereduceerde
onderhoudsintervallen andere motorolie te gebrui-
ken. Meer informatie over andere motoroliën is
verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
KwKwalitaliteit en hoeveit en hoeveelheid moteelheid motororolie (plug-in-olie (plug-in-
hhybrybride)ide)
MotMotororoliespecicatieoliespecicatie
BenzinemotBenzinemotoror MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
Alle modellen229.5*
BenzinemotBenzinemotororen:en: Alleen motoroliën van de viscosi-
teitsklasse SAE 0W-40 of SAE 5W-40 gebruiken.
MotMotororoliespecicatieoliespecicatie
DieselmotDieselmotoror MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
Alle modellen229.52*
*Wordtgeadviseerd voor het laagst mogelijke
brandstofverbruik
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
gevenSAE-viscositeitsklasses in acht nemen.
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig max. 1,0 l
van de volgende motorolie worden bijgevuld.
Motorolie voor het eenmalig vullen alleen bij wijze
van uitzondering:
RAAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::MB-Freigabe of MB-
Approval 229.31 of ACEA C3
RAAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::ACEA C3
HoevHoeveelheid moteelheid motororolieolie
ModelModel InhoudInhoud
E 300 e6,8 l
E 300 e 4MATIC 6,6 l
Alle andere modellen 6,3 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
442442 Technische gegevens
KwKwalitaliteit en hoeveit en hoeveelheid moteelheid motororolie (nieolie (niet vt voor plug-oor plug-
in-hin-hybrybride)ide)
MotMotororoliespecicatiesoliespecicaties
BenzinemotBenzinemotoror MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
E 180
E 200
E 350
E 200 4MATIC
229.51, 229.52,
229.61
229.71*
Alle andere modellen 229.51, 229.52,
229.61, 229.71*,
229.72
MotMotororoliespecicatiesoliespecicaties
DieselmotDieselmotoror MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
E 400 d 4MATIC 229.52, 229.61*
Alle andere modellen 229.52, 229.61,
229.71*, 229.72
*Wordtgeadviseerd voor het laagst mogelijke
brandstofverbruik
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
gevenSAE-viscositeitsklasses in acht nemen.
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig max. 1,0 l
van de volgende motorolie worden bijgevuld.
Motorolie voor het eenmalig vullen alleen bij wijze
van uitzondering:
RAAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::MB-Freigabe of MB-
Approval 229.31 of ACEA C3
RAAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::
-E 400 d 4MAE 400 d 4MATIC:TIC: MB-Freigabe of MB-
Approval 229.51 of ACEA C3
-Alle anderAlle andere modellen:e modellen: ACEA C3
HoevHoeveelheid moteelheid motororolieolie
ModelModel InhoudInhoud
E 200 d
E 220 d
E 220 d 4MATIC
6,3 l
E 200 4MATIC 6,0 l
E 300 d 4MATIC 6,5 l
E 400 d 4MATIC 7,5 l
E 450 4MATIC 8,5 l
Alle andere modellen 6,6 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot rt remvemvloeistloeistofof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 435).
Technische gegevens 443443
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door vorming van dampbellen in het rem-
systeem
De remvloeistof neemt voortdurend vocht uit
de atmosfeer op. Daardoor daalt het kookpunt
van de remvloeistof. Wanneer het kookpunt te
laag wordt, kunnen zich bij een hoge belasting
van de remmen dampbellen in het remsys-
teem vormen.
Daardoor wordt de remwerking nadelig beïn-
vloedt.
#De remvloeistof met het voorgeschreven
interval laten verversen.
De remvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Alleen een door Mercedes-Benz goedgekeurde
remvloeistof volgens MB-Freigabe of MB-Approval
331.0 gebruiken.
KKoelvoelvloeistloeistofof
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot kt koelvoelvloeistloeistofof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/pagina 435).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door antivriesmiddel
Wanneer antivriesmiddel op hete onderdelen
in de motorruimte terechtkomt, kan het ont-
steken.
#De motor laten afkoelen alvorens anti-
vriesmiddel bij te vullen.
#Ervoor zorgen dat er geen antivriesmid-
del naast de vulopening terechtkomt.
#Alvorens de auto te starten de met anti-
vriesmiddel vervuilde onderdelen grondig
reinigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
koelvloeistof
#Alleen voorgemengde koelvloeistof met
de gewenste vorstbescherming gebrui-
ken.
Informatie overkoelvloeistof vindt u op de vol-
gende plaatsen:
Rin de Mercedes-Benz-bedrijfsstoenvoor-
schrien 320.1
-op internet https://bevo.mercedes-
benz.com
-in de Mercedes-Benz BeVo App
RBij een gekwaliceerde werkplaats
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting bij hoge bui-
tentemperaturen
Wanneer een niet geschikte koelvloeistof
wordtgebruikt, is het motorkoelsysteem bij
hoge buitentemperaturen niet voldoende
beschermd tegenoververhitting en corrosie.
444444 Technische gegevens
#Alleen een door Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof gebruiken.
#De aanwijzingen in het Mercedes-Benz
bedrijfsstoenvoorschri 320.1 in acht
nemen.
De koelvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aandeel antivriesmiddelconcentraat in het motor-
koelsysteem:
Rten minste 50% (vorstbescherming tot circa
-37 °C)
Rmaximaal 55% (vorstbescherming tot -45 °C)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot rt ruitruitreinigingsmid-einigingsmid-
deldel
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 435).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging vanruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken, anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
Technische gegevens 445445
AAututogogegevegevensens
InfInforormatie ovmatie over de ver de voeroertuiggtuiggegevegevensens
De aangegeven voertuiggegevens kunnen in ver-
band met de volgende factoren variëren.
Factoren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
Bovendien geldt voor de aangegeven voertuigge-
gevens:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen vindt u op
het voertuigtypeplaatje. (/pagina 433)
ZwZwenkhoogteenkhoogte
1Zwenkhoogte
AfmeAfmetingtingen (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
ZwZwenkhoogteenkhoogte
ModelModel ZwZwenkhoogteenkhoogte
Alle modellen
AfmeAfmetingtingenen
Alle modellenAlle modellen
Lengte4935 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2065 mm
Breedte zonder buiten-
spiegels 1852 mm
Wielbasis 2939 mm
ModelModel HoogteHoogte
E 300 e
E 300 de
1475 mm
Alle andere modellen 1481 mm
446446 Technische gegevens
AfmeAfmetingtingen (nieen (niet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride)ide)
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
ZwZwenkhoogteenkhoogte
ModellenModellen ZwZwenkhoogteenkhoogte
Alle modellen
AfmeAfmetingtingenen
Alle modellenAlle modellen
Lengte4935 mm
Breedte over buiten-
spiegels 2065 mm
Breedte zonder bui-
tenspiegels 1852 mm
Wielbasis 2939 mm
HoogteHoogte
ModelModel HoogteHoogte
E 200 4MATIC
E 220 d 4MATIC
E 300 d 4MATIC
1466 mm
E 400 d 4MATIC
E 450 4MATIC
1467 mm
Alle andere modellen 1460 mm
GeGewicwichthten en belasen en belastingtingen (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
DakbelasDakbelastingting
ModelModel MaximumdakbelasMaximumdakbelastingting
Alle modellen 100 kg
GeGewicwichthten en belasen en belastingtingen (nieen (niet vt voor plug-in-oor plug-in-
hhybrybride)ide)
DakbelasDakbelastingting
ModelModel MaximumdakbelasMaximumdakbelastingting
Alle modellen 100 kg
Hoogspanningsaccu (plug-in-hHoogspanningsaccu (plug-in-hybrybride)ide)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de enert de energievgievoor-oor-
ziening vziening voor voor voeroertuigtuigen meen met hoogspanningsaccut hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm EN
17186:2019 bevindt de voertuigcode zich op de
volgende plaatsen op de auto:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Technische gegevens 447447
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm:Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/pagina 205).
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
EnerEnergie-inhoud en oplaadtigie-inhoud en oplaadtijdenjden
Alle modellenAlle modellen
Type Lithium-ion
Energie-inhoud geïnstalleerd13,5 kWh
Actieradius puur elektrisch
Oplaadtijd mode 3
Met 7,4 kW laadvermogen
Circa 1 h
30 min
Oplaadtijd mode 2
Met 3,7 kW laadvermogen
Circa 2 h
45 min
Oplaadtijd mode 2
Met 2,3 kW laadvermogen
Circa 5 h
Oplaadtijd mode 2
Met 1,8 kW laadvermogen
Circa 6 h
30 min
De oplaadtijden mode 2 en 3 gelden voor wis-
selstroomladen van 10% tot 100% van de bruik-
bare energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(/pagina 205).
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingen oven over de aanhangwer de aanhangwagagen-en-
vvooroorzieningziening
Afhankelijk van het voertuigtype zijn wijzigingen
aan het motorkoelsysteem noodzakelijk. Het
naderhand inbouwen van een aanhangwagenvoor-
ziening is alleen toegestaan, wanneer in de voer-
tuigdocumentatie een aanhangwagengewicht is
ingevoerd.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
Ook de aanwijzingen met betrekking tot het rijden
met een aanhangwagen in acht nemen
(/pagina 285).
448448 Technische gegevens
InbouwmatInbouwmaten ven van de aanhangwan de aanhangwagagenvenvooroorzieningziening
1Bevestigingspunten
2Achteroverbouw
3Hartlijn achteras
De achteroverbouw en de bevestigingspunten gel-
den voor een af fabriek gemonteerde aanhangwa-
genvoorziening.
AAananwiwijzingjzingen maximum ken maximum kogogeldreldruk en druk en draagvaagverermo-mo-
ggenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door het losra-
kenvan de aanhangwagen
Bij een te geringe kogeldruk kan de aanhang-
wagen losraken.
#Een kogeldruk van 50 kg niet overschrij-
den.
#De maximaal toegestane kogeldruk
indien mogelijk benutten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door het losra-
kenvan de etsdrager
Bij het gebruik van een etsdrager moet naast
de maximale kogeldruk eveneens het maxi-
male draagvermogen in acht worden geno-
men.
#Het maximaal toegestane draagvermo-
gen niet overschrijden.
Wanneer een etsdrager wordtgebruikt de infor-
matie over de werking van de etsdrager en de
extra aanwijzingen met betrekking tot het maxi-
male draagvermogen in acht nemen
(/pagina 291).
Technische gegevens kogeldruk en draagvermo-
gen (/pagina 450).
AAcchthteroveroverbouw verbouw van de aanhangwan de aanhangwagagenvenvooroorzieningziening
(plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
Deze achteroverbouwmaat geldt voor een af
fabriek gemonteerde aanhangwagenvoorziening.
LengtLengte ace achthteroveroverbouwerbouw
Model AcModelAchthteroveroverbouwerbouw
Alle modellen 1243 mm
Technische gegevens 449449
AAcchthteroveroverbouw verbouw van de aanhangwan de aanhangwagagenvenvooroorzieningziening
(nie(niet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride)ide)
Deze achteroverbouwmaat geldt voor een af
fabriek gemonteerde aanhangwagenvoorziening.
LengtLengte ace achthteroveroverbouwerbouw
Model AcModelAchthteroveroverbouwerbouw
Alle modellen 1243 mm
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht (plug-in-hht (plug-in-hybrybride)ide)
De kogeldruk is niet bij het aanhangwagengewicht
inbegrepen.
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, ght, gereremd (biemd (bij minimaalj minimaal
klimvklimverermogmogen bien bij wj wegriegrijden vjden van 12%)an 12%)
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwichtht
Alle modellen 2100 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, onght, ongereremdemd
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwichtht
Alle modellen 750 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht (nieht (niet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride)ide)
De kogeldruk is niet bij het aanhangwagengewicht
inbegrepen.
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, ght, gereremd (biemd (bij minimaalj minimaal
klimvklimverermogmogen bien bij wj wegriegrijden vjden van 12%)an 12%)
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwicht, ght, gereremdemd
E 200 1900 kg
Alle andere modellen 2100 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, onght, ongereremdemd
Model AModel Aanhangwanhangwagagengenge-e-
wicwicht, onght, ongereremdemd
Alle modellen 750 kg
Maximum kMaximum kogogeldreldruk en druk en draagvaagverermogmogen (plug-in-en (plug-in-
hhybrybride)ide)
De aanwijzingen voor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/pagina 291).
KKogogeldreldrukuk
ModelModel MaximumkMaximumkogogeldreldrukuk
Alle modellen84 kg
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
DrDraagvaagverermogmogenen
ModelModel MaximumdrMaximumdraagvaagverermo-mo-
ggenen
Alle modellen
Maximum kMaximum kogogeldreldruk en druk en draagvaagverermogmogen (nieen (niet vt vooroor
plug-in-hplug-in-hybrybride)ide)
De aanwijzingenvoor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/pagina 291).
450450 Technische gegevens
KKogogeldreldrukuk
ModelModel MaximumkMaximumkogogeldreldrukuk
Alle modellen 84 kg
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
DrDraagvaagverermogmogenen
ModelModel MaximumdrMaximumdraagvaagverermo-mo-
ggenen
Alle modellen
TToegoegestestane asbelasane asbelasting acting achthtereras (plug-in-has (plug-in-hybrybride)ide)
AsbelasAsbelasting riting rijden mejden met aanhangwt aanhangwagagenen
ModelModel AsbelasAsbelastingting
Alle modellen 1620 kg
TToegoegestestane asbelasane asbelasting acting achthtereras (nieas (niet vt voor plug-oor plug-
in-hin-hybrybride)ide)
AsbelasAsbelasting riting rijden mejden met aanhangwt aanhangwagagenen
ModelModel AsbelasAsbelastingting
E 200 1400 kg
E 200 4MATIC 1410 kg
E 200 d
E 220 d
1415 kg
E 220 d 4MATIC 1420 kg
E 300 1425 kg
E 300 d 4MATIC 1455 kg
E 400 d 4MATIC 1440 kg
E 450 4MATIC 1460 kg
Technische gegevens 451451
DisplaDisplaymeldingymeldingenen
InleidingInleiding
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot displat displaymeldingymeldingenen
Displaymeldingen verschijnen op het instrumen-
tendisplay.
Displaymeldingen met grasche weergavenkun-
nen in de handleiding vereenvoudigd zijn afge-
beeld en afwijken van de weergave op het instru-
mentendisplay. Het instrumentendisplay gee dis-
playmeldingen met hoge prioriteit rood weer. Bij
bepaalde displaymeldingen klinkt bovendien een
waarschuwingssignaal.
De betreende displaymeldingen opvolgen en de
extra aanwijzingen in deze handleiding in acht
nemen.
Bij enkele displaymeldingen worden bovendien
symbolen weergegeven:
RÕMeer informatie
R¨Displaymelding verbergen
Met de Touch-Control links kunt u met een vee-
gbeweging naar links of rechts het betreende
symbool selecteren. Door te drukken op Õwordt
meer informatie op het mediadisplay weergege-
ven. Door te drukken op ¨verdwijnt de dis-
playmelding.
Displaymeldingen met een lage prioriteit kunt u
verwijderen door het indrukken van de terugtoets
Gof met de Touch-Control links. Daarbij wor-
den de displaymeldingen in het meldingengeheu-
gen opgeslagen.
De oorzaak van een displaymelding zo snel moge-
lijk verhelpen.
Displaymeldingen met hoge prioriteit kunnen niet
door u worden uitgeschakeld. Het instrumenten-
display toont deze displaymeldingen permanent,
tot de oorzaak van de displaymelding verholpen
is.
OpgOpgeslageslagen displaen displaymeldingymeldingen opren oproepenoepen
Boordcomputer:
4Service 51 melding
Als er geen displaymeldingen aanwezig zijn, ver-
schijnt op het instrumentendisplay Geen meldin-
gen aanwezig.
#Met een veegbeweging naar boven of naar
beneden op de Touch-Control links door de
displaymeldingen bladeren.
#HeHet meldingt meldingengengeheugeheugen ven vererlatlaten:en: De terug-
toetsGindrukken.
452452 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken
*Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 45).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 453453
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Linksvoor Storing Werk-
plaats opzoeken (voorbeeld)
*Het betreende veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 45).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
454454 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Windowbag links Storing
Werkplaats opzoeken (voor-
beeld)
*Het betreende veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 45).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
Voorpass.-airbag uitgescha-
keld zie handleiding
*De passagiersairbag is gedeactiveerd, hoewel een volwassen persoon of een persoon met een overeenkomstig pos-
tuur op de passagiersstoel zit. Wanneer extra krachten op de stoel worden uitgeoefend, kan het systeem een te gering
gewicht meten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Wanneer de passagiersairbag uitgeschakeld is, wordt deze bij een ongeval niet geactiveerd en kan deze dan niet
meer zoals bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen van het interieur in contact komen, in het
bijzonder als deze dicht op het dashboard zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/pagina 55).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 455455
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Voorpass.-airbag ingescha-
keld zie handleiding
*De passagiersairbag is in de volgende situaties tijdens het rijden geactiveerd:
RHoewel zich een kind, een klein persoon of een voorwerp met een gewicht beneden de grenswaarde van het sys-
teem op de passagiersstoel bevindt.
RHoewel de passagiersstoel leeg is.
Het systeem herkent eventueel extra gewicht door voorwerpen op de stoel of krachten die op de stoel werken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar door gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem bij
ingeschakelde passagiersairbag
Als een kind in een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt beveiligd en de passagiersairbag
ingeschakeld is, kan de passagiersairbag bij een ongeval worden geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een stoel met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDINGEN totgevolg hebben.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/pagina 55).
456456 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE functioneert niet
zie handleiding
*De PRE‑SAFE®functies vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE impuls zijkant
functioneert niet zie hand-
leiding
*Het systeem PRE‑SAFE®impuls zijkant vertoont een storing of is vanwege de activering uitgeschakeld.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
SleutSleutelel
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel vervangen
*De sleutel laten vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Á
Batterij sleutel vervangen
*De batterij van de sleutel is leeg.
#De batterijvervangen (/pagina 84).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 457457
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel niet herkend (witte
displaymelding)
*De sleutel wordt momenteel niet herkend.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet wordt herkend, de sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel
plaatsen (/pagina 175).
Á
Sleutel niet herkend (rode
displaymelding)
*De sleutel wordt niet herkend en is eventueel niet meer in de auto aanwezig.
De sleutel bevindt zich niet meer in de auto is en u schakelt de auto uit:
RUkunt de auto niet meer starten.
RUkunt de auto niet centraal vergrendelen.
#De sleutel moet zich in de auto bevinden.
Wanneer de herkenning van de sleutel vanwege een sterke radiobron wordtgestoord:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/pagina 175).
Á
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
*De auto rekent om de nieuwe sleutel in te leren.
#Wachttot de rekenprocedure afgesloten is.
458458 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Sleutel in aangegeven berg-
plaats leggen zie handlei-
ding
*De herkenning van de sleutel vertoont een storing.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/pagina 175).
VVererliclichtinghting
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Dimlicht links (voorbeeld)
*De betreende lichtbron is defect.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
%LED-lichtbronnen: Alleen wanneer alle lichtdiodes defect zijn, verschijnt de displaymelding voor de betreende ver-
lichting.
:
Storing Zie handleiding
*Deexterieurverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Een zekering kan doorgebrand zijn.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De zekeringen controleren en eventueel vervangen (/pagina 409).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 459459
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
AUTO-verlichting functio-
neert niet
*De lichtsensor voor het automatisch rijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Act. bochtverlicht. functio-
neert niet
*De actieve bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Verlichting inschakelen
*Urijdt zonder dimlicht.
#De lichtschakelaar in de stand Lof Ãdraaien.
:
Licht uitschakelen
*De auto wordtverlaten en de verlichting is nog ingeschakeld.
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
460460 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Intelligent Light System
functioneert niet
*Het Intelligent Light System vertoont een storing. Het verlichtingssysteem werktverder zonder de functies van het
Intelligent Light System.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Adaptieve grootlichtassis-
tent nu niet beschikbaar
zie handleiding
*De adaptieve grootlichtassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 145).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve grootlichtas-
sistent weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent functioneert niet
*De adaptieve grootlichtassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 461461
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus nu niet beschik-
baar Zie handleiding
*De adaptieve grootlichtassistent Plus is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 146).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve grootlichtas-
sistent Plus weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent Plus weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus functioneert niet
*De adaptieve grootlichtassistent Plus vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Alarmknipperlichten Storing *De alarmknipperlichtenschakelaar vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
462462 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
KlimaatrKlimaatregegelingeling
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
functioneert niet zie hand-
leiding
*De standverwarming vertoont tijdelijk een storing.
#Als de auto horizontaal staat en de motor is afgekoeld: Viermaal met tussenpozen van een aantal minuten probe-
ren de standverwarming in te schakelen.
#Als de standverwarming niet inschakelt: Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
&
functioneert niet accu zwak
*De boordnetspanning is te laag.
De standverwarming is uitgeschakeld.
#Een langere afstand rijden, tot de accu weer voldoende opgeladen is.
&
functioneert niet brandstof
tanken
*Er bevindt zich te weinig brandstof in de brandstoank. De standverwarming kan niet meer worden ingeschakeld.
#Tanken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 463463
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
functioneert niet Opladen
van HV-accu niet afgesloten
*De hoogspanningsaccu wordt opgeladen. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#Wachtentot het opladen een minimale laadtoestand hee bereikt.
&
functioneert niet HV-accu
opladen
*De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen.
&
Voorklimatisering via sleu-
tel na starten van de motor
weer beschikbaar
*Uhebt bij een geparkeerde auto meer dan tweemaal geprobeerd de klimaatregeling vooraf in te schakelen.
#De auto gedurende tien seconden starten.
De klimaatregeling vooraf kanweer worden ingeschakeld.
464464 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
Voorklimatisering via sleu-
tel functioneert niet HV-
accu zwak
*De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen.
Wanneer de hoogspanningsaccu voldoende opgeladen is, is de klimaatregeling vooraf weer ingeschakeld.
HybrHybride systide systeemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
u
Wegslepen verboden Zie
handleiding
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#De auto alleen vervoeren op een auto-ambulance of een aanhangwagen (/pagina 404).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 465465
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ò
Akoestische omgevingsbe-
scherming functioneert niet
*De soundgenerator (akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem) vertoont een storing. Er worden geen rijgeluiden
gegenereerd. De auto wordteventueel niet door andere verkeersdeelnemers akoestisch waargenomen.
#In het bijzonder anticiperend rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
è
Laadkabel aangesloten
*Erkan niet worden weggereden zo lang de laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
Laadkabel ontgrendelen
niet mogelijk Zie handlei-
ding
*De laadkabelstekker kan niet uit de contactdoos van het laadstation worden getrokken.
#De NOOD-UIT-schakelaar op het laadstation indrukken.
Wanneer de laadkabelstekker vervolgens niet kanworden verwijderd:
#Bij de aanbieder van het laadstation via de op het laadstation aangebrachte noodoproeptoets of het alarmnummer
om servicepersoneel verzoeken.
Auto wordt momenteel niet
opgeladen Storing van het
laadstation
*Er is een storing van het laadstation opgetreden of de RFID-kaart wordt niet herkend.
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#De werking van de RFID-kaart laten controleren.
466466 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Laadmodus momenteel
niet beschikbaar Opnieuw
proberen of andere laadmo-
dus kiezen
*Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachtentot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Laadstoring Andere laad-
modus kiezen a.u.b. Zie
handleiding
*Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachtentot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Alleen elektrische aandrij-
ving beschikbaar Vermo-
gen beperkt
*De brandstofvoorraad is opgebruikt en de verbrandingsmotor is uitgeschakeld. Het vermogen van de auto is beperkt,
omdat in de elektro-modus wordtgereden.
#Direct tanken.
Als er wel brandstof is, is er een storing in de verbrandingsmotor aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Rijprogramma "Electric"
momenteel niet beschik-
baar
*De laadtoestand van de hoogspanningsaccu is niet voldoende voor het rijprogramma Electric.
De hoogspanningsaccu opladen (/pagina 205).
Aandrijfvermogen geredu-
ceerd Zie handleiding
*Het aandrijfsysteem schakelt vanwege een storing over naar het noodprogramma.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 467467
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
*De hoogspanningsaccu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden.
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Storing
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Wanneer de displaymelding en het waarschuwingssignaal met korte intervallen worden herhaald, is een ernstige sto-
ring aanwezig. De auto moet direct op een veilige plaats worden geparkeerd, omdat het aandrijfsysteem automatisch
wordtgedeactiveerd.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De auto uitschakelen en contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
468468 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Û
Storing Werkplaats opzoe-
ken
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder schakelen Werk-
plaats opzoeken
*Het aandrijfsysteem kanvanwege een storing niet opnieuw worden gestart.
Als de transmissiestand met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordtgewijzigd, wordt het aandrijfsysteem afgezet in de
parkeerstand jof in de neutraalstand i.
#De transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder opnieuw te starten
Werkplaats opzoeken
*Vanwege een storing is het opnieuw startenvan het aandrijfsysteem niet mogelijk.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
d
Storing
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Het aandrijfkracht van de auto is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 469469
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Stoppen Motor uit
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
d
Vermogen sterk geredu-
ceerd
*Detemperatuur van het aandrijfsysteem ligt buiten het normale bedrijfstemperatuurgebied, bijvoorbeeld vanwege
extreem lage of hoge buitentemperaturen.
Het aandrijfvermogen is sterk gereduceerd.
Wanneer de bedrijfstemperatuur van het aandrijfsysteem normaliseert, is het volledige aandrijfvermogenweer beschik-
baar. De displaymelding verdwijnt.
*Wanneer het vermogen van het aandrijfsysteem daarna nog steeds gereduceerd is, is er een storing in het aandrijfsys-
teem aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Wachten a.u.b... Tank
wordt ontlucht
*AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::De druk in de brandstoank wordtvoor het openen van de tankdopklep verlaagd. De druk-
afbouw kantot 15 minuten duren.
470470 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Tank is ontlucht Gereed
om te tanken
*AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::De druk in de brandstoank is gedaald en de tankdopklep wordtgeopend.
6
Tankontluchting Storing
Werkplaats opzoeken
*AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::Het brandstofsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 471471
AAutouto
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Voertuig is klaar om te rij-
den. Voor het verlaten con-
tact uitschakelen
*Uwilt de auto in rijklare toestand verlaten.
#De auto uitschakelen, beveiligen tegenwegrollen en de sleutel verwijderen.
#Wanneer de auto niet wordtverlaten, de elektrische verbruikers, bijvoorbeeld de stoelverwarming, uitschakelen.
Anders kan de 12‑V-accu worden ontladen en is starten alleen met een externe accu (starthulp) mogelijk.
ï
Bediening alleen in trans-
missiestand P
*Dekogelhals zwenkt niet, omdat de transmissiestand h,kof de neutraalstand iis ingeschakeld.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand jinschakelen.
ï
Trekhaak zwenkt
*Dekogelhals zwenkt in- of uit.
De zwenkprocedure niet met de hand, de voet of andere hulpmiddelen versnellen, vertragen of forceren als de kogel-
kop niet beweegt. Tijdens de zwenkprocedure geen aanhangwagen aankoppelen.
De displaymelding verdwijnt als de kogelhals zich in een bedrijfsklare positie bevindt.
472472 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ï
Trekhaak vergrendeling
control. (witte displaymel-
ding)
*De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als het waarschuwings-/
controlelampje doo.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/pagina 286).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 473473
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#WWanneer de kanneer de kogogelhals is ingelhals is ingeklapteklapt::Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/pagina 286).
De kogelhals vergrendelt verticaal in de vergrendelde positie en vervolgens onder de bumper.
#WWanneer de kanneer de kogogelhals is uitgelhals is uitgeklapteklapt::Een nieuwe zwenkprocedure activeren (/pagina 286).
De kogelhals vergrendelt onder de bumper.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display momen-
teel niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het head-up-display is tijdelijk niet beschikbaar. Mogelijke oorzaken:
RStoringen in de spanningsvoorziening
RSignaalstoringen
#De auto op een veilige plaats stoppen en uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display functio-
neert niet
*Het head-up-display hee een interne storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
474474 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ù
Storing besturing Meer
kracht vereist Zie handlei-
ding
*De bekrachtiging van de stuurinrichting vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigd stuurgedrag
Wanneer de bekrachtiging van de stuurinrichting gedeeltelijk of geheel uitvalt, is er meer kracht nodig om te stu-
ren.
#Als veilig kanworden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing besturing Direct
stoppen Zie handleiding
*De stuurinrichting vertoont een storing. De bestuurbaarheid is sterk nadelig beïnvloed.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Actieve motorkap Storing
zie handleiding
*De actieve motorkap (voetgangersbescherming) vertoont een storing of functioneert niet vanwege een activering.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
C*Ten minste een portier is geopend.
#Alle portieren sluiten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 475475
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
M*De motorkap is geopend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door ontgrendelde motorkap tijdens het rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motorkap vergrendeld is.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De motorkap sluiten.
N*Het koerdeksel is geopend.
&GEVGEVAARAAR Vergiigingsgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgassen, bijvoorbeeld koolmonoxide uit. Wanneer het koerdeksel is
geopend bij draaiende motor, in het bijzonder tijdens het rijden, kunnen uitlaatgassen in het interieur binnendrin-
gen.
#Altijd de motor afzetten alvorens het koerdeksel te openen.
#Nooit met een geopend koerdeksel rijden.
#Het koerdeksel sluiten.
476476 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
_
Rugleuning achterbank
links niet vergrendeld (voor-
beeld)
*Derugleuning van de betreende stoel is niet vergrendeld.
#De rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt.
¥
Ruitensproeiervloeistof bij-
vullen
*Het ruitensproeiervloeistofniveau in het ruitensproeiervloeistofreservoir is tot onder het minimum gedaald.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen (/pagina 381).
Ruitenwissers Storing *Dewerking van de ruitenwissers vertoont een storing.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 477477
MotMotoror
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Om de motor af te zetten
de start-stop-toets gedu-
rende min. 3 seconden of
3 keer indrukken
*Uhebt tijdens het rijden de start-stoptoets ingedrukt.
#Informatie over het uitschakelen van de auto tijdens het rijden (/pagina 175).
Motor starten niet mogelijk
Zie handleiding
*Het startenvan de motor is niet mogelijk.
#De auto uit- en weer inschakelen.
#Als de displaymelding nog steeds verschijnt, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
+
Koelvloeistof bijvullen zie
handleiding
*Het koelvloeistofniveau is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door te weinig koelvloeistof
#Langere ritten met te weinig koelvloeistof vermijden.
#Koelvloeistof bijvullen (/pagina 380).
#Het motorkoelsysteem bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
478478 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ÿ
Koelvloeistof Stoppen
Motor uit
*Dekoelvloeistof is te warm.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordtgeopend, kunnen de vol-
gende situaties optreden:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
#Wachtentot de motor is afgekoeld.
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
ÿ*Er is een storing in het motorkoelsysteem aanwezig.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 479479
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
8
Brandstofreserve
*De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
!
Brandstoffilter reinigen
*AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Het brandstolter is vervuild of het water in het brandstolter moet worden afgetapt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¸
Luchtfilter vervangen
*AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Het luchtlter van de motor is vervuild en moet worden vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TTrransmissieansmissie
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Schakelstand P alleen bij
stilstaand voertuig
*Het inschakelen van de parkeerstand jis alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
480480 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand jzetten.
Voor verlaten van schakel-
stand P rem bedienen
*Uhebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand jeen andere transmissiestand in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h,kof de neutraalstand iinschakelen.
Voor verlaten van schakel-
stand P of N rem bedienen
en motor starten
*Uhebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand jof de neutraalstand ieen andere transmissiestand in te schake-
len.
#Het rempedaal indrukken.
#De auto starten.
#De transmissiestand wijzigen.
Voor inschakelen van scha-
kelstand D of R eerst rem
bedienen
*Uhebt geprobeerd om de transmissiestand hof kin te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand hof kinschakelen.
Voor inschakelen van scha-
kelstand R eerst rem bedie-
nen
*Uhebt geprobeerd om de transmissiestand kin te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand kinschakelen.
Wegrolgevaar Portier open
en transmissie niet in P
*Het bestuurdersportier is niet volledig gesloten en de transmissiestand hof kof de neutraalstand iis ingescha-
keld.
De auto kanwegrollen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 481481
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Bij het parkerenvan de auto de parkeerstand jinschakelen.
Stand N permanent geacti-
veerd Wegrolgevaar
*Terwijl de auto rolt of rijdt is de neutraalstand iingeschakeld.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand jzetten.
#Om verder te rijden de transmissiestand hof kinschakelen.
Zonder schakelen Werk-
plaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing. Het wijzigenvan de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand his ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Achteruit rijden niet moge-
lijk Werkplaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing. Het inschakelen van de transmissiestand kis niet mogelijk.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie Storing Stop-
pen
*De transmissie vertoont een storing. De transmissie schakelt daarbij automatisch in de neutraalstand i.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand jinschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
482482 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Voertuig stoppen Motor
laten draaien Wachten
Transmissie koelt af
*De transmissie is oververhit. Het wegrijden kan tijdelijk belemmerd of onmogelijk zijn.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De motor laten draaien.
#Pasverder rijden wanneer de displaymelding verdwijnt.
Backup accu Storing (witte
displaymelding) *AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De noodaccu voor de transmissie wordt niet meer opgeladen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand
jinschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Backup accu Storing (rode
displaymelding) *AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De noodaccu voor de transmissie wordt niet meer opgeladen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand
jinschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 483483
RRemmenemmen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Parkeerrem zie handleiding
*Het gele controlelampje !brandt. De elektrische parkeerremvertoont een storing.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen (/pagina 224).
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kanworden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
*Het gele controlelampje !en het rode controlelampje !branden. De elektrische parkeerremvertoont een sto-
ring.
Om tOm te lossen:e lossen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/pagina 224).
of
#De elektrische parkeerrem automatisch vrijzetten (/pagina 223).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
484484 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
*Het gele controlelampje !brandt en het rode controlelampje !knippert. De elektrische parkeerremvertoont
een storing.
De elektrische parkeerremkan niet worden vastgezet of gelost.
#De auto uit- en weer inschakelen.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/pagina 224).
Om tOm te lossen:e lossen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen en vervolgens weer vrijzetten.
Wanneer de elektrische parkeerrem nog steeds niet kanworden vastgezet, of als het rode controlelampje !nog
steeds knippert:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
*Het gele controlelampje !knippert en het rode controlelampje !knippert gedurende circa tien seconden na
het inschakelen of vrijzetten van de elektrische parkeerrem. Vervolgens blij het branden of het doo. De elektrische
parkeerremvertoont een storing.
Als de laadtAls de laadtoestoestand tand te laag is:e laag is:
#De 12V-accu opladen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 485485
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De auto uitschakelen.
De elektrische parkeerremwordt automatisch ingeschakeld.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet moet worden ingeschakeld, bijvoorbeeld in de wasstraat of bij het slepen, de
auto ingeschakeld laten. Een uitzondering vormt het slepen met omhooggebrachte achteras.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet automatisch wordt ingeschakeld:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/pagina 224).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
Om tOm te lossen:e lossen:
#Als is voldaan aan de voorwaarden voor het automatisch vrijzetten, en de elektrische parkeerremwordt niet auto-
matisch vrijgezet, de elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/pagina 224).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
486486 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Parkeerrem ontgrendelen
*Het rode controlelampje !knippert.
De elektrische parkeerrem is vastgezet tijdens het rijden:
RAan een voorwaarde voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem is niet voldaan
(/pagina 223).
RUvoert een noodremming uit met de elektrische parkeerrem (/pagina 224).
#De voorwaarden voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem controleren.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten.
!
Parkeerrem Om te ontgren-
delen contact AAN
*Het rode controlelampje !brandt.
Wanneer de elektrische parkeerremwordtgelost, is de auto uitgeschakeld.
#De auto inschakelen.
J
Remvloeistofpeil controle-
ren
*Er bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 487487
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Geen remvloeistof bijvullen.
Remblokken controleren
zie handleiding
*Deremvoeringen hebben de slijtagegrens bereikt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RiRijsystjsystemenemen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ë
Uit
*De HOLD-functie is uitgeschakeld, omdat de auto slipt of omdat niet is voldaan aan een inschakelvoorwaarde.
#De HOLD-functie later weer inschakelen of de inschakelvoorwaarden van de HOLD-functie controleren
(/pagina 231).
é
Attention Assist functio-
neert niet
*DeATTENTION ASSIST vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
488488 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
é
Attention Assist: pauze!
*DeATTENTION ASSIST hee vermoeidheid of een toenemende onoplettendheid bij de bestuurder vastgesteld
(/pagina 233).
#Zo nodig pauze nemen.
h
- - - km/h
*De TEMPOMAT kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is.
#De inschakelvoorwaarden van de TEMPOMAT controleren (/pagina 236).
TEMPOMAT functioneert
niet
*De TEMPOMAT vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT en limiter func-
tioneren niet
*De TEMPOMAT en de limiter vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT Uit *De TEMPOMAT is uitgeschakeld.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de TEMPOMAT automatisch uitgeschakeld (/pagina 235).
È
- - -km/h
*De limiter kan tijdelijk niet worden ingeschakeld. Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig
zijn.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 489489
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Limiter passief *Wanneer het gaspedaal totvoorbij het drukpunt wordt ingedrukt (kickdown), wordt de limiter passief geschakeld
(/pagina 236).
Limiter functioneert niet *De limiter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ç
- - -km/h
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden vol-
daan is.
#De inschakelvoorwaarden van de actieve afstandsassistent DISTRONIC in acht nemen (/pagina 241).
ç
passief
*Wanneer u het gaspedaal verder dan de instelling voor de actieve afstandsassistent DISTRONIC indrukt, wordt het sys-
teem passief geschakeld (/pagina 238).
ç
Uit
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is gedeactiveerd. Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de
actieve afstandsassistent DISTRONIC automatisch gedeactiveerd (/pagina 241).
490490 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve afstandsassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 238).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve afstandsassistent
buiten werking
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve afstandsassistent
weer beschikbaar
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is weer gereed voor gebruik.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC inschakelen (/pagina 241).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 491491
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ð
Maximum snelheid over-
schreden
*De maximum toegestane snelheid is overschreden (alleen bepaalde landen).
#Langzamer rijden.
Snelheidsbegrenzing (win-
terbanden) XXX km/h
*Uhebt de opgeslagen toegestane maximumsnelheid voor winterbanden bereikt. Deze snelheid kan niet worden over-
schreden.
Actieve stuurassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
*De actieve stuurassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 247).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
#Indien nodig de bandenspanning controleren.
Actieve stuurassistent bui-
ten werking
*De actieve stuurassistent vertoont een storing. De actieve afstandsassistent DISTRONIC blij beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
492492 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve stuurassistent
momenteel niet beschik-
baar wegens meerdere
noodstops
*De actieve stuurassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschikbaar.
#De besturing overnemen en op veilige wijze stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve stuurassistent is weer beschikbaar.
Noodstop wordt gestart *Uhebt de handen niet aan het stuurwiel. De noodstop wordtgestart (/pagina 249).
#De handen weer aan het stuurwiel.
Ukunt de vertraging altijd afbreken door een van de volgende handelingen:
RSturen
RRemmen of gasgeven
RActieve afstandsassistent DISTRONIC uitschakelen
Ø*De actieve stuurassistent hee de systeemgrens bereikt (/pagina 247).
U hebt al geruime tijd niet zelf gestuurd.
#De besturing overnemen en op veilige wijze verder rijden.
Actieve fileassistent
momenteel niet beschik-
baar Zie handleiding
*De actieve leassistent is tijdelijk niet beschikbaar. De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve stuurassis-
tent zijn nog steeds beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 246).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 493493
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve fileassistent buiten
werking Zie handleiding
*De actieve leassistent vertoont een storing.
De actieve leassistent wordtgedeactiveerd. De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de actieve stuurassistent
zijn nog steeds beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Verkeerstekenassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*Deverkeerstekenassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
Verkeerstekenassistent
functioneert niet
*Deverkeerstekenassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding
*De dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 256).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
494494 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Dodehoekassistent functio-
neert niet
*De dodehoekassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Dodehoekassistent met
aanhangwagen niet
beschikbaar zie handleiding
*Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordtgemaakt, is de dodehoekassistent niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve dodehoekassistent
nu niet beschikbaar zie
handleiding
*De actieve dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 256).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 495495
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve dodehoekassistent
functioneert niet
*De actieve dodehoekassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Act. dodehoekassistent
met aanhangwagen niet
beschikbaar Zie handleiding
*Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordtgemaakt, is de actieve dodehoekassistent niet
beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve spoorassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*De actieve spoorassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 259).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve spoorassistent
functioneert niet
*De actieve spoorassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
496496 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
¸
Ã
ç
Ä
Tijdelijk niet beschikbaar
Sensoren vervuild
*De front- en hoekradars (hierna "sensoren" genoemd) vertonen een storing. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de sensoren
RHevige neerslag
RLange ritten buiten de bebouwde kom zonder doorstromend verkeer, bijvoorbeeld in de woestijn
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Verder rijden.
Als de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en worden de
bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#Alle sensorafdekkingen aan de buitenzijde reinigen (/pagina 226).
#De auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 497497
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
á
Ã
Ä
Ø
Ô
Tijdelijk niet beschikbaar
Camerazicht gereduceerd
*Het zicht van de multifunctionele camera is beperkt. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het gezichtsveld van de multifunctionele camera
RZware neerslag of mist
RCondens aan de binnenzijde van de voorruit: Bij bepaalde weersomstandigheden kan zich aan de binnenzijde van
de voorruit condens vormen, vooral in het koude jaargetijde.
%Deze condens op de voorruit wordt met behulp van de verwarming zeer snel automatisch verwijderd. De beper-
king is tijdelijk.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Verder rijden.
Als de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en worden de
bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen, vooral in de omgeving van de multifunctionele camera (/pagina 226).
#De auto opnieuw starten.
498498 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
*De AIR BODY CONTROL werkt slechts beperkt. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#Overeenkomstig de actuele hoogte rijden, echter niet sneller dan 80 km/h.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*DeDYNAMIC BODY CONTROL vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#Niet sneller dan 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
É
STOP Auto te laag
*Ubent weggereden hoewel de voertuighoogte te laag was.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
De auto wordttot de geselecteerde voertuighoogte omhooggebracht.
#Pasverder rijden wanneer de displaymelding verdwijnt.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt en er bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de
AIR BODY CONTROL een storing:
#Niet sneller dan 80 km/h rijden en meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Er is schade aan de voorwielen en de spatborden voor mogelijk bij te grote stuuruitslagen
#Tijdens het rijden grote stuuruitslagen vermijden en letten op schurende geluiden.
#Bij schurende geluiden op een veilige wijze stoppen en indien mogelijk een grotere voertuighoogte instellen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 499499
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Een hogere voertuighoogte instellen (/pagina 263).
Afhankelijk van de storing komt de auto omhoog.
¢
komt omlaag
*Devoertuighoogte neemt af om de volgende redenen:
RU hee een ander rijprogramma geselecteerd.
RU hee de snelheidsgrens overschreden.
RU hee de voertuighoogte met een druk op de toetsgewijzigd.
É
Auto komt omhoog
*De auto stelt zich op de gekozen rijhoogte in.
É
Auto komt omhoog Een
ogenblik geduld a.u.b.
*Devoertuighoogte is te laag. De auto wordttot de geselecteerde voertuighoogte omhooggebracht.
#Paswegrijden wanneer de displaymelding verdwijnt.
500500 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
É
Langzamer rijden
*Urijdt te snel voor de instelling van de geselecteerde voertuighoogte.
#Voor het instellen van de voertuighoogte niet sneller dan 60 km/h rijden.
#Voor het instellen van de voertuighoogte bij het rijden met een aanhangwagen niet sneller dan 30 km/h rijden.
Parkeerassistent en PARK-
TRONIC buiten werking Zie
handleiding
*De actieve parkeerassistent en de PARKTRONIC-parkeerassistent vertonen een storing.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden, daarbij op de omgeving van de auto letten.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 501501
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
÷
nu niet beschikbaar zie
handleiding
*Het ABS en het ESP®zijn tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korteroute met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
502502 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding
*Het ABS en het ESP®vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ABS en het ESP®direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
÷
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het ESP®is tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korteroute met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 503503
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
÷
functioneert niet zie hand-
leiding
*Het ESP®vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
504504 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
T
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding
*Het EBD, het ABS en het ESP®vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het EBD, het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Actieve remassistent Func-
tie nu beperkt beschikbaar
Zie handleiding
*AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Het Active Brake Assist System met kruisingsfunctie, de uitwijkstuurassistent of de
PRE‑SAFE®PLUS zijn tijdelijk niet of gedeeltelijk beschikbaar.
AAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakketentiepakket::Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 505505
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve remassistent Func-
tie beperkt beschikbaar Zie
handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE®PLUS
AAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket:t: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
G
functioneert niet
*Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
506506 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Apparaat herkend op dia-
gnose-interface Zie handlei-
ding
*De functies van de auto voor de storingsherkenning zijn beperkt.
Een of meerdere hoofdfuncties van het Mercedes me connect systeem vertonen een storing.
#De aanwijzingen met betrekking tot de diagnose-interface in acht nemen (/pagina 36).
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
AAccuccu
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
12V-accu Zie handleiding
*De auto is afgezet en de laadtoestand is te laag.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
Om de 12V-accu op te laden:
#De auto enkele minuten laten draaien of een langere afstand rijden.
#Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: De 12V-accu stationair opladen of een langere afstand rijden.
*Wanneer de melding bij een uitgeschakelde auto verschijnt, is er een storing in het boordnet aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 507507
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
zie handleiding
*De 12V-accu wordt niet meer opgeladen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke motorschade als verder wordtgereden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#
Stoppen zie handleiding
*De 12V-accu wordt niet meer opgeladen en hee een te lage laadtoestand bereikt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke motorschade als verder wordtgereden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
508508 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
Voertuig stoppen Motor
laten draaien
*De 12V-accu hee een te lage laadtoestand.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De motor laten draaien.
#Wanneer de displaymelding verdwijnt: Verder rijden.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
48V-accu Zie handleiding
*Het 48V-boordnet hee functiebeperkingen.
Comfortfuncties kunnen slechts beperkt beschikbaar zijn.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ý
Wachten a.u.b. 48V-accu
wordt opgeladen
*De 48V-accu is ontladen. U hebt de auto ingeschakeld, terwijl de 12V-accu met een geschikte oplader wordt opgela-
den of terwijl een ander voertuig starthulp verleent.
De ontladen 48V-accu wordt automatisch via de spanningsomvormer opgeladen. Na enkele minuten verschijnt op het
instrumentendisplay de displaymelding Motor starten weer mogelijk.
#De auto starten.
#Om de 12V-accu en de 48V-accu op te laden, na het losmaken van de oplader enige tijd met de auto rijden.
Als de displaymelding Motor starten weer mogelijk na enkele minuten niet wordtweergegeven:
#Proberen om de auto te starten.
#Wanneer de auto niet start: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 509509
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Motor starten niet mogelijk
Zie handleiding
*De laadtoestand van de 48V-accu is te laag. U kunt de auto niet meer starten.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#Een door Mercedes-Benz goedgekeurde, geschikte oplader met voldoende laadvermogen aansluiten op het hulp-
startpunt van de 12V-accu (/pagina 402).
De 48V-accu wordt opgeladen via de spanningsomvormer in de auto.
Motor starten weer moge-
lijk
*De 48V-accu is automatisch via de spanningsomvormer opgeladen.
#Om de 12V-accu en de 48V-accu op te laden, de auto starten en gedurende enige tijd gaan rijden.
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanningscontrole
nu niet beschikbaar
*Een sterke radiobron veroorzaakt een storing. Daardoor worden geen signalen van de bandenspanningssensoren ont-
vangen. De bandenspanningscontrole is tijdelijk niet beschikbaar.
Zodra de oorzaak is verholpen, start de bandenspanningscontrole vanzelf weer.
#Verder rijden.
Bandensp.contr. functio-
neert niet
*De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
510510 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloe-
den.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Bandensp.contr. functio-
neert niet Geen wielsenso-
ren
*Degemonteerde wielen hebben geen geschikte bandenspanningssensoren. De bandenspanningscontrole is uitgescha-
keld.
#Wielen met geschikte bandenspanningssensoren monteren.
h
Wielsensor(en) niet
beschikbaar
*Van een of meerdere banden ontbreekt het signaal van de bandenspanningssensor. Bij de betreende band wordt
geen bandenspanningswaarde weergegeven.
#De defecte bandenspanningssensor laten vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
h
Banden controleren
*Van één of meerdere banden is de bandenspanning sterk gedaald.
De wielpositie wordtweergegeven. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 511511
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/pagina 413) en de banden controleren.
h
Bandenspanning corrigeren
*Ten minste één band hee een te lage bandenspanning, of de bandenspanningen van de afzonderlijke banden wijken
te sterk van elkaar af.
#De bandenspanning controleren en eventueel lucht bijvullen.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning de bandenspanningscontrole opnieuw activeren (/pagina 416).
h
Let op: band defect
*Van één of meerdere banden daalt de bandenspanning plotseling. De wielpositie wordtweergegeven.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met drukloze banden
RDe banden kunnen overmatig verhit raken en worden beschadigd.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#Niet met drukloze band rijden.
512512 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Bij drukloze MOExtended-band de toegestane nog af te leggen afstand en toegestane maximumsnelheid niet
overschrijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot bandenpech in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech (/pagina 392).
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De banden controleren.
Banden oververhit *Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
Snelheid verlagen *Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 513513
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanning Banden
controleren
*Het bandenspanningswaarschuwingssysteem hee een sterk drukverlies herkend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/pagina 413) en de banden controleren.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw activeren
(/pagina 417).
Bandenspanningsbewaking
na band.sp.controle
opnieuw starten
*Er is een displaymelding voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem weergegeven en het systeem is sindsdien
niet opnieuw gestart.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw activeren
(/pagina 417).
514514 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanningsbewaking
functioneert niet
*Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
UitlaatgUitlaatgasnabehandelingasnabehandeling
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ø
AdBlue bijvullen zie handlei-
ding
*De AdBlue®-voorraad is tot onder de reservemarkering gedaald.
#Direct AdBlue®bijvullen (/pagina 203).
Ø
AdBlue bijvullen Noodloop
over XXX km Zie handlei-
ding
*De lage AdBlue®-voorraad leidt tot een beperking van het vermogen nadat de getoonde resterende afstand is gereden.
#Direct AdBlue®bijvullen (/pagina 203).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 515515
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ø
XX,X l AdBlue bijvullen
Noodloop: max. XXX km/h
Geen start na XXX km
*De lage AdBlue®voorraad leidt tot een beperking van het vermogen vanaf de weergegeven snelheid.
Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer worden gestart.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue®bijvullen (/pagina 203).
Ø
XX,X l AdBlue bijvullen Con-
tact AAN, 60s wachten
anders geen start mogelijk
*De AdBlue®-voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet meer starten.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue®bijvullen (/pagina 203).
#De auto inschakelen en circa 60 seconden wachten.
#De auto starten.
¯
AdBlue systeemstoring Zie
handleiding
*Het AdBlue®systeem vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
516516 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop over XXX km Zie
handleiding
*Het AdBlue®systeem vertoont een storing. Het vermogen wordt beperkt na de getoonde resterende afstand.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop: max XXX km/h
Geen start na XXX km
*Vermogensbeperking vanwege de AdBlue®-systeemfout. Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer
worden gestart.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Starten niet mogelijk
*Het AdBlue®systeem vertoont een storing. U kunt de auto niet meer starten.
#Meteen contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 517517
MotMotororolieolie
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
5
Bij tankstop motoroliepeil
controleren
*Het motoroliepeil is tot het minimum gedaald.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Het motoroliepeil bij de volgende tankstop controleren.
Motorolie bijvullen (/pagina 379).
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/pagina 441).
5
Bij tankstop 1 l motorolie
bijvullen
*Displaymelding alleen bij bepaalde motortypen:
Het motoroliepeil is tot het minimum gedaald.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Bij de volgende tankstop 1 l motorolie bijvullen (/pagina 379).
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/pagina 441).
518518 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
5
Motoroliepeil Oliepeil verla-
gen
*Displaymelding alleen bij bepaalde motortypen:
Het motoroliepeil is te hoog.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te veel motorolie
#Langere ritten met te veel motorolie vermijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan en het motoroliepeil laten verlagen.
5
Motoroliepeil Stoppen
Motor uit
*Displaymelding alleen bij bepaalde motortypen:
Het motoroliepeil is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#1 l motorolie bijvullen (/pagina 379).
#Het motoroliepeil controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/pagina 441).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 519519
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
5
Motoroliedruk Stoppen
Motor uit
*Displaymelding alleen bij bepaalde motortypen:
De oliedruk is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met een te lage oliedruk
#Rijden met een te lage oliedruk vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
5
Meten van het motorolie-
peil niet mogelijk
*De elektrische verbinding naar de oliepeilsensor is onderbroken of de oliepeilsensor is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
OvOvererziczicht wht waaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
Wanneer de auto wordt ingeschakeld, voeren ver-
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen daar-
bij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag is
niet kritisch. Paswanneer deze waarschuwings-
en controlelampjes na het startenvan de auto of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
520520 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
InsInstrtrumentumentenenpaneelpaneel
De posities van de controlelampjes in het instru-
mentendisplay kunnen afhankelijk van de display-
instelling afwijken van het voorbeeld.
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjes:pjes:
6Veiligheidssysteem (/pagina 522)
üVeiligheidsgordel (/pagina 522)
_Vermogen gereduceerd
(/pagina 524)
ÚSysteemfout (/pagina 524)
#Elektrische storing (/pagina 524)
ïAanhangwagenvoorziening
(/pagina 525)
ÙStuurbekrachtiging (/pagina 525)
ÿKoelvloeistoemperatuur
(/pagina 526)
;Motordiagnose (/pagina 526)
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Voorgloeien
#Elektrische storing (/pagina 526)
8Brandstofreserve met aanduiding
tankdopkleppositie (/pagina 526)
!Elektrische parkeerrem (rood)
(/pagina 530)
!Elektrische parkeerrem (geel)
(/pagina 530)
JRemmen (geel) (/pagina 530)
JRemmen (rood) (/pagina 530)
LAfstandswaarschuwing
(/pagina 532)
ÓActive Brake Assist System
(/pagina 532)
êActive Brake Assist System
(/pagina 532)
äAIR BODY CONTROL (/pagina 532)
äDYNAMIC BODY CONTROL
(/pagina 532)
!ABS (/pagina 533)
÷ESP®(/pagina 533)
åESP®OFF (/pagina 533)
hBandenspanningscontrole
(/pagina 536)
TStandlicht (/pagina 140)
LDimlicht (/pagina 140)
KGrootlicht (/pagina 142)
#! Knipperlichten (/pagina 142)
RMistachterlicht (/pagina 140)
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 521521
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidssysteem brandt terwijl de auto gestart is.
Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 45).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden uitgescha-
keld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
#Voorzichtig verder rijden.
522522 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels knippert en er klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal.
De bestuurder of de passagier hebben hun gordel niet omgegespt tijdens het rijden.
#De veiligheidsgordel omgespen (/pagina 49).
Er liggen voorwerpen op de passagiersstoel.
#De voorwerpen van de passagiersstoel verwijderen.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordel brandt na het startenvan de auto.
Bovendien kan een onderbroken waarschuwingssignaal klinken.
Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels herinnert bestuurder en passagier eraan de gordel om te gespen.
#De veiligheidsgordel omgespen (/pagina 49).
Voorwerpen op de passagiersstoel kunnen ervoor zorgen dat het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet
doo.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 523523
HybrHybride systide systeemeem
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
_
Waarschuwingslampje ver-
mogen gereduceerd
*Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd brandt.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Ú
Waarschuwingslampje sto-
ring in het systeem
*Het rode waarschuwingslampje systeemfout brandt terwijl de auto rijklaar õis.
Er is een storing in het aandrijfsysteem aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
*Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
524524 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
AAutouto
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (rood)
*Het rode waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
ï
Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening
*Het rode waarschuwingslampje aanhangwagenvoorziening brandt.
De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik of zwenkt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als het waarschuwings-/
controlelampje doo.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 525525
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Als de aanhangwagenvoorziening zwenkt:
#Wachtentot de kogelhals de bedrijfsklare positie hee bereikt.
MotMotoror
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (rood)
*Het rode waarschuwingslampje koelvloeistof brandt terwijl de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RKoelvloeistofniveau te laag
RLuchttoevoer naar de radiateur geblokkeerd
RVentilatorvan de radiateur defect
RMotorkoelvloeistofpomp defect
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, hee de koelvloeistof een temperatuur van 120 °C overschreden.
526526 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordtgeopend, kunnen de volgende
situaties optreden:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen. Niet verder rijden!
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
WWanneer deanneer de kkoelvoelvloeistloeistoemoemperperatuuratuurmetmeterer onderonderaan de taan de tememperperatuuratuurscschaal sthaal staataat::
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
WWanneer deanneer de kkoelvoelvloeistloeistoemoemperperatuuratuurmetmeterer bovbovenaan de tenaan de tememperperatuuratuurscschaal sthaal staataat::
#De auto verlaten en uit in de omgeving van de auto blijven, tot de motor is afgekoeld.
#Het koelvloeistofniveau controleren (/pagina 380).
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 527527
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (geel)
*Het gele waarschuwingslampje koelvloeistof brandt wanneer de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RDrukvulluchtkoeling, transmissie-oliekoeling of accukoeling defect
RGrillejaloezie geblokkeerd of defect
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting.
;
Waarschuwingslampje
motordiagnose
*Het gele waarschuwingslampje motordiagnose brandt als de motor draait.
Er is een storing van de motor, het uitlaatsysteem of het brandstofsysteem aanwezig.
De emissiegrenswaarden kunnen daardoor worden overschreden en de motorkan in het noodprogramma draaien.
#Het voertuig zo snel mogelijk laten controleren bij een gekwaliceerde werkplaats.
AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Wellicht is de brandstoank volledig leeggereden.
#De motor na het tanken drie- tot viermaal achter elkaar starten.
Wanneer het gele waarschuwingslampje motordiagnose doo, wordt het noodprogramma opgeheven. De auto hoe
niet te worden gecontroleerd.
528528 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
*Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
8
Waarschuwingslampje
brandstofreserve brandt
*Het gele waarschuwingslampje brandstofreserve brandt als de motor draait.
De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 529529
RRemmenemmen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (rood)
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (geel)
*Het rode controlelampje elektrische parkeerrem knippert of brandt.
Het gele controlelampje elektrische parkeerrem brandt bovendien bij een storing.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
J
Remwaarschuwingslampje
(geel)
*Het gele waarschuwingslampje remmen brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand totvoorliggers verder rijden.
530530 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer het instrumentendisplay een displaymelding weergee, deze in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Waarschuwingslampje rem-
men (rood)
*Derode waarschuwingslampjes remmen branden terwijl de auto ingeschakeld is.
Mogelijke oorzaken:
RDe rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kanveranderen.
REr bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 531531
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
RiRijsystjsystemenemen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
L
Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing
*Het rode waarschuwingslampje afstandswaarschuwing brandt tijdens het rijden.
De afstand tot de voorligger is voor de gekozen snelheid te gering.
Als bovendien het waarschuwingssignaal klinkt, wordt een obstakel met een te hoge snelheid genaderd.
#Klaar zijn om direct te kunnen remmen.
#De afstand vergroten.
Werking van het Active Brake Assist System (/pagina 250).
Ó
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
*Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is als gevolg vanvervuilde sensoren of een storing niet beschikbaar of de functie is beperkt.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
532532 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ê
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
*Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is uitgeschakeld of de functie werd automatisch beperkt.
Dit kan het geval zijn wanneer de bestuurder geen gordel om hee of een ander rijsysteem geactiveerd werd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/pagina 250) in acht nemen.
ä
Waarschuwingslampje
onderstel (geel)
*Het gele waarschuwingslampje AIR BODY CONTROL brandt.
Het gele waarschuwingslampje DYNAMIC BODY CONTROL brandt.
Er is een storing van de AIR BODY CONTROL aanwezig.
Er is een storing van de DYNAMIC BODY CONTROL aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
ABS-waarschuwingslampje
*Het gele waarschuwingslampje ABS brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ABS vertoont een storing.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de EBD een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 533533
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van de EBD of het ABS
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien zijn
verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
knippert
*Het gele waarschuwingslampje ESP®knippert tijdens het rijden.
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/pagina 228).
#De rijstijl aan de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek aanpassen.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
brandt
*Het gele waarschuwingslampje ESP®brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP®vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
534534 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheids-
systemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
å
Waarschuwingslampje ESP®
OFF
*Het gele waarschuwingslampje ESP®OFF brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP®is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP®niet kanworden ingeschakeld, vertoont het ESP®een storing.
#Het ESP®direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 535535
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP®in acht nemen (/pagina 228).
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole knip-
pert
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) knippert circa één minuut lang en brandt
dan permanent.
De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloeden.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
536536 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole
brandt
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) brandt.
De bandenspanningscontrole hee bandenspanningsverlies bij ten minste één band geconstateerd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning en de banden controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 537537
1, 2, 3 ...1, 2, 3 ...
4MA4MATICTIC
Functie.................................................. 198
12V12V-aansluiting-aansluiting
Zie Contactdoos (12V)
12V12V-accu-accu
Zie Boordnetaccu (12-V)
48V48V-boor-boordnetdnet
Bedrijfsveiligheid...................................... 25
230V230V-aansluiting-aansluiting
Zie Contactdoos (230V)
360°-camera360°-camera
Automatische functie in- en uitscha-
kelen (achteruitrijcamera)......................272
Functie.................................................. 268
Verzorging............................................. 386
Weergave selecteren.............................. 271
AA
A/C-functieA/C-functie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 158
In- en uitschakelen (MBUX multime-
diasysteem)...........................................158
AAandriandrijfvjfverermogmogenen
Zie Vermogensmeter
AAanduiding rianduiding rijprjprogrogrammaamma.............................192
AAanhangwanhangwagagenmanoeuvrenmanoeuvreereer-assist-assistentent
Functie.................................................. 283
Gebruiken.............................................. 284
AAanhangwanhangwagagenstenstabilisatieabilisatie
Werking en aanwijzingen........................230
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 288
Aanhangwagengewicht...........................450
Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent.... 283
Aanwijzingen.......................................... 285
Achteroverbouw............................. 449, 450
Algemene aanwijzingen.......................... 448
Asbelasting............................................ 451
Bevestigingspunten................................ 448
Contactdoos.......................................... 288
Fietsdrager............................................ 291
Inbouwmaten......................................... 448
Kogeldruk.............................................. 450
Kogelhals uit- en inklappen..................... 286
Kogelhals uit- en inklappen (MBUX
multimediasysteem)...............................288
Verzorging............................................. 386
AAanjaganjagerer
Zie Klimaatregeling
AAanrianrijdingsbevjdingsbeveiligingeiliging
Zie Remmen bij het manoeuvreren
AAanslepenanslepen....................................................408
AAanspransprakakelielijkheid vjkheid voor goor gebrebrekekenen
Auto......................................................... 39
ABS (antiblokkABS (antiblokkeereersystsysteem)eem)........................... 228
AAccelercceleratieatie
Zie Kickdown
AAccuccu
Zie Boordnetaccu (12-V)
AAccu (autccu (auto)o)
Aanwijzing............................................. 398
Aanwijzingen (starthulp en laden)...........400
Opladen (Remote Online)....................... 176
AAccu (hoogspanningsboorccu (hoogspanningsboordnednet)t)
Zie Hoogspanningsaccu
AAccugccugebrebruikuik.................................................171
538538 Trefwoordenregister
AAcchthtererporportier (kindertier (kindersloslot)t)...............................79
AcAchthterrerruituit
Rolzonnescherm.................................... 104
AcAchthterrerruitvuitverwerwararmingming................................... 157
AcAchthtereruitriuitrijcamerajcamera
Automatische functie in- en uitscha-
kelen (360°-camera).............................. 272
Functie.................................................. 265
Verzorging............................................. 386
AcAchthtereruitvuitverersnellingsnelling
Inschakelen...........................................195
AcAchthtererzitplaatszitplaats
Zie Stoel
AAcouscoustic Vtic Vehicle Indicationehicle Indication
Soundgenerator.....................................171
AActief onderctief onderhoudssysthoudssysteem PLeem PLUSUS
Zie ASSYST PLUS
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
Actieve noodstopassistent...................... 249
Functie.................................................. 238
Inschakelen/activeren........................... 241
Maximumsnelheid.................................. 191
Routegebaseerde snelheidsaanpassing... 244
Selecteren............................................. 241
Snelheid oproepen................................. 241
Snelheid opslaan....................................241
Snelheid verhogen/verlagen.................. 241
Systeemgrenzen.................................... 238
Uitschakelen/deactiveren......................241
AActievctieve boce bochthtenvenvererliclichtinghting...........................143
AActievctieve dodehoeke dodehoekassistassistentent
Functie.................................................. 256
Remingreep........................................... 258
Rijden met een aanhangwagen...............258
Systeemgrenzen.................................... 256
AActievctieveeleassistleassistentent
Functie.................................................. 246
In- en uitschakelen................................. 247
AActievctieve mote motorkorkap (vap (voeoetgtgangangerersbescsbescherherming)ming)
Werking.................................................375
AActievctieve noodste noodstopassistopassistentent............................ 249
AActievctieve parke parkeereerassistassistentent
Automatische remfunctie....................... 280
Functie.................................................. 276
Inparkeren............................................. 278
Pauzeren............................................... 280
Remmen bij het manoeuvreren............... 282
Systeemgrenzen.................................... 276
Uitparkeren............................................ 279
AActievctieve snelheidslimiete snelheidslimietassistassistentent
Displayweergave.................................... 243
Functie.................................................. 243
AActievctieve spoore spoorassistassistentent
Functie.................................................. 259
Gevoeligheid instellen............................ 262
In- en uitschakelen................................. 262
Rijden met een aanhangwagen...............259
Systeemgrenzen.................................... 259
Waarschuwing in- en uitschakelen..........262
AActievctieve se stuurtuurassistassistentent
Actieve noodstopassistent...................... 249
Functie.................................................. 247
In- en uitschakelen................................. 249
Systeemgrenzen.................................... 247
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
Instellen................................................. 254
Werking en aanwijzingen........................250
AACTIVE MULCTIVE MULTIBEAM LEDTIBEAM LED..............................143
AAdapdaptief rtief remlicemlichtht.......................................... 233
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistentent
Functie.................................................. 145
Trefwoordenregister 539539
In- en uitschakelen.................................146
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
Functie.................................................. 146
In- en uitschakelen................................. 147
AAdapdaptievtieve snelheidsre snelheidsregegelingeling
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AAdBluedBlue®®
Aanwijzingen.......................................... 203
Additieven.............................................. 440
bijvullen................................................. 203
Inhoud...................................................441
Zuiverheid.............................................. 440
AAdditievdditievenen
AdBlue®.................................................440
Brandstof............................................... 437
Motorolie............................................... 441
AAdditievdditieven (Aen (AdBluedBlue®®))
Zie AdBlue®
AAdditievdditieven (bren (brandstandstof)of)
Zie Brandstof
AAdditievdditieven (moten (motororolie)olie)
Zie Additieven
AAdviezendviezen
Congureren.......................................... 334
AfmeAfmetingtingenen.......................................... 446, 447
AfstAfstandsbediening (standsbediening (standvandverwerwararming of -ming of -
vventilatie)entilatie)
Displaymeldingen................................... 167
Instellen.................................................166
Problemen............................................. 168
AfstAfstandsbediening (standsbediening (standvandverwerwararming/-ming/-
vventilatie)entilatie)
Batterij vervangen..................................167
AfstAfstandsrandsregegelingeling
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AfstAfstandsrandsregegelteltemempomaatpomaat
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AIR BODAIR BODY CY CONTRONTROLOL
Instellen.................................................263
Onderstel............................................... 262
AirbagAirbag
Activering................................................ 45
Automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag......................................... 54
Beschermingspotentieel........................... 52
Beschermingspotentieel beperkt.............. 53
Controlelampje PASSENGER AIR BAG...... 55
Frontairbag (bestuurder, passagier).......... 51
Inbouwplaatsen........................................51
Kneebag.................................................. 51
Overzicht................................................. 51
Sidebags..................................................51
Windowbag.............................................. 51
AirAirconditioningconditioning
Zie Klimaatregeling
AkAkoesoestisctisch sluitsignaalh sluitsignaal
In- en uitschakelen................................... 83
AkAkoesoestisctische omgehe omgevingsbevvingsbeveiliging (sound-eiliging (sound-
ggenereneratator)or)
Aanwijzingen.......................................... 171
AlarAlarmknippermknipperliclichtinsthtinstallatieallatie.......................... 142
AlarAlarmsystmsysteemeem
Zie EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
AlertAlertheidsassistheidsassistentent
Zie ATTENTION ASSIST
AndrAndroid Aoid Autouto
Zie Smartphone-integratie
AntiblokkAntiblokkeereersystsysteemeem
Zie ABS (antiblokkeersysteem)
540540 Trefwoordenregister
AntislipkeAntislipkettingttingenen
Zie Sneeuwkettingen
Apple CarPlayApple CarPlay®®
Zie Smartphone-integratie
AsbelasAsbelastingting
Rijden met een aanhangwagen............... 451
toegestane............................................. 433
AssistAssistentiesystentiesystemenemen
Zie Rijveiligheidssysteem
ASSYSASSYST PLT PLUSUS
Bijzonder onderhoud.............................. 374
Onderhoudstermijn weergeven............... 374
Regelmatige onderhoudswerkzaamhe-
den........................................................ 374
Standtijd met accukabels losgemaakt.....375
Werking en aanwijzingen........................374
AATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
Functie.................................................. 233
Instellen................................................. 235
Systeemgrenzen.................................... 233
AAututeureursrsrecechtht.................................................. 43
AAutouto
Aansprakelijkheid voor gebreken.............. 39
Afzetten (start-stoptoets).......................218
Botsingherkenning (geparkeerde auto).... 224
Buiten gebruik stellen............................. 225
Correct gebruik........................................ 38
Diagnose-interface................................... 36
Extra portiervergrendeling........................ 86
Gegevensopslag....................................... 39
Gegevensregistratie................................. 39
Gekwaliceerde werkplaats...................... 37
Gesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 320
Inschakelen (start-stoptoets).................. 174
Laten zakken.......................................... 427
Medische hulpmiddelen........................... 38
Omhoogkantelen.................................... 424
QR-code reddingskaart............................ 39
REACH-verordening.................................. 38
Registratie............................................... 37
Ruststand activeren of deactiveren......... 225
Ruststand functie................................... 225
Starten (noodprogramma)......................175
Starten (Remote Online).........................177
Starten (start-stoptoets)......................... 175
SVHC (bijzonder zorgwekkende stoen)... 38
Uitvoering................................................ 25
Ventileren (comfortopening)..................... 98
Ver- en ontgrendelen (KEYLESS-GO)......... 87
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)........... 89
Ver- en ontgrendelen (van binnenuit)........ 87
Vergrendelen (automatisch)...................... 89
AAututo wo wassenassen
Zie Verzorging
AAututomatiscomatisch inklappen vh inklappen van de buitan de buitenspie-enspie-
ggelselsIn- en uitschakelen.................................155
AAututomatiscomatischrihrijlicjlichtht...................................... 141
AAututomatiscomatische afsthe afstandsrandsregegelingeling
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AAututomatiscomatische mothe motorstorstartart
Zie ECO start-stopsysteem
AAututomatiscomatische mothe motorstorstopop
Zie ECO start-stopsysteem
AAututomatiscomatische sthe stoelaanoelaanpassingpassing
Instellen................................................. 115
AAututomatiscomatische trhe transmissieansmissie
Aanduiding rijprogramma.......................192
Achteruitversnelling inschakelen.............195
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 194
DYNAMIC SELECT-schakelaar................191
Trefwoordenregister 541541
Kickdown............................................... 197
Parkeerstand inschakelen....................... 196
Rijprogramma's...................................... 191
Rijstand inschakelen.............................. 196
Stuurwielschakelpaddles........................ 196
Transmissiestandaanduiding................... 194
Transmissiestanden...............................194
Voor handmatig schakelen.....................196
AAututomatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van de bian de bijrijrijderjdersairbagsairbag
Functie van de uitschakeling van de
bijrijdersairbag......................................... 54
AAututomatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van de passa-an de passa-
giergiersairbagsairbag
Controlelampje PASSENGER AIR BAG...... 55
AAututosleutosleutelel
Zie Sleutel
BB
BagBagageage
Bagagenet............................................. 130
Beveiligen.............................................. 123
BagBagagageneenet bevt bevesestigtigenen.................................. 130
BagBagagagereruimtuimte-comfe-comforortboxtbox
Zie EASY-PACK-bagageruimte-comfortbox
BandenBanden
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 418
Bandenpech........................................... 392
Bandenspanning (aanwijzingen).............. 413
Bandenspanning controleren (banden-
spanningscontrole)................................ 415
Bandenspanningscontrole (functie)........ 415
Bandenspanningscontrole opnieuw
starten...................................................416
Bandenspanningstabel........................... 414
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (werking)....................................... 417
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem opnieuw starten............................ 417
Bandentemperatuur controleren (ban-
denspanningscontrole)........................... 415
Controleren........................................... 412
Geluidsontwikkeling...............................412
MOExtended-banden.............................. 393
Monteren...............................................426
Ongebruikelijk rijgedrag.......................... 412
Opslaan................................................. 422
Selectie................................................. 418
Sneeuwkettingen................................... 412
TIREFIT-set.............................................394
Vervanging............................................. 418
Verwijderen........................................... 426
Verwisselen................................... 421, 423
Wieldeksel verwisselen........................... 423
BandenBandenpechpech
Aanwijzingen.......................................... 392
MOExtended-banden..............................393
TIREFIT-set............................................. 394
Verwisselen van een wiel........................ 423
BandenBandenprproeloel............................................... 412
BandenspanningBandenspanning
Aanwijzingen.......................................... 413
Bandenspanningscontrole (functie)........415
Bandenspanningscontrole opnieuw
starten...................................................416
Bandenspanningstabel........................... 414
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (werking)....................................... 417
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem opnieuw starten............................ 417
Controleren (bandenspanningscon-
trole)..................................................... 415
TIREFIT-set.............................................394
542542 Trefwoordenregister
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
Bandenspanning controleren.................. 415
Bandentemperatuur controleren............. 415
Functie.................................................. 415
Opnieuw starten.................................... 416
BandenspanningstBandenspanningstabelabel................................. 414
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
Functie.................................................. 417
Opnieuw starten.................................... 417
BandentBandentememperperatuuratuur
Bandenspanningscontrole (functie)........ 415
Controleren (bandenspanningscon-
trole)..................................................... 415
BandenBandenvulcomvulcomprpressoressor
Zie TIREFIT-set
BBAS (BrAS (Brakake Assise Assist Systt System)em)........................... 228
BattBatterijerij
Afstandsbediening (standverwarming).... 167
BattBatterijerij
Zie Hoogspanningsaccu
BattBatterierij (sleutj (sleutel)el)
Verwisselen............................................. 84
Bedieningspaneel dakconsoleBedieningspaneel dakconsole
Overzicht................................................. 14
BedieningssystBedieningssysteemeem
Zie Boordcomputer
BedriBedrijfjfsstsstoenoen
Aanwijzingen.......................................... 435
AdBlue®.................................................440
Additieven (brandstof)............................ 437
Brandstof (benzine)................................ 436
Brandstof (dieselbrandstof).................... 438
Koelvloeistof (motor).............................. 444
Motorolie............................................... 441
Remvloeistof.......................................... 443
Ruitreinigingsmiddel............................... 445
BedriBedrijfjfsvsveiligheideiligheid
48V-boordnet..........................................25
Conformiteitsverklaring (elektromag-
netische verdraagzaamheid)..................... 28
Conformiteitsverklaring (krik)...................34
Conformiteitsverklaring (radiogra-
sche onderdelen van de auto)................. 28
Conformiteitsverklaring (TIREFIT-set)........ 35
Informatie................................................ 25
BeladenBeladen
Aanwijzingen.......................................... 123
Imperial................................................. 133
Sjorogen................................................ 129
BeladingBelading
Verankeren............................................ 123
BeladingsrBeladingsricichtlihtlijnenjnen...................................... 123
BenzineBenzine........................................................ 436
BerBericichthtenen
Gesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 319
BestBestemmingsinvemmingsinvoeroer
Speciale bestemming of adres invoe-
ren......................................................... 343
BesBestuurtuurderdersstsstoeloel
Zie Stoel
BinnenspiegBinnenspiegelel
Dimmen (automatisch)........................... 154
BinnenspiegBinnenspiegelel
Zie Buitenspiegels
BlueTBlueTecec®®
Zie AdBlue®
Trefwoordenregister 543543
BocBochthtenvenvererliclichtinghting....................................... 143
BoorBoordcomdcomputputerer
Bedienen............................................... 296
Instrumentenpaneel...............................299
Menu Head-up-display........................... 300
Menu's overzicht.................................... 296
Onderhoudstermijn weergeven............... 374
BoorBoordgdgerereedsceedschaphap
Sleepoog............................................... 407
TIREFIT-set.............................................394
BoorBoordnetdnetaccu (12-accu (12-V)V)
Opladen................................................. 402
Starthulp............................................... 402
Vervangen............................................. 403
BoBotsingherktsingherkenning (genning (geparkeparkeereerde autde auto)o)
Instellen................................................. 224
BouwBouwserserieie
Zie Voertuigtypeplaatje
BrBrakake Assise Assist Systt Systemem
Zie BAS (Brake Assist System)
BrBrandblusserandblusser................................................ 392
BrBrandstandstofof
Additieven.............................................. 437
Benzine.................................................. 436
Brandstofreserve................................... 439
Dieselbrandstof...................................... 438
E10........................................................436
Kwaliteit (benzine).................................. 436
Kwaliteit (dieselbrandstof)...................... 438
Lage buitentemperaturen....................... 438
Tanken................................................... 198
Tankinhoud............................................ 439
Zwavelgehalte........................................ 436
BuitBuiten gen gebrebruik stuik stellenellen................................... 225
BuitBuitenlandse renlandse reiseis
Omschakeling licht (dimlicht).................. 140
BuitBuitenspiegenspiegelsels
Automatisch inklappen van de buiten-
spiegels................................................. 155
Dimmen (automatisch)........................... 154
Geheugenfunctie bedienen.....................123
In-/uitklappen....................................... 152
Inparkeerstand....................................... 154
Instellen.................................................152
CC
CameraCamera
Informatie..............................................226
CameraCamera
Zie 360°-camera
Zie Achteruitrijcamera
Zie Dashcam
CarCar-t-to-Xo-X-Communication-Communication
Gevarenmeldingen weergeven................ 346
CityCityliclichtht....................................................... 144
CocCockpitkpit
Overzicht.............................................6, 10
Combi-insCombi-instrtrumentument
Werking en aanwijzingen................ 294, 295
CombiscCombischakhakelaarelaar......................................... 142
ComfComfortortopeningopening............................................. 98
ComfComforortsluitingtsluiting..............................................98
ComComponentspeciekeponentspecieke aanaanwiwijzingjzingenen.............. 432
ComComputputerer
Zie Boordcomputer
ConfConforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
Elektromagnetische verdraagzaamheid..... 28
544544 Trefwoordenregister
Krik.......................................................... 34
Radiograsche onderdelen van de auto.... 28
Specieke mate van absorptie.................. 28
TIREFIT-set............................................... 35
ContContactdoos (12V)actdoos (12V)
Middenconsole voorin............................ 135
ContContactdoos (230V)actdoos (230V)
Achterin................................................. 135
ContContactsleutactsleutelel
Zie Sleutel
ContrControlelamolelampjepje
Zie Waarschuwings- en controlelampje
CrCrossoss TrTracac AlertAlert........................................ 282
DD
DakbelasDakbelastingting................................................ 447
DashboarDashboardkdkasastjetje
Luchtuitstroomopening.......................... 170
DashcamDashcam
Aanwijzingen.......................................... 348
Usb-apparaat selecteren........................ 348
Video-opname starten/stoppen............. 348
DecorfDecorfolie (rolie (reinigingsaaneinigingsaanwiwijzigingjzigingen)en)............385
DemDempingssystpingssysteem ADS PLeem ADS PLUSUS
Zie AIR BODY CONTROL
DenoxDenoxereringsmiddelingsmiddel
Zie AdBlue®
Diagnose-intDiagnose-interferfaceace......................................... 36
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Extra portiervergrendeling........................ 86
Wegrijblokkering.................................... 105
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Zie EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
DierDierenen
Huisdieren in de auto............................... 81
DieselbrDieselbrandstandstofof
Aanwijzingen.......................................... 438
Lage buitentemperaturen....................... 438
DigitDigitale handleidingale handleiding.................................. 20, 21
DigitDigitale tvale tv
Zie Tv
DimlicDimlichtht
In- en uitschakelen.................................140
Instellen.................................................148
Omschakeling licht (buitenlandse reis).... 140
DinghDinghyToyTowingwing
Zie Tow-Bar-systeem
DIRECT SELECTDIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
Achteruitversnelling inschakelen.............195
Functie.................................................. 194
Neutraalstand inschakelen..................... 195
Parkeerstand automatisch inschakelen... 196
Parkeerstand inschakelen....................... 196
Rijstand inschakelen.............................. 196
DirDirectecte klimaatre klimaatregegeling veling vooroorafaf...................... 164
DisplaDisplay (boory (boordcomdcomputputer)er)
Weergaven in het instrumentendisplay.... 299
DisplaDisplay (MBUX multimediasysty (MBUX multimediasysteem)eem)
Bedienen............................................... 327
Homescreen.......................................... 326
DisplaDisplay (vy (vererzorzorging)ging)...................................... 388
DisplaDisplaymeldingymelding
Aanwijzingen.......................................... 452
Oproepen (boordcomputer).................... 452
DisplaDisplaymeldingymeldingenen
ç- - - km/h..................................... 490
È- - - km/h..................................... 489
h- - - km/h..................................... 489
Trefwoordenregister 545545
#12V-accu Zie handleiding.............. 507
Û48V-accu Zie handleiding.............. 509
ÛAccu oververhit Stop, iedereen
uitstappen! Liefst in de openlucht........... 468
:Act. bochtverlicht. functioneert
niet........................................................ 460
ØAdBlue bijvullen Noodloop over
XXX km Zie handleiding.......................... 515
ØAdBlue bijvullen zie handleiding..... 515
¯AdBlue systeemstoring Nood-
loop over XXX km Zie handleiding...........517
¯AdBlue systeemstoring Nood-
loop: max XXX km/h Geen start na
XXX km.................................................. 517
¯AdBlue systeemstoring Starten
niet mogelijk.......................................... 517
¯AdBlue systeemstoring Zie
handleiding............................................ 516
òAkoestische omgevingsbescher-
ming functioneert niet............................ 466
éAttention Assist functioneert niet..488
éAttention Assist: pauze!................. 489
ÉAuto komt omhoog Een ogen-
blik geduld a.u.b....................................500
ÉAuto komt omhoog....................... 500
:AUTO-verlichting functioneert
niet........................................................ 460
hBanden controleren...................... 511
hBandenspanning corrigeren........... 512
ÁBatterij sleutel vervangen..............457
ïBediening alleen in transmissie-
stand P.................................................. 472
5Bij tankstop 1 l motorolie bijvul-
len......................................................... 518
5Bij tankstop motoroliepeil con-
troleren.................................................. 518
!Brandstolter reinigen..................480
8Brandstofreserve.......................... 480
:Dimlicht links (voorbeeld).............. 459
&functioneert niet accu zwak.......... 463
&functioneert niet brandstof tan-
ken........................................................ 463
&functioneert niet HV-accu opla-
den........................................................ 464
&functioneert niet Opladen van
HV-accu niet afgesloten......................... 464
&functioneert niet zie handleiding... 463
÷functioneert niet zie handleiding... 504
Gfunctioneert niet........................... 506
!functioneren niet zie handleiding... 503
Tfunctioneren niet zie handleiding... 505
:Intelligent Light System functio-
neert niet............................................... 461
+Koelvloeistof bijvullen zie hand-
leiding.................................................... 478
ÿKoelvloeistof Stoppen Motor uit..... 479
¢komt omlaag................................. 500
èLaadkabel aangesloten.................. 466
ÉLangzamer rijden.......................... 501
hLet op: band defect....................... 512
546546 Trefwoordenregister
:Licht uitschakelen......................... 460
6Linksvoor Storing Werkplaats
opzoeken (voorbeeld).............................454
¸Luchtlter vervangen..................... 480
ðMaximum snelheid overschreden.. 492
5Metenvan het motoroliepeil niet
mogelijk.................................................520
5Motoroliedruk Stoppen Motor uit... 520
5Motoroliepeil Oliepeil verlagen...... 519
5Motoroliepeil Stoppen Motor uit.... 519
!nu niet beschikbaar zie handlei-
ding....................................................... 502
÷nu niet beschikbaar Zie handlei-
ding....................................................... 503
Ø....................................................516
!Parkeerrem Om te ontgrendelen
contact AAN.......................................... 487
!Parkeerrem ontgrendelen.............. 487
!Parkeerrem zie handleiding........... 484
çpassief.......................................... 490
JRemvloeistofpeil controleren......... 487
_Rugleuning achterbank links
niet vergrendeld (voorbeeld)................... 477
¥Ruitensproeiervloeistof bijvullen.... 477
ÁSleutel niet herkend (rode dis-
playmelding).......................................... 458
ÁSleutel niet herkend (witte dis-
playmelding).......................................... 458
ÁSleutel vervangen.........................457
ÁSleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 458
ÉSTOP Auto te laag......................... 499
dStoppen Motor uit......................... 470
#Stoppen zie handleiding................ 508
ÙStoring besturing Direct stop-
pen Zie handleiding................................ 475
ÙStoring besturing Meer kracht
vereist Zie handleiding........................... 475
äStoring Maximaal 80 km/h rij-
den........................................................499
ÛStoring Werkplaats opzoeken........ 469
:Storing Zie handleiding.................. 459
dStoring.......................................... 469
ÛStoring.......................................... 468
6Tank is ontlucht Gereed om te
tanken................................................... 471
6Tankontluchting Storing Werk-
plaats opzoeken.....................................471
áTijdelijk niet beschikbaar Came-
razicht gereduceerd............................... 498
¸Tijdelijk niet beschikbaar Senso-
renvervuild............................................497
ïTrekhaak vergrendeling control.
(witte displaymelding)............................ 473
ïTrekhaak zwenkt........................... 472
çUit................................................ 490
ëUit................................................ 488
6Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken.............................453
:Verlichting inschakelen................. 460
Trefwoordenregister 547547
dVermogen sterk gereduceerd........ 470
dVoertuig is klaar om te rijden.
Voor het verlaten contact uitschakelen... 472
#Voertuig stoppen Motor laten
draaien.................................................. 509
&Voorklimatisering via sleutel
functioneert niet HV-accu zwak..............465
&Voorklimatisering via sleutel na
startenvan de motorweer beschik-
baar.......................................................464
ÝWachten a.u.b. 48V-accu wordt
opgeladen.............................................. 509
6Wachten a.u.b... Tank wordt
ontlucht................................................. 470
uWegslepen verboden Zie hand-
leiding.................................................... 465
hWielsensor(en) niet beschikbaar.... 511
6Windowbag links Storing Werk-
plaats opzoeken (voorbeeld)................... 455
ØXX,X l AdBlue bijvullen Contact
AAN, 60s wachten anders geen start
mogelijk................................................. 516
#zie handleiding.............................. 508
Aandrijfvermogengereduceerd Zie
handleiding............................................ 467
Achteruit rijden niet mogelijk Werk-
plaats opzoeken.....................................482
Act. dodehoekassistent met aanhang-
wagen niet beschikbaar Zie handlei-
ding....................................................... 496
Actieve afstandsassistent buiten wer-
king.......................................................491
Actieve afstandsassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding...................491
Actieve afstandsassistent weer
beschikbaar........................................... 491
Actieve dodehoekassistent functio-
neert niet...............................................496
Actieve dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 495
Actieve leassistent buiten werking
Zie handleiding......................................494
Actieve leassistent momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding................... 493
Actieve motorkap Storing zie handlei-
ding....................................................... 475
Actieve remassistent Functie beperkt
beschikbaar Zie handleiding...................506
Actieve remassistent Functie nu
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 505
Actieve spoorassistent functioneert
niet........................................................ 496
Actieve spoorassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding...................496
Actieve stuurassistent buiten werking..... 492
Actieve stuurassistent momenteel niet
beschikbaar wegens meerdere nood-
stops..................................................... 493
548548 Trefwoordenregister
Actieve stuurassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding...................492
Adaptieve grootlichtassistent functio-
neert niet...............................................461
Adaptieve grootlichtassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 461
Adaptieve grootlichtassistent Plus
functioneert niet.................................... 462
Adaptieve grootlichtassistent Plus nu
niet beschikbaar Zie handleiding............ 462
Alarmknipperlichten Storing................... 462
Alleen elektrische aandrijving beschik-
baar Vermogen beperkt.......................... 467
Apparaat herkend op diagnose-inter-
face Zie handleiding............................... 507
Auto wordt momenteel niet opgeladen
Storing van het laadstation.....................466
Backup accu Storing (rode display-
melding)................................................ 483
Backup accu Storing (witte display-
melding)................................................ 483
Banden oververhit.................................. 513
Bandensp.contr. functioneert niet.......... 510
Bandensp.contr. functioneert niet
Geen wielsensoren................................. 511
Bandenspanning Banden controleren..... 514
Bandenspanningsbewaking functio-
neert niet............................................... 515
Bandenspanningsbewaking na
band.sp.controle opnieuw starten.......... 514
Bandenspanningscontrole nu niet
beschikbaar........................................... 510
Dodehoekassistent functioneert niet...... 495
Dodehoekassistent met aanhangwa-
gen niet beschikbaar zie handleiding...... 495
Dodehoekassistent nu niet beschik-
baar zie handleiding............................... 494
Head-up-display functioneert niet........... 474
Head-up-display momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding...................474
Laadkabel ontgrendelen niet mogelijk
Zie handleiding...................................... 466
Laadmodus momenteel niet beschik-
baar Opnieuw proberen of andere
laadmodus kiezen.................................. 467
Laadstoring Andere laadmodus kiezen
a.u.b. Zie handleiding............................. 467
Limiter functioneert niet......................... 490
Limiter passief....................................... 490
Motor starten niet mogelijk Zie hand-
leiding............................................ 478, 510
Motor startenweer mogelijk................... 510
Noodstop wordtgestart.........................493
Om de motor af te zetten de start-
stop-toets gedurende min. 3 secon-
den of 3 keer indrukken......................... 478
Parkeerassistent en PARKTRONIC bui-
tenwerking Zie handleiding.................... 501
Trefwoordenregister 549549
PRE-SAFE functioneert niet zie hand-
leiding.................................................... 457
PRE-SAFE impuls zijkant functioneert
niet zie handleiding................................ 457
Remblokken controleren zie handlei-
ding.......................................................488
Rijprogramma "Electric" momenteel
niet beschikbaar.................................... 467
Ruitenwissers Storing............................. 477
Schakelstand P alleen bij stilstaand
voertuig................................................. 480
Sleutel in aangegeven bergplaats leg-
gen zie handleiding................................ 459
Snelheid verlagen................................... 513
Snelheidsbegrenzing (winterbanden)
XXX km/h..............................................492
Stand N permanent geactiveerd Weg-
rolgevaar................................................482
TEMPOMAT en limiter functioneren
niet........................................................ 489
TEMPOMAT functioneert niet................. 489
TEMPOMAT Uit...................................... 489
Transmissie Storing Stoppen.................. 482
Verkeerstekenassistent functioneert
niet........................................................ 494
Verkeerstekenassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 494
Voertuig stoppen Motor laten draaien
WachtenTransmissie koelt af................. 483
Voor inschakelen van schakelstand D
of R eerst rem bedienen......................... 481
Voor inschakelen van schakelstand R
eerst rem bedienen................................ 481
Voor verlaten van schakelstand P of N
rem bedienen en motor starten.............. 481
Voor verlaten van schakelstand P rem
bedienen............................................... 481
Voorpass.-airbag ingeschakeld zie
handleiding............................................ 456
Voorpass.-airbag uitgeschakeld zie
handleiding............................................ 455
Wegrolgevaar Portier open en trans-
missie niet in P....................................... 481
Zonder opnieuw te startenWerkplaats
opzoeken............................................... 469
Zonder schakelen Werkplaats opzoe-
ken................................................ 469, 482
DISDISTRTRONICONIC
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
DodehoekDodehoekassistassistentent
Functie.................................................. 256
In- en uitschakelen................................. 259
Systeemgrenzen.................................... 256
DoorDoorlaadmoglaadmogelielijkheidjkheid
Zie Stoel
DrDraadloos opladenaadloos opladen
Mobiele telefoon.................................... 138
Werking en aanwijzingen........................136
DrDriviveAwaeAway Assisty Assist.........................................281
DDYNYNAMIC BODAMIC BODY CY CONTRONTROLOL
Onderstel............................................... 262
550550 Trefwoordenregister
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT
Aanduiding rijprogramma.......................192
Bedienen (DYNAMIC SELECT-schake-
laar)....................................................... 192
Functie.................................................. 191
Motorgegevens weergeven.....................193
Rijprogramma I congureren..................193
Rijprogramma kiezen............................. 192
Rijprogramma's...................................... 191
Verbruiksindicatie oproepen................... 194
Voertuiggegevens weergeven................. 193
EE
E10E10..............................................................436
EASYEASY-PACK-PACK-bag-bagagagereruimtuimte-comfe-comforortboxtbox
Hoogte traploos instellen....................... 131
In- en uitbouwen....................................132
Verzorging............................................. 388
EBD (ElectrEBD (Electronic Bronic Brakakefefororce Disce Distrtribution)ibution)
Werking en aanwijzingen........................231
EcEcht hout (vht hout (vererzorzorging)ging).................................. 388
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteemeem
Uit- en inschakelen................................ 183
ECECO-aanduidingO-aanduiding
Functie.................................................. 184
ECECO-assistO-assistentent
Werking en aanwijzingen................ 184, 188
EDEDW (diefstW (diefstal-/inbral-/inbraakaakalaralarminstminstallatie)allatie)
Functie.................................................. 105
Het alarm beëindigen............................. 106
Interieurbeveiliging functie.....................106
Interieurbeveiliging in- en uitschakelen... 107
Wegsleepbeveiliging functie.................... 106
Wegsleepbeveiliging in- en uitschake-
len......................................................... 106
EG-typegoedkEG-typegoedkeureuringsnummeringsnummer....................... 433
EHBO-setEHBO-set..................................................... 391
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerremem
Automatisch bedienen........................... 222
Automatisch vrijzetten............................ 223
Handmatig inschakelen/vrijzetten.......... 224
Noodremming uitvoeren.........................224
ElektrElektriscische zekhe zekereringingenen
Zie Zekeringen
ElektrElektro-aandrio-aandrijvingjving....................................... 171
ElektrElektromagneomagnetisctische vhe vererdrdraagzaamheidaagzaamheid
Conformiteitsverklaring............................ 28
ElektrElektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogrammaamma
Zie ESP®(elektronisch stabiliteitsprogramma)
EnerEnergiesgiestrtroomdisplayoomdisplay
Weergeven............................................. 340
Werking en aanwijzingen........................ 341
ERAERA-GL-GLONONASS tASS tesestmodustmodus
Starten/stoppen.................................... 364
ESC (ElectrESC (Electronic Stonic Stability Contrability Control)ol)
Zie ESP®(elektronisch stabiliteitsprogramma)
ESPESP®®
Aanhangwagenstabilisatie...................... 230
Zijwindassistent.....................................230
ESPESP®®(elektr(elektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogramma)amma)
In- en uitschakelen................................. 230
Werking en aanwijzingen........................ 228
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
Verzorging............................................. 386
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
Zie Verlichting
ExtrExtra pora portiervtiervergrergrendelingendeling.............................. 86
Trefwoordenregister 551551
FF
FFieietsdrtsdragagerer
Draagvermogen..................................... 450
Rijden met een aanhangwagen............... 291
FINFIN Stoel...................................................... 433
Typeplaatje............................................ 433
Voorruit.................................................433
FlaconFlacon
Aanbrengen/verwijderen....................... 160
Flat ToFlat Towingwing
Zie Tow-Bar-systeem
FrFreqequentiesuenties
Mobiele telefoon.................................... 431
Mobilofoon............................................ 431
FrFrontontairbag (besairbag (bestuurtuurderder, passagier), passagier)................ 51
FFunctionele stunctionele stoeloel
Zie Portierbedieningseenheid
GG
GarGaragagedeurbedieningedeurbediening
Geheugen wissen................................... 222
Poort openen en sluiten......................... 222
Problemen verhelpen............................. 221
Toetsen programmeren.......................... 220
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren......221
GarGarantieantie......................................................... 39
GegevGegevensbescensbescherhermingsrmingsrecechthtenen
Gegevensopslag....................................... 43
GegevGegevensopslagensopslag
Auto......................................................... 39
Elektronische regeleenheden...................39
Gegevensbeschermingsrechten................43
Online-diensten........................................ 42
GegevGegevensrensregisegistrtratieatie
Auto......................................................... 39
GeheugGeheugenfunctieenfunctie
Bedienen............................................... 123
Buitenspiegels........................................ 123
Functie.................................................. 122
Head-up-display..................................... 123
Stoel...................................................... 123
Stuurwiel............................................... 123
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats............................ 37
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats
Zie Gekwaliceerde werkplaats
GeluidGeluid
Banden/velgen...................................... 412
PRE-SAFE®Sound................................... 58
Wielen en banden.................................. 412
GeopGeoptimaliseertimaliseerde accelerde acceleratieatie
Activeren............................................... 178
GerGereedsceedschaphap
Zie Boordgereedschap
GesprGesprekkekkenen
Mercedes me......................................... 352
GevGevararendrendriehoekiehoek
Opklappen............................................. 391
Uitnemen............................................... 391
GiekGiek
Zie Tow-Bar-systeem
GorGordeldel
Zie Veiligheidsgordel
GorGordelaandelaanpassingpassing
Functie.................................................... 50
In- en uitschakelen................................... 50
GorGordelspannersdelspanners
Activering................................................ 45
552552 Trefwoordenregister
GorGordelwdelwaaraarscschuwinghuwing
Zie Veiligheidsgordel
GrGrooootlictlichtht
In- en uitschakelen................................. 142
GrGrooootlictlichtht
Zie Adaptieve grootlichtassistent
Zie Adaptieve grootlichtassistent Plus
HH
HandleidingHandleiding
Uitrusting van de auto.............................. 25
Handleiding (digitHandleiding (digitaal)aal)................................ 20, 21
HandrHandremem
Zie Elektrische parkeerrem
HANDS-FREE AHANDS-FREE ACCESSCCESS................................... 94
Head-up-displayHead-up-display
Functie.................................................. 299
Geheugenfunctie bedienen.....................123
Helderheid instellen (boordcomputer)..... 300
In- en uitschakelen................................. 302
Menu (boordcomputer).......................... 300
Positie instellen (boordcomputer)........... 300
Verzorging.............................................388
Weergave-inhoud instellen (boord-
computer).............................................. 300
HeHet alart alarm beëindigm beëindigen (EDen (EDW)W)......................... 106
HogHogedredrukrukreinigeiniger (ver (vererzorzorging)ging)....................... 383
HOLD-functieHOLD-functie
In- en uitschakelen................................. 232
Werking en aanwijzingen........................231
HomescrHomescreen (mediadisplaeen (mediadisplay)y)
Overzicht............................................... 326
HoofdstHoofdsteuneun
achterste (instellen)............................... 114
achterste (verwijderen en aanbrengen)... 114
Voorste (mechanisch instellen)............... 113
HoogspanningsaccuHoogspanningsaccu
Aansluitsoorten...................................... 447
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (laadstation, mode 3).................... 208
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (netcontactdoos, mode 2)............. 207
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (wallbox, mode 3).........................208
Actieradius............................................ 447
Algemene aanwijzingen met betrek-
king tot het laden................................... 205
Energiestroomdisplay............................. 340
Laadkabel opbergen...............................205
Laadkabel-bedieningseenheid................ 210
Laadtoestandweergave.......................... 218
Maximaal mogelijke laadstroom instel-
len (netcontactdoos).............................. 209
Oplaadtijd.............................................. 447
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 216
Spanningssoorten.................................. 447
Type....................................................... 447
Hoogspanningsaccu opladenHoogspanningsaccu opladen
Het opladen starten...............................213
HuisdierHuisdieren in de autoen in de auto..................................... 81
Hulp biHulp bij hej het manoeuvrt manoeuvrererenen
Zie Manoeuvreerondersteuning
HulpoprHulpoproepoep
Zie Mercedes-Benz noodoproepsysteem
HybrHybride systide systeemeem
Handmatig uitschakelen......................... 173
Instellingen via multimediasysteem co
ngureren.............................................. 339
HybrHybride systide systeemeem
Zie Accugebruik
Trefwoordenregister 553553
Zie Elektro-aandrijving
II
i-Size kinderi-Size kinderzitjebevzitjebevesestigingtiging
Monteren................................................. 69
i-Size kinderi-Size kinderzitjesvzitjesvererankankereringing
Geschikte zitplaatsen voor de bevesti-
ging.........................................................69
ImImperperialial
Beladen.................................................133
Bevestigen.............................................133
In gevIn geval val van noodan nood
EHBO-set............................................... 391
Gevarendriehoek uitklappen................... 391
Overzicht van de hulp............................... 18
Veiligheidsvest....................................... 390
In-CarIn-Car OceOce
Functies................................................. 359
Individueel riIndividueel rijprjprogrogrammaamma
Congureren.......................................... 193
Selecteren............................................. 192
InInparkparkeersteerstandand
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de achteruitversnelling.........155
Buitenspiegels........................................ 154
InriInrij-aanj-aanwiwijzingjzingenen......................................... 177
InspectieInspectie
Zie ASSYST PLUS
InstInstaphulpaphulp
Instellen................................................. 122
Werking en aanwijzingen........................121
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay
Combi-instrument.................................... 12
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay en boory en boordcomdcomputputerer
Werking en aanwijzingen........................294
InsInstrtrumentumentenenpaneelpaneel
Overzicht van de weergaven................... 299
Waarschuwings- en controlelampjes.......520
Werking en aanwijzingen........................295
IntIntelligelligent Light Systent Light Systemem
Actieve bochtenverlichting..................... 143
Adaptieve grootlichtassistent.................. 145
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 146
Bochtenverlichting................................. 143
Citylicht................................................. 144
In- en uitschakelen................................. 144
Mistlicht (uitgebreid).............................. 144
Overzicht............................................... 143
Slechtweerverlichting............................. 144
Verlichting voor snelwegen.....................144
IntIntelligelligentente we wererkingsstrkingsstratategieegie
Zie Routegebaseerde werkingsstrategie
IntIntererieurieur
Koelen/verwarmen (Remote Online)......176
IntIntererieurbevieurbeveiligingeiliging
Functie.................................................. 106
In- en uitschakelen................................. 107
IntIntererieurieurhemel (vhemel (vererzorzorging)ging)........................... 388
IntIntererieurvieurvererliclichtinghting
Instellen................................................. 148
Leeslampje............................................ 148
Sfeerverlichting...................................... 149
Uitschakelvertragingstijd verlichting.......150
IntInterernenetrtradioadio
Zie TuneIn
IonisatieIonisatie
In- en uitschakelen (MBUX multime-
diasysteem)...........................................160
554554 Trefwoordenregister
iPhoneiPhone®®
Zie Smartphone-integratie
ISOFIXISOFIX-kinder-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingtiging
Monteren................................................. 69
ISOFIXISOFIX-kinder-kinderzitjesvzitjesvererankankereringing
Geschikte zitplaatsen voor de bevesti-
ging.........................................................67
KK
KKaartaart
Kaartoriëntatie selecteren...................... 345
Online kaartinhoud weergeven............... 346
Schaal instellen...................................... 345
Snelweginformatie in- en uitschakelen.... 345
Verschuiven...........................................345
Weersinformatie weergeven................... 346
KKegegZie Wielkeg
KKeuzehendeleuzehendel
Zie DIRECT SELECT-keuzehendel
KEYLESS-GOKEYLESS-GO
Auto ver- en ontgrendelen........................ 87
Functie deactiveren.................................. 83
Ontgrendelingsinstelling........................... 83
Probleem.................................................88
KicKickdokdownwn
Gebruiken.............................................. 197
KinderbevKinderbeveiligingeiliging
Achterportier...........................................79
Zijruiten achterin...................................... 81
KinderKinderenen
Algemene aanwijzingen............................ 59
Gevaren in de auto vermijden................... 61
KinderKinderzitjezitje
Aanbevelingen voor kinderzitjesbeves-
tigingssystemen....................................... 64
Aanwijzingen met betrekking totrisi-
co's en gevaren....................................... 61
Algemene aanwijzingen............................ 59
Bevestiging (aanwijzingen)........................ 65
ISOFIX/i-Size (montage).......................... 69
Op de passagiersstoel met een gordel
bevestigen...............................................78
op de zitplaats achterin met een gor-
del bevestigen.......................................... 75
Passagiersstoel (aanwijzingen)................. 77
Passagiersstoel (zonder automatische
airbaguitschakeling)................................. 76
Toelatingscategorieën.............................. 65
TopTether................................................ 72
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssystemen.................69
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kin-
derzitjesbevestigingsystemen................... 67
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbevesti-
gingssystemen......................................... 73
KlantKlantenserenservicevice
Zie ASSYST PLUS
KlimaatmenuKlimaatmenu
Oproepen.............................................. 158
KlimaatmodusKlimaatmodus
Functie.................................................. 159
Instellen................................................. 159
KlimaatrKlimaatregegelingeling
A/C-functie in- en uitschakelen
(bedieningseenheid)...............................158
A/C-functie in- en uitschakelen
(MBUX multimediasysteem).................... 158
Aanwijzing............................................. 157
Achterruitverwarming in- en uitscha-
kelen..................................................... 157
Trefwoordenregister 555555
Auto ventileren (comfortopening)............. 98
Automatisch regelen.............................. 159
Bedieningseenheid THERMATIC.............. 157
Bedieningseenheid THERMOTRONIC...... 157
Condens van de ruiten verwijderen......... 159
Directe klimaatregeling vooraf................ 164
Flacon aanbrengen/verwijderen (par-
fumeringssysteem)................................. 160
In- en uitschakelen.................................158
Informatie over de voorruitverwarming... 161
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 158
Interieurtemperatuur instellen................157
Ionisatie.................................................160
Klimaatmenu oproepen.......................... 158
Klimaatmodus functie............................ 159
Klimaatmodus instellen.......................... 159
Klimaatregeling vooraf op de vertrek-
tijd......................................................... 162
Klimaatregeling vooraf via sleutel............ 162
Luchthoeveelheid instellen.....................157
Luchtrecirculatie.................................... 160
Luchtuitstroomopening dashboard-
kastje.................................................... 170
Luchtuitstroomopeningen achter............ 169
Luchtuitstroomopeningen ór............... 169
Luchtverdeling instellen.......................... 157
Parfumeringssysteem instellen............... 160
Restwarmte...........................................160
Standverwarming of -ventilatie............... 165
Synchronisatiefunctie in- en uitscha-
kelen (MBUX multimediasysteem).......... 159
Synchroniseringsfunctie in- en uit-
schakelen (bedieningseenheid)............... 159
Voorruit ontwasemen............................. 157
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf (diraf (directecte)e).................... 164
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijdjd
Functie.................................................. 162
In- en uitschakelen................................. 163
Instellen................................................. 163
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
Functie.................................................. 162
In- en uitschakelen................................. 162
Instellen................................................. 162
KneebagKneebag........................................................ 51
KnipperKnipperliclichthtenen
In- en uitschakelen................................. 142
KKoelingoeling
Zie Klimaatregeling
KKoelvoelvloeistloeistof (motof (motor)or)
Aanwijzingen.......................................... 444
Peil controleren..................................... 380
KKoeroerdekdekselsel
afzonderlijk vergrendelen......................... 95
HANDS-FREE ACCESS............................. 94
Openen.................................................... 90
Sluiten..................................................... 91
KKoekoekop-symboolop-symbool
Zie ATTENTION ASSIST
KKogogeldreldrukuk.................................................... 450
KKogogelhalselhals
Uit- en inklappen.................................... 286
Uit- en inklappen (MBUX multimedia-
systeem)................................................ 288
KrKrikikConformiteitsverklaring............................ 34
Opbergplaats......................................... 422
KrKruisend vuisend verkerkeer (weer (waaraarscschuwing)huwing)
Zie Manoeuvreerondersteuning
KKunsunststtstof bekleding (vof bekleding (vererzorzorging)ging)................... 388
LL
LaadkLaadkabelabel
Bedieningseenheid................................. 210
556556 Trefwoordenregister
Opbergen............................................... 205
Lak (rLak (reinigingsaaneinigingsaanwiwijzingjzingen)en)......................... 384
LakcodeLakcode....................................................... 433
LampLamp
Zie Interieurverlichting
LamLampje (inspje (instrtrumentumentendisplaendisplay)y)
Zie Waarschuwings- en controlelampje
LeeslamLeeslampjepje
Zie Interieurverlichting
LeeslicLeeslichtht
In- en uitschakelen (contactloos)............ 332
LendenstLendensteuneun
Zie Lendensteun (4-weg)
LendenstLendensteun (4-weun (4-weg)eg).................................... 112
LicLichtschtschakhakelaarelaar
Overzicht............................................... 140
LicLichtsignaalhtsignaal.................................................. 142
LimitLimiterer
Functie.................................................. 236
Inschakelen...........................................236
Inschakelen/activeren........................... 241
Maximumsnelheid.................................. 191
Passief................................................... 236
Permanente instelling............................. 238
Selecteren............................................. 236
Snelheid instellen................................... 236
Snelheid oproepen................................. 236
Snelheid opslaan............................ 236, 241
Systeemgrenzen.................................... 236
Toetsen..................................................236
Uitschakelen.......................................... 236
Uitschakelen/deactiveren......................241
Voorwaarden......................................... 236
LINLINGUAGUATRTRONICONIC
Aanwijzingen met betrekking tot
gesproken opdrachten........................... 306
Akoestische helpfuncties........................ 305
Bedienbare functies............................... 304
Bedrijfsveiligheid.................................... 303
Dialoogvoering....................................... 303
Functie.................................................. 329
Gesproken auto-opdrachten................... 320
Gesproken berichten-opdrachten...........319
Gesproken mediaspeler-opdrachten....... 316
Gesproken navigatie-opdrachten............ 308
Gesproken omschakelopdrachten........... 307
Gesproken opdrachten voor de radio...... 314
Gesproken opdrachten voor tv............... 314
Gesproken sms-commando's.................319
Gesproken telefoonopdracht.................. 313
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 305
Multifunctioneel stuurwiel (bediening).... 303
Online-spraakbediening.......................... 306
Spraakkwaliteit verbeteren..................... 306
starten...................................................330
Taalinstelling.......................................... 304
LivLiveeTrTracac InfInforormationmation
Weergave verkeersinformatie inscha-
kelen..................................................... 346
LLucucht-wht-wataterkerkanaalanaal
Vrijhouden............................................. 382
LLucuchtdrhtdrukuk
Zie Bandenspanning
LLucuchththoevhoeveelheideelheid
Instellen................................................. 157
LLucuchtinlaathtinlaat
Zie Lucht-waterkanaal
LLucuchtrhtrecirecirculatieculatie.......................................... 160
LLucuchtrhtroostoostersers
Zie Luchtuitstroomopeningen
Trefwoordenregister 557557
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningenen
Dashboardkastje.................................... 170
Instellen (achterin)................................. 169
Instellen (vóór)....................................... 169
LLucuchtvhtvererdelingdeling
Instellen................................................. 157
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 159
LLucuchtvhtvereringing
Zie AIR BODY CONTROL
MM
ManoeuvrManoeuvreereer-assist-assistentent
Zie Aanhangwagenmanoeuvreer-assistent
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuningeuning
Cross Trac Alert.................................. 282
Drive Away Assist................................... 281
In- en uitschakelen................................. 283
Remmen bij het manoeuvreren............... 282
MassagMassagepreprogrogramma'samma's
Instellingen terugzetten.......................... 117
Overzicht............................................... 116
Voorstoelen selecteren.......................... 117
MaximumsnelheidMaximumsnelheid........................................ 191
MaximumsnelheidMaximumsnelheid
Zie Limiter
MBUX intMBUX intererieurieurassistassistentent
Leeslicht in- en uitschakelen (contact-
loos)...................................................... 332
Overzicht............................................... 330
Zoeklicht in- en uitschakelen (contact-
loos)...................................................... 332
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem
Aanwijzingen.......................................... 323
Botsingherkenning instellen (gepar-
keerde auto).......................................... 224
Homescreen.......................................... 326
Ionisatie in- en uitschakelen................... 160
Luchtverdeling instellen.......................... 159
Overzicht............................................... 323
Parfumeringssysteem instellen............... 160
Rijprogramma I congureren..................193
Routegebaseerde snelheidsaanpas-
sing instellen..........................................246
Ruststand activeren of deactiveren......... 225
Ruststand functie................................... 225
Standverwarming/-ventilatie instellen.... 166
Terugzetten (fabrieksinstelling)............... 339
Touchscreen bedienen........................... 327
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem
Zie Display (MBUX multimediasysteem)
Zie MBUX interieurassistent
MediaMedia
Overzicht functies en symbolen.............. 366
MediafunctieMediafunctie
Bluetooth®-audioapparatuur verbinden... 368
MediscMedische hulpmiddelenhe hulpmiddelen................................. 38
Melding (insMelding (instrtrumentumentendisplaendisplay)y)
Zie Displaymelding
MeldingMeldingengengeheugeheugenen..................................... 452
Menu (boorMenu (boordcomdcomputputer)er)
Head-up-display..................................... 300
Overzicht............................................... 296
MerMercedes me appscedes me apps
Informatie.............................................. 358
MerMercedes me connectcedes me connect
Informatie.............................................. 357
Ongeval- en pechmanagement...............357
Verstuurde gegevens.............................. 358
MerMercedes me oprcedes me oproepenoepen
Gesprekken via het bedieningspaneel
dakconsole voeren................................. 352
558558 Trefwoordenregister
Informatie.............................................. 353
Instemming met gegevensoverdracht.....355
Mercedes-Benz klantenservice bellen..... 353
Mercedes-Benz klantenservice bellen
na automatische ongeval- of pechher-
kenning.................................................. 354
Onderhoudstermijn afspreken................ 354
Verstuurde gegevens.............................. 355
MerMercedes-cedes-AMG autAMG auto'so's
Aanwijzingen.......................................... 171
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
Automatische noodoproep..................... 362
Handmatige noodoproep........................ 363
Informatie..............................................361
Informatie over de gegevensoverdracht.. 364
Overzicht............................................... 362
Testmodus ERA GLONASS starten/
stoppen................................................. 364
Zelfdiagnose.......................................... 364
MerMercedes-Benz-sercedes-Benz-servicewvicewererkplaatskplaats
Zie Gekwaliceerde werkplaats
MeMet de hand wt de hand wassen (vassen (vererzorzorging)ging).................384
MilieubescMilieubescherhermingming
Aanwijzingen............................................ 23
Terugname van de oude auto.................... 23
MistMistacachthtererliclichtht
In- en uitschakelen................................. 141
MisMistlictlicht (uitght (uitgebrebreid)eid).................................... 144
Mobiele tMobiele telefelefoonoon
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 136
Frequenties............................................431
Zendvermogen (maximaal)..................... 431
Mobiele tMobiele telefelefoonoon
Zie Smartphone-integratie
Zie Telefoon
MobilofMobilofoonsoons
Aanwijzingen met betrekking tot het
inbouwen............................................... 430
Frequenties............................................431
Zendvermogen (maximaal)..................... 431
Modus uitrModus uitrollenollen............................................ 197
MoeheidsherkMoeheidsherkenningenning
Zie ATTENTION ASSIST
MOExtMOExtended-bandenended-banden.................................... 393
MotMotoror
Motornummer........................................433
Starten (noodprogramma)......................175
Starten (Remote Online).........................177
MotMotororelektrelektronicaonica
Aanwijzingen.......................................... 430
MotMotorgorgegevegevensens
Weergeven............................................. 193
MotMotorkorkapap
Functie (actieve motorkap)..................... 375
Openen en sluiten.................................. 375
MotMotorornummernummer.............................................. 433
MotMotororolieolie
Additieven.............................................. 441
bijvullen................................................. 379
Inhoud........................................... 442, 443
Kwaliteit......................................... 442, 443
MB-Freigabe of MB-Approval.......... 442, 443
Oliepeil met de boordcomputer con-
troleren..................................................378
Oliepeil met oliepeilstaaf controleren...... 378
Multifunctioneel sMultifunctioneel stuurtuurwielwiel
Bediening............................................... 303
Overzicht toetsen...................................296
Multifunctioneel sMultifunctioneel stuurtuurwielwiel
Zie Stuurwiel
Trefwoordenregister 559559
MultimediasystMultimediasysteemeem
Zie MBUX multimediasysteem
NN
NNaavigvigatieatie
Aanwijzingen.......................................... 341
Gesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 308
Inschakelen...........................................341
Menu in- en uitschakelen....................... 341
Overzicht............................................... 342
NaNavigvigatieatie
Zie Bestemmingsinvoer
Zie Kaart
Zie Route
NNeutreutraalstaalstandand
Inschakelen...........................................195
NivNiveaureauregegelingeling
Zie AIR BODY CONTROL
NNoodeigoodeigenscenschappenhappen
MOExtended-banden..............................393
NNoodgevoodgevalal
Brandblusser.......................................... 392
Gevarendriehoek uitnemen.................... 391
NNoodoproodoproepoep
Zie Mercedes-Benz noodoproepsysteem
NNoodproodprogrogrammaamma
Auto starten........................................... 175
NNoodroodremmingemming.............................................. 224
NNoodroodremmingemming
Zie BAS (Brake Assist System)
NNoodsleutoodsleutelel
Portier ver- en ontgrendelen..................... 89
Verwijderen/aanbrengen.........................84
NNoodstoodstarart vt van de autoan de auto.................................. 408
NNooduitscooduitschakhakelingeling
Zie Hybride systeem
NNoodwieloodwiel
Aanwijzing............................................. 428
OO
OlieOlieZie Motorolie
OmscOmschakhakeling liceling lichtht
Dimlicht (buitenlandse reis).................... 140
OnboarOnboard-diagnose-intd-diagnose-interferfaceace
Zie Diagnose-interface
OnderOnderhoudhoud
Zie ASSYST PLUS
OnderstOnderstelel
Dempingskarakteristiek.......................... 262
DYNAMIC BODY CONTROL....................262
Onderstelniveau instellen (AIR BODY
CONTROL)............................................. 263
OnderstOnderstelel
Zie AIR BODY CONTROL
OnderstOnderstelnivelniveau (AIR BODeau (AIR BODY CY CONTRONTROL)OL)
Instellen................................................. 263
OngevOngeval- en pecal- en pechmanaghmanagementement
Mercedes me connect........................... 357
Online-dienstOnline-dienstenen
Gegevensopslag....................................... 42
Online-dienstOnline-dienstenen
Zie In-Car Oce
OnopleOnoplettttendheidsherkendheidsherkenningenning
Zie ATTENTION ASSIST
OntgrOntgrendelingendeling
Zie Ver- en ontgrendeling
OntstOntsteking insceking inschakhakelenelen
Zie Auto
560560 Trefwoordenregister
OpberOpbergmoggmogelielijkhedenjkheden
Zie Beladen
Zie Opbergvak
OpberOpbergvgvakak
Armsteun...............................................126
Dashboardkastje....................................126
Middenconsole......................................126
Portier................................................... 126
OpberOpbergvgvakkakkenen
Zie Beladen
Zie Opbergvak
Open SourOpen Sourcece sowsowareare.................................... 43
Opening vOpening van hean hettkkoeroerdekdekselsel memet de vt de voetoet
HANDS-FREE ACCESS............................. 94
OpladenOpladen
Aanwijzingen - laadstation (mode 3).......208
Aanwijzingen - netcontactdoos (mode
2).......................................................... 207
Aanwijzingen - wallbox (mode 3)............. 208
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 136
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 205
Boordnetaccu (12-V).............................. 402
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 211
Het opladen starten...............................213
Laadkabel opbergen............................... 205
Laadkabel-bedieningseenheid................ 210
Laadtoestandweergave.......................... 218
Maximaal mogelijke laadstroom instel-
len (netcontactdoos).............................. 209
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 216
Usb-aansluiting...................................... 136
Voertuigstekkerdoos.............................. 211
OpOptrtrekkekkenen
Zie Rijtips
OrOriëntiëntatievatievererliclichtinghting
In- en uitschakelen................................. 148
OrOriginele onderiginele onderdelendelen......................................24
PP
PPanoranoramascamaschuifdakhuifdak
Zie Schuifdak
PParavaravanan
Zie Lucht-waterkanaal
PPararfumfum
Zie Parfumeringssysteem
PPararfumerfumeringing
Zie Parfumeringssysteem
PPararfumerfumeringssystingssysteemeem
Flacon aanbrengen/verwijderen............. 160
Instellen................................................. 160
PPararfumerfumeringssystingssysteemeem
Zie Parfumeringssysteem
PPararfumaconfumacon
Zie Parfumeringssysteem
PParkarkeereerhulphulp
Zie Actieve parkeerassistent
Zie PARKTRONIC-parkeerassistent
PParkarkeereerliclichtht.................................................. 140
PParkarkeereermogmogelielijkheidjkheid
Selecteren............................................. 346
PParkarkeerreerremem
Zie Elektrische parkeerrem
PParkarkeersteerstandand
Automatisch inschakelen........................ 196
Inschakelen...........................................196
PParkarkererenen
Zie Elektrische parkeerrem
Trefwoordenregister 561561
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
Functie.................................................. 272
Inschakelen...........................................275
Systeemgrenzen.................................... 272
Uitschakelen.......................................... 275
Waarschuwingssignalen instellen............ 276
PPassagierassagiersstsstoeloel
Zie Stoel
PPechech
Aanslepen.............................................. 408
Auto vervoeren...................................... 406
Overzicht van de hulp............................... 18
Slepen................................................... 405
Verwisselen van een wiel........................ 423
PPechech
Zie Bandenpech
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-functieide-functie
Aanwijzingen met betrekking tot de
plug-in-hybridefunctie............................. 171
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 205
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 211
Energiestroomdisplay............................. 341
Handmatig uitschakelen van het
hybride systeem.....................................173
Haptisch gaspedaal................................ 190
Het opladen starten...............................213
Hoogspanningsaccu opladen aan de
wallbox (mode 3).................................... 208
Hoogspanningsaccu opladen bij het
laadstation (mode 3).............................. 208
Hoogspanningsaccu opladen netcon-
tactdoos (mode 2)................................. 207
Instellingen via multimediasysteem co
ngureren.............................................. 339
Laadkabel opbergen............................... 205
Laadkabel-bedieningseenheid................ 210
Maximaal mogelijke laadstroom instel-
len......................................................... 209
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 216
Routegebaseerde werkingsstrategie.......190
Vermogensmeter.................................... 298
Vermogensmeter aangeven.................... 299
Weergave beschikbaar vermogen........... 298
PPorortiertier
Extra portiervergrendeling........................ 86
Kinderslot (achterportier).........................79
Ontgrendelen (van binnenuit)................... 86
Openen (van binnenuit)............................ 86
Servosluiting............................................ 89
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)........... 89
PPorortierbedieningseenheidtierbedieningseenheid............................... 16
PRE-SPRE-SAFEAFE®®(prev(preventieventieve inzitte inzittendenbescendenbescherherming)ming)
Functie.................................................... 58
Maatregelen ongedaan maken.................. 58
PRE-SAFE®Sound................................... 58
PRE-SPRE-SAFEAFE®®imimpuls zipuls zijkjkantant
Activering................................................ 45
Functie.................................................... 59
PRE-SPRE-SAFEAFE®®PLPLUS (prevUS (preventieventieve inzitte inzitten-en-
denbescdenbescherherming Plus)ming Plus)
Functie.................................................... 59
Maatregelen ongedaan maken.................. 58
PrevPreventief inzittentief inzittendenbescendenbescherhermingssymingssys-s-
tteemeem
Zie PRE-SAFE®(preventieve inzitten-
denbescherming)
Zie PRE-SAFE®PLUS (preventieve
inzittendenbescherming Plus)
562562 Trefwoordenregister
PrevPreventieventieve inzitte inzittendenbescendenbescherhermingming
Zie PRE-SAFE®(preventieve inzitten-
denbescherming)
Zie PRE-SAFE®PLUS (preventieve
inzittendenbescherming Plus)
PrProelenoelen
Aanwijzingen.......................................... 333
Nieuw proel aanmaken......................... 334
Proelopties selecteren.......................... 334
PrProgrogramma'samma's
Zie DYNAMIC SELECT
QQ
QRQR-code-code
Reddingskaart.......................................... 39
RR
RRadaradar- en ultr- en ultrasone sensorasone sensorenen
Beschadiging......................................... 226
RRadioadio
Gesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 314
Overzicht functies en symbolen.............. 370
RRadiogradiograscaschehe onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
Conformiteitsverklaring............................28
Specieke mate van absorptie.................. 28
RRamenamen
Verzorging.............................................386
RRamenamen
Zie Zijruiten
REACREACH-vH-vererorordeningdening........................................ 38
RRecuperecuperatieatie
Functie.................................................. 186
Instellen................................................. 187
RRecyecyclingcling
Zie Terugname van de oude auto
RReddingskeddingskaartaart................................................ 39
RReductiemiddeleductiemiddel
Zie AdBlue®
RRegegensluitingensluiting
Schuifdak.............................................. 102
Zijruiten................................................... 97
RRegisegistrtratieatie
Auto......................................................... 37
RReinigingeiniging
Zie Verzorging
RRemem
ABS (antiblokkeersysteem).....................228
Active Brake Assist System.................... 250
Adaptief remlicht................................... 233
BAS (Brake Assist System).....................228
Beperkte remwerking (met zout
gestrooide wegen).................................. 179
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 231
HOLD-functie.........................................231
Inrij-aanwijzingen................................... 177
Nieuwe/vervangen remvoeringen/
remschijven...........................................177
Rijtips.................................................... 179
RRemem
Zie Recuperatie
RRemhulpemhulp
Zie BAS (Brake Assist System)
RRemkremkracachtvhtvererdelingdeling
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 231
RRemmen biemmen bij hej het manoeuvrt manoeuvrererenen.....................282
RRemotemote Onlinee Online
Auto starten........................................... 177
Trefwoordenregister 563563
Interieur koelen/verwarmen................... 176
Startaccu opladen..................................176
RRemvemvloeistloeistofof
Aanwijzingen.......................................... 443
RReserveeserve
Brandstof...............................................439
RReserveeservewielwiel
Zie Noodwiel
RReseeset-functie (MBUX multimediasystt-functie (MBUX multimediasysteem)eem)..... 339
RResestwtwararmtemte.................................................. 160
RicRichtinghtingaanaanwiwijzersjzers....................................... 142
RiRijden in de wintjden in de winterer
Sneeuwkettingen................................... 412
RiRijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 288
Aanwijzingen.......................................... 285
Actieve dodehoekassistent.....................258
Actieve spoorassistent........................... 259
Contactdoos.......................................... 288
Fietsdrager............................................ 291
Kogelhals uit- en inklappen..................... 286
Kogelhals uit- en inklappen (MBUX
multimediasysteem)...............................288
RiRijdynamiscjdynamische rhe regegelingeling
Zie ESP®(elektronisch stabiliteitsprogramma)
RiRijgjgedredrag (ongag (ongebrebruikuikelielijk)jk)............................. 412
RiRijlicjlichtht
Zie Automatisch rijlicht
RiRijprjprogrogramma'samma's
Zie DYNAMIC SELECT
RiRijstjstandand
Inschakelen...........................................196
RiRijsjstrtrookherkookherkenning (autenning (automatiscomatisch)h)
Zie Actieve spoorassistent
RiRijsystjsysteemeem
DYNAMIC BODY CONTROL.................... 262
RiRijsystjsysteemeem
Zie 360°-camera
Zie Achteruitrijcamera
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Zie Actieve dodehoekassistent
Zie Actieve noodstopassistent
Zie Actieve parkeerassistent
Zie Actieve snelheidslimietassistent
Zie Actieve spoorassistent
Zie Actieve stuurassistent
Zie AIR BODY CONTROL
Zie ATTENTION ASSIST
Zie Dodehoekassistent
Zie HOLD-functie
Zie Limiter
Zie PARKTRONIC-parkeerassistent
Zie Rijveiligheidssysteem
Zie TEMPOMAT
Zie Verkeerstekenassistent
RiRijtipsjtips
Algemene rijtips.....................................179
Buitenlandse reis (omschakeling dim-
licht)...................................................... 140
Geoptimaliseerde acceleratie................. 178
Inrij-aanwijzingen................................... 177
RiRijtipsjtips
Zie Recuperatie
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssysteemeem
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 228
Active Brake Assist System.................... 250
Adaptief remlicht................................... 233
BAS (Brake Assist System).....................228
Camera's............................................... 226
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 231
564564 Trefwoordenregister
ESP®zijwindassistent............................ 230
ESP®-aanhangwagenstabilisatie............. 230
Overzicht............................................... 227
Radar- en ultrasone sensoren.................226
Stuurassistent STEER CONTROL.............231
Verantwoordelijkheid.............................226
RRolzonnescolzonneschermherm
Achterruit.............................................. 104
Schuifdak................................................ 99
Zijruiten................................................. 104
RRouteoute
Berekenen............................................. 344
Opties selecteren................................... 344
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red realityeality
Activeren............................................... 344
Straatnamen en huisnummers weer-
geven.....................................................344
RRoutoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpassingpassing
Functie.................................................. 244
Instellen................................................. 246
RRoutoutegegebaseerebaseerde wde wererkingsskingsstrtratategieegie
Werking en aanwijzingen........................ 190
RRuitbedieninguitbediening
Zie Zijruiten
RRuituitensprensproeieroeierinstinstallatieallatie
Bijvullen.................................................381
RRuituitensprensproeiervoeiervloeistloeistofof
Zie Ruitreinigingsmiddel
RRuituitenenwisserbladenwisserbladen
Vervangen (voorruit)............................... 150
Verzorging.............................................386
RRuituitenenwisserswissers
In- en uitschakelen................................. 150
Ruitenwisserbladen vervangen............... 150
RRuitruitreinigingsmiddeleinigingsmiddel
Aanwijzingen.......................................... 445
RRusuststtstandand
Activeren of deactiveren......................... 225
Functie.................................................. 225
SS
ScSchaal insthaal instellenellen
Zie Kaart
ScSchakhakeladvieseladvies..............................................197
ScSchakhakelenelen
Handmatig............................................. 196
Schakeladvies........................................ 197
ScSchakhakelpaddleselpaddles
Zie Stuurwielschakelpaddles
ScSchuifdakhuifdak
Automatische functies............................102
Met sleutel openen..................................98
Openen....................................................99
Probleem...............................................103
Regensluiting.........................................102
Sluiten..................................................... 99
Sluiten met de sleutel............................... 98
SensorSensoren (ven (vererzorzorging)ging).................................. 386
SerServicevice
Zie ASSYST PLUS
SerService parkvice parkererenen
Parkeermogelijkheid selecteren.............. 346
SerServicewvicewererkplaatskplaats
Zie Gekwaliceerde werkplaats
ServServosluitingosluiting
Portier..................................................... 89
SfSfeerveervererliclichtinghting
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 149
SidebagsSidebags........................................................51
SierSierdeel (vdeel (vererzorzorging)ging).................................... 388
Trefwoordenregister 565565
SjorSjorogogenen...................................................... 129
SlecSlechtwhtweerveervererliclichtinghting................................... 144
SleepmetSleepmethodenhoden.................................... 403, 404
SleepoogSleepoog
Aanbrengen........................................... 408
Opbergplaats......................................... 407
SlepenSlepen......................................................... 405
SleutSleutelel
Akoestisch sluitsignaal............................. 83
Batterij..................................................... 84
Functie deactiveren.................................. 83
Klimaatregeling vooraf in- en uitscha-
kelen..................................................... 162
Noodsleutel............................................. 84
Ontgrendelingsinstelling........................... 83
Overzicht van de functie........................... 82
Probleem................................................. 85
Sleutelbosbevestiging..............................84
Stroomverbruik........................................ 83
SmarSmartphonetphone
Zie Smartphone-integratie
Zie Telefoon
SmarSmartphone-inttphone-integregratieatie
Overzicht............................................... 360
SmeerSmeermiddeladditievmiddeladditievenen
Zie Additieven
SmsSmsGesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 319
SneeuwkeSneeuwkettingttingenen.......................................... 412
Snelheid begrSnelheid begrenzenenzen
Zie Limiter
Snelheid instSnelheid instellenellen......................................... 191
Snelheid instSnelheid instellenellen
Zie TEMPOMAT
SnelheidsbegrSnelheidsbegrenzing wintenzing winterbandenerbanden
Instellen................................................. 238
SowSowarare-updatee-update
Systeemupdates....................................336
SoundmenuSoundmenu
Overzicht functies..................................372
SpanningsvSpanningsvooroorzieningziening
Inschakelen (start-stoptoets).................. 174
SpecialistSpecialist
Zie Gekwaliceerde werkplaats
SpeciekeSpecieke matmate ve van absorpan absorptietie........................ 28
SpiegSpiegelsels
Zie Buitenspiegels
SpoorSpoorassistassistentent
Zie Actieve spoorassistent
SprSpraakdialoogsystaakdialoogsysteemeem
Zie LINGUATRONIC
SprSpraakgaakgesestuurtuurd bedieningssyd bedieningssyststeemeem
Zie LINGUATRONIC
StStandlicandlichtht.................................................... 140
StStandtiandtijdjd
Ruststand activeren of deactiveren......... 225
Ruststand functie................................... 225
StStandvandverwerwararming of -vming of -ventilatieentilatie
Displaymeldingen (afstandsbediening)....167
Instellen (afstandsbediening).................. 166
Problemen (afstandsbediening).............. 168
StStandvandverwerwararming/-vming/-ventilatieentilatie
Batterijvervangen (afstandsbediening)...167
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 165
Instellen (MBUX multimediasysteem)......166
StStarart-stt-stopfunctieopfunctie
Zie ECO start-stopsysteem
566566 Trefwoordenregister
SSttarart-stt-stoptoptoeoetsts
Auto afzetten......................................... 218
Auto starten........................................... 175
Spanningsvoorziening/auto inschake-
len......................................................... 174
StStartartaccuaccu
Opladen (Remote Online)....................... 176
StStartartenen
Zie Auto
StStartarthulphulp
Zie Starthulpaansluiting
StStartarthulpaansluitinghulpaansluiting
Algemene aanwijzingen.......................... 400
StStatusindicatie Patusindicatie PASSENASSENGER AIR BAGGER AIR BAG
Zie Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
StStatusindicatie vatusindicatie veiligheidsgoreiligheidsgordels acdels achthtererinin...... 50
StStoeloel
Automatische aanpassing....................... 115
Correcte stand van de bestuurders-
stoel...................................................... 108
Geheugenfunctie bedienen..................... 123
Instellen (elektrisch)...............................112
instellen (mechanisch en elektrisch)....... 109
instellen (zitcomfort).............................. 111
Instellingen congureren........................ 115
Instellingen terugzetten.......................... 117
Instelmogelijkheden................................. 16
Leuning blokkeren (achter)..................... 129
Leuning naar voren klappen (achterin).... 127
Leuning terugklappen (achter)................ 128
Massageprogramma overzicht................116
Viervoudig verstelbare lendensteun........ 112
Vlakkenverwarming................................ 118
Workoutprogramma overzicht................. 116
SSttoelhoes (voelhoes (vererzorzorging)ging).................................. 388
StStoelvoelventilatieentilatie
In- en uitschakelen.................................118
StStoelvoelverwerwararmingming
In- en uitschakelen.................................117
StStororinging
Veiligheidssysteem................................... 45
StStororingsmeldingingsmelding
Zie Displaymelding
SStrtraatnamen en huisnummersaatnamen en huisnummers
Weergeven............................................. 344
SStuurtuurassistassistent Sent STEER CTEER CONTRONTROLOL
Werking en aanwijzingen........................231
SStuurtuurwielwiel
Geheugenfunctie bedienen..................... 123
Instellen (elektrisch)............................... 120
Instellen (mechanisch)........................... 119
Stuurwielverwarming.............................. 120
Toetsen..................................................296
Verzorging............................................. 388
SStuurtuurwielscwielschakhakelpaddleselpaddles.............................. 196
SStuurtuurwieltwieltoeoetsentsen
Overzicht............................................... 303
SStuurtuurwielvwielverwerwararmingming
In- en uitschakelen.................................120
SurrSurround Vound Viewiew
Zie 360°-camera
SSVHC (biVHC (bijzonder zorjzonder zorgwgwekkekkendeende ststoen)oen)......... 38
SyncSynchrhroniseroniseringsfunctieingsfunctie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 159
In- en uitschakelen (MBUX-multime-
diasysteem)........................................... 159
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
Overzicht menu Systeeminstellingen......335
Reset-functie (MBUX multimediasys-
teem).....................................................339
Trefwoordenregister 567567
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
Zie Taal
TT
TTaalaalAanwijzingen.......................................... 339
Instellen................................................. 339
TTankankenen
AdBlue®bijvullen................................... 203
Tanken................................................... 198
TTankinhoudankinhoud
AdBlue®.................................................441
Brandstof............................................... 439
Reserve (brandstof)................................ 439
TTecechnischnische ghe gegevegevensens
Aanhangwagengewicht (rijden met
aanhangwagen)...................................... 450
Aanwijzingen (aanhangwagenvoorzie-
ning)...................................................... 448
Achteroverbouw (aanhangwagenvoor-
ziening)..........................................449, 450
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen).......................................................451
Bevestigingspunten (aanhangwagen-
voorziening)........................................... 448
Componentspecieke aanwijzingen........ 432
Inbouwmaten (aanhangwagenvoorzie-
ning)...................................................... 448
Informatie.............................................. 430
Kogeldruk.............................................. 450
Wettelijke keurmerkenvoor radio-
apparatuur (Indonesië)........................... 432
Wettelijke keurmerkenvoor radio-
apparatuur (kleine onderdelen)............... 432
TTelefelefoonoon
Aanwijzingen.......................................... 349
Aanwijzingen met betrekking tot
draadloos opladen (mobiele telefoon)..... 136
Bedrijfsstanden...................................... 351
Draadloos opladen (mobiele telefoon).... 138
Functies In het telefoonmenu................. 352
Gesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 313
Mobiele telefoon verbinden (passkey)..... 352
Mobiele telefoon verbinden (Secure
Simple Pairing)....................................... 352
Overzicht telefoonmenu.........................351
TTelefelefoonfunctiesoonfuncties
Autotelefoon..........................................351
Bluetooth®telefonie............................... 351
TTeleelevisievisie
Zie Tv
TTememperperatuuratuur
Interieurtemperatuur instellen................157
TEMPOMATTEMPOMAT
Functie.................................................. 235
Inschakelen...........................................236
Maximumsnelheid.................................. 191
Selecteren............................................. 236
Snelheid instellen...................................236
Snelheid oproepen................................. 236
Snelheid opslaan.................................... 236
Systeemgrenzen.................................... 235
Toetsen..................................................236
Uitschakelen.......................................... 236
Voorwaarden......................................... 236
TTererugname vugname van de oude autoan de oude auto
Milieubescherming...................................23
TTererugzeugzetttten (fen (fabrabriekieksinstsinstelling)elling)
Zie Reset-functie (MBUX multimediasysteem)
568568 Trefwoordenregister
ThemawThemawerereldenelden
Omgespen............................................. 334
TIREFITTIREFIT-set-set
Conformiteitsverklaring............................35
Gebruiken..............................................394
Opbergplaats.........................................394
TToegoegestestaan totaan totaalgeaalgewicwichtht............................. 433
TToegoegestestane asbelasane asbelastingting................................ 433
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden.................. 403, 404
TToeoetsentsen
Stuurwiel............................................... 296
TTolhengssystolhengssysteemeem
Voorruit.................................................155
TTop Tetop Tetherher...................................................... 72
TotTotaalgeaalgewicwichtht............................................... 433
TToucouch-Contrh-Controlol
Bedienen............................................... 327
Boordcomputer...................................... 296
TToucouchpadhpad
Bedienen...............................................327
TToucouchscrhscreeneen
Bedienen............................................... 327
TTooww-Bar-Bar-syst-systeemeem.......................................... 293
TrTransmissieansmissie
Neutraalstand inschakelen..................... 195
TrTransmissiestansmissiestandaanduidingandaanduiding.........................194
TTuneInuneIn
Oproepen.............................................. 372
TvTv Gesproken opdrachten (LINGUA-
TRONIC)................................................ 314
Informatie.............................................. 369
TTypegoedkypegoedkeureuringsnummer (EG)ingsnummer (EG).................... 433
TTypeplaatjeypeplaatje
Auto...................................................... 433
Motor.................................................... 433
UU
UitlaatUitlaateindpieindpijpen (vjpen (vererzorzorging)ging)....................... 386
UitscUitschakhakeling bieling bijrijrijderjdersairbagsairbag
Zie Automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd vjd vererliclichtinghting
Binnen...................................................150
Buiten.................................................... 148
UitstUitstaphulpaphulp
Instellen.................................................122
Werking en aanwijzingen........................121
UUpdatpdateses
Belangrijke systeemupdates................... 336
Usb-aansluitingUsb-aansluiting
Achterin................................................. 136
Opbergvakken ór................................ 126
VV
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
Zie Airbag
Zie Automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag
Zie Huisdieren in de auto
Zie Kinderzitje
Zie PRE-SAFE®(preventieve inzitten-
denbescherming)
Zie PRE-SAFE®impuls zijkant
Zie PRE-SAFE®PLUS (preventieve
inzittendenbescherming Plus)
Zie Veiligheidsgordel
Zie Veiligheidssysteem
Trefwoordenregister 569569
VVeiligheidsgoreiligheidsgordeldel
Afdoen..................................................... 50
Beschermingspotentieel...........................46
Beschermingspotentieel beperkt.............. 47
Gordelaanpassing (werking).....................50
Gordelaanpassing in- en uitschakelen.......50
Hoogte instellen....................................... 49
Omgespen............................................... 49
Statusindicatie veiligheidsgordels ach-
terin......................................................... 50
Verzorging............................................. 388
Waarschuwingslampje.............................. 50
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel acdel achthtererinin
Statusindicatie......................................... 50
VVeiligheidssysteiligheidssysteemeem
Algemene aanwijzingen voor kinderen......59
Bedrijfsklare status..................................45
Beschermingspotentieel...........................44
Beschermingspotentieel beperkt.............. 44
Storing.....................................................45
Waarschuwingslampje.............................. 45
Werking bij een ongeval........................... 45
Zelfdiagnose............................................ 45
VVeiligheidssysteiligheidssystemenemen
Zie Rijveiligheidssysteem
VVeiligheidsveiligheidsvestest............................................. 390
VVelgelgen (ven (vererzorzorging)ging).......................................386
VVentilatieentilatie
Zie Klimaatregeling
VVentilerentilerenen
Comfortopening....................................... 98
VVerer- en ontgr- en ontgrendelingendeling
Automatische vergrendeling in- en uit-
schakelen................................................ 89
Extra portiervergrendeling........................ 86
KEYLESS-GO............................................ 87
Noodsleutel............................................. 89
Portieren van binnenuit ontgrendelen
en openen............................................... 86
VVerbrerbruikuiksindicatiesindicatie
Oproepen.............................................. 194
VVerkerkeereersinfsinforormatiematie
Weergave inschakelen............................ 346
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistentent
Instellen................................................. 256
Systeemgrenzen.................................... 254
Werking en aanwijzingen........................254
VVererliclichtinghting
Actieve bochtenverlichting..................... 143
Adaptieve grootlichtassistent.................. 145
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 146
Automatisch rijlicht................................ 141
Bochtenverlichting................................. 143
Buitenlandse reis (omschakeling dim-
licht)...................................................... 140
Citylicht................................................. 144
Combischakelaar................................... 142
Dimlicht................................................. 140
Dimlicht instellen................................... 148
Grootlicht.............................................. 142
Intelligent Light System..........................143
Intelligent Light System in- en uitscha-
kelen..................................................... 144
Knipperlichten........................................ 142
Lichtschakelaar...................................... 140
Lichtsignaal........................................... 142
Mistachterlicht.......................................140
Mistlicht (uitgebreid).............................. 144
Noodknipperlichten................................ 142
Oriëntatieverlichting in- en uitschake-
len......................................................... 148
Parkeerlicht........................................... 140
Slechtweerverlichting............................. 144
570570 Trefwoordenregister
Standlicht.............................................. 140
Uitschakelvertragingstijd buitenver-
lichting instellen..................................... 148
Verantwoordelijkheid voor verlich-
tingssystemen........................................ 140
Verlichting voor snelwegen.....................144
VVererliclichtinghting
Zie Interieurverlichting
Zie Verlichting
VVererliclichting vhting voor snelwoor snelwegegenen........................... 144
VVerermoeidheidsherkmoeidheidsherkenningenning
Zie ATTENTION ASSIST
VVerermogmogensmetensmeterer
Werking en aanwijzingen........................298
VVerersnelling kiezensnelling kiezen
Zie Schakelen
VVervervoeroerenen
Auto...................................................... 406
VVerwerwararmingming
Zie Klimaatregeling
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
Auto laten zakken................................... 427
Auto omhoogbrengen............................. 424
Nieuw wiel monteren.............................. 426
Voorbereiden.........................................423
Wiel verwijderen....................................426
Wieldoppen verwijderen en aanbren-
gen........................................................ 423
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
Zie Noodwiel
VVererzorzorgingging
360°-camera......................................... 386
Aanhangwagenvoorziening.....................386
Achteruitrijcamera................................. 386
Decorfolie.............................................. 385
Display................................................... 388
EASY-PACK-bagageruimte-comfortbox.... 388
Echt hout/sierdelen............................... 388
Exterieurverlichting................................ 386
Head-up-display..................................... 388
Hogedrukreiniger................................... 383
Interieurhemel....................................... 388
Kunststof bekleding............................... 388
Lak........................................................ 384
Lucht-waterkanaal.................................. 382
Met de hand wassen.............................. 384
Ramen...................................................386
Ruitenwisserbladen................................ 386
Sensoren...............................................386
Stoelhoes..............................................388
Stuurwiel............................................... 388
Uitlaateindpijp........................................ 386
Veiligheidsgordel.................................... 388
Vloerbedekking...................................... 388
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 386
Wasstraat..............................................382
Wielen/velgen.......................................386
VVesestigingtiging
Zie Gekwaliceerde werkplaats
VVierierwielaandriwielaandrijvingjving
Zie 4MATIC
VlakkVlakkenvenverwerwararmingming
Instellen................................................. 118
Vloerbedekking (vVloerbedekking (vererzorzorging)ging)......................... 388
VloerVloermatmat......................................................138
VVoeroertuigtuig
Trekken..................................................293
VVoeroertuigcameratuigcamera
Informatie..............................................226
Trefwoordenregister 571571
VVoeroertuigtuigelektrelektronicaonica
Aanwijzingen.......................................... 430
Mobilofoons...........................................430
Motorelektronica................................... 430
VVoeroertuiggtuiggegevegevensens
Aanwijzingen.......................................... 446
Breedte.......................................... 446, 447
Dakbelasting.......................................... 447
Hoogte........................................... 446, 447
Lengte........................................... 446, 447
Weergeven (DYNAMIC SELECT)..............193
Wielbasis....................................... 446, 447
VVoeroertuigidenticatienummertuigidenticatienummer
Zie FIN
VVoeroertuigondertuigonderhoudhoud
Zie ASSYST PLUS
VVoeroertuigsensortuigsensorenen
Informatie.............................................. 226
VVoeroertuigsleuttuigsleutelel
Zie Sleutel
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoosdoos
Controlelampjes....................................211
Verzorging............................................. 386
VVoeroertuigtypeplaatjetuigtypeplaatje
EG-typegoedkeuringsnummer.................433
FIN........................................................433
Lakcode................................................. 433
Toegestaan totaalgewicht....................... 433
Toegestane asbelasting..........................433
VVoeoetgtgangangerersbescsbescherhermingming
Zie Actieve motorkap (voetgangersbe-
scherming)
VVoorroorruituit
Infrarood reecterend............................ 155
Ontwasemen.......................................... 157
Radiogolven........................................... 155
Ruitenwisserbladen vervangen............... 150
VVoorroorruituit
Zie Voorruit
VVoorroorruitvuitverwerwararmingming...................................... 161
VVoorroorruitvuitverwerwararmingming
Zie Voorruitverwarming
VriVrijeje sowsowareare................................................. 43
WW
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjepje
Overzicht............................................... 520
PASSENGER AIR BAG............................... 55
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controlelamolelampjepje
!ABS-waarschuwingslampje............ 533
!Controlelampje elektrische par-
keerrem (geel)........................................530
!Controlelampje elektrische par-
keerrem (rood)....................................... 530
JRemwaarschuwingslampje (geel)... 530
ïWaarschuwingslampje aanhang-
wagenvoorziening.................................. 525
ÓWaarschuwingslampje Active
Brake Assist System....................... 532, 533
LWaarschuwingslampje afstands-
waarschuwing........................................ 532
hWaarschuwingslampje banden-
spanningscontrole brandt....................... 537
572572 Trefwoordenregister
hWaarschuwingslampje banden-
spanningscontrole knippert.................... 536
8Waarschuwingslampje brand-
stofreserve brandt................................. 529
#Waarschuwingslampje elektri-
sche storing................................... 524, 529
÷Waarschuwingslampje ESP®
brandt....................................................534
÷Waarschuwingslampje ESP®
knippert................................................. 534
åWaarschuwingslampje ESP®OFF.. 535
ÿWaarschuwingslampje koelvloei-
stof (geel)..............................................528
ÿWaarschuwingslampje koelvloei-
stof (rood).............................................. 526
;Waarschuwingslampje motor-
diagnose................................................ 528
äWaarschuwingslampje onderstel
(geel)..................................................... 533
JWaarschuwingslampje remmen
(rood)....................................................531
ÚWaarschuwingslampje storing in
het systeem...........................................524
ÙWaarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (rood)................................... 525
üWaarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt................................. 523
üWaarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert.............................. 523
6Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem.........................................522
_Waarschuwingslampje vermo-
gengereduceerd.................................... 524
WWaaraarscschuwingslamhuwingslampjepje
Zie Waarschuwings- en controlelampje
WWaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
Zie EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
WWassasstrtraat (vaat (vererzorzorging)ging).................................. 382
WWebbrowebbrowserser
Overzicht............................................... 359
WWeergaveergave besce beschikbaar vhikbaar verermogmogenen
Werking en aanwijzingen........................ 298
WWeergaveergave besce beschikbaar vhikbaar verermogmogenen
Zie Weergave beschikbaar vermogen
WWeergaveergave in de ve in de voorroorruituit
Zie Head-up-display
WWeergaveergave ondere onderhoudsinthoudsintervervalal
Zie ASSYST PLUS
WWeereersinfsinforormatiematie........................................... 346
WWegriegrijassistjassistentent
Zie Geoptimaliseerde acceleratie
WWegriegrijblokkjblokkereringing.......................................... 105
WWegriegrijhulpjhulp
Zie Wegrijhulp voor op hellingen
WWegriegrijhulp vjhulp voor op hellingoor op hellingenen......................... 232
WWegregrolbevolbeveiligingeiliging
Zie HOLD-functie
WWegsleepbevegsleepbeveiligingeiliging
Functie.................................................. 106
In- en uitschakelen................................. 106
Trefwoordenregister 573573
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-appara-a-
tuurtuurIndonesië............................................... 432
Kleine onderdelen.................................. 432
WWi-Fii-Fi
Instellen................................................. 336
WWieldoppen vieldoppen vererwisselenwisselen............................... 423
WWielenielen
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 418
Bandenpech........................................... 392
Bandenspanning (aanwijzingen).............. 413
Bandenspanning controleren (banden-
spanningscontrole)................................ 415
Bandenspanningscontrole (functie)........ 415
Bandenspanningscontrole opnieuw
starten...................................................416
Bandenspanningstabel........................... 414
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (werking)....................................... 417
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem opnieuw starten............................ 417
Bandentemperatuur controleren (ban-
denspanningscontrole)........................... 415
Controleren........................................... 412
Geluidsontwikkeling...............................412
MOExtended-banden.............................. 393
Monteren...............................................426
Naafdop verwisselen.............................. 423
Ongebruikelijk rijgedrag.......................... 412
Opslaan................................................. 422
Selectie................................................. 418
Sneeuwkettingen................................... 412
TIREFIT-set.............................................394
Vervanging............................................. 418
Verwijderen........................................... 426
Verwisselen................................... 421, 423
Verzorging............................................. 386
WWielkielkegeg
Opbergplaats.........................................422
WWielwisselgielwisselgerereedsceedschaphap
Overzicht............................................... 422
WWindoindowbagwbag.................................................... 51
WWintinterbandenerbanden
Permanente snelheidsbegrenzing
instellen.................................................238
WWorkorkoutproutprogrogrammaamma
Overzicht............................................... 116
WWrrappenappen
Radar- en ultrasone sensoren.................226
ZZ
ZekZekereringingenen
Aansluitschema..................................... 409
Aanwijzingen.......................................... 409
Voor het vervangen................................409
Zekeringenkast in de bagageruimte........ 411
Zekeringenkast in de beenruimte van
de passagier.......................................... 411
Zekeringenkast in de cockpit.................. 411
Zekeringenkast in motorruimte............... 410
ZelfdiagnoseZelfdiagnose
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag...................................... 55
ZicZichtht
Condens van de ruiten verwijderen......... 159
Voorruitverwarming................................ 161
ZiZijrjruituitenen
Automatische functie...............................97
Comfortopening....................................... 98
Comfortsluiting........................................98
Kinderslot achterin................................... 81
574574 Trefwoordenregister
Met sleutel openen.................................. 98
Openen en sluiten.................................... 96
Probleem................................................. 99
Regensluiting........................................... 97
Rolzonnescherm.................................... 104
Sluiten met de sleutel...............................98
ZiZijrjruituitenen
Zie Zijruiten
ZiZijwindassistjwindassistentent
Werking en aanwijzingen........................230
Zitplaats acZitplaats achthtererinin
Zie Stoel
ZoeklicZoeklichtht
In- en uitschakelen (contactloos)............ 332
ZwavZwavelgelgehalteehalte.............................................. 436
Trefwoordenregister 575575
ImImprpressumessum
IntInterernetnet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://www.daimler.com
RRedactieedactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
©Mercedes‑Benz AG:Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
AAututofofabrabrikikantant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
WWaaraarscschuwing passagierhuwing passagiersairbagsairbag
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
Redactiesluiting 17.02.21
DigitDigitaal in de autoaal in de auto Map meMap met vt voeroertuigdocumenttuigdocumentatie inatie in
de autode auto DigitDigitaal op heaal op het intt interernetnet DigitDigitaal als appaal als app
De inhoud van de handleiding
direct in het multimediasysteem
van de auto (menupunt "Voertuig-
info") bekijken. Start met het snel-
menu of verdiep uw kennis met
nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over
de bediening, de serviceverlenin-
gen en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage. De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
É2135843121Z107FËÍ
2135843121Z107
Apple®iOS AndroidTM
Bestelnummer P213 1670 07 Onderdeelnummer 213 584 31 21 Z107
Uitgave ÄJ2021-2a
E-Klasse Limousine
Handleiding
Mercedes-Benz
Mercedes-Benz E-Klasse Limousine
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Mercedes E-Klasse Limousine 2021 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Mercedes E-Klasse Limousine 2021 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 9.37 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info