817254
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/561
Pagina verder
Disclaimer
De volgende online-versie van de handleiding
beschrijft alle modellen, standaarduitrustingen en
opties van uw auto. Landspecifieke afwijkingen in
de taalvarianten zijn mogelijk. Neem in acht dat
uw auto mogelijk niet met alle beschreven func-
ties is uitgerust. Dit betreft ook veiligheidsrele-
vante systemen en functies.
Neem alstublieft contact op met uw geautori-
seerde Mercedes-Benz-dealer om een gedrukte
handleiding voor andere modellen en modeljaren
te ontvangen. De online-handleiding is altijd de
meest actuele versie. Er kon geen rekening wor-
den gehouden met alle afwijkingen met het daad-
werkelijke voertuig, omdat Mercedes-Benz haar
voertuigen continu aanpast aan de nieuwste stand
der techniek en de vorm en uitvoering wijzigt.
Ook de gedrukte handleiding, aanvullende docu-
menten en de digitale handleiding lezen.
Auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Alle teksten,foto‘s en
afbeeldingen vallen onder het auteursrecht en
andere wetten ter bescherming van intellectueel
eigendom. Deze mogen niet voor handelsdoelein-
den of voor verspreiding worden gekopieerd, noch
veranderd en op andere websites worden
gebruikt.
DigitDigitaal in de autoaal in de auto Map meMap met vt voeroertuigdocumenttuigdocumentatie inatie in
de autode auto DigitDigitaal op heaal op het intt interernetnet DigitDigitaal als appaal als app
De inhoud van de handleiding
direct in het multimediasysteem
van de auto (menupunt "Voertuig-
info") bekijken. Start met het snel-
menu of verdiep uw kennis met
nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over
de bediening, de serviceverlenin-
gen en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage. De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
É2475844710Z107|ËÍ
2475844710Z107
Apple®iOS AndroidTM
Bestelnummer P247 0745 07 Onderdeelnummer 247 584 47 10 Z107
Uitgave ÄJ2021-2a
B-Klasse
Handleiding
Mercedes-Benz
Mercedes-Benz B-Klasse
ImImprpressumessum
IntInterernetnet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://www.daimler.com
RRedactieedactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
©Mercedes‑Benz AG:Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
AAututofofabrabrikikantant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
WWaaraarscschuwing passagierhuwing passagiersairbagsairbag
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
Redactiesluiting 08.04.21
WWelkelkom in de wom in de werereld veld van Meran Mercedes-Benzcedes-Benz
Voor de eerste rit dient u zich aan de hand van
deze handleiding vertrouwd te maken met de
auto. Voor uw eigen veiligheid en voor een langere
bedrijfsduur van de auto adviseren wij u de vol-
gende aanwijzingen en waarschuwingsaanwijzin-
gen in deze handleiding op te volgen. Onoplet-
tendheid kantot schade aan de auto en tot per-
soonlijk letsel leiden.
De uitvoering of de productbenaming van de auto
kanverschillen en is afhankelijk van de volgende
factoren:
RModel
ROpdracht
RExportuitvoering
RBeschikbaarheid
Daarom kunnen de beschrijvingen en de afbeel-
dingen in sommige gevallen afwijken van uw auto.
De afbeeldingen in deze handleiding tonen een
auto met links stuur. Bij auto's met rechts stuur
wijkt de indeling van onderdelen en bedienings-
elementen overeenkomstig af.
Mercedes-Benz ontwikkelt zijn auto's steeds ver-
der.
Mercedes-Benz behoudt zich daarom het recht
voor de volgende punten te wijzigen:
RVorm
RUitvoering
RTechniek
De volgende documentatie is onderdeel van de
auto:
RDigitale handleiding
RGedrukte handleiding
ROnderhoudsboekje
RUitrustingsafhankelijke aanvullende handleidin-
gen
RAanvullende documenten
Deze documentatie moet altijd in de auto aanwe-
zig zijn. Bij de verkoop of het uitlenen van de auto
moet alle documentatie in de auto aanwezig zijn
of worden overhandigd; dit controleren.
2475844710Z107
2475844710Z107
SymbolenSymbolen ........................................................ 55
In één oogopslagIn één oogopslag .............................................66
Cockpit ........................................................... 6
Cockpit (plug-in-hybride) ...............................10
Waarschuwings- en controlelampjes
(standaard) ................................................... 12
Waarschuwings- en controlelampjes
(widescreen cockpit) .....................................14
Bedieningspaneel dakconsole ........................ 16
Portierbedieningseenheid en stoelinstel-
lingen ............................................................ 18
In gevalvan nood en pech ............................. 20
DigitDigitale handleidingale handleiding ....................................... 2222
Digitale handleiding oproepen ....................... 22
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingenen ................................. 2424
Milieubescherming ........................................ 24
Terugname van de oude auto ......................... 24
Mercedes-Benz Originele Onderdelen ............ 25
Handleiding ...................................................26
Mercedes me app .........................................26
Bedrijfsveiligheid ...........................................27
Conformiteitsverklaringen en nationale
aanwijzingen ................................................. 29
Diagnose-interface ........................................38
Gekwaliceerde werkplaats ........................... 39
Registratie van de auto .................................. 40
Correct gebruik van de auto .......................... 40
Informatie over de REACH-verordening .......... 40
Informatie voor personen met elektroni-
sche medische hulpmiddelen ........................ 41
Aansprakelijkheid voor gebreken ................... 41
QR-codes voor reddingskaart ........................ 42
Gegevensopslag ............................................ 42
Auteursrecht .................................................46
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden ............................. 4747
Veiligheidssysteem ........................................ 47
Veiligheidsgordels ......................................... 49
Airbags ......................................................... 54
PRE-SAFE®systeem ...................................... 61
Automatische maatregelen na een ongeval ....62
Kinderenveilig in de auto vervoeren .............. 63
Aanwijzingen met betrekking tot huisdie-
ren in de auto ................................................ 83
Openen en sluitOpenen en sluitenen .........................................8585
Sleutel .......................................................... 85
Portieren .......................................................89
Bagageruimte ................................................ 93
Zijruiten ........................................................ 99
Schuifdak .................................................... 103
Diefstalbeveiliging ....................................... 107
SSttoelen en opbergoelen en opbergenen ................................... 110110
Aanwijzingen voor een correcte stand van
de bestuurdersstoel .................................... 110
Stoelen ....................................................... 111
Stuurwiel .................................................... 119
In- en uitstaphulp ........................................ 121
Geheugenfunctie ......................................... 122
Opbergmogelijkheden ................................. 123
Contactdozen ............................................. 139
Draadloos opladen van de mobiele tele-
foon en koppeling met de buitenantenne .....139
Vloermat verwijderen en aanbrengen ........... 142
LicLicht en zicht en zichtht .............................................. 144144
Exterieurverlichting .....................................144
Interieurverlichting ...................................... 152
22Inhoudsopgave
Lampjes vervangen (auto's met halogeen-
koplampen) .................................................153
Ruitenwissers en ruitensproeierinstallatie .... 156
Spiegels ...................................................... 160
KlimaatrKlimaatregegelingeling ...........................................163163
Overzicht temperatuurregelsystemen .......... 163
Temperatuurregelsysteem bedienen ............ 164
RiRijden en parkjden en parkererenen ...................................... 172172
Rijden ......................................................... 172
DYNAMIC SELECT-schakelaar ......................188
Handgeschakelde versnellingsbak ............... 192
Automatische transmissie ........................... 194
Functie van de 4MATIC ................................ 199
Tanken ........................................................ 199
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-
hybride) ...................................................... 206
Parkeren ..................................................... 223
Rij- en rijveiligheidssystemen ....................... 232
Aanhangwagenvoorziening .......................... 287
Functie van de etsdrager ........................... 291
Aanwijzingen met betrekking tot het trek-
kenvan auto's ............................................. 293
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay en boory en boordcomdcomputputerer ....... 294294
Aanwijzingen met betrekking tot het
instrumentendisplay en de boordcomputer .. 294
Overzicht instrumentendisplay ..................... 295
Overzicht toetsen in het stuurwiel ................296
Boordcomputer bedienen ............................ 296
Functie van de vermogensmeter (plug-in-
hybride) ...................................................... 298
Functie van de weergave beschikbaar ver-
mogen elektromotor (plug-in-hybride) .......... 298
Vermogensmeterweergeven (plug-in-
hybride) ...................................................... 299
Overzicht weergaven in het instrumenten-
display ........................................................ 299
Head-up-display .......................................... 299
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem ........................... 302302
Overzicht en bediening ................................ 302
Systeeminstellingen .................................... 312
Instellingen Plug-in-hybride .......................... 317
Navigatie ..................................................... 318
Telefoon ...................................................... 327
Mercedes me apps ...................................... 330
Mercedes-Benz noodoproepsysteem ........... 339
Radio & media .............................................347
Klankinstellingen ......................................... 352
OnderOnderhoud en vhoud en vererzorzorgingging ............................ 354354
Weergave onderhoudsinterval ASSYST
PLUS .......................................................... 354
Motorruimte ................................................ 355
Reiniging en verzorging ............................... 362
PPecechhulphhulp .....................................................371371
Noodgeval ................................................... 371
Bandenpech ................................................ 373
Accu (auto) .................................................380
Aan- of wegslepen .......................................384
Elektrische zekeringen ................................. 390
Banden en vBanden en velgelgenen ........................................ 394394
Aanwijzingen met betrekking totgeluids-
ontwikkeling of ongewoon rijgedrag .............394
Aanwijzingen met betrekking tot het regel-
matig controleren van de velgen en ban-
den .............................................................394
Inhoudsopgave 33
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuw-
kettingen ..................................................... 394
Bandenspanning ......................................... 395
Verwisselen van een wiel ............................. 400
Noodwiel ..................................................... 410
TTecechnischnische ghe gegevegevensens ................................... 413413
Aanwijzingen met betrekking tot de tech-
nische gegevens .......................................... 413
Boordelektronica .........................................413
Wettelijke keurmerkenvoor radio-appara-
tuur en aanwijzingen ................................... 415
Overzicht voertuigtypeplaatje, FIN en
motornummer ............................................. 416
Bedrijfsstoen ............................................. 417
Autogegevens ............................................. 427
Aanhangwagenvoorziening .......................... 430
DisplaDisplaymeldingymeldingen meen met wt waaraarscschuwings- enhuwings- en
contrcontrolelamolelampjespjes .......................................... 433433
Displaymeldingen ........................................ 433
Waarschuwings- en controlelampjes ............ 501
TTrrefwefwooroordenrdenregistegisterer .................................... 519519
44Inhoudsopgave
In deze handleiding vindt u de volgende symbolen:
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar door het niet in
acht nemen vanwaarschuwingsaanwijzin-
gen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen op gevaren
die uw gezondheid of uw levenresp. de
gezondheid of het levenvan anderen in gevaar
kunnen brengen.
#Waarschuwingsaanwijzingen in acht
nemen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
het niet in acht nemen van milieu-aanwij-
zingen
Milieu-aanwijzingen geven informatie over mili-
eubewust handelen of milieubewust afvoeren.
#Milieu-aanwijzingen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Materiële schade door het
niet in acht nemen van aanwijzingen
m.b.t. materiële schade
Aanwijzingen m.b.t. materiële schade wijzen
op risico's die tot schade aan de auto kunnen
leiden.
#Aanwijzingen m.b.t. materiële schade in
acht nemen.
%Nuttige aanwijzingen of andere informatie die
behulpzaam kan zijn.
#Handelingsinstructie
(/pagina) Meer informatie over een onderwerp
Melding Weergaveveld op het instrumenten-
display/mediadisplay
4Bovenste menuniveau, dat in het
multimediasysteem moet worden
geselecteerd
5Overeenkomstige submenu's, die in
het multimediasysteem moetenwor-
den geselecteerd
* Gee een oorzaak aan
Symbolen 55
Linkse besturing
66In één oogopslag Cockpit
1Stuurwielschakelpaddles 197
2Combischakelaar 146
3Instrumentendisplay 295
4DIRECT SELECT-keuzehendel 194
5üStart-stoptoets 176
èECO start-stopsysteem 183
6Mediadisplay 302
7Temperatuurregelsystemen 164
8£Alarmknipperlichtinstallatie 147
9Controlelampje PASSENGER AIR BAG 58
ADashboardkastje 126
BOpbergvak 126
CBekerhouder
D8Regelaar volume en geluid in- en uitscha-
kelen
302
ÜMBUX multimediasysteem in- en uitscha-
kelen
302
EzNavigatie oproepen 305
F|Radio of media oproepen 305
G%Telefoon oproepen 305
HßFavorieten oproepen 305
IyVoertuigfuncties oproepen 305
JcActieve parkeerassistent 282
KDYNAMIC SELECT-schakelaar 190
LTouchpad 305
MBedieningsgroep MBUX multimediasysteem 296
NStuurwiel instellen 119
OýStuurwielverwarming in- en uitschakelen 120
PBedieningsgroep:
Boordcomputer 296
TEMPOMAT of variabele limiter 243
IActieve afstandsassistent DISTRONIC 248
QDiagnose-interface 38
In één oogopslag Cockpit 77
RMotorkap openen 356
S!Elektrische parkeerrem 228
TLichtschakelaar 144
88In één oogopslag Cockpit
Linkse besturing
1010 In één oogopslag Cockpit (plug-in-hybride)
1Instrumentendisplay:
õStand-bystand 294
Weergave beschikbaar vermogen 298
Vermogensmeter 298
Tripcomputer 294
ECO-assistent 186
2Mediadisplay:
Instellingen voor plug-in-hybride 317
Energiestroomdisplay 318
3&Directe klimaatregeling vooraf in- en uit-
schakelen
168
4AKlimaatregeling vooraf op de vertrektijd
instellen
168
5DYNAMIC SELECT-schakelaar 188
6\EQ-menu oproepen 317
7qRecuperatie verlagen 185
8±Recuperatie verhogen 185
96Brandstoank ontluchten 199
In één oogopslag Cockpit (plug-in-hybride) 1111
Instrumentendisplay standaard
1212 In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes (standaard)
1!ABS 514
2#! Knipperlicht 146
3hBandenspanningscontrole 517
4#Elektrische storing 507
5LAfstandswaarschuwing 513
6JRemmen (geel) 511
7JRemmen (rood) 511
8!Elektrische parkeerrem (geel) 511
9!Elektrische parkeerrem (rood) 511
A;Motordiagnose 507
B%Dieselmotor: Voorgloeien
CNControlelampje zonder functie
DRMistachterlicht 145
EKGrootlicht 146
LDimlicht 144
TStandlicht 144
FåESP®OFF 514
÷ESP®514
G6Veiligheidssysteem 503
HBrandstofpeil 295
IæBrandstofreserve met aanduiding tank-
dopkleppositie
507
JÙStuurbekrachtiging 506
KüVeiligheidsgordel 503
LïAanhangwagenvoorziening 506
In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes (standaard) 1313
Instrumentendisplay widescreen cockpit
1414 In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes (widescreen cockpit)
1#! Knipperlichten 146
2ïAanhangwagenvoorziening 506
36Veiligheidssysteem 503
4åESP®OFF 514
÷ESP®514
5RMistachterlicht 145
6KGrootlicht 146
LDimlicht 144
TStandlicht 144
7NControlelampje zonder functie
8ÿKoelvloeistoemperatuur 507
9Koelvloeistoemperatuurmeter 295
A!Elektrische parkeerrem (geel) 511
BJRemmen (geel) 511
C#Elektrische storing 507
DLAfstandswaarschuwing 513
E!ABS 514
FÙStuurbekrachtiging 506
GhBandenspanningscontrole 517
H%Dieselmotor: Voorgloeien
IæBrandstofreserve met aanduiding tank-
dopkleppositie
507
JBrandstofpeil 295
K!Elektrische parkeerrem (rood) 511
LüVeiligheidsgordel 503
MJRemmen (rood) 511
N;Motordiagnose 507
OäControlelampje zonder functie
In één oogopslag Waarschuwings- en controlelampjes (widescreen cockpit) 1515
1616 In één oogopslag Bedieningspaneel dakconsole
1Zonnekleppen
2pLinker leeslampje in- en uitschakelen 152
3|Automatische besturing van interieurver-
lichting in- en uitschakelen
152
4cInterieurverlichting voorin in- en uitscha-
kelen
152
5uInterieurverlichting achterin in- en uit-
schakelen
152
6pRechter leeslampje in- en uitschakelen 152
7;me-toets 330
8GSOS-toets 330
93Panoramaschuifdak openen en sluiten 103
3Rolzonnescherm openen en sluiten 103
ABinnenspiegel 161
In één oogopslag Bedieningspaneel dakconsole 1717
1818 In één oogopslag Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen
1VGeheugenfunctie bedienen 123
2Stoel elektrisch instellen 114
3wStoelverwarming in- en uitschakelen 118
4sStoelventilatie in- en uitschakelen 119
5WRuit links achterin openen en sluiten 99
6WLinker zijruit openen en sluiten 99
7ÍBuitenspiegels bedienen 160
8qAchterklep openen en sluiten 93
9WRechter zijruit openen en sluiten 99
AWRuit rechts achterin openen en sluiten 99
BSKinderslot voor zijruiten achterin 83
CPortier openen 89
DßÜAuto ver- en ontgrendelen 90
EHoofdsteunen instellen 116
FStoelinstellingen congureren 117
GRugleuninghoek instellen 113
HZithoogte instellen 113
IZittinghoek instellen 113
JStoellengterichting instellen 113
KZittingdiepte instellen 113
In één oogopslag Portierbedieningseenheid en stoelinstellingen 1919
2020 In één oogopslag In gevalvan nood en pech
1Veiligheidsvesten 371
2Brandblusser 372
3;me-toets 330
GSOS-toets 330
4£Alarmknipperlichtinstallatie 147
5Starthulp 383
6Bedrijfsstoen controleren en bijvullen 417
7Aan- of wegslepen 386
8Bandenpech 373
9B-stijl met:
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
42
AAan- of wegslepen 386
BGevarendriehoek 371
CTIREFIT-set 375
DEHBO-set 372
ETankdopklep met:
Informatieplaatje voor brandstofsoort 199
Informatieplaatje voor bandenspanning 396
QR-code voor het bepalen van de reddings-
kaart
42
In één oogopslag In gevalvan nood en pech 2121
DigitDigitale handleiding oprale handleiding oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5Info 5Handleiding 5Õ
De digitale handleiding beschrij de functies en
de bediening van de auto en van het multimedia-
systeem.
#In de digitale handleiding een van de volgende
menupunten selecteren:
RZoeken: Hier kunt u zoeken op trefwoord om
snel antwoorden op vragen over de bediening
van de auto te vinden.
RSnelle start: Hier vindt u de eerste stappen
voor het instellen van de bestuurdersstoel.
RTips: Hier krijgt u informatie om u voor te
bereiden op bepaalde alledaagse situaties met
uw auto.
RAnimaties: Hier kunt u animaties over de voer-
tuigfuncties bekijken.
RMeldingen: Hier vindt u aanvullende informa-
tie over de meldingen op het instrumentendis-
play.
RFavorieten: Hier krijgt u toegang tot uw per-
soonlijk opgeslagenfavorieten.
RTaal: Hier kunt u de taal voor de digitale hand-
leiding instellen.
1Terug
2Favoriet toevoegen
3Afbeelding
4Inhoudsgebied
5Bewegingsrichtingen van het inhoudsgebied
6Menu
Sommige hoofdstukken in de digitale handleiding,
zoals waarschuwingsaanwijzingen, kunnen worden
open- en dichtgeklapt.
ExtrExtra moga mogelielijkheden, om de digitjkheden, om de digitale handleidingale handleiding
op top te re roepen:oepen:
DirDirectecte te toegoegang:ang: Door het lang indrukken van een
record in de lijst in het multimediasysteem de
2222 Digitale handleiding
overeenkomstige inhoud in de digitale handleiding
openen:
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay::Oproepen van beknopte
informatie over displaymeldingen in het combi-
instrument
LINLINGUAGUATRTRONIC:ONIC: Oproepen via het spraakgestuurd
bedieningssysteem
Tijdens het rijden is de digitale handleiding om
veiligheidsredenen gedeactiveerd.
Digitale handleiding 2323
MilieubescMilieubescherhermingming
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
bedrijfsomstandigheden en persoonlijke
rijstijl
De uitstoot van schadelijke stoen van de auto
hee een directe samenhang met het autoge-
bruik.
De auto op milieuvriendelijke wijze gebruiken
om een bijdrage te leveren aan de bescher-
ming van het milieu. Daartoe de volgende aan-
beveling met betrekking tot de bedrijfsomstan-
digheden en uw persoonlijke rijstijl in acht
nemen.
BedriBedrijfjfsomstsomstandigheden:andigheden:
#Zorg dragen voor een juiste bandenspan-
ning.
#Geen onnodige ballast meenemen (bij-
voorbeeld een niet meer benodigde dak-
drager).
#De onderhoudsintervallen aanhouden.
Een regelmatig onderhouden auto ontziet
het milieu.
#Onderhoudswerkzaamheden altijd laten
uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
Uw perUw persoonlisoonlijkjkerierijsjstitijl:jl:
#Tijdens het startengeen gasgeven.
#De auto niet stationair laten warm-
draaien.
#Anticiperend rijden en voldoende afstand
houden.
#Veelvuldig en sterk accelereren en rem-
men vermijden.
#Tijdig schakelen en in de versnellingen
slechts totÔvan het maximumtoerental
doortrekken.
#De auto als het verkeer gedurende lan-
gere tijd stilstaat afzetten, bijvoorbeeld
het ECO start-stopsysteem gebruiken.
#Brandstofbesparend rijden. Voor een zui-
nige rijstijl de ECO-aanduiding in acht
nemen.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
niet op milieuvriendelijke wijze afvoeren
van de hoogspanningsaccu
Een hoogspanningsaccu bevatstoen die
schadelijk voor het milieu zijn.
#Een defecte hoogspanningsaccu bij een
gekwaliceerde werkplaats laten afvoe-
ren.
TTererugname vugname van de oude autoan de oude auto
Alleen vAlleen voor EU-landen:oor EU-landen:
Mercedes-Benz neemt uw oude auto weer terug
om deze overeenkomstig de richtlijn autowrakken
van de Europese Unie (EU) milieuvriendelijk af te
voeren.
Voor terugname van de oude auto staat een net-
werk vanverzamelpunten en demontagebedrijven
ter beschikking. Bij deze bedrijvenkunt u uw auto
gratis afgeven. Hierdoor levert u een waardevolle
bijdrage aan het sluiten van de recyclingkringloop
en het ontzien van de hulpbronnen.
2424 Algemene aanwijzingen
Meer informatie over de recycling van oude
auto's, het afvoeren en de voorwaarden voor de
terugname is verkrijgbaar op de nationale
Mercedes-Benz homepage.
MerMercedes-Benz Orcedes-Benz Originele Onderiginele Onderdelendelen
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
niet gebruiken vangerecyclede ruilaggre-
gaten
Mercedes‑Benz AG biedt gerecyclede ruilag-
gregaten en -onderdelen met dezelfde kwali-
teit als nieuwe onderdelen aan. Daarbij geldt
dezelfde aansprakelijkheid voor gebreken als
bij nieuwe onderdelen.
#Gerecyclede ruilaggregaten en -onderde-
len van Mercedes‑Benz AG gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beïnvloeding van de werking
van de veiligheidssystemen door de instal-
latie van accessoires, reparaties of las-
werkzaamheden
In de volgende gebieden van de auto kunnen
airbags, gordelspanners en regeleenheden en
sensoren voor de veiligheidssystemen inge-
bouwd zijn:
RPortieren
RPortierstijlen
RDorpels
RStoelen
RCockpit
RCombi-instrument
RMiddenconsole
RDakframe aan de zijkant
#In deze gebieden geen accessoires mon-
teren zoals een audiosysteem.
#Geen reparaties of laswerkzaamheden
uitvoeren.
#Het naderhand aanbrengen van acces-
soires laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Wanneer door Mercedes-Benz niet vrijgegeven
onderdelen, banden en velgen evenals veiligheids-
relevante accessoiresworden gebruikt, kan de
bedrijfsveiligheid van de auto in het geding
komen. De werking vanveiligheidsrelevante syste-
men, bijvoorbeeld het remsysteem, kanworden
gestoord. Uitsluitend Mercedes-Benz Originele
Onderdelen of onderdelen van dezelfde kwaliteit
gebruiken. Alleen voor uw voertuigtype goedge-
keurde banden en velgen en accessoires gebrui-
ken.
Mercedes-Benz controleert originele onderdelen
en voor het voertuigtype goedgekeurde ombouw-
delen en accessoires op hun betrouwbaarheid,
veiligheid en geschiktheid. Andere onderdelen kan
Mercedes-Benz, ondanks voortdurende marktver-
kenningen, niet beoordelen. Ook als in een enkel
geval een goedkeuring door een keuringsinstantie
of ociële instantie aanwezig is, neemt
Mercedes-Benz geen verantwoordelijkheid voor
het gebruik in Mercedes-Benz-auto's.
Algemene aanwijzingen 2525
Sommige onderdelen mogen alleen worden in- en
omgebouwd als deze aan de wettelijke voorschrif-
tenvoldoen. Alle Mercedes-Benz Originele Onder-
delen voldoen aan de voorwaarden van de goed-
keuring. Niet goedgekeurde onderdelen kunnen
leiden tot het vervallen van de typegoedkeuring.
Dit is het geval in de volgende situaties:
RBij een wijziging van het in de typegoedkeuring
aangegeven type auto.
RBij een verwacht verhoogd risico voor ver-
keersdeelnemers.
RBij een negatieve invloed op de uitstoot van
uitlaatgassen of de geluidsproductie.
Bij het bestellen van Mercedes-Benz Originele
Onderdelen altijd het voertuigidenticatienummer
(VIN) vermelden (/pagina 416).
HandleidingHandleiding
Deze handleiding en de digitale handleiding in de
auto beschrijven de volgende modellen, stan-
daarduitrustingen en opties van uw auto:
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
ten tijde van de redactiesluiting van deze
handleiding verkrijgbaar waren.
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
alleen in bepaalde landen verkrijgbaar zijn.
RModellen, standaarduitrustingen en opties die
pas op een later tijdstip worden geïntrodu-
ceerd.
In acht nemen dat uw auto mogelijk niet met alle
beschreven uitrustingen is uitgerust. Dit betre
ook veiligheidsrelevante systemen. Daaromkan
de uitrusting van uw auto bij sommige beschrijvin-
gen en afbeeldingen afwijken.
In het koopcontract van uw auto zijn de uitrustin-
genvan uw auto ten tijde van de aevering aange-
geven.
Bij vragen over de uitrusting en bediening kunt u
contact opnemen met iedere Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
De handleiding, aanvullende handleidingen, aan-
vullende documentatie en het onderhoudsboekje
zijn belangrijke documenten en moeten in de auto
bewaard worden.
MerMercedes me appcedes me app
AAananwiwijzingjzingen bien bij de on-demand uitrj de on-demand uitrusustingting
Na de aanschaf van de auto kunnen verschillende
functies (on-demand uitrusting) naderhand via
Mercedes me worden geactiveerd.
Bij vragen kunt u zich tot een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats wenden.
on-demand uitron-demand uitrususting via Merting via Mercedes me activcedes me activererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto hee gps-ontvangst.
RDe auto is aan een Mercedes me gebruikers-
account gekoppeld.
2626 Algemene aanwijzingen
on-demand uitron-demand uitrususting bestting bestellen en activellen en activererenen
#In de Mercedes me Store de voor de auto
gewenste on-demand uitrusting in het winkel-
mandje plaatsen.
#De bestelling afsluiten.
De on-demand uitrusting wordtgeactiveerd
wanneer de auto wordtgebruikt.
AActivctiverering ving verersnellensnellen
#De auto uitschakelen en vergrendelen.
#Na circa 2 minuten de auto ontgrendelen en
inschakelen.
De on-demand uitrusting is geactiveerd. Bij
enkele uitrustingen verschijnt bovendien een
melding in het multimediasysteem van de
auto.
Het proces herhalen wanneer de activering niet
succesvolwas.
BedriBedrijfjfsvsveiligheideiligheid
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door storingen in de werking of systeem-
uitval
Om functiestoringen of systeemuitvallen te
vermijden:
#De voorgeschreven service‑ en onder-
houdswerkzaamheden en noodzakelijke
reparaties altijd laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door ondeskundige wijzigingen
aan elektronische onderdelen
Wijzigingen aan elektronische onderdelen, de
soware en bedrading hiervankunnen de wer-
king en/of de werking van andere gekoppelde
onderdelen of veiligheidsrelevante systemen
nadelig beïnvloeden.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in het geding komen.
#Niet ingrijpen in de bedrading, de elek-
tronische onderdelen en de soware.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
Bij wijzigingen aan de voertuigelektronica vervalt
de typegoedkeuring.
Het onderwerp "Voertuigelektronica" in de "Tech-
nische gegevens" in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door
brandbaar materiaal aan hete onderdelen
van het uitlaatsysteem
Als brandbare materialen, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, met hete onderdelen van
het uitlaatsysteem in contact komen, kunnen
deze materialen ontsteken.
#Tijdens het rijden op onverharde wegen
of in het terrein regelmatig de onderzijde
van de auto controleren.
Algemene aanwijzingen 2727
#In het bijzonder ingeklemde delen van
planten of ander brandbaar materiaal
verwijderen.
#Bij beschadigingen meteen contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door te snel rijden en door stoten tegen
de bodemplaat of onderdelen van het
onderstel
Met name in de volgende gevallen kan de auto
worden beschadigd:
RDe auto raakt de grond, bijvoorbeeld op
een hoge stoeprand of onverharde wegen.
RDe auto rijdt te snel over een obstakel, bij-
voorbeeld een stoeprand, een verkeers-
drempel of een kuil in de weg.
REen zwaar voorwerp slaat tegen de
bodemplaat of onderdelen van het onder-
stel.
De carrosserie, de bodemplaat, onderdelen
van het onderstel, wielen of banden kunnen in
dergelijke of vergelijkbare situaties ook niet-
zichtbaar worden beschadigd. Op deze manier
beschadigde onderdelen kunnen onverwacht
uitvallen of de bij een ongeval optredende
belastingen niet meer zoals bedoeld opnemen.
Als de bodembekleding beschadigd is, kan
zich brandbaar materiaal, bijvoorbeeld blade-
ren, gras of takken, tussen de bodemplaat en
bodembekleding verzamelen. Als dit materiaal
met hete onderdelen van het uitlaatsysteem in
contact komt, kan dit ontsteken.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren en repare-
ren.
of
#Als de rijveiligheid in gevaar komt als ver-
der wordtgereden, direct op een veilige
plaats stoppen en contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
Hybride voertuigen hebben een verbrandingsmo-
tor en een elektromotor. De energievoorziening bij
elektrisch rijden vindt plaats via het hoogspan-
ningsboordnet.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
2828 Algemene aanwijzingen
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
De onderdelen van het hoogspanningsboordnet
zijn met gele waarschuwingsstickers gekenmerkt.
De kabels van het hoogspanningsboordnet zijn
oranje van kleur.
Auto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder geluid bij stilstand en tijdens
het rijden dan auto's met een verbrandingsmotor.
In de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere ver-
keersdeelnemers als gevolg van de beduidend
lagere geluidsproductie bij stilstand en tijdens het
rijden.
Daarom is het voertuig uitgerust met een sound-
generator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS).
ConfConforormitmiteitsveitsvererklarklaringingen en nationale aanen en nationale aanwiwij-j-
zingzingenen
ElektrElektromagneomagnetisctische vhe vererdrdraagzaamheidaagzaamheid
De elektromagnetische verdraagzaamheid van de
onderdelen van de auto werd overeenkomstig de
regeling UN-R 10, in de actueel geldende versie,
gecontroleerd en aangetoond.
RRadiogradiograscaschehe onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
Alleen vAlleen voor EU- en EFTAoor EU- en EFTA-landen en landen die de-landen en landen die de
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaring ving van de fan de fabrabrikikant erkant erken-en-
nen:nen:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
De fabrikant van de zendapparatuur verklaart, dat
alle in de auto gemonteerde zendapparatuur vol-
doet aan de richtlijn 2014/53/EU. De volledige
tekstvan de EU-conformiteitsverklaring is te vin-
den op het volgende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/certicates-of-conformity/nl_NL/
index.html
Algemene aanwijzingen 2929
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk:
De volgende aanwijzing is geldig voor alle radio-
grasche componenten van de auto, en de in de
auto geïntegreerde informatiesystemen en com-
municatieapparatuur:
Hierbij verklaart de fabrikant van de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde zendappara-
tuur voldoet aan de richtlijn Radio Regulations
2017. De volledige tekstvan de conformiteitsver-
klaring is te vinden op het volgende internetadres:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/certicates-of-conformity/en_GB/
index.html
Alleen vAlleen voor Broor Brazilië:azilië:
Aanwijzingen voor de zendapparatuur in de auto:
3030 Algemene aanwijzingen
Deze systemen worden niet beschermd tegen
schadelijke storingen en mogen geen storingen in
correct goedgekeurde systemen veroorzaken.
Alleen vAlleen voor Jamaica:oor Jamaica:
Alle radiograsche componenten van de auto heb-
ben van de SMA een typegoedkeuring ontvangen.
Alleen vAlleen voor Nigoor Nigereria:ia:
Aansluiting en gebruik van de radiocommunicatie-
apparatuur in deze auto zijn toegestaan door de
Nigeriaanse Communicatiecommissie.
Alleen vAlleen voor Roor Rusland:usland:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor Oekroor Oekraïne:aïne:
Hierbij verklaren de fabrikanten van de in de auto
gemonteerde componentenvan de zendappara-
tuur dat alle in de auto gemonteerde componen-
tenvan de zendapparatuur voldoen aan de techni-
sche voorschrien voor zendapparatuur. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
SoorSoorttrradiogradiograscaschehe ttoepassingoepassingen in de autoen in de auto
Naast de typische frequenties voor mobiele com-
municatie maken auto's van Mercedes-Benz
gebruik van de volgende radiograsche toepassin-
gen:
Algemene aanwijzingen 3131
SoorSoorttrradiogradiograscaschehe ttoepassingoepassingen in de autoen in de auto
TTecechnologieFrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
Comfort-sluitsysteem 20 kHz (9 - 90 kHz) 72 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht105 kHz (90 - 119 kHz) 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem 120 kHz (119 - 135 kHz) 42 dBμA/m bij 10 m
Draadloze vermogensoverdracht127 kHz (119 - 135 kHz) 66 dBµA/m op een afstand van 10 m bij een
afname van de magneetveldsterkte van 3 dB per
octaaf boven 119 kHz
Near Field Communication 13,553 13,567 MHz 42 dBμA/m bij 10 m
Comfort-sluitsysteem, garagedeurbediening, ban-
denspanningscontrole 433 MHz (433,05 434,79 MHz)≤10 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 868 MHz (868,0 868,6 MHz)≤25 mW ERP
Afstandsbediening en ontvanger functie "extra
verwarmen", garagedeurbediening 869 MHz (868,7 869,2 MHz)≤25 mW ERP
Bluetooth®, Kleer, RLAN, radiograsche afstands-
bedieningen, draadloze hoofdtelefoons
2,4 GHz ISM-band (2400 2483,5 MHz) 100 mW EIRP
3232 Algemene aanwijzingen
TTecechnologie FrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
RLAN 5,1 GHz UNII-1 (5150 - 5250 MHz)≤25 mW EIRP
Sensor voor interieurbeveiliging, RLAN 5,8 GHz UNII-3 (5725 5875 MHz) 25 mW EIRP
Comfort-sluitsysteem 7,25 GHz UWB (6,0 - 8,5 GHz) -41,3 dBm/MHz EIRP mean 0 dBm/MHz EIRP
Peak
76 GHz radar 76 77 GHz 55 dBm Peak EIRP
Carsharing-module NFC:NFC:
13,553 13,567 MHz
BluetBluetoothooth®®::
2402 2480 MHz
NFC:NFC:
42 dBμA/m bij 10 m
BluetBluetoothooth®®::
+4 dBm (vermogensklasse 2)
Rear seat entertainment (entertainmentsysteem
achterin) BluetBluetoothooth®®::
2400 - 2483,5 MHz
WWii 2,4 GHZ:2,4 GHZ:
2400 - 2483,5 MHz
WWii 5 GHz:5 GHz:
5150 - 5250 MHz
5725 - 5875 MHz
BluetBluetoothooth®®::
-0,8 dBm
WWii 2,4 GHz:2,4 GHz:
14,5 dBm
WWii 5 GHz:5 GHz:
20,5 dBm
13,3 dBm
Algemene aanwijzingen 3333
TTecechnologie FrhnologieFreqequentieberuentiebereikeik ZendvZendverermogmogen/sten/stererktkte ve van hean het magnet magnetisctisch vh veldeld
Mobiele telefoonnetwerkverbinding (telefoonre-
geleenheid Tel7) E-GSM (900 MHz)
GSM (1800 MHz)
+33 dBm
+30 dBm
UMTS (Band I, III, VIII) +24 dBm (+1/-3 dB)
LTE (Band 1, 3, 7, 8, 20, 28) +23 dBm (±2 dB)
RAMSES (Router And Mobile SErviceS)GSM (E-GSM 850 / E-GSM 900, Class 4)
GSM (E-GSM 1800 / E-GSM 1900, Class 4)
< +32,5 dBm (±1 dB)
< +29,5 dBm (±1 dB)
UMTS (WCDMA FDD I, II, III, IV, V, VIII, XIX, Class
3) < +23,5 dBm (±1 dB)
LTE (FDD B1, B2, B3, B4, B5, B7, B8, B9, B18,
B19, B21, B28, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
LTE (TDD B38, B40, B41, Class 3) < +23 dBm (±1 dB)
GNSS (1559 - 1610 MHz)Receiving only
GegevGegevens ovens over deer de speciekespecieke matmate ve van absorpan absorptietie
Alleen voor Frankrijk: De waarden werden conform de richtlijn
Décret 2019-1186 met betrekking tot de
opgavevan de specieke mate van absorptie
(SAR) vanradiograsche onderdelen van de auto
bepaald en gecontroleerd.
3434 Algemene aanwijzingen
GegevGegevens ovens over deer de speciekespecieke matmate ve van absorpan absorptietie
OnderOnderdelen vdelen van de autan de auto (omsco (omschrihrijvingjving
confconfororm EU DoC)m EU DoC) SSARAR-w-waaraarde in W/kg Tde in W/kg Toe toe te passen gre passen grenswenswaaraardede
Telefooninstallatie datacommunicatie 0,24 W/kg 2 W/kg
Hermes 2.1 < 0,4 W/kg 2 W/kg
Compensator ECE DE003 & ECE DE004 < 0,2 W/kg 2 W/kg
DAI RSE1,8 W/kg2W/kg
Tablet-PC SM-T230NZ 0,7 W/kg4W/kg
NRCS2P 0,003 W/kg 2 W/kg
NTG7RSU 0,07 W/kg 2 W/kg
NTG7 MID, NTG7 HIGH, NTG7 PREMIUM,
NTG7 PREMIUMPLUS, NTG7 MID LFT2,
NTG7 HIGH LFT2, NTG7 PREMIUM LFT2,
NTG7 PREMIUMPLUS LFT2
0,08 W/kg 2 W/kg
Algemene aanwijzingen 3535
OnderOnderdelen vdelen van de autan de auto (omsco (omschrihrijvingjving
confconfororm EU DoC)m EU DoC) SSARAR-w-waaraarde in W/kgTde in W/kgToe toe te passen gre passen grenswenswaaraardede
RAMSES 1.0 en 1.1 0,036 W/kg 2 W/kg
NTG6N MID/ENTRY
NTG6N HIGH
NTG6N HIGH2
0,199 W/kg 4 W/kg
InfInforormatie ovmatie over imer importporteureurs vs van zendapparan zendapparatuuratuur
Alleen vAlleen voor Moldaoor Moldavië:vië:
ImImportporteureur
S.C. GRAND PREMIUM S.R.L. Moldova
mun. Chisinau, str. Hîncesti sos., 2/2
Alleen vAlleen voor Toor Tururkikije:je:
ImImportporteureur
Mercedes Benz Otomotiv Ticaret ve Hizmetler
A.Ş. Genel Merkez
Akçaburgaz Mah. Süleyman Şah Cad. No: 6/1
34522 Esenyurt/İstanbul
Alleen vAlleen voor Oekroor Oekraïne:aïne:
ImImportporteureur
PJSC “AUTOCAPITAL
Velyka Vasylkivska str. 15/2
01004 Kyiv
Oekraïne
Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk:
ImImportporteureur
Mercedes-Benz Cars UK Limited
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
ImImportporteur Mereur Mercedes-Benz ondercedes-Benz onderdelendelen
Mercedes-Benz Parts Logistics
Delaware Drive, Tongwell
Milton Keynes, MK15 8BA
Engeland
KrKrikik
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
1.
De ondergetekende
3636 Algemene aanwijzingen
Fabrikant:
BRANO a.s.
747 41 Hradec nad Moravicí, Opavská 1000,
Tsjechië
Id.-nr.: 64-387-5933
BTW-nr.: CZ64-387-5933
gemachtigd als vertegenwoordiger van de fabri-
kant, verklaart hierbij dat:
2. a)
Benaming:
Krik
Type, nummer:
A) A 164 580 02 18, A 166 580 01 18
B) A 240 580 00 18
C) A 639 580 02 18
D) A 639 580 03 18
E) A 910 580 00 00
F) A 247 580 00 00, A 293 580 00 00
Productiejaar: 2020
de aangegeven machine in overeenstemming is
met de geldende Europese
machinerichtlijn 2006/42/EG.
b)
Beschrijving en gebruiksdoel:
De krik is uitsluitend bedoeld voor het omhoog-
brengen van het aangegevenvoertuig overeen-
komstig de op de krik aangebrachte gebruiksaan-
wijzing.
3.
Referentiegegevens van de geharmoniseerde nor-
men of specicaties
ISO 4063, EN ISO 14341-A, AS 2693, DBL
8230.10, DBL 7382.20, DBL 7392.10, DBL
8451.15, MBN 10435,
Technische documentatie van het product is in de
fabriek aanwezig. Gevolmachtigde voor de samen-
stelling van de technische documentatie: Hoofd
van de technische afdeling Brano a.s.
4.
Hradec nad Moravicí
Plaats
5.
05.10.2020
Datum
Ing. Petr Petr
[Handtekening]
Director of division ZZ
TIREFITTIREFIT-set-set
Afschri en vertaling van de originele conformi-
teitsverklaring:
EU-confEU-conforormitmiteitsveitsvererklarklaring CEing CE
Wij,
Aircom Automotive Sp. z o.o. Sp.k.
ul. Fabryczna 20B
55-080 Pietrzykowice
Poland (1)
verklaren hierbij dat het product
Elektrische luchtpomp (2)
Model: (3)
Algemene aanwijzingen 3737
5N0 012
615C
5N0 012
615F
9P1 012
615A
9P1 012
615B
1EA 012
615
8P0 012
615A
8P0 012
615E
7P0 012
617A
4L0 012
615
760 012
615
A000583
5001
6898012
3220901
2
8888002
695
in overeenstemming is met de eisen en bepalin-
genvan: (4)
2006/42/EG (EG-machinerichtlijn)
2014/30/EG (EG-EMV-richtlijn)
2000/14/EG (EG-geluidsemissie)
Geautoriseerde persoon voor het opstellen van
technische documenten overeenkomstig bijlage
VII A van Richtlijn 2006/42 / EG:
Aircom Automotive Sp. z o.o. Sp.k.
Dominik Gschwender (5)
ul. Fabryczna 20B
55-080 Pietrzykowice
Polen
Toegepaste geharmoniseerde normen: (6)
DIN EN 12100:2012 / DIN EN ISO 3744:1995
DIN EN 60204-1:2006 / DIN EN ISO 2151:2009
DIN EN 60335-1:2012 / DIN EN ISO 4871:2009
DIN EN 1012-1:2011 / DIN EN ISO13732-1:2008
DIN EN 55012:2010 / DIN EN 61000-6-3:2011
DIN EN 61000-6-1:2016
Toegepaste overige technische normen en speci-
caties:
Geen (7)
Pietrzykowice, 23-04-2019
[Handtekening D. Gschwender]
Dominik Gschwender, manager
Opmerking: Deze verklaring vervalt wanneer wijzi-
gingen worden aangebracht zonder de toestem-
ming van de fabrikant.
Diagnose-intDiagnose-interferfaceace
De diagnose-interface is een technische interface
in de auto. Deze wordt in een werkplaats gebruikt
voor bijvoorbeeld reparatie- en onderhoudswerk-
zaamheden of voor het uitlezen vanvoertuiggege-
vens. Diagnoseapparaten moeten daarom alleen
in een gekwaliceerde servicewerkplaats worden
aangesloten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het aansluiten van apparaten aan de
diagnose-interface
Als er apparaten op de diagnose-interface van
het voertuig worden aangesloten, kunnen de
functie vanvoertuigsystemen en de bedrijfs-
veiligheid worden beïnvloed.
#Om veiligheidsredenen wordtgeadvi-
seerd, alleen de door uw Mercedes-
Benz-servicewerkplaats goedgekeurde
producten te gebruiken en aan te sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
3838 Algemene aanwijzingen
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door het
gebruik van apparaten op de diagnose-
interface
Door het gebruik van de apparaten op de dia-
gnose-interface wordt de accu belast.
#De laadtoestand van de accu controle-
ren.
#Bij een lage laadtoestand de accu opla-
den, bijvoorbeeld door het rijden van een
grotere afstand.
Ook de aanwijzing met betrekking tot de 12V-
accu en het rijden vankorte afstanden in het
hoofdstuk "Rijden en parkeren" (/pagina 179) in
acht nemen.
Het aansluiten en het gebruik van een ander
apparaat aan de diagnose-interface kan de vol-
gende uitwerkingen hebben:
RFunctiestoringen in voertuigsystemen
RPermanente beschadiging vanvoertuigcompo-
nenten
De hierop betrekking hebbende garantievoorwaar-
den in acht nemen.
Bovendien kan het aansluiten van apparaten op
de diagnose-interface ertoe leiden dat bijvoor-
beeld informatie van de uitlaatgasbewaking wordt
teruggezet. Daardoor bestaat de mogelijkheid, dat
de auto niet meer voldoet aan de eisen van de vol-
gende uitlaatgasanalyse van de Algemene Perio-
dieke Keuring.
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats
Een gekwaliceerde werkplaats beschikt over de
benodigde vakkennis, uitrusting en kwalicatie om
de vereiste werkzaamheden aan de auto uit te
voeren. Dit geldt in het bijzonder voor veiligheids-
relevante werkzaamheden.
Algemene aanwijzingen 3939
De volgende werkzaamheden aan de auto altijd
laten uitvoeren bij een gekwaliceerde werk-
plaats:
RVeiligheidsrelevante werkzaamheden
RService‑ en onderhoudswerkzaamheden
RReparatiewerkzaamheden
RWijzigingen evenals in‑ en ombouwen
RWerkzaamheden aan elektronische onderde-
len
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: Werkzaamheden aan het
hybride systeem
Mercedes‑Benz adviseert een Mercedes‑Benz ser-
vicewerkplaats.
RRegisegistrtratie vatie van de autoan de auto
Het kanvoorkomen dat Mercedes-Benz zijn servi-
cewerkplaatsen de instructie gee, aan bepaalde
auto's technische inspecties uit te voeren. Door
de inspectie worden de kwaliteit en de veiligheid
van de auto verbeterd.
Alleen wanneer Mercedes-Benz uw registratiege-
gevens hee, kan Mercedes-Benz u over de tech-
nische controles informeren.
In de volgende gevallen kan het zijn, dat de auto
nog niet onder uw naam is geregistreerd:
RAls de auto bij een niet-geautoriseerde dealer
is aangescha.
RAls de auto nog niet bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats is onderzocht.
De auto bij voorkeur bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats laten registreren.
Gaarne Mercedes-Benz zo snel mogelijk informe-
renover een adreswijziging of wisseling van eige-
naar. Dit kunt u bijvoorbeeld doen bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
CorrCorrect gect gebrebruik vuik van de autoan de auto
Als waarschuwingsstickers worden verwijderd,
kunt u of kunnen anderengevaren niet herken-
nen. Waarschuwingsstickers op hun plaats laten.
Bij gebruik van de auto in het bijzonder de vol-
gende informatie in acht nemen:
RDe veiligheidsaanwijzingen in deze handlei-
ding, autospecieke aanvullende handleidin-
gen en aanvullende documentatie
RDe technische gegevens van de auto
RDe verkeersregels en ‑voorschrien
RDe wegenverkeerswetten en veiligheidsstan-
daards
InfInforormatie ovmatie over de REACer de REACH-vH-vererorordeningdening
Alleen vAlleen voor EU- en EFTAoor EU- en EFTA-landen:-landen:
De REACH-verordening (verordening (EG) nr.
1907/2006, artikel 33) omvat een informatie-
plicht voor bijzonder zorgwekkende stoen
(SVHC).
Mercedes‑Benz AG handelt naar beste weten, om
de toepassing en het gebruik van deze SVHC's te
vermijden en de klant in staat te stellen veilig met
deze stoen om te gaan. Na navraag bij leveran-
ciers en interne productinformatie van
Mercedes‑Benz AG zijn SVHC's bekend, die zich
4040 Algemene aanwijzingen
voor meer dan 0,1 gew.-% in afzonderlijke onder-
delen van deze auto bevinden.
Meer informatie is verkrijgbaar onder de volgende
adressen:
Rhttps://reach.daimler.com/de/home/
Rhttps://reach.daimler.com/en/home/
InfInforormatie vmatie voor peroor personen mesonen met elektrt elektronisconischehe
mediscmedische hulpmiddelenhe hulpmiddelen
Ondanks een zorgvuldige ontwikkeling kan
Mercedes‑Benz AG een onderlinge beïnvloeding
vanvoertuigsystemen en elektronische medische
hulpmiddelen, bijvoorbeeld pacemakers, niet hele-
maal uitsluiten.
Daarnaast zijn er in de auto componenten gemon-
teerd die onafhankelijk van de bedrijfstoestand
van de auto magnetische velden kunnen produce-
ren die overeen komen met die van een perma-
nente magneet. Deze velden kunnen bijvoorbeeld
aanwezig zijn in de omgeving van het multimedia-
systeem en het sound system of, afhankelijk van
de uitvoering van de auto, ook in de buurt van de
stoelen.
Daaromkunnen in enkele gevallen en afhankelijk
van de gebruikte hulpmiddelen de volgende eec-
ten optreden:
RStoringen van de hulpmiddelen
RGezondheidsschade
De instructies en waarschuwingenvan de fabri-
kant van de hulpmiddelen in acht nemen en in
gevalvan twijfel contact opnemen met de fabri-
kant en/of uw arts. In het gevalvan aanhoudende
onzekerheid over mogelijke defecten van de hulp-
middelen, adviseert Mercedes‑Benz AG zo weinig
mogelijk elektrische voertuigsystemen te gebrui-
ken en/of een overeenkomstige afstand tot de
componenten te houden.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-tide-tecechnologiehnologie
Bij het opladen van de hoogspanningsaccu ten
minste één armlengte afstand aanhouden tussen
het medische hulpmiddel en de volgende compo-
nenten:
RStroomvoorziening
Hiertoe behoren bijvoorbeeld laadstations in
de vorm van een wallbox of een openbare
laadpaal.
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
Hiertoe behoren bijvoorbeeld de laadkabel en
de laadregeleenheid.
Reparaties en onderhoudswerkzaamheden in de
buurt van de volgende componenten alleen door
een gekwaliceerde werkplaats laten uitvoeren:
RSpanningsvoerende voertuigcomponenten
RZendantennes
RHet multimediasysteem of het sound system
Bij vragen of opmerkingen kunt u contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
AAanspransprakakelielijkheid vjkheid voor goor gebrebrekekenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
schending van de aanwijzingen in deze
handleiding
Door schending van de aanwijzingen in deze
handleiding kan schade aan uw auto ontstaan.
Dergelijke schade wordt noch door de
Mercedes-Benz aansprakelijkheid voor gebre-
Algemene aanwijzingen 4141
ken noch door de garantie op nieuwe ‑of
gebruikte auto's gedekt.
#De aanwijzingen in deze gebruikshandlei-
ding over het voorgeschreven gebruik
van uw auto en mogelijke voertuigschade
in acht nemen.
QRQR-codes v-codes voor roor reddingskeddingskaartaart
In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde
zijde op de B-stijl zijn QR-codes aangebracht. Bij
een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp
van de QR-codes snel de overeenkomstige red-
dingskaart voor de auto bepalen. De actuele red-
dingskaart bevat in compacte vorm de belangrijk-
ste informatie over de auto, bijvoorbeeld de lig-
ging van de elektrische bedrading.
Meer informatie vindt u op https://
www.mercedes-benz.de/qr-code.
GegevGegevensopslagensopslag
GegevGegevensvensverwerwererking in de autoking in de auto
ElektrElektronisconische rhe regegeleenhedeneleenheden
In uw auto zijn elektronische regeleenheden
gemonteerd. Regeleenheden verwerkengegevens
die ze bijvoorbeeld ontvangen vanvoertuigsenso-
ren, zelf genereren of onderling uitwisselen. Som-
mige regeleenheden zijn noodzakelijk voor het vei-
lig functioneren van de auto, andere ondersteu-
nen u bij het rijden, zoals bestuurdersassistentie-
systemen, en weer andere maken comfort- of
infotainmentfuncties mogelijk.
Hieronder vindt u algemene informatie over de
gegevensverwerking in de auto. Aanvullende infor-
matie overwelke specieke gegevens met welk
doel in uw auto worden verzameld, opgeslagen en
aan derden worden verzonden, kunt u in direct
verband met de aanwijzingen omtrent de betref-
fende functiekenmerken vinden in de diverse
handleidingen. Deze zijn ook online en afhankelijk
van de uitrusting digitaal in de auto beschikbaar.
PPerersoonsvsoonsverbanderband
Elke auto is voorzien van een uniek voertuigidenti-
catienummer. Afhankelijk van het land kan via dit
voertuigidenticatienummer, bijvoorbeeld door de
autoriteiten, ook de identiteit van de eigenaar wor-
den bepaald. Er zijn ook andere manieren om uit
de auto verzamelde gegevens te herleiden naar de
eigenaar of bestuurder, bijvoorbeeld via het kente-
kenvan de auto.
De door regeleenheden gegenereerde of ver-
werkte gegevens kunnen daarom persoonsgerela-
teerd zijn of onder bepaalde voorwaarden per-
soonsgerelateerd worden. Afhankelijk van de
beschikbare voertuiggegevens kunnen eventueel
conclusies worden getrokken over bijvoorbeeld
uw rijgedrag, uw locatie, uw route of het gebruiks-
gedrag.
WeWettttelielijkjke ve verereisteisten ven voor de openbaaroor de openbaarmaking vmaking vanan
ggegevegevensens
In het kader vanwettelijke voorschrien zijn fabri-
kanten in de regelverplicht om op verzoek van
overheidsinstanties binnen gepaste grenzen door
de fabrikant opgeslagen gegevens in individuele
gevallen vrij te geven. Dit kan bijvoorbeeld het
4242 Algemene aanwijzingen
geval zijn bij het onderzoeken van een strafbaar
feit.
Krachtens de toepasselijke wetgeving zijn over-
heidsinstanties ook bevoegd om in individuele
gevallen zelf gegevens van auto's uit te lezen. Zo
kan bijvoorbeeld uit de regeleenheid van de airbag
na een ongeval informatie worden uitgelezen, die
meer opheldering over het ongeval kangeven.
BedriBedrijfjfsgsgegevegevens in de autoens in de auto
Regeleenheden verwerkengegevens voor een
juiste werking van de auto.
Daartoe behoren bijvoorbeeld de volgende gege-
vens:
RInformatie over de voertuigstatus, bijvoorbeeld
snelheid, langsversnelling, dwarsversnelling,
wieltoerental, weergave vangeslotenveilig-
heidsgordels
ROmgevingsomstandigheden, bijvoorbeeld tem-
peratuur, regensensor, afstandssensor
In de regel zijn deze gegevens tijdelijk, blijven ze
niet buiten hun verwerkingsduur bewaard en wor-
den ze alleen in de auto zelf verwerkt. Regeleen-
heden, zoals die in de autosleutel, zijn vaak voor-
zien vangegevensgeheugens. Deze worden
gebruikt om tijdelijk of permanent informatie te
kunnen documenteren over de toestand van de
auto, de belasting van componenten, de onder-
houdsbehoee of technische storingen en fouten.
Afhankelijk van de technische uitrusting worden
de volgende gegevens opgeslagen:
RBedrijfstoestanden van systeemcomponenten,
bijvoorbeeld niveaus, bandenspanning, accu-
status
RStoringen en defecten in belangrijke systeem-
componenten, bijvoorbeeld verlichting, rem-
men
RReacties van de systemen in specieke rijsi-
tuaties, bijvoorbeeld activeren van een airbag,
ingrepen van de stabiliteitsregelsystemen
RInformatie over storingen die de auto kunnen
beschadigen
In speciale gevallen kan het nodig zijn om gege-
vens op te slaan die normaliter slechts tijdelijk
zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de auto
een functiestoring hee herkend.
Wanneer u diensten laat uitvoeren, bijvoorbeeld
reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, kunnen
- indien noodzakelijk - de opgeslagen bedrijfsge-
gevens samen met het voertuigidenticatienum-
mer worden uitgelezen en gebruikt. Het uitlezen
kanworden gedaan door medewerkers van het
servicenetwerk, bijvoorbeeld garages, fabrikanten
of door derden, bijvoorbeeld pechdiensten. Het-
zelfde geldt voor garantiegevallen en kwaliteits-
waarborgingsmaatregelen.
Het uitlezen vindt in de regel plaats via de wette-
lijk voorgeschreven aansluiting voor de diagnose-
interface in de auto. De uitgelezen bedrijfsgege-
vens documenteren de technische toestand van
de auto of van afzonderlijke componenten, helpen
bij de storingsdiagnose, de naleving vangarantie-
verplichtingen en bij de kwaliteitsverbetering.
Deze gegevens, in het bijzonder informatie over
de belasting van componenten, technische storin-
gen, foutieve bedieningen en andere fouten, wor-
den indien nodig samen met het voertuigidenti-
catienummer aan de fabrikant doorgegeven. Daar-
naast is de fabrikant verantwoordelijk voor de pro-
ductaansprakelijkheid. Ook hiervoor gebruikt de
fabrikant bedrijfsgegevens uit auto's, bijvoorbeeld
Algemene aanwijzingen 4343
voor terugroepacties. Deze gegevens kunnen ook
worden gebruikt om aanspraken van de klant op
garantie en coulance te controleren.
De storingsgeheugens in de auto kunnen in het
kader vanreparatie- of onderhoudswerkzaamhe-
den of op uw verzoek door een servicewerkplaats
worden gereset.
ComfComforort- en infott- en infotainmentfunctiesainmentfuncties
Ukunt comfortinstellingen en individualiseringen
in uw auto opslaan en altijd wijzigen of resetten.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende instellingen:
RZitposities en stuurwielpositie
ROnderstelafstellingen en klimaatregelingsin-
stellingen
RIndividualiseringen, bijvoorbeeld interieurver-
lichting
Ukunt in het kader van de geselecteerde uitrus-
ting zelf gegevens invoeren in de infotainment-
functies van de auto.
Daartoe behoren, afhankelijk van de betreende
uitrusting, bijvoorbeeld de volgende gegevens:
RMultimedia-gegevens, bijvoorbeeld muziek,
lms of foto's voor de weergave in een geïnte-
greerd multimediasysteem
RAdresboekgegevens om te gebruiken in combi-
natie met een geïntegreerde handsfree-instal-
latie of een geïntegreerd navigatiesysteem
RIngevoerde navigatiebestemmingen
RGegevens over het gebruik van internetdien-
sten
Deze gegevens voor comfort- en infotainment-
functies kunnen lokaal in de auto worden opgesla-
gen, of ze bevinden zich op een apparaat dat u
met de auto hee verbonden, bijvoorbeeld smart-
phone, usb-stick of mp3-speler. Gegevens die u
zelf hebt ingevoerd kunt u op elk gewenst
moment verwijderen.
Het verzenden van deze gegevens vanuit de auto
gebeurt alleen op uw verzoek. Dit geldt met name
bij het gebruik van onlineservices in overeenstem-
ming met de door u geselecteerde instellingen.
SmarSmartphone inttphone integregratie (biatie (bijvjvoorbeeld Androorbeeld Android Aoid Autouto
of Apple CarPlayof Apple CarPlay®®))
Wanneer uw auto overeenkomstig is uitgerust,
kunt u uw smartphone of een ander mobiel appa-
raat met de auto verbinden. U kunt deze vervol-
gens aansturen met behulp van de in de auto
geïntegreerde bedieningselementen. Daarbij kun-
nen beeld en geluid van de smartphones via het
multimediasysteem worden weergegeven. Tegelij-
kertijdwordt bepaalde informatie doorgegeven
aan uw smartphone. Daartoe behoren afhankelijk
van de soort integratie bijvoorbeeld positiegege-
vens, dag-/nachtmodus en verdere algemene
voertuigstatussen. Raadpleeg hiervoor de handlei-
ding van de auto en het infotainmentsysteem.
De integratie maakt het gebruik vangeselec-
teerde smartphone-apps, bijvoorbeeld navigatie of
muziekweergave, mogelijk. Verdere interactie tus-
sen smartphone en auto, in het bijzonder actieve
toegang tot de voertuiggegevens, vindt niet plaats.
De manier waarop de gegevens verder worden
verwerkt, wordt bepaald door de aanbieder van de
betreende app. Of en welke instellingen u daarbij
kunt kiezen, is afhankelijk van de betreende app
4444 Algemene aanwijzingen
en van het besturingssysteem van uw smart-
phone.
Online-dienstOnline-dienstenen
Mobiele-gMobiele-gegevegevensvensverbindingerbinding
Wanneer uw auto beschikt over een mobiele-
gegevensverbinding, maakt dit het uitwisselen van
gegevens tussen uw auto en verdere systemen
mogelijk. De mobiele-gegevensverbinding wordt
mogelijk gemaakt door een zend- en ontvangstap-
paraat van de auto of via een door u geïnstalleerd
mobiel apparaat, bijvoorbeeld een smartphone.
Via deze mobiele-gegevensverbinding kunnen
online-functies worden gebruikt. Daartoe behoren
onlinediensten en applicaties/apps, die door de
fabrikant of door andere bedrijvenworden aange-
boden.
DienstDiensten ven van de fan de fabrabrikikantant
Bij onlinedienstenvan de fabrikant worden de
betreende functies op een geschikte plek, zoals
in de handleiding of op de website van de fabri-
kant, door de fabrikant beschreven en wordt de
daarmee verbonden informatie over de gegevens-
bescherming gegeven. Om de onlinediensten
mogelijk te maken, kunnen persoonlijke gegevens
worden gebruikt. De bijbehorende gegevensuit-
wisseling vindt plaats via een beschermde verbin-
ding, bijvoorbeeld met de daarvoor voorziene IT-
systemen van de fabrikant. Het verrichten van ser-
vices buiten het verzamelen, verwerken en gebrui-
kenvan persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats
op basis van een wettelijke licentie. Dit is bijvoor-
beeld het geval bij een wettelijk voorgeschreven
noodoproepsysteem, een contractuele overeen-
komst of op basis vantoestemming.
Ukunt de gedeeltelijk betaalde services en func-
ties laten activeren of deactiveren. Een uitzonde-
ring hieropvormen wettelijk voorgeschreven func-
ties en services, bijvoorbeeld het noodoproepsys-
teem.
DienstDiensten ven van deran derdenden
Wanneer u onlineservices van andere aanbieders
(derden) gebruikt, zijn deze services onderworpen
aan de verantwoordelijkheid en de algemene- en
gebruiksvoorwaarden van de betreende aanbie-
der. De fabrikant hee vaak geen invloed op de
inhoud die hierbij wordt uitgewisseld.
Win daarom informatie in bij de betreende aan-
bieder over het soort, de omvang en het doel van
het verzamelen en het gebruiken van persoonsge-
gevens in het kader van services door derden.
GegevGegevensbescensbescherhermingsrmingsrecechthtenen
Afhankelijk van het land, de uitrusting en functio-
naliteit van uw auto evenals van de gebruikte dien-
sten en serviceaanbiedingen kunt u aanspraak
maken op verschillende gegevensbeschermings-
rechten. Meer informatie over gegevensbescher-
ming en uw gegevensbeschermingsrechtenkunt u
vinden op de website van de fabrikant of verkrij-
gen als onderdeel van de betreende diensten en
serviceaanbiedingen. Daar vindt u ook de contact-
gegevens van de fabrikant en zijn functionaris
voor gegevensbescherming.
Gegevens die alleen lokaal in de auto zijn opgesla-
genkunt u met deskundige ondersteuning, bij-
voorbeeld in een werkplaats, eventueel tegenver-
goeding laten uitlezen.
Algemene aanwijzingen 4545
AAututeureursrsrecechtht
Meer informatie over de licenties van de gebruikte
vrije en open source soware in uw auto vindt u
op de gegevensdrager in uw map met voertuigdo-
cumentatie en bijgewerkt op internet onder:
https://www.mercedes-benz.com/opensource
4646 Algemene aanwijzingen
VVeiligheidssysteiligheidssysteemeem
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van hean het vt veiligheidssyeiligheidssys-s-
tteemeem
Het veiligheidssysteem omvat de volgende com-
ponenten:
RVeiligheidsgordelsysteem
RAirbags
RKinderzitjesbevestigingssysteem
RKinderzitbevestigingen
Het veiligheidssysteem kan bij een ongeval moge-
lijk contact van de inzittenden met delen van het
interieur vermijden. Bovendien kan het veiligheids-
systeem bij een ongeval de belastingenvoor de
inzittenden reduceren.
Alleen een correct omgegespte veiligheidsgordel
kan adequaat beschermingspotentieel bieden.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie vor-
men gordelspanners en/of airbags een aanvulling
op de correct omgegespte veiligheidsgordel. De
gordelspanners en/of airbags worden niet bij elk
ongeval geactiveerd.
Om ervoor te zorgen dat het veiligheidssysteem
zijn beschermingspotentieel kan behalen, moet
elke inzittende de volgende aanwijzingen in acht
nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen.
RZo rechtop mogelijk zitten, met de rugtegen
de rugleuning.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan.
RPersonen kleiner dan 1,50 m moeten altijd in
een voor Mercedes-Benz-auto's geschikt aan-
vullend veiligheidssysteem worden beveiligd.
Geen enkel modern systeem kan echter verwon-
dingen en overlijden in elke ongevalssituatie volle-
dig uitsluiten. Zo bieden veiligheidsgordels en air-
bags in het algemeen geen bescherming tegen
voorwerpen die van buitenaf de auto binnendrin-
gen. Ook het risico vanverwondingen door de
zich ontplooiende airbag kan niet volledig worden
uitgesloten.
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel vanan
hehet vt veiligheidssysteiligheidssysteemeem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door wijzigingen aan het vei-
ligheidssysteem
Door veranderingen aan het veiligheidssys-
teem kan dit de inzittenden niet meer zoals
bedoeld beschermen.
#Nooit onderdelen van het veiligheidssys-
teem wijzigen.
#Geen ingrepen aan de bedrading en elek-
tronische onderdelen of de soware
daarvan uitvoeren.
Wanneer de auto moet worden aangepast aan een
persoon met een lichamelijke handicap, wendt u
zich dan tot een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert om voertuigaanpassin-
gente gebruiken die Mercedes-Benz voor uw auto
hee goedgekeurd.
Veiligheid voor inzittenden 4747
BedriBedrijfjfsklarsklare ste status vatus van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteemeem
Bij ingeschakelde auto gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6tijdens de zelf-
diagnose branden. Deze doo uiterlijk enkele
seconden na het startenvan de auto. De onder-
delen van het veiligheidssysteem zijn dan gereed
voor gebruik.
WWererking vking van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteem veem vertertoont eenoont een
ststororinging
In de volgende gevallen is een storing van het vei-
ligheidssysteem aanwezig:
RBij ingeschakelde auto gaat het waarschu-
wingslampje veiligheidssysteem 6niet
branden.
RTijdens het rijden gaat het waarschuwings-
lampje veiligheidssysteem 6continu of
herhaaldelijk branden.
Alle autAlle auto's, behalvo's, behalve plug-in-he plug-in-hybrybride:ide:
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van het veilig-
heidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van
het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kun-
nen onbedoeld worden geactiveerd of bij een
ongeval niet zoals bedoeld worden geacti-
veerd. Bij een ongeval kan het hoogspannings-
boordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoog-
spanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten con-
troleren en repareren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschake-
len.
WWererking vking van hean het vt veiligheidssysteiligheidssysteem bieem bij een ongj een onge-e-
vvalal
De werking van het veiligheidssysteem is afhanke-
lijk van de bepaalde zwaartevan de botsing en de
verwachte aard van het ongeval:
RFrontale aanrijding
RAanrijding van achteren
RAanrijding van opzij
RAlleen voor bepaalde landen: Over de kop
slaan
De activeringsdrempels voor de bestanddelen van
het veiligheidssysteem worden bepaald door het
evalueren van de sensorwaarden die op verschil-
lende plaatsen in de auto worden gemeten. Deze
procedure hee een anticiperend karakter. De
activering van de bestanddelen van het veilig-
4848 Veiligheid voor inzittenden
heidssysteem moet tijdig, aan het begin van het
ongeval, plaatsvinden.
Factoren die pas na de aanrijding zichtbaar of
meetbaar zijn, hebben geen invloed op een airba-
gactivering. Ze geven daarvoor ook geen indicatie.
De auto kan behoorlijk worden vervormd zonder
dat een airbag wordtgeactiveerd. Dit is het geval
als alleen relatief gemakkelijk vervormbare delen
worden geraakt en geen grotevertraging van de
auto wordtgehaald. Omgekeerd kan een airbag
worden geactiveerd, hoewel de auto slechts
gering vervormd is. Wanneer bijvoorbeeld zeer
stijve onderdelen van de auto, zoals langsdragers,
worden getroen, kan de vertraging van de auto
daardoor groot genoeg zijn.
Afhankelijk van de herkende activeringssituatie,
kunnen de bestanddelen van het veiligheidssys-
teem onafhankelijk van elkaar worden geacti-
veerd:
RGordelspanners: Frontale aanrijding, aanrij-
ding van achteren, aanrijding van opzij, over
de kop slaan1
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Frontale
aanrijding
RKneebag: Frontale aanrijding
RSidebag: Aanrijding van opzij
RWindowbag: Aanrijding van opzij, over de kop
slaan1, frontale aanrijding
1) Alleen voor bepaalde landen.
Alleen als het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF gedoofd is, kan de passagiersairbag bij
een ongeval worden geactiveerd. Bij een bezette
passagiersstoel voor en ook tijdens het rijden de
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren (/pagina 58).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete delen van de airbag
Na het activeren van een airbag zijn de delen
van de airbag heet.
#De delen van de airbag niet aanraken.
#Een geactiveerde airbag direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten vervan-
gen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen. Dit advies in het bijzonder opvolgen
nadat een gordelspanner of airbag is geactiveerd.
Als een gordelspanner of airbag wordtgeacti-
veerd, hoort u een knal en kan er poederstof vrij-
komen:
RDe knal hee over het algemeen geen nega-
tieve gevolgen voor het gehoor.
RHet vrijkomende poederstof is in het algemeen
niet schadelijk voor de gezondheid, maar kan
bij personen met astma of ademhalingsmoei-
lijkheden kortstondige ademhalingsmoeilijkhe-
den veroorzaken.
Zodra u zonder gevaar kunt uitstappen, moet u
de auto direct verlaten of een zijruit openen
om ademhalingsmoeilijkheden te voorkomen.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordelsdels
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van de van de veiligheidsgoreiligheidsgordeldel
De veiligheidsgordel voor aanvang van de rit altijd
correct omgespen. Alleen een correct omge-
gespte veiligheidsgordel kan adequaat bescher-
mingspotentieel bieden.
Veiligheid voor inzittenden 4949
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
bij verkeerd omgegespte veiligheidsgordel
Wanneer de veiligheidsgordel verkeerd is
omgegespt, kan deze niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan een verkeerd omgegespte vei-
ligheidsgordel bijvoorbeeld bij een ongeval,
remmanoeuvres of abrupte richtingswijzigin-
genverwondingen veroorzaken.
#Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden
de veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt en een juiste zithouding heb-
ben.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de cor-
recte stand van de bestuurdersstoel en het instel-
len van de stoelen in acht nemen
(/pagina 110).
Om ervoor te zorgen dat de correct gedragen vei-
ligheidsgordel zijn beschermingspotentieel kan
behalen, moet elke inzittende de volgende aanwij-
zingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel moet strak en niet ver-
draaid tegen het lichaam aan liggen.
RDe veiligheidsgordel moet over het midden
van de schouder en zo diep mogelijk tegen de
heup aan lopen.
RDe schoudergordel mag niet de hals raken en
ook niet onder de arm of achter de rugwor-
den doorgevoerd.
RDikke kleding vermijden, bijvoorbeeld een win-
terjas.
RDe heupgordel indien mogelijk omlaag tegen
de heup aan drukken en met de schoudergor-
del straktrekken. De heupgordel mag nooit
over buik of onderlichaam lopen.
Ook zwangere vrouwen moeten daarop letten.
RDe veiligheidsgordel mag nooit over scherpe,
spitse, schurende of breekbare voorwerpen
lopen.
RDe veiligheidsgordel altijd slechts voor één
persoon gebruiken.
RNooit voorwerpen samen met een persoon
vastgespen.
Eveneens controleren dat zich nooit voorwer-
pen tussen een persoon en de zitting bevin-
den, zoals een kussen.
Als een kind in de auto meerijdt, ook altijd de aan-
wijzingen en veiligheidsaanwijzingen met betrek-
king tot "Kinderen in de auto" in acht nemen
" (/pagina 64).
Voor het beveiligen vanvoorwerpen, bagage of
lading altijd de aanwijzingen met betrekking tot
het beladen van de auto in acht nemen
(/pagina 123).
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel van dean de
vveiligheidsgoreiligheidsgordeldel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
Ukunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
5050 Veiligheid voor inzittenden
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
zonder aanvullend veiligheidssysteem voor
kleine personen
Personen kleiner dan 1,50 m kunnen de veilig-
heidsgordel niet zonder geschikte aanvullende
veiligheidssystemen correct omgespen.
#Personen kleiner dan 1,50 m altijd in
speciaal voor hen geschikte aanvullende
veiligheidssystemen beveiligen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
beschadigde of gewijzigde veiligheidsgor-
dels
Veiligheidsgordels kunnen met name in de vol-
gende situaties mogelijk geen bescherming
bieden:
RDe veiligheidsgordel is beschadigd, gewij-
zigd, sterk vervuild, gebleekt of gekleurd.
RHet gordelslot is beschadigd of sterk ver-
vuild.
REr zijn wijzigingen aan gordelspanners, gor-
delverankeringen of gordeloprolautomaten
uitgevoerd.
Veiligheidsgordels kunnen bij een ongeval ook
onzichtbaar worden beschadigd, bijvoorbeeld
door glassplinters.
Gewijzigde of beschadigde veiligheidsgordels
kunnen scheuren of uitvallen, bijvoorbeeld bij
een ongeval.
Gewijzigde gordelspanners kunnen ongewild
worden geactiveerd of niet zoals bedoeld wer-
ken.
#Nooit wijzigingen aan het veiligheidsgor-
delsysteem uitvoeren, bijvoorbeeld veilig-
heidsgordels, gordelsloten, gordelspan-
ners, gordelverankeringen en gordelo-
prolautomaten.
#De veiligheidsgordels moeten onbescha-
digd, niet versleten en schoon zijn; dit
controleren.
#De veiligheidsgordels na een ongeval
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Mercedes-Benz adviseert om veiligheidsgordels te
gebruiken die door Mercedes-Benz voor uw auto
zijn goedgekeurd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners
Pyrotechnisch reeds geactiveerde gordelspan-
ners werken niet meer en kunnen daarom niet
meer zoals bedoeld beschermen.
#De pyrotechnisch geactiveerde gordel-
spanners direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
Mercedes-Benz adviseert om de auto na een
ongeval naar een gekwaliceerde werkplaats te
laten slepen.
Veiligheid voor inzittenden 5151
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door bekneld
rakenvan de veiligheidsgordel
Als een ongebruikte veiligheidsgordel niet vol-
ledig is opgerold, kan hij in het portier of in het
stoelmechanisme bekneld raken.
#Altijd controleren of ongebruikte veilig-
heidsgordels volledig zijn opgerold.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel omgdel omgespenespen
Wanneer de veiligheidsgordel snel of met een ruk
naar buiten wordtgetrokken, blokkeert de gorde-
loprolautomaat. De gordelband kan niet verder
worden afgerold.
#De gordelslottong 2van de veiligheidsgordel
altijd in het bij de zitplaats behorende gordel-
slot 1vergrendelen.
%Alleen een correct omgegespte veiligheidsgor-
del kan adequaat beschermingspotentieel bie-
den. De aanwijzingen met betrekking tot het
omgespen van de veiligheidsgordel in acht
nemen (/pagina 49).
*AANWIJZINGAANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem door vergren-
delde veiligheidsgordel bij onbezette pas-
sagiersstoel
Als bij een onbezette passagiersstoel de gor-
delslottong van de veiligheidsgordel in het gor-
delslot vergrendeld is, kunnen bestanddelen
van het veiligheidssysteem aan passagiers-
zijde bij een ongeval onnodig worden geacti-
veerd, bijvoorbeeld de gordelspanner.
#De veiligheidsgordel alleen gebruiken
zoals bedoeld.
%De aanwijzingen met betrekking tot de
opbergmogelijkheden in acht nemen
(/pagina 123).
Informatie over het monteren van een kinder-
zitjesbevestigingssysteem en het meenemen
van een kind in de auto vindt u in het hoofd-
stuk "Kinderen in de auto" (/pagina 68).
5252 Veiligheid voor inzittenden
FFunctie vunctie van de goran de gordelaandelaanpassingpassing
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Nadat een veiligheidsgor-
del voorin is omgegespt, kan automatisch een gor-
delaanpassing met een bepaalde terugtrekkracht
plaatsvinden. De veiligheidsgordel daarbij niet
vasthouden.
De gordelaanpassing kan via het multimediasys-
teem worden in- of uitgeschakeld
(/pagina 53).
GorGordelaandelaanpassing via hepassing via het multimediasystt multimediasysteem in-eem in-
of uitscof uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#De Gordelaanpassing in- of uitschakelen.
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel afdoendel afdoen
#De ontgrendelingsknop in het gordelslot
indrukken en de veiligheidsgordel met de gor-
delslottong teruggeleiden.
WWererking vking van de goran de gordelwdelwaaraarscschuwing vhuwing voor besoor bestuur-tuur-
der en passagierder en passagier
Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel ü
in het instrumentendisplay maakt u erop attent
dat alle inzittenden de veiligheidsgordel correct
moeten omgespen.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
De gordelwaarschuwing stopt zodra de bestuurder
en passagier de veiligheidsgordel hebben omge-
gespt.
FFunctie vunctie van de stan de statusindicatie vatusindicatie veiligheidsgoreiligheidsgordeldel
acachthtererinin
De statusindicatie veiligheidsgordel achterin is
alleen in bepaalde landen beschikbaar.
Als de auto is ingeschakeld gee de statusindica-
tie veiligheidsgordel achterin gedurende een
bepaalde tijd aan, welke veiligheidsgordel achterin
niet is omgegespt.
Met de toetsterug links in het stuurwiel kunt u de
statusindicatie veiligheidsgordels achterin direct
verbergen (/pagina 296).
Indien tijdens het rijden een inzittende achterin de
veiligheidsgordel losmaakt, wordt de statusindica-
tie veiligheidsgordel achterin opnieuw weergege-
ven.
Bovendien kan een waarschuwingssignaal klinken.
In dit gevalkunt u de statusindicatie veiligheids-
Veiligheid voor inzittenden 5353
gordel achterin niet met de toetsterug links in het
stuurwiel verbergen.
AirbagsAirbags
OvOvererziczicht vht van de airbagsan de airbags
1Kneebag
2Bestuurdersairbag
3Passagiersairbag
4Windowbag
5Sidebags
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG.
Een airbag kan bij activering het beschermingspo-
tentieel voor de betreende inzittende vergroten.
Mogelijk beschermingspotentieel per airbag:
RKneebag: Bovenbeen, knie en onderbeen
RBestuurdersairbag, passagiersairbag: Hoofd
en borstkas
RWindowbag: Hoofd
RSidebag: Borstkas en bekken
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 80). Beslist ook de aanwijzingen met
betrekking tot naar achteren of naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen (/pagina 80).
InfInforormatie ovmatie over de auter de automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling vanan
de passagierde passagiersairbagsairbag
Alleen als het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF gedoofd is, kan de passagiersairbag bij
een ongeval worden geactiveerd. Bij een bezette
passagiersstoel voor en ook tijdens het rijden de
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren (/pagina 58).
*AANWIJZINGAANWIJZING Activeren van bestanddelen
van het veiligheidssysteem bij een onbe-
zette passagiersstoel
Bij een ongeval kunnen aan passagierszijde de
bestanddelen van het veiligheidssysteem
onnodig worden geactiveerd:
ROp de passagiersstoel zijn zware voorwer-
pen geplaatst.
5454 Veiligheid voor inzittenden
RDe gordelslottong van de veiligheidsgordel
is bij onbezette passagiersstoel in het gor-
delslot vergrendeld.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
#De veiligheidsgordel altijd slechts voor
één persoon gebruiken.
Afhankelijk van de herkende ongevalssituatie kan
de windowbag aan passagierszijde worden geacti-
veerd. Het activeren is onafhankelijk van of de
passagiersstoel wel of niet bezet is.
BescBescherhermingspotmingspotentieel ventieel van de airbagsan de airbags
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan een airbag
in combinatie met een correct gedragen veilig-
heidsgordel het beschermingspotentieel vergro-
ten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Letsel‑ of levensgevaar
door verkeerde zitpositie
Als wordt afgewekenvan de correcte zitposi-
tie, kan de airbag niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Elke inzittende moet de volgende punten in
acht nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen. In
het bijzonder erop letten, dat bij zwangere
vrouwen de heupgordel nooit over buik of
onderlichaam loopt.
RDe correcte zitpositie innemen en de
grootst mogelijke afstand tot de airbags
aanhouden.
RDe volgende aanwijzingen in acht nemen.
#Altijd controleren of zich geen voorwer-
pen tussen de airbag en de inzittende
bevinden.
Om risico's als gevolg van de in werking tredende
airbag te vermijden moet elke inzittende met
name de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe stoelen voor aanvang van de rit correct
instellen, de bestuurders- en passagiersstoel
zo ver mogelijk naar achteren.
Daarbij altijd de informatie over de correcte
stand van de bestuurdersstoel in acht nemen
(/pagina 110).
RHet stuurwiel alleen aan de stuurwielrand
vasthouden. Op deze wijze kan de airbag
ongehinderd worden opgeblazen.
RTijdens het rijden altijd tegen de rugleuning
leunen. Niet naar voren buigen en niet tegen
het portier of de zijruit leunen. Anders bevindt
u zich in het ontplooiingsgebied van de air-
bags.
RDe voeten moeten zich altijd op de vloer
bevinden. Uw voeten bijvoorbeeld niet op de
cockpit leggen. Anders bevinden uw voeten
zich in het ontplooiingsgebied van de airbag.
RWanneer kinderen in de auto worden meege-
nomen, de aanvullende aanwijzingen in acht
nemen (/pagina 64).
Veiligheid voor inzittenden 5555
RVoorwerpen altijd correct opbergen en beveili-
gen.
Voorwerpen in het interieur kunnen het correct
functioneren van een airbag in gevaar brengen.
Elke inzittende moet altijd met name de volgende
punten in acht nemen:
REr mogen zich geen andere personen, dieren
of voorwerpen tussen de inzittenden en de
verschillende airbags bevinden.
REr mogen geen voorwerpen tussen de stoel en
het portier als ook de deurstijl (B-stijl) liggen.
REr mogen geen harde voorwerpen zoals kle-
dinghangers aan handgrepen of kledinghaken
hangen.
REr mogen geen accessoires zoals mobiele
navigatiesystemen, mobiele telefoons of
bekerhouders in het ontplooiingsgebied van
een airbag zijn aangebracht, bijvoorbeeld op
de cockpit, aan portieren, zijruiten of zijbekle-
dingen.
Bovendien mag geen aansluitkabel, spanband
of bevestigingsriem in het ontplooiingsgebied
van een airbag lopen of worden bevestigd.
Altijd de montagehandleiding van de fabrikant
van het accessoire in acht nemen, in het bij-
zonder ook de aanwijzingen met betrekking tot
een geschikte montageplaats.
REr mogen geen zware, scherpe of breekbare
voorwerpen in de zakken van uw kledingstuk-
ken aanwezig zijn. Dergelijke voorwerpen op
een geschikte plaats opbergen.
BeperBeperking vking van hean het besct bescherhermingspotmingspotentieel ventieel van dean de
airbagsairbags
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
wijzigingen aan de afdekking van een air-
bag
Als u de afdekking van een airbag wijzigt of
voorwerpen, bijvoorbeeld ook stickers, hierop
aanbrengt, kan de airbag niet meer zoals
bedoeld functioneren.
#Nooit de afdekking van een airbag veran-
deren en geen voorwerpen erop aan-
brengen.
De inbouwplaats van een airbag is herkenbaar aan
het opschri AIRBAG (/pagina 54).
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een air-
bag kunnen het correct functioneren van de air-
bag in gevaar brengen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
voorwerpen in het ontplooiingsgebied van
een airbag
Voorwerpen in het ontplooiingsgebied van een
airbag kunnen het correct ontplooien van de
airbag belemmeren of verhinderen.
De airbag ontplooit zich dan mogelijk onge-
controleerd en kan bij de inzittenden door het
ontplooien zelfs extra letsel veroorzaken. Dat
kanvooral het geval zijn, wanneer de airbag in
de stoel geïntegreerd is.
#Voorwerpen altijd correct opbergen en
beveiligen.
#Voor vertrek controleren dat er geen
voorwerpen in het ontplooiingsgebied
van een airbag opgeborgen zijn.
5656 Veiligheid voor inzittenden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door ongeschikte stoelhoe-
zen
Door ongeschikte stoelhoezen kunnen de air-
bags de inzittenden niet meer zoals bedoeld
beschermen.
Bovendien kan de werking van de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag
nadelig worden beïnvloed.
#Alleen stoelhoezen gebruiken die
Mercedes-Benz voor de betreende
stoel hee goedgekeurd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
storingen in de werking van de sensoren
in de portierbekleding
Door wijzigingen of ondeskundig uitgevoerde
werkzaamheden aan portieren of portierbekle-
dingen en door beschadigde portierenkan de
airbag niet meer zoals bedoeld werken.
#Nooit de portieren of delen waarvan wij-
zigen.
#Werkzaamheden aan portieren of por-
tierbekledingen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
een reeds geactiveerde airbag
Een reeds geactiveerde airbag biedt geen
beschermende werking meer.
#Om een geactiveerde airbag te vervan-
gen, de auto naar een gekwaliceerde
werkplaats laten slepen.
Geactiveerde airbags direct laten vervangen.
SSttatus vatus van de passagieran de passagiersairbagsairbag
WWererking vking van de autan de automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van dean de
passagierpassagiersairbagsairbag
De automatische uitschakeling van de passagiers-
airbag kan herkennen of een persoon op de pas-
sagiersstoel zit of dat een kinderzitjesbevesti-
gingssysteem op de stoel is gemonteerd. Dieno-
vereenkomstig wordt de passagiersairbag in- of
uitgeschakeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 80). Beslist ook de aanwijzingen met
betrekking tot naar achteren of naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op de
passagiersstoel in acht nemen (/pagina 80).
Een persoon op de passagiersstoel moet de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
RDe veiligheidsgordel correct omgespen
(/pagina 49).
Veiligheid voor inzittenden 5757
RZo rechtop mogelijk zitten, met de rugtegen
de rugleuning.
RIndien mogelijk zo zitten dat de voeten op de
vloer staan.
Anders kan de passagiersairbag abusievelijk wor-
den uitgeschakeld, bijvoorbeeld in de volgende
gevallen:
RDe passagier verplaatst zijn gewicht door op
de armsteun in de auto te steunen.
RDe passagier zit zodanig dat hij het zitvlak ont-
last.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij uitgeschakelde passa-
giersairbag
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld .
Een persoon op de passagiersstoel kan dan
bijvoorbeeldmet delen van het interieur in aan-
raking komen, in het bijzonder als hij dicht op
het dashboard zit.
Bij bezette passagiersstoel altijd ervoor zorgen
dat:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel correct is en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel in- of uitgeschakeld is.
RDe passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren gezet is.
RDe persoon correct zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de cor-
recte status van de passagiersairbag
controleren.
Wanneer de passagiersstoel bezet is, vindt na de
zelfdiagnose van de automatische uitschakeling
van de passagiersairbag de classicatie van de
persoon of het kinderzitjesbevestigingssysteem
op de passagiersstoel plaats. De PASSENGER AIR
BAG controlelampjes geven de status van de pas-
sagiersairbag weer.
Altijd de aanwijzingen met betrekking tot de wer-
king van de controlelampjes PASSENGER AIR BAG
in acht nemen (/pagina 58).
FFunctie vunctie van de Pan de PASSENASSENGER AIR BAGER AIR BAG contrG controle-ole-
lamlampjespjes
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de cockpit (/pagina 79).
5858 Veiligheid voor inzittenden
Zelfdiagnose vZelfdiagnose van de autan de automatiscomatische uitsche uitschakhakelingeling
vvan de passagieran de passagiersairbagsairbag
Bij ingeschakeld auto branden beide controle-
lampjes PASSENGER AIR BAG ON en OFF tijdens
de zelfdiagnose tegelijkertijd.
Na de zelfdiagnose wordt de status van de passa-
giersairbag via de controlelampjes PASSENGER
AIR BAG weergegeven:
RON brON brandt:andt: De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
Na 60 seconden doo het controlelampje.
RON en OFF ziON en OFF zijn gjn gedoofd:edoofd: De passagiersairbag
kan tijdens een ongeval geactiveerd worden.
ROFF brOFF brandt:andt: De passagiersairbag is uitgescha-
keld. Hij wordt bij een ongeval niet geacti-
veerd.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG ON
gedoofd is, gee alleen het controlelampje PAS-
SENGER AIR BAG OFF de status van de passa-
giersairbag aan. Het controlelampjePASSENGER
AIR BAG OFF kan continu branden of gedoofd zijn.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
en het waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6tegelijkertijd branden, mag niemand de pas-
sagiersstoel gebruiken. In dit geval ook geen kin-
derzitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel monteren. De automatische uitschakeling
van de passagiersairbag direct bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten controleren en repareren.
SSttatusindicatieatusindicatie
Bij een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de, van de situatie afhankelijke,
correcte status van de passagiersairbag controle-
ren.
NNa de monta de montagage ve van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kin-ht kin-
derderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem op de passagiereem op de passagiers-s-
ststoel:oel: PASSENGER airbag OFF moet continu bran-
den.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN totgevolg hebben.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 80).
Afhankelijk van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem en het postuur van het kind kan het contro-
lelampje PASSENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn.
In dit geval mag het naar achteren gerichte kinder-
zitjesbevestigingssysteem niet op de passagiers-
stoel worden gemonteerd.
Veiligheid voor inzittenden 5959
In plaats daarvan het naar achteren gerichte kin-
derzitjesbevestigingssysteem op een geschikte
zitplaats achterin aanbrengen.
NNa monta montagage ve van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinderht kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssysteem op de passagiereem op de passagiersstsstoel:oel:
PASSENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en het postuur van het kind.
Altijd de volgende aanwijzingen in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerde plaatsing van het naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssysteem
Als een kind in een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op de passagiers-
stoel wordt beveiligd en de passagiersstoel te
dicht bij de cockpit wordtgeplaatst, kan het
kind bij een ongeval:
Rbijvoorbeeld met onderdelen van het interi-
eur in contact komen, als het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt
Rdoor de airbag worden geraakt, als het
controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
gedoofd is
#De passagiersstoel altijd zo ver mogelijk
naar achteren plaatsen en de zitting-
hoogteverstelling in de laagste stand zet-
ten. Daarbij altijd de correcte ligging van
de schoudergordel vanaf de gordeldoor-
voeropening van de auto naar de schou-
dergordelgeleiding van het kinderzitjes-
bevestigingssysteem in acht nemen. De
schoudergordelband moet vanaf de gor-
deldoorvoeropening naar voren en
omlaag verlopen. De passagiersstoel
indien nodig overeenkomstig instellen.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem op de passagiersstoel de voertuigspeci-
eke aanwijzingen in acht nemen
(/pagina 80).
Er zit een perEr zit een persoon op de passagiersoon op de passagiersstsstoel:oel: PAS-
SENGER AIR BAG OFF kan continu branden of
gedoofd zijn, afhankelijk van het postuur van de
persoon.
Een persoon op de passagiersstoel moet altijd de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RWanneer de passagiersstoel bezet is door een
volwassene of een persoon met overeenkom-
stig postuur, moet het controlelampje PAS-
SENGER AIR BAG OFF gedoofd zijn. Hiermee
wordt aangegeven dat de passagiersairbag
geactiveerd is.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt, mag een volwassene of
een persoon met overeenkomstig postuur de
passagiersstoel niet gebruiken.
In plaats daarvan een zitplaats achterin
gebruiken.
RWanneer de passagiersstoel bezet is door een
persoon met een klein postuur (bijvoorbeeld
een tiener of een kleine volwassene), brandt
het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
afhankelijk van het classicatieresultaat con-
tinu of is het gedoofd.
-PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd: De
passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren zetten of voor de persoon met klein
postuur een zitplaats achterin gebruiken.
6060 Veiligheid voor inzittenden
-PASSENGER AIR BAG OFF brandt continu:
De persoon met klein postuur mag de pas-
sagiersstoel niet gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij brandend PASSENGER
AIR BAG OFF-controlelampje
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF na de zelfdiagnose nog steeds brandt, is
de passagiersairbag uitgeschakeld.
Bij bezette passagiersstoel altijd het volgende
controleren:
RDe classicatie van de persoon op de pas-
sagiersstoel moet correct zijn en de passa-
giersairbag moet overeenkomstig de per-
soon op de passagiersstoel in- of uitge-
schakeld zijn.
RDe persoon moet correct zitten en de vei-
ligheidsgordel correct hebben omgegespt.
RDe passagiersstoel moet zo ver mogelijk
naar achteren staan.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RKinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel (/pagina 80)
RGeschikte plaatsing van het kinderzitjesbeves-
tigingssysteem (/pagina 68)
PRE-SPRE-SAFEAFE®®systsysteemeem
FFunctie vunctie van PRE-San PRE-SAFEAFE®®(prev(preventieventieve inzitte inzittenden-enden-
bescbescherherming)ming)
De PRE-SAFE®kan bepaalde kritieke rijsituaties
herkennen en preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden nemen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE®onafhankelijk van elkaar worden genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RZijruiten sluiten.
RAAututo's meo's met sct schuifdak:huifdak: Het schuifdak sluiten.
RAAututo's meo's met gt geheugeheugenfunctie:enfunctie: Een gunstiger zit-
positie van de passagiersstoel instellen.
RPRE-SAFE®Sound: Kan het eigen bescher-
mingsmechanisme van het gehoor activeren
door een kort geluidssignaal bij ingeschakeld
multimediasysteem.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de stoel
Door de automatische instelling van de stand
van de stoel kan de stoel en/of het voorwerp
worden beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
MaatrMaatregegelen velen van hean het PRE-St PRE-SAFEAFE®®-syst-systeem ongeem onge-e-
daan makdaan makenen
Als er geen ongeval plaatsvindt, worden de pre-
ventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
Bepaalde instellingen dient u zelf uit te voeren.
#Als de gordelvoorspanning niet afneemt, de
rugleuning iets naar achteren zetten.
De gordelvoorspanning neemt af.
Veiligheid voor inzittenden 6161
WWererking vking van PRE-San PRE-SAFEAFE®®PLPLUS (prevUS (preventieventieve inzit-e inzit-
ttendenbescendenbescherherming Plus)ming Plus)
De PRE-SAFE®PLUS kan een dreigende aanrij-
ding herkennen, met name een aanrijding van
achteren, en neemt preventieve maatregelen ter
bescherming van de inzittenden. Deze maatrege-
len kunnen een dreigend ongeval niet voorkomen.
De volgende maatregelen kunnen door de PRE-
SAFE®PLUS onafhankelijk van elkaar worden
genomen:
RVeiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en
passagiersstoel voorspannen.
RAlarmknipperlichtinstallatie achter met een
verhoogde frequentie inschakelen.
RRemdruk verhogen wanneer de auto stilstaat.
Deze remingreep wordt bij het wegrijden auto-
matisch beëindigd.
Als er geen ongeval plaatsvindt, worden de pre-
ventieve maatregelen ongedaan gemaakt.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem neemt in de volgende situaties geen
maatregelen:
Rbij achteruitrijden
of
Rbij het rijden met een aanhangwagen en drei-
gende aanrijding van achteren
Het systeem voert in de volgende situaties geen
remingreep uit:
Rtijdens het rijden
of
Rbij het in- of uitparkeren met de actieve par-
keerassistent
AAututomatiscomatische maatrhe maatregegelen na een ongevelen na een ongevalal
Afhankelijk van de soort en de ernst van het onge-
val, en afhankelijk van de uitrusting van de auto,
kunnen bijvoorbeeld de volgende maatregelen
worden gestart:
RAutomatisch remmen (multicollision brake)
RAlarmknipperlichtinstallatie inschakelen
RAutomatische noodoproep activeren
(/pagina 341)
RMotor afzetten
Voor het opnieuw starten de auto uit- en weer
inschakelen (/pagina 176). Afhankelijk van
de soort en de ernst van een ongeval kan het
voertuig mogelijk niet meer worden gestart.
RBrandstooevoersysteem uitschakelen
RAAututo's meo's met ht hybrybride aandriide aandrijving:jving: Hybride sys-
teem en hoogspanningsboordnet uitschakelen
RPortieren ontgrendelen
RZijruiten laten zakken
RNoodhulp op het display van het multimedia-
systeem weergeven
RInterieurverlichting inschakelen
WWererking vking van de multicollision bran de multicollision brakeake
Afhankelijk van de ongevalssituatie kan de multi-
collision brake de ernst van een tweede ongeval
verlagen of deze zelfs vermijden.
Wanneer een ongeval wordt herkend, kan de mul-
ticollision brake een automatische remming acti-
6262 Veiligheid voor inzittenden
veren. Wanneer de auto tot stilstand is gekomen,
wordt de parkeerrem automatisch ingeschakeld.
De bestuurder kan de automatische remming
afbreken door de volgende acties uit te voeren:
RSterkerremmen dan de automatische rem-
ming.
RHet gaspedaal krachtig geheel indrukken.
KinderKinderen ven veilig in de auteilig in de auto vo ververvoeroerenen
AltiAltijd in acjd in acht nemen wht nemen wanneer kinderanneer kinderen meerien meerijdenjden
%Beslist ook de van de situatie afhankelijke vei-
ligheidsaanwijzingen in acht nemen. U kunt zo
mogelijke risico's herkennen en gevarenver-
mijden wanneer kinderen meerijden
(/pagina 64).
ConseqConsequent ziuent zijnjn
U moet beseen dat nalatigheid bij het beveiligen
van kinderen in kinderzitjesbevestigingssystemen
ernstige gevolgen kan hebben. Wees altijd conse-
quent en beveilig kinderen voor iedere rit zorgvul-
dig.
Nooit een baby of een kind op de schoot van een
inzittende meenemen.
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan twaalf jaar
of kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
REen kind altijd beveiligen in een voor uw
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti-
gingssysteem.
RHet kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en
de lengte.
RDe zitplaats van de auto moet geschikt zijn
voor het in te bouwen kinderzitjesbevesti-
gingssysteem (/pagina 68).
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili-
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin-
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij voor-
keur op een zitplaats achterin te monteren.
HeHetovtoverkerkoepelend begroepelend begrip kinderip kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssysteemeem
In deze handleiding wordt het overkoepelend
begrip kinderzitjesbevestigingssysteem gebruikt.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem is bijvoor-
beeld:
REen babyschaal
REen naar achteren gericht kinderzitje
REen naar vorengericht kinderzitje
REen stoelverhoging met leuning en gordelgelei-
dingen
Mercedes-Benz adviseert een stoelverhoging
met rugleuning te gebruiken.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet
geschikt zijn voor de leeijd, het gewicht en de
lengte.
De weDe wetttten enen en vvooroorscschrhrienien in acin acht nemenht nemen
Bij het gebruik van een kinderzitjesbevestigings-
systeem in de auto altijd de wettelijke voorschrif-
ten in acht nemen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet volgens
de geldende testvoorschrien en richtlijnen toe-
Veiligheid voor inzittenden 6363
gestaan zijn; dit controleren. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
Mercedes-Benz adviseert een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
Alleen tAlleen toegoegestestane kinderane kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men gmen gebrebruikuikenen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
RUN-R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssyste-
men)
Informatie met betrekking tot de toelatingscatego-
rieën voor kinderzitjesbevestigingssystemen en de
opgaven op het goedkeuringslabel
(/pagina 68).
Risico herkRisico herkennen, gevennen, gevaar vaar verermimijdenjden
BevBevesestigingssysttigingssystemen vemen voor kinderoor kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssystemen in de autoemen in de auto
Alleen de volgende bevestigingssystemen voor
kinderzitjesbevestigingssystemen gebruiken:
Rde ISOFIX- of i-Size bevestigingsbeugels
Rhet veiligheidsgordelsysteem van de auto
Rde TopTether-verankeringen
Bij voorkeur een ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbe-
vestigingssysteem monteren.
De eenvoudige montage aan de bevestigingsbeu-
gels van de auto kan het risico van een verkeerd
gemonteerd kinderzitjesbevestigingssysteem
reduceren.
Wanneer het kind met de geïntegreerde veilig-
heidsgordel van het ISOFIX- of i-Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem beveiligd is, beslist het
gewicht van het kind en het toegestaan totaalge-
wicht van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen (/pagina 72).
VVooroordeel vdeel van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kinderht kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssysteemeem
Een baby of een klein kind bij voorkeur in een
geschikt naar achteren gericht kinderzitjesbeves-
tigingssysteem vervoeren. Het kind zit in dit geval
tegengesteld aan de rijrichting en kijkt naar achte-
ren.
Baby's en kleine kinderen hebben relatief zwakke
nekspieren in verhouding tot de grootte en het
gewicht van hun hoofd. In een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem kan het
gevaar voor letsel aan de nekwervelkolom bij een
ongeval worden gereduceerd.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem altieem altijd corrjd correctect
bevbevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde montage van
het kinderzitjesbevestigingssysteem
Het kind kan niet zoals bedoeld worden bevei-
ligd of worden tegengehouden.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
6464 Veiligheid voor inzittenden
gingssysteem en de gebruiksmogelijkhe-
den in acht nemen.
#Het gehele draagvlak van het kinderzit-
jesbevestigingssysteem moet op de zit-
ting rusten; dit controleren.
#Nooit voorwerpen onder of achter het
kinderzitjesbevestigingssysteem leggen,
zoals een kussen.
#Kinderzitjesbevestigingssystemen alleen
met de bijgeleverde originele hoezen
gebruiken.
#Beschadigde hoezen alleen door origi-
nele hoezen vervangen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door niet-vastgezette kinder-
zitjesbevestigingssystemen in de auto
Als het kinderzitjesbevestigingssysteem ver-
keerd gemonteerd of niet vastgezet is, kan het
loskomen.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kanrond-
slingeren en inzittenden raken.
#Ook niet gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen altijd correct monteren.
#Beslist de montagehandleiding van de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem in acht nemen.
RAltijd de montage- en gebruikshandleiding van
de fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbe-
vestigingssysteem en de voertuigspecieke
aanwijzingen in acht nemen:
-ISOFIX- of i-Size-kinderzitjesbevestigings-
systeem op de zitplaats achterin inbouwen
(/pagina 72).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (/pagina 78).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de passagiersstoel
bevestigen (/pagina 80). De specieke
aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/pagina 80).
Bij een bezette passagiersstoel ór en
ook tijdens het rijden de van de situatie
afhankelijke correcte status van de passa-
giersairbag controleren (/pagina 58).
RDe waarschuwingsstickers in het interieur van
de auto en op het kinderzitjesbevestigingssys-
teem in acht nemen.
RIndien aanwezig, TopTether tevens bevestigen.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem nieeem niet vt vereranderanderenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
veranderingen aan het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Het kinderzitjesbevestigingssysteem kan niet
meer naar behoren werken. Er bestaat ver-
hoogd gevaar voor letsel!
#Nooit een kinderzitjesbevestigingssys-
teem veranderen.
#Alleen accessoires aanbrengen die de
fabrikant van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem speciek voor dit kinderzit-
jesbevestigingssysteem hee goedge-
keurd.
Veiligheid voor inzittenden 6565
Mercedes-Benz adviseert uvoor het reinigen van
de voor Mercedes-Benz geadviseerde kinderzitjes-
bevestigingssystemen Mercedes-Benz-verzor-
gingsmiddelen te gebruiken.
Alleen intAlleen intactacte kindere kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemenemen
ggebrebruikuikenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het gebruik van
beschadigde kinderzitjesbevestigingssys-
temen
Beschadigde of bij een ongeval belaste kinder-
zitjesbevestigingssystemen of hun bevesti-
gingssystemen kunnen niet meer zoals
bedoeld beschermen.
Het kind wordt mogelijk niet tegengehouden.
#Beschadigde of bij een ongeval belaste
kinderzitjesbevestigingssystemen direct
vervangen.
#De bevestigingssystemen van de kinder-
zitjesbevestigingssystemen direct bij een
gekwaliceerde werkplaats laten contro-
leren, voordat weer een kinderzitjesbe-
vestigingssysteem wordtgemonteerd.
DirDirect invect invallend zonlicallend zonlicht vht verermimijdenjden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door direct invallend zonlicht op het
kinderzitje
Wanneer het kinderzitjesbevestigingssysteem
aan direct invallend zonlicht wordt blootge-
steld, kunnen delen hiervan zeer heet worden.
Kinderen kunnen zich branden aan deze delen,
in het bijzonder aan metalen delen van het
kinderzitjesbevestigingssysteem.
#Altijd erop letten dat het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet aan direct inval-
lend zonlicht wordt blootgesteld.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
beschermen, bijvoorbeeld met een
deken.
#Voordat het kind hierin wordt beveiligd,
het kinderzitjesbevestigingssysteem
laten afkoelen wanneer het aan direct
invallend zonlicht blootgesteld is
geweest.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
BiBij hej het stt stoppen of parkoppen of parkereren in acen in acht nemenht nemen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
6666 Veiligheid voor inzittenden
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
OvOvererziczicht ght geadviseereadviseerde kinderde kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsystemenemen
%Meer informatie over het correcte kinderzit-
jesbevestigingssysteem is verkrijgbaar bij een
gekwaliceerde werkplaats. Mercedes-Benz
adviseert een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats.
BevBevesestiging metiging met ISOFIXt ISOFIX
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circaca
15 maanden)15 maanden)
TTypeype11BBABABY SY SAFE plusAFE plus
Grootteklasse E
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2B6 6 86 8224
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9 tooep I (9 tot 18 kt 18 kg en vg en van ciran circa 9 maan-ca 9 maan-
den toden tot 4 jaar)t 4 jaar)
TTypeype11DUO plusDUO plus
Grootteklasse B1
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
BevBevesestiging metiging met de vt de veiligheidsgoreiligheidsgordel vdel van de zit-an de zit-
plaatsplaats
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0 (tooep 0 (tot 10 kt 10 kg en tog en tot cirt circa 6 maan-ca 6 maan-
den) en geden) en gewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circaca
15 maanden)15 maanden)
TTypeype11BBABABY SY SAFE plus IIAFE plus II
Goedkeuring E1 04 301 146
Bestelnummer2A 000 970 38 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
Veiligheid voor inzittenden 6767
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9 tooep I (9 tot 18 kt 18 kg en vg en van ciran circa 9 maan-ca 9 maan-
den toden tot 4 jaar)t 4 jaar)
TTypeype11DUO plusDUO plus
Goedkeuring E1 04 301 133
Bestelnummer2A 000 970 43 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
GeGewicwichtsgrhtsgroep II/III (15 tooep II/III (15 tot 36 kt 36 kg en vg en van ciran circa 3ca 3
totot 12 jaar)t 12 jaar)
TTypeype11KIDFIX XPKIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 49 02
TTypeype11AMG KIDFIX XPAMG KIDFIX XP
Goedkeuring E1 04 301 304
Bestelnummer2A 000 970 33 02
1Fabrikant: Britax mer.2Met kleurcode 9H95.
OvOvererziczicht ght gesceschikthikte zitplaatsen in de aute zitplaatsen in de auto vo vooroor
hehet aanbrt aanbrengengen ven van een kinderan een kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
Geprefereerd bevestigingssysteem:
®ISOFIX-kinderzitjesverankering
(/pagina 70)
of
°i-Size kinderzitbevestiging (/pagina 72)
¯Indien aanwezig, TopTether tevens bevesti-
gen (/pagina 75).
Alternatief bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 76)
PPassagierassagiersstsstoeloel
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 76)
Beslist in acht nemen:
RBij een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de van de situatie afhankelijke
correcte status van de passagiersairbag con-
troleren (/pagina 58).
RAanwijzingen met betrekking tot de automati-
sche uitschakeling van de passagiersairbag
(/pagina 57).
MiddelstMiddelste zitplaats ace zitplaats achthtererinin
Bevestigingssysteem:
7Veiligheidsgordel van de zitplaats
(/pagina 76)
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën voor kinderoor kinderzitjesbevzitjesbevesesti-ti-
gingssystgingssystemenemen
Alleen tAlleen toegoegestestane kinderane kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men gmen gebrebruikuikenen
In de auto mogen alleen kinderzitjesbevestigings-
systemen volgens deze UNECE-normen worden
gebruikt:
RUN-R44
6868 Veiligheid voor inzittenden
RUN-R129 (i-Size-kinderzitjesbevestigingssyste-
men)
KKenmerenmerk op kinderk op kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssytigingssyststeemeem
Op het goedkeuringslabel van het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem bevinden zich bijvoorbeeld
gegevens over de toelatingscategorie, gewichts-
groep en het goedkeuringsnummer.
Afhankelijk van de toelatingscategorie van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem kunnen verdere
gegevens aanwezig zijn, zoals de ISOFIX-grootte-
klasse.
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën volgolgens UN-R44ens UN-R44
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
RUUnivniverersal:sal: Kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" zijn toegestaan
voor het inbouwen in auto's. Ze kunnen over-
eenkomstig de overzichten met betrekking tot
de geschiktheid van de zitplaatsen voor de
bevestiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men op de met U, UF of IUF gekenmerkte zit-
plaatsen worden gebruikt.
De kenmerking IUF hee betrekking op
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen van
de categorie "Universal". Deze kinderzitjesbe-
vestigingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met TopTether of steunvoet.
RSemi-USemi-Univniverersal:sal: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "Semi-Universal" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
RAAututospeciek:ospeciek: Kinderzitjesbevestigingssyste-
men van de categorie "autospeciek" mogen
alleen worden gebruikt wanneer de auto en de
zitplaats in de autotypelijst van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
aangegeven.
Veiligheid voor inzittenden 6969
TToelatingscatoelatingscategoregorieën vieën volgolgens UN-R129ens UN-R129
Voorbeeld van een goedkeuringslabel
Ri‑Size:i‑Size: Kinderzitjesbevestigingssystemen van
de categorie "i‑Size" zijn toegestaan voor het
inbouwen in auto's met i‑Size-bevestigings-
beugels. Ze kunnen overeenkomstig de over-
zichten met betrekking tot de geschiktheid van
de zitplaatsen voor de bevestiging van kinder-
zitjesbevestigingssystemen op de met i‑U
gekenmerkte zitplaatsen worden gebruikt.
Het kenmerk i‑U hee betrekking op i‑Size
kinderzitjesbevestigingssystemen van de cate-
gorie "Universal". Deze kinderzitjesbevesti-
gingssystemen moeten bovendien worden
bevestigd met TopTether of steunvoet.
GescGeschikthiktheid vheid van de zitplaatsen in acan de zitplaatsen in acht nemenht nemen
Afhankelijk van de toelatingscategorie zijn er naar
voren en/of naar achteren gerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen. Het gebruik kan beperkt
zijn voor bepaalde zitplaatsen:
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsys-
teem (/pagina 70)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor bevestiging
van i‑Size-kinderzitjesbevestigingssystemen
(/pagina 72)
RGeschiktheid van zitplaatsen voor de bevesti-
ging van kinderzitjesbevestigingssystemen die
met de veiligheidsgordels worden bevestigd
(/pagina 76)
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met ISOFIX of i-t ISOFIX of i-
Size op de linkSize op de linker en rer en recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
bevbevesestigtigenen
OvOvererziczicht ght gesceschikthiktheid vheid van zitplaatsen van zitplaatsen voor bevoor beves-es-
tiging vtiging van ISOFIXan ISOFIX-kinder-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingsysttigingsystemenemen
ISOFIX is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
®Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingsysteem conform
UN-R44 (/pagina 68).
Alleen kinderzitjesbevestigingssystemen
bevestigen, die conform UN-R44 overeen-
komstig de volgende ISOFIX-tabellen zijn
goedgekeurd.
7070 Veiligheid voor inzittenden
BabBabydrydraagzakaagzak
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
F ISO/L1 X
G ISO/L2 X
X Niet geschikt voor een ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0 (tooep 0 (tot 10 kt 10 kg en tog en tot cirt circa 6 maan-ca 6 maan-
den)den)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
E ISO/R1 IL
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+ (tooep 0+ (tot 13 kt 13 kg en tog en tot cirt circa 15ca 15
maanden)maanden)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
E ISO/R1 IL
D ISO/R2,
ISO/R2X IL
C ISO/R3 IL (1)
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem van de
grootteklasse (ISO/R3) de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de voorstoel niet tegen
het kinderzitjesbevestigingssysteem aanligt.
GeGewicwichtsgrhtsgroep I (9–18 koep I (9–18 kg en cirg en circa 9 maanden totca 9 maanden tot
4 jaar)4 jaar)
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
D ISO/R2,
ISO/R2X IL
C ISO/R3 IL (1)
B ISO/F2 IUF
B1 ISO/F2X IUF
Veiligheid voor inzittenden 7171
GrGrooootttteklasse eklasse
SystSysteemeem
LinkLinker/rer/recechthter zitplaatser zitplaats
acachthtererinin
A ISO/F3IUF
IL Geschikt voor ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsystemen overeen-
komstig de tabel in "Overzicht van de geadviseerde kinderzitjesbe-
vestigingssystemen" of wanneer de auto en de zitplaats in de autoty-
pelijst van de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn
vermeld.
IUF Geschikt voor naar vorengerichte ISOFIX-kinderzitjesbevestig-
ingsystemen van de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
(1) Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem van de
grootteklasse (ISO/R3) de voorstoel in de bovenste stand plaatsen.
Daarbij erop letten dat de rugleuning van de voorstoel niet tegen
het kinderzitjesbevestigingssysteem aanligt.
OvOvererziczicht ght gesceschikthiktheid vheid van zitplaatsen van zitplaatsen voor bevoor beves-es-
tiging vtiging van i‑Size-kinderan i‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemenemen
i‑Size is een gestandaardiseerd bevestigingssys-
teem voor speciale kinderzitjesbevestigingssyste-
men.
°Het symbool gee de geschikte zitplaatsen
aan voor de bevestiging van een i‑Size-kin-
derzitjesbevestigingssysteem conform UN-
R129 (/pagina 68).
Er mogen kinderzitjesbevestigingssyste-
men worden bevestigd die conform UN-
R44 overeenkomstig de ISOFIX-tabellen
(/pagina 70) of conform UN-R129 over-
eenkomstig de volgende i‑Size-tabel zijn
toegestaan.
i‑Size-kinderi‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssystemen (ISO/R2,emen (ISO/R2,
ISO/F2X, ISO/B2, ISO/B3)ISO/F2X, ISO/B2, ISO/B3)
PPassagierassagiersstsstoeloel LinkLinker/rer/recechthter zit-er zit-
plaats acplaats achthtererinin
Xi‑U
X Niet geschikt voor een i-Size-
kinderzitjesbevestigingssys-
teem van de categorie "Univer-
sal".
i-U Geschikt voor een naar
voren of een naar achteren
gericht i-Size-kinderzitjesbeves-
tigingssysteem van de catego-
rie "Universal".
HeHet ISOFIXt ISOFIX- of i‑Size-kinder- of i‑Size-kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssytigingssys-s-
tteem op de linkeem op de linker en rer en recechthter zitplaats acer zitplaats achthtererinin
aanbraanbrengengenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
7272 Veiligheid voor inzittenden
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de rugleuning achterin niet vergrendeld
is, is de rode vergrendelingsindicator zichtbaar.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door het overschrijden van
het toegestaan totaalgewicht van kind en
kinderzitjesbevestigingssysteem
De ISOFIX‑ of i‑Size-kinderzitjesbevestigings-
systemen kunnen overbelast raken en het kind
kan bijvoorbeeld bij een ongeval niet meer
worden tegengehouden.
#Als het kind en het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem samen meer dan 33 kg
wegen, alleen een ISOFIX‑ of een i‑Size-
kinderzitjesbevestigingssysteem gebrui-
kenwaarbij het kind met de veiligheids-
gordel van de zitplaats wordt beveiligd.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem
tevens, indien aanwezig, met de Top
Tether-gordel vastzetten.
Altijd de gegevens over het gewicht van het kin-
derzitjesbevestigingssysteem in acht nemen:
Rin de montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
Rop een label aan het kinderzitjesbevestigings-
systeem, indien aanwezig
Regelmatig controleren dat het toegestaan totaal-
gewicht van kind en kinderzitjesbevestigingssys-
teem wordt aangehouden.
Bij de montage van een kinderzitjesbevestigings-
systeem altijd het volgende in acht nemen:
OAltijd het toepassingsgebied en de geschikt-
heid van zitplaatsen voor bevestiging van een
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
ISOFIX-kinderzitjesverankering
(/pagina 70)
of
i‑Size-kinderzitbevestiging (/pagina 72)
OAltijd de montage- en gebruikshandleiding
van de fabrikant van het gebruikte kinderzit-
jesbevestigingssysteem in acht nemen.
OErvoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
®Bij de montage van een ISOFIX-kinderzitjes-
bevestigingsysteem ook het volgende in acht
nemen:
OBiBij gj gebrebruik vuik van een babyan een babyscschaal vhaal van dean de
gegewicwichtsgrhtsgroep 0/0+ en een naar acoep 0/0+ en een naar achthtererenen
ggerericicht kinderht kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem vanan
de gede gewicwichtsgrhtsgroep I op een zitplaats acoep I op een zitplaats achthtererin:in:
De voorstoel zodanig instellen, dat deze het
kinderzitjesbevestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem van de gean de gewicwichts-hts-
Veiligheid voor inzittenden 7373
ggrroep Ioep I: Indien mogelijk de hoofdsteunen van
de betreende stoel uitbouwen. Bovendien
moet de leuning van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem zo volledig mogelijk tegen de
rugleuning van de zitplaats aan liggen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd. Indien
mogelijk de zittinghoek overeenkomstig
instellen.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
°Bij de montage van een i‑Size-kinderzitjes-
bevestigingssysteem ook het volgende in acht
nemen:
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar acan een naar achthtereren gen gerericicht kin-ht kin-
derderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem:eem: De voorstoel
zodanig instellen dat deze het kinderzitjesbe-
vestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem:eem: Indien mogelijk de
hoofdsteunen van de betreende stoel uit-
bouwen. Bovendien moet de leuning van het
kinderzitjesbevestigingssysteem zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
aan liggen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
1ISOFIX-bevestigingsbeugels
2i‑Size-bevestigingsbeugels
#Beslist voor iedere rit controleren, of het
ISOFIX-kinderzitjesbevestigingsysteem of het
i‑Size-kinderzitjesbevestigingssysteem correct
in beide bevestigingsbeugels van de auto ver-
grendeld is.
7474 Veiligheid voor inzittenden
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel van de middelste zitplaats bij
de montage van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem
#Controleren dat de veiligheidsgordel niet
bekneld raakt.
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem aan beide ISOFIX-bevestigings-
beugels monteren.
TTop Tetop Tether bevher bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij niet vergrendelde rugleu-
ningen van de zitplaatsen achterin na
montage van de TopTether‑gordels
De rugleuningen van de zitplaatsen achterin
kunnen tijdens het rijden naar voren klappen.
Daardoor kunnen kinderzitjesbevestigingssys-
temen niet meer zoals bedoeld beschermen.
Bovendien kanextra letsel veroorzaakt wor-
den.
#De rugleuningen van de zitplaatsen ach-
terin na het monteren van de Top
Tether‑gordels altijd vergrendelen.
#Beslist de vergrendelingsindicator in acht
nemen.
Wanneer de rugleuning achterin niet vergrendeld
is, is de rode vergrendelingsindicator zichtbaar.
¯Indien het kinderzitjesbevestigingssysteem
van een TopTether-gordel voorzien is:
TopTether kan het gevaar voor letsel ver-
minderen. De TopTether-gordel biedt de
mogelijkheid voor een extra verbinding tus-
sen het met ISOFIX of met i‑Size beves-
tigde kinderzitjesbevestigingssysteem en
de auto. #Indien nodig de hoofdsteun 1omhoogschui-
ven (/pagina 117).
#Het ISOFIX- of het i‑Size-kinderzitjesbevesti-
gingssysteem met TopTether inbouwen. Daar-
bij de montagehandleiding van de fabrikant
van het kinderzitjesbevestigingssysteem in
acht nemen.
Veiligheid voor inzittenden 7575
#De TopTether-gordel 4onder de hoofdsteun
1tussen de beide hoofdsteunstangen door-
voeren.
#De TopTether-haak 3zonder deze te ver-
draaien in de TopTether-verankering 2
bevestigen.
#De TopTether-gordel 4spannen. Daarbij de
montagehandleiding van de fabrikant van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
#Indien nodig de hoofdsteun 1omlaagschui-
ven (/pagina 117). Erop letten dat de Top
Tether-gordel 4niet in het verloop wordt
gehinderd.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel bevdel bevesestigtigenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de gt de gesceschikthiktheidheid
vvan zitplaatsen van zitplaatsen voor de bevoor de bevesestiging vtiging van kinderan kinderzit-zit-
jesbevjesbevesestigingssysttigingssystemen die meemen die met de vt de veiligheids-eiligheids-
gorgordels wdels wororden bevden bevesestigdtigd
Zitplaatsen acZitplaatsen achthtererinin
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0: Tooep 0: Tot 10 kgt 10 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+: Tooep 0+: Tot 13 kt 13 kgg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep I: 9 tooep I: 9 tot 18 kgt 18 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep II: 15 tooep II: 15 tot 25 kt 25 kgg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep III: 22 tooep III: 22 tot 36 kgt 36 kg
Linker/rechter zitplaats achterin U, L
Middelste zitplaats achterin1U, L
1 Kinderzitjesbevestigingssystemen met steunvoet zijn
niet geschikt voor deze zitplaats.
U Geschikt voor kinderzitjesbevestigingssystemen van
de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele kinderzitjesbevesti-
gingssystemen overeenkomstig de tabel in "Geadvi-
seerde kinderzitjesbevestigingssystemen", of wanneer
de auto en de zitplaats in de autotypelijst van de fabri-
kant van het kinderzitjesbevestigingssysteem zijn aange-
geven.
7676 Veiligheid voor inzittenden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de kindert de kinderzitjes-zitjes-
bevbevesestigingssysttigingssystemen op de passagieremen op de passagiersstsstoeloel
RWanneer door omstandigheden een kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij-
zingenvoor kinderzitjesbevestigingssystemen
op de passagiersstoel in acht nemen
(/pagina 80).
RDe specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar vorengerichte kinder-
zitjesbevestigingssystemen in acht nemen. Bij
een bezette passagiersstoel ór en ook tij-
dens het rijden de van de situatie afhankelijke
correcte status van de passagiersairbag con-
troleren (/pagina 58).
PPassagierassagiersstsstoeloel
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0: Tooep 0: Tot 10 kgt 10 kg
Passagiersairbag geactiveerd1X
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep 0+: Tooep 0+: Tot 13 kt 13 kgg
Passagiersairbag geactiveerd1X
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep I: 9 tooep I: 9 tot 18 kgt 18 kg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep II: 15 tooep II: 15 tot 25 kt 25 kgg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
GeGewicwichtsgrhtsgroep III: 22 tooep III: 22 tot 36 kgt 36 kg
Passagiersairbag geactiveerd1UF, L
Passagiersairbag uitgeschakeld1, 2 U, L
1 De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de achter-
ste rand van de zitting zich in de onderste positie
bevinden.
2 De auto is uitgerust met automatische uitschake-
ling van de passagiersairbag: Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet branden.
X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichts-
groep.
U Geschikt voor kinderzitjesbevestigingssystemen
van de categorie "Universal" in deze gewichtsgroep.
L Geschikt voor semi-universele kinderzitjesbevesti-
gingssystemen overeenkomstig de tabel in "Geadvi-
seerde kinderzitjesbevestigingssystemen", of wan-
neer de auto en de zitplaats in de autotypelijst van
de fabrikant van het kinderzitjesbevestigingssys-
teem zijn aangegeven.
UF: Geschikt voor naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen van de categorie "Universal"
in deze gewichtsgroep.
Veiligheid voor inzittenden 7777
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel op de zitplaats acdel op de zitplaats achthtererin bevin bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Wanneer de rugleuning achterin niet vergrendeld
is, is de rode vergrendelingsindicator zichtbaar.
BiBij de montj de montagage ve van een kinderan een kinderzitjesbevzitjesbevesestigings-tigings-
systsysteem dat meeem dat met de vt de veiligheidsgoreiligheidsgordels wdels worordtdt
bevbevesestigd hetigd het vt volgolgende in acende in acht nemen:ht nemen:
OAltijd de montage- en gebruikshandleiding
van de fabrikant van het gebruikte kinderzit-
jesbevestigingssysteem in acht nemen.
OVoor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Univer-
sal" controleren of dit voor de zitplaats van
de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzit-
jesbevestigingssystemen" in acht nemen
(/pagina 76).
OBiBij gj gebrebruik vuik van een babyan een babyscschaal vhaal van dean de
gegewicwichtsgrhtsgroep 0/0+ en een naar acoep 0/0+ en een naar achthtererenen
ggerericicht kinderht kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem vanan
gegewicwichtsgrhtsgroep I op een zitplaats acoep I op een zitplaats achthtererin:in: De
voorstoel zodanig instellen, dat deze het kin-
derzitjesbevestigingssysteem niet raakt.
OBiBij gj gebrebruik vuik van een naar van een naar vororen gen gerericicht kinder-ht kinder-
zitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem veem van gean gewicwichts-hts-
grgroep I:oep I: Indien mogelijk de hoofdsteunen van
de betreende stoel uitbouwen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
ODe leuning van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de zitplaats
achterin aan liggen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd. Indien
mogelijk de zittinghoek overeenkomstig
instellen.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
7878 Veiligheid voor inzittenden
OErvoor zorgen dat de voeten van het kind de
voorstoel niet kunnen raken. Indien nodig de
voorstoel iets naar voren instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de zitplaats achterin rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar vorenverlopen.
AAananwiwijzingjzingen ven voor autoor auto's zonder auto's zonder automatiscomatische uit-he uit-
scschakhakeling veling van de passagieran de passagiersairbagsairbag
Sticker zichtbaar bij geopend passagiersportier
Auto's zonder automatische uitschakeling van de
passagiersairbag hebben aan passagierszijde een
speciale sticker op de cockpit.
Beslist de volgende aanwijzingen in acht nemen:
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem nooit op de passagiersstoel
monteren.
REen naar achteren gericht kinderzitjesbevesti-
gingssysteem altijd op een geschikte zitplaats
achterin inbouwen.
-Zitplaatsen die geschikt zijn voor de beves-
tiging van kinderzitjesbevestigingssyste-
men door middel van gordels
(/pagina 76).
-Kinderzitjesbevestigingssysteem met de
veiligheidsgordel op de zitplaats achterin
bevestigen (/pagina 78).
RAanwijzingen met betrekking tot naar achteren
en naar vorengerichte kinderzitjesbevesti-
gingssystemen op de passagiersstoel
(/pagina 80)
Veiligheid voor inzittenden 7979
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot naar act naar achthtereren enen en
naar vnaar vororen gen gerericichthte kindere kinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssyste-e-
men op de passagiermen op de passagiersstsstoeloel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebruik van een naar
achteren gericht kinderzitjesbevestigings-
systeem bij ingeschakelde bijrijdersairbag
Wanneer een kind in een naar achteren
gericht kinderzitjesbevestigingssysteem op de
bijrijdersstoel wordt beveiligd en het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF is gedoofd,
kan de bijrijdersairbag bij een ongeval worden
geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#De bijrijdersairbag moet uitgeschakeld
zijn; dit controleren. Het controlelampje
PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
#NOOIT een naar achteren gericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem op een stoel
met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind
DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDIN-
GEN totgevolg hebben.
De specieke aanwijzingen met betrekking tot
naar achteren en naar vorengerichte kinderzitjes-
bevestigingssystemen in acht nemen
(/pagina 80).
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnenzijde van
de zonneklep
Bij het controlelampje PASSENGER AIR BAG OFF
altijd de status van de passagiersairbag in acht
nemen:
RWanneer door omstandigheden een kinderzit-
jesbevestigingssysteem op de passagiersstoel
moet worden gemonteerd, beslist de aanwij-
zingen met betrekking tot de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag in acht
nemen (/pagina 57).
RBij het gebruik van een naar achteren gericht
kinderzitjesbevestigingssysteem op de passa-
giersstoel moet altijd de passagiersairbag uit-
geschakeld zijn. Dit is alleen het gevalwan-
neer het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF continu brandt (/pagina 58).
RIndien het controlelampje PASSENGER AIR
BAG OFF niet brandt, is de passagiersairbag
geactiveerd. De passagiersairbag kan tijdens
een ongeval geactiveerd worden.
KinderKinderzitjesbevzitjesbevesestigingssysttigingssysteem meeem met de vt de veilig-eilig-
heidsgorheidsgordel op de passagierdel op de passagiersstsstoel bevoel bevesestigtigenen
Bij de montage van een geschikt kinderzitjesbe-
vestigingssysteem op de passagiersstoel altijd het
volgende in acht nemen:
ODe aanwijzingen met betrekking tot naar ach-
teren en naar vorengerichte kinderzitjesbe-
vestigingssystemen op de passagiersstoel in
acht nemen (/pagina 80).
8080 Veiligheid voor inzittenden
ODe montage- en gebruikshandleiding van de
fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbeves-
tigingssysteem in acht nemen.
OVoor een kinderzitjesbevestigingssysteem
van de categorie "Universal" of "Semi-Univer-
sal" controleren of dit voor de zitplaats van
de auto is toegestaan.
De aanwijzingen onder "Geschiktheid van de
zitplaatsen voor de bevestiging van kinderzit-
jesbevestigingssystemen" in acht nemen
(/pagina 76).
OBij gebruik van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem van de groep I:
Indien mogelijk de hoofdsteunen van de
betreende stoel uitbouwen.
Na het uitbouwen van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem de hoofdsteun direct aanbren-
gen en alle hoofdsteunen correct instellen.
ODe leuning van een naar vorengericht kinder-
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de passa-
giersstoel aan liggen.
OWanneer de hoofdsteun van het kinderzitje in
aangebrachte toestand in de auto niet com-
pleet kanworden uitgeschoven, leidt dit tot
een beperking in de maximale grootte-instel-
ling bij kinderzitjesbevestigingssystemen van
de gewichtsgroepen II of III.
Contact met het dak bij volledig uitgeschoven
en vergrendelde hoofdsteun leidt niet tot een
beperking tijdens het gebruik.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
onder spanning en/of getordeerd tussen het
dak en het zitvlak worden ingebouwd.
OHet kinderzitjesbevestigingssysteem mag niet
door de hoofdsteun worden belast. De hoofd-
steunen overeenkomstig instellen.
ONooit voorwerpen, zoals een kussen, onder
of achter het kinderzitjesbevestigingssysteem
leggen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen tussen zit-
vlak en kinderzitjesbevestigingssysteem
Voorwerpen tussen de zitting en het kinderzit-
jesbevestigingssysteem kunnen de werking
van de automatische uitschakeling van de pas-
sagiersairbag verstoren.
#Geen voorwerpen tussen het zitvlak en
het kinderzitjesbevestigingssysteem leg-
gen.
#Altijd ervoor zorgen dat het kinderzitjes-
bevestigingssysteem correct is inge-
bouwd.
#De passagiersstoel zo ver mogelijk naar achte-
ren instellen en de stoel zo mogelijk in de
bovenste stand zetten.
#De zittinghoek zodanig instellen dat de voorste
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder-
ste positie bevindt.
#De rugleuning zo rechtop mogelijk instellen.
#Het kinderzitjesbevestigingssysteem monte-
ren.
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti-
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de passagiersstoel rusten.
#Altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordeldoorvoeropening van de
auto naar de schoudergordelgeleiding van het
Veiligheid voor inzittenden 8181
kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen.
De schoudergordelband moet vanaf de gordel-
doorvoeropening naar voren en omlaag verlo-
pen.
#De passagiersstoel indien nodig overeenkom-
stig instellen.
KinderbevKinderbeveiligingeiligingenen
KinderKindersloslot vt voor acoor achthtererporportiertieren ven vergrergrendelen ofendelen of
ontgrontgrendelenendelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten
Wanneer kinderen meerijden, kunnen deze
met name:
RPortieren openen en daardoor andere per-
sonen of verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan de auto bedienen en bij-
voorbeeld bekneld raken.
#Wanneer kinderen meerijden, altijd de
aanwezige kinderbeveiligingen activeren.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
8282 Veiligheid voor inzittenden
Auto's voor het Verenigd Koninkrijk: De belang-
rijke veiligheidsaanwijzingen in het hoofdstuk
"Aanwijzingen met betrekking tot de extra portier-
vergrendeling" in acht nemen.
Kindersloten zijn aanwezig voor de achterportie-
ren en de zijruiten achterin.
Het kinderslot in de achterportieren vergrendelt
elk portier afzonderlijk. Dit kan dan niet meer van
binnenuit worden geopend.
#De hendel in de richting van de pijl 1(ver-
grendelen) of 2(ontgrendelen) indrukken.
#Vervolgens de werking van het kinderslot con-
troleren.
KinderKindersloslot vt voor zioor zijrjruituiten acen achthtererin vin vergrergrendelen ofendelen of
ontgrontgrendelenendelen
#VVergrergrendelen/ontgrendelen/ontgrendelen:endelen: De toets2
indrukken.
De zijruit achterin kan in de volgende gevallen
worden geopend of gesloten:
RHet controlelampje 1brandt: Met de
schakelaar op het bestuurdersportier
RHet controlelampje 1is gedoofd: Met de
schakelaar op het betreende achterpor-
tier of het bestuurdersportier
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot huisdiert huisdieren in deen in de
autoauto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onbewaakte, niet vastge-
zette dieren in het voertuig
Als dieren zonder toezicht of los in het voer-
tuig worden gelaten, kunnen ze bijvoorbeeld
toetsen of schakelaars indrukken.
Veiligheid voor inzittenden 8383
Daardoor kunnen de dieren bijvoorbeeld:
RUitrustingen van het voertuig activeren en
bijvoorbeeld bekneld raken.
RSystemen in‑ of uitschakelen en daardoor
andere verkeersdeelnemers in gevaar
brengen.
Bovendien kunnen niet-vastgezette dieren bij
een ongeval of abrupte stuur‑ en remmanoeu-
vres door het voertuig worden geslingerd en
daarbij inzittenden verwonden.
#Dieren nooit zonder toezicht in het voer-
tuig laten.
#Dieren tijdens het rijden altijd goed
beveiligen, bijvoorbeeld in een geschikte
transportbox.
8484 Veiligheid voor inzittenden
SleutSleutelel
OvOvererziczicht vht van de wan de wererking vking van de sleutan de sleutelel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de sleutel
door magnetische velden
#De sleutels uit de buurt van sterke mag-
netische velden houden.
Voertuigsleutel
1Vergrendelen
2Controlelampje
3Ontgrendelen
4Achterklep openen en sluiten
%Wanneer het controlelampje 2bij het indruk-
kenvan de toetsÜof ßniet gaat bran-
den, is de batterij bijna leeg of eventueel ont-
laden. De batterij zo snel mogelijk vervangen.
De batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 87).
Openen en sluiten 8585
Met de sleutel worden de volgende componenten
ver- en ontgrendeld:
RPortieren
RTankdopklep
RContactdoosklep (plug-in-hybride)
RAchterklep
Wanneer de auto niet binnen circa 40 seconden
na het ontgrendelen wordtgeopend, wordt deze
weer vergrendeld. De diefstalbeveiliging wordt
opnieuw geactiveerd.
De sleutel niet bewaren bij elektronische appara-
ten of metalen voorwerpen. Dit kan de werking
van de sleutel nadelig beïnvloeden.
AkAkoesoestisctisch sluitsignaal in- of uitsch sluitsignaal in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#Akoes. sluitmelding in- of uitschakelen.
%HeHet vt volgolgende in acende in acht nemen:ht nemen:
De geselecteerde instelling van het akoestisch
sluitsignaal dient in overeenstemming te zijn
met de betreende nationale verkeersregels.
In sommige landen, waaronder Duitsland, is
het gebruik van het akoestisch sluitsignaal
wettelijk niet toegestaan (in Duitsland con-
form §16 Abs. 1 en §30 Abs. 1 StVO). De
bestuurder van de auto dient zich aan de
voorschrien te houden. In landen waar het
gebruik van deze functie niet is toegestaan, is
deze functie in uw auto niet geactiveerd en
mag ook niet worden geactiveerd.
OntgrOntgrendelingsinstendelingsinstellingellingen wien wijzigjzigenen
Mogelijke ontgrendelingsfuncties van de sleutel:
RCentraal ontgrendelen
RBestuurdersportier en tankdopklep ontgrende-
len
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: Bestuurdersportier en tank-/
contactdoosklep ontgrendelen
#TTussen de instussen de instellingellingen omscen omschakhakelen:elen: De toet-
sen Üen ßtegelijkertijd circa zes
seconden indrukken, tot het controlelampje
tweemaal knippert.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tankdopklep is gekozen:
RAAututo centro centraal ontgraal ontgrendelen:endelen: De toetsÜ
tweemaal indrukken.
RAAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tankdopklep ont-
grendeld.
Mogelijkheden wanneer de ontgrendelingsfunctie
bestuurdersportier en tank-/contactdoosklep
(plug-in-hybride) is gekozen:
RAAututo centro centraal ontgraal ontgrendelen:endelen: De toetsÜ
tweemaal indrukken.
RAAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de bin-
nenzijde van de portiergreep van het bestuur-
dersportier aanraakt, worden alleen het
bestuurdersportier en de tank-/contactdoos-
klep ontgrendeld.
WWererking vking van de sleutan de sleutel deactivel deactivererenen
AAututo's meo's met KEYLESS-GO:t KEYLESS-GO: Wanneer u de werking
van de sleutel deactiveert, worden ook de KEY-
8686 Openen en sluiten
LESS-GO-functies gedeactiveerd. Een toegangs-
of wegrijbeveiliging door KEYLESS-GO is in dat
geval niet meer mogelijk met de betreende sleu-
tel. Activeer de werking van de sleutel, zodat alle
functies weer zoals gewend met deze sleutel
beschikbaar zijn.
Ukunt de werking van de sleutel bovendien deac-
tiveren om het stroomverbruik van de betreende
sleutel te reduceren, als u de auto of een sleutel
gedurende langere tijd niet gebruikt.
#DeactivDeactivereren:en: De toetsßvan de sleutel
tweemaal kort na elkaar indrukken.
Het controlelampje van de sleutel gaat twee-
maal kort en eenmaal lang branden.
#AActivctivereren:en: Een willekeurige toetsvan de sleu-
tel indrukken.
%Bij het startenvan de auto met de sleutel in
het opbergvak in de middenconsole wordt de
werking van de sleutel automatisch geacti-
veerd (/pagina 176).
NNoodsleutoodsleutel vel vererwiwijderjderen en aanbren en aanbrengengenen
NNoodsleutoodsleutel vel vererwiwijderjderenen
#De ontgrendelingsknop 1indrukken.
De noodsleutel 2wordt iets naar buiten
geschoven.
#De noodsleutel 2eruit trekken, tot deze in
de tussenstand vergrendelt.
#Opnieuw de ontgrendelingsknop 1indrukken
en de noodsleutel 2er helemaal uittrekken.
NNoodsleutoodsleutel aanbrel aanbrengengenen
#De ontgrendelingsknop 1indrukken.
#De noodsleutel 2in de tussenstand of hele-
maal aanbrengen, tot hij vergrendelt.
%Om de sleutel aan een sleutelbos te bevesti-
gen, kan de tussenstand van de noodsleutel
2worden gebruikt.
BattBatterierij vj van de sleutan de sleutel vel ververvangangenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door inslikken van
batterijen
Batterijen bevatten giige en agressieve
bestanddelen. Als batterijen worden ingeslikt,
kunnen er binnen twee uur ernstige inwendige
brandwonden optreden.
Er dreigt levensgevaar!
#Batterijen buiten bereik van kinderen
bewaren.
#Als het deksel en/of het batterijenvak
niet goed sluiten, de sleutel niet meer
gebruiken en buiten het bereik van kin-
deren bewaren.
#Wanneer batterijen zijn ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan.
Openen en sluiten 8787
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Accu's bevatten schadelijke stoen.
Het is wettelijke verboden, deze samen met
het huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
VVoorwoorwaaraardenden
REr is één 3V-knoopcel van het type CR 2032
nodig.
Mercedes-Benz adviseert om de batterij bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten vervangen.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 87).
#De ontgrendelingsknop 2volledig omlaag-
drukken en het deksel 1in de richting van de
pijl openschuiven.
#Het deksel 1in de richting van de pijl open-
klappen en verwijderen.
#Het batterijenvak3eruit trekken en de lege
batterij verwijderen.
#De nieuwe batterij in het batterijenvak3aan-
brengen. Daarbij de markering van de pluspool
in het batterijenvak en op de batterij in acht
nemen.
#Het batterijenvak3erin schuiven.
#Het deksel 1weer aanbrengen en dicht-
schuiven, tot het vastklikt.
PrProblemen meoblemen met de sleutt de sleutel vel vererhelpenhelpen
U kU kunt de autunt de auto nieo niet meer vt meer verer- of ontgr- of ontgrendelen.endelen.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 85).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 87).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/pagina 92).
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten controleren.
Een stEen sterkerke re radiobradiobron von vererooroorzaakt een stzaakt een stororing.ing.
Mogelijke oorzaken van een slechte werking van
de functie van de sleutel:
Rhoogspanningskabels
8888 Openen en sluiten
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
UUheehee een sleuteen sleutel vel vererlorloren.en.
#De sleutel bij een gekwaliceerde werkplaats
laten blokkeren.
#Zo nodig de mechanische sloten laten vervan-
gen.
PPorortiertierenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot et extrxtra pora portiervtierver-er-
grgrendelingendeling
De extra portiervergrendeling is alleen beschik-
baar bij auto's voor het Verenigd Koninkrijk.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel voor
personen in de auto bij geactiveerde extra
portiervergrendeling
Wanneer de extra portiervergrendeling geacti-
veerd is, kunnen de portieren niet meer van
binnenuit geopend worden.
#Personen, in het bijzonder kinderen,
nooit zonder toezicht in de auto achterla-
ten.
#Wanneer zich personen in de auto bevin-
den, nooit de extra portiervergrendeling
activeren.
De extra portiervergrendeling wordt in de vol-
gende gevallen automatisch geactiveerd:
RDe auto wordtvergrendeld met de sleutel.
RDe auto wordtvergrendeld met KEYLESS-GO.
Als de auto via Mercedes me connect is vergren-
deld, is de extra portiervergrendeling niet actief
(/pagina 335).
Wanneer de extra portiervergrendeling is geacti-
veerd, kunt u de portieren niet van binnenuit ope-
nen.
%Na de vergrendeling kunt u met de claxon een
signaal laten geven.
De activering van de extra portiervergrendeling
kanworden voorkomen, door voor het vergrende-
len van de auto de interieurbeveiliging uit te scha-
kelen (/pagina 109).
PPorortiertieren ven van binnenuit ontgran binnenuit ontgrendelen en openenendelen en openen
#Alleen vAlleen voor heoor het Vt Vererenigd Kenigd Koninkrioninkrijk:jk: De aan-
wijzingen voor de extra portiervergrendeling in
acht nemen (/pagina 89).
#Aan de portiergreep 1trekken.
Openen en sluiten 8989
AAututo vo van binnenuit centran binnenuit centraal vaal verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
#OntgrOntgrendelen:endelen: De toets1indrukken.
#VVergrergrendelen:endelen: De toets2indrukken.
Wanneer de auto vergrendeld is, brandt het
rode controlelampje in de toets2.
De tankdopklep wordt niet ver- en ontgrendeld.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: De contactdoosklep wordt ook
ver- en ontgrendeld. Wanneer een sleutel in de
auto wordt herkend, kan de contactdoosklep
desondanks worden geopend.
De auto wordt niet ontgrendeld:
RWanneer u de auto met de sleutel hebt ver-
grendeld
RWanneer u de auto met KEYLESS-GO hebt ver-
grendeld
AAututo meo met KEYLESS-GO vt KEYLESS-GO verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich buiten de auto.
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
RHet bestuurdersportier en het portier, waarvan
de portiergreep wordt bediend, zijn gesloten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
De aanwijzingen in acht nemen met betrekking
tot:
Rmet betrekking tot het auto wassen in een
wasstraat (/pagina 362)
Rmet betrekking tot het gebruik van een hoge-
drukreiniger (/pagina 364)
9090 Openen en sluiten
#AAututo ontgro ontgrendelen:endelen: De binnenzijde van de por-
tiergreep aanraken.
#AAututo vo vergrergrendelen:endelen: Het sensorvlak 1of 2
aanraken.
#ComfComforortsluiting:tsluiting: Het verdiepte sensorvlak 2
aanraken tot het sluitingsproces is voltooid.
%Meer informatie over de comfortsluiting
(/pagina 102).
Wanneer de achterklep van buitenaf wordt
geopend, wordt deze automatisch ontgrendeld.
PrProblemen meoblemen met KEYLESS-GO vt KEYLESS-GO vererhelpenhelpen
De autDe auto ko kan niean niet meer met meer met de KEYLESS-GO wt de KEYLESS-GO wor-or-
den vden verer- en ontgr- en ontgrendeld.endeld.
Mogelijke oorzaken:
RDe functie van de sleutel is gedeactiveerd.
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#De functie van de sleutel activeren
(/pagina 86).
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 85).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 87).
#De reservesleutel gebruiken.
#Voor het ver- of ontgrendelen de noodsleutel
gebruiken (/pagina 92).
#De auto en de sleutel bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Een stEen sterkerke re radiobradiobron von vererooroorzaakt een stzaakt een stororing.ing.
Mogelijke oorzaken van de beïnvloeding van de
KEYLESS-GO-functie:
Rhoogspanningskabels
Rmobiele telefoons
Relektronische apparaten (notebooks, tablets)
Rafscherming door metalen voorwerpen of con-
tactlussen voor poort- of slagboominstallaties
#Op voldoende afstand tussen de sleutel en
een potentiële storingsbron letten.
AAututomatiscomatische vhe vergrergrendeling in- en uitscendeling in- en uitschakhakelenelen
Wanneer de auto is ingeschakeld en de wielen
sneller dan stapvoets draaien, wordt de auto auto-
matisch vergrendeld.
Openen en sluiten 9191
#InscInschakhakelen:elen: De toets2circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets1circa vijf seconden
ingedrukt houden, tot een geluidssignaal
klinkt.
Wanneer de auto vergrendeld is, brandt het rode
controlelampje in de toets2.
Als de functie is ingeschakeld, bestaat in de vol-
gende situaties gevaar voor buitensluiten:
RBij het aanslepen of aanduwen van de auto
RAls de auto zich op een rollentestbank bevindt
AAututo meo met de noodsleutt de noodsleutel vel verer- en ontgr- en ontgrendelenendelen
BesBestuurtuurderdersporsportier metier met de noodsleutt de noodsleutel vel verer- en- en
ontgrontgrendelenendelen
%Wanneer de auto volledig met de noodsleutel
moet worden vergrendeld, bij geopend
bestuurdersportier eerst de toetsvoor de ver-
grendeling van binnenuit indrukken. Vervol-
gens het bestuurdersportier met de noodsleu-
telvergrendelen.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 87).
#De noodsleutel tot de aanslag in de opening
1van de afdekkap schuiven.
#Iets aan de portiergreep trekken en deze vast-
houden.
#De afdekkap met de noodsleutel zo recht
mogelijk van de auto weg trekken, tot hij los-
komt.
9292 Openen en sluiten
#De portiergreep loslaten.
#OntgrOntgrendelen:endelen: De noodsleutel linksom in de
stand 1draaien.
#VVergrergrendelen:endelen: De noodsleutel rechtsom in de
stand 1draaien.
#De afdekkapvoorzichtig op de slotcilinder
drukken, tot deze vergrendelt en vastzit.
PPassagierassagiersporsportier en actier en achthtererporportiertieren ven vergrergrendelenendelen
#Een geschikt voorwerp, bijvoorbeeld de nood-
sleutel, in de uitsparing 1van het portierslot
aanbrengen.
#LinkLinkererzizijde vjde van de autan de auto vo vergrergrendelen:endelen: De
noodsleutel tot de aanslag linksom draaien.
#RRecechthtererzizijde vjde van de autan de auto vo vergrergrendelen:endelen: De
noodsleutel tot de aanslag rechtsom draaien.
Wanneer het vergrendelde portier vervolgens
wordtgesloten, kunt u dit niet meer van buitenaf
openen.
BagBagagagereruimteuimte
AAcchthtererklep openenklep openen
&GEVGEVAARAAR Gevaar voor vergiiging door uit-
laatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Als de
achterklep geopend is terwijl het voertuig
ingesckaled is, kunnen vooral tijdens het rij-
den uitlaatgassen het interieur binnendringen.
#Altijd het voertuig afzetten voordat u de
achterklep opent.
#Nooit met een geopende achterklep rij-
den.
Openen en sluiten 9393
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de achter-
klep door obstakels op de auto
De achterklep zwenkt bij het openen naar ach-
teren en omhoog.
#Erop letten dat er voldoende plaats ach-
ter en boven de achterklep is.
#Aan de handgreep van de achterklep trekken.
#AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESS:CCESS: Met een
voet onder de bumper schoppen
(/pagina 97).
AAututo's meo's met EASYt EASY-PACK-PACK-ac-achthtererklepklep
#Aan de afstandsbedieningstoets 1trekken,
tot de achterklep opent.
of
#De toetspvan de sleutel lang indrukken.
#Bij ontgrendelde achterklep aan de handgreep
van de achterklep trekken en direct weer los-
laten.
#Een achterklep die in de tussenstand is
gestopt omhoogtrekken. Loslaten zodra deze
begint te openen.
Wanneer een obstakel de achterklep tijdens het
automatisch openen hindert, wordt de achterklep
gestopt door de blokkeerherkenning. De automati-
sche blokkeerherkenning is slechts een hulpmid-
del. Deze ontslaat u er niet van zelf goed te blijven
opletten.
AAcchthtererklep sluitklep sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
9494 Openen en sluiten
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegenverschuiven
of kantelen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het sluitt sluiten ven vanan
de acde achthtererklep:klep: Uw auto is uitgerust met automati-
sche sleutelherkenning. Wanneer wordt herkend
dat een bij de auto behorende sleutel zich in de
auto bevindt, wordt de achterklep niet vergren-
deld.
In acht nemen dat de achterklep in de volgende
situatie niet wordtvergrendeld:
RU hebt de auto vergrendeld en sluit de achter-
klep, terwijl een bij de auto behorende sleutel
in de auto ligt.
en
REr wordtgeen tweede bij de auto behorende
sleutel buiten de auto herkend.
De automatische sleutelherkenning is slechts een
hulpmiddel en is geen vervanging van uw oplet-
tendheid.
#Vóór het vergrendelen controleren of ten min-
ste één bij de auto behorende sleutel zich bui-
ten de auto bevindt.
#AAcchthtererklep sluitklep sluiten:en: De achterklep aan de
handgreep omlaagtrekken en in het slot laten
vallen.
AAututo's meo's met EASYt EASY-PACK-PACK-ac-achthtererklepklep
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
automatisch sluiten van de achterklep
Er kunnen lichaamsdelen bekneld raken. Er
kunnen zich personen in het sluitgebied bevin-
den.
#Tijdens de sluitprocedure erop letten dat
niemand zich in de omgeving van het
sluitgebied bevindt.
Om de sluitprocedure te stoppen, een van de
volgende mogelijkheden gebruiken:
RDe toetspin de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
RAan de handgreep van de achterklep trek-
ken.
AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESS:CCESS: De sluitproce-
dure kan ook met een schoppende beweging
onder de achterbumper worden gestopt.
#AAcchthtererklep sluitklep sluiten:en: De achterklep iets omlaag-
trekken. Loslaten zodra deze begint te sluiten.
Openen en sluiten 9595
#De spanningsvoorziening of de auto inschake-
len.
#De afstandsbedieningstoets 1indrukken, tot
de achterklep volledig gesloten is.
#De sluittoets 1in de achterklep indrukken.
AAututo's meo's met KEYLESS-GOt KEYLESS-GO
#De vergrendelingstoets 2in de achterklep
indrukken.
Wanneer een sleutel buiten de auto wordt her-
kend, wordt de achterklep gesloten en de auto
vergrendeld.
#De toetspvan de sleutel lang indrukken.
De sleutel moet zich daarbij in de omgeving
van de auto bevinden.
AAututo's meo's met HANDS-FREE At HANDS-FREE ACCESSCCESS
#Met de voet een schoppende beweging onder
de bumper maken (/pagina 97).
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van de acan de achthter-er-
klepklep
De achterklep is uitgerust met een automatische
blokkeerherkenning met anti-inklemfunctie. Wan-
neer een object de achterklep tijdens de automa-
tische sluitprocedure hindert, wordt deze automa-
tisch weer iets geopend. De automatische blok-
keerherkenning met anti-inklemfunctie is slechts
een hulpmiddel. U dient zelf altijd goed te blijven
opletten.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
9696 Openen en sluiten
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Raan het einde van de sluitprocedure
De anti-inklemfunctie kan het inklemmen
vooral in deze situaties niet voorkomen.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het sluitgebied bevinden.
Wanneer iemand bekneld raakt, ofwel:
RDe toetspin de sleutel indrukken.
RDe afstandsbedieningstoets op het
bestuurdersportier indrukken of eraan
trekken.
RDe sluit‑ of vergrendelingstoets op de ach-
terklep indrukken.
RAan de handgreep van de achterklep trek-
ken.
FFunctie HANDS-FREE Aunctie HANDS-FREE ACCESSCCESS
Met HANDS-FREE ACCESS kunt u door een
schoppende beweging met de voet onder de bum-
per de achterklep openen, sluiten of stoppen.
De schoppende beweging activeert afwisselend
een openings- of sluitingsprocedure.
De aanwijzingen met betrekking tot het openen
(/pagina 93) en sluiten (/pagina 94) van de
achterklep.
%Tijdens het openen of sluiten van de achter-
klep klinken er twee waarschuwingssignalen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door heet uitlaatsysteem
Het uitlaatsysteem van de auto kan zeer heet
zijn. Als u HANDS-FREE ACCESS gebruikt,
kunt u zich bij het aanraken van het uitlaatsys-
teem branden.
#Altijd ervoor zorgen dat de schoppende
beweging alleen in het herkenningsge-
bied van de sensoren wordt uitgevoerd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door het
onbedoeld openen van de achterklep
RBij het gebruik van een wasstraat
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger
#In deze situaties de functie van de sleutel
deactiveren.
Openen en sluiten 9797
of
#Erop letten dat de sleutel ten minste 3 m
van de auto verwijderd is.
Ervoor zorgen dat u bij het makenvan de schop-
pende beweging stevig staat. Anders kunt u bij-
voorbeeld bij ijzel uw evenwicht verliezen.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe sleutel bevindt zich achter de auto.
RBij de schoppende beweging ten minste
30 cm van de auto verwijderd blijven.
RBij de schoppende beweging niet de bumper
aanraken.
RDe schoppende beweging niet te langzaam uit-
voeren.
RDe schoppende beweging moet naar de auto
toe en er vandaan plaatsvinden.
1Registratiegebied van de sensoren
Wanneer meerdere schoppende bewegingen ach-
ter elkaar zonder succes zijn, tien seconden
wachten.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in de volgende gevallen mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe sensoren zijn vervuild, bijvoorbeeld door
pekel of sneeuwophoping.
RWanneer de schoppende beweging met een
beenprothese wordt uitgevoerd.
De achterklep kan in de volgende situaties onbe-
doeld openen of sluiten:
RWanneer personen armen of benen in het regi-
stratiegebied bewegen, bijvoorbeeld bij het
poetsen van de auto of bij het oprapen van
voorwerpen.
RWanneer voorwerpen achter de auto langs
worden gevoerd of neergezet, bijvoorbeeld de
slang van een pompzuil, een laadkabel of
bagage.
RWanneer spanbanden, dekzeilen of andere
afdekkingen over de bumper worden getrok-
ken.
RWanneer een beschermingsmat wordtgebruikt
die over de laaddrempel omlaag in het regi-
stratiegebied van de sensoren hangt.
RWanneer de beschermingsmat niet correct is
bevestigd.
RBij het werken aan de aanhangwagenvoorzie-
ning, aan aanhangwagens of achteretsdra-
gers.
9898 Openen en sluiten
In deze en vergelijkbare situaties de functie van
de sleutel deactiveren (/pagina 86) of geen
sleutel bij u dragen.
Openingshoek vOpeningshoek van de acan de achthtererklep begrklep begrenzenenzen
OpeningshoekbegrOpeningshoekbegrenzing inscenzing inschakhakelenelen
Ukunt de openingshoek van de achterklep in de
bovenste openingshel begrenzen tot net voor de
eindstand.
#De openingsbeweging van de achterklep in de
gewenste stand stoppen.
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot een kort geluidssignaal klinkt.
De openingshoekbegrenzing is ingeschakeld.
De achterklep stopt nu bij het openen in de
opgeslagen positie.
Om de achterklep volledig te openen, na het auto-
matisch stoppen opnieuw aan de handgreep van
de achterklep trekken.
OpeningshoekbegrOpeningshoekbegrenzing uitscenzing uitschakhakelenelen
#De sluittoets in de achterklep ingedrukt hou-
den, tot twee kortegeluidssignalen klinken.
AAcchthtererklep meklep met de noodsleutt de noodsleutel ontgrel ontgrendelenendelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe rugleuning achterin is naar vorengeklapt.
RDe bagageruimteafdekking is uitgebouwd.
#De noodsleutel verwijderen (/pagina 87).
#De noodsleutel 2in de opening in de bekle-
ding 1schuiven en naar binnen drukken.
De achterklep wordt ontgrendeld.
ZiZijrjruituitenen
ZiZijrjruituiten openen en sluiten openen en sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of aan de toets trekken
om de zijruit weer te sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
sluiten van een zijruit
Bij het sluiten van een zijruit kunnen lichaams-
delen in het sluitgebied bekneld raken.
#Bij het sluiten controleren, of zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
Openen en sluiten 9999
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten of de toets indrukken
om de zijruit weer te openen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
bedienen van de zijruiten door kinderen
Wanneer kinderen de zijruiten bedienen, kun-
nen ze bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#De kinderbeveiliging voor de zijruiten
achterin activeren.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening of de auto is inge-
schakeld.
1Sluiten
2Openen
De toetsen in het bestuurdersportier hebben voor-
rang.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging steging startarten:en: De toets
Wtotvoorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging onderbreging onderbrekeken:en: De
toetsWopnieuw indrukken of eraan trek-
ken.
Als de auto is geparkeerd kunt u de zijruiten nog
steeds bedienen.
De functie is gedurende circa vier minuten of tot
het openen van een voorportier beschikbaar.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van de zian de zijrjruituitenen
Wanneer een obstakel een zijruit tijdens de sluit-
procedure hindert, gaat de zijruit automatisch
weer open. De automatische anti-inklemfunctie is
slechts een hulpmiddel en is geen vervanging van
uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie van de zijruit
De anti-inklemfunctie reageert niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtijdens het initialiseren
100100 Openen en sluiten
In deze situaties kan de anti-inklemfunctie het
inklemmen niet voorkomen.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, de toets
Windrukken om de zijruit weer te
openen.
AAututomatiscomatische functie vhe functie van de zian de zijrjruituitenen
In de volgende situaties worden de zijruiten auto-
matisch geslotenwanneer de auto is uitgescha-
keld:
RWanneer het gaat regenen
De regenwordtgedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
De zijruiten worden geslotentot de ventilatie-
stand.
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: De zijruiten wor-
den volledig geslotenwanneer het schuifdak is
geopend.
Indien de zijruiten bij een automatische sluitpro-
cedure worden geblokkeerd, dan gaat de betref-
fende zijruit weer een stukje open. Na een vol-
gende automatische sluitprocedure kan de auto-
matische functie voor het schuifdak en de zijrui-
ten uitgeschakeld zijn. De volgende keer dat de
motorwordtgestart, is de automatische functie
weer actief.
ComfComfortortopening (autopening (auto vo voor aanvoor aanvang vang van de ran de ritit
vventilerentileren)en)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen van een zijruit
Bij het openen van een zijruit kunnen
lichaamsdelen tussen de zijruit en het ruit-
frame getrokken worden of bekneld raken.
#Bij het openen controleren dat niemand
de zijruit aanraakt.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toetsÜop de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordt ontgrendeld.
RDe zijruiten worden geopend.
RHet panoramaschuifdak wordtgeopend.
RDe stoelventilatie van de bestuurdersstoel
wordt ingeschakeld.
%Als het rolzonnescherm van het panorama-
schuifdak gesloten is, opent als eerste het rol-
zonnescherm.
#ComfComfortortopening onderbropening onderbrekeken:en: De toetsÜ
loslaten.
#ComfComfortortopening vopening vooroortzetzetttten:en: De toetsÜ
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
Openen en sluiten 101101
ComfComforortsluiting (auttsluiting (auto vo van buitan buitenaf sluitenaf sluiten)en)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettende comfortsluiting
Bij het comfortsluiten kunnen lichaamsdelen
in het sluitgebied van de zijruiten en het
schuifdak bekneld raken.
#Bij de comfortsluiting de volledige sluit-
procedure controleren en erop letten dat
zich geen lichaamsdelen in het sluitge-
bied bevinden.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de directe omgeving
van de auto.
#De toetsßop de sleutel ingedrukt houden.
De volgende functies worden uitgevoerd:
RDe auto wordtvergrendeld.
RDe zijruiten worden gesloten.
RHet panoramaschuifdak wordtgesloten.
#ComfComforortsluiting onderbrtsluiting onderbrekeken:en: De toetsß
loslaten.
#ComfComforortsluiting vtsluiting vooroortzetzetttten:en: De toetsß
opnieuw indrukken en ingedrukt houden.
%De comfortsluiting werkt ook met KEYLESS-
GO (/pagina 90).
PrProblemen meoblemen met de zit de zijrjruituiten ven vererhelpenhelpen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklem- of levensgevaar
door niet actieve anti-inklemfunctie
Bij het opnieuw sluiten van een zijruit direct na
het blokkeren sluit de zijruit met verhoogde of
maximale kracht. De anti-inklemfunctie is
daarbij niet actief en er kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Om de sluitprocedure te stoppen de
toets loslaten of de toets opnieuw
indrukken, om de zijruit weer te openen.
Een ziEen zijrjruit kuit kan niean niet wt wororden gden geslotesloten en de ooren en de oorzaakzaak
is nieis niet zict zichtbaar.htbaar.
#Controleer of er zich voorwerpen in de ruitge-
leider bevinden.
#De zijruiten initialiseren.
ZiZijrjruituiten initialiseren initialiserenen
Als een zijruit bij het sluiten wordtgeblokkeerd en
direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
een seconde aan de toets blijven trekken
(opnieuw afstellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
Als de zijruit bij het sluiten opnieuw wordtgeblok-
keerd en direct weer opent:
#Onmiddellijk na het blokkeren de betreende
toets opnieuw zo lang omhoogtrekken tot de
zijruit gesloten is, vervolgens nog ten minste
102102 Openen en sluiten
een seconde aan de toets blijven trekken (bij-
stellen).
De zijruit wordt zonder automatische anti-
inklemfunctie gesloten.
De ziDe zijrjruituiten ken kunnen nieunnen niet via de comft via de comfortortopeningopening
wwororden gden geopend of geopend of geslotesloten.en.
Mogelijke oorzaken:
RDe batterij van de sleutel is zwak of leeg.
#Met het controlelampje de batterij controleren
(/pagina 85).
#Eventueel de batterij van de sleutel vervangen
(/pagina 87).
ScSchuifdakhuifdak
ScSchuifdak openen en sluithuifdak openen en sluitenen
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van het schuifdak
Er kunnen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied bekneld raken.
#Bij het openen en sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij bedie-
ning van het schuifdak door kinderen
Wanneer kinderen het schuifdak bedienen,
kunnen deze bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
openen en sluiten van de rolzonnescher-
men
Er kunnen lichaamsdelen tussen het rolzonne-
scherm schuifdak en de omlijsting bekneld
raken.
#Bij het openen of sluiten controleren dat
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de rolzonneschermen
bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
Openen en sluiten 103103
*AANWIJZINGAANWIJZING Storing in de werking door
sneeuw en ijs
Sneeuw en ijskunnen leiden tot storingen in
de werking van het schuifdak.
#Het schuifdak alleen openen als er geen
sneeuw of ijs op het dak ligt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door uitste-
kende voorwerpen
Voorwerpen, die uit het schuifdak steken, kun-
nen de afdichtrubbers beschadigen.
#Geen voorwerpen uit het schuifdak laten
steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Wanneer een dakdrager is gemonteerd kan
het omhoogbrengen of openen van het schuif-
dak beperkt zijn.
#Controleren of het omhoogbrengen of
openen van het schuifdak bij een gemon-
teerde dakdrager mogelijk is.
#In gevalvan twijfel het schuifdak niet
omhoogbrengen of openen.
B-Klasse SporB-Klasse Sports Tts Tourourer B 250 e:er B 250 e:
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van het schuif-
dak bij gemonteerde dakdrager
Bij een gemonteerde dakdrager kan het
omhoogbrengen of openen van het schuifdak
tot beschadigingen leiden.
#Het schuifdak niet omhoogbrengen of
openen. 1Omhoogbrengen
2Openen
3Sluiten/omlaagbrengen
Met de toets3worden het panoramaschuif-
dak en het rolzonnescherm bediend.
Het panoramaschuifdak kan alleen worden
bediend wanneer het rolzonnescherm geopend is.
104104 Openen en sluiten
#Controleren of het omhoogbrengen of openen
van het schuifdak bij een gemonteerde dak-
drager mogelijk is.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging steging startarten:en: De toets
3totvoorbij het drukpunt drukken of er
aan trekken en weer loslaten.
#AAututomatiscomatische bewhe beweging onderbreging onderbrekeken:en: De
toets3kort in een willekeurige richting
drukken.
Het openen of sluitenwordtgestopt.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van hean het sct schuif-huif-
dakdak
Wanneer een obstakel het schuifdak tijdens de
sluitprocedure hindert, wordt het schuifdak auto-
matisch weer geopend. De automatische anti-
inklemfunctie is slechts een hulpmiddel en is geen
vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
actieve anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet:
Rop zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers
Rtegen het einde van het sluitproces
Rtijdens het initialiseren
#Bij het sluiten controleren dat zich geen
lichaamsdelen in het sluitgebied bevin-
den.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens de automatische beweging de
toetskort in een willekeurige richting
drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
AAututomatiscomatische anti-inklemfunctie vhe anti-inklemfunctie van hean het rt rolzonne-olzonne-
scschermherm
Wanneer een obstakel het rolzonnescherm tijdens
de sluitprocedure hindert, wordt het rolzonne-
scherm automatisch weer geopend. De automati-
sche anti-inklemfunctie is slechts een hulpmiddel
en is geen vervanging van uw oplettendheid.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm contro-
leren dat zich geen lichaamsdelen in het
bewegingsgebied bevinden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar ondanks
anti-inklemfunctie
De anti-inklemfunctie reageert in het bijzonder
niet op zachte, lichte en dunne objecten, bij-
voorbeeld vingers.
#Bij het sluiten van het rolzonnescherm
controleren dat zich geen lichaamsdelen
in het bewegingsgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
Openen en sluiten 105105
AAututomatiscomatische functies vhe functies van hean het sct schuifdakhuifdak
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Het schuifdak wordt als de auto is afgezet in de
volgende situaties automatisch gesloten:
RAls het gaat regenen
De regenwordtgedetecteerd door een regen-
sensor in de voorruit.
Rbij extreme temperaturen
Rna een bepaalde tijd (afhankelijk van de
boordnetspanning)
Rbij storingen in de spanningsvoorziening
Om het interieur verder te ventileren wordt het
schuifdak vervolgens aan de achterzijde omhoog-
gekanteld.
Indien het schuifdak bij de automatische sluitpro-
cedure wordtgeblokkeerd, gaat het dak automa-
tisch weer een stukje open. Daarna is de automa-
tische functie voor het schuifdak en de zijruiten
uitgeschakeld.
RRegegensluiting als de autensluiting als de autoriorijdtjdt
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: Als het gaat rege-
nen, wordt het gekantelde schuifdak tijdens het
rijden automatisch omlaaggebracht.
AAututomatiscomatisch omlaagbrh omlaagbrengengenen
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: Als het schuifdak
aan de achterzijde omhooggekanteld is, wordt het
bij hogere snelheden automatisch iets minder ver
geopend. Bij lage snelheden wordt het automa-
tisch weer verder geopend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door
automatisch omlaagbrengen van het
schuifdak
Het omhooggekantelde schuifdak komt bij
hogere snelheden aan de achterzijde automa-
tisch weer iets omlaag.
#Erop letten dat tijdens het rijden nie-
mand in het bewegingsgebied van het
schuifdak grijpt.
#Als iemand bekneld is, de schuifdaktoets
kort naar voren of naar achteren druk-
ken.
%Door de toets3in te drukken of eraan te
trekken, kunnen de automatische functies
"Regensluiting als de auto rijdt" en "Automa-
tisch omlaagbrengen" worden afgebroken.
PrProblemen meoblemen met het het sct schuifdak vhuifdak vererhelpenhelpen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklem- of levensgevaar
bij opnieuw sluiten van het schuifdak
Bij het opnieuw sluiten direct na het blokkeren
of initialiseren sluit het schuifdak met ver-
hoogde kracht.
#Erop letten, dat zich geen lichaamsdelen
in het sluitgebied bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
de toets loslaten.
of
#Tijdens het automatisch sluiten de toets
kort in een willekeurige richting drukken.
Het sluitenwordt onderbroken.
106106 Openen en sluiten
HeHet sct schuifdak khuifdak kan niean niet wt wororden gden geslotesloten en de oor-en en de oor-
zaak is niezaak is niet zict zichtbaar.htbaar.
%Het begrip "schuifdak" hee ook betrekking
op het panoramaschuifdak.
Als het schuifdak bij het sluiten wordtgeblokkeerd
en weer iets opent:
#Onmiddellijk na een automatische anti-inklem-
ming de toets3opnieuw zo lang tot het
drukpunt omlaagtrekken, tot het schuifdak
gesloten is.
Het schuifdak wordt met verhoogde sluit-
kracht gesloten.
Als het schuifdak bij het sluiten opnieuw wordt
geblokkeerd en weer iets opent:
#De vorige stap herhalen.
Het schuifdak wordt nogmaals met verhoogde
sluitkracht gesloten.
AAututo's meo's met panort panoramascamaschuifdak:huifdak: HeHet sct schuifdak ofhuifdak of
hehet rt rolzonnescolzonnescherherm bewm beweegt alleen steegt alleen stapsgeapsgewiwijs.js.
#Het schuifdak en het rolzonnescherm initiali-
seren.
ScSchuifdak en rhuifdak en rolzonnescolzonnescherherm initialiserm initialiserenen
#De toets3stapsgewijs zo lang omlaag
trekken, tot het schuifdak volledig gesloten is.
#De toets3stapsgewijs zo lang omlaag
trekken, tot het rolzonnescherm volledig
gesloten is.
#Het schuifdak met de automatische beweging
volledig openen en vervolgens weer sluiten.
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijblokkjblokkereringing
De wegrijblokkering voorkomt dat de auto zonder
passende sleutel kanworden gestart.
De wegrijblokkering wordt automatisch ingescha-
keld bij het uitschakelen van de auto en uitge-
schakeld bij het inschakelen van de auto.
EDEDW (diefstW (diefstal-/inbral-/inbraakaakalaralarminstminstallatie)allatie)
WWererking vking van de EDWan de EDW
Als de EDW is ingeschakeld, wordt in de volgende
situaties een optisch en akoestisch alarm geacti-
veerd:
RBij het openen van een portier
RBij het openen van de achterklep
RBij het openen van de motorkap
RBij het activeren van de interieurbeveiliging
(/pagina 109)
RBij het activeren van de wegsleepbeveiliging
(/pagina 108)
De EDW wordt in de volgende gevallen na circa
tien seconden automatisch ingeschakeld:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
Openen en sluiten 107107
Bij ingeschakelde EDW knippert het controle-
lampje 1.
De EDW wordt in de volgende gevallen automa-
tisch uitgeschakeld:
RNa de ontgrendeling met de sleutel
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 176)
%Bij een actief Mercedes‑Benz noodoproepsys-
teem wordt tijdens een alarm van meer dan
30 seconden automatisch contact opgeno-
men met de klantenservice (/pagina 342).
AlarAlarm vm van hean het EDt EDW beëindigW beëindigenen
#De toetsÜ,ßof pop de sleutel
indrukken.
of
#De start-stoptoets indrukken met de sleutel in
het opbergvak (/pagina 176).
AlarAlarm mem met KEYLESS-GO beëindigt KEYLESS-GO beëindigen:en:
#De buitenste portiergreep vastpakken, met de
sleutel buiten de auto.
FFunctie vunctie van de wan de wegsleepbevegsleepbeveiligingeiliging
Als de wegsleepbeveiliging is geactiveerd en een
wijziging van de hellingshoek van de auto wordt
herkend, treedt een optisch en akoestisch alarm
in werking.
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch na
circa 60 seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De wegsleepbeveiliging wordt alleen geactiveerd
als de volgende bestanddelen gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De wegsleepbeveiliging wordt automatisch
gedeactiveerd:
RNa het indrukken van de toetsÜof p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 176)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
Informatie over botsingherkenning bij geparkeerde
auto (/pagina 231).
WWegsleepbevegsleepbeveiliging in- of uitsceiliging in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#De Wegsleepbeveiliging in- of uitschakelen.
108108 Openen en sluiten
In de volgende gevallen wordt de wegsleepbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordtweer vergrendeld.
%Als de snelle toegang niet beschikbaar is, kan
de wegsleepbeveiliging via het submenu Voer-
tuig in het hoofdmenu Instellingen worden in-
of uitgeschakeld.
WWererking vking van de intan de intererieurbevieurbeveiligingeiliging
Bij ingeschakelde interieurbeveiliging wordt een
optisch en akoestisch alarm geactiveerd, wanneer
een beweging in het interieur wordt herkend.
De interieurbeveiliging wordt automatisch na circa
tien seconden geactiveerd:
RNa de vergrendeling met de sleutel
RNa de vergrendeling met KEYLESS-GO
De interieurbeveiliging wordt alleen geactiveerd
wanneer de volgende componenten gesloten zijn:
RPortieren
RAchterklep
De interieurbeveiliging wordt automatisch gedeac-
tiveerd:
RNa het indrukken van de toetsÜof p
op de sleutel
RNa het indrukken van de start-stoptoets met
de sleutel in het opbergvak (/pagina 176)
RNa de ontgrendeling met KEYLESS-GO
RBij de bediening van HANDS-FREE ACCESS
In de volgende situaties kan een vals alarm optre-
den:
RDoor bewegende voorwerpen, bijvoorbeeld
mascottes, in het interieur
RBij een geopende zijruit
RBij een geopend panoramaschuifdak
IntIntererieurbevieurbeveiliging in- en uitsceiliging in- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#De Interieurbeveiliging in- of uitschakelen.
In de volgende gevallen wordt de interieurbeveili-
ging weer ingeschakeld:
RDe auto wordt opnieuw ontgrendeld.
REr wordt een portier geopend.
RDe auto wordtweer vergrendeld.
%Als de snelle toegang niet beschikbaar is, kan
de interieurbeveiliging in het menu Voertuig
onder Instellingen worden in- of uitgescha-
keld.
Openen en sluiten 109109
AAananwiwijzingjzingen ven voor een corroor een correctecte ste stand vand van dean de
besbestuurtuurderdersstsstoeloel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
Het volgende in acht nemen bij het instellen van
het stuurwiel 1, de veiligheidsgordel 2en de
bestuurdersstoel 3:
RMet inachtneming van de volgende punten zo
ver mogelijk van de bestuurdersairbag verwij-
derd zitten.
RU zit zo rechtop mogelijk.
RUw bovenbenen worden licht ondersteund
door de zitting.
RUw benen zijn niet volledig gestrekt en u kunt
de pedalen goed indrukken.
RUw achterhoofd wordt op ooghoogte door het
midden van de hoofdsteun ondersteund.
RUkunt het stuurwiel met licht gebogen armen
vastpakken.
RUkunt uw benen vrij bewegen.
RUkunt alle informatie in het combi-instrument
goed aezen.
RU hebt een goed overzicht van de verkeerssi-
tuatie.
RUw veiligheidsgordel ligt strak tegen het
lichaam aan en loopt over het midden van de
schouder en ter hoogte van het bekken zo
dicht mogelijk tegen de heup aan.
110110 Stoelen en opbergen
SSttoelenoelen
MecMechanischanisch insth instellen vellen van de van de voorstoorstoel (zonder zit-oel (zonder zit-
comfcomforortpakketpakket)t)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen door kinderen
Wanneer kinderen de stoelen instellen, kun-
nen zij bekneld raken, in het bijzonder wan-
neer ze zonder toezicht zijn.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde chaueurs-
stoel
De chaueursstoel kan tijdens het rijden
onverwacht bewegen.
Daardoor kunt u de controle over het voertuig
verliezen.
#De chaueursstoel moet altijd vergren-
deld zijn voordat het voertuig wordt
gestart; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij onop-
lettend instellen van de zithoogte
Bij onoplettend instellen van de zithoogte kun-
nen uzelf of andere inzittenden bekneld raken
en daarbij letsel oplopen.
Stoelen en opbergen 111111
In het bijzonder kinderen kunnen de toetsen
voor de elektrische stoelinstelling onbedoeld
bedienen en bekneld raken.
#Bij het bewegenvan de stoel mogen
geen handen of andere lichaamsdelen
onder de hendels van het stoelinstelsys-
teem terechtkomen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door verkeerde zitpositie
Wanneer de rugleuning niet in nagenoeg verti-
cale positie staat, biedt de veiligheidsgordel
niet het beoogde beschermingspotentieel.
Ukunt onder de gordel door glijden en daarbij
letsel oplopen.
#De stoel voor aanvang van de rit correct
instellen.
#De rugleuning moet in een nagenoeg ver-
ticale stand staan en de schoudergordel
moet over het midden van de schouder
lopen; dit controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
overmatige belasting van de handgrepen
Als u de handgreep belast met uw hele
lichaamsgewicht of er plotseling aan trekt, kan
de handgreep worden beschadigd of losraken
uit de verankering.
#De handgrepen alleen gebruiken om de
zitpositie te stabiliseren of als ondersteu-
ning bij het in‑ en uitstappen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door voorwerpen onder de
bijrijdersstoel
Ingeklemde voorwerpen onder de bijrijders-
stoel kunnen de automatische uitschakeling
van de bijrijdersairbag verstoren of het sys-
teem beschadigen.
#Geen voorwerpen onder de bijrijders-
stoel opbergen.
#Bij een bezette bijrijdersstoel ervoor zor-
gen dat er geen voorwerpen onder de
bijrijdersstoel zijn ingeklemd.
112112 Stoelen en opbergen
SSttoellengtoellengterericichting insthting instellenellen
#De hendel 1omhoogbrengen en de stoel in
de gewenste positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#ZitZithoogthoogte inste instellen:ellen: De hendel 2omhoog
trekken of omlaag drukken tot de gewenste
positie is bereikt.
#InstInstellen vellen van de ran de rugleuninghoek:ugleuninghoek: De draaiknop
3naar voren of naar achteren draaien tot de
gewenste positie is bereikt.
MecMechanischanisch insth instellen vellen van de van de voorstoorstoel (meoel (met zit-t zit-
comfcomforortpakketpakket)t)
SSttoellengtoellengterericichting insthting instellenellen
#De hendel 2omhoogbrengen en de stoel in
de gewenste positie schuiven.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
#ZittingdieptZittingdiepte inste instellen (alleen besellen (alleen bestuurtuurderders-s-
ststoel):oel): De hendel 1omhoogbrengen en het
voorste deel van de zitting naar voren of naar
achteren schuiven.
#Zittinghoek instZittinghoek instellen:ellen: De draaiknop 3naar
voren of naar achteren draaien tot de gewen-
ste positie is bereikt.
#ZitZithoogthoogte inste instellen:ellen: De hendel 4omhoog
trekken of omlaag drukken tot de gewenste
positie is bereikt.
#InstInstellen vellen van de ran de rugleuninghoek:ugleuninghoek: De draaiknop
5naar voren of naar achteren draaien tot de
gewenste positie is bereikt.
%Ukunt de bagageruimte vergroten door de
rugleuning aan passagierszijde naar vorente
klappen (/pagina 127).
Stoelen en opbergen 113113
VVoorstoorstoel elektroel elektriscisch insth instellenellen
1Rugleuninghoek
2Zithoogte
3Zittinghoek
4Stoellengterichting
#De instellingen met de geheugenfunctie
opslaan (/pagina 123).
VVierviervoudig voudig versterstelbarelbare lendenste lendensteun insteun instellenellen
1Hoger
2Zwakker
3Lager
4Sterker
#Met de toetsen 1tot4de rugleuningwel-
ving instellen.
Zitplaatsen acZitplaatsen achthtererin mecin mechanischanisch insth instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordtversteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde stoel en rugleuning
De stoel en rugleuning kunnen naar voren
klappen.
Hierbij bestaan in het bijzonder de volgende
risico's:
RDe inzittende kan in de veiligheidsgordel
worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan
niet meer zoals bedoeld beschermen en
extra letsel veroorzaken.
114114 Stoelen en opbergen
REen kinderzitjesbevestigingssysteem wordt
niet meer correct ondersteund of op zijn
plaats gehouden en kan zijn functie niet
meer correct vervullen.
RDe rugleuning kanvoorwerpen of bagage
in de bagageruimte niet tegenhouden.
Altijd erop letten dat de stoel en de rugleuning
vergrendeld zijn vooral:
Rvoordat personen op een stoel met in- en
uitstaphulp meerijden.
Rnadat de stoel is ingesteld.
Rnadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
Rnadat de bagageruimtevergroting gebruikt
is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
instellen van de zitplaatsen achterin tij-
dens het rijden
U of andere inzittenden kunnen bekneld raken
en daardoor letsel oplopen.
#De zitplaatsen achterin instellen voordat
de motorwordtgestart.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door voorwer-
pen in de beenruimte of achter de zit-
plaatsen achterin
Bij de verstelling in lengterichting kunnen de
zitplaatsen achterin en/of het voorwerp wor-
den beschadigd.
#Voorwerpen op een geschikte plaats
opbergen.
Deze functie is alleen bij auto's met verschuifbare
achterbank aanwezig.
De onderdelen van de achterbank zijn verschuif-
baar. Het rechterdeel en het linkerdeel samen met
het middelste deel kunnen onafhankelijk van
elkaar worden verschoven.
#De ontgrendelingshendel 1optillen en het
betreende gedeelte van de zitbank in de
gewenste positie schuiven.
#De ontgrendelingshendel 1loslaten.
#Zorg ervoor dat de stoel vergrendeld is.
Stoelen en opbergen 115115
HoofdstHoofdsteuneneunen
HoofdstHoofdsteunen veunen van de van de voorstoorstoelen mecoelen mechanischhanisch
instinstellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet aangebrachte of verkeerd ingestelde
hoofdsteunen
Als hoofdsteunen niet zijn ingebouwd of niet
correct zijn ingesteld is er een verhoogd risico
op letsel aan het hoofd en de nek, bijvoor-
beeld bij een ongeval of remmanoeuvre!
#Altijd met gemonteerde hoofdsteunen rij-
den.
#Voor het rijden bij elke inzittende contro-
leren, of het midden van de hoofdsteun
het achterhoofd op ooghoogte onder-
steunt.
De hoofdsteunen van de zitplaatsen voor- en ach-
terin niet verwisselen. Anders kunnen de hoogte
en hoek van de hoofdsteunen niet in de correcte
positie worden ingesteld.
Met de verstelling in lengterichting voor de hoofd-
steun de hoofdsteun zodanig instellen, dat deze
zo dicht mogelijk bij het achterhoofd staat.
#HogHoger inster instellen:ellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#LagLager inster instellen:ellen: De ontgrendelingsknop 1in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steun omlaagdrukken.
#NNaar vaar vororen ven vererststellen:ellen: De ontgrendelingsknop
indrukken 2en de hoofdsteun naar voren
trekken.
116116 Stoelen en opbergen
#NNaar acaar achthtereren ven versterstellen:ellen: De ontgrendelings-
knop 2indrukken en de hoofdsteun naar
achteren drukken.
HoofdstHoofdsteunen veunen van de zitplaatsen acan de zitplaatsen achthtererin mecin mecha-ha-
niscnisch insth instellenellen
#HogHoger inster instellen:ellen: De hoofdsteun omhoogtrek-
ken.
#LagLager inster instellen:ellen: De ontgrendelingsknop 1in
de richting van de pijl drukken en de hoofd-
steunen omlaagdrukken.
HoofdstHoofdsteunen veunen van de zitplaatsen acan de zitplaatsen achthtererin uit- ofin uit- of
inbouwinbouwenen
VVererwiwijderjderenen
#De rugleuning achterin ontgrendelen en iets
naar voren klappen (/pagina 127).
#De hoofdsteun tot de aanslag omhoogtrekken.
#De ontgrendelingsknop 1in de richting van
de pijl drukken en de hoofdsteun eruit trek-
ken.
AAanbranbrengengenen
#De hoofdsteun zodanig aanbrengen dat de
inkepingen in de bevestigingsbeugel zich, in
rijrichting gezien, aan de linkerzijde bevinden.
#De hoofdsteun omlaagdrukken, tot deze ver-
grendelt.
#De rugleuning achterin terugklappen, tot deze
vergrendelt.
SSttoelinstoelinstellingellingenen congurcongurererenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Zitcomfort
RRugleuningwugleuningwelelving in heving in het lendengt lendengedeeltedeelte inste instellenellen
(lendenst(lendensteun)eun)
#Lendensteun selecteren.
Stoelen en opbergen 117117
#De instellingen Zvan de gewenste stoel
selecteren.
#Het luchtkussen instellen.
ZiZijwjwangangen ven van ran rugleuning instugleuning instellenellen
#Zijwangen selecteren.
#Het luchtkussen voor de gewenste stoel instel-
len.
MassagMassagepreprogrogramma vamma voor voor voorstoorstoelen selectoelen selectererenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Massage
#Golfmassage of Pulserende massage selecte-
ren.
#Het programma voor de gewenste stoel star-
ten;.
#MassagMassage-inte-intensitensiteit insteit instellen:ellen: Hoge intensiteit
in- of uitschakelen.
SSttoelinstoelinstellingellingen ten tererugzeugzettttenen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Zitcomfort
#Îvoor de gewenste stoel selecteren.
#De vraag bevestigen.
SSttoelvoelverwerwararming in- of uitscming in- of uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door herhaaldelijk inschakelen van de
stoelverwarming
Wanneer u de stoelverwarming herhaaldelijk
inschakelt, kunnen de zitting en de rugleuning-
vulling zeer heet worden.
Met name bij personen met beperkte tempe-
ratuursensatie of met een beperkte reactie-
mogelijkheid op hogere temperaturen kan dit
totgezondheidsklachten of zelfs op brandwon-
den gelijkende verwondingen leiden.
#De stoelverwarming niet herhaaldelijk
inschakelen.
Ter bescherming tegenoververhitting kan de
stoelverwarming na herhaaldelijk opnieuw inscha-
kelen tijdelijk worden gedeactiveerd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de stoelen
door voorwerpen of zittingaccessoires bij
ingeschakelde stoelverwarming
Wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld,
kan door voorwerpen of zittingaccessoires op
de stoelen, bijvoorbeeld stoelkussens of kin-
derzitjes, warmteophoping optreden. Daar-
door kan het zittingvlak worden beschadigd.
#Bij ingeschakelde stoelverwarming
mogen zich geen voorwerpen of zittin-
gaccessoires op de stoelen bevinden; dit
controleren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
118118 Stoelen en opbergen
#De toets1zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste verwarmingsstand bereikt is.
Afhankelijk van de verwarmingsstand gaan
een tot drie controlelampjes branden. Wan-
neer alle controlelampjes gedoofd zijn, is de
stoelverwarming uitgeschakeld.
%De stoelverwarming schakelt automatisch na
8, 10 en 20 minuten terug uit de drie verwar-
mingsstanden tot het volledig uitschakelen
van de stoelverwarming.
SSttoelvoelventilatie in- of uitscentilatie in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe spanningsvoorziening is ingeschakeld.
#De toets1zo vaak indrukken, tot de gewen-
ste aanjagerstand bereikt is.
Afhankelijk van de aanjagerstand gaan een tot
drie controlelampjes branden. Wanneer alle
controlelampjes gedoofd zijn, is de stoelventi-
latie uitgeschakeld.
SStuurtuurwielwiel
SStuurtuurwiel mecwiel mechanischanisch insth instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
Stoelen en opbergen 119119
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar voor kin-
deren bij het instellen van het stuurwiel
Wanneer kinderen het stuurwiel instellen, kun-
nen ze bekneld raken.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
OntgrOntgrendelenendelen
#De ontgrendelingshendel 1volledig omlaag-
klappen.
#De hoogte 2en de afstand 3tot het stuur-
wiel instellen.
VVergrergrendelenendelen
#De ontgrendelingshendel 1volledig omhoog-
klappen.
#Door het stuurwiel te bewegen controleren of
de stuurkolom vergrendeld is.
SStuurtuurwielvwielverwerwararming in- en uitscming in- en uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
120120 Stoelen en opbergen
#De schakelaar in de stand 1of 2drukken.
Als het controlelampje 3brandt, is de stuur-
wielverwarming ingeschakeld.
Wanneer u de auto uitschakelt, wordt de stuur-
wielverwarming ook uitgeschakeld.
In- en uitstIn- en uitstaphulpaphulp
FFunctie vunctie van de in- en uitstan de in- en uitstaphulpaphulp
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij wegrijden tijdens het instellen van de
in‑ en uitstaphulp
Ukunt de controle over de auto verliezen.
#Alvorens wegte rijden altijd afwachten,
tot het instellen beëindigd is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
len van de in‑ en uitstaphulp
Daardoor kunnen u en andere inzittenden
bekneld raken.
#Ervoor zorgen dat zich geen lichaamsde-
len in het bewegingsgebied van de stoel
bevinden.
Bij gevaar voor inklemming door de bestuur-
dersstoel:
#De schakelaar van de stoelinstelling
indrukken.
De instelling wordt onderbroken.
Het instellen kanwordtgestopt door het indruk-
kenvan een geheugenplaatstoets van de geheu-
genfunctie.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de in‑ en uitstaphulp door kinde-
ren
Wanneer kinderen de in‑ en uitstaphulp active-
ren, kunnen zij bekneld raken, in het bijzonder
wanneer ze zonder toezicht zijn.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Als de in- en uitstaphulp actief is, beweegt de
bestuurdersstoel in de volgende gevallen naar
achteren en wordt de rugleuning steiler gezet:
RHet contact wordt uitgeschakeld als het
bestuurdersportier geopend is.
RBij uitgeschakeld contact wordt het bestuur-
dersportier geopend.
Stoelen en opbergen 121121
%De bestuurdersstoel schui alleen naar achte-
ren, wanneer deze niet al in de achterste
stand staat.
De rugleuning gaat alleen naar voren als deze
niet al in de voorste stand staat.
De bestuurdersstoel neemt in onderstaande situ-
aties naar de laatste rijstand weer in:
RU schakelt het contact in terwijl het bestuur-
dersportier gesloten is.
RU sluit het bestuurdersportier terwijl het con-
tact is ingeschakeld.
De laatste rijstand wordt in de volgende gevallen
opgeslagen:
RU schakelt het contact uit.
RU roept de stoelinstellingen op met de geheu-
genfunctie.
RDe stoelinstelling wordt met de geheugenfunc-
tie opgeslagen.
In- en uitstIn- en uitstaphulp instaphulp instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Autom. stoelinstelling 5In- en uitstaphulp
#De functie in- of uitschakelen.
GeheugGeheugenfunctieenfunctie
WWererking vking van de gan de geheugeheugenfunctieenfunctie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door gebruik van de geheugenfunctie tij-
dens het rijden
Als tijdens het rijden de geheugenfunctie aan
bestuurderszijde wordtgebruikt, kan door de
instelbewegingen de controle over de auto
worden verloren.
#De geheugenfunctie aan bestuurders-
zijde alleen gebruiken als de auto stil-
staat.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
instellen van de stoelen met de geheugen-
functie
Wanneer de geheugenfunctie de stoel instelt,
kunt u of kunnen andere inzittenden in het
bijzonder kinderen bekneld raken.
#Tijdens het instellen door de geheugen-
functie controleren dat zich geen
lichaamsdelen van personen in het
bewegingsgebied van de stoel of het
stuurwiel bevinden.
#Wanneer iemand bekneld raakt, direct
een geheugenplaatstoets of stoelverstel-
schakelaar bedienen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij active-
ring van de geheugenfunctie door kinde-
ren
Wanneer kinderen de geheugenfunctie active-
ren, kunnen deze bekneld raken, in het bijzon-
der wanneer ze zonder toezicht zijn.
122122 Stoelen en opbergen
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
#Bij het verlaten van de auto altijd de sleu-
tel meenemen en de auto vergrendelen.
Ukunt de geheugenfunctie bij uitgeschakeld con-
tact gebruiken.
Met de geheugenfunctie kunnen stoelinstellingen
worden opgeslagen en opgeroepen voor maximaal
drie personen.
Ukunt instellingen opslaan voor de volgende sys-
temen:
RStoel
RWelving
RBuitenspiegels
RHead-up-display
GeheugGeheugenfunctie bedienenenfunctie bedienen
OpslaanOpslaan
#Voor alle systemen de gewenste positie instel-
len.
#De geheugentoets Vindrukken en vervol-
gens binnen drie seconden een van de geheu-
genplaatstoetsen 4,Tof Uindruk-
ken.
#OprOproepen:oepen: Een van de geheugenplaatstoets
4,Tof Uindrukken of kort inge-
drukt houden.
Na het loslaten van de toetsworden alle syste-
men in de opgeslagen stand gezet.
OpberOpbergmoggmogelielijkhedenjkheden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het beladen vt beladen vanan
de autode auto
&GEVGEVAARAAR Gevaar voor vergiiging door uit-
laatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Als de
achterklep geopend is terwijl het voertuig
ingesckaled is, kunnen vooral tijdens het rij-
den uitlaatgassen het interieur binnendringen.
#Altijd het voertuig afzetten voordat u de
achterklep opent.
#Nooit met een geopende achterklep rij-
den.
Stoelen en opbergen 123123
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
niet-vastgezette voorwerpen in de auto
Wanneer voorwerpen, bagage of lading niet of
onvoldoende vastgezet is, kan het verschui-
ven, kantelen of rondslingeren en daardoor
inzittenden raken.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen, bagage of lading voor het
wegrijden beveiligen tegenverschuiven
of kantelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of abrupte veranderingen
vanrichting!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder en de passagier
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der en de passagier kunnen de pedaalslag
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder of de passagier
terechtkunnen komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van dean de
passagierpassagiersairbag:sairbag: Ingeklemde voorwerpen onder
de passagiersstoel kunnen de automatische uit-
schakeling van de passagiersairbag verstoren of
124124 Stoelen en opbergen
het systeem beschadigen. Daarom de aanwijzin-
gen met betrekking tot de automatische uitscha-
keling van de passagiersairbag in acht nemen
(/pagina 57).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij gebruik van de bekerhouder
tijdens het rijden
De bekerhouder kan tijdens het rijden geen
bekers beveiligen.
Als tijdens het rijden een bekerhouder wordt
gebruikt, kan de beker kan en kanvloeistof
worden gemorst. Inzittenden kunnen met de
vloeistof in aanraking komen en, in het bijzon-
der door een hete vloeistof, brandwonden
oplopen. U kunt van de verkeerssituatie wor-
den afgeleid en de controle over de auto ver-
liezen.
#De bekerhouder alleen gebruiken als de
auto stilstaat.
#Alleen passende bekers in de bekerhou-
der plaatsen.
#De beker sluiten, in het bijzonder bij hete
vloeistoen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de beker-
houder
De bekerhouder kan bij het terugklappen van
de armsteun achter worden beschadigd.
#De armsteun achter alleen bij gesloten
bekerhouder terugklappen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de arm-
steun achterin lichaamsgewicht
De uitgeklapte armsteun achterin kanworden
beschadigd door lichaamsgewicht.
#Niet op de armsteun achterin zitten of
erop leunen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door hete sigarettenaansteker
Wanneer het hete verwarmingselement van de
sigarettenaansteker of de hete tting worden
aangeraakt, kunt u zich branden.
Bovendien kunnen ontvlambare materialen
ontsteken:
Rwanneer de hete sigarettenaansteker valt.
Rwanneer bijvoorbeeld kinderen de hete
sigarettenaansteker tegenvoorwerpen
houden.
#De sigarettenaansteker altijd aan de
handgreep vasthouden.
#Altijd ervoor zorgen dat kinderen niet bij
de sigarettenaansteker kunnen.
#Kinderen nooit zonder toezicht in de auto
laten.
Stoelen en opbergen 125125
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door uitlaateindpijpen en uitlaatsier-
stukken
Uitlaateindpijpen en uitlaatsierstukken kunnen
zeer heet zijn. Als deze onderdelen van de
auto worden aangeraakt, kunt u zich branden.
#In de omgeving van de uitlaateindpijpen
en uitlaatsierstukken altijd bijzonder
voorzichtig zijn en in deze omgeving in
het bijzonder kinderen in de gaten hou-
den.
#Onderdelen van de auto laten afkoelen
alvorens ze aan te raken.
Het rijgedrag van de auto is afhankelijk van de ver-
deling van de bagage. Daarom bij het beladen de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
RMet de lading en personen niet het toegestaan
totaalgewicht en de toegestane asbelastingen
van de auto overschrijden.
De gegevens op het voertuigtypeplaatje raad-
plegen (/pagina 416).
RNiet tot boven de bovenzijde van de rugleunin-
gen beladen.
RBij het transport vanvoorwerpen in de baga-
geruimte altijd het scheidingsnet gebruiken.
RIndien mogelijk de bagage altijd achter de
niet-bezette stoelen plaatsen.
RDe lading aan de sjorogen beveiligen en deze
gelijkmatig belasten.
Aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen .
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
RBij het vervoeren van lading op het dak en bij
een volledig beladen of bezette auto een van
de rijprogramma's ;of Aselecteren.
Deze zijn ontwikkeld met het oog op extra sta-
biliteit (/pagina 188).
%Meer informatie over opbergvakken en
opbergmogelijkheden vindt u in de digitale
handleiding.
OpberOpbergvgvakkakken in heen in het intt intererieurieur
OvOvererziczicht vht van de van de voorstoorste opbere opbergvgvakkakkenen
1Opbergvakken in de portieren
2Opbergvak in de armsteun, voorzien van aan-
sluitingen voor multimedia- en usb-aansluiting
3Opbergvak in de middenconsole voorin met
usb-aansluiting
4Dashboardkastje
126126 Stoelen en opbergen
BagBagagagereruimtuimte ve vergrotergroten door de ren door de rugleuning aanugleuning aan
passagierpassagiersziszijde naar vjde naar vororen ten te klappene klappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer u een stoel instelt, is het mogelijk dat
uzelf of andere inzittenden bekneld raken, bij-
voorbeeld door de geleiderail van de stoel.
#Bij het instellen van een stoel mogen zich
geen lichaamsdelen in het bewegingsge-
bied van de stoel bevinden; dit controle-
ren.
De veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot de
"Airbags" en "Kinderen in de auto" in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
naar vorengeklapte rugleuning
Personen achterin kunnen zich aan delen van
het stoelmechanisme stoten.
#Als er een persoon meerijdt terwijl de
rugleuning van de passagiersstoel naar
voren is geklapt, moet diegene op de zit-
plaats achterin, achter de bestuurder zit-
ten.
Om de bagageruimte te vergrotenkan de rugleu-
ning aan passagierszijde naar vorenworden
geklapt.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe volgende zitplaatsen zijn niet bezet:
-De zitplaats achterin achter de naar voren
geklapte rugleuning aan passagierszijde
-De middelste zitplaats achterin
#NNaar vaar vororen klappen:en klappen: Aan de ontgrendelings-
hendel 1trekken en de rugleuning geheel op
de zitting kantelen, tot deze vergrendelt.
#TTererugklappen:ugklappen: Aan de ontgrendelingshendel
1trekken en de rugleuning naar achteren
kantelen, tot deze vergrendelt.
DoorDoorlaadmoglaadmogelielijkheid acjkheid achthterbank (EASYerbank (EASY-PACK-PACK
QuicQuickfkfold)old)
RRugleuning acugleuning achthtererin naar vin naar vororen klappenen klappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordtversteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
Stoelen en opbergen 127127
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Als de rugleuningen niet vastgeklikt en vergren-
deld zijn, wordt de vergrendelingsindicatorrood.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel correct dragen en een juiste zithou-
ding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u
daarop letten.
Als u de neergeklapte rugleuning niet meer als
laadvloer hoe te gebruiken, klapt u de rugleuning
weer terug.
VVoorwoorwaaraardenden
RHet gebied waar de rugleuning naartoe wordt
geklapt is vrij.
ROm de middelste rugleuning om te klappen:
De middelste rugleuning is gedeblokkeerd.
RDe armsteun van de tweede rij zitplaatsen is
teruggeklapt en de bekerhouders zijn leeg.
LinkLinker en rer en recechthter rer rugleuning naar vugleuning naar vororen klappenen klappen
De middelste en buitenste rugleuningen kunnen
naar vorenworden geklapt.
#De hoofdsteunen van de rugleuning eventueel
volledig omlaagschuiven (/pagina 117).
#Aan de ontgrendelingshendel 1trekken.
128128 Stoelen en opbergen
MiddelstMiddelste re rugleuning naar vugleuning naar vororen klappenen klappen
#De ontgrendeling 3van de rugleuning 2
naar voren trekken.
#De betreende rugleuning naar voren klappen.
RRugleuning acugleuning achthtererin tin tererugklappenugklappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij instel-
ling van de stoelen
Wanneer een stoel wordtversteld, kunt u of
een van de inzittenden ingeklemd raken.
#Bij het verstellen van een stoel mogen
zich geen lichaamsdelen in het bewe-
gingsgebied van de stoel bevinden; dit
controleren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de veilig-
heidsgordel door inklemmen bij het terug-
klappen van de rugleuning
De veiligheidsgordel kan bij het terugklappen
van de rugleuning bekneld raken en daardoor
worden beschadigd.
#Erop letten dat de veiligheidsgordel bij
het terugklappen van de rugleuning niet
bekneld raakt.
#Eventueel de bestuurders- of de passagiers-
stoel naar voren bewegen.
#De betreende rugleuning 1naar achteren
kantelen, tot deze vergrendelt.
LinkLinker en rer en recechthter rer rugleuning:ugleuning: Als de rugleuning
niet vastgeklikt en vergrendeld is, is de rode
vergrendelingsindicator2zichtbaar.
MiddelstMiddelste re rugleuning:ugleuning: Als de rugleuning niet
vastgeklikt en is vergrendeld, is de rode ver-
grendelingsindicator 3zichtbaar.
Stoelen en opbergen 129129
OntgrOntgrendeling vendeling van de middelstan de middelste re rugleuning acugleuning ach-h-
ttererin blokkin blokkererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe linker en de middelste rugleuning zijn ver-
grendeld en met elkaar verbonden.
Ukunt de middelste rugleuning blokkeren. Deze
kan dan alleen nog samen met de linker rugleu-
ning naar vorenworden geklapt.
#De middelste en linker rugleuning naar voren
klappen.
#BlokkBlokkereren of deblokken of deblokkereren:en: De schuif 1
omhoog of omlaagschuiven.
Hoek vHoek van de ran de rugleuningugleuningen acen achthtererin instin instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet vergrendelde achterbank, zit-
plaats achterin en rugleuning
De achterbank, zitplaatsen achterin en rugleu-
ningen kunnen, ook tijdens het rijden, naar
voren klappen.
RDaardoor wordt de inzittende krachtiger in
de veiligheidsgordel gedrukt. De veilig-
heidsgordel kan niet meer zoals bedoeld
beschermen en extra letsel veroorzaken.
RVoorwerpen of bagage in de koer‑ of
bagageruimte kunnen niet door de rugleu-
ning worden tegengehouden.
#Vóór iedere rit opletten dat de achter-
bank, de zitplaats achterin en de rugleu-
ning vergrendeld is.
Bij auto's met in lengterichting instelbare zitplaat-
sen achterin kunt u tevens de hoek van de rugleu-
ningen achterin instellen. Daarbij zijn meerdere
vergrendelingsstanden mogelijk.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de ont-
grendelingslussen door de bevestiging van
voorwerpen
De ontgrendelingslussen van de leuningen van
de zitplaatsen achterin kunnen door de beves-
tiging vanvoorwerpen worden beschadigd.
#Voorwerpen alleen aan de sjorogen
bevestigen.
130130 Stoelen en opbergen
#De rechter of linker ontgrendelingslus 2in
de richting van de pijl naar voren trekken.
De betreende rugleuning 1is ontgrendeld.
#De rugleuning 1in de gewenste hoek zetten.
#De ontgrendelingslus 2loslaten.
#Controleren of de rugleuning vergrendeld is.
BagBagagagereruimtuimteafdekkingeafdekking
BagBagagagereruimtuimteafdekking uit- en inbouweafdekking uit- en inbouwenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
De bagageruimteafdekking alleen kangeen
zware voorwerpen en zware bagage tegenhou-
den of beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van de bagageruimteafdekking altijd
beveiligen tegenverschuiven of kantelen,
bijvoorbeeld door deze vast te zetten.
Voorwaarden
RDe bagageruimteafdekking mag slechts met
maximaal 2,5 kg worden belast.
%In acht nemen dat de bagageruimteafdekking
bij geopende achterklep niet verder omhoog
gedrukt mag worden.
#VVererwiwijderjderen:en: De ophanging 3van de achter-
klep uit het oog 1naar boven trekken en los-
maken.
#De bagageruimteafdekking omlaagzwenken en
in de richting van de pijl 4gelijkmatig uit de
Stoelen en opbergen 131131
geleiderails links en rechts naar buiten trek-
ken.
#AAanbranbrengengen:en: De bagageruimteafdekking links
en rechts op de geleiderails leggen.
#De bagageruimteafdekking gelijkmatig met
beide handen in de geleiderails links en rechts
naar voren drukken, tot deze vergrendelt.
#De bagageruimteafdekking omhoogzwenken
en de ophanging 3door het oog 2bevesti-
gen.
#De ophanging 3naar onderen in het oog 1
trekken tot ze vergrendelt.
%Erop letten dat de bagageruimteafdekking bij
het sluiten van de achterklep vlak op de gelei-
derails links en rechts ligt.
ScScheidingsneheidingsnet bevt bevesestigtigen of losmaken of losmakenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door slecht vastgezette voor-
werpen
Het scheidingsnet alleen kangeen zware voor-
werpen en zware bagage tegenhouden of
beveiligen.
in het bijzonder bij abrupte richtingswijzigin-
gen, remmanoeuvres of een ongeval kunt u
geraakt worden door niet-vastgezette bagage.
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze niet kunnen rondslingeren.
#Voorwerpen en bagage ook bij gebruik
van het scheidingsnet altijd beveiligen
tegenverschuiven of kantelen, bijvoor-
beeld. door deze vast te zetten.
Om veiligheidsredenen bij het transport van
bagage altijd een scheidingsnet gebruiken.
Beschadigde scheidingsnetten kunnen hun
beschermende functie niet meer vervullen en
moetenworden vervangen. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
BevBevesestigtigenen
Scheidingsnet zonder bagageruimtevergroting
132132 Stoelen en opbergen
Scheidingsnet met bagageruimtevergroting
#Het scheidingsnet 1aan de interieurhemel
links en rechts in de houders 2bevestigen.
#Zonder bagageruimtevergroting: De haken 3
links en rechts zodanig in de sjorogen 4
bevestigen, dat de haken3naar achteren
wijzen.
#Met bagageruimtevergroting: De haken 3
links en rechts zodanig in de sjorogen 4
bevestigen, dat de haken3naar het portier
wijzen.
#Aan de losse uiteinden van de sjorbanden
trekken, tot het scheidingsnet 1gespannen
is en de bovenste rand van het scheidingsnet
1horizontaal is.
LosmakLosmakenen
#De gesp van de sjorband in de richting van de
pijl 6draaien.
#Het losse uiteinde van de sjorband in de rich-
ting van de pijl 5in de gesp schuiven, tot de
sjorbanden gevierd zijn.
#De haken3links en rechts losmaken uit de
sjorogen 4.
Stoelen en opbergen 133133
#Het scheidingsnet 1links en rechts aan de
interieurhemel losmaken uit de houders 2.
OvOvererziczicht vht van de sjoran de sjorogogenen
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 123).
1Sjorogen (auto's met doorlaadmogelijkheid
achterbank)
OvOvererziczicht vht van de tan de tashakashakenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
gebruik van de tashaken met zware voor-
werpen
De tashaak kan zware voorwerpen of bagage
niet tegenhouden.
Voorwerpen of bagagestukken kunnen gaan
rondslingeren en inzittenden raken.
#Alleen lichte voorwerpen aan de tashaak
hangen.
#Nooit harde, scherpkantige of breekbare
voorwerpen aan de tashaak hangen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 123).
De tashaken met maximaal 3 kg belasten en geen
bagage eraan vastbinden.
1Tashaken
OvOvererziczicht kledinghakht kledinghaken aan de acen aan de achthtererklepklep
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen (/pagina 123).
134134 Stoelen en opbergen
1Kledinghaken
De kledinghaken zijn niet geschikt voor het ophan-
genvan zware voorwerpen, omdat in dat geval de
achterklep automatisch omlaag kangaan. De kle-
dinghaken alleen voor lichte voorwerpen gebrui-
ken, bijvoorbeeld jassen.
BagBagagageneenet bevt bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of abrupte veranderingen
vanrichting!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
open bagageruimtebodem
Als met geopende bagageruimtebodem wordt
gereden, kunnen voorwerpen rondslingeren en
daarbij inzittenden raken. Er bestaat gevaar
voor letsel, in het bijzonder bij remmanoeuvres
of plotselinge richtingswijzigingen!
#Vóór de rit altijd de bagageruimtebodem
sluiten.
#De bagageruimtebodem aan de handgreep
omhoogzwenken, uit de bagageruimte nemen
en op een schone ondergrond neerzetten.
Stoelen en opbergen 135135
#Het bagagenet 1zo op de bagageruimtebo-
dem 3uitlijnen, dat de lip 2op de hand-
greep 4is geplaatst en naar boven wijst.
#De rubbers 5en 6, zoals afgebeeld, over
de bagageruimtebodem 3trekken.
#Het bagagenet 1zo uitlijnen dat
Rhet rubber 5onder de uitsparingen 7
loopt en de verhogingen 8links en rechts
zich op de onderrand van de bagageruim-
tebodem 3bevinden.
Rhet rubber 6boven de handgreep 4
loopt en de verhogingen 8links en rechts
zich op de onderrand van de bagageruim-
tebodem 3bevinden.
%Erop letten dat het bagagenet niet de vergren-
deling van de bagageruimtebodem blokkeert.
#De bagageruimtebodem sluiten.
BagBagagagereruimtuimtebodem instebodem instellenellen
HoogtHoogte inste instellenellen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de bagage-
ruimtebodem
De bagageruimtebodem kanworden bescha-
digd wanneer deze in de bovenste positie
wordt beladen en de console is verwijderd.
#Erop letten, dat wanneer de console is
verwijderd de bagageruimtebodem niet
wordt beladen wanneer deze zich in de
bovenste positie bevindt.
De bagageruimte kan naar wens worden vergroot
of verkleind. Daartoekan de bagageruimtebodem
in twee verschillende hoogtes worden vergren-
deld. De hogere vergrendeling gee bij omge-
136136 Stoelen en opbergen
klapte rugleuningen achterin een vlakke laadvloer.
Bovendien kan achterin een console worden ver-
wijderd, om meer ruimte in lengterichting te ver-
krijgen.
#De bagageruimtebodem 1(voorbeeld in de
onderste positie) aan de handgreep 3
slechts iets optillen en naar u toe trekken.
#De bagageruimtebodem 1in de achterste
bevestigingen2aanbrengen.
#De bagageruimtebodem 1omlaagklappen.
LengtLengte Inste Instellenellen
#De bagageruimtebodem 1(voorbeeld in de
onderste positie) aan de handgreep 3
slechts iets optillen en naar u toe trekken.
#De bagageruimtebodem 1in de achterste
bevestigingen2aanbrengen.
#De bagageruimtebodem 1omlaagklappen.
DakdrDakdragager bever bevesestigtigenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij overschrijden van de maximumdakbe-
lasting
Het zwaartepunt van de auto en de ver-
trouwde rij-eigenschappen en het stuur- en
remgedrag veranderen.
Wanneer de maximumdakbelasting wordt
overschreden, worden de rij-eigenschappen
en het stuur- en remgedrag sterk nadelig beïn-
vloedt.
#Beslist de maximumdakbelasting aan-
houden en de rijstijl aanpassen.
De maximumdakbelasting vindt u in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
Stoelen en opbergen 137137
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
niet goedgekeurde imperial
Bij niet voor Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde imperials kan schade aan de auto
ontstaan.
#Alleen voor Mercedes-Benz geteste en
goedgekeurde imperials gebruiken.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, het schuifdak volledig
omhoog kanworden gebracht.
#Controleren of bij een gemonteerde
imperial, afhankelijk van de uitrusting
van de auto, de achterklep volledig kan
worden geopend.
#De bagage zodanig op de imperial aan-
brengen dat de auto ook tijdens het rij-
den niet kanworden beschadigd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan het panorama-
schuifdak door niet goedgekeurde impe-
rial
Wanneer het panoramaschuifdak wordt
geopend terwijl een niet voor Mercedes-Benz
geteste en goedgekeurde imperial is gemon-
teerd, kan het panoramaschuifdak door de
imperial worden beschadigd.
#Het panoramaschuifdak alleen openen
als een imperial is gemonteerd die voor
Mercedes-Benz is getest en goedge-
keurd.
Om het interieur te ventileren, kan het panora-
maschuifdak in de kantelstand worden gezet.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de afdek-
kingen
De afdekkingen kunnen bij het openen worden
beschadigd en bekrast.
#Geen metalen of harde voorwerpen
gebruiken.
138138 Stoelen en opbergen
#De afdekkingen 1voorzichtig in de richting
van de pijl omhoogklappen.
#De dakdrager aan de bevestigingspunten
onder de afdekkingen 1bevestigen.
#De montagehandleiding van de fabrikant van
de dakdrager opvolgen.
#De bagage op de dakdrager beveiligen.
ContContactdozenactdozen
12V12V-aansluiting g-aansluiting gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr zijn slechts apparaten tot maximaal 180 W
(15 A) toegestaan.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto beschikt
deze over de volgende 12V-aansluitingen:
RIn het opbergvak in de middenconsole voorin
RIn de laadruimte
12V-aansluiting in het opbergvak in de middencon-
sole voorin (voorbeeld)
#Het deksel 1van de contactdoos openklap-
pen.
#De stekker van het apparaat aansluiten.
12V12V-aansluiting in he-aansluiting in het opbert opbergvgvak meak met rt rolscolscherherm:m:
Wanneer een apparaat op de 12V-aansluiting
wordt aangesloten, het deksel van het opbergvak
geopend laten.
Usb-aansluiting acUsb-aansluiting achthtererinin
%Afhankelijk van de uitrusting kunnen de vorm
van het opbergvak en het aantal usb-aanslui-
tingen in de middenconsole achterin variëren.
Als de auto is ingeschakeld, kunnen usb-appara-
ten, zoals een mobiele telefoon, worden opgela-
den die met een passende laadkabel zijn aange-
sloten op een van de usb-aansluitingen.
DrDraadloos opladen vaadloos opladen van de mobiele tan de mobiele telefelefoon enoon en
kkoppeling meoppeling met de buitt de buitenantenantenneenne
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het drt draadloosaadloos
opladen vopladen van de mobiele tan de mobiele telefelefoonoon
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
Stoelen en opbergen 139139
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De aanwijzingen met betrekking tot het beladen
van de auto in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door het
bewarenvan de voorwerpen in de
mobiele-telefoonhouder
Als u andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatst, kan er met name gevaar
voor brand ontstaan.
#Behalve een mobiele telefoon geen
andere voorwerpen in de mobiele-tele-
foonhouder plaatsen, vooral geen meta-
len voorwerpen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging vanvoorwer-
pen door het bewaren in de mobiele-tele-
foonhouder
Als voorwerpen in de houder van de mobiele
telefoon worden gelegd, kunnen ze door elek-
tromagnetische velden worden beschadigd.
#Geen creditcards, opslagmedia, skipas-
sen of andere gevoelig op elektromagne-
tische velden reagerende voorwerpen in
de mobiele-telefoonhouder leggen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de
mobiele-telefoonhouder door vloeistoen
Wanneer vloeistoen in de mobiele-telefoon-
houder terechtkomen, kan deze beschadigd
raken.
#Erop letten dat er geen vloeistoen in de
mobiele-telefoonhouder terechtkomen.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen van de mobiele telefoon moe-
ten in acht worden genomen:
RAfhankelijk van de uitrusting van de auto
wordt de mobiele telefoon via de oplaadmo-
dule verbonden met de buitenantenne van de
auto.
RAlleen wanneer het contact is ingeschakeld
zijn de oplaadfunctie en de draadloze koppe-
ling van de mobiele telefoon met de buitenan-
tenne van de auto beschikbaar.
RKleine mobiele telefoons kunnen mogelijk niet
op elke plaats van de mobiele-telefoonhouder
worden opgeladen.
140140 Stoelen en opbergen
RGrote mobiele telefoons die niet in de
mobiele-telefoonhouder liggen, kunnen moge-
lijk niet worden opgeladen of worden gekop-
peld met de buitenantenne van de auto.
RDe mobiele telefoon kan bij het opladen warm
worden. Dit kanvooral afhankelijk zijn van de
op dat moment op de achtergrond geopende
applicaties (apps).
RVoor eciënter opladen en koppeling met de
buitenantenne van de auto de beschermhoes
van de mobiele telefoon verwijderen. Dit geldt
niet voor beschermhoezen die voor het draad-
loos opladen noodzakelijk zijn.
Mobiele tMobiele telefelefoon droon draadloos opladenaadloos opladen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe mobiele telefoon is geschikt voor draad-
loos opladen.
Een lijst met geschikte mobiele telefoons vindt
u op: https://www.mercedes-benz-
mobile.com/.
#De mobiele telefoon zo mogelijk in het mid-
den, met het display omhoog, op het gemar-
keerde vlak van de mat 1leggen.
Wanneer in het multimediasysteem een aan-
wijzing wordtweergegeven, wordt de mobiele
telefoon opgeladen.
Storingen bij het opladen worden weergege-
ven op het centraal display.
%De mat kanworden verwijderd om te worden
gereinigd, bijvoorbeeld met helder, lauw
water.
OpberOpbergvgvak zonder rak zonder rolscolschermherm
Erop letten dat de mobiele telefoon correct is
geplaatst en vastgezet, om te voorkomen dat deze
tijdens het rijden valt.
#Mobiele tMobiele telefelefoon bevoon beveiligeiligen:en: De hendel 2uit-
klappen.
ZendvZendverergunning vgunning voor Broor Braziliëazilië
Dit apparaat werkt in de secundaire modus; d.w.z.
het beschikt niet over een bescherming tegen
schadelijke interferenties, ook niet van stations
van hetzelfde type, en het mag geen interferenties
veroorzaken met systemen, die in de primaire
modus werken.
Stoelen en opbergen 141141
Dit product is toegestaan conform de in de veror-
dening 242/2000 vastgelegde procedure van het
Braziliaanse telecommunicatie-agentschap ANA-
TEL en voldoet aan de geldende technische eisen.
Meer informatie is verkrijgbaar op de website van
ANATEL. www.anatel.gov.br
#Meer informatie over de conformiteitsverkla-
ring radiograsche onderdelen van de auto.
VloerVloermat vmat vererwiwijderjderen en aanbren en aanbrengengenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
VloerVloermattmatten aanbren aanbrengengenen
#De betreende stoel naar achteren schuiven
en de vloermat in de beenruimte aanbrengen.
#De drukknoppen 1op de houders 2druk-
ken.
#De betreende stoel instellen.
142142 Stoelen en opbergen
VloerVloermattmatten ven vererwiwijderjderenen
#De vloermatten van de houders 2trekken.
#De vloermat verwijderen.
Stoelen en opbergen 143143
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
AAananwiwijzing vjzing voor aanoor aanpassen vpassen van de van de vererliclichting bijhting bij
rreizen naar heeizen naar het buitt buitenlandenland
Een aanpassing van de koplampen is niet vereist.
Er wordteveneens aan de wettelijke eisen voldaan
in landen waarin aan de andere kant van de weg
wordtgereden.
AAananwiwijzingjzingen oven over ver vererliclichtingssysthtingssystemen en uwemen en uw
vvererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
De verschillende verlichtingssystemen van de auto
zijn slechts hulpmiddelen. De verantwoordelijk-
heid voor de correcte voertuigverlichting overeen-
komstig de heersende licht- en zichtomstandighe-
den, de wettelijke bepalingen en de verkeerssitua-
tie ligt bij de bestuurder van de auto.
VVererliclichtingsschtingsschakhakelaarelaar
LicLichtschtschakhakelaar bedienenelaar bedienen
1WLinker parkeerlicht
2XRechter parkeerlicht
3TStandlicht en kentekenplaatverlichting
4ÃAutomatisch rijlicht (aanbevolen stand
van de lichtschakelaar)
5LDimlicht/grootlicht
6RMistachterlicht in- of uitschakelen
Bij activering van het dimlicht wordt het controle-
lampje voor het standlicht Tgedeactiveerd en
door het controlelampje dimlicht Lvervangen.
#De auto altijd overeenkomstig wettelijke rege-
lingen veilig en voldoende verlicht parkeren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door stand-
licht
Als het standlichtgedurende meerdere uren
ingeschakeld blij, wordt de accu belast.
#Indien mogelijk het rechterXof het
linker Wparkeerlicht inschakelen.
Bij auto's die breder dan 2 m of langer dan 6 m
zijn, is in enkele landen de eenzijdige parkeerver-
lichting niet toegestaan. In dit gevalwordt ook in
de parkeerlichtstand het standlicht ingeschakeld.
Bij een sterke accu-ontlading wordt het stads- of
parkeerlicht ten gunste van de volgende voertuig-
start automatisch uitgeschakeld.
144144 Licht en zicht
De exterieurverlichting (behalve stads- en par-
keerlicht) wordt automatisch uitgeschakeld wan-
neer het bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe aanwijzingen met betrekking tot de omge-
vingsverlichting in acht nemen
(/pagina 152).
FFunctie vunctie van de autan de automatiscomatische rihe rijvjvererliclichtinghting
Wanneer de auto ingeschakeld is, worden het
standlicht, het dimlicht en het dagrijlicht overeen-
komstig het omgevingslicht automatisch gescha-
keld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door uitgeschakeld dimlicht bij zichtbeper-
kingen
Als de verlichtingsschakelaar in de stand Ã
staat, schakelt het dimlicht bij mist, sneeuw
en andere zichtbeperkingen zoals spatwater
niet automatisch in.
#De verlichtingsschakelaar in dergelijke
situaties in de stand Ldraaien.
De automatisch rijverlichting is slechts een hulp-
middel. De verantwoordelijkheid voor het inscha-
kelen van de verlichting ligt altijd bij de bestuur-
der.
MistMistacachthtererliclicht in- of uitscht in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe verlichtingsschakelaar bevindt zich in de
stand Lof Ã.
#De toetsRindrukken.
De landspecieke regelingen voor gebruik van het
mistachterlicht in acht nemen.
LicLichtbundels insthtbundels instellen (halogellen (halogeenkeenkoplamoplampen)pen)
Met de koplampverstelling wordt de lichtbundel
van de koplampen aan de beladingstoestand van
de auto aangepast.
gBestuurders- en passagiersstoel bezet
1Bestuurdersstoel, passagiersstoel en zitplaat-
sen achterin bezet
2Bestuurdersstoel, passagiersstoel en zitplaat-
sen achterin bezet, bagageruimte beladen
3Bestuurdersstoel en passagiersstoel bezet en
gebruik van de maximaal toegestane achter-
asbelasting
Licht en zicht 145145
#De draaiknop van de koplampverstelling in de
stand zetten die overeenkomt met de bela-
dingstoestand van de auto.
CombiscCombischakhakelaar velaar vererliclichting bedienenhting bedienen
1Grootlicht
2Knipperlichten rechts
3Lichtsignaal
4Knipperlichten links
#De betreende functie met de combischake-
laar bedienen.
GrGrooootlictlicht inscht inschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Lof Ã
draaien.
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1drukken.
Bij activering van het grootlicht wordt het con-
trolelampje voor het dimlicht Lgedeacti-
veerd en door het controlelampje grootlicht
Kvervangen.
GrGrooootlictlicht uitscht uitschakhakelenelen
#De combischakelaar in de richting van de pijl
1drukken of in de richting van de pijl 3
trekken.
LicLichtsignaalhtsignaal
#De combischakelaar in de richting van de pijl
3trekken.
KnipperKnipperliclichthtenen
#KKorort knippert knipperen:en: De combischakelaar kort tot
het drukpunt in de richting van de pijl 2of
4drukken.
De betreende knipperlichten knipperen drie-
maal.
#PPerermanent knippermanent knipperen:en: De combischakelaar tot
voorbij het drukpunt in de richting van de pijl
2of 4drukken.
146146 Licht en zicht
NNoodknipperoodknipperliclichthten in- of uitscen in- of uitschakhakelenelen
#De toets1indrukken.
In de volgende situaties wordt het noodknipper-
licht automatisch ingeschakeld:
RDe airbag werd geactiveerd.
RDe auto wordt, vanaf een snelheid hoger dan
70 km/h, hard afgeremd tot stilstand.
Als vervolgens wordtverder gereden, wordt de
alarmknipperlichtinstallatie bij circa 10 km/h
automatisch uitgeschakeld. U kunt de alarmknip-
perlichtinstallatie ook met de toets1uitschake-
len.
AAdapdaptievtieve functies MULe functies MULTIBEAM LED'sTIBEAM LED's
FFunctie vunctie van hean het Intt Intelligelligent Light Systent Light Systemem
De ACTIVE MULTIBEAM LED koplampen passen
zich aan de rij- en weersomstandigheden aan en
bieden uitgebreide functies voor een betere ver-
lichting van de rijbaan.
Het systeem bestaat uit de volgende functies:
RActieve bochtenverlichting (/pagina 147)
RBochtenverlichting (/pagina 148)
RVerlichting voor snelwegen (/pagina 148)
RCity Light (/pagina 148)
SystSysteemgreemgrenzenenzen
RHet systeem werkt alleen als het donker is.
FFunctie vunctie van de actievan de actieve boce bochthtenvenvererliclichtinghting
RDe koplampen volgen de stuurbewegingen.
RDaardoor worden relevante gebieden tijdens
het rijden beterverlicht.
De functies zijn bij ingeschakeld grootlicht actief.
Licht en zicht 147147
WWererking vking van de bocan de bochthtenvenvererliclichtinghting
De bochtenverlichting verbetert de verlichting van
de rijbaan in de rijrichtingsverandering, zodat bij-
voorbeeld scherpe bochten overzichtelijker wor-
den. De bochtenverlichting kan alleen worden
geactiveerd als het dimlicht ingeschakeld is.
In de volgende gevallen is de functie actief:
RBij snelheden onder 40 km/h en ingeschakeld
knipperlicht of gedraaid stuurwiel
RBij snelheden tussen 40 km/h en 70 km/h en
gedraaid stuurwiel
RRoottonde- en kronde- en kruisingsfunctie:uisingsfunctie: De bochtenverlich-
ting wordt door de verwerking van de actuele
GPS-positie van de auto aan beide zijden geacti-
veerd. Het blij actief totdat de rotonde of krui-
sing wordtverlaten.
FFunctie vunctie van de van de vererliclichting vhting voor snelwoor snelwegegenen
De verlichting voor snelwegen vergroot het bereik
en de helderheid van de lichtbundel en maakt een
verder zicht mogelijk.
De functie is actief wanneer op een van de vol-
gende manieren een snelwegrit wordt herkend:
Raan de hand van de rijsnelheid
Rvia de multifunctionele camera
Rvia het GPS
In de volgende gevallen is de functie niet actief:
Rbij snelheden onder 80 km/h
FFunctie vunctie van hean het Cityt Cityliclichtht
Het Citylicht verbetert de verlichting van de zij-
kant van de weg binnen de bebouwde kom door
een brede lichtverdeling.
In de volgende gevallen is de functie actief:
Rbij lage snelheden
Rin verlichte gebieden binnen de bebouwde
kom
IntIntelligelligent Light Systent Light System in- of uitscem in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet contact is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Intelligent Light System
#De functie in- of uitschakelen.
148148 Licht en zicht
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistentent
FFunctie vunctie van de adapan de adaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistentent
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
De adaptieve grootlichtassistent reageert niet
op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent niet of niet tijdig op
andere verkeersdeelnemers met eigen verlich-
ting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent kangeen reke-
ning houden met de weg- en weersomstandighe-
den en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent is slechts een
hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de cor-
recte voertuigverlichting overeenkomstig de heer-
sende licht- en zichtomstandigheden en de ver-
keerssituatie ligt bij u.
De adaptieve grootlichtassistent wisselt automa-
tisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGrootlicht
Bij snelheden boven 30 km/h:
RAls geen andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het grootlicht
ingeschakeld.
Licht en zicht 149149
In de volgende gevallen wordt het grootlicht auto-
matisch uitgeschakeld:
Rbij snelheden onder 25 km/h
Rwanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend
Rbij voldoende straatverlichting
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
InscInschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als de adaptieve grootlichtassistent wordt
ingeschakeld, gaat het controlelampje _in
het middelste weergavegebied van het instru-
mentendisplay branden.
UitscUitschakhakelenelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
FFunctie vunctie van de adapan de adaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks adaptieve grootlichtassistent
Plus
De adaptieve grootlichtassistent Plus reageert
niet op:
RVerkeersdeelnemers die geen verlichting
hebben, bijvoorbeeld voetgangers
RVerkeersdeelnemers die een zwakke ver-
lichting hebben, bijvoorbeeld etsers
RVerkeersdeelnemers waarvan de verlich-
ting afgedekt is, bijvoorbeeld door een
vangrail
In zeer sporadische gevallen reageert de adap-
tieve grootlichtassistent Plus niet of niet tijdig
op andere verkeersdeelnemers met eigen ver-
lichting.
Daarom wordt het automatische grootlicht in
deze of vergelijkbare situaties niet gedeacti-
veerd of desondanks geactiveerd.
#Altijd goed de verkeerssituatie in de
gaten houden en het grootlicht tijdig uit-
schakelen.
De adaptieve grootlichtassistent Plus kangeen
rekening houden met de weg- en weersomstan-
digheden en de verkeerssituatie.
De herkenning kan in de volgende gevallen
beperkt zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
De adaptieve grootlichtassistent Plus is slechts
een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid voor de
correcte voertuigverlichting overeenkomstig de
heersende licht- en zichtomstandigheden en de
verkeerssituatie ligt bij u.
150150 Licht en zicht
De adaptieve grootlichtassistent Plus wisselt auto-
matisch tussen de volgende lichttypen:
RDimlicht
RGedeeltelijk grootlicht
RGrootlicht
Het gedeeltelijk grootlicht schijnt met het groot-
licht aan andere verkeersdeelnemers voorbij en
verblindt deze niet. De voorligger bevindt zich in
het dimlichtbereik.
Bij snelheden boven 30 km/h:
RWanneer geen andere verkeersdeelnemers
worden herkend, wordt automatisch het groot-
licht ingeschakeld.
RWanneer andere verkeersdeelnemers worden
herkend, wordt automatisch het gedeeltelijk
grootlicht ingeschakeld.
Bij snelheden onder 25 km/h of voldoende straat-
verlichting:
RHet grootlicht schakelt automatisch uit.
RHet gedeeltelijk grootlicht schakelt automa-
tisch uit.
%De optische sensor voor het systeem bevindt
zich achter de voorruit bij het bedieningspa-
neel dakconsole.
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plus in- of uitscent Plus in- of uitschakhake-e-
lenlen
InscInschakhakelenelen
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
#Het grootlicht via de combischakelaar inscha-
kelen.
Als het grootlicht in het donker automatisch
wordt ingeschakeld, gaat het controle-
lampje _op het middelste weergaveveld
van het instrumentendisplay branden.
UitscUitschakhakelenelen
#Het grootlicht via de combischakelaar uitscha-
kelen.
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd ejd extxtererieurvieurvererliclichtinghting
instinstellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe verlichtingsschakelaar staat in de stand
Ã.
Licht en zicht 151151
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Uitschakelvertr. buiten
#Een uitschakelvertragingstijd van de verlich-
ting instellen.
Bij het parkerenvan de auto wordt de exte-
rieurverlichting gedurende de ingestelde tijd
geactiveerd.
OrOriëntiëntatievatievererliclichting in- of uitschting in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Oriëntatieverlichting
Bij actieve Oriëntatieverlichting brandt de exte-
rieurverlichting gedurende 40 seconden na het
ontgrendelen van de auto. Als de auto wordt
gestart, wordt de oriëntatieverlichting gedeacti-
veerd en de automatische rijverlichting geacti-
veerd.
#De functie in- of uitschakelen.
IntIntererieurvieurvererliclichtinghting
IntIntererieurvieurvererliclichting insthting instellenellen
Bedieningspaneel dakconsole vBedieningspaneel dakconsole vooroorinin
1pLeeslampje linksvoor
2|Automatische besturing van interieur-
verlichting
3cInterieurverlichting voorin
4uInterieurverlichting achterin
5pLeeslampje rechtsvoor
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De betreende toets1-
5indrukken.
Bedieningseenheid in handgrBedieningseenheid in handgreepeep
1pLeeslampje achterin
#In- of uitscIn- of uitschakhakelen:elen: De toets1indrukken.
SfSfeerveervererliclichting insthting instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Comfort 5Sfeerverlichting
Kleur instKleur instellenellen
#Kleur selecteren.
#De gewenste kleur instellen.
152152 Licht en zicht
HelderHelderheid instheid instellenellen
#Helderheid selecteren.
#De helderheid instellen.
LicLichtsthtstererktkte ve van de zones activan de zones activererenen
#Helderheid selecteren.
#Helderheidszones selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
of
#De helderheid instellen voor de gewenste
zones.
MeerMeerkleurkleurigige ve vererliclichting activhting activererenen
#Kleur selecteren.
#Meerkleurig selecteren.
#Een kleurencombinatie selecteren.
MeerMeerkleurkleurigige animatie active animatie activererenen
#Kleur selecteren.
#Meerkleurig geanimeerd selecteren.
De ingestelde kleurencombinatie verandert
met een vast ritme.
WWelkelkomsomstvtvererliclichting activhting activererenen
#Kleur selecteren.
#Welkom selecteren.
Bij het ontgrendelen van de auto doorloopt de
sfeerverlichting een speciaal scenario.
AfhankAfhankelielijkheid vjkheid van de klimaatinstan de klimaatinstellingellingen activen active-e-
rrenen
#Kleur selecteren.
#Klimaatregeling selecteren.
Bij wijzigingenvan de temperatuurinstelling in
de auto verandert kort de kleur van de sfeer-
verlichting.
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd intjd intererieurvieurvererliclichting in- ofhting in- of
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Verlichting
5Uitsch.vertr. binnen
#De uitschakelvertragingstijd van de verlichting
in- of uitschakelen.
Wanneer deze functie actief is, blij de inte-
rieurverlichting na het vergrendelen van de
auto nog een korte tijd branden.
LamLampjes vpjes ververvangangen (auten (auto's meo's met halogt halogeenkeenkop-op-
lamlampen)pen)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het vt ververvangangenen
vvan laman lampjespjes
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Verbrandingsgevaar
door hete onderdelen bij het vervangen
van lampen
Lampjes, verlichtingen en stekkers kunnen tij-
dens de werking zeer heet worden.
Licht en zicht 153153
Indien u een lamp vervangt, kunt u zich aan
deze onderdelen verbranden.
#Voor het vervangen van lampen de
onderdelen laten afkoelen.
RGeen lampjes gebruiken die gevallen zijn of
waarvan het glas krasjes vertoont. Het lampje
kan anders breken.
RHet glas van het lampje niet met de blote han-
den aanraken.
RLampjes tegenvochtigheid beschermen en
niet met vloeistof in contact laten komen.
OvOvererziczicht vht van de tan de te ve ververvangangen licen lichtbrhtbronnenonnen
HalogHalogeenkeenkoplamoplampenpen
1Grootlicht: Lichtbron H7 55 W
2Dimlicht: Lichtbron H7 55 W
AAcchthtererliclichtht
1Knipperlicht: Lichtbron PY 21 W
2Achteruitrijlicht: Lichtbron W 16 W
154154 Licht en zicht
LamLampjes aan vpjes aan vooroorzizijde vjde ververvangangen (auten (auto's meto's met
haloghalogeenkeenkoplamoplampen)pen)
Afdekking in de vAfdekking in de voorstoorste wielke wielkuip vuip vererwiwijderjderen enen en
aanbraanbrengengenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet verlichtingssysteem is uitgeschakeld.
RHet betreende voorwiel is naar binnen
gedraaid.
#VVererwiwijderjderen:en: De afdekking 1naar links
draaien en van het spatscherm in de wielkuip
verwijderen.
#AAanbranbrengengen:en: De afdekking 1in de spat-
scherm in de wielkuip aanbrengen en naar
rechts draaien, tot deze vergrendelt.
LicLichtbrhtbron von van de halogan de halogeenkeenkoplamoplamp vp ververvangangenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDimlicDimlichtht::Een lichtbronvan het type H7 55 W
is beschikbaar.
RGrGrooootlictlichtht::Een lichtbron van het type H7 55 W
is beschikbaar.
1Afdekking behuizing dimlicht
2Afdekking behuizing grootlicht
#Het verlichtingssysteem uitschakelen.
#De afdekking in de voorste wielkuip verwijde-
ren (/pagina 155).
#De betreende afdekking van de behuizing
linksom draaien en verwijderen.
#De tting linksom draaien en eruit trekken.
#De lichtbron uit de tting trekken.
#De nieuwe lichtbron in de tting aanbrengen,
zodat de lampvoet volledig tegen de bodem
van de tting aankomt.
Licht en zicht 155155
#De tting aanbrengen en rechtsom draaien.
#De afdekking van de behuizing aanbrengen en
rechtsom draaien.
#De afdekking in de voorste spatbordrand aan-
brengen (/pagina 155).
LicLichtbrhtbron aan acon aan achthtererzizijde vjde ververvangangen (auten (auto's meto's met
haloghalogeenkeenkoplamoplampen)pen)
LamLampjes vpjes van hean het act achthtererliclicht vht ververvangangenen
#De lampjes van de knipperlichten en het ach-
teruitrijlicht vanwege de montagestand laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
RRuituitenenwisserwissers en rs en ruituitensprensproeieroeierinstinstallatieallatie
RRuituitenenwisserwissers vs voorroorruit in- of uitscuit in- of uitschakhakelenelen
1gRuitenwissers uit
2ÄAutomatisch wissen normaal
3ÅAutomatisch wissen vaak
4°Continu wissen langzaam
5¯Continu wissen snel
#De combischakelaar in de betreende stand
1-5draaien.
#Eenmaal wissen/sprEenmaal wissen/sproeien:oeien: Op de combischa-
kelaar de toets in de richting van de pijl 1
bedienen.
RíEenmaal wissen
RîWissen met ruitensproeiervloeistof
%De aanwijzingen met betrekking tot het was-
sen van de auto in de wasstraat in acht
nemen (/pagina 362).
156156 Licht en zicht
AAcchthterrerruituitenenwisser in- of uitscwisser in- of uitschakhakelenelen
1ôEenmaal wissen/sproeien
2èIntervalwissen
#Eenmaal wissen:Eenmaal wissen: De toets1tot het drukpunt
bedienen.
#WWissen meissen met rt ruituitensprensproeiervoeiervloeistloeistof:of: De toets
1totvoorbij het drukpunt bedienen.
#IntIntervervalwissen in- of uitscalwissen in- of uitschakhakelen:elen: De toets2
indrukken.
Bij ingeschakelde achterruitenwisser verschijnt
in het combi-instrument het symbool è.
RRuituitenenwisserbladen vwisserbladen voorroorruit vuit ververvangangenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
RRuituitenenwisserwisserararmen in de vmen in de ververvangingsstangingsstand zeand zettttenen
#De auto in- en direct weer uitschakelen.
#Binnen circa 15 seconden de toetsîop
de combischakelaar gedurende circa
drie seconden indrukken (/pagina 156).
De ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand.
RRuituitenenwisserbladen vwisserbladen vererwiwijderjderenen
#De ruitenwisserarmen van de voorruit weg-
klappen.
#De ruitenwisserarm met één hand vasthouden.
Met de andere hand het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl 1tot de aanslag van de
ruitenwisserarm wegdraaien.
Licht en zicht 157157
#De schuif 2in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de demontagepositie ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl
4van de ruitenwisserarm verwijderen.
RRuituitenenwisserbladen aanbrwisserbladen aanbrengengenen
#Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van
de pijl 1op de ruitenwisserarm aanbrengen.
#De schuif 2in de richting van de pijl 3
schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie
vergrendelt.
#De bevestiging van het ruitenwisserblad con-
troleren.
#De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit
klappen.
#De auto inschakelen.
#Op de combischakelaar de toetsîindruk-
ken (/pagina 156).
De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uit-
gangspositie.
#De auto uitschakelen.
%De toestand van de ruitenwisserbladen regel-
matig controleren en deze vervangen bij zicht-
bare beschadigingen of blijvende streepvor-
ming.
OnderOnderhoudsindicatiehoudsindicatie
#De beschermfolie 1van de onderhoudsindi-
catie bij de punt van het blad van het nieuwe
ruitenwisserblad lostrekken.
Wanneer de kleur van de onderhoudsindicatie ver-
andert van zwart naar geel, de ruitenwisserbladen
vervangen.
158158 Licht en zicht
%De tijd tot het veranderen van de kleur is
afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.
RRuituitenenwisserblad acwisserblad achthterrerruit vuit ververvangangenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het vervangen
van de ruitenwisserbladen
Wanneer de ruitenwissers in beweging komen
bij het vervangen van de ruitenwisserbladen,
kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken
#Alvorens de ruitenwisserbladen te ver-
vangen, altijd de ruitenwissers en de
auto uitschakelen.
RRuituitenenwisserblad vwisserblad vererwiwijderjderenen
#De auto uitschakelen.
#De ruitenwisserarm 2van de achterruit weg-
klappen, tot deze in de vervangingsstand ver-
grendelt.
#Het ruitenwisserblad 1op de ruitenwisse-
rarm 2losmaken en in de richting van de pijl
3verwijderen.
RRuituitenenwisserblad aanbrwisserblad aanbrengengenen
#Het ruitenwisserblad 1met de beide nokken
3in de houder 2van de ruitenwisserarm
aanbrengen.
#Het ruitenwisserblad 1in de richting van de
pijl 4drukken, tot het in de houder 2vast-
klikt.
Licht en zicht 159159
#De bevestiging van het ruitenwisserblad 1
controleren.
#De ruitenwisserarm uit de vervangingsstand
terug naar de achterruit klappen.
SpiegSpiegelsels
BuitBuitenspiegenspiegels bedienenels bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voertuiginstellingen tijdens het rijden
Ukunt in het bijzonder in de volgende situ-
aties de controle over de auto verliezen:
RWanneer u tijdens het rijden de bestuur-
dersstoel, de hoofdsteunen, het stuurwiel
of de spiegels verstelt.
RWanneer u tijdens het rijden de veiligheids-
gordel omgespt.
#Voordat de auto wordtgestart: In het bij-
zonder de bestuurdersstoel, de hoofd-
steunen, het stuurwiel en de spiegels
instellen en de veiligheidsgordel omges-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van de buitenspiegel door ver-
keerde inschatting van de afstand
De buitenspiegels geven een verkleind beeld.
De zichtbare objecten zijn dichterbij dan het
lijkt.
#Daarom altijd de daadwerkelijke afstand
tot andere verkeersdeelnemers inschat-
ten door over de schouder te kijken.
#In- of uitklappen:In- of uitklappen: De toets2kort indrukken.
#InstInstellen:ellen: Met de toets1of 3de in te stel-
len buitenspiegel selecteren.
#Met de toets4de stand van het spiegelglas
instellen.
160160 Licht en zicht
%Nadat de accukabels losgemaakt zijn of als de
accu ontladen was, moeten de buitenspiegels
opnieuw worden geïnitialiseerd. Alleen dan
werkt het automatisch inklappen van de spie-
gels.
#InitialiserInitialiseren:en: De toets2kort indrukken.
Een ontgrendelde buitenspiegel kan als volgt weer
worden vergrendeld:
#AAututo's zonder elektro's zonder elektriscisch inklapbarh inklapbare buite buiten-en-
spiegspiegels:els: De buitenspiegel met de hand in de
juiste stand drukken.
#AAututo's meo's met elektrt elektriscisch inklapbarh inklapbare buite buitenspie-enspie-
ggels:els: De toets2ingedrukt houden.
Er is een klikkend geluid hoorbaar, gevolgd
door een klap. De buitenspiegel neemt de cor-
recte positie in.
FFunctie vunctie van de autan de automatiscomatisch dimmende spiegh dimmende spiegelsels
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door elektrolytvan de
dimmende spiegel
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende spiegel breekt, kan elektrolyt naar bui-
tenkomen.
De elektrolyt is schadelijk voor de gezondheid
en veroorzaakt irritaties. Het mag niet in con-
tact met huid, ogen, ademhalingsorganen of
kleding komen of ingeslikt worden.
#Bij contact met elektrolyt het volgende in
acht nemen:
RElektrolyt op de huid direct met
water afspoelen en zo snel mogelijk
de hulp van een arts inroepen.
RElektrolyt in de ogen direct grondig
met schoon water uitspoelen en zo
snel mogelijk de hulp van een arts
inroepen.
RWanneer elektrolyt is ingeslikt, direct
grondig de mond uitspoelen. Geen
braken opwekken. Zo snel mogelijk
naar een arts gaan.
RMet elektrolytvervuilde kleding
direct vervangen.
RBij allergische reacties direct naar
een arts gaan.
De binnen- en buitenspiegel aan de bestuurders-
zijde blinderen automatisch als licht op de sensor
van de binnenspiegel valt.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
In de volgende situaties dimt het systeem niet:
RDe auto is uitgeschakeld.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
RDe interieurverlichting is ingeschakeld.
FFunctie vunctie van de inan de inparkparkeersteerstand vand van de buitan de buitenspie-enspie-
ggel aan passagierel aan passagiersziszijdejde
De inparkeerstand helpt u bij het inparkeren.
Licht en zicht 161161
In de volgende situaties klapt de buitenspiegel aan
passagierszijde omlaag in de richting van het ach-
terwiel aan passagierszijde:
RDe inparkeerstand is opgeslagen
(/pagina 162).
RDe buitenspiegel aan passagierszijde is gese-
lecteerd.
RDe achteruitversnelling is ingeschakeld.
De buitenspiegel aan passagierszijde wordt in de
volgende situaties teruggezet:
RU plaatst de transmissie in een andere trans-
missiestand.
REr wordt sneller dan 15 km/h gereden.
RDe toetsvoor de buitenspiegel aan bestuur-
derszijde wordt ingedrukt.
InInparkparkeersteerstand vand van de buitan de buitenspiegenspiegel aan passa-el aan passa-
giergiersziszijde via de acjde via de achthtereruitvuitverersnelling opslaansnelling opslaan
OpslaanOpslaan
#De buitenspiegel aan passagierszijde selecte-
ren met de toets1.
#De achteruitversnelling inschakelen.
#Met de toets2de buitenspiegel aan passa-
gierszijde in de gewenste inparkeerstand bren-
gen.
OprOproepenoepen
#De buitenspiegel aan passagierszijde selecte-
ren met de toets1.
#De achteruitversnelling inschakelen.
De buitenspiegel aan passagierszijde kantelt
naar de opgeslagen inparkeerstand.
AAututomatiscomatisch inklappen vh inklappen van de buitan de buitenspiegenspiegels in-els in-
en uitscen uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#Automatisch inklappen in- of uitschakelen.
162162 Licht en zicht
OvOvererziczicht tht tememperperatuurratuurregegelsystelsystemenemen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de klimaatrt de klimaatregege-e-
lingling
Opdat de airconditioning, de controle op schade-
lijke stoen en de ltering van de lucht correct
werken, moet altijd een interieurlter worden
gebruikt. Erop letten dat het lter correct geïnstal-
leerd is. Door Mercedes-Benz geadviseerde en
vrijgegeven lters gebruiken. Onderhoudswerk-
zaamheden altijd laten uitvoeren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
OvOvererziczicht bedieningseenheid autht bedieningseenheid automatiscomatische air-he air-
conditioningconditioning
De controlelampjes in de toetsen geven aan dat
de betreende functie geactiveerd is.
Aircobedieningseenheid THERMATIC met standver-
warming (voorbeeld)
1qTemperatuur bestuurderszijde instellen
2Auto's met bedieningseenheid THERMATIC of
THERMOTRONIC met standverwarming: A
Klimaatmenu oproepen
Auto's met bedieningseenheid THERMOTRO-
NIC zonder standverwarming: _Luchtver-
deling instellen rechts
3HLuchthoeveelheid instellen of klimaatre-
geling uitschakelen
4ÃKlimaatregeling automatisch regelen
(/pagina 164)
5¬Voorruit ontwasemen
6¤Achterruitverwarming in- of uitschake-
len
7gLuchtrecirculatie in- of uitschakelen
(/pagina 165)
8Auto's met bedieningseenheid THERMATIC
(met/zonder standverwarming): ¿A/C-
functie in- of uitschakelen(/pagina 164)
Auto's met bedieningseenheid THERMOTRO-
NIC (met/zonder standverwarming): Á
A/C-functie in- of uitschake-
len(/pagina 164)
Restwarmte in- of uitschakelen
(/pagina 165)
9Auto's met bedieningseenheid THERMATIC of
THERMOTRONIC met standverwarming: &
De standverwarming in- of uitschakelen
(/pagina 169)
Auto's met bedieningseenheid THERMOTRO-
NIC zonder standverwarming: 0Synchro-
nisatie in- of uitschakelen (/pagina 165)
Plug-in-hybride met bedieningseenheid THER-
MATIC of THERMOTRONIC: &"Directe kli-
maatregeling vooraf in‑ of uitschakelen
(/pagina 168)
Klimaatregeling 163163
AAuto's met bedieningseenheid THERMATIC
(met/zonder standverwarming): _Lucht-
verdeling instellen
Auto's met bedieningseenheid THERMOTRO-
NIC (met/zonder standverwarming): q
Temperatuur passagierszijde instellen
TTememperperatuurratuurregegelsystelsysteem bedieneneem bedienen
KlimaatrKlimaatregegeling in- en uitsceling in- en uitschakhakelenelen
#InscInschakhakelen:elen: De luchthoeveelheid met de
toetsHin de stand 1 of hoger instellen.
#UitscUitschakhakelen:elen: De luchthoeveelheid met de
toetsHin de stand 0 instellen.
Wanneer de klimaatregeling is uitgeschakeld, kun-
nen de ruiten sneller beslaan. Klimaatregeling
slechts kortstondig uitschakelen.
A/C-functie via airA/C-functie via aircobedieningseenheid in- of uit-cobedieningseenheid in- of uit-
scschakhakelenelen
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#De toets¿/Áindrukken.
De A/C-functie slechts kortstondig uitschakelen,
omdat anders de ruiten sneller beslaan.
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens het
koelen condenswater naar buiten komen. Dat is
geen tekenvan een defect.
Klimaatmenu oprKlimaatmenu oproepenoepen
Klimaatmenu via heKlimaatmenu via het multimediasystt multimediasysteem opreem oproe-oe-
penpen
#Een van de temperatuurweergaven onder aan
het mediadisplay selecteren.
Klimaatmenu via de tKlimaatmenu via de toeoets in de airts in de aircobedienings-cobedienings-
eenheid opreenheid oproepenoepen
#De toetsAvan de aircobedieningseenheid
indrukken.
A/C-functie via multimediasystA/C-functie via multimediasysteem in- of uitsceem in- of uitscha-ha-
kkelenelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e zitrij
De A/C-functie verwarmt, koelt en droogt de inte-
rieurlucht van de auto.
#A/C selecteren.
KlimaatrKlimaatregegeling auteling automatiscomatisch rh regegelenelen
In de automatische stand wordt de ingestelde
temperatuur door de luchttoevoer geregeld en
constant gehouden.
#De toetsÃindrukken.
#OmscOmschakhakelen naar handmatig gelen naar handmatig gebrebruik:uik: De
toets_of Ãindrukken.
In de automatische stand kunt u met de
toetsHkiezen tussen vijf verschillende lucht-
hoeveelheden. De automatische stand blij daar-
bij behouden.
164164 Klimaatregeling
LLucuchtvhtvererdeling instdeling instellenellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 164).
#Een rij zitplaatsen selecteren.
#De lucDe luchtvhtvererdeling instdeling instellen:ellen: ¯,Pof
Oselecteren.
#De luchthoeveelheid instellen.
%Er kunnen meerdere luchtverdelingen tegelij-
kertijdworden geselecteerd, om bijvoorbeeld
de temperatuur bij de voorruit en in de been-
ruimte gelijktijdig te regelen.
De klimaatregeling van de voorruit ¯kan
alleen voor de eerste rij zitplaatsen worden
geselecteerd.
SyncSynchrhronisatiefunctie via aironisatiefunctie via aircobedieningseenheidcobedieningseenheid
in- of uitscin- of uitschakhakelenelen
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre-
geling centraal geregeld. De temperatuurinstelling
en de luchtverdelingsinstelling van de bestuur-
derszijde wordt automatisch overgenomen voor
de passagierszijde.
#De toets0indrukken.
Als de instelling van een andere klimaatzone
wordtgewijzigd, wordt de synchroniseringsfunctie
uitgeschakeld.
SyncSynchrhronisatiefunctie via multimediasystonisatiefunctie via multimediasysteem in-eem in-
of uitscof uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 51e zitrij
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre-
geling centraal geregeld. De instellingen van de
bestuurder voor temperatuur, luchthoeveelheid en
luchtverdeling worden automatisch overgenomen
voor elke klimaatzone.
#SYNC selecteren en in- of uitschakelen.
Condens vCondens van de ran de ruituiten ven vererwiwijderjderenen
VVan binnen beslagan binnen beslagen ren ruituitenen
#De toetsÃindrukken.
#Als de ruiten beslagen blijven: De toets¬
indrukken.
VVan buitan buiten beslagen beslagen ren ruituitenen
#De ruitenwissers inschakelen.
#De toetsÃindrukken.
LLucuchtrhtrecirecirculatie in- of uitscculatie in- of uitschakhakelenelen
#De toetsgindrukken.
De interieurlucht wordtgerecirculeerd.
De luchtrecirculatie schakelt na enige tijd automa-
tisch over naar de buitenluchtmodus.
%Wanneer de luchtrecirculatie is ingeschakeld
kunnen de ruiten sneller beslaan. De luchtre-
circulatie slechts kortstondig inschakelen.
RResestwtwararmtmte in- of uitsce in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is geparkeerd.
%Het gebruik van de restwarmte is alleen
beschikbaar bij auto's met dieselmotor.
Klimaatregeling 165165
Met de restwarmte van de motorkan de fron-
truimte van de auto, afhankelijk van de ingestelde
temperatuur, circa 30 minuten worden verwarmd
of geventileerd.
#InscInschakhakelen:elen: De toetsÁindrukken.
De restwarmte wordt automatisch uitgeschakeld.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
WWererking vking van de klimaatran de klimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
De omgeving van de bestuurdersstoel, of het
gehele interieur, kan al voor het instappen kort-
stondig worden voorverwarmd of -gekoeld.
Bij het voorkoelen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Bij het voorverwarmen worden de volgende func-
ties naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel instel instellenellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
In- en uitscIn- en uitschakhakelenelen
#Zselecteren.
#Voorklimatisering via sleutel selecteren.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutel in- of uitscel in- of uitschakhake-e-
lenlen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#InscInschakhakelen:elen: De auto ontgrendelen.
De klimaatregelingsfuncties worden bij het
voorverwarmen en bij het voorkoelen maxi-
maal vijf minuten ingeschakeld.
De klimaatregeling vooraf via de sleutel kan niet
meer dan tweemaal worden ingeschakeld als de
auto geparkeerd is.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets&omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
166166 Klimaatregeling
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijdjd
FFunctie vunctie van de klimaatran de klimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de ver-er-
trtrektiektijdjd
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kanworden verwarmd en gekoeld als
de auto geparkeerd is.
Wanneer de auto is aangesloten op een stroom-
voorziening, hee het opladen van de hoogspan-
ningsaccu tot een vastgelegde minimale laadtoe-
stand voorrang.
Onder de volgende voorwaarden kan de draaiperi-
ode van de klimaatregeling vooraf korter worden:
RDe auto is niet op een stroomvoorziening aan-
gesloten.
RDe hoogspanningsaccu is niet voldoende
opgeladen.
Door de actieve klimaatregeling vooraf kan de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu ook bij
een aangesloten laadkabelstekker teruglopen.
Bij het koelen worden de volgende functies naar
behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelventilatie
Bij het verwarmen worden de volgende functies
naar behoee ingeschakeld:
RAutomatische airconditioning
RAanjager
RStoelverwarming
RStuurwielverwarming
RSpiegelverwarming
RAchterruitverwarming
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd instjd instellenellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Voorklimatisering
EenmaligEenmalige ve verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#EENMALIG selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
AActievctieve ve verertrtrektiektijd bewjd bewerkerkenen
#Het stisymbool naast de weergegevenver-
trektijd selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
WWeekpreekproeloel instinstellenellen
#WEEKPROFIEL selecteren.
#De gewenste vertrektijden instellen, bijvoor-
beeld elke dag om 8:00 uur.
Zone selectZone selectererenen
#Zselecteren.
Klimaatregeling 167167
#Alleen best.stoel selecteren.
Wanneer de instelling Alleen best.stoel
gedeactiveerd is, wordt de klimaatregeling
vooraf voor de gehele auto uitgevoerd.
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijd in- of uit-jd in- of uit-
scschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe hoogspanningsaccu is voldoende opgela-
den.
RDe functie is via het multimediasysteem geac-
tiveerd.
#InscInschakhakelen:elen: De vertrektijd instellen
(/pagina 167).
De klimaatregeling vooraf op de vertrektijd
wordt maximaal 55 minuten voor de gekozen
vertrektijd ingeschakeld. Bij vertraging van de
vertrektijd blij de klimaatregeling nog vijf
minuten werken.
#UitscUitschakhakelen:elen: De toets&omhoog- of
omlaagdrukken.
De volgende functies blijven ook na het starten
van de auto ingeschakeld:
RStoelverwarming
RStoelventilatie
DirDirectecte klimaatre klimaatregegeling veling voorooraf in- of uitscaf in- of uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Wanneer personen in het bijzonder kinderen
langdurig aan hoge of lage temperaturen
worden blootgesteld, bestaat gevaar voor let-
sel of zelfs levensgevaar!
#Personen in het bijzonder kinderen
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Het interieur kan, bijvoorbeeld tijdens een riton-
derbreking, tot 50 minuten verder worden ver-
warmd of gekoeld.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw:Blauw: Koelen is ingeschakeld.
RRRood:ood: Verwarmen is ingeschakeld.
RGeel:Geel: Vertrektijd is voorgeselecteerd.
#De gewenste temperatuur met de toetsw
instellen.
168168 Klimaatregeling
#De toets1indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets1gaat branden of doo.
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatieentilatie
WWererking vking van de stan de standvandverwerwararming/-vming/-ventilatieentilatie
%De volgende functie is afhankelijk van de uit-
rusting.
RDe lucht in het interieur wordttot de inge-
stelde temperatuur verwarmd of gekoeld.
RDe lucht in het interieur kan niet tot onder de
buitentemperatuur worden afgekoeld.
RWanneer de buitentemperatuur wijzigt, wordt
automatisch omgeschakeld van de verwar-
mings- naar de ventilatiefunctie, of van de ven-
tilatie- naar de verwarmingsfunctie.
De standverwarming en de uitlaat voor de ver-
brandingsgassen bevinden zich voor het rechter
voorwiel.
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatie via bedieningseen-entilatie via bedieningseen-
heid in- of uitscheid in- of uitschakhakelenelen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijpgeblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, de auto binnendringen. Dat is bijvoor-
beeld in geslotenruimtes het geval, of als de
auto in de sneeuw vastzit.
#In geslotenruimtes zonder afzuiginstalla-
tie de standverwarming uitschakelen, bij-
voorbeeld in de garage.
#Wanneer de auto of de extra verwarming
is ingeschakeld, de uitlaateindpijp en de
omgeving van de auto sneeuwvrij hou-
den.
#Aan de luwzijde van de auto een ruit ope-
nen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door hete
onderdelen van de standverwarming en
uitlaatgassen
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#Als de standverwarming is ingeschakeld
ervoor zorgen dat:
Rhete onderdelen van de auto niet in
contact komen met brandbaar mate-
riaal.
Rde uitlaatgassen ongehinderd via de
uitlaateindpijp van de standverwar-
ming naar buiten kunnen treden.
Rde uitlaatgassen niet met brandbaar
materiaal in aanraking komen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Accu-ontlading door gebruik
van de standverwarming-ventilatie
Het gebruik van de standverwarming-ventilatie
belast de accu.
Klimaatregeling 169169
#Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ven-
tileren van de auto een langere afstand
rijden.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe brandstoank is ten minste voor Õgevuld.
#De temperatuur via de toetswinstellen.
#De toets1indrukken.
Het rode of het blauwe controlelampje in de
toets1gaat branden of doo.
De kleuren van het controlelampje hebben de vol-
gende betekenis:
RBlauw:Blauw: De standventilatie is ingeschakeld.
RRRood:ood: De standverwarming is ingeschakeld.
RGeel:Geel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.
De standverwarming/-ventilatie wordt na
50 minuten uitgeschakeld.
Bediening via app:Bediening via app: De standverwarming/-ventila-
tie kan ook via de app van Mercedes me connect
worden bediend. Meer informatie vindt u in de
afzonderlijke handleiding onder https://
moba.i.daimler.com/markets/ece-row/baix/
cars/connectme/de_DE/#emotions/
Startseite.html.
StStandvandverwerwararming/-vming/-ventilatie via multimediasyentilatie via multimediasys-s-
tteem insteem instellenellen
Multimediasysteem:
4Airco-menu 5Standverwarming
#Het klimaatmenu oproepen (/pagina 164).
#Standverwarming selecteren.
VVerertrtrektiektijd selectjd selectererenen
#De tijd TIJD A: XX,TIJD B: XX of TIJD C: XX
selecteren.
VVerertrtrektiektijd instjd instellenellen
#De tijd TIJD A: XX,TIJD B: XX of TIJD C: XX
selecteren.
#De pen naast de tijd selecteren.
#Een tijd instellen.
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningenen
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningen ven vóór instóór instellenellen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den of bevriezing door een te geringe
afstand tot de luchtuitstroomopeningen
Uit de luchtuitstroomopeningen kan zeer hete
of zeer koude lucht stromen.
#Altijd ervoor zorgen, dat alle inzittenden
voldoende afstand houden tot de lucht-
uitstroomopeningen.
170170 Klimaatregeling
#Naar behoee de luchtstroom naar een
ander gebied van het interieur leiden.
Om de toevoer van buitenlucht via de luchtuit-
stroomopeningen naar het interieur te waarbor-
gen, de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe luchtroosters in het interieur altijd vrijhou-
den.
RDe luchtinlaat vrijhouden van afzettingen
(/pagina 362).
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: De luchtuitstroomope-
ning 1in het midden vastpakken en tot de
aanslag omhoog, omlaag, linksom (open) of
rechtsom (dicht) draaien.
#LLucuchtshtstrtroomroomricichting insthting instellen:ellen: De luchtuit-
stroomopening 1in het midden vastpakken
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningen acen achthtererin instin instellenellen
#Openen of sluitOpenen of sluiten:en: De luchtuitstroomope-
ning 1in het midden vastpakken en tot de
aanslag omhoog, omlaag, links- of rechtsom
draaien.
#LLucuchtshtstrtroomroomricichting insthting instellen:ellen: De luchtuit-
stroomopening 1in het midden vastpakken
en naar boven, beneden, links of rechts zwen-
ken.
Klimaatregeling 171171
RiRijdenjden
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot plug-in-ht plug-in-hybrybrideide
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de plug-in-ht de plug-in-hybrybri-i-
defunctiedefunctie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandwonden‑ en ver-
giigingsgevaar bij beschadigde hoog-
spanningsaccu
Als het huis van de hoogspanningsaccu wordt
beschadigd, kunnen de elektrolyt en gassen
ontsnappen.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Elektrolytspatten direct met water
afspoelen en zo snel mogelijk de hulp
van een arts inroepen.
&GEVGEVAARAAR Explosiegevaar bij overschrijden
van de inwendige druk van de hoogspan-
ningsaccu
Bij een autobrand kan brandbaar gas ontsnap-
pen en ontbranden.
#Bij een ongewone geurontwikkeling, rook
of brandvlekken direct het opladen
afbreken.
#Direct de gevarenzone verlaten. De geva-
renzone op voldoende afstand beveili-
gen.
#Contact opnemen met de brandweer.
Het hybride systeem combineert een verbran-
dingsmotor met een elektromotor.
Eigenschappen wanneer de auto stilstaat:
RDe verbrandingsmotorwordt in de regel uitge-
schakeld.
RDe motor draait slechts sporadisch stationair.
Eigenschappen bij het startenvan de auto:
RWanneer de hoogspanningsaccu voldoende
opgeladen is, kan de auto met elektrische aan-
drijving zonder verbrandingsmotor starten
(geruisloos starten).
RWanneer de hoogspanningsaccu voor de elek-
trische aandrijving niet voldoende opgeladen
is of wanneer de bedrijfstemperatuur van de
verbrandingsmotor nog niet is bereikt, kan de
auto met verbrandingsmotor starten.
%Als gevolg van de werking van het systeem is
het mogelijk dat ondanks een opgeladen
hoogspanningsaccu elektrisch rijden niet of
slechts beperkt beschikbaar is. Wanneer vol-
doende lang met de verbrandingsmotor is
gereden, is het elektrisch rijden weer onbe-
perkt beschikbaar.
%Om de verbrandingsmotorte startenwordt de
hoogspanningsaccu ingezet als startaccu.
Eigenschappen bij gematigd vermogensverzoek:
RDe verbrandingsmotorwordt tijdens het rijden
zo vaak mogelijk afgezet.
RDe auto kan, afhankelijk van het gekozen rij-
programma en de laadtoestand van de accu,
tot een snelheid van circa 140 km/h elek-
trisch accelereren.
Eigenschappen bij hoog vermogensverzoek:
RDe elektromotor ondersteunt de verbrandings-
motor (boost-eect), bijvoorbeeld bij het
optrekken of accelereren.
RDe hoogspanningsaccu wordt ontladen.
172172 Rijden en parkeren
Eigenschappen bij het loslaten van het gaspedaal
tijdens het rijden:
RDe elektromotorwordt bij deceleratie en bij
het remmen als dynamo gebruikt.
RDe hoogspanningsaccu wordt opgeladen.
Aanwijzingen met betrekking tot elektro-modus:
RAuto's met een hybride systeem produceren
beduidend minder geluid bij stilstand en tij-
dens het rijden dan auto's met verbrandings-
motor.
RIn de elektro-modus wordt de auto mogelijk
akoestisch niet waargenomen door andere
verkeersdeelnemers als gevolg van de bedui-
dend lagere geluidsproductie bij stilstand en
tijdens het rijden.
Daarom is de auto uitgerust met een soundge-
nerator als akoestisch voertuigwaarschuwings-
systeem (AVAS).
RWanneer met betrekking tot de auto niet aan
alle voorwaarden voor elektrische rijden is vol-
daan, wordt de verbrandingsmotorgestart.
%AAututo's meo's mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er: Tijdens de
regeneratie van het dieselpartikellter kunnen
rijprogramma's niet of slechts beperkt
beschikbaar zijn en kan de laadtoestand van
de accu veranderen.
Aanwijzingen met betrekking tot het akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem:
RDe soundgenerator genereert tot een snelheid
van circa 30 km/h snelheidsafhankelijke rijg-
eluiden bij het vooruit en achteruit rijden.
RAndere verkeersdeelnemers, met name voet-
gangers en etsers, kunnen de auto op die
manier beter opmerken.
RVanaf een snelheid van 20 km/h wordt het
akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem
geleidelijk uitgeschakeld.
RDe soundgenerator is uitgeschakeld wanneer
de auto stilstaat.
Handmatig uitscHandmatig uitschakhakelen velen van hean het hoogspannings-t hoogspannings-
boorboordnetdnet
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar en brandgevaar
door gewijzigde en/of beschadigde onder-
delen van het hoogspanningsboordnet
Het hoogspanningsboordnet staat onder hoge
elektrische spanning. Als u onderdelen van het
hoogspanningsboordnet verandert of bescha-
digde onderdelen aanraakt, kunt u een
stroomstoot krijgen. Bovendien kunnen gewij-
zigde en/of beschadigde onderdelen brand
veroorzaken.
Bij een ongeval of contact van de bodemplaat
met de grond kunnen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet ook niet-zichtbaar
worden beschadigd.
#Nooit wijzigingen aan het hoogspan-
ningsboordnet uitvoeren.
#De auto niet met gewijzigde of bescha-
digde onderdelen van het hoogspan-
ningsboordnet inschakelen en gebruiken.
Rijden en parkeren 173173
#Nooit beschadigde onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#Na een ongeval geen onderdelen van het
hoogspanningsboordnet aanraken.
#De auto na een ongeval laten transporte-
ren.
#Onderdelen van het hoogspannings-
boordnet bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren en indien nodig
laten vervangen.
VVoorwoorwaaraardenden
Het hoogspanningsboordnet mag alleen in de vol-
gende situaties handmatig worden uitgeschakeld:
RHet waarschuwingslampje veiligheidssysteem
6brandt in het instrumentendisplay, bij-
voorbeeld na een ongeval.
RDe auto is zwaar beschadigd en componenten
van het veiligheidssysteem zijn niet geacti-
veerd, bijvoorbeeld na een ongeval.
HoogspanningsuitscHoogspanningsuitschakhakelsystelsysteem geem gebrebruikuikenen
#De auto uitschakelen.
#De transmissie in de stand jzetten.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#De auto tegenwegrollen beveiligen (zie hand-
leiding van de auto).
#De motorkap openen.
#De ontgrendelingsnok 1in de richting van de
pijl drukken en eruit trekken.
#Het hoogspanningsuitschakelsysteem 2in
de richting van de pijl trekken, tot dit vergren-
delt.
Het hoogspanningsboordnet is uitgeschakeld.
Alle werkzaamheden aan het hybride systeem -
ook na handmatig uitschakelen van het hoogspan-
ningsboordnet - mogen alleen door een gekwali-
ceerde werkplaats worden uitgevoerd.
SpanningsvSpanningsvooroorziening of autziening of auto insco inschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
174174 Rijden en parkeren
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Het
rempedaal wordt niet bediend.
RAAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Het koppelingspedaal wordt niet bediend.
#SpanningsvSpanningsvooroorziening inscziening inschakhakelen:elen: De toets
1eenmaal indrukken.
Ukunt bijvoorbeeld de ruitenwissers inschake-
len.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de spanningsvoorziening weer uitge-
schakeld:
RHet bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe toets1wordt nog tweemaal ingedrukt.
#AAututo insco inschakhakelen:elen: De toets1tweemaal
indrukken.
In het combi-instrument gaan waarschuwings-
en controlelampjes branden.
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, wordt de auto weer uitgeschakeld:
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie:De auto
wordt niet binnen 15 minuten gestart en de
transmissie staat in de stand jof de elektri-
sche parkeerrem is ingeschakeld.
RAAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellings-snellings-
bak:bak:De auto wordt niet binnen 15 minuten
gestart en de elektrische parkeerrem is inge-
schakeld.
RDe toets1wordt eenmaal ingedrukt.
Rijden en parkeren 175175
AAututo sto startartenen
AAututo meo met stt starart-stt-stoptoptoeoets stts startartenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Het inade-
men van deze uitlaatgassen is schadelijk voor
de gezondheid en leidt totvergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een geslotenruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Er bestaat gevaar voor
brand door de brandbare materialen in de
motorruimte of bij het uitlaatsysteem
Brandbare materialen kunnen ontsteken.
#Daaromregelmatig controleren dat zich
geen brandbaar materiaal in de motor-
ruimte of tegen het uitlaatsysteem
bevindt.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe sleutel bevindt zich in de auto en wordt
herkend.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Het koppelingspedaal indrukken.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie in de stand jof ischakelen.
#Het rempedaal indrukken en de toets1een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto niet start: Niet benodigde
verbruikers uitschakelen en de toets1een-
maal indrukken.
#Wanneer de auto nog steeds niet start en op
het instrumentendisplay de displaymelding
Sleutel in aangegeven bergplaats leggen zie
handleiding verschijnt: De auto starten met de
sleutel in het opbergvak (noodprogramma)
(/pagina 176).
%Ukunt de auto tijdens het rijden uitschakelen.
Hiertoe gedurende circa drie seconden de
toets1indrukken of binnen drie seconden
de toets1driemaal indrukken. Hiertoe
beslist de veiligheidsaanwijzingen onder "Aan-
wijzingen met betrekking tot het rijden"
(/pagina 179) in acht nemen.
De informatie over de displaymeldingen die op het
instrumentendisplay kunnen worden weergegeven
in acht nemen.
AAututo sto startarten meen met sleutt sleutel in opberel in opbergvgvak (noodprak (noodpro-o-
grgramma)amma)
Wanneer de auto niet start en op het instrumen-
tendisplay de melding Sleutel in aangegeven
bergplaats leggen zie handleiding verschijnt, kan
de auto in het noodprogramma worden gestart.
176176 Rijden en parkeren
Opbergvak (voorbeeld met bekerhouder zonder rol-
scherm)
#Eventueel het rolscherm van het opbergvak
2openen.
#Het opbergvak 2moet leeg zijn; dit controle-
ren.
#De sleutel 1van de sleutelbos verwijderen.
#De sleutel 1in het opbergvak 2op het
symbool 3leggen.
De auto wordt na korte tijd gestart.
Wanneer u de sleutel 1uit het opbergvak 2
neemt, is de auto nog steeds rijklaar. Om de
auto opnieuw te kunnen starten moet de sleu-
tel1echter tijdens de gehele rit in het
opbergvak2op het symbool 3liggen.
#De sleutel 1bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
WWanneer de autanneer de auto nieo niet stt start:art:
#De sleutel 1in het opbergvak 2laten lig-
gen.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Het koppelingspedaal indrukken.
#Het rempedaal indrukken en de auto met de
start-stoptoets starten.
%Met de start-stoptoetskan ook alleen de
spanningsvoorziening of de auto worden inge-
schakeld.
De informatie over de displaymeldingen die op het
instrumentendisplay kunnen worden weergegeven
in acht nemen.
AAututo via Ro via Remotemote Online sere Online services stvices startartenen
HeHet intt intererieur vieur voor aanvoor aanvang vang van de ran de rit kit koelen ofoelen of
vverwerwararmenmen
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die vantoepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
het startenvan de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
StStartartaccu vaccu voor begin voor begin van de ran de rit opladenit opladen
Wanneer de laadtoestand van de startaccu laag
is, kunt u op uw smartphone een bericht ontvan-
gen. Dan kunt u de auto starten met behulp van
de smartphone om de accu op te laden. Na tien
minuten wordt de auto weer automatisch afgezet.
Voor het starten het volgende controleren:
RDe wettelijke bepalingen die vantoepassing
zijn voor de betreende parkeerplek maken
Rijden en parkeren 177177
het startenvan de auto met een smartphone
mogelijk.
RHet starten en laten draaien van de auto is
zonder gevaar mogelijk op de parkeerplek.
RDe brandstoank is voldoende gevuld.
AAututo sto startarten (Ren (Remotemote Online)e Online)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door het
ongewild in werking treden van de motor
Als de motor tijdens onderhouds‑ of reparatie-
werkzaamheden ongewild in werking treedt,
kunnen lichaamsdelen bekneld raken.
#De motor altijd tegen ongewild in wer-
king treden beveiligen, voordat onder-
houds‑ of reparatiewerkzaamheden wor-
den uitgevoerd.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe parkeerstand jis ingeschakeld.
RHet alarm van het diefstal-/inbraakalarmin-
stallatie is niet actief.
RDe alarmknipperlichtinstallatie is uitgescha-
keld.
RDe motorkap is gesloten.
RDe portieren zijn gesloten en vergrendeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn gesloten.
#De auto met de smartphone starten.
Na iedere start draait de motor tien minuten.
Ukunt maximaal twee startpogingen na elkaar uit-
voeren. Voordat u de auto opnieuw met de smart-
phone kunt starten, moet u de auto eenmaal met
de sleutel starten.
Ukunt de auto altijd als volgt uitschakelen:
Rvia de smartphone app
Rdoor het indrukken van de toetsÜof ß
op de sleutel
%Meer Informatie vindt u in de smartphone
app.
SSttartarten ven van de autan de auto vo voor onderoor onderhouds- of rhouds- of reparepara-a-
tiewtiewererkzaamheden vkzaamheden vererhinderhinderen:en:
#De alarmknipperlichtinstallatie inschakelen.
of
#De portieren ontgrendelen.
of
#Een zijruit of het schuifdak openen.
InriInrij-aanj-aanwiwijzingjzingenen
De motorgedurende de eerste 1500 km ontzien:
RMet wisselende snelheid en wisselend motor-
toerental rijden.
RNiet sneller dan 140 km/h rijden.
RIn het rijprogramma Aof ;rijden.
RTijdig opschakelen, uiterlijk wanneer de wijzer
van de toerenteller het laatste derde deel ór
het rode gebied hee bereikt.
ROm te remmen niet handmatig terugschake-
len.
RHoge belastingen en volgas vermijden.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Het gas-
pedaal niet totvoorbij het drukpunt indrukken
(kickdown).
RPasvanaf 1500 km kan het motortoerental
geleidelijk worden verhoogd en het volledige
snelheidsbereik worden gebruikt.
Dit geldt eveneens wanneer de motor of onderde-
len van de aandrijijn zijn vervangen.
178178 Rijden en parkeren
Bovendien de volgende inrij-aanwijzingen in acht
nemen:
RNa aevering van de auto of na een reparatie
initialiseren de sensoren van enkele rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen zich over een
bepaalde afstand. De volledige functionaliteit
van deze systemen wordt pas bereikt na
afsluiting van deze inleerprocedure.
RNieuwe of vervangen remblokken, remschijven
en banden bereiken pas na enkele honderden
kilometers de optimale remwerking en grip.
De verminderde remwerking door krachtiger
indrukken van het rempedaal compenseren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijdenjden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door voorwerpen in de beenruimte van de
bestuurder
Voorwerpen in de beenruimte van de bestuur-
der kunnen de slag van de pedalen beperken
en een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
#Alle voorwerpen in de auto veilig opber-
gen, opdat deze niet in de beenruimte
van de bestuurder terechtkunnen
komen.
#De vloermatten altijd stevig en zoals
voorgeschreven aanbrengen, zodat altijd
voldoende vrijeruimte voor de pedalen is
gewaarborgd.
#Geen losse vloermatten gebruiken en
niet meerdere vloermatten op elkaar leg-
gen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ongeschikte schoenen
Ongeschikte schoenen zijn bijvoorbeeld:
RSchoenen met plateauzolen
RSchoenen met hoge hakken
RPantoels
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#Om de pedalen veilig te kunnen bedie-
nen altijd geschikte schoenen dragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij uitgeschakelde auto tijdens het rijden
Als u de auto tijdens het rijden uitschakelt, zijn
veiligheidsrelevante functies beperkt of niet
meer beschikbaar.
Dat kan bijvoorbeeld de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging betreen.
Er is dan aanzienlijk meer kracht voor bijvoor-
beeld het sturen en remmen vereist.
#De auto niet uitschakelen tijdens het rij-
den.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Het inade-
men van deze uitlaatgassen is schadelijk voor
de gezondheid en leidt totvergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een geslotenruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
Rijden en parkeren 179179
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door terugschakelen op
een glad wegdek
Als op glad wegdek wordtteruggeschakeld om
de remwerking van de motorte verhogen, kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verliezen.
#Op glad wegdek niet terugschakelen om
de remwerking van de motorte verho-
gen.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door giige uitlaat-
gassen
Wanneer de uitlaateindpijpgeblokkeerd is of
geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen
giige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmo-
noxide, het interieur binnendringen. Dat is bij-
voorbeeld het geval als het voertuig in de
sneeuw vastzit.
#Als het voertuig of de standverwarming
moet blijven draaien, de uitlaateindpijp
en de omgeving van het voertuig snee-
uwvrij houden.
#Aan de luwzijde van het voertuig een ruit
openen, om voldoende buitenlucht in het
interieur te laten komen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door oververhit geraakt remsysteem
Als u tijdens het rijden de voet op het rempe-
daal laat rusten, kan het remsysteem overver-
hit raken.
Daardoor wordt de remweg langer en kan het
remsysteem zelfs uitvallen.
#Het rempedaal nooit als voetensteun
gebruiken.
#Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
rem- en gaspedaal indrukken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door te hoog
motortoerental
Als in het maximumtoerentalbereik wordt
gereden, wordt de motor beschadigd.
#De motor niet voorbij het maximumtoe-
rentalbereik laten draaien.
*AANWIJZINGAANWIJZING Slijtage van de remblokken
door het continu indrukken van het rem-
pedaal
#Het rempedaal niet continu indrukken tij-
dens het rijden.
#Om de remwerking van de motorte
benutten, vroegtijdig een versnelling
terugschakelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de aan-
drijijn en de motor bij het wegrijden
#De motor niet stationair laten warm-
draaien. Meteen wegrijden.
#Hoge motortoerentallen en volgas ver-
mijden totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur hee bereikt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de kataly-
sator door onverbrande brandstof
De motor draait onregelmatig en slaat over.
Onverbrande brandstof kan in de katalysator
geraken.
180180 Rijden en parkeren
#Maar weinig gasgeven.
#De oorzaak zo snel mogelijk laten verhel-
pen bij een gekwaliceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Gereduceerde levensduur
van de accu door het vaak rijden van
korte afstanden
Wanneer de auto alleen wordtgebruikt voor
korte afstanden, kan de 12V-accu niet goed
worden opgeladen. Hierdoor neemt de levens-
duur van de accu af.
#Regelmatig een langere afstand rijden,
om de accu op te laden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden metjden met
dakbelasdakbelasting, aanhangwting, aanhangwagagen of ven of volledig beladenolledig beladen
autoauto
Bij het rijden met een beladen dakdrager of aan-
hangwagen en bij een volledig beladen of bezette
auto verandert het rij- en stuurgedrag van uw
auto.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDe toegestane dakbelasting en het toegestane
aanhangwagengewicht niet overschrijden.
Hiertoe ook de technische gegevens in de
gedrukte handleiding in acht nemen.
RDe belading en de dakbelasting gelijkmatig
verdelen en zware voorwerpen zo laag moge-
lijk leggen. Hiertoe ook de aanwijzingen met
betrekking tot het beladen van de auto in acht
nemen (/pagina 123).
RBehoedzaam rijden; abrupt wegrijden, remmen
en sturen alsmede snel rijden door bochten
vermijden.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden opjden op
wwegegen wen waaraarop gop gesestrtrooid isooid is
De remwerking is beperkt op wegenwaarop
gestrooid is.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RDoor een zoutlaag op de remschijven en rem-
blokken kan de remweg aanzienlijk langer wor-
den of kan de auto aan één kant sterker of
zwakker remmen.
REen bovengemiddeld grote afstand tot het
voor u rijdende verkeer aanhouden.
De zoutlaag als volgt verwijderen:
RRegelmatig remmen en hierbij rekening hou-
den met de verkeerssituatie.
RBij het einde van de rit en bij aanvang van de
volgende ritvoorzichtig het rempedaal indruk-
ken.
Rijden en parkeren 181181
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot aqt aquaplaninguaplaning
Vanaf een bepaalde waterhoogte op de rijbaan
kan aquaplaning optreden.
Bij sterke neerslag of bij omstandigheden waarbij
aquaplaning optreden kan, de volgende aanwijzin-
gen in acht nemen:
RVoorzichtig de snelheid verlagen.
RDoor spoorvorming ontstane geulen vermij-
den.
RSnelle stuurbewegingen vermijden.
RVoorzichtig remmen.
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
het regelmatig controleren van wielen en ban-
den in acht nemen (/pagina 394).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het hetritrijden doorjden door
wwatater op de ser op de strtraataat
In de auto binnendringend waterkan de motor, de
elektronica en de transmissie beschadigen.
Ook kanwater via de luchtaanzuigaansluiting door
de motorworden aangezogen en motorschade
veroorzaken.
De volgende aanwijzingen in acht nemen wanneer
u door water moet rijden:
RDe waterhoogte bij rustig water mag maximaal
tot de onderrand van de carrosserie staan.
RMaximaal met een snelheid van 10 km/h rij-
den, anders kanwater in het interieur of de
motorruimte binnendringen.
RVoorliggers of tegenliggers kunnen voor golven
zorgen, waardoor de maximaal toegestane
hoeveelheid water op de wegkanworden
overschreden.
Na het rijden door water hebben de remmen een
verminderde remwerking. Rekening houdend met
de verkeerssituatie voorzichtig afremmen tot de
volledige remwerking weer beschikbaar is.
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteemeem
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteemeem
%Het ECO start-stopsysteem is, afhankelijk van
het motortype, niet in alle rijprogramma's
beschikbaar. Hiertoe de statusindicatie op het
instrumentendisplay in acht nemen.
Als met betrekking tot de auto aan alle voorwaar-
den voor de automatische motorstopwordtvol-
daan, wordt de motor automatisch afgezet:
RAAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Er wordt afgeremd, bij lage snelheid wordt de
neutraalstand iingeschakeld en vervolgens
wordt het koppelingspedaal losgelaten.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De auto
wordt in de transmissiestand hof i
gestopt.
RDe HOLD-functie wordtgeactiveerd of de
transmissiestand jwordt ingeschakeld.
%Wanneer het systeem een intelligente stopver-
hinderaar hee herkend, bijvoorbeeld een
stopbord, wordt de motor niet uitgeschakeld.
Wanneer u de HOLD-functie activeert of de
parkeerstand jinschakelt, kan de motor
ondanks een intelligente stopverhinderaar
worden uitgeschakeld.
%In de transmissiestand kwordt de motor
ondanks de ingeschakelde HOLD-functie niet
automatisch afgezet.
182182 Rijden en parkeren
De motorwordt in de volgende gevallen weer
automatisch gestart:
RAAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Het koppelingspedaal indrukken.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissiestand hof kwordt ingescha-
keld.
RHet gaspedaal wordt ingedrukt.
REr moet een automatische motorstart bij de
auto worden uitgevoerd.
Statusindicatie op het instrumentendisplay:
RHet symbool è(groen) verschijnt bij stil-
stand: De motor is door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RHet symbool ç(geel) verschijnt bij stil-
stand: Er is niet aan alle voorwaarden voor
een motorstopvoldaan.
RNoch het symbool ènoch het symbool
çverschijnt wanneer de auto stilstaat: Er
is een intelligente stopverhinderaar herkend,
bijvoorbeeld een stopbord.
RHet symbool sverschijnt: Het ECO start-
stopsysteem is uitgeschakeld of er is een sto-
ring aanwezig.
Wanneer de motor door het ECO start-stopsys-
teem is afgezet en de auto wordtverlaten, klinkt
een waarschuwingssignaal en wordt de motor niet
opnieuw gestart. Bovendien verschijnt op het
instrumentendisplay de displaymelding Voertuig
is klaar om te rijden. Voor het verlaten contact
uitschakelen.Wanneer de auto niet wordt uitge-
schakeld, wordt deze na drie minuten automatisch
uitgeschakeld.
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteem uit- of insceem uit- of inschakhakelenelen
#De toets1indrukken.
Bij het uit- of inschakelen van het ECO start-
stopsysteem verschijnt een weergave in het
combi-instrument.
%Wanneer het ECO start-stopsysteem uitge-
schakeld is, verschijnt permanent de weer-
gave sin het combi-instrument.
Rijden en parkeren 183183
FFunctie vunctie van de ECan de ECO aanduidingO aanduiding
De ECO aanduiding verzamelt gegevens over het
rijgedrag van de start tot het einde van de rit en
ondersteunt een zuinige rijstijl.
Ukunt het verbruik als volgt beïnvloeden:
RAnticiperend rijden.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: In het
rijprogramma ;rijden.
RAAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
In het rijprogramma Arijden.
RDe schakeladviezen in acht nemen.
Het opschri van het segment wordt helder, de
buitenste rand licht op en het segment wordt
gevuld bij de volgende rijstijl:
R1gelijkmatige snelheid
R2zacht vertragen en rollen
R3beheerst accelereren
Het opschri van het segment is grijs, de buiten-
ste rand is donker en het segment loopt leeg bij
de volgende rijstijl:
R1snelheidsschommelingen
R2sterk remmen
R3sportief accelereren
De ECO aanduiding gee aan of u brandstofbe-
sparend hebt gereden:
RDe drie segmenten zijn tegelijkertijd volledig
gevuld.
RDe omranding van de drie segmenten gaat
branden.
In het midden van de weergave 4wordt de extra
actieradius weergegeven die u door uw rijstijl in
vergelijking met een bestuurder met een zeer
sportieve rijstijl hebt bereikt. Deze actieradius
komt niet overeen met een vaste brandstofbespa-
ring.
RRecuperecuperatief ratief remsystemsysteem (plug-in-heem (plug-in-hybrybride)ide)
FFunctie vunctie van hean het rt recuperecuperatief ratief remsyemsyststeemeem
Tijdens het rijden wordt de elektromotor, afhanke-
lijk van de geselecteerde recuperatiefase, bij
deceleratie en bij het remmen als dynamo
gebruikt om de hoogspanningsaccu op te laden.
Zodra u tijdens het rijden de voet van het gas
neemt, wordt de recuperatie bij deceleratie geac-
tiveerd.
Hoe hoger de recuperatie, hoe sterker de auto tij-
dens het rollen wordt afgeremd en hoe meer elek-
trische energie naar de hoogspanningsaccu wordt
geleid.
Het recuperatieve remsysteem hee de volgende
eigenschappen:
ROndersteuning bij het remmen via een elektro-
nisch geregelde rembekrachtiging
ROmzetting van de bewegingsenergie van de
auto in elektrische energie
184184 Rijden en parkeren
%Wanneer u krachtig afremt, wordt bovendien
de mechanische remgebruikt. Daardoor kan
niet de maximale recuperatie-energie worden
teruggewonnen. Hoe anticiperender u rijdt en
remt, hoe eciënter de energie kanworden
gerecupereerd.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Bij de recuperatie bij deceleratie is de remwerking
van de elektromotor in de volgende situaties
slechts beperkt of helemaal niet aanwezig:
Rmet een toenemende laadtoestand van de
hoogspanningsaccu
Rwanneer de hoogspanningsaccu nog niet op
bedrijfstemperatuur is
Rwanneer de snelheid vrijwel nihil is
Rin de transmissiestand i
Rtijdens en na een ESP®-regeling
In deze gevallen wordt de gewenste vertraging
ingesteld via het remregelsysteem. Indien nodig
tevens afremmen met de bedrijfsrem.
RRecuperecuperatievatieve ve verertrtraging handmatig instaging handmatig instellenellen
%In het rijprogramma Îkunt u de mate van
recuperatie bij deceleratie handmatig instel-
len met de stuurwielschakelpaddles.
%Na het opnieuw startenvan de auto of na het
weer inschakelen van de transmissiestand h
is automatisch de standaardinstelling inge-
steld.
De volgende recuperatiefasen zijn beschikbaar:
RhÃIntelligente, anticiperende recupera-
tie met de ECO-assistent (standaardinstelling)
(/pagina 186)
Rhq Geen recuperatie: De auto rolt uit
RhNormale recuperatie
Rh±Versterkte recuperatie: Sterke vertra-
ging van de auto bij deceleratie, bijvoorbeeld
bij het bergafrijden
Rh±± Maximale recuperatie: Maximale ver-
traging van de auto bij deceleratie
#RRecuperecuperatie vatie vererhoghogen:en: Kort aan de schakel-
paddle 1trekken.
#RRecuperecuperatie vatie vererlaglagen:en: Lang aan de schakel-
paddle 2trekken.
#SSttandaarandaardinstdinstelling:elling: Lang aan de schakel-
paddle 1of 2trekken of opnieuw de trans-
missiestand hinschakelen.
Rijden en parkeren 185185
Het multifunctioneel display toont de momenteel
ingestelde recuperatiefase 1, bijvoorbeeld
hÃ.
WWererking vking van de ECan de ECO-assistO-assistent (plug-in-hent (plug-in-hybrybride)ide)
%De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met een geïntegreerd
navigatiesysteem met harde schijf beschik-
baar.
De ECO Assistent is uitsluitend in de rijprogram-
ma's A,Î,Ïen ;en alleen in de
transmissiestand hof hÃactief. Het per-
manent handmatig schakelen pmoet uitgescha-
keld zijn (/pagina 197).
De ECO-assistent analyseert gegevens van de
geplande route van de auto. Daardoor kan het
systeem helpen om de rijstijl optimaal aan de
geplande route aan te passen, brandstof te bespa-
ren en te recupereren.
De ECO-assistent wordtweergegeven in het menu
Assistentie (/pagina 296).
1Naderende situatie, bijvoorbeeld rotonde
2Weergave van de afstand tot de komende situ-
atie
3Verzoek "Voet van het gas"
Weer te gevenkomende situaties 1
Voor het komende weggedeelte kunnen de vol-
gende situaties 1worden herkend en weergege-
ven:
RVoorligger
RSnelheidslimieten
RHellingen
RKruisingen en rotondes
RBochten
186186 Rijden en parkeren
De segmenten van de weergave van de afstand
2geven de afstand tot de komende situatie als
volgt weer:
RWeinig segmenten branden: De komende situ-
atie is dichtbij.
RVeel segmenten branden: De komende situatie
is verder weg.
Bij een geactiveerde ECO-assistent wordt op het
multifunctioneel display en op het head-up-display
behalve de transmissiestandaanduiding ook het
symbool "Voet van het gas" 3getoond.
Wanneer de auto een situatie nadert, berekent de
ECO-assistent op basis van afstand, snelheid en
helling de optimale snelheid voor een minimaal
energieverbruik. Op het instrumentendisplay ver-
schijnt het symbool "Voet van het gas" 3.
Wanneer de voet tijdig van het gaswordtgeno-
men, kleuren de resterende segmenten op het
scherm een voor een groen, tot de weergegeven
situatie is bereikt. De aandrijijn wordt ingesteld
op minimaal energieverbruik. De auto recupereert
automatisch en laadt op die manier de accu op.
%In het rijprogramma Îkunt u de recupera-
tie ook handmatig verhogen of verlagen. De
ECO-assistent is echter alleen in de instelling
hÃbeschikbaar (/pagina 185).
Wanneer niet op het verzoek "Voet van het gas"
3wordtgereageerd, blijven de segmenten wit.
Wanneer de situatie is gepasseerd, wordt deze
nog korte tijd weergegeven.
Bij de melding "voorligger" wordt het symbool
groen weergegeven, zodra op het verzoek "voet
van het gas" 3wordtgereageerd.
Wanneer het systeem niet op de komende situatie
reageert, vindt er geen indicatie plaats. Het sys-
teem is passief.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ECO-assistent kan bij actieve routebegeleiding
nog nauwkeuriger werken wanneer de route wordt
gehandhaafd. De basisfunctie functioneert ook
zonder actieve routebegeleiding. Niet op alle ver-
keerstekens en verkeerssituaties kanworden
geanticipeerd. De kwaliteit is afhankelijk van het
kaartmateriaal.
De ECO-assistent is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de veilige
afstand, de snelheid en het tijdig remmen. De
bestuurder moet altijd klaar zijn om direct te kun-
nen remmen, ongeacht of het systeem wel of niet
reageert.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door sneeuw, regen, mist of
veel spatwater.
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties.
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is.
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting.
RWanneer de informatie op de digitale wegen-
kaart van het navigatiesysteem onjuist, onvol-
doende of niet actueel is.
Rijden en parkeren 187187
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken.
FFunctie vunctie van de ran de routoutegegebaseerebaseerde wde wererkingsskingsstrtratategieegie
(plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
%De volgende functie is landsafhankelijk en
alleen in combinatie met een geïntegreerd
navigatiesysteem beschikbaar.
De routegebaseerde werkingsstrategie is alleen
actief in de rijprogramma's Aen ;.Wan-
neer u de functie activeert, worden bij actieve
routebegeleiding gegevens van de geplande route
geanalyseerd. U kunt de functie in het multimedia-
systeem in- of uitschakelen (/pagina 317).
Wanneer de functie actief is, worden gegevens
over het verdere verloop van de route geanaly-
seerd. Daartoe behoren bijvoorbeeld wegtype,
snelheidsbegrenzingen en gegevens over de
hoogte.
Het hybride systeem past de werkingsstrategie
vervolgens aan de hand van het verdere verloop
van de route aan:
RHet gebruik van elektrische energie en van de
verbrandingsmotorwordt aangepast.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
wordtgericht aangestuurd.
RDe elektrische energie wordt met name gere-
serveerd voor de elektro-modus, bijvoorbeeld
voor het rijden in de stad.
RDe auto selecteert automatisch de bedrijfs-
stand.
Wanneer de routegebaseerde werkingsstrategie
geactiveerd is, gee het energiestroomdisplay de
status van de functie weer actief of passief
(/pagina 318).
De routegebaseerde werkingsstrategie wordt in
de volgende situaties passief geschakeld:
RUrijdt in een ander rijprogramma dan A
of ;.
REr is geen routebegeleiding actief.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu is
te laag.
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT-sc-schakhakelaarelaar
FFunctie vunctie van de Dan de DYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT-sc-schakhakelaarelaar
%Afhankelijk van het motortype en de uitrusting
beschikt de auto oververschillende rijpro-
gramma's.
Met de DYNAMIC SELECT-schakelaar kunt u wis-
selen tussen de volgende rijprogramma's.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op het
instrumentendisplay.
=Individual
RIndividuele instellingen
CSport
RZorgt voor een stabiel, maar sportief georiën-
teerde instelling
RStelt de op sportiviteit gerichte bestuurder in
staat een actieve rijstijl aan te houden
RRijden met de verbrandingsmotor en versterkt
boost-eect (plug-in-hybride)
RUitschakeling van de verbrandingsmotorwan-
neer de auto stilstaat (plug-in-hybride)
188188 Rijden en parkeren
RAlleen geschikt voor een goede staat van de
rijbaan, een droge rijbaan en een overzichte-
lijke verkeerssituatie
AComfort
RComfortabel en zuinig rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk vanrijsi-
tuatie en afstand (plug-in-hybride)
RVoor alle wegdekomstandigheden geadviseerd
ÎElectric (plug-in-hybride)
RElektro-modus elektrisch rijden zonder de
verbrandingsmotor is mogelijk tot circa
140 km/h
RInstelbare recuperatie bij deceleratie
RAanpassing van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC voor de elektro-modus
RAfhankelijk van de uitrusting kan de maximale
instelsnelheid voor de TEMPOMAT, de limiter
en de actieve afstandsassistent DISTRONIC op
de elektrische maximumsnelheid begrensd zijn
RActivering van de verbrandingsmotor door het
gaspedaal voorbij het drukpunt in te drukken
(kickdown)
ÏBattery Level (plug-in-hybride)
RVoorrang aan het vasthouden van de laadtoe-
stand van de hoogspanningsaccu, bijvoorbeeld
voor later gebruik in de binnenstad of een mili-
euzone
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk vanrijsi-
tuatie en afstand
;Eco
RAlleen beschikbaar voor auto's met automati-
sche transmissie
RBijzonder zuinig rijden
RCompromis tussen grip en stabiliteit
RVoor alle wegdekomstandigheden geadviseerd
RVolledige implementatie van alle intelligente
hybride functies en aanpassing van het uitrol-
gedrag van de auto aan het verkeer (plug-in
hybride)
RSelectie van de passende soort aandrijving
door het hybride systeem afhankelijk vanrijsi-
tuatie en afstand (plug-in-hybride)
%Afhankelijk van de situatie kunnen in de rijpro-
gramma's ;en A, afhankelijk van de
motorisering, kortstondig cilinders worden uit-
geschakeld.
%Bij de ESP®instellingen in de rijprogram-
ma's ;en Aligt de nadruk op de sta-
biliteit. Daarom in het bijzonder bij het vervoe-
renvan lading op het dak, bij het rijden met
aanhangwagen en bij een volledig beladen of
volledig bezette auto een van deze rijprogram-
ma's kiezen.
De eigenschappen van de volgende systemen ver-
anderen door het ingestelde rijprogramma:
RAandrijving
-Motor- en transmissiemanagement
-Actieve afstandsassistent DISTRONIC
RESP®
RAAututo's meo's met adapt adaptief vtief versterstelbarelbare deme demping:ping:
Onderstel
Rijden en parkeren 189189
RStuurbekrachtiging
InfInforormatie ovmatie over dakbelaser dakbelastingwtingweergaveeergave
Bepaalde rijprogramma's en ESP®-instellingen zijn
niet geschikt voor het transport van een dakbelas-
ting.
Indien een van deze rijprogramma´s wordt inge-
steld of geselecteerd, verschijnt bij de waarschu-
wing het symbool W.Wanneer dit symbool
wordtweergegeven, is het geselecteerde rijpro-
gramma niet bestemd voor het rijden met een
dakbelasting.
Dit betre de volgende rijprogramma's:
RRijprogramma SporSportt
RRijprogramma IndividualIndividual met de ESP®-instel-
ling Sport
%Het symbool wordt ook weergegeven in de
volgende situaties:
RAls binnen een themawereld een van de
betreende rijprogramma's is opgeslagen
Voor meer informatie over themawerelden,
zie .
RIn de herstelweergave, als het laatst
actieve rijprogramma niet geschikt is voor
het transport van een dakbelasting
Voor meer informatie over de herstelweer-
gave, zie (/pagina 191).
RiRijprjprogrogramma kiezenamma kiezen
%Afhankelijk van de uitrusting is uw auto uitge-
rust met een schakelaar of met een toets.
#De DYNAMIC SELECT-schakelaar 1naar
voren of achteren drukken.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt op
het instrumentendisplay.
190190 Rijden en parkeren
#De DYNAMIC SELECT-toets2indrukken.
Op het instrumentendisplay verschijnt het
menu DYNAMIC SELECT.
#De DYNAMIC SELECT-toets2opnieuw
indrukken.
Het geselecteerde rijprogramma verschijnt.
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT congurcongurererenen (multimediasy(multimediasys-s-
tteem)eem)
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5DYNAMIC SELECT
RiRijprjprogrogramma I instamma I instellenellen
#Configuratie Individual selecteren.
#Een categorie selecteren en instellen.
HerstHerstelwelweergaveergave in- of uitsce in- of uitschakhakelenelen
#Vragen bij starten in- of uitschakelen.
FFunctie aan:unctie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld.
FFunctie aan:unctie aan: De volgende keer dat de auto wordt
gestart, verschijnt de vraag of het laatst actieve
rijprogramma weer moet worden ingesteld. Wan-
neer het ECO start-stopsysteem uitgeschakeld
was, verschijnt bovendien de vraag of de functie
gedeactiveerd moet blijven.
%De vraag verschijnt alleen wanneer de laatste
actieve instellingen van de standaardinstellin-
gen afwijken.
FFunctie uitunctie uit::De volgende keer dat de auto wordt
gestart, wordt automatisch het rijprogramma
Aingesteld. Het ECO start-stopsysteem wordt
automatisch geactiveerd.
FFunctie uitunctie uit::Wanneer het rijprogramma Îals
laatste actief was en aan alle voorwaarden voor
het rijprogramma is voldaan, wordt dit na het star-
tenvan de auto automatisch weer ingesteld.
Indien een ander rijprogramma actief was, wordt
automatisch het rijprogramma Aingesteld.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordtvoor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma en de ECO start-stop instelling van
de laatste rit opgeslagen.
%Deze functie moet voor elk gebruikersproel
afzonderlijk worden ingeschakeld. Alleen wan-
neer deze functie is ingeschakeld, wordtvoor
het betreende gebruikersproel het rijpro-
gramma van de laatste rit opgeslagen.
Rijden en parkeren 191191
VVoeroertuiggtuiggegevegevens wens weergeveergevenen
Multimediasysteem:
4©5Info
#Voertuig selecteren.
De voertuiggegevens worden weergegeven.
MotMotorgorgegevegevens wens weergeveergevenen
Multimediasysteem:
4©5Info
#Motor selecteren.
De motorgegevens worden weergegeven.
%De daadwerkelijk haalbare (maximum) waar-
den voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen afwijken van de gecerticeerde waar-
den, binnen de toleranties die volgens de
landspeciekespecicaties zijn toegestaan
(gebaseerd op UN-ECE nr. 85 of landspeci-
ekespecicaties).
Voorbeelden vanfactoren die van invloed zijn:
RZeeniveau
RBrandstofkwaliteit
RBuitentemperatuur
RBedrijfstemperatuur van de motor
%De weergegevenwaarden dienen slechts als
richtlijn. De op het mediadisplay weergegeven
waarden voor motorvermogen en motorkoppel
kunnen van de werkelijke waarden afwijken.
VVerbrerbruikuiksindicatie oprsindicatie oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5Info
#Verbruik selecteren.
De actuele en gemiddelde verbruikswaarden
worden weergegeven.
HandgHandgesceschakhakelde velde verersnellingsbaksnellingsbak
VVerersnellingshendel bedienensnellingshendel bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
192192 Rijden en parkeren
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de motor
en versnellingsbak door het inschakelen
van een te lage versnelling
#Bij het wisselen tussen de versnelling 5
en 6de versnellingshendel naar rechts
drukken.
#Bij hoge snelheden niet terugschakelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de koppe-
ling door ondeskundig gebruik
De koppeling kanworden beschadigd als de
auto op een helling op zijn plaats wordtgehou-
den door de koppeling te laten slippen.
#De koppeling niet laten slippen om de
auto op hellingen op zijn plaats te hou-
den.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de versnel-
lingsbak door het inschakelen van de ach-
teruitversnelling ktijdens het rijden
#De achteruitversnelling kalleen inscha-
kelen als de auto stilstaat.
kAchteruitversnelling
1-6Vooruitversnellingen
iNeutraalstand
#VVoorooruitvuitverersnellingsnelling 1-6of de neutrof de neutraal-aal-
ststandand iinscinschakhakelen:elen:
RHet koppelingspedaal volledig indrukken.
RDe versnellingshendel in de gewenste
stand schakelen.
Rijden en parkeren 193193
#AAcchthtereruitvuitverersnellingsnelling kinscinschakhakelen:elen:
RHet koppelingspedaal volledig indrukken.
RDe versnellingshendel omhoogtrekken,
naar links drukken en vervolgens naar ach-
teren trekken.
ScSchakhakeladvieseladvies
Het schakeladvies gee aanwijzingenvoor een
brandstofbesparende rijstijl.
#Wanneer op het instrumentendisplay het scha-
keladvies 1verschijnt, de geadviseerde ver-
snelling inschakelen.
AAututomatiscomatische trhe transmissieansmissie
DIRECT SELECTDIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
WWererking vking van de DIRECT SELECTan de DIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig schakelen
Als het motortoerental hoger is dan het statio-
nair toerental en vervolgens de transmissie-
stand hof kwordt ingeschakeld, kan de
auto met een schok accelereren.
#Als de auto stilstaat en de transmissie-
stand hof kwordt ingeschakeld,
altijd het rempedaal stevig indrukken en
niet tegelijkertijd gasgeven.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
194194 Rijden en parkeren
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
Met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordt de
transmissiestand gewijzigd. De actuele transmis-
siestand wordt op het instrumentendisplay weer-
gegeven.
jParkeerstand
kAchteruitversnelling
iNeutraalstand
hRijstand
AAcchthtereruitvuitverersnelling R inscsnelling R inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omhoogdrukken.
NNeutreutraalstaalstand N inscand N inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel tot de eerste weerstand
omhoog- of omlaagdrukken.
%Om de neutraalstand ite kiezen wanneer
de auto is ingeschakeld, de keuzehendel
meerdere seconden tot de eerste weerstand
omhoog- of omlaagdrukken.
Wanneer vervolgens het rempedaal wordt losgela-
ten, kan de auto vrij worden verplaatst, bijvoor-
beeld om te worden geduwd of gesleept.
WWanneer de autanneer de automatiscomatische trhe transmissie in de neu-ansmissie in de neu-
trtraalstaalstandand iimoemoet blit blijvjven wen wanneer de autanneer de auto is uit-o is uit-
ggesceschakhakeld of heeld of het best bestuurtuurderdersporsportier wtier worordtdt
ggeopend, als veopend, als volgt tolgt te we wererk gk gaan:aan:
#Het rempedaal indrukken en wanneer de auto
stilstaat de neutraalstand iinschakelen.
#Het rempedaal loslaten.
#De auto uitschakelen.
%Wanneer de auto aansluitend wordtverlaten
en de sleutel zich in de auto bevindt, blij de
automatische transmissie in de neutraalstand
i.
Rijden en parkeren 195195
PParkarkeersteerstand P inscand P inschakhakelenelen
#De aanwijzingen met betrekking tot het afzet-
tenvan de auto in acht nemen
(/pagina 223).
#Het rempedaal indrukken, tot de auto stilstaat.
#Wanneer de auto stilstaat de toetsjindruk-
ken.
Wanneer de transmissiestandaanduiding j
weergee, is de parkeerstand ingeschakeld.
Wanneer de transmissiestandaanduiding niet
jweergee, de auto tegenwegrollen beveili-
gen.
%Afhankelijk van de situatie kan het enige tijd
duren voordat jis ingeschakeld. Daarom
altijd op de transmissiestandaanduiding let-
ten.
Als aan een van de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de parkeerstand jautomatisch
ingeschakeld:
RU schakelt de stilstaande auto uit in de trans-
missiestand hof k.
RU opent wanneer de auto stilstaat of met zeer
geringe snelheid rijdt in de transmissiestand
hof khet bestuurdersportier.
%Om met geopend bestuurdersportier te
manoeuvreren, opent u bij stilstand het
bestuurdersportier en schakelt u opnieuw de
transmissiestand hof kin.
%Bij zeer lage buitentemperaturen vanaf circa
-20 °C kan het gebeuren, dat de transmissie
wanneer de auto is uitgeschakeld niet vanuit
jin een andere transmissiestand kanwor-
den geschakeld. In dit geval alleen wanneer
de auto is ingeschakeld een andere transmis-
siestand kiezen.
RiRijstjstand D inscand D inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en de DIRECT
SELECT-keuzehendel door de eerste weer-
stand omlaagdrukken.
De automatische transmissie schakelt de versnel-
lingen in de transmissiestand hautomatisch. Dit
is onder meer afhankelijk van de volgende facto-
ren:
RHet geselecteerde rijprogramma
RDe stand van het gaspedaal
RDe gereden snelheid
PrProblemen meoblemen met de trt de transmissieansmissie
De trDe transmissieansmissie heehee scschakhakelprelproblemenoblemen
Mogelijke oorzaak:
RDe transmissie verliest vloeistof.
#De transmissie zo snel mogelijk bij een gekwa-
liceerde werkplaats laten controleren.
HeHet accelert acceleratievatieverermogmogen neemt af, de tren neemt af, de transmis-ansmis-
sie scsie schakhakelt nieelt niet meer.t meer.
Mogelijke oorzaak:
RDe transmissie werkt in een noodprogramma.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De transmissie in de stand jzetten.
#De auto uitschakelen.
#Minstens tien seconden wachten.
#De auto opnieuw starten.
#De transmissie in de stand hzetten.
#De transmissie zo snel mogelijk bij een gekwa-
liceerde werkplaats laten controleren.
196196 Rijden en parkeren
Handmatig scHandmatig schakhakelenelen
%Voor plug-in-hybride de informatie met betrek-
king tot het recuperatief remsysteem in acht
nemen (/pagina 184).
Wanneer de automatische transmissie in de stand
hstaat, kunt u met de stuurwielschakelpaddles
handmatig schakelen. Indien toegestaan schakelt
de automatische transmissie, afhankelijk van aan
welke stuurwielschakelpaddle is getrokken, naar
een hogere of een lagere versnelling.
Om de automatische transmissie handmatig te
schakelen, hebt u twee mogelijkheden:
RKortstondige instelling
RPermanente instelling
Wanneer het handmatig schakelen wordtgedeac-
tiveerd, worden de versnellingen automatisch
geschakeld.
KKorortsttstondigondige inste instelling:elling:
#AActivctivereren:en: Aan de stuurwielschakelpaddle 1
of 2trekken.
Het handmatig schakelen is gedurende korte
tijd geactiveerd. De transmissiestandaandui-
ding gee pen de actuele versnelling aan.
%Hoe lang het handmatig schakelen geacti-
veerd moet blijven, is afhankelijk vanverschil-
lende factoren.
In de volgende gevallen kan het handmatige
schakelen automatisch uitgeschakeld worden:
RWisselen vanrijprogramma
ROpnieuw startenvan de auto
ROpnieuw inschakelen van de transmissie-
stand h
RRijstijl
#OpscOpschakhakelen:elen: Aan de stuurwielschakelpaddle
2trekken.
#TTererugscugschakhakelen:elen: Aan de stuurwielschakel-
paddle 1trekken.
Wanneer u aan de stuurwielschakelpaddle 1
trekt en deze vasthoudt, schakelt de transmis-
sie naar de laagst mogelijke versnelling terug.
#DeactivDeactivereren:en: Aan de stuurwielschakelpaddle
2trekken en deze vasthouden.
De transmissiestandaanduiding gee haan.
PPerermanentmanente inste instelling:elling:
#Het rijprogramma =selecteren
(/pagina 190).
#De instelling van de aandrijving pselecteren
(/pagina 191).
ScSchakhakeladvieseladvies
Het schakeladvies gee aanwijzingenvoor een
brandstofbesparende rijstijl.
Rijden en parkeren 197197
#Als het schakeladvies 1naast de transmis-
siestandaanduiding verschijnt: De geadvi-
seerde versnelling inschakelen.
KicKickdokdown gwn gebrebruikuikenen
#Maximaal accelerMaximaal accelerereren:en: Het gaspedaal totvoor-
bij het drukpunt indrukken.
Om de motortegen een te hoog motortoerental te
beschermen, schakelt de automatische transmis-
sie bij het maximummotortoerental in de eerstvol-
gende hogere versnelling.
FFunctie vunctie van de modus uitran de modus uitrollenollen
Bij anticiperende rijstijl wordt u door de modus
uitrollen geholpen om het brandstofverbruik te
reduceren.
De modus uitrollen hee de volgende eigenschap-
pen:
RDe verbrandingsmotorwordtvan de aandrijf-
lijn losgekoppeld en draait stationair verder.
RDe transmissiestandaanduiding hwordt
groen weergegeven.
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, wordt de modus uitrollen geactiveerd:
RHet rijprogramma ;is geselecteerd.
RDe snelheid ligt in het geschikte gebied.
REr is een geschikt wegverloop aanwezig, bij-
voorbeeld geen steile hellingen of krappe
bochten.
RAan de aanhangwagenvoorziening is geen aan-
hangwagen gekoppeld of etsdrager beves-
tigd.
RHet gas- of rempedaal wordt niet ingedrukt
(met uitzondering van lichte remmingen).
%De modus uitrollen kan ook worden geacti-
veerd wanneer in het rijprogramma =voor
de aandrijving de instelling "Eco" is geselec-
teerd.
Wanneer niet meer aan een van de voorwaarden
wordtvoldaan, wordt de modus uitrollen weer uit-
geschakeld.
AAututo's meo's met actievt actieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC:ONIC:
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
actief is, is de modus uitrollen slechts beperkt
beschikbaar.
De modus uitrollen kan ook door de volgende
parameters verhinderd worden:
RHelling
RAfdaling
RTemperatuur
RHoogte
RSnelheid
RBedrijfstoestand van de motor
RVerkeerssituatie
198198 Rijden en parkeren
%De modus uitrollen kanworden beëindigd
door het bedienen van de rechter stuurwiel-
schakelpaddle (/pagina 197).
FFunctie vunctie van de 4MAan de 4MATICTIC
De 4MATIC zorgt voor aandrijving van alle vier de
wielen. Als een aangedreven wiel vanwege onvol-
doende grip doordraait, verbetert de 4MATIC
samen met het ESP®en het 4ETS de grip van de
auto.
De 4MATIC kan het gevaar voor ongevallen bij een
niet aangepaste rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet verleggen. De 4MATIC
kangeen rekening houden met de weg- en weers-
omstandigheden en de verkeerssituatie. De
4MATIC is slechts een hulpmiddel. De verantwoor-
delijkheid, in het bijzonder voor een veilige
afstand, de snelheid, het tijdig remmen en het
aanhouden van de rijstrook, ligt bij u.
%Alleen als bij een winterse staat van het weg-
dek winterbanden (M+S-banden) worden
gebruikt, zo nodig met sneeuwkettingen,
wordt de maximale werking van de 4MATIC
bereikt.
TTankankenen
TTankankenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor het tanken het voertuig en, indien
aanwezig, de standverwarming uitscha-
kelen en tijdens het tanken uitgescha-
keld laten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
Rijden en parkeren 199199
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door elektrostatische oplading
Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen
dat brandstofdampen ontsteken.
#Voordat u de tankdop opent of het vul-
pistool vastpakt, de metalen carrosserie
van de auto aanraken.
#Om te voorkomen dat opnieuw een elek-
trostatische oplading optreedt, tijdens
het tanken niet weer in de auto stappen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Voertuigen met dieselmotor:
Wanneer diesel met benzine wordtgemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onder-
delen van het uitlaatsysteem ongemerkt over-
verhit raken.
#Nooit benzine tanken.
#Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met benzinemotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10% ethanol bevatten. Uw auto is geschikt
voor het tanken van E10.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RDieselbrandstof
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 10 vol.‑% ethanol,
bijvoorbeeld E15, E20, E85, E100
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Auto's met dieselmotor:
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen zwavelvrije diesel tanken die vol-
doet aan de Europese norm EN 590 of
daaraan gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
200200 Rijden en parkeren
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure biodiesel of plantaardige olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's
met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof bij de motorkomen.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Geen benzine tanken bij
auto's met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
RDe auto niet inschakelen. Anders kan de
brandstof in het brandstofsysteem gera-
ken.
Kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof kunnen al leiden tot schade aan
het brandstofsysteem en de motor. De
reparatiekosten zijn hoog.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#De brandstoank en de brandstoeidin-
gen volledig laten legen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging aan het brand-
stofsysteem door overvulde brandstoank
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
Wanneer te veel brandstof is bijgevuld, bijvoor-
beeld vanwege een defecte tankzuil:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij
het verwijderen van het vulpistool
#De brandstoank slechts zo ver vullen
tot het vulpistool afslaat.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ontgrendeld.
Rijden en parkeren 201201
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: De brandstoank is voor het
tanken ontlucht door het trekken aan de toets.
Deze functie is landafhankelijk.
%Tijdens het tanken niet weer in de auto stap-
pen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch
opladen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen en de brandstof in acht nemen.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
BrBrandstandstoankoank ontlucontluchthten (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
#Aan de toets1trekken.
Het controlelampje 2knippert en de mel-
ding Wachten a.u.b... Tank wordt ontlucht
verschijnt op het instrumentendisplay.
Het controlelampje 2brandt permanent
wanneer de brandstoank ontlucht is.
De melding Tank is ontlucht Gereed om te
tanken verschijnt op het instrumentendisplay.
%In de volgende situaties is een functiestoring
aanwezig:
RHet controlelampje 2knippert eerst en
doo vervolgens.
RHet gele waarschuwingslampje motordia-
gnose ;brandt.
De brandstoank kan alleen worden ontlucht
wanneer aan de eerder genoemde voorwaarden
wordtvoldaan. Anders ten minste 0,5 km met de
auto rijden en het proces herhalen.
%Het openen van de tankdopklep kan bij wijze
van uitzondering tot 15 minuten duren.
202202 Rijden en parkeren
1Tankdopklep
2Houder voor tankdop
3Bandenspanningstabel
4Brandstofsoort
5QR-code voor reddingskaart
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De tankdop linksom draaien en verwijderen.
#De tankdop van bovenaf in de houder 2aan-
brengen.
#De vulpijp van het vulpistool volledig in de
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
#De brandstoank slechts zo ver vullen tot het
vulpistool afslaat.
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpis-
tolen van een dieselpomp.
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Bij een volledig leeg-
gereden brandstoank ten minste 5 l diesel
bijtanken.
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Bij het bijtanken met
behulp van een jerrycan voor dieselauto's een
vulpijp met een grote diametergebruiken.
Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis
worden geschoven.
#De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en
rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergren-
delt.
#De tankdopklep 1sluiten.
AAdBluedBlue®®(alleen aut(alleen auto's meo's met dieselmott dieselmotor)or)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het bit bijvullen vjvullen vanan
AAdBluedBlue®®
AdBlue®is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren. Voor een correcte werking van de uitlaatgas-
nabehandeling alleen AdBlue®volgens ISO 22241
gebruiken.
AdBlue®hee de volgende eigenschappen:
Rniet-giig
Rkleur- en reukloos
Rniet-brandbaar
Als u de AdBlue®-tank opent, kan een kleine hoe-
veelheid ammoniakdamp vrijkomen. De AdBlue®-
tank alleen bijvullen in goed geventileerderuim-
tes.
Vermijden dat AdBlue®met de huid, ogen of kle-
ding in contact komt. Kinderen uit de buurt van
AdBlue®houden.
AdBlue®niet inslikken. Als AdBlue®is ingeslikt,
de mond direct grondig met schoon water uit-
Rijden en parkeren 203203
spoelen. Daarna veel water drinken. Onmiddellijk
de hulp van een arts inroepen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 417).
AdBlue®is hier verkrijgbaar:
RAdBlue®kunt u bij een gekwaliceerde werk-
plaats, bijvoorbeeld bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats, in het kader van de snel-
service laten bijvullen.
RAdBlue®is bij een groot aantal tankstations
via AdBlue®tankzuilen beschikbaar.
RAls alternatief is AdBlue®bij gekwaliceerde
werkplaatsen, bijvoorbeeld een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats en bij talrijke tanksta-
tions als AdBlue®bijvulcontainer of AdBlue®
navulacon verkrijgbaar.
%Bij navulverpakkingen erop letten dat een
druppelvrije verbindingsmogelijkheid met de
vulopening van de auto aanwezig is.
AAdBluedBlue®®bibijvullenjvullen
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door AdBlue®
in de brandstof
#AdBlue®mag niet in de brandstoank
worden gevuld.
#AdBlue®alleen in de AdBlue®-tank vul-
len.
#Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver
wordtgevuld.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verontreiniging van het inte-
rieur door vrijkomende AdBlue®
#De AdBlue®navulverpakking na het vul-
len goed afsluiten.
#AdBlue®navulverpakkingen niet langdu-
rig in de auto vervoeren.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ontgrendeld.
De volgende na elkaar optredende meldingen op
het instrumentendisplay verzoeken u om de
AdBlue®-tank bij te vullen:
RAdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-
voorraad is tot onder de reservemarkering
gedaald. Ten minste 5 l AdBlue®bijvullen.
RAdBlue bijvullen Noodloop over XXX km Zie
handleiding. De lage AdBlue®-voorraad leidt
tot een beperking van het vermogen nadat de
getoonde resterende afstand is gereden. Ten
minste 5 l AdBlue®bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Noodloop: max. XXX
km/h Geen start na XXX kmDe lage AdBlue®
voorraad leidt tot een beperking van het ver-
mogen vanaf de weergegeven snelheid. Na de
getoonde resterende afstand kan de auto niet
meer worden gestart. Ten minste de aangege-
ven hoeveelheid AdBlue®bijvullen.
RXX,X l AdBlue bijvullen Contact AAN, 60s
wachten anders geen start mogelijk. De
AdBlue®-voorraad is opgebruikt. U kunt de
auto niet meer starten. Ten minste de aange-
geven hoeveelheid AdBlue®bijvullen. De auto
204204 Rijden en parkeren
inschakelen en circa 60 seconden wachten.
De auto starten.
Ukunt de AdBlue®-actieradius en het peil op het
instrumentendisplay in het menu Service laten
weergeven.
%De weergegevenAdBlue®-actieradius is sterk
afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsom-
standigheden. Daarom kan de werkelijke
actieradius van de berekende actieradius
afwijken.
AAdBluedBlue®®ttankdop openenankdop openen
#Op de achterzijde van de tankdopklep 1
drukken.
#De AdBlue®-tankdop 2linksom draaien en
verwijderen.
%De AdBlue®-tankdop kan ook in de tankdop-
houder in het scharnier van de tankdopklep
worden geplaatst.
AAdBluedBlue®®bibijvullenjvullen
Mercedes-Benz adviseert om AdBlue®bij te vullen
met behulp van een tankzuil. Wanneer er geen
AdBlue®-tankzuil beschikbaar is, kunt u ook
AdBlue®bijvullen met behulp van een jerrycan.
#De dop van de AdBlue®-jerrycan 4los-
draaien.
Rijden en parkeren 205205
#De eenwegslang 3met de hand op de ope-
ning van de AdBlue®bijvulcontainer 4vast-
draaien.
#De eenwegslang 3met de hand op de vulpijp
van de auto vastdraaien.
#De AdBlue®-bijvulcontainer 4omhoogbren-
gen en kantelen.
Wanneer de AdBlue®-tank volledig gevuld is,
stopt het vullen.
De AdBlue®bijvulcontainer 4kangedeelte-
lijk geleegd worden verwijderd.
#De eenwegslang 3en de AdBlue®bijvulcon-
tainer 4in omgekeerde volgorde losdraaien
en afsluiten.
#De AdBlue®-tankdop 2aanbrengen en
rechtsom draaien, tot hij hoorbaar vergrendelt.
#De tankdopklep 1sluiten.
#De auto gedurende ten minste 60 seconden
inschakelen.
%Wanneer de auto door een lege AdBlue®-tank
niet meer konworden gestart, duurt het maxi-
maal 60 seconden voordat het bijvullen wordt
herkend.
#De auto starten.
%Een AdBlue®navulverpakking niet continu in
de auto meenemen.
Hoogspanningsaccu opladen (plug-in-hHoogspanningsaccu opladen (plug-in-hybrybride)ide)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccude hoogspanningsaccu
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de hoog-
spanningsaccu door lange standtijden
Lithium-ion-accu's zijn onderhevig aan natuur-
lijke zelfontlading.
Daarom kan bij standtijden van meerdere
maanden diepontlading optreden. Dit kan de
hoogspanningsaccu beschadigen.
#Om mogelijke schade te voorkomen de
hierna beschreven aanbeveling voor de
omgang met de hoogspanningsaccu in
acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Versnelde veroudering van
de hoogspanningsaccu
Als gevolg van de fundamentele eigenschap-
pen van de hoogspanningsaccu nemen in de
loop van de tijd de opslagcapaciteit en de
bruikbare energiehoeveelheid van de hoog-
spanningsaccu af. Daardoor neemt de maxi-
maal haalbare elektrische actieradius af en
kunnen de maximale elektrische prestaties
van de auto worden beïnvloed.
De volgende factoren kunnen de veroudering
van de hoogspanningsaccu versnellen:
REen hoge laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu, in het bijzonder wanneer de
auto gedurende langere tijd wordtgepar-
keerd
RVeelvuldig opladen met een snellader met
gelijkstroom (mode 4)
RHoge omgevingstemperaturen bij langere
standtijden
#Om een versnelde veroudering te voorko-
men, de hierna beschreven aanbevelin-
206206 Rijden en parkeren
genvoor de omgang met de hoogspan-
ningsaccu in acht nemen.
Advies voor de omgang met de hoogspannings-
accu:
RDe hoogspanningsaccu alleen wanneer nodig
met gelijkstroom (mode 4) snelladen.
RBij langere standtijden ervoor zorgen dat de
laadtoestand van de hoogspanningsaccu tus-
sen 25% en 30% is wanneer de auto wordt
geparkeerd. De hoogspanningsaccu niet per-
manent op een stroomvoorziening aansluiten.
RBij langere standtijden hoge buitentemperatu-
ren zo mogelijk vermijden.
RDe laadtoestand van de hoogspanningsaccu
om de zes weken controleren
(/pagina 223).
RDe hoogspanningsaccu bijladen wanneer de
laadtoestand onder 15% daalt.
RDe 12V-accu ook bij langere standtijden niet
loskoppelen. Anders kan de staat van de
hoogspanningsaccu niet door de auto worden
gecontroleerd.
Afhankelijk van de uitrusting en de exportuitvoe-
ring is uw auto uitgerust met een van de volgende
voertuigstekkerdozen:
RType 1 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 1 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2/3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen
(mode 2/3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
Rijden en parkeren 207207
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Aansluiting wisselstroomladen type 1 of type
2
2Uitbreiding aansluiting gelijkstroomladen
%Bij gebruik van een CCS-laadkabel (Combined
Charging System) voor het gelijkstroomladen
op een voertuigstekkerdoos type Combo wor-
den beide aansluitingen van de voertuigstek-
kerdoos 1en 2voor het opladen gebruikt.
Oplaadmogelijkheden van de hoogspanningsaccu
(mode 2, 3 of 4):
ROpladen tijdens het rijden door recuperatie
RStationair wisselstroomladen:
-via een netcontactdoos (mode 2)
-via een wallbox of laadstation (mode 3)
RStationair gelijkstroomladen (auto's met voer-
tuigstekkerdoos type Combo):
-via een snellaadstation (mode 4)
Afhankelijk van de landspecieke uitvoering en de
laadkabel van uw auto is ook eenfasig wissel-
stroomladen mogelijk.
Bij het opladen altijd de verschillende netwerkver-
eisten van het land waarin u zich op dat moment
bevindt in acht nemen. Alleen laadkabels gebrui-
ken die geschikt zijn voor deze netwerkvereisten.
Bij vragen over de netwerkvereisten contact opne-
men met een elektrotechnicus of de lokale netbe-
heerder.
De hoogspanningsaccu vanwege het grotere laad-
vermogen en het betere laadrendement bij voor-
keur bij een wallbox of een laadstation opladen.
LaadkLaadkabel opbergabel opbergenen
De laadkabel van de auto altijd opbergen in de
meegeleverde laadkabeltas en deze vastzetten in
de bagageruimte van de auto.
Anders is de laadkabel niet voldoende beveiligd.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De capaciteit van de hoogspanningsaccu kan
nadelig worden beïnvloed door de volgende
invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
RHet inschakelen van elektrische nevenverbrui-
kers in de auto, bijvoorbeeld het klimaatregel-
systeem
REen langere standtijd zonder lading
De oplaadtijd van de hoogspanningsaccu kan lan-
gerworden door de volgende invloeden:
RLage of hoge buitentemperaturen
REen langere standtijd zonder lading
208208 Rijden en parkeren
RDe maximaal beschikbare laadstroom van de
laadinrichting
RDe ingestelde laadstroom (mode 2) in het mul-
timediasysteem (/pagina 317)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu aan de nede hoogspanningsaccu aan de netconttcontactdoosactdoos
(mode 2)(mode 2)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door niet deskun-
dig gemonteerde onderdelen
Als u niet deskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op een netcontact-
doos aan te sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden
tot brand of een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een netcontact-
doos aansluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
#Deze onderdelen kunt u kopen bij een
Mercedes‑Benz-servicewerkplaats, waar
u ook gedegen advies krijgt.
Mercedes‑Benz test deze originele laadkabels
uitvoerig op hun geschiktheid voor het hoog-
spanningsladen van uw auto.
#Geen beschadigde laadkabel gebruiken.
#Niet gebruiken:
RVerlengsnoeren
RKabelhaspels
RStekkerdozen.
#Geen stekkerdoosadapter gebruiken om
de laadkabel op de netcontactdoos aan
te sluiten. De enige uitzondering is wan-
neer de adapter door de fabrikant is
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen in de
handleiding van de stekkerdoosadapter
in acht nemen.
Alleen de volgende laadkabels mogen worden
gebruikt:
RDe bij de auto gevoegde laadkabel
REen voor de auto goedgekeurde laadkabel
Het opladen kan afhankelijk van de stroomvoor-
ziening verschillend zijn.
Kortere oplaadtijden kunnen op de volgende
manieren worden bereikt:
Rbij het opladen aan een wallbox
Rbij het opladen bij een laadstation
Daartoe de aanwijzingenter plekke in acht
nemen.
Het bedieningselement van de laadkabel niet vrij
aan een netcontactdoos laten hangen.
Het bedieningselement mag niet aan de volgende
onderdelen worden opgetild:
Raan de laadkabelstekker
Rijden en parkeren 209209
Raan de voedingsstekker
Bescherm het bedieningselement van de laadka-
bel bij het opladen tegenovermatige opwarming,
bijvoorbeeld door invallend zonlicht. Anders kan
het opladen worden afgebroken.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu aan de wde hoogspanningsaccu aan de wallboallbox of bix of bij hetj het
laadstlaadstation (mode 3)ation (mode 3)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door ondeskundig
gemonteerde onderdelen
Als u ondeskundig geïnstalleerde onderdelen
gebruikt om de laadkabel op de wallbox aan te
sluiten, kan dit bijvoorbeeld leiden tot brand of
een stroomstoot.
#De laadkabel alleen op een wallbox aan-
sluiten, die:
Rvolgens voorschrien geïnstalleerd is en
Rdoor een elektrotechnicus is gecontro-
leerd.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die door de fabrikant zijn
getest en goedgekeurd voor het opladen
van de hoogspanningsaccu van een elek-
trische auto.
#Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
#Laadkabels niet verlengen.
#Geen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsvoorschrien in de
handleiding van de wallbox in acht
nemen.
Voor het opladen aan een wallbox zonder vast
gemonteerde kabel de als optie verkrijgbare laad-
kabel voor wallbox en laadstation (mode 3) gebrui-
ken. De laadkabel bevindt zich in een foedraal in
de bagage- of laadruimte.
Alleen laadkabels gebruiken die door de fabrikant
zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor het opla-
den van de hoogspanningsaccu van een elektri-
sche auto.
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om
de auto op het laadstation aan te sluiten, kan
dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Bij laadstations met vast gemonteerde
laadkabel:
RVisuele controle van het laadstation
op uitwendige gebreken uitvoeren,
bijvoorbeeld ernstige beschadigingen
van de behuizing of de laadkabel.
#Bij laadstations zonder vast gemonteerde
laadkabel:
ROm veiligheidsredenen alleen laadka-
bels gebruiken die door de fabrikant
zijn getest en goedgekeurd voor het
opladen van de hoogspanningsaccu
van een elektrische auto.
RGeen beschadigde laadkabels gebrui-
ken.
RLaadkabels niet verlengen.
RGeen adapters gebruiken.
210210 Rijden en parkeren
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moetenvoor het opladen
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-
kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder
van het lokale laadstation in acht nemen.
De op het laadstation voor het opladen weergege-
ven afgegeven hoeveelheid energie kan hoger zijn
dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
door de hoogspanningsaccu wordt opgenomen.
Dit eect komt voort uit verschillende laadverlie-
zen en wordt laadrendement genoemd. Laadver-
liezen ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwik-
keling tijdens het laden of door ingeschakelde
nevenverbruikers. Meer informatie over het laad-
rendement is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opladen vt opladen vanan
de hoogspanningsaccu bide hoogspanningsaccu bij hej het snellaadstt snellaadstationation
(mode 4)(mode 4)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door beschadigde
onderdelen
Als u een beschadigd onderdeel gebruikt om
de auto op het laadstation aan te sluiten, kan
dit bijvoorbeeld leiden tot brand of een
stroomstoot.
#Bij laadstations met vast gemonteerde
laadkabel:
RVisuele controle van het laadstation
op uitwendige gebreken uitvoeren,
bijvoorbeeld ernstige beschadigingen
van de behuizing of de laadkabel.
#Bij laadstations zonder vast gemonteerde
laadkabel:
ROm veiligheidsredenen alleen laadka-
bels gebruiken die door de fabrikant
zijn getest en goedgekeurd voor het
opladen van de hoogspanningsaccu
van een elektrische auto.
RGeen beschadigde laadkabels gebrui-
ken.
RLaadkabels niet verlengen.
RGeen adapters gebruiken.
#Beslist de veiligheidsaanwijzingen op het
laadstation in acht nemen.
De meeste laadstations moetenvoor het opladen
worden ontgrendeld, bijvoorbeeld met een RFID-
kaart. Hiertoe de aanwijzingen van de aanbieder
van het lokale laadstation in acht nemen.
Op basis vanwettelijke bepalingen in de afzonder-
lijke landen mag de laadkabel naar de auto in
totaal niet langer dan 30 m zijn. Dit is om te voor-
komen dat er ontvangststoringen in radiograsche
apparatuur in de auto of in de nabije omgeving
van het laadstation ontstaan. Houd er rekening
mee, dat ook delen van de laadkabel onder de
grond aangelegd kunnen zijn. Vraag bij twijfel voor
het opladen van de hoogspanningsaccu de eige-
naar van het laadstation of dit het geval is.
De op het laadstation weergegevengeleverde
hoeveelheid energie voor het opladen kan hoger
zijn dan de hoeveelheid energie die daadwerkelijk
Rijden en parkeren 211211
door de hoogspanningsaccu is opgenomen. Dit
eect komt voort uit verschillende laadverliezen
en wordt laadrendement genoemd. Laadverliezen
ontstaan bijvoorbeeld door warmteontwikkeling
tijdens het laden of door ingeschakelde nevenver-
bruikers. Meer informatie over het laadrendement
is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
Maximaal tMaximaal toelaatbaroelaatbare laadse laadstrtroom voom voor heoor het opla-t opla-
den aan een neden aan een netconttcontactdoos instactdoos instellenellen
*AANWIJZINGAANWIJZING Overbelasting van de net-
contactdoos door te hoge laadstroom
Een te hoge laadstroom kantot het activeren
van de zekering of oververhitting van het
externe stroomnet leiden.
#Controleren of het externe stroomnet
voor de ingestelde laadstroom geschikt
is.
#De ingestelde laadstroom indien nodig
reduceren of een andere netcontactdoos
gebruiken.
#Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de
auto zijn meegeleverd of een originele
Mercedes‑Benz laadkabel.
Mercedes‑Benz test deze originele laad-
kabels uitvoerig op hun geschiktheid
voor het hoogspanningsladen van uw
auto. Deze onderdelen kunt u kopen bij
een Mercedes‑Benz-servicewerkplaats,
waar u ook gedegen advies krijgt.
#De instelling van de maximale laad-
stroom controleren aan de hand van het
weergegeven laadvermogen op het
instrumentendisplay.
Vóór het opladen via een netcontactdoos de
maximaal toegestane laadstroom van de betref-
fende netcontactdoos of de netvoedingsinstallatie
door een elektricien laten controleren. Voor de
meegeleverde laadkabel is de maximumwaarde
voor de laadstroom landspeciek ingesteld. Bij het
opladen in het buitenland kan de maximumwaarde
de daar toegestane waarde overschrijden. De
landspecieke regelingen bij het opladen in het
buitenland in acht nemen. Bij vragen over de laad-
stroominstelling of een storing in de werking con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De maximaal toegestane laadstroom instellen
in het menu van het multimediasysteem
(/pagina 317).
Wanneer de exacte waarde van de maximaal toe-
gestane laadstroom niet kanworden ingesteld, de
eerstvolgende kleinere instelbare waarde kiezen.
%Wanneer de auto meer tijd dan normaal voor
het opladen van de hoogspanningsaccu nodig
hee, de instellingen voor de maximale laad-
stroom in het menu van het multimediasys-
teem controleren.
OvOvererziczicht laadkht laadkabel-bedieningseenheidabel-bedieningseenheid
De laadkabel-bedieningseenheid gee de actuele
toestand van het opladen aan.
212212 Rijden en parkeren
1Weergave netspanning
2Weergave opladen
3Weergave temperatuurbewaking
4Weergave veiligheidsvoorziening
WWeergaveergave nee netspanningtspanning 11
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Brandt wit Netspanning is aanwe-
zig
WWeergaveergave opladene opladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Knippert groen Hoogspanningsaccu
wordt opgeladen
WWeergaveergave te tememperperatuurbewatuurbewakingaking 33
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Brandt rood Groene LED knippert
tegelijkertijd: Te hoge
temperatuur laadver-
mogen wordtgeredu-
ceerd
Groene LED knippert
niet: Te hoge tempera-
tuur opladen beëin-
digd
Knippert rood Te hoge temperatuur
van de voedingsstek-
ker opladen beëin-
digd
WWeergaveergave ve veiligheidsveiligheidsvooroorzieningziening 44
MeldingMelding BetBetekekenisenis
Knippert rood Laadkabel storing
Opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Brandt rood Witte LED is gedoofd:
Storing in de netaan-
sluiting Opladen niet
mogelijk, andere net-
contactdoos kiezen
Witte LED brandt: Sto-
ring van de auto
opladen niet mogelijk,
laadkabel-bedienings-
eenheid terugzetten
Wanneer alle vier de weergaven branden, voert de
laadkabel-bedieningseenheid een zelfdiagnose uit.
Wanneer de temperatuurbewaking 3een storing
aangee, kan deze helpen om de laadkabel te
beschermen tegen direct zonlicht.
Rijden en parkeren 213213
LaadkLaadkabel-bedieningseenheid tabel-bedieningseenheid tererugzeugzetttten:en: Wan-
neer de veiligheidsvoorziening 4een storing van
de laadkabel of een storing van de auto aangee,
eerst de laadkabel-bedieningseenheid terugzet-
ten. Daartoe de laadkabel loskoppelen van de
auto en van de netcontactdoos en circa vijf
seconden wachten. Wanneer de storing na het
opnieuw aansluiten van de laadkabel zich blij
voordoen, is opladen via de netcontactdoos niet
mogelijk. Overeenkomstig de weergave moet de
laadkabel worden vervangen of moet de voertuig-
stekker bij een gekwaliceerde werkplaats worden
gecontroleerd.
FFuncties vuncties van de contran de controlelamolelampjes op de vpjes op de voeroertuig-tuig-
ststekkekkererdoosdoos
%Afhankelijk van de exportuitvoering is uw auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
De contactdoosklep wordt samen met de auto
centraal ver- en ontgrendeld.
Voertuigstekkerdoos type Combo 1
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
Voertuigstekkerdoos type Combo 2
1Contactdoosverlichting
2Controlelampje opladen
3Controlelampje vergrendelingsstatus
De stekkerdoosverlichting 1knippert of brandt
in overeenstemming met de controlelampjes 2
en 3.
214214 Rijden en parkeren
OvOvererziczicht vht vergrergrendelingsstendelingsstatusatus
VVergrergrende-ende-
lingsstlingsstatusatus
33
MeldingMelding BetBetekekenisenis
%Brandt wit Voertuigstek-
kerdoos ont-
grendeld,
laadkabel
aansluiten of
verwijderen
%Knippert wit Storing bij het
ver- of ont-
grendelen
OvOvererziczicht stht status vatus van hean het opladent opladen
SSttatus vatus van hetan het
opladenopladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
#Knippert
oranje Verbinding
wordt opge-
bouwd
#Knippert
groen Actieve ener-
giestroom
SSttatus vatus van hetan het
opladenopladen 22
MeldingMelding BetBetekekenisenis
#Brandt oranje Laadpauze
#Brandt groen Opladen vol-
tooid
#Knippert rood
(gedurende
circa 90 s)
Storing in de
auto; opladen
niet mogelijk
WWisselsisselstrtroom-opladen stoom-opladen startarten (mode 2/3)en (mode 2/3)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadkabelstekker
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen
tijdens het opladen binnen de toegestane
grenswaarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
Rijden en parkeren 215215
#Wanneer de laadkabel of de laadkabel-
stekker te warm wordt, de stroomvoor-
ziening van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegenvervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij verhoogde weerstand de laadkabel-
stekker uit de contactdoos trekken en
opnieuw aansluiten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de afstand van de
sleutel tot de auto is niet groter dan 1 m.
RDe auto is uitgeschakeld. De weergave õ
op het instrumentendisplay is uit.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
Uw auto is afhankelijk van de uitvoering en de
exportuitvoering met een van de volgende voer-
tuigstekkerdozen uitgerust:
RType 1 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
RType Combo 1 voor wisselstroomladen (mode
2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
RType 2 voor wisselstroomladen (mode 2 of 3)
RType Combo 2 voor wisselstroomladen (mode
2 of 3) en gelijkstroomladen (mode 4)
Voertuigstekkerdoos Combo 1
216216 Rijden en parkeren
Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 2%en de statusindi-
catie 3branden wit.
%Wanneer de auto is ingeschakeld (melding
õop het instrumentendisplay aan), kan de
contactdoosklep 1niet worden geopend.
#De sluiting 7naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5openklappen.
%Bij auto's met een voertuigstekkerdoos
Combo is voor de laadkabelstekker alleen de
aansluiting 8nodig. Alleen het bovenste
deel van het contactdoosdeksel openen 5.
#Voor het opladen aan een netcontactdoos de
netstekker tot de aanslag in de netcontact-
doos van de externe stroombron steken en
indien nodig de maximale laadstroom instellen
(/pagina 212).
#De laadkabelstekker tot de aanslag in de aan-
sluiting 8van de voertuigstekkerdoos ste-
ken. Wanneer de wallbox of het laadstation
niet met een aansluitkabel is uitgerust, de
stekker van de eigen laadkabel van de auto tot
de aanslag in de contactdoos van de wallbox
of het laadstation steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4#en de statusindi-
catie 3knipperen oranje en, zodra de hoog-
spanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instru-
mentendisplay de laadtoestandweergave met een
laadprognose weergegeven. De oplaadprognose is
de verwachte laadtoestand op de ingestelde ver-
trektijd of het tijdstip waarop de hoogspannings-
accu volledig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
Rijden en parkeren 217217
%De auto is uitgerust met een elektrische zeke-
ring tegente hoge spanningen in het stroom-
net. Deze elektrische zekering kan bijvoor-
beeld bij zwaar onweer worden geactiveerd en
kantot activering van de zekering van het
pand en een laadonderbreking leiden. Deze
functies dienen ter bescherming van de auto.
Na het weer inschakelen van de zekering van
het pand wordt het opladen automatisch
voortgezet. Bij een laadonderbreking zonder
dat de zekering van het pand wordtgeacti-
veerd, kan het tot tien minuten duren alvorens
het opladen automatisch wordtvoortgezet.
WWisselsisselstrtroom-opladen beëindigoom-opladen beëindigen (mode 2/3)en (mode 2/3)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 1doos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 3indrukken.
of
#De auto ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Auto's die zijn uitgerust met een voertuigstek-
kerdoos type 1 voor wisselstroomladen, heb-
ben geen laadonderbrekingstoets 3.
#De toets2op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/pagina 206).
218218 Rijden en parkeren
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 2doos type Combo 2
#De laadannuleringsknop 2indrukken.
of
#De auto ontgrendelen.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Auto's die alleen zijn uitgerust met een voer-
tuigstekkerdoos type 2 voor wisselstroomla-
den, hebben geen laadonderbrekingstoets
2.
#De laadkabelstekker binnen 30 seconden uit
de voertuigstekkerdoos losmaken.
Na 30 seconden wordt de voertuigstekker-
doos weer vergrendeld.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
koppelen, de ontgrendelingsprocedure herha-
len. Wanneer de laadkabelstekker nog steeds
geblokkeerd is, contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
#Eventueel de laadkabelstekker uit de netcon-
tactdoos of uit de contactdoos van de wallbox
of het laadstation trekken en de eigen laadka-
bel van de auto veilig in de auto opbergen
(/pagina 206).
%Het controlelampje %1op de voertuig-
stekkerdoos brandt na het losmaken van de
laadkabelstekker nog enige tijd en doo dan.
GeliGelijksjkstrtroom-opladen stoom-opladen startarten (mode 4)en (mode 4)
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar bij het opladen met
een beschadigde contactdoos
Het opladen gebeurt met een hoge spanning.
Wanneer de laadkabel, de voertuigstekkerdoos
of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u
een stroomstoot krijgen.
#Alleen een onbeschadigde laadkabel
gebruiken.
#Mechanische beschadigingen, bijvoor-
beeld door platdrukken, knikken en er
overheen rijden, vermijden.
#Een beschadigde voertuigstekkerdoos
direct bij een gekwaliceerde werkplaats
laten vervangen.
#De laadkabel nooit in een beschadigde
voertuigstekkerdoos steken.
Rijden en parkeren 219219
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door oververhitting
van laadkabel en laadkabelstekker
De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen
tijdens het opladen binnen de toegestane
grenswaarden warm worden.
De toegestane grenswaarden worden door de
volgende factoren beïnvloed:
RDe stroomvoorziening van het stroomnet
en de laadkabel zijn intact.
RDe aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de laadkabel en het bedie-
ningselement op de laadkabel zijn in acht
genomen.
#Wanneer de laadkabel of de laadkabel-
stekker te warm wordt, de stroomvoor-
ziening van het stroomnet laten controle-
ren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of vervuiling
van de voertuigstekkerdoos bij geopende
contactdoosklep
#Als er geen laadkabel is aangesloten, het
contactdoosdeksel en de contactdoos-
klep altijd gesloten houden. Deze
beschermen de voertuigstekkerdoos
tegenvervuiling en beschadiging.
#Vóór het sluiten van de contactdoosklep
controleren, of het contactdoosdeksel
correct gesloten is. Anders kunnen
beschadigingen optreden en kan de con-
tactdoosklep niet meer worden geopend.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de voer-
tuigstekkerdoos of de laadkabelstekker bij
niet deskundig gebruik
De laadkabelstekker niet met overmatige
kracht (maximaal 300 N) tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken. Anders kunt u de
voertuigstekkerdoos, de laadkabelstekker of
de contacten beschadigen.
#Bij verhoogde weerstand de laadkabel-
stekker uit de contactdoos trekken en
opnieuw aansluiten.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe transmissie staat in de stand j.
RDe auto is ontgrendeld of de afstand van de
sleutel tot de auto is niet groter dan 1 m.
RDe auto is niet ingeschakeld. De weergave
õop het instrumentendisplay is uit.
RDe laadkabel staat niet onder trekspanning.
%Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto
uitgerust met een van de volgende voertuig-
stekkerdozen.
220220 Rijden en parkeren
Voertuigstekkerdoos Combo 1 Voertuigstekkerdoos Combo 2
#De contactdoosklep 1midden achterop
indrukken en de contactdoosklep naar voren
openklappen.
Het controlelampje 2%en de statusindi-
catie 3branden wit.
%Wanneer de auto is ingeschakeld (melding
õop het instrumentendisplay aan), kan de
contactdoosklep 1niet worden geopend.
#De sluiting 7naar links drukken en het con-
tactdoosdeksel 5openklappen.
%Voor de CCS-laadkabelstekker zijn de aanslui-
tingen 6en 8nodig. Daarom beide delen
van het contactdoosdeksel openen 5.
#De CCS-laadkabelstekker tot de aanslag in de
voertuigstekkerdoos steken.
Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet
op trekspanning wordt belast.
Het controlelampje 4#en de statusindi-
catie 3knipperen oranje en, zodra de hoog-
spanningsaccu wordt opgeladen, groen.
Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten,
kan de auto niet worden ingeschakeld en niet wor-
den bewogen.
Aan het begin van het opladen wordt in het instru-
mentendisplay de laadtoestandweergave met een
laadprognose weergegeven. De oplaadprognose is
de verwachte laadtoestand op de ingestelde ver-
Rijden en parkeren 221221
trektijd of het tijdstip waarop de hoogspannings-
accu volledig is opgeladen.
%Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van
de temperatuur, de ventilator en het accukoel-
systeem hoorbaar inschakelen.
%Wanneer de auto gedurende langere standtij-
den op het stroomnet is aangesloten, wordt
de hoogspanningsaccu automatisch opgela-
den wanneer dat nodig is of wanneer elektri-
sche verbruikers (bijvoorbeeld de klimaatrege-
ling vooraf) worden geactiveerd.
GeliGelijksjkstrtroom-opladen beëindigoom-opladen beëindigen (mode 4)en (mode 4)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe afstand van de sleutel tot de auto is niet
meer dan 1 m.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 1doos type Combo 1
#De laadannuleringsknop 3indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
#De toets2op de laadkabelstekker ingedrukt
houden en de laadkabelstekker uit de voer-
tuigstekkerdoos trekken.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos type Combo 2doos type Combo 2
222222 Rijden en parkeren
#De laadannuleringsknop 2indrukken.
Het opladen wordt beëindigd. Het controle-
lampje %1brandt wit. De voertuigstek-
kerdoos is ontgrendeld.
%Wanneer u de laadkabelstekker niet kunt los-
trekken, de auto ontgrendelen en de ontgren-
delingsprocedure herhalen. Wanneer de laad-
kabelstekker nog steeds geblokkeerd is, con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
#Het contactdoosdeksel en de contactdoosklep
sluiten.
%Het linker controlelampje %1op de
voertuigstekkerdoos brandt na het losmaken
van de laadkabelstekker nog enige tijd en
doo dan.
FFunctie vunctie van de laadtan de laadtoestoestandwandweergaveergave op hete op het
insinstrtrumentumentendisplayendisplay
1Actuele laadtoestand
2Tijdstip accu vol
3Verwachte laadtoestand op de ingestelde ver-
trektijd
4Actueel laadvermogen
Wanneer de auto met het stroomnet verbonden
en uitgeschakeld is, toont het instrumentendisplay
de laadtoestandweergave gedurende circa
twee minuten.
De waarde voor het actueel laadvermogen 4kan
afwijken van de weergave van het laadstation.
Vanaf een laadvermogen van 10 kW wordt de
waarde in de laadtoestandweergave afgerond en
weergegeven zonder decimalen.
%De onder 3weergegevenwaarde varieert
afhankelijk van de instelling voor het opladen.
Deze toont de laadprognose, bijvoorbeeld het
tijdstip van het bereiken van de gekozen laad-
toestand of de laadtoestand op de voorgese-
lecteerde vertrektijd.
PParkarkererenen
AAututo afzeo afzettttenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door wegrollen van een onvol-
doende beveiligde auto
Als de auto zonder voldoende beveiliging
wordtgeparkeerd, kan deze ook bij een lichte
helling ongecontroleerd wegrollen.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien
dat de auto in de richting van de stoep-
rand rolt als deze in beweging komt.
Rijden en parkeren 223223
#De parkeerrem bedienen.
#Auto's met automatische transmissie: De
transmissie in de stand jzetten.
#Auto's met handgeschakelde versnel-
lingsbak: De 1eversnelling of de ach-
teruitversnelling kinschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar bij hete
onderdelen van het uitlaatsysteem
Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren,
gras of takken, kunnen ontsteken.
#De auto zo parkeren dat geen brandbaar
materiaal met hete onderdelen van de
auto in contact kankomen.
#Niet op een droge wei of afgeoogste
graanvelden parkeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door wegrollen
#De auto altijd tegenwegrollen beveiligen.
224224 Rijden en parkeren
#De auto tot stilstand brengen door het rempe-
daal in te drukken.
#Op hellingen de voorwielen zo draaien dat de
auto in de richting van de stoeprand rolt wan-
neer deze in beweging komt.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
De 1eversnelling of de achteruitversnelling
kinschakelen.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Bij stil-
staande auto en ingedrukt rempedaal de
transmissiestand jinschakelen
(/pagina 196).
#De auto uitschakelen door de toets1in te
drukken.
#De bedrijfsrem langzaam loslaten.
#Uitstappen en de auto vergrendelen.
%Wanneer de auto wordtgeparkeerd, kunt u de
zijruiten en het panoramaschuifdak nog circa
vier minuten bedienen nadat het bestuurders-
portier gesloten is.
GarGaragagedeurbedieningedeurbediening
TToeoetsen vtsen van de gan de gararagagedeurbediening predeurbediening progrogramme-amme-
rrenen
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgas-
sen uit, bijvoorbeeld koolmonoxide. Het inade-
men van deze uitlaatgassen is schadelijk voor
de gezondheid en leidt totvergiiging.
#De motor en, indien aanwezig, de stand-
verwarming nooit in een geslotenruimte
zonder voldoende ventilatie laten
draaien.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
beknelling bij het openen en sluiten van
een garagedeur
Wanneer de garagedeur met de geïntegreerde
garagedeurbediening wordt bediend of gepro-
grammeerd, kunnen personen in het bewe-
gingsgebied van de garagedeur worden inge-
klemd of worden geraakt.
Rijden en parkeren 225225
#Altijd opletten dat zich niemand in het
bewegingsgebied van de garagedeur
bevindt.
Om een garagedeurbediening te programmeren
de auto buiten de garage parkeren. Ervoor zorgen
dat de auto ingeschakeld, maar niet gestart is.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is buiten de garage of buiten het
zwenkbereik van de garagedeur geparkeerd.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
%De garagedeuropeningsfunctie is altijd moge-
lijk bij ingeschakelde auto.
#De in te leren toets1,2of 3indrukken
en ingedrukt houden.
Het controlelampje 4knippert geel.
%Het kantot 20 seconden duren voordat het
controlelampje geel gaat knipperen.
#De eerder ingedrukte toetsen loslaten.
Het controlelampje 4knippert verder geel.
#De afstandsbediening 5op een afstand tus-
sen 1 cm en 8 cm op de toets1,2of 3
richten.
#De toets6van de afstandsbediening 5
indrukken en ingedrukt houden tot een van de
volgende signalen verschijnt:
RHet controlelampje 4brandt permanent
groen. De programmering is afgesloten.
RHet controlelampje 4knippert groen. De
programmering was succesvol. Bovendien
moet een wisselcode-synchronisatie met
het garagedeurbedieningssysteem worden
uitgevoerd.
#Als het controlelampje 4niet groen brandt of
knippert: De procedure herhalen.
#Alle toetsen loslaten.
%De afstandsbediening van de garagedeurbe-
diening behoort niet tot de leveringsomvang
van de garagedeurbediening.
WWisselcode-syncisselcode-synchrhronisatie uitvonisatie uitvoeroerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet deurbedieningssysteem werkt met een
wisselcode.
226226 Rijden en parkeren
RUw auto bevindt zich binnen het bereik van
het garage- of het buitendeurbedieningssys-
teem.
RDe auto evenals personen en voorwerpen
bevinden zich buiten het bewegingsgebied van
het portier.
#De programmeertoetsvan de deuraandrij-
vingseenheid indrukken.
U hebt circa 30 seconden de tijd om de vol-
gende stap te starten.
#Meerdere keren na elkaar de geprogram-
meerde toets1,2of 3indrukken, totdat
het portier sluit.
Wanneer het portier sluit, is de programmering
afgesloten.
%Bovendien de handleiding van de deurbedie-
ning lezen.
PrProblemen bioblemen bij hej het prt progrogrammerammeren ven van de afstan de afstands-ands-
bediening vbediening vererhelpenhelpen
#Controleren of de zendfrequentie van de
afstandsbediening 5wordt ondersteund.
#De batterijen in de afstandsbediening 5ver-
vangen.
#De afstandsbediening 5onder verschillende
hoeken op een afstand tussen 1 cm en 8 cm
voor de binnenspiegel houden. Daarbij elke
instelstand ten minste 25 seconden aanhou-
den.
#De afstandsbediening 5onder dezelfde hoe-
ken op verschillende afstanden van de binnen-
spiegel houden. Daarbij elke instelstand ten
minste 25 seconden aanhouden.
#Bij afstandsbedieningen die slechts gedurende
bepaalde tijd zenden, voor het verstrijkenvan
de zendtijd opnieuw de toets6van de
afstandsbediening 5indrukken.
#De antennekabel van de garagedeurbediening
uitlijnen met de afstandsbediening.
%Bij oudere garagedeuren kan het mogelijk zijn,
dat deze ondanks het correct doorlopen van
de hierboven beschreven stappen niet met de
afstandsbediening in de binnenspiegel kan
worden bediend. Neemt u in dit geval contact
op met de HomeLink®Hotline.
%Ondersteuning en aanvullende informatie voor
de programmering:
RBij de HomeLink®Hotline via het nummer
(0) 08000 466 354 65 of +49 (0) 6838
907-277
ROp het internet onder https://
www.homelink.com
GarGaragagedeur openen of sluitedeur openen of sluitenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe betreende toets is voor het bedienen van
de garagedeur geprogrammeerd.
#De toets1,2of 3indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
#Wanneer het controlelampje 4na circa
20 seconden geel knippert: Opnieuw de eer-
der ingedrukte toets indrukken en ingedrukt
houden, tot de garagedeur opent of sluit.
GeheugGeheugen ven van de gan de gararagagedeurbediening wissenedeurbediening wissen
#De toetsen 1en 3indrukken en ingedrukt
houden.
Het controlelampje 4brandt geel.
Rijden en parkeren 227227
#Wanneer het controlelampje 4groen knip-
pert: De toetsen 1en 3loslaten.
Het volledige geheugen is gewist.
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerremem
WWererking vking van de elektran de elektriscische parkhe parkeerreerrem (autem (automa-oma-
tisctisch insch inschakhakelen)elen)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel als kinderen zonder toezicht in
het voertuig worden achtergelaten
Wanneer kinderen zonder toezicht in het voer-
tuig achterblijven, kunnen zij met name:
RDeuren openen en daardoor andere perso-
nen of verkeersdeelnemers in gevaar bren-
gen.
RUitstappen en door het verkeer worden
gegrepen.
RUitrustingenvan het voertuig bedienen en
bijvoorbeeld bekneld raken.
Bovendien kunnen kinderen het voertuig in
beweging zetten, door bijvoorbeeld:
RDe parkeerrem vrij te zetten.
RDe transmissiestand te wijzigen.
RHet voertuig te starten.
#Kinderen nooit zonder toezicht in het
voertuig laten.
#Bij het verlaten van het voertuig altijd de
sleutel meenemen en het voertuig ver-
grendelen.
#De sleutel buiten bereik van kinderen
bewaren.
AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
WWanneer de autanneer de autotootot st stilsttilstand kand komt en als aan eenomt en als aan een
vvan de van de volgolgende vende voorwoorwaaraarden is vden is voldaan, woldaan, worordtdt
de elektrde elektriscische parkhe parkeerreerrem bediend:em bediend:
RDe auto hee voorafgaand sneller dan 3 km/h
gereden.
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RHet bestuurdersportier wordtgeopend.
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/pagina 230).
In de vIn de volgolgende situaties wende situaties worordt de elektrdt de elektriscische par-he par-
kkeerreerrem ook vem ook vasastgtgezet:ezet:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDaartDaartoe moeoe moet bovt bovendien aan een vendien aan een van de van de vol-ol-
ggende vende voorwoorwaaraarden ziden zijn vjn voldaan:oldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
Wanneer de elektrische parkeerrem bij het ope-
nen van het bestuurdersportier niet is ingescha-
228228 Rijden en parkeren
keld, verschijnt de melding Wegrolgevaar Par-
keerrem bedienen zie handleiding.
%Wanneer de auto door het ECO start-stopsys-
teem wordt uitgeschakeld, wordt de elektri-
sche parkeerrem niet automatisch ingescha-
keld.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie:
De elektrDe elektriscische parkhe parkeerreerrem wem worordt autdt automatischomatisch
bediend, als de trbediend, als de transmissie in de stansmissie in de standand jjststaataat
en aan een ven aan een van de van de volgolgende vende voorwoorwaaraarden is vden is vol-ol-
daan:daan:
RDe auto wordt uitgeschakeld.
RDe gordelslottong steekt niet in het gordelslot
van de bestuurdersstoel en het bestuurders-
portier wordtgeopend.
%Inschakelen verhinderen: Aan de handgreep
van de elektrische parkeerrem trekken
(/pagina 230).
In de vIn de volgolgende situaties wende situaties worordt de elektrdt de elektriscische par-he par-
kkeerreerrem ook vem ook vasastgtgezet:ezet:
RDe HOLD-functie houdt de auto in stilstand op
zijn plaats.
RDe actieve parkeerassistent houdt de auto in
stilstand op zijn plaats.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
brengt de auto tot stilstand.
RDaartDaartoe moeoe moet bovt bovendien aan een vendien aan een van de van de vol-ol-
ggende vende voorwoorwaaraarden ziden zijn vjn voldaan:oldaan:
-De auto wordt uitgeschakeld.
-De gordelslottong steekt niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
-Er treedt een systeemstoring op.
-De spanningsvoorziening is niet vol-
doende.
-De auto staat langere tijd stil.
Wanneer de elektrische parkeerrem ingeschakeld
is, brandt in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
%Wanneer de auto door het ECO start-stopsys-
teem wordt uitgeschakeld, wordt de elektri-
sche parkeerrem niet automatisch ingescha-
keld.
FFunctie vunctie van de elektran de elektriscische parkhe parkeerreerrem (autem (automa-oma-
tisctisch vrih vrijzejzetttten)en)
De elektrDe elektriscische parkhe parkeerreerrem wem worordt vridt vrijgjgezeezet, wt, wan-an-
neer aan de vneer aan de volgolgende vende voorwoorwaaraarden is vden is voldaan:oldaan:
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe auto is gestart.
RAAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Een versnelling is ingeschakeld, het koppe-
lingspedaal wordt losgelaten en het gaspedaal
wordt ingedrukt.
RU trapt het rempedaal in en schakelt op een
vlakke ondergrond vanuit de neutraalstand i
in de achteruitversnelling kof in een vooruit-
versnelling (1-6).
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie staat in de stand hof ken het
gaspedaal wordt ingedrukt of er wordtgescha-
keld van de transmissiestand jin de stand
hof k.
RWanneer de transmissie in de stand kstaat,
moet de achterklep gesloten zijn.
RDe gordelslottong steekt in het gordelslot van
de bestuurdersstoel.
Rijden en parkeren 229229
Wanneer de gordelslottong niet in het gordel-
slot van de bestuurdersstoel steekt, moet aan
één van de volgende voorwaarden voldaan
zijn:
-De transmissiestand jwordtverlaten.
of
-Er is voorheen sneller dan 3 km/h gere-
den.
Wanneer de elektrische parkeerremwordt vrijge-
zet, doo in het combi-instrument het rode con-
trolelampje !.
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerrem handmatig inscem handmatig inschakhakelen ofelen of
vrivrijzejzettttenen
AAantrantrekkekkenen
#Op de handgreep 1drukken.
Het rode controlelampje !brandt in het
combi-instrument.
%Alleen wanneer het rode controlelampje !
continu brandt, is de elektrische parkeerrem
correct ingeschakeld.
VVrriijzejzettttenen
#De auto inschakelen.
#Aan de handgreep 1trekken.
In het combi-instrument doo het rode con-
trolelampje !.
NNoodroodremming uitvemming uitvoeroerenen
#De handgreep 1indrukken en ingedrukt hou-
den.
Zolang de auto nog rijdt, wordt de melding
Parkeerrem ontgrendelen weergegeven en
knippert het rode controlelampje !.
Wanneer de auto tot stilstand is afgeremd,
wordt de elektrische parkeerrem ingescha-
keld. Het rode controlelampje !brandt in
het combi-instrument.
230230 Rijden en parkeren
InfInforormatie ovmatie over boer botsingherktsingherkenning bienning bij gj geparkeparkeereerdede
autoauto
Wanneer bij de vergrendelde auto met ingescha-
kelde wegsleepbeveiliging een botsing wordt her-
kend, ontvangt u in het multimediasysteem bij het
inschakelen van de auto een bericht.
Hierbij ontvangt u informatie over de volgende
punten:
Rpotentieel getroen gedeelte van de auto
Rkracht van de botsing
In de volgende situatie kan een abusievelijke acti-
vering optreden:
RDe geparkeerde auto wordtverplaatst, bijvoor-
beeld in een garage met een dubbele etage.
%Om een abusievelijke activering te voorko-
men, de wegsleepbeveiliging uitschakelen.
Wanneer de wegsleepbeveiliging wordt uitge-
schakeld, wordt ook de botsingherkenning uit-
geschakeld.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De herkenning kan in de volgende situaties
beperkt zijn:
Rbij schade zonder botsing, bijvoorbeeld bij een
afgebroken buitenspiegel of lakschade door
een sleutel
Rbij een botsing met lage snelheid
Rals de elektrische parkeerrem niet ingescha-
keld is
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het buitt buitenen
ggebrebruik stuik stellen vellen van de autoan de auto
Als de auto langer dan zes weken buiten gebruik
wordtgesteld, kan door het stilstaan schade ont-
staan.
Eveneens kan de 12V-accu door volledige ontla-
ding beschadigd raken.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De 12V-
accu ook bij langere standtijden niet loskoppelen.
%Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
RRususttttoestoestand (vand (vererlenging vlenging van de stan de standtiandtijd vjd van dean de
ststartartaccu)accu)
WWererking vking van de ran de rusuststtstandand
%Deze functie is niet voor alle modellen
beschikbaar.
Wanneer de ruststand wordtgeactiveerd, wordt
het energieverlies bij langere standtijd geminimali-
seerd.
De ruststand hee de volgende eigenschappen:
RDe startaccu wordt ontzien.
ROp het mediadisplay verschijnt de maximale
standtijd.
RDe verbinding met online-services wordt
onderbroken.
RDe diefstal-/inbraakalarminstallatie (EDW) is
niet beschikbaar.
RDe functies interieurbeveiliging en wegsleep-
beveiliging zijn niet beschikbaar.
RDe functie botsingsherkenning bij geparkeerde
auto is niet beschikbaar.
Rijden en parkeren 231231
Wanneer aan de volgende voorwaarden is vol-
daan, kan de ruststand via het multimediasysteem
worden geactiveerd of gedeactiveerd:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto is niet gestart.
Wanneer de weergegeven standtijdvan de auto
wordtoverschreden, kan dit tot een verminderd
comfort leiden en is het mogelijk dat de startaccu
de motoreventueel niet kan starten.
De startaccu in de volgende situaties opladen:
RDe standtijd van de auto moet worden ver-
lengd.
ROp het mediadisplay verschijnt de melding
Acculading niet voldoende voor ruststand.
%De ruststand wordt automatisch gedeacti-
veerd als de auto wordt ingeschakeld.
RRusuststtstand activand activereren of deactiven of deactivereren (auten (auto uitsco uitscha-ha-
kkelen)elen)
VVoorwoorwaaraardenden
RDe motor is afgezet.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
#De Ruststand in- of uitschakelen.
#Ja selecteren.
RiRij- en rij- en rijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
RiRijsystjsystemen en uw vemen en uw vererantwantwooroordelidelijkheidjkheid
Uw auto is voorzien vanrijsystemen die u onder-
steunen bij het rijden, parkeren en manoeuvreren.
De rijsystemen zijn slechts hulpmiddelen. Deze
kunnen uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen en ontslaan u niet van uw verkeersrechte-
lijke verantwoordelijkheid. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor de veilige afstand, de gere-
den snelheid, het tijdig remmen en het aanhouden
van de rijstrook. Voortdurend de verkeerssituatie
in de gaten houden en indien nodig ingrijpen. De
grenzen voor een veilig gebruik in acht nemen.
Rijsystemen kunnen het gevaar voor ongevallen
van een niet aangepaste rijstijl niet verminderen
en de natuurkundige grenzen niet verleggen. Het
systeem kan niet altijd rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie.
InfInforormatie ovmatie over de sensorer de sensoren en cameren en camera's va's van dean de
autoauto
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met camera's en radarsensoren of ultra-
sone sensoren de omgeving voor, achter of naast
uw auto.
232232 Rijden en parkeren
1Multifunctionele camera
2Camera's in de buitenspiegel
3Frontradar
4Frontcamera
5Hoekradars
6Ultrasone sensoren
7Achteruitrijcamera
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de sensoren en camera's van de auto
Als de gebieden van de sensoren en camera's
van de auto afgedekt, beschadigd of vervuild
zijn, kunnen sommige rijsystemen en rijveilig-
heidssystemen niet meer correct functione-
ren. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
#De omgeving van de sensoren en came-
ra's van de auto altijd vrij en schoon hou-
den.
#Beschadigingen aan de bumper, in de
radiateurgrille of steenslag op de voor- of
achterruit bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten repareren.
Met name de omgeving van de sensoren en
camera's vrijhouden van vuil, ijs of natte sneeuw
(/pagina 366). De sensoren en camera's, als-
mede hun registratiegebieden, mogen niet worden
afgedekt. Geen extra kentekenplaathouders,
reclameborden, stickers, wrapfolie of steenslagfo-
lie in het registratiegebied van de sensoren en
camera's aanbrengen. Erop letten dat er geen uit-
stekende lading in het registratiegebied hangt.
Bij een beschadiging van de bumper of de radia-
teurgrille of na een botsing de werking van de
sensoren laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats. Beschadigingen of steenslag
in de omgeving van de camera's in de voorruit of
de achterruit bij een gekwaliceerde werkplaats
laten repareren.
OvOvererziczicht vht van de rian de rijsystjsystemen en riemen en rijvjveiligheidssyeiligheidssys-s-
ttemenemen
RABS (AAntiBBlokkeerSSysteem) (/pagina 234)
RBAS (BBrems-AAssistent-SSystem = remassistent-
systeem) (/pagina 234)
RESP®(EElektronisch SStabiliteitsPProgramma)
(/pagina 235)
RESP®zijwindassistent (/pagina 236)
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
(/pagina 236)
REBD (EElectronic BBrakeforce DDistribution)
(/pagina 237)
RStuurassistent STEER CONTROL
(/pagina 237)
RHOLD-functie (/pagina 237)
RWegrijhulp voor op hellingen (/pagina 239)
RAdaptief remlicht (/pagina 239)
RWegrijassistent (/pagina 239)
RATTENTION ASSIST (/pagina 240)
RTEMPOMAT (/pagina 242)
RLimiter (/pagina 243)
RVerkeerstekenassistent (/pagina 262)
RSnelheidslimietassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 260)
Rijden en parkeren 233233
ROnderstel met adaptief verstelbare demping
(/pagina 269)
RiRijassistjassistentiepakketentiepakket
De volgende functies vormen onderdeel van het
rijassistentiepakket. Enkele functies zijn alleen
landsafhankelijk verkrijgbaar. Enkele functies zijn,
met beperkte functionaliteit, ook verkrijgbaar zon-
der rijassistentiepakket.
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 245)
RActieve snelheidslimietassistent (landsafhan-
kelijk) (/pagina 250)
RRoutegebaseerde snelheidsaanpassing (lands-
afhankelijk) (/pagina 250)
RActive Brake Assist System (/pagina 255)
RActieve stuurassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 252)
RActieve noodstopassistent (landsafhankelijk)
(/pagina 255)
RDodehoek- en actieve dodehoekassistent met
uitstapwaarschuwing (/pagina 264)
RActieve spoorassistent (/pagina 267)
PParkarkeereerpakketpakket
RAchteruitrijcamera (/pagina 270)
R360°-camera (/pagina 272)
RPARKTRONIC-parkeerassistent
(/pagina 276)
RActieve parkeerassistent (/pagina 281)
FFuncties vuncties van hean het ABSt ABS
Het antiblokkeersysteem (ABS) regelt de remdruk
in kritieke situaties:
RBij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkerenvan de wielen voorkomen.
RBij het remmen blij de bestuurbaarheid van
de auto gewaarborgd.
Als het ABS regelt, is pulseren van het rempedaal
voelbaar. Het pulserende rempedaal kan een aan-
wijzing voor gevaarlijke wegomstandigheden zijn
en u eraan herinneren bijzonder voorzichtig te rij-
den.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
RHet ABS functioneert vanaf een snelheid van
circa 5 km/h.
RHet ABS kan niet correct werken of niet functi-
oneren als een storing aanwezig is en het gele
ABS-waarschuwingslampje !na het star-
tenvan de auto permanent brandt.
FFunctie vunctie van hean het Bt BASAS
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door storing in het BAS (remassistentie-
systeem)
Wanneer het BAS een storing vertoont, kan de
remweg langer worden bij een noodstop.
#In noodstopsituaties het rempedaal met
volle kracht indrukken. Het ABS voor-
komt daarbij het blokkeren van de wie-
len.
Het Brake Assist System (BAS) ondersteunt u bij
een noodstop met extra remkracht.
234234 Rijden en parkeren
Wanneer het rempedaal snel wordt ingedrukt,
wordt het BAS geactiveerd:
RHet BAS verhoogt automatisch de remdruk
van de rem.
RHet BAS kan de remweg verkorten.
RHet ABS voorkomt daarbij het blokkeren van
de wielen.
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten, werkt
de remweer normaal. Het BAS wordtgedeacti-
veerd.
FFuncties vuncties van hean het ESPt ESP®®
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door uitge-
schakeld ESP®
Als het ESP®wordt uitgeschakeld, zorgt het
ESP®niet meer voor stabilisatie van de auto.
#Het ESP®alleen uitschakelen, zolang de
hieronder beschreven situaties zich voor-
doen.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP®)
kan, binnen de natuurkundige grenzen, de rijstabi-
liteit en de tractie in de volgende situaties bewa-
ken en verbeteren:
RBij het wegrijden op een natte of gladde rij-
baan
RBij het remmen
Wanneer de auto van de door de bestuurder
gewenste koers afwijkt, kan het ESP®de auto
door de volgende ingrepen stabiliseren:
REen of meerdere wielen worden doelgericht
afgeremd.
RHet motorvermogen wordt aangepast aan de
situatie.
Als in het combi-instrument het waarschuwings-
lampje ESP®OFF åpermanent brandt, is het
ESP®uitgeschakeld.
Wanneer het ESP®is uitgeschakeld, de volgende
punten in acht nemen:
RDe rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
RDe aangedreven wielen kunnen doordraaien.
RDe tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds
actief.
%Ook wanneer het ESP®is uitgeschakeld,
wordt u bij het remmen nog steeds onder-
steund door het ESP®.
Als het waarschuwingslampje ESP®÷in het
combi-instrument knippert, dan hebben een of
meerdere wielen hun slipgrens bereikt:
RUw rijstijl aan de verkeers- en weersomstan-
digheden aanpassen.
RHet ESP®in geen geval uitschakelen.
RHet gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver
indrukken als nodig is.
In de volgende situaties kan het beter zijn om het
ESP®uit te schakelen:
RBij gebruik van sneeuwkettingen
RIn diepe sneeuw
ROp zand of grind
%De doordraaiende wielen zorgen door frees-
werking voor een betere tractie.
Rijden en parkeren 235235
Als het waarschuwingslampje ESP®÷perma-
nent brandt, is het ESP®vanwege een storing niet
beschikbaar.
De volgende informatie in acht nemen:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/pagina 501)
RDisplaymeldingen (/pagina 433)
ETETS/4ETS/4ETS (elektrS (elektronisconisch trh tractiesystactiesysteem)eem)
De tractieregeling ETS/4ETS is onderdeel van het
ESP®en maakt het mogelijk wegte rijden op een
gladde rijbaan.
Het ETS/4ETS kan door de volgende ingrepen de
tractie van de auto verbeteren:
RWanneer de aangedreven wielen doordraaien,
worden ze afzonderlijk afgeremd.
REr wordt meer aandrijfkoppel overgebracht
naar het wiel of de wielen met grip.
InvInvloed vloed van de rian de rijprjprogrogramma's op heamma's op het ESPt ESP®®
De rijprogramma's maken een aanpassing van het
ESP®aan verschillende weersomstandigheden, de
staat van het wegdek en de gewenste rijstijl
mogelijk. Afhankelijk van het gekozen rijpro-
gramma wordt de betreende ESP®modus geac-
tiveerd. De rijprogramma's kunnen ook worden
ingesteld met de DYNAMIC SELECT-schakelaar
(/pagina 190).
FFunctie vunctie van de ESPan de ESP®®zizijwindassistjwindassistentent
De ESP®zijwindassistent herkent plotseling optre-
dende zijwind en helpt de bestuurder om de auto
in het goede spoor te houden:
RDe ESP®zijwindassistent is bij rechtuit rijden
of auwe bochten in het snelheidsbereik van
circa 75 km/h tot 200 km/h actief.
RDe auto wordtgestabiliseerd door een
gerichte en eenzijdige remingreep.
FFunctie vunctie van de ESPan de ESP®®aanhangwaanhangwagagenstenstabilisatieabilisatie
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij slechte verkeers‑ en weersomstandig-
heden
Bij slechte verkeers‑ en weersomstandigheden
kan de aanhangwagenstabilisatie slingeren
van de combinatie niet voorkomen. Aanhang-
wagens met een hoog zwaartepunt kunnen
kantelen voordat het ESP®dit herkent.
#De rijstijl altijd aan de actuele verkeers‑
en weersomstandigheden aanpassen.
De ESP®aanhangwagenstabilisatie kan uw auto
tijdens het rijden met een aanhangwagen stabili-
seren, als deze gaat slingeren:
RDe ESP®aanhangwagenstabilisatie is vanaf
een snelheid van 65 km/h actief.
REen lichte slingering wordtgestabiliseerd door
een gerichte en eenzijdige remingreep.
RBij sterk slingeren worden bovendien het
motorvermogen verminderd en alle wielen
afgeremd.
De ESP®aanhangwagenstabilisatie kan onder de
volgende omstandigheden beperkt of helemaal
niet werken:
RDe aanhangwagen is niet correct aangesloten
of wordt door de auto niet correct herkend.
236236 Rijden en parkeren
ESPESP®®(elektr(elektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogramma) in- ofamma) in- of
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
%Het ESP®kan alleen via de snelle toegang
worden in- en uitgeschakeld, indien minimaal
een andere functie in de snelle toegang
beschikbaar is. Verder vindt u het ESP®in het
menu Assistentie.
#ESP selecteren.
#Aan of åUit selecteren.
%Als het ESP®uitgeschakeld is en het rijpro-
gramma Îals laatste geselecteerd was,
wordt automatisch het rijprogramma A
ingeschakeld als de motorweer wordtgestart.
Als in het combi-instrument het waarschuwings-
lampje ESP®OFF åpermanent brandt, is het
ESP®uitgeschakeld.
De informatie over de waarschuwingslampjes en
de displaymeldingen die in het combi-instrument
kunnen worden weergegeven, in acht nemen.
FFunctie vunctie van de EBDan de EBD
De Electronic Brakeforce Distribution (EBD) hee
de volgende eigenschappen:
RBewaking en regeling van de remdruk naar de
achterwielen.
RVerbetering van de rijstabiliteit bij het rem-
men, in het bijzonder in bochten.
FFunctie vunctie van de san de stuurtuurassistassistent Sent STEER CTEER CONTRONTROLOL
De stuurassistent STEER CONTROL ondersteunt u
door met een in het stuurwiel merkbare kracht in
de voor de stabilisatie van de auto juiste richting
te sturen.
Dit stuuradvies krijgt u in de volgende situaties:
RTijdens het remmen bevinden de beide rechter
of linker wielen zich op een natte of gladde rij-
baan.
RDe auto geraakt in een slip.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De stuurassistent STEER CONTROL kan in de vol-
gende situaties nadelig beïnvloed of buiten wer-
king zijn:
RHet ESP®is uitgeschakeld.
RHet ESP®vertoont een storing.
RDe stuurinrichting vertoont een storing.
Als het ESP®een storing vertoont, wordt u verder
ondersteund door de elektrische stuurbekrachti-
ging.
HOLD-functieHOLD-functie
HOLD-functieHOLD-functie
De HOLD-functie houdt de auto vast zonder dat
het rempedaal moet worden ingedrukt, bijvoor-
beeld bij het wachten in het verkeer.
De HOLD-functie is slechts een hulpmiddel. De
verantwoordelijkheid voor het veilig stil blijven
staan van de auto ligt bij de bestuurder.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De HOLD-functie dient uitsluitend voor de onder-
steuning tijdens het rijden en vormtgeen vol-
Rijden en parkeren 237237
doende beveiliging van de stilstaande auto tegen
wegrollen.
RDe helling mag niet groter zijn dan 30 %.
HOLD-functie in- en uitscHOLD-functie in- en uitschakhakelenelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde HOLD-functie bij het
verlaten van de auto
Als de auto wordtverlaten terwijl deze alleen
door de HOLD-functie wordt afgeremd, kan hij
in de volgende situaties wegrollen:
RWanneer er een storing optreedt in het
systeem of in de spanningsvoorziening.
RWanneer de HOLD-functie door bediening
van het gaspedaal of het rempedaal wordt
uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzit-
tende.
#De auto bij het verlaten altijd tegenweg-
rollen beveiligen.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto staat stil.
RHet bestuurdersportier is gesloten of de veilig-
heidsgordel aan bestuurderszijde is omge-
gespt.
RDe auto is gestart of door het ECO start-stop-
systeem afgezet.
RDe auto is gestart.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie staat in de stand hkof i.
HOLD-functie inscHOLD-functie inschakhakelenelen
#Het rempedaal indrukken en na korte tijd snel
verder indrukken, tot de melding ëop het
instrumentendisplay verschijnt.
#Het rempedaal loslaten.
HOLD-functie uitscHOLD-functie uitschakhakelenelen
#Om wegte rijden het gaspedaal indrukken.
of
#Het rempedaal indrukken, tot de melding
ëvan het instrumentendisplay verdwijnt.
De HOLD-functie wordt in de volgende situaties
uitgeschakeld:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt ingeschakeld.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie wordt in de stand jgezet.
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
In de volgende situaties wordt het vastzetten van
de auto door de transmissiestand jen/of de
elektrische parkeerremgewaarborgd:
RDe veiligheidsgordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordtgeopend.
RDe auto wordtgeparkeerd.
REr treedt een systeemstoring op.
RDe spanningsvoorziening is onvoldoende.
AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Bovendien kan op het instrumentendisplay de
melding Direct remmen verschijnen:
#Direct stevig de rem indrukken tot de waar-
schuwingsmelding verdwijnt.
De HOLD-functie wordt uitgeschakeld.
238238 Rijden en parkeren
Als u ondanks de melding Direct remmen de auto
uitschakelt, de veiligheidsgordel losmaakt en het
bestuurdersportier opent, klinkt een regelmatig
geluidssignaal. Als wordtgeprobeerd om de auto
te vergrendelen, wordt dit geluidssignaal luider.
De auto kan niet worden vergrendeld, tot u de
HOLD-functie hebt uitgeschakeld.
%Na het uitschakelen van de auto kan deze pas
weer worden gestart, als u de HOLD-functie
hebt uitgeschakeld.
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijhulp vjhulp voor op hellingoor op hellingenen
De wegrijhulp voor op hellingen houdt de auto
onder de volgende voorwaarden gedurende korte
tijd vast bij het wegrijden bergop:
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie staat in de stand hof k.
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Zo is er voldoende tijd om uw voet van het rempe-
daal op het gaspedaal te plaatsen en wegte rijden
zonder dat de auto terugrolt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en gevaar voor letsel door wegrollen van
de auto
Na korte tijd houdt de wegrijhulp voor op hel-
lingen de auto niet meer tegen.
#De voet snel van het rem‑ op het gaspe-
daal zetten. De auto niet verlaten als
deze met de wegrijhulp voor op hellingen
wordtvastgehouden.
FFunctie vunctie van hean het adapt adaptievtieve re remlicemlichtht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het achterop-
komend verkeer bij een noodstopsituatie door de
volgende acties:
Rknipperende remlichten
Rinschakelen van de alarmknipperlichtinstallatie
Wanneer de auto vanaf een snelheid hoger dan
50 km/h krachtig wordt afgeremd, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achteropko-
mende verkeer op zeer opvallende wijze gewaar-
schuwd.
Als de snelheid bij het begin van het afremmen
hoger dan 70 km/h is, wordt de alarmknipper-
lichtinstallatie ingeschakeld zodra de auto tot stil-
stand is gekomen. Als vervolgens wordtverder
gereden, wordt de alarmknipperlichtinstallatie bij
circa 10 km/h automatisch uitgeschakeld. De
alarmknipperlichtinstallatie kan ook met de alarm-
knipperlichtentoets worden uitgeschakeld.
WWegriegrijassistjassistentent
FFunctie vunctie van de wan de wegriegrijassistjassistentent
De wegrijassistent biedt een optimale acceleratie
vanuit stilstand. Voorwaarden daarvoor zijn een
overeenkomstig stroef wegdek en een correcte
toestand van de auto en de banden.
De wegrijassistent niet op de openbare weg acti-
veren.
Beslist de veiligheidsaanwijzingen en de informa-
tie over het onderwerp ESP®in acht nemen
(/pagina 235).
Rijden en parkeren 239239
WWegriegrijassistjassistent activent activererenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar en gevaar
voor ongevallen door doordraaiende wie-
len
Als de wegrijassistent wordtgebruikt, kan één
van de wielen doordraaien en kan de auto uit-
breken.
Als het ESP®is uitgeschakeld, bestaat ver-
hoogd slipgevaar en gevaar voor ongevallen!
#Er mogen zich geen personen of voor-
werpen in de omgeving van de auto
bevinden; dit controleren.
#Het ESP®uitschakelen (/pagina 237).
#Het stuurwiel in de rechtuitstand zetten.
#Met de linkervoet het rempedaal krachtig
indrukken en ingedrukt houden.
#De rijstand hinschakelen (/pagina 196).
#Het meest sportieve, beschikbare rijpro-
gramma Bof Cselecteren
(/pagina 190).
#Het gaspedaal tijdig en volledig indrukken.
#De voet van het rempedaal nemen, daarbij het
gaspedaal ingedrukt houden.
De auto rijdt met maximale acceleratie weg.
#Het ESP®inschakelen, zodra het accelereren
beëindigd is. Anders wordt de auto niet door
het ESP®gestabiliseerd als de auto in een slip
raakt of er een wiel doordraait.
WWegriegrijassistjassistent afbrent afbrekekenen
#De voet van het gaspedaal nemen.
#Het ESP®weer inschakelen.
AATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
FFunctie vunctie van de Aan de ATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
De ATTENTION ASSIST ondersteunt u bij lange,
monotone ritten op bijvoorbeeld autosnelwegen.
Indien de ATTENTION ASSIST tekenen vanver-
moeidheid of toenemende onoplettendheid bij de
bestuurder herkent, wordt een pauze voorgesteld.
De ATTENTION ASSIST is slechts een hulpmiddel.
Hij kanvermoeidheid of toenemende onoplettend-
heid niet altijd tijdig herkennen. Het systeem is
geen vervanging van een uitgeruste en opmerk-
zame bestuurder. Bij langere ritten tijdig en regel-
matig pauzes nemen, waarbij u goed kunt uitrus-
ten.
Ukunt kiezen tussen twee instellingen:
RSSttandaarandaard:d: Normale gevoeligheid van het sys-
teem
RGevGevoelig:oelig: Verhoogde gevoeligheid van het sys-
teem. De bestuurder wordt eerder gewaar-
schuwd en de door het systeem bepaalde
alertheidstoestand (attentieniveau) wordtover-
eenkomstig aangepast.
Als vermoeidheid of een toenemende onoplet-
tendheid wordt herkend, verschijnt op het instru-
mentendisplay de waarschuwing: Attention
Assist: pauze!. U kunt de melding bevestigen en
naar behoee pauze nemen. Wanneer u geen
pauze neemt en de ATTENTION ASSIST nog
steeds toenemende onoplettendheid vaststelt,
wordt u op z'n vroegst na 15 minuten opnieuw
gewaarschuwd.
240240 Rijden en parkeren
In het menu Assistentie van de boordcomputer
kan de statusinformatie voor de ATTENTION
ASSIST worden opgeroepen:
RDe ritduur sinds de laatste pauze
RDe door de ATTENTION ASSIST vastgestelde
aandachtstoestand:
-Hoe voller de cirkel is, hoe groter de vast-
gestelde aandachtstoestand.
-Naarmate de aandacht afneemt, wordt de
cirkel in het midden van de weergave van
buiten naar binnen steeds leger.
Wanneer de ATTENTION ASSIST geen Attention
Levelkan berekenen en zo doende geen waar-
schuwing kangeven, verschijnt de melding Sys-
teem passief.
Wanneer het instrumentendisplay een waarschu-
wing toont, wordt op het multimediasysteem voor-
gesteld om naar een wegrestaurant te zoeken. U
kunt een wegrestaurant selecteren en de naviga-
tie daarnaartoe starten. Deze functie kan in het
multimediasysteem worden in- of uitgeschakeld.
Als de ATTENTION ASSIST uitgeschakeld is, toont
de assistentieweergave op het instrumentendis-
play het symbool Û.Na het startenvan de
auto is de ATTENTION ASSIST automatisch inge-
schakeld. De laatst geselecteerde gevoeligheid
blij opgeslagen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De ATTENTION ASSIST is actief in het snelheids-
bereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De ATTENTION ASSIST werkt met name in de vol-
gende situaties slechts beperkt en waarschuwin-
genwordtvertraagd of helemaal niet gegeven:
RBij een ritduur van minder dan circa 30 minu-
ten
RBij een slechte staat van het wegdek (kuilen
en wegoneenheden)
RBij sterke zijwind
RBij een sportieve rijstijl (hoge bochtsnelheden
of krachtige acceleraties)
Rals de actieve stuurassistent is ingeschakeld
en actief is (/pagina 252)
RAls de tijd verkeerd is ingesteld
RIn actieve rijsituaties, bij frequente wisseling
vanrijstrook en snelheid
In de volgende situaties wordt de vermoeidheids-
en opmerkzaamheidsanalysevan de ATTENTION
ASSIST teruggezet en bij verder rijden opnieuw
gestart:
RU schakelt de auto uit.
RU doet de veiligheidsgordel af en opent het
bestuurdersportier (bijvoorbeeld wisselen van
bestuurder of pauze).
Rijden en parkeren 241241
AATTENTION ASSISTTENTION ASSIST instT instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Attention Assist
InstInstelmogelmogelielijkhedenjkheden
#Standaard,Gevoelig of Uit selecteren.
WWegregrestestauraurant vant voorstoorstellenellen
#Rustplaats voorstellen selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
Wanneer de ATTENTION ASSIST vermoeidheid
of toenemende onoplettendheid bij de
bestuurder herkent, wordt een wegrestaurant
in de buurt voorgesteld.
#Het voorgestelde wegrestaurant selecteren.
Uwordt naar het gekozen wegrestaurant
genavigeerd.
TEMPOMATEMPOMAT en limitT en limiterer
FFunctie vunctie van de TEMPOMATan de TEMPOMAT
De TEMPOMAT regelt de snelheid op de door de
bestuurder ingevoerde waarde af.
Wanneer u bijvoorbeeld accelereert om in te
halen, wordt de opgeslagen snelheid niet gewist.
Wanneer u na de inhaalmanoeuvre de voet van
het gaspedaal neemt, regelt de TEMPOMAT de
snelheid weer terug naar de opgeslagen snelheid.
Ukunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
WWeergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Rh(grijs): TEMPOMAT is geselecteerd, maar
nog niet geactiveerd.
Rh(groen): De TEMPOMAT is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt naast de weergave
hweergegeven.
%In de snelheidsmeter branden de segmenten
van de actueel opgeslagen snelheid tot het
einde van de segmentkrans of tot de inge-
stelde winterbandenlimiet.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op een helling kan het voorkomen dat de TEMPO-
MAT de snelheid niet kan aanhouden. Wanneer
het einde van de helling is bereikt, wordt de opge-
slagen snelheid weer aangehouden.
Bij lange en steile afdalingen moet vroegtijdig in
een lagere versnelling worden geschakeld. Hier
vooral op letten wanneer de auto beladen is. Zo
wordtgebruikgemaakt van de remwerking van de
motor. Daardoor wordt het remsysteem ontlast en
wordtvoorkomen dat de remmen oververhit raken
en te snel slijten.
De TEMPOMAT in de volgende situaties niet
gebruiken:
RIn verkeerssituaties met veelvuldige snelheids-
wisselingen, bijvoorbeeld bij druk verkeer of
op wegen met veel bochten
ROp gladde wegen. De aangedreven wielen
kunnen bij het accelereren hun grip verliezen
en de auto kan in een slip raken
RBij slecht zicht
242242 Rijden en parkeren
FFunctie vunctie van de limitan de limiterer
De limiter begrenst de snelheid van de auto. Om
op de opgeslagen snelheid af te regelen, remt de
limiter automatisch.
De snelheid kan op de volgende manieren worden
begrensd:
RVVarariabel:iabel: Voor een kortstondige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld binnen de
bebouwde kom
RPPerermanent:manent: Voor een langdurige begrenzing
van de rijsnelheid, bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden
Ukunt elke snelheid vanaf 20 km/h tot de door
de constructie bepaalde maximumsnelheid of de
opgeslagen winterbandenlimiet instellen. Als de
auto is gestart, kunt u de instelling ook uitvoeren
bij stilstaande auto.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
WWeergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
RÈ(grijs): Variabele limiter is geselecteerd,
maar nog niet geactiveerd.
RÈ(knippert grijs): Variabele limiter is tijde-
lijk passief.
RÈ(groen): Variabele limiter is geactiveerd.
Een opgeslagen snelheid wordt naast de weergave
Èweergegeven. In de snelheidsmeter worden
de segmenten tot de actueel opgeslagen snelheid
verlicht.
Als het gaspedaal totvoorbij het drukpunt wordt
ingedrukt (kickdown), wordt de variabele limiter
passief geschakeld. Op het instrumentendisplay
verschijnt de melding Limiter passief en de weer-
gave Èknippert.
De variabele limiterwordt in de volgende situaties
opnieuw geactiveerd:
RDe rijsnelheid daalt tot onder de opgeslagen
snelheid.
RDe opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
REen nieuwe snelheid wordt opgeslagen.
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter bedienener bedienen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opgeslagen snelheid
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en
deze lager is dan de actuele snelheid, remt de
auto af.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
VVoorwoorwaaraardenden
TEMPOMAT
RDe TEMPOMAT is geselecteerd.
RHet ESP®is ingeschakeld, maar mag niet
regelen.
RDe rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.
RDe transmissie staat in de stand h.
Variabele limiter
RDe variabele limiter is geselecteerd.
Rijden en parkeren 243243
#TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter bedienen:er bedienen: De
tuimelschakelaars van de stuurwielbedienings-
eenheid omhoog of omlaag in de gewenste
stand drukken.
OmscOmschakhakelen tussen TEMPOMAelen tussen TEMPOMAT en vT en varariabeleiabele
limitlimiterer
#TEMPOMATEMPOMAT selectT selectereren:en: Met de rechter tuimel-
schakelaar hselecteren.
#VVarariabele limitiabele limiter selecter selectereren:en: Met de rechter
tuimelschakelaar Èselecteren.
%Auto's met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiterwordt via een
andere toetsgekozen (/pagina 248).
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter activer activererenen
#De tuimelschakelaar 1omhoog- Mof
omlaagdrukken N.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
of
#Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeroe-
pen en door de auto aangehouden (TEMPO-
MAT) of begrensd (variabele limiter).
Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snel-
heid is gewist, wordt de momenteel gereden
snelheid opgeslagen.
%Als de auto wordtgeparkeerd, wordt de laatst
opgeslagen snelheid gewist.
Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve
afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt
de laatst opgeslagen snelheid voor de varia-
bele limitergewist.
OpgOpgeslageslagen snelheid ven snelheid vererhoghogen/ven/vererlaglagenen
#1 km/h: De tuimelschakelaar 1tot het druk-
punt omhoog- Mof omlaagdrukken N
of indrukken en ingedrukt houden (stappen
van 1 km/h).
of
#10 km/h: De tuimelschakelaar 1totvoorbij
het drukpunt omhoog- Mof omlaagdruk-
kenNen vasthouden (stappen van
10 km/h).
of
#De auto tot de gewenste snelheid accelereren
en de tuimelschakelaar 1omhoogdrukken
M.
HerkHerkende snelheid ovende snelheid overernemennemen
#TEMPOMAT of variabele limiter activeren.
#Wanneer een verkeersteken werd herkend en
in het combi-instrument wordtweergegeven:
244244 Rijden en parkeren
Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersbord wordt opgeslagen en door de auto
aangehouden of overeenkomstig begrensd.
TEMPOMATEMPOMAT of vT of varariabele limitiabele limiter deactiver deactivererenen
#Met de linker tuimelschakelaar Oselecte-
ren.
%Wanneer u remt, het ESP®uitschakelt of wan-
neer het ESP®regelt, wordt de TEMPOMAT
gedeactiveerd. De variabele limiterwordt niet
gedeactiveerd.
InfInforormatie ovmatie over de perer de permanentmanente limite limiterer
Als de auto langdurig een bepaalde snelheid niet
mag overschrijden (bijvoorbeeld bij het gebruik
van winterbanden), kan dit met de permanente
limiterworden ingesteld.
In het multimediasysteem kunt u daartoe de snel-
heid op een waarde tussen 160 km/h en
240 km/h begrenzen (/pagina 245).
Kort voor het bereiken van de ingestelde snelheid
verschijnt deze op het instrumentendisplay. Als u
de melding bevestigt, wordt zolang de auto niet
wordtgeparkeerd geen melding meer gegeven.
Een nieuwe melding verschijnt pas weer nadat de
auto opnieuw is gestart of wanneer de ingestelde
snelheid wordtgewijzigd.
Ook bij kickdown kan de permanente limiter niet
passief worden geschakeld en blij de rijsnelheid
onder de ingestelde snelheid.
SnelheidsbegrSnelheidsbegrenzing bienzing bij wintj winterbanden insterbanden instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Voertuig
5Winterbanden-limiet
#Een snelheid selecteren of de functie uitscha-
kelen.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
FFunctie vunctie van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONICONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC houdt bij
een vrije doorgang de ingestelde snelheid aan.
Wanneer er voorliggers worden herkend wordt de
ingestelde afstand aangehouden, indien nodig tot
stilstand. De auto wordt afhankelijk van de
afstand tot de voorligger en de ingestelde snel-
heid versneld of vertraagd. Snelheid en de afstand
worden in het stuurwiel ingesteld en opgeslagen.
Beschikbaar snelheidsbereik:
RAAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakketentiepakket::20 km/h -
200 km/h
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::20 km/h -
210 km/h
Verdere eigenschappen van de actieve afstands-
assistent DISTRONIC:
RAanpassing van de rijstijl afhankelijk van het
gekozen rijprogramma (brandstofbesparend,
comfortabel of dynamisch)
RInleiding van een acceleratie naar de opgesla-
gen snelheid wanneer de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld om naar de snellere rij-
strook te wisselen
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::
-Reactie op herkende stilstaande voertui-
gen binnen de bebouwde kom (met uitzon-
dering van etsen en motoretsen)
-Inachtneming van eenzijdige inhaalverbo-
den op autosnelwegen of meerbaans
Rijden en parkeren 245245
wegen met gescheiden rijbanen (landsaf-
hankelijk)
AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket en parkt en parkeereerpakketpakket::
Wanneer de auto op meerbaans wegen met
gescheiden rijbanen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC tot stilstand wordt afgeremd,
dan kan de auto binnen 30 seconden automatisch
de weer wegrijdende voorligger volgen. Wanneer
bij het wegrijden een kritieke situatie wordt her-
kend, vindt een optische en akoestischeoverna-
mewaarschuwing plaats en moet de bestuurder
zelf ingrijpen. De auto wordt niet verder versneld.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
WWeergaveergaven ven van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC op heONIC op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Assistentieweergave
1Routegebaseerde snelheidsaanpassing: Soort
routegebeurtenis (/pagina 250)
2Voorligger
3Afstandsschaal
4Ingestelde voorgeschreven afstand
5Rijstrookwissel-weergave van de actieve rijst-
rookwisselassistent
PPerermanentmanente ste statusindicatie vatusindicatie van de actievean de actieve
afstafstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
Rk(wit): actieve afstandsassistent
DISTRONIC geselecteerd, ingestelde voorge-
schreven afstand
Rk(witte auto, groene snelheidsmeter):
actieve afstandsassistent DISTRONIC actief,
ingestelde voorgeschreven afstand, geen voer-
tuig herkend
Rk(groen): actieve afstandsassistent
DISTRONIC actief, ingesteld voorgeschreven
afstand en voertuig herkend
Rr:Routegebaseerde snelheidsaanpassing
actief (/pagina 250)
De opgeslagen snelheid wordt naast de perma-
nente statusindicatie weergegeven en wordt
gemarkeerd in de snelheidsmeter. Wanneer de
actieve afstandsassistent DISTRONIC passief is,
wordt de snelheid de grijsweergegeven.
%Op snelwegen of autowegenwordt het groene
voertuigsymbool çcyclisch weergegeven
wanneer het systeem gereed is om wegte rij-
den.
246246 Rijden en parkeren
%Wanneer u het gaspedaal totvoorbij de instel-
ling voor de actieve afstandsassistent
DISTRONIC bedient, wordt het systeem pas-
sief geschakeld. Op het instrumentendisplay
verschijnt de melding çpassief.
WWeergaveergave in de snelheidsmete in de snelheidsmeterer
De opgeslagen snelheid is in de snelheidsmeter
gemarkeerd. Wanneer de snelheid van de voorlig-
ger of de snelheidsaanpassing voor de naderende
routegebeurtenis lager dan de opgeslagen snel-
heid is, gaan de segmenten in de snelheidsmeter
branden. Het instrumentendisplay gee de deacti-
vering van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC evenals de wijziging van de opgesla-
gen snelheid vanwege de handmatige of automati-
sche overname van de toegestane maximumsnel-
heid weer.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan bijvoorbeeld in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is
RWanneer de radarsensoren vervuild of afge-
dekt zijn
RIn parkeergarages of op wegen met steile hel-
lingen
RBij smalle voorliggers, zoals etsen of motor-
etsen
Op gladde wegenkunnen bovendien een of meer-
dere wielen door remmen of accelereren hun grip
verliezen en kan de auto in een slip raken.
De actieve afstandsassistent DISTRONIC in deze
situaties niet gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door accelereren of remmen van de
actieve afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in bijvoorbeeld de volgende gevallen accelere-
ren of remmen:
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC het wegrijden regelt.
RWanneer de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen terwijl deze duidelijk hoger of
lager is dan de actueel gereden snelheid.
RWanneer de actieve afstandsassistent
DISTRONIC een voorligger niet meer her-
kent of reageert op niet relevante objec-
ten.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en klaar zijn om te rem-
men.
#Rekening houden met de verkeerssituatie
voordat de opgeslagen snelheid wordt
opgeroepen.
Rijden en parkeren 247247
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij onvoldoende vertraging van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC remt
uw auto met tot 50% van de mogelijke vertra-
ging af. Wanneer deze vertraging niet vol-
doende is, waarschuwt de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC u optisch en akoestisch.
#De snelheid aanpassen en voldoende
afstand houden.
#Zelf remmen en/of uitwijken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte herkenning van de actieve
afstandsassistent DISTRONIC
De actieve afstandsassistent DISTRONIC rea-
geert niet of beperkt:
Rbij het schuin achter elkaar rijden of wisse-
len vanrijstrook
Rop voetgangers, dieren, tweewielers of stil-
staande voertuigen of onverwachte obsta-
kels
Rop complexe verkeerssituaties
Rop tegenliggers en kruisend verkeer
De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan
in deze situaties niet waarschuwen of onder-
steunend ingrijpen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en overeenkomstig reage-
ren.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC bedienenONIC bedienen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe elektrische parkeerrem is vrijgezet.
RHet ESP®is ingeschakeld en regelt niet.
RDe transmissie staat in de stand h.
RHet bestuurdersportier is gesloten.
RDe controle van het radarsensorsysteem is
succesvol afgesloten.
REr wordt niet in- of uitgeparkeerd met de
PARKTRONIC-parkeerassistent.
#AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC bedie-ONIC bedie-
nen:nen: De tuimelschakelaars van de stuurwielbe-
dieningseenheid omhoog of omlaag in de
gewenste stand drukken.
OmscOmschakhakelen tussen limitelen tussen limiter en actiever en actieve afste afstands-ands-
assistassistent DISent DISTRTRONICONIC
#De toetsIindrukken.
248248 Rijden en parkeren
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC of vONIC of varariabeleiabele
limitlimiter activer activererenen
#Zonder opgZonder opgeslageslagen snelheid activen snelheid activereren:en: De tui-
melschakelaar 1omhoog- Mof omlaag-
drukken Nof met de linker tuimelschake-
laar Jselecteren.
of
#MeMet opgt opgeslageslagen snelheid activen snelheid activereren:en: Met de lin-
ker tuimelschakelaar Jselecteren.
#AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC:ONIC: De voet
van het gaspedaal nemen.
De actueel gereden snelheid wordt opgesla-
gen en door de auto aangehouden (actieve
afstandsassistent DISTRONIC) of begrensd
(variabele limiter).
HerkHerkende snelheidsbegrende snelheidsbegrenzing ovenzing overernemennemen
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren.
#Wanneer een verkeersteken werd herkend en
in het combi-instrument wordtweergegeven:
Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
De toegestane maximumsnelheid van het ver-
keersteken wordt als opgeslagen snelheid
overgenomen. De auto past de snelheid aan
die van de voorligger aan, tot maximaal de
opgeslagen snelheid.
MeMet behulp vt behulp van de actievan de actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC wONIC wegriegrijdenjden
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC acti-
veren en de voet van het rempedaal nemen.
#Met de linker tuimelschakelaar Jselecte-
ren.
of
#Het gaspedaal kort en duidelijk indrukken.
De functies van de actieve afstandsassistent
DISTRONIC worden verder uitgevoerd.
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONIC deactivONIC deactivererenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ingeschakelde actieve afstandsassis-
tent DISTRONIC bij het verlaten van de
bestuurdersstoel
Als de auto alleen door de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC wordt afgeremd en de
bestuurder de bestuurdersstoel verlaat, kan de
auto wegrollen.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC
altijd uitschakelen en de auto tegenweg-
rollen beveiligen, voordat de bestuur-
dersstoel wordtverlaten.
#Met de linker tuimelschakelaar Oselecte-
ren.
%Wanneer u remt, het ESP®uitschakelt of wan-
neer het ESP®regelt, wordt de actieve
afstandsassistent DISTRONIC gedeactiveerd.
OpgOpgeslageslagen snelheid ven snelheid vererhoghogen/ven/vererlaglagenen
#1 km/h: De tuimelschakelaar 1tot het druk-
punt omhoog- Mof omlaagdrukken N
of indrukken en ingedrukt houden (stappen
van 1 km/h).
of
#10 km/h: De tuimelschakelaar 1totvoorbij
het drukpunt omhoog- Mof omlaagdruk-
kenNen vasthouden (stappen van
10 km/h).
of
Rijden en parkeren 249249
#De auto tot de gewenste snelheid accelereren
en de tuimelschakelaar 1omhoogdrukken
M.
VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand toand tot de vt de vooroorliggligger wier wijzigjzigenen
#VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand vand vererkleinen:kleinen: De tuimel-
schakelaar omhoogdrukken (Ñ).
#VVoorgoorgesceschrevhreven afsten afstand vand vergrotergroten:en: De tuimel-
schakelaar omlaagdrukken (Ò).
FFunctie vunctie van de actievan de actieve snelheidslimiete snelheidslimietassistassistentent
Wanneer een gewijzigde snelheidsbegrenzing
vanaf 20 km/h wordt herkend en het automatisch
overnemen van snelheidsbegrenzingen is inge-
schakeld, wordt deze automatisch als opgeslagen
snelheid overgenomen (/pagina 263).
De rijsnelheid wordt uiterlijk ter hoogte van de
verkeersborden aangepast. Bij plaatsnaamborden
wordt de snelheid overeenkomstig de in de
bebouwde komgeldende snelheid aangepast. De
weergave van de snelheidslimiet op het instru-
mentendisplay wordt altijd geactualiseerd ter
hoogte van het verkeersbord.
Wanneer op onbegrensde wegen (bijvoorbeeld op
Duitse autosnelwegen) geen snelheidsbegrenzing
geldt, wordt de richtsnelheid automatisch als
opgeslagen snelheid overgenomen. Het systeem
gebruikt op de onbegrensde weg de opgeslagen
snelheid als richtsnelheid. Wanneer de opgesla-
gen snelheid op onbegrensde wegen niet wordt
veranderd, is de richtsnelheid 130 km/h.
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
door bediening van het gaspedaal passief gescha-
keld is, worden alleen snelheidslimietenovergeno-
men die hoger zijn dan de ingestelde snelheid.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voor de herkenning vanverkeerstekens gelden de
systeemgrenzen van de verkeerstekenassistent
(/pagina 262).
Snelheidsbegrenzingen lager dan 20 km/h wor-
den door het systeem niet automatisch als opge-
slagen snelheid overgenomen. Beperkte snel-
heidsbegrenzingen (bijvoorbeeld tijdelijk of van-
wege het weer) kunnen door het systeem niet
eenduidig worden herkend. De toegestane maxi-
mumsnelheid voor een combinatie wordt door het
systeem niet herkend.
In deze situaties de snelheid aanpassen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door aanpassing van de snelheid door de
actieve snelheidslimietassistent
De snelheid die door de actieve snelheidsli-
mietassistent wordtovergenomen kan in som-
mige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Rbij snelheidsbegrenzingen tot onder
20 km/h
RBij regen of mist
Rbij het rijden met een aanhangwagen
#Erop letten dat de rijsnelheid altijd over-
eenkomt met de verkeersregels.
#De gereden snelheid aanpassen aan de
actuele verkeers- en weersomstandighe-
den.
FFunctie vunctie van de ran de routoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpas-pas-
singsing
Wanneer de actieve afstandsassistent DISTRONIC
geactiveerd is, wordt de rijsnelheid aangepast aan
naderende routesituaties. Een naderende routege-
250250 Rijden en parkeren
beurtenis wordt, afhankelijk van het gekozen rij-
programma, brandstofbesparend, comfortabel of
dynamisch gereden. Is de routegebeurtenis
gepasseerd, dan accelereert de auto weer naar de
opgeslagen snelheid. Daarbij worden de inge-
stelde afstand, herkende voorligger en naderende
snelheidslimieten in acht genomen.
Ukunt de routegebaseerde snelheidsaanpassing
in het multimediasysteem in- en uitschakelen
(/pagina 252).
De volgende routegebeurtenissen worden in aan-
merking genomen:
RBochten
RT-kruisingen, rotondes en tolstations
RSplitsingen en afritten
RFiles die worden genaderd (alleen met Live
Trac Information )
%Bij het bereiken van het tolstation neemt de
actieve afstandsassistent DISTRONIC de snel-
heid over als opgeslagen snelheid.
Daarnaast wordt in de volgende situaties bij inge-
schakelde richtingaanwijzer de snelheid geredu-
ceerd:
RAfslaan op kruisingen
RRijden op uitvoegstroken
RRijden op rijstroken aangrenzend op uitvoeg-
stroken
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor de
keuze van een passende snelheid en voor het in
acht nemen van andere verkeersdeelnemers. Dit
geldt in het bijzonder op kruisingen, rotondes en
verkeerspleinen en bij verkeerslichtsystemen,
omdat de routegebaseerde snelheidsaanpassing
de auto niet tot stilstand afremt.
Bij actieveroutebegeleiding wordt automatisch
een eerste aanpassing van de snelheid uitge-
voerd. Met het inschakelen van de richtingaanwij-
zer wordt de gekozen routebegeleiding bevestigd
en de verdere aanpassing van de snelheid geacti-
veerd.
De aanpassing van de snelheid wordt in de vol-
gende gevallen beëindigd:
Rwanneer de richtingaanwijzer voor de routege-
beurtenis wordt uitgeschakeld
Rwanneer de bestuurder tijdens de procedure
het gas- of rempedaal bedient
SySyststeemgreemgrenzenenzen
De routegebaseerde snelheidsaanpassing houdt
geen rekening met eventuele voorrangsregels. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het aanhou-
den van het wegenverkeersreglement en een aan-
gepaste snelheid.
In het bijzonder in de volgende situaties kan de
keuze van de snelheid door het systeem niet
geschikt zijn voor de situatie:
ROnoverzichtelijk verloop van de rijbaan
RRijstrookversmallingen
RVerschillende toegestane maximumsnelheden
op afzonderlijke rijstroken, bijvoorbeeld bij tol-
poorten
RNatheid, sneeuw of ijs
RRijden met een aanhangwagen
Rijden en parkeren 251251
In deze situaties moet de bestuurder zelf overeen-
komstig ingrijpen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks routegebaseerde snelheidsaan-
passing
De routegebaseerde snelheidsaanpassing kan
in de volgende situaties onjuist zijn of tijdelijk
niet beschikbaar zijn:
Rals de bestuurder niet de vooruitberekende
route volgt
Rwanneer kaartgegevens niet actueel of niet
beschikbaar zijn
Rbij wegwerkzaamheden
Rbij slechte weers‑ en wegdekomstandighe-
den
Rwanneer het gaspedaal wordt bediend
Rbij elektronisch weergegeven snelheidsbe-
grenzingen
#De snelheid aan de verkeerssituatie aan-
passen.
RRoutoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpassing instpassing instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
RDe ECO-assistent is actief.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Routegebaseerde snelheid
#De functie in- of uitschakelen.
Als deze functie actief is, wordt de rijsnelheid
aangepast aan een vooruitliggende routege-
beurtenis.
%Zie voor meer informatie over de routegeba-
seerde snelheidsaanpassing (/pagina 250).
AActievctieve se stuurtuurassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve se stuurtuurassistassistentent
De actieve stuurassistent is slechts tot een snel-
heid van 210 km/h beschikbaar. Het systeem
ondersteunt u met subtiele stuuringrepen om in
het midden van de rijstrook te rijden. De actieve
stuurassistent richt zich, afhankelijk van de gere-
den snelheid, op voorliggers en rijstrookmarkerin-
gen.
%Afhankelijk van het land kan de actieve stuur-
assistent zich bij lagere snelheden oriënteren
op het omringende verkeer. Indien nodig kan
de actieve stuurassistent dan ook ondersteu-
nen door een decentrale positie op de rij-
strook aan te houden, om bijvoorbeeld een
noodrijbaan voor hulpdienstente maken.
Wanneer de herkenning vanrijstrookmarkeringen
en voorligger nadelig wordt beïnvloed, wisselt de
actieve stuurassistent naar de passieve toestand.
Het systeem biedt in dat gevalgeen ondersteu-
ning.
SSttatusindicatie vatusindicatie van de actievan de actieve se stuurtuurassistassistent opent op
hehet inst instrtrumentumentendisplayendisplay
RØ(grijs): Ingeschakeld en passief
RØ(groen): Ingeschakeld en actief
RØ(rood): Herkenning van systeemgrenzen
RØ(wit, rode handen): Verzoek "Handen
aan het stuurwiel"
252252 Rijden en parkeren
%In de overgang van de actieve naar de pas-
sieve toestand wordt het symbool Øver-
groot en knipperend weergegeven. Wanneer
de passieve toestand bereikt is, wordt het
symbool Øop het instrumentendisplay
grijsweergegeven.
%Afhankelijk van de geselecteerde voertuigin-
stellingen is de actieve stuurassistent niet
beschikbaar.
SStuurtuur- en aanr- en aanrakingsherkakingsherkenningenning
Het is vereist dat de bestuurder het stuurwiel
voortdurend vasthoudt, zodat hij altijd kan sturen
en zo koers- of spoorcorrigerend kan ingrijpen. De
bestuurder moet voortdurend rekening houden
met een omschakeling van de actieve toestand
naar de passieve toestand of omgekeerd.
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt eerst de
indicatie 1.Wanneer de bestuurder verder niet
actief stuurt, klinkt naast de optische waarschu-
wing herhaald een waarschuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder gedurende langere tijd
niet op de waarschuwing reageert, kan het sys-
teem een noodstop inleiden (/pagina 255).
Wanneer de bestuurder een terugmelding aan het
systeem gee, vindt geen waarschuwing plaats of
wordt deze beëindigd:
RDe bestuurder stuurt zelf.
RLandsafhankLandsafhankelielijk:jk: De bestuurder drukt een
stuurwieltoets in of bedient de Touch-Control.
Wanneer de actieve stuurassistent herkent dat
een systeemgrens is bereikt, wordt een optische
waarschuwing gegeven en klinkt een waarschu-
wingssignaal.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De actieve stuurassistent beschikt over een
begrensd stuurmoment voor de dwarsgeleiding.
De stuuringreep is mogelijk niet voldoende om de
auto in de rijstrook te houden of afritten af te rij-
den.
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door sneeuw,
regen, mist, veel spatwater, sterk wisselende
lichtomstandigheden of schaduwen op de rij-
baan
Rijden en parkeren 253253
RWanneer de auto wordtverblind, bijvoorbeeld
door tegemoetkomend verkeer, direct inval-
lend zonlicht of reecties
RBij ontoereikende verlichting van de rijbaan
RWanneer de voorruit in de omgeving van de
camera vervuild, beslagen, beschadigd of
afgedekt is, bijvoorbeeld door een sticker
RWanneer geen of meerdere niet eenduidige
rijstrookmarkeringen voor een rijstrook aanwe-
zig zijn of de markeringen snel veranderen, bij-
voorbeeld bij wegwerkzaamheden of splitsin-
gen
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn, bijvoorbeeld door vuil of
sneeuw
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RBij obstakels die op de rijstrook staan of over
de rand van de rijstrook uitsteken, bijvoor-
beeld geleidebakens
Het systeem biedt in de volgende situaties geen
ondersteuning:
RIn krappe bochten of bij het afslaan
RBij het overstekenvan kruisingen
ROp rotondes of bij tolpoortjes
RBij het rijden met aanhangwagen
RBij een te lage bandenspanning
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte afbreking van de wer-
king van de actieve stuurassistent
Wanneer de systeemgrenzen van de actieve
stuurassistent worden bereikt, is niet gewaar-
borgd dat het systeem actief blij of dat de rij-
strook gevolgd wordt.
#De handen altijd aan het stuurwiel hou-
den en de verkeerssituatie opmerkzaam
in acht nemen.
#De auto altijd afhankelijk van het verkeer
en de situatie besturen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onverwachte stuuringrepen door de
actieve stuurassistent
De herkenning vanrijstrookmarkeringen en
objecten kan een storing vertonen en tot
onverwachte stuuringrepen leiden.
#Overeenkomstig de verkeerssituatie stu-
ren.
AActievctieve se stuurtuurassistassistent in- of uitscent in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet ESP®is ingeschakeld, maar regelt niet.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#aAct. stuurassist. selecteren.
254254 Rijden en parkeren
FFunctie vunctie van de actievan de actieve noodste noodstopassistopassistentent
Wanneer het systeem herkent dat de bestuurder
gedurende langere tijd niet zelf stuurt of zijn han-
den van het stuurwiel neemt, verschijnt de weer-
gave 1op het instrumentendisplay. Wanneer de
bestuurder nog steeds niet actief stuurt of geen
terugmelding aan het systeem gee, klinkt naast
de optische waarschuwing herhaalt een waar-
schuwingssignaal.
Wanneer de bestuurder nog steeds niet op de
waarschuwing reageert, verschijnt op het instru-
mentendisplay de melding Noodstop wordt
gestart.Reageert de bestuurder nog steeds niet,
dan verlaagt de actieve afstandsassistent
DISTRONIC de snelheid. De auto wordt trapsge-
wijs tot stilstand afgeremd.
Landsafhankelijk wordt bij een snelheid onder
60 km/h de alarmknipperlichtinstallatie automa-
tisch ingeschakeld.
Wanneer de auto stilstaat, worden de volgende
handelingen uitgevoerd:
RDe auto wordt met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC
wordt beëindigd.
RDe auto wordt ontgrendeld.
RIndien mogelijk, wordt een noodoproep naar
de Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
De bestuurder kan de vertraging altijd afbreken
door een van de volgende handelingen:
RSturen
RRemmen of gasgeven
RActieve afstandsassistent DISTRONIC uitscha-
kelen
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
FFunctie vunctie van hean het At Activctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
Het Active Brake Assist System bestaat uit de vol-
gende functies:
RAfstandswaarschuwingsfunctie
RAutonome remfunctie
RAan de situatie aangepaste remondersteuning
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Uitwijkstuur-
assistent en afslagfunctie
Het Active Brake Assist System kan u helpen om
het aanrijdingsgevaar met voertuigen, etsers of
voetgangers te minimaliseren of de gevolgen van
een ongeval te beperken.
Wanneer het Active Brake Assist System het
gevaar van een botsing herkent, klinkt een waar-
schuwingssignaal en gaat het waarschuwings-
lampje afstandswaarschuwing in het combi-instru-
ment Lbranden.
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Afhankelijk van het land
wordt bovendien een haptische waarschuwing
gegeven door de gordel licht te spannen.
Rijden en parkeren 255255
Wanneer u niet op de waarschuwing reageert, kan
in kritische situaties autonoom worden afgeremd.
In bijzonder kritische situaties kan het Active
Brake Assist System ervoor zorgen dat direct
autonoom kanworden afgeremd. Het waarschu-
wingslampje en het waarschuwingssignaal worden
in dit geval samen met het remmen geactiveerd.
Wanneer u in een kritieke situatie zelf remt of tij-
dens het autonoom remmen het rempedaal
indrukt, volgt er een aan de situatie aangepaste
remondersteuning. Indien nodig wordt de remdruk
verhoogd tot een noodstop.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
Wanneer het systeem autonoom remt, of een aan
de situatie aangepaste remondersteuning uitvoert,
verschijnt op het instrumentendisplay de melding
1; deze doo na korte tijd automatisch.
Door de activering van de autonome remfunctie of
de aan de situatie aangepaste remondersteuning
kunnen bovendien preventieve maatregelen voor
de veiligheid van de inzittenden (PRE-SAFE®)wor-
den gestart.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij een beperkte herkenning door het
Active Brake Assist System
Het Active Brake Assist System kan objecten
en complexe verkeerssituaties niet altijd
ondubbelzinnig herkennen.
In deze gevallen kan het Active Brake Assist
System:
Rzonder reden waarschuwen of remmen
Rniet waarschuwen of niet remmen.
Het Active Brake Assist System is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoor-
delijk voor een voldoende veilige afstand, de
snelheid en het tijdig remmen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op het
Active Brake Assist System vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
Eveneens de systeemgrenzen van het Active
Brake Assist System in acht nemen.
256256 Rijden en parkeren
De afzonderDe afzonderlilijkjke deelfuncties zie deelfuncties zijn in de vjn in de volgolgendeende
snelheidsbersnelheidsbereikeiken bescen beschikbaar:hikbaar:
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties waarschuwen:
RWanneer vanaf circa 30 km/h gedurende
meerdere seconden de afstand tot de voorlig-
gerte gering is voor de gereden snelheid, gaat
het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing in het combi-instrument Lbranden.
RWanneer u vanaf een snelheid van circa
7 km/h een voertuig, etser of voetganger tot
een kritische afstand nadert, hoort u een
onderbroken waarschuwingssignaal en gaat
het waarschuwingslampje afstandswaarschu-
wing in het combi-instrument Lbranden.
AAututo's meo's met PRE-St PRE-SAFEAFE®®::Afhankelijk van het
land wordt bovendien een haptische waar-
schuwing gegeven door de gordel licht te
spannen.
Direct remmen of uitwijken voor een obstakel, in
zoverre dit zonder gevaar mogelijk is en de ver-
keerssituatie dit toelaat.
AfstAfstandswandswaaraarscschuwingsfunctie (authuwingsfunctie (auto's zondero's zonder
ririjassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties met een onderbroken waarschu-
wingssignaal en een waarschuwingslampje onder-
steunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen, bewegende voetgangers en voor-
uitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op kruisende
etsers
AfstAfstandswandswaaraarscschuwingsfunctie (authuwingsfunctie (auto's meo's metritrijas-jas-
sistsistentiepakkeentiepakket)t)
De afstandswaarschuwingsfunctie kan u in de vol-
gende situaties met een onderbroken waarschu-
wingssignaal en een waarschuwingslampje onder-
steunen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op bewe-
gende voetgangers en vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
voetgangers, kruisende voertuigen en stil-
staande en kruisende etsers
AAututonome ronome remfunctie (autemfunctie (auto's zonder rio's zonder rijassistjassisten-en-
tiepakketiepakket)t)
De autonome remfunctie kanvanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 200 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op bewe-
gende voetgangers en kruisende etsers
Rbij snelheden tot circa 50 km/h op stilstaande
voertuigen
Rijden en parkeren 257257
AAututonome ronome remfunctie (autemfunctie (auto's meo's metritrijassistjassistentie-entie-
pakkepakket)t)
De autonome remfunctie kanvanaf een snelheid
van circa 7 km/h in de volgende situaties ingrij-
pen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 70 km/h op stilstaande
en bewegende voetgangers, kruisende voertui-
gen en stilstaande en kruisende etsers
AAan de situatie aangan de situatie aangepastepaste re remonderstemondersteuningeuning
(aut(auto's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De aan de situatie aangepaste remondersteuning
kanvanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op stilstaande
voertuigen en vooruitrijdende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op bewe-
gende voetgangers en kruisende etsers
AAan de situatie aangan de situatie aangepastepaste re remonderstemondersteuningeuning
(aut(auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
De aan de situatie aangepaste remondersteuning
kanvanaf een snelheid van circa 7 km/h in de
volgende situaties ingrijpen:
Rbij snelheden tot circa 250 km/h op voorlig-
gers
Rbij snelheden tot circa 100 km/h op stil-
staande voertuigen
Rbij snelheden tot circa 80 km/h op vooruitrij-
dende etsers
Rbij snelheden tot circa 60 km/h op stilstaande
en bewegende voetgangers, kruisende voertui-
gen en stilstaande en kruisende etsers
AfbrAfbrekeken ven van een ran een remingremingreep veep van hean het At Activective
BrBrakake Assise Assist Systt Systemem
Een remingreep van het Active Brake Assist Sys-
temkunt u op elk moment als volgt beëindigen:
RDoor duidelijke bediening van het gaspedaal of
de kickdown
RDoor het loslaten van het rempedaal
Wanneer aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, kan het Active Brake Assist System de
remingreep beëindigen:
RU wijkt uit voor een obstakel door te sturen.
REr bestaat geen aanrijdingsgevaar meer.
REr wordtgeen obstakel meer in het traject van
de auto herkend.
UitwiUitwijksjkstuurtuurassistassistent (alleen autent (alleen auto's meo's metritrijassis-jassis-
ttentiepakkeentiepakket)t)
De uitwijkstuurassistent hee de volgende eigen-
schappen:
RHerkenning van stilstaande en bewegende
voetgangers
RHulp bij herkende uitwijkmanoeuvres met
extra stuurondersteuning
RActivering door snelle stuurbeweging bij een
uitwijkmanoeuvre
ROndersteuning bij het uitwijken en weer in
rechte lijn brengen van de auto
RReactie vanaf een snelheid van circa 20 km/h
tot een snelheid van circa 70 km/h
258258 Rijden en parkeren
Ukunt de ondersteuning altijd door actief sturen
beëindigen.
AfAfslagfunctie (alleen autslagfunctie (alleen auto's meo's metritrijassistjassistentiepak-entiepak-
keket)t)
Wanneer bij het afslaan over de tegemoetko-
mende rijstrook aanrijdingsgevaar door tegenlig-
gers wordtgedetecteerd, kan bij snelheden onder
15 km een autonome remingreep worden uitge-
voerd voordat u de eigen rijstrook hebt verlaten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitwijk-stuurassistent
De uitwijkstuurassistent kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
Bovendien is de stuurondersteuning van de
uitwijk-stuurassistent niet voldoende om een
aanrijding te vermijden.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
uitwijk-stuurassistent vertrouwen.
#Gereed zijn om te remmen en eventueel
uit te wijken.
#De ondersteuning door actief sturen in
niet-kritische rijsituaties beëindigen.
#Met aangepaste snelheid rijden, als zich
voetgangers in de buurt van de auto
bevinden.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Na het inschakelen van de auto of na het wegrij-
den is gedurende enkele seconden nog niet de
volledige werking van het systeem beschikbaar.
Wanneer het Active Brake Assist System in ver-
band met een storing nadelig wordt beïnvloed of
buiten werking is, verschijnt het waarschuwings-
lampje Äop het instrumentendisplay.
Het systeem kan met name in de volgende situ-
aties mogelijk niet correct werken of buiten wer-
king zijn:
RBij sneeuw, regen, mist, veel spatwater, ver-
blinding, direct invallend zonlicht of sterk wis-
selende lichtomstandigheden
RWanneer de sensoren vervuild, beslagen,
beschadigd of afgedekt zijn
RWanneer de sensoren door andere radarbron-
nen worden gehinderd, bijvoorbeeld bij sterke
radarreectie in parkeergarages
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band is herkend of weergegeven
RBij complexe verkeerssituaties waarbij objec-
ten niet altijd eenduidig kunnen worden her-
kend
RWanneer voetgangers of voertuigen zich snel
binnen het registratiegebied van de sensoren
bewegen
RWanneer voetgangers door andere objecten
worden afgedekt
RWanneer de typische contour van een voet-
ganger niet voldoende afwijkt van de achter-
grond
RWanneer een voetganger niet meer als zodanig
wordt herkend, bijvoorbeeld door speciale kle-
ding of andere objecten
RWanneer de bestuurder de gordel niet hee
omgegespt
RIn scherpe bochten
Rijden en parkeren 259259
%Na aevering van de auto initialiseren de sen-
soren van het Active Brake Assist System zich
automatisch over een bepaalde afstand. Tij-
dens de inleerprocedure is het Active Brake
Assist System niet of slechts beperkt beschik-
baar.
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt System in- of uitscem in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Actieve remassistent
#De gewenste instelling selecteren.
De instelling blij behouden wanneer het aan-
drijfsysteem weer wordtgestart.
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt System uitscem uitschakhakelenelen
%Geadviseerd wordt om het Active Brake Assist
System altijd ingeschakeld te laten.
#Uit selecteren.
De afstandswaarschuwingsfunctie, de auto-
nome remfunctie en de uitwijkstuurassistent
worden uitgeschakeld.
Wanneer de auto weer wordtgestart, wordt
automatisch de middelste instelling gekozen.
%Wanneer het Active Brake Assist System uit-
geschakeld is, verschijnt op het instrumenten-
display in het statusgedeelte het symbool
æ.
SnelheidslimietSnelheidslimietassistassistentent
WWererking vking van de snelheidslimietan de snelheidslimietassistassistentent
%De snelheidslimietassistent maakt gebruik van
Open Street Map-gegevens, die onder de
voorwaarden van de Open Database Licence
(OBbL) beschikbaar worden gesteld. Meer
informatie vindt u onder: https://
www.osmfoundation.org/wiki/licence.
De snelheidslimietassistent registreert snelheidsli-
mieten met een multifunctionele camera en toont
deze in het combi-instrument en optioneel op het
head-up-display. Snelheidslimieten met een
beperking op een onderbord (bijvoorbeeld bij nat
wegdek) worden eveneens door de camera her-
kend. Stopborden worden door het systeem her-
kend, waardoor het afzettenvan de motor door
het ECO start-stopsysteem voorkomen wordt.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
WWaaraarscschuwing bihuwing bijovjovererscschrihrijding vjding van de tan de toegoege-e-
ststane maximumsnelheidane maximumsnelheid
Het systeem kan u waarschuwen wanneer u per
ongeluk de toegestane maximumsnelheid over-
schrijdt. Daartoekunt u in het multimediasysteem
instellen, met welke waarde de toegestane maxi-
mumsnelheid mag worden overschreden voordat
een waarschuwing wordtgegeven. U kunt instel-
len of de waarschuwing alleen optisch of daar-
naast ook akoestisch moet plaatsvinden.
WWeergaveergave op hee op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
%De afbeeldingen tonen het instrumentendis-
play in de widescreen cockpit.
260260 Rijden en parkeren
1Toegestane snelheid
2Toegestane snelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
Wanneer de snelheidslimietassistent de actuele
maximumsnelheid niet kan bepalen, bijvoorbeeld
vanwege ontoereikende bewegwijzering, ver-
schijnt de volgende weergave op het instrumen-
tendisplay:
Deze weergave is permanent wanneer de auto
zich in een land bevindt waar de snelheidslimiet-
assistent niet wordt ondersteund. De snelheidsli-
mietassistent is niet in alle landen verkrijgbaar.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer de verkeerstekens slecht herkenbaar
zijn, bijvoorbeeld door verontreiniging, afdek-
king, sneeuw of onvoldoende verlichting
RNa scherpe bochten, bij het passeren vanver-
keerstekens buiten het gezichtsveld van de
camera
SnelheidslimietSnelheidslimietassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Snelheidslimietassistent
HeHet soort soort wt waaraarscschuwing insthuwing instellenellen
#Optisch & Akoestisch,Optisch of Geen selec-
teren.
WWaaraarscschuwingsdrhuwingsdremempels instpels instellenellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Waarschuw.drempel selecteren.
#De gewenste snelheid instellen.
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
toegestane maximumsnelheid worden overge-
nomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele Limiter
Meer informatie (/pagina 248).
Rijden en parkeren 261261
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistentent
FFunctie vunctie van de van de verkerkeersteerstekekenassistenassistentent
De verkeerstekenassistent herkent verkeerstekens
door middel van de multifunctionele camera
(/pagina 232). Deze ondersteunt u door her-
kende snelheidslimieten en inhaalverboden weer
te geven op het instrumentendisplay.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
Aangezien de verkeerstekenassistent ook gebruik-
maakt van de gegevens in het navigatiesysteem,
kan de weergave ook worden geactualiseerd zon-
der dat verkeersborden zijn herkend.
Als het systeem herkent dat u op een wegge-
deelte tegen de voorgeschreven rijrichting rijdt,
wordt een waarschuwing gegeven.
Verkeerstekens met een beperking op een onder-
bord (bijvoorbeeld bij nat wegdek) worden even-
eens door de camera herkend. Deze worden
alleen weergegeven als de beperking vantoepas-
sing is of als het systeem niet duidelijk kan bepa-
len of de beperking vantoepassing is.
WWaaraarscschuwing bihuwing bijovjovererscschrihrijding vjding van de tan de toegoege-e-
ststane maximumsnelheidane maximumsnelheid
Als u onbedoeld de toegestane maximumsnelheid
overschrijdt, kan het systeem u waarschuwen.
Daartoekunt u in het multimediasysteem instel-
len, met welke waarde de toegestane maximum-
snelheid mag worden overschreden voordat een
waarschuwing wordtgegeven. U kunt instellen of
de waarschuwing alleen optisch of daarnaast ook
akoestisch moet plaatsvinden.
WWeergaveergave op hee op het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Instrumentendisplay in de widescreen cockpit
1Toegestane maximumsnelheid
2Toegestane maximumsnelheid bij beperking
3Onderbord met beperking
%AAututo's meo's met stt standaarandaard insd instrtrumentumentendisplay:endisplay:
Een ++naast een verkeersteken in het instru-
mentendisplay gee aan dat meerdere ver-
keerstekens herkend zijn. Deze kunnen op het
multimediadisplay en optioneel op het head-
up-display worden weergegeven.
Als de verkeerstekenassistent de toegestane
maximumsnelheid niet kan bepalen (bijvoorbeeld
262262 Rijden en parkeren
vanwege ontoereikende bewegwijzering), ver-
schijnt de volgende weergave op het instrumen-
tendisplay:
Als de auto zich in een land bevindt waar de ver-
keerstekenassistent niet wordt ondersteund,
wordt deze weergave permanent getoond. De ver-
keerstekenassistent is niet in alle landen beschik-
baar.
%Ook de informatie over de displaymeldingen
van de verkeerstekenassistent in acht nemen
(/pagina 433).
WWaaraarscschuwing bihuwing bij naderj nadering ving van een van een voeoetgtgangangerers-s-
ovoverstersteekplaats (auteekplaats (auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
Het systeem kan u waarschuwen, als u met de
auto een voetgangersoversteekplaats nadert. De
melding ¯Op voetgangers letten verschijnt
in het combi-instrument.
De waarschuwing wordt alleen gegeven als er cor-
responderende verkeerstekens of rijstrookmarke-
ringen worden herkend en er zich voetgangers in
de gevarenzone bevinden.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of door
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RAls de verkeerstekens slecht herkenbaar zijn,
bijvoorbeeld door verontreiniging, afdekking,
sneeuw of onvoldoende verlichting
RAls de informatie in de digitale wegenkaart van
het navigatiesysteem onjuist of niet actueel is
RBij meerdere wegmarkeringen, bijvoorbeeld
verkeerstekens bij wegwerkzaamheden of aan-
grenzende rijstroken
RNa scherpe bochten, bij het passeren vanver-
keerstekens buiten het gezichtsveld van de
camera
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistent instent instellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RAlleen autAlleen auto's meo's metritrijassistjassistentiepakket:entiepakket:
Voor het automatisch overnemen van snel-
heidsbegrenzingen moeten de actieve
afstandsassistent DISTRONIC en de ECO-
assistent ingeschakeld zijn.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Verkeerstekenassistent
AAututomatiscomatischovhoverernemen vnemen van snelheidsbegran snelheidsbegrenzin-enzin-
ggen in- en uitscen in- en uitschakhakelen (alleen autelen (alleen auto's meo's metritrijassis-jassis-
ttentiepakkeentiepakket)t)
#Limiet-overname selecteren.
Rijden en parkeren 263263
#De functie in- of uitschakelen.
Door de verkeerstekenassistent herkende
snelheidslimietenworden automatisch overge-
nomen door de actieve afstandsassistent
DISTRONIC.
%Wanneer een van de volgende systemen actief
is, kan de herkende snelheid handmatig als
snelheidslimiet worden overgenomen:
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RTEMPOMAT
RVariabele limiter
Meer informatie over de actieve afstandsas-
sistent DISTRONIC: (/pagina 248).
HerkHerkende vende verkerkeersteerstekekens op heens op het mediadisplayt mediadisplay
wweergeergegevegevenen
#Weergave cent. displ. selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
HeHet soort soort wt waaraarscschuwing insthuwing instellenellen
#Optisch & Akoestisch,Optisch of Uit selecte-
ren.
WWaaraarscschuwingsdrhuwingsdremempels instpels instellenellen
Deze waarde bepaalt, vanaf welke snelheidsover-
schrijding de waarschuwing plaatsvindt.
#Waarschuw.drempel selecteren.
#De gewenste snelheid instellen.
DodehoekDodehoek- en actiev- en actieve dodehoeke dodehoekassistassistent meent met uit-t uit-
ststapwapwaaraarscschuwinghuwing
WWererking vking van de dodehoekan de dodehoek- en actiev- en actieve dodehoe-e dodehoe-
kkassistassistent meent met uitstt uitstapwapwaaraarscschuwinghuwing
De dodehoekassistent en de actieve dodehoekas-
sistent bewaken met behulp van twee zijdelings
naar achteren gerichte radarsensoren het gebied
tot 40 m achter en 3 m naast de auto.
Wanneer vanaf een snelheid van circa 12 km/h
een voertuig wordt herkend dat direct daarna in
het controlegebied naast uw auto komt, gaat het
waarschuwingslampje in de buitenspiegel rood
branden.
Permanente statusindicatie in het combi-instru-
ment:
R¸(grijs): Systeem is ingeschakeld maar
niet operationeel.
R¸(groen): Systeem is ingeschakeld en
operationeel.
Wanneer een voertuig op geringe afstand wordt
herkend en u de richtingaanwijzer in de betref-
fende richting inschakelt, klinkt een dubbel waar-
schuwingssignaal en gaat de rode waarschuwings-
melding in de buitenspiegel knipperen. Wanneer
de richtingaanwijzer ingeschakeld blij, worden
alle overige herkende voertuigen alleen weergege-
ven door het knipperen van het rode waarschu-
wingslampje.
Wanneer u een voertuig snel inhaalt, vindt er geen
waarschuwing plaats.
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks de dodehoekassistent
De dodehoekassistent reageert niet op voer-
tuigen die met een groot snelheidsverschil
naderen en u inhalen.
De dodehoekassistent kan in deze situatie niet
waarschuwen.
264264 Rijden en parkeren
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en voldoende zijdelingse
afstand aanhouden.
De aanwijzingen met betrekking tot de rijsyste-
men en uw verantwoording in acht nemen, anders
kunt u gevaren niet herkennen (/pagina 232).
UitstUitstapwapwaaraarscschuwinghuwing
De uitstapwaarschuwing is een extra functie van
de dodehoekassistent en kan de inzittenden bij
het verlaten van de auto waarschuwen voor nade-
rende voertuigen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks uitstapwaarschuwing
De uitstapwaarschuwing reageert niet op stil-
staande objecten en ook niet op personen of
andere verkeersdeelnemers die met een groot
snelheidsverschil dichterbij komen.
De uitstapwaarschuwing kan in deze situaties
niet waarschuwen.
#Bij het openen van de portieren altijd de
verkeerssituatie in de gaten houden en
erop letten dat voldoende vrijeruimte
aanwezig is.
Wanneer een voertuig zich in het controlegebied
bevindt, wordt dit weergegeven in de buitenspie-
gel. Indien een inzittende het portier aan de zijde
met het dreigende gevaar opent, wordt een waar-
schuwingssignaal gegeven en begint het waar-
schuwingslampje in de buitenspiegel te knippe-
ren.
Deze extra functie is alleen beschikbaar wanneer
de dodehoekassistent is ingeschakeld. De uitstap-
waarschuwing kan u vanaf het inschakelen tot
maximaal drie minuten na het uitschakelen van de
auto waarschuwen. Het einde van de beschikbaar-
heid van de uitstapwaarschuwing wordt aangeduid
door het drie maal knipperen van het waarschu-
wingslampje in de buitenspiegel.
De uitstapwaarschuwing is slechts een hulpmiddel
en ontslaat de inzittenden er niet van zelf goed te
blijven opletten. De inzittenden blijven altijd ver-
antwoordelijk voor het zonder gevaar openen van
de portieren en het veilig verlaten van de auto.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De dodehoek- en actieve dodehoekassistent kun-
nen in het bijzonder in de volgende situaties
beperkt beschikbaar zijn:
RBij vervuilde of afgedekte sensoren
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
regen of sneeuw
RBij smalle voertuigen, bijvoorbeeld etsen of
motoretsen
RBij zeer brede of smalle rijstroken
RBij sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
tuigen
Bij vangrails en dergelijke obstakels kunnen onge-
gronde waarschuwingenworden gegeven. Altijd
voldoende zijdelingse afstand tot andere verkeers-
deelnemers en obstakels aanhouden.
Wanneer lang naast lange voertuigen wordtgere-
den, bijvoorbeeld een vrachtwagen, kan de waar-
schuwing worden onderbroken.
Bij ingeschakelde achteruitversnelling is de dode-
hoekassistent niet bedrijfsklaar.
Rijden en parkeren 265265
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en
de elektrische verbinding correct is aangesloten,
zijn de dodehoekassistent en de uitstapwaarschu-
wing niet actief.
De werking van de uitstapwaarschuwing kan in de
volgende situaties beperkt zijn:
RBij sensorafschaduwing door naburige voertui-
gen in krappe parkeerplekken
RBij het naderen van mensen
RBij stilstaande of langzaam bewegende objec-
ten
FFunctie vunctie van de ran de remingremingreep (actieveep (actieve dodehoeke dodehoekas-as-
sistsistent)ent)
Wanneer de actieve dodehoekassistent in het
controlegebied een zijdelings botsingsgevaar her-
kent, wordt een corrigerende remingreep uitge-
voerd. Deze moet door u worden ondersteund,
om een botsing te voorkomen.
De corrigerende remingreep is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen circa 30 km/h en
200 km/h.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
ondanks remingreep van de actieve dode-
hoekassistent
De corrigerende remingreep kan een aanrij-
ding niet altijd voorkomen.
#Altijd zelf sturen, remmen of accelere-
ren, in het bijzonder als de actieve dode-
hoekassistent waarschuwt of corrigerend
remt.
#Altijd voldoende zijdelingse afstand aan-
houden.
Wanneer een corrigerende remingreep plaats-
vindt, knippert het rode waarschuwingslampje in
de buitenspiegel en klinkt er een dubbel waar-
schuwingssignaal. Bovendien verschijnt er op het
instrumentendisplay een melding 1, die u atten-
deert op het zijdelingse aanrijdingsgevaar.
In sporadische gevallen kan het systeem een
onjuiste remingreep uitvoeren. Deze remingreep
kunt u afbreken met licht tegensturen of gas
geven.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Eveneens de systeemgrenzen van de actieve
dodehoekassistent in acht nemen, anders kunt u
gevaren niet herkennen (/pagina 264).
In de volgende situaties vindt er geen of een aan
de rijsituatie aangepaste corrigerende remingreep
plaats:
RAan beide zijden van de auto bevinden zich
voertuigen of obstakels, bijvoorbeeld van-
grails.
REen voertuig nadert u met geringe zijdelingse
afstand.
RUrijdt sportief met hoge bochtsnelheden.
RUremt nadrukkelijk of gee nadrukkelijk gas.
266266 Rijden en parkeren
REen rijveiligheidssysteem grijpt in, bijvoorbeeld
het ESP®of het Active Brake Assist System.
RHet ESP®is uitgeschakeld.
REen bandenspanningsverlies of een bescha-
digde band is herkend.
RUrijdt met een aanhangwagen en de elektri-
sche verbinding met de aanhangwagenvoorzie-
ning functioneert correct.
DodehoekDodehoek- of actiev- of actieve dodehoeke dodehoekassistassistent in- of uit-ent in- of uit-
scschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
#Dodehoekassistent in- of uitschakelen.
of
#Act. dodehoekassist. in- of uitschakelen.
AActievctieve spoore spoorassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve spoore spoorassistassistentent
De actieve spoorassistent bewaakt het gebied
ór de auto met een multifunctionele camera
(/pagina 232). Deze moet voorkomen dat u
ongewild de rijstrook verlaat. Daartoekunt u door
een merkbare terugkoppeling van het stuurwiel
worden gewaarschuwd en door een corrigerende
remingreep naar uw rijstrook worden terugge-
voerd.
De actieve spoorassistent is beschikbaar in het
snelheidsbereik tussen 60 km/h en 200 km/h.
De actieve spoorassistent kan het gevaar voor
ongevallen door een niet aangepaste rijstijl niet
verminderen en de natuurkundige grenzen niet
verleggen. Hij kangeen rekening houden met de
weg- en weersomstandigheden en de verkeerssi-
tuatie. De actieve spoorassistent is slechts een
hulpmiddel. De bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor de veilige afstand, de gereden snelheid, het
tijdig remmen en het aanhouden van de rijstrook.
De status van de actieve spoorassistent wordt
weergegeven in de boordcomputer:
RÃ(groen): De actieve spoorassistent is
ingeschakeld en gereed om te werken.
RÃ(grijs): De actieve spoorassistent is inge-
schakeld, maar niet gereed om te werken.
R·: De actieve spoorassistent is uitgescha-
keld en er is een storing aanwezig.
Als een corrigerende remingreep plaatsvindt, ver-
schijnt op het instrumentendisplay de melding
1.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt, vindt geen
remingreep aan de betreende zijde plaats.
AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakket:entiepakket: Indien het sys-
teem een obstakel herkent, bijvoorbeeld een
ander voertuig op de naastgelegen rijstrook, vindt
ondanks het gebruik van de richtingaanwijzer een
remingreep plaats.
Rijden en parkeren 267267
Als aan de volgende voorwaarden wordtvoldaan,
wordt u door een merkbare terugkoppeling van
het stuurwiel gewaarschuwd:
RDe actieve spoorassistent herkent een rijst-
rookmarkering.
REen voorwiel rijdt over deze rijstrookmarke-
ring.
VVoorwoorwaaraarden vden voor een corroor een corrigigererende rende remingremingreepeep
(aut(auto's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
In de volgende situaties vindt, afhankelijk van de
instelling (/pagina 269), een corrigerende rem-
ingreep plaats.
%De beschikbaarheid van deze instelling is
landsafhankelijk. In landen waar deze instel-
ling nieniettbeschikbaar is, wordt bij ingescha-
kelde functie in de volgende situatie een corri-
gerende remingreep ingeleid:
Er zijn rijstrookmarkeringen aan beide zijden
van de rijstrook herkend. Het voorwiel rijdt
over een doorgetrokken rijstrookmarkering.
Instelling Standaard
REr zijn een rijstrookmarkering en een rand van
een verharde rijbaan herkend. Het voorwiel
rijdt over een rijstrookmarkering aan de rand
van de verharde rijbaan.
REr zijn een rijstrookmarkering en een tegenlig-
ger herkend. Het voorwiel rijdt over de rijst-
rookmarkering.
Instelling Gevoelig
RAlle onder de instelling Standaard beschreven
situaties.
REr is een onderbroken rijstrookmarkering her-
kend en hier is met het voorwiel overheen
gereden.
%Ukunt een remingreep altijd annuleren door
licht tegente sturen.
VVoorwoorwaaraarden vden voor een corroor een corrigigererende rende remingremingreepeep
(aut(auto's meo's metritrijassistjassistentiepakkeentiepakket)t)
In de volgende situaties vindt, afhankelijk van de
instelling (/pagina 269), een corrigerende rem-
ingreep plaats.
%De beschikbaarheid van deze instelling is
landsafhankelijk. In landen waar deze instel-
ling nieniettbeschikbaar is, wordt bij ingescha-
kelde functie bij alle onder Gevoelig beschre-
ven situaties een corrigerende remingreep
ingeleid.
Instelling Standaard
REr zijn een rijstrookmarkering en een tegenlig-
ger, een inhalend voertuig of parallel rijdende
voertuigen op de naastgelegen rijstrook her-
kend. Het voorwiel rijdt over de rijstrookmar-
kering.
Instelling Gevoelig
RDe onder de instelling Standaard beschreven
situaties.
REr is een onderbroken rijstrookmarkering her-
kend en hier is met het voorwiel overheen
gereden.
%Ukunt een remingreep altijd annuleren door
licht tegente sturen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
In de volgende situaties vindt er geen corrige-
rende remingreep plaats:
RWanneer u duidelijk actief stuurt, remt of gas
gee
268268 Rijden en parkeren
RWanneer een rijveiligheidssysteem ingrijpt, bij-
voorbeeld het ESP®, het Active Brake Assist
System of de actieve dodehoekassistent
RWanneer sportief wordtgereden, bij hoge
bochtsnelheden of snelle acceleraties
RWanneer het ESP®uitgeschakeld is
RWanneer u met een aanhangwagen rijdt en de
elektrischeverbinding met de aanhangwagen
correct functioneert
RWanneer bandenspanningsverlies of een
beschadigde band wordt herkend of weerge-
geven
Wanneer u de waarschuwing van de actieve spoo-
rassistent uitschakelt en de rijstrookmarkeringen
niet eenduidig worden herkend, volgt mogelijk
geen corrigerende remingreep (/pagina 269).
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
RBij slecht zicht, bijvoorbeeld door onvoldoende
verlichting van de weg, bij sterk wisselende
schaduwen of door regen, sneeuw, mist of
veel spatwater
RBij verblinding, bijvoorbeeld door tegemoetko-
mend verkeer, direct invallend zonlicht of
reecties
RBij vervuiling van de voorruit in het gebied van
de multifunctionele camera of wanneer de
camera beslagen, beschadigd of afgedekt is
RWanneer er geen of meerdere, niet duidelijk
herkenbare rijstrookmarkeringen voor een rij-
strook aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de omge-
ving vanwegwerkzaamheden
RWanneer de rijstrookmarkeringen versleten,
donker of bedekt zijn
RWanneer de afstand tot de voorligger te klein
is en daardoor de rijstrookmarkeringen niet
worden herkend
RWanneer rijstrookmarkeringen snel wijzigen,
bijvoorbeeld bij aakkingen, kruisingen of
wegversmallingen
RBij zeer smalle en bochtige rijbanen
RAAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Wanneer de
radarsensoren in de achterbumper vervuild of
met sneeuw bedekt zijn en een obstakel in de
eigen rijstrook herkend werd, vindt geen corri-
gerende remingreep meer plaats.
AActievctieve spoore spoorassistassistent in- en uitscent in- en uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
5Actieve spoorassistent
#De functie in- of uitschakelen.
AActievctieve spoore spoorassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Actieve spoorassistent
GevGevoeligheid instoeligheid instellenellen
%De beschikbaarheid van deze functie verschilt
per land.
#Standaard,Gevoelig of Uit selecteren.
HapHaptisctische whe waaraarscschuwing in- of uitschuwing in- of uitschakhakelenelen
#Waarschuwing selecteren.
De functie in- of uitschakelen.
FFunctie vunctie van de adapan de adaptievtieve inste instelbarelbare deme dempingping
Het onderstel met adaptief verstelbare demping
past de karakteristiek van de dempers continu
Rijden en parkeren 269269
aan de actuele bedrijfstoestanden en rijsituatie
aan.
De instelling van de demping wordtvoor elk wiel
afzonderlijk geregeld en wordt beïnvloed door de
volgende factoren:
Rde staat van het wegdek
Rde belading van de auto
Rde selectie van het rijprogramma
Rde rijstijl
Het rijprogramma kanworden ingesteld met de
DYNAMIC SELECT-schakelaar.
AAcchthtereruitriuitrijcamerajcamera
FFunctie vunctie van de acan de achthtereruitriuitrijcamerajcamera
Wanneer de functie in het multimediasysteem is
geactiveerd (/pagina 276), wordt bij het inscha-
kelen van de achteruitversnelling het beeld van de
achteruitrijcamera op het mediadisplay weergege-
ven. Dynamische hulplijnen tonen het traject aan
de hand van de actuele stuuruitslag. Zo kunt u
zich bij het achteruitrijden oriënteren en obstakels
vermijden.
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het
manoeuvreren of parkeren mogen zich onder
andere geen personen, dieren of voorwerpen in
het manoeuvreergebied bevinden; dit controleren.
%Ukunt de afdekking van de achteruitrijcamera
handmatig openen (/pagina 276).
De hulplijnen op het mediadisplay geven de
afstanden ten opzichte van de eigen auto aan. De
weergegeven afstanden gelden alleen op rijbaan-
hoogte.
Afhankelijk van de uitrusting kunt u kiezen tussen
de volgende weergaven:
RNormale weergave
RGroothoekweergave
RAanhangwagenweergave
Het gebied achter de auto wordt net als in de bin-
nenspiegel in spiegelbeeld weergegeven.
AAututo's zonder Po's zonder PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waaroverwordtgereden) afhankelijk van de
momentele stuuruitslag (dynamisch)
2Gele hulplijn op circa 1,0 m afstand tot het
achtergedeelte
3Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
4Bumper
5Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
270270 Rijden en parkeren
Groothoekweergave
Aanhangwagenweergave (auto's met aan-
hangwagenvoorziening)
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
AAututo's meo's met Pt PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De volgende cameraweergaven zijn beschikbaar
in het multimediasysteem:
Normale weergave
1Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
2Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waaroverwordtgereden) afhankelijk van de
momentele stuuruitslag (dynamisch)
3Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
4Gele waarschuwingsmelding van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op een
afstand tussen circa 0,6 m en 1,0 m
5Rode waarschuwingsmelding van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op zeer
geringe afstand (circa 0,3 m of minder)
6Oranje waarschuwingsmelding van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent: Obstakels op mid-
dellange afstand (tussen 0,3 m en 0,6 m)
Groothoekweergave
Rijden en parkeren 271271
Aanhangwagenweergave (auto's met aan-
hangwagenvoorziening)
1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
SystSysteemuitveemuitvalal
Als de achteruitrijcamera niet kanworden geacti-
veerd, verschijnt een melding op het multimedia-
systeem:
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De achteruitrijcamera werkt in onder andere de
volgende situaties slechts beperkt of helemaal
niet:
RDe achterklep is geopend.
RHet regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts.
RCamera's of onderdelen van de auto, waarin
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(/pagina 232) in acht nemen.
%In deze situaties de achteruitrijcamera niet
gebruiken. Anders kunt u anderen bij het par-
kerenverwonden of in botsing komen met
voorwerpen.
%Het contrast van het display kan nadelig wor-
den beïnvloed door invallend zonlicht of
andere lichtbronnen, bijvoorbeeld wanneer
een garage wordtverlaten. In dit gevalextra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
360°-camera360°-camera
FFunctie vunctie van de 360°-cameraan de 360°-camera
De 360°-camera is een systeem dat bestaat uit
vier camera's. De camera's registreren de directe
omgeving van de auto. Het systeem ondersteunt u
bijvoorbeeld bij het parkeren of bij onoverzichte-
lijke uitritten.
De weergavenvan de 360°-camera zijn bij voor-
uitrijden tot een snelheid van circa 16 km/h en bij
achteruitrijden altijd beschikbaar.
De 360°-camera is slechts een hulpmiddel en
toont mogelijkerwijs obstakels in een ander per-
spectief, niet goed of geheel niet. Hij kan uw
waarneming van de omgeving niet vervangen. De
bestuurder blij altijd verantwoordelijk voor het
veilig manoeuvreren en parkeren. Bij het manoeu-
vreren of parkeren mogen zich onder andere geen
personen, dieren of voorwerpen in het manoeu-
vreergebied bevinden; dit controleren.
272272 Rijden en parkeren
Het systeem verwerkt de beelden van de volgende
camera's:
RAchteruitrijcamera
RFrontcamera
RTwee zijcamera's in de buitenspiegels
%Ukunt de afdekking van de achteruitrijcamera
handmatig openen (/pagina 276).
WWeergaveergaven ven van de 360°-cameraan de 360°-camera
Ukunt kiezen tussen verschillende weergaven:
1Groothoekweergave ór
2TopView met beeld van de frontcamera
3TopView met beeld van de zijcamera in de
buitenspiegels
4Groothoekweergave achter
5TopView met beeld van de achteruitrijcamera
6TopView met aanhangwagenweergave (auto's
met aanhangwagenvoorziening)
TTop Vop Viewiew
1Traject bij actuele stuuruitslag
2Waarschuwingsindicatie van de PARKTRONIC-
parkeerassistent
3Eigen auto van bovenaf
De kleur van de afzonderlijke segmenten van de
waarschuwingsmelding 2is afhankelijk van de
afstand tot het herkende obstakel:
RGele segmentGele segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,6 m en 1,0 m
ROrOranje segmentanje segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,3 m en 0,6 m
RRRode segmentode segmenten:en: Obstakels op een zeer
geringe afstand van circa 0,3 m of minder
Wanneer de PARKTRONIC-parkeerassistent
gereed voor gebruik is en geen objecten worden
herkend, worden de segmenten van de waarschu-
wingsmelding grijs afgebeeld.
Rijden en parkeren 273273
HulpliHulplijnenjnen
1Geel rijspoor van de banden bij actuele stuur-
uitslag (dynamisch)
2Gele hulplijnen, breedte van de auto (vlak
waaroverwordtgereden) afhankelijk van de
momentele stuuruitslag (dynamisch)
3Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot het
achtergedeelte
4Markering op een afstand van circa 1,0 m
%Wanneer de actieve parkeerassistent is inge-
schakeld, worden de rijsporen 1groen weer-
gegeven .
De hulplijnen op het mediadisplay geven de
afstanden ten opzichte van de eigen auto aan.
De afstanden gelden op rijbaanhoogte.
De hulplijnen in de aanhangwagenmodus wor-
den ter hoogte van de aanhangwagenvoorzie-
ning afgebeeld.
AAanhangwanhangwagagenwenweergaveergave (aute (auto's meo's met aanhangwt aanhangwa-a-
ggenvenvooroorziening)ziening)
Wanneer u de aanhangwagenweergave selecteert
terwijlgeen aanhangwagen aan de auto is gekop-
peld, verschijnt het volgende beeld: 1Gele hulplijn, richthulp
2Rode hulplijn op circa 0,3 m afstand tot de
kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
3Kogelkop van de aanhangwagenvoorziening
274274 Rijden en parkeren
Wanneer de elektrische verbinding van de auto
met de aanhangwagen tot stand is gebracht, wis-
selt het beeld naar een aanzicht van de zijcame-
ra's.
Dit aanzicht ondersteunt bij het manoeuvreren
met een aanhangwagen.
ZiZij-aanzicj-aanzicht vht van de buitan de buitenspiegenspiegelcamerelcamera'sa's
In deze weergave kunnen de zijkanten van de auto
worden bekeken.
1Hulplijnen van de buitenmatenvan de auto
met uitgeklapte buitenspiegels
2Markering van de punten waar de wielen de
grond raken
SystSysteemuitveemuitvalal
Wanneer een activering niet mogelijk is, verschijnt
de volgende melding op het multimediasysteem.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De 360°-camera werkt in onder andere de vol-
gende situaties slechts beperkt of helemaal niet:
RDe portieren zijn geopend.
RDe buitenspiegels zijn ingeklapt.
RDe achterklep is geopend.
RHet regent hard, het sneeuwt of het is mistig.
RDe lichtomstandigheden zijn slecht, bijvoor-
beeld 's nachts.
RCamera's of onderdelen van de auto, waarin
de camera's zijn ingebouwd, zijn beschadigd,
verontreinigd of afgedekt. Informatie over de
sensoren en camera's van de auto
(/pagina 232) in acht nemen.
%In deze situaties de 360°-camera niet gebrui-
ken. Anders kunt u anderen bij het parkeren
verwonden of in botsing komen met voorwer-
pen.
Bij zwaar beladen auto's kunnen bij het verlaten
van de standaardhoogte om technische redenen
onnauwkeurigheden bij de hulplijnen en in de
weergave van de berekende afbeeldingen optre-
den.
%Het contrast van het display kan door plotse-
ling invallend zonlicht of andere lichtbronnen
nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld bij het
uitrijden van een garage. In dit gevalextra
voorzichtig zijn.
%Het display bij een aanzienlijke beperking van
de bruikbaarheid, bijvoorbeeld als gevolg van
pixelfouten, laten repareren of vervangen.
De aanwijzingen voor het reinigen van de 360°-
camera in acht nemen (/pagina 366).
Rijden en parkeren 275275
WWeergaveergave ve van de 360°-cameran de 360°-camera via de aca via de achthtereruit-uit-
vverersnelling oprsnelling oproepenoepen
VVoorwoorwaaraardenden
RIn het multimediasysteem is de functie Aut.
achteruitrijcam. geactiveerd (/pagina 276).
#De achteruitversnelling inschakelen.
#In het multimediasysteem de gewenste weer-
gave selecteren (/pagina 272).
#Wanneer na het inschakelen van de achteruit-
versnelling niet het beeld van de achteruitrij-
camera wordtgetoond: De auto uitschakelen,
de toetsclang indrukken, de auto inscha-
kelen en de achteruitversnelling opnieuw
inschakelen.
AAututomatiscomatische functie vhe functie van de acan de achthtereruitriuitrijcamerajcamera
in- of uitscin- of uitschakhakelenelen
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
De omgeving in de gaten houden en altijd klaar
zijn om te remmen.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Aut. achteruitrijcam. in- of uitschakelen.
CamerCamera-afdekking va-afdekking van de acan de achthtereruitriuitrijcamerjcamera ope-a ope-
nennen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Camera-afd. openen selecteren.
%De camera-afdekking sluit na enige tijd auto-
matisch of na het uit- en inschakelen van het
contact.
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
FFunctie vunctie van de Pan de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
De PARKTRONIC-parkeerassistent is een elektro-
nische parkeerhulp met ultrasoongeluid. Deze
controleert met meerdere sensoren in de voor- en
achterbumper de omgeving van uw auto. De
PARKTRONIC-parkeerassistent gee de afstand
tussen de auto en een herkend obstakel optisch
en akoestisch aan.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is slechts een
hulpmiddel. Hij kan uw waarneming van de omge-
ving niet vervangen. De bestuurder blij altijd ver-
antwoordelijk voor het veilig manoeuvreren en in-
en uitparkeren. Bij het manoeuvreren, in- en uit-
parkeren mogen zich onder andere geen perso-
nen, dieren of voorwerpen in het manoeuvreerge-
bied bevinden; dit controleren.
In de standaardinstelling klinkt voor vanaf een
afstand van circa 0,3 m en achter circa 1,0 m tot
het obstakel een onderbroken waarschuwingssig-
naal. Vanaf een afstand van circa 0,2 m klinkt een
ononderbroken waarschuwingssignaal. In het mul-
timediasysteem kunt u via de instelling Vroeg
waarschuwen rondom instellen, dat de waarschu-
wingssignalen voor en bij de ankbescherming al
bij grotere afstanden van circa 1,0 m aan de voor-
zijde en 0,6 m aan de zijkanten hoorbaar zijn
(/pagina 280).
%De instelling Vroeg waarschuwen rondom is
voor de achterzijde altijd actief.
276276 Rijden en parkeren
WWeergaveergave ve van de Pan de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
in hein het multimediasystt multimediasysteemeem
Auto's zonder 360°-camera
Auto's met 360°-camera
Als u niet het menu Camera & parkeren hebt
geselecteerd en een obstakel in het traject van de
auto wordt herkend, wordt bij snelheden lager dan
10 km/h een popup-venster van de PARKTRONIC-
parkeerassistent 1in het multimediasysteem
weergegeven.
De kleur van de afzonderlijke segmenten van de
waarschuwingsmelding is afhankelijk van de
afstand tot het herkende obstakel:
RGele segmentGele segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,6 m en 1,0 m
ROrOranje segmentanje segmenten:en: Obstakels op een afstand
tussen circa 0,3 m en 0,6 m
RRRode segmentode segmenten:en: Obstakels op een zeer
geringe afstand van circa 0,3 m of minder
WWeergaveergave ve van de Pan de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
op heop het head-up-displayt head-up-display
Optioneel kunnen door de PARKTRONIC-parkeer-
assistent herkende obstakels vanaf een afstand
van circa 1,0 m aan de voorzijde 2en 0,6 m aan
de zijkanten 3ook op het head-up-display wor-
den weergegeven.
Rijden en parkeren 277277
SystSysteemgreemgrenzenenzen
De PARKTRONIC-parkeerassistent houdt eventu-
eel geen rekening met de volgende obstakels:
RObstakels die zich onder het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld personen, dieren of
voorwerpen
RObstakels die zich boven het registratiegebied
bevinden, bijvoorbeeld uitstekende lading,
overhangen of laadplatforms van vrachtwa-
gens
De sensoren moeten vrij zijn van vuil, ijs of natte
sneeuw. Anders kunnen ze niet correct functione-
ren. Daarom moeten de sensoren regelmatig wor-
den gereinigd; hierbij ervoor zorgen dat er geen
krassen of beschadigingen op de sensoren ont-
staan (/pagina 232).
AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Wanneer
de elektrische verbinding tussen de auto en aan-
hangwagen is aangesloten, is de PARKTRONIC-
parkeerassistent achter de auto uitgeschakeld.
PrProblemen meoblemen met de Pt de PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
Voorbeeld auto's met 360°-camera
Wanneer de segmenten achter 1of rondom 2
rood gaan branden en het symbool éop het
instrumentendisplay verschijnt, is de PARKTRO-
NIC-parkeerassistent mogelijk vanwege een sig-
naalstoring uitgeschakeld. De auto opnieuw star-
ten en controleren of de PARKTRONIC-parkeeras-
sistent op een andere plaats functioneert.
Wanneer bovendien iedere keer dat de motor
wordtgestart gedurende circa twee seconden een
waarschuwingssignaal klinkt, kan dit de volgende
oorzaken hebben:
RDe sensorDe sensoren zien zijn vjn verervuild:vuild: De sensoren reini-
gen en hierbij de aanwijzingen met betrekking
tot de verzorging van onderdelen van de auto
in acht nemen (/pagina 366).
RDe PDe PARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent is vent is vanwanwegegee
een functiesteen functiestororing uitging uitgesceschakhakeld:eld: De auto
opnieuw starten. Indien het probleem blij
bestaan contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
FFunctie vunctie van de passievan de passieveeankbescankbescherhermingming
De passieve ankbescherming breidt de PARK-
TRONIC-parkeerassistent uit met een waarschu-
wing tegen obstakels aan de zijkanten. De waar-
schuwing vindt plaats bij obstakels die zich tussen
het voorste en achterste registratiegebied bevin-
den. Om een object aan de zijkant te kunnen
detecteren, moet dit tijdens het voorbij rijden
eerst door de sensoren in de voor- of achterbum-
per worden herkend.
278278 Rijden en parkeren
Bij het parkeren of manoeuvreren worden obsta-
kels tijdens het voorbij rijden gedetecteerd. Wan-
neer u in de richting van een gedetecteerd obsta-
kel stuurt en daardoor een zijdelings aanrijdings-
gevaar bestaat, volgt een waarschuwing en gaan
de segmenten op het display in een bepaalde
kleur branden.
De kleur van de segmenten verandert afhankelijk
van de afstand tot het herkende obstakel:
RGeel:Geel: Afstand circa 30 - 60 cm
RRRood:ood: Afstand minder dan circa 30 cm
Om ervoor te zorgen dat segmenten aan de zij-
kant voor of achter kunnen worden weergegeven,
moet de auto eerst een afstand vanten minste
een halve autolengte aeggen. Als een afstand
van een autolengte is afgelegd, kunnen alle seg-
menten aan de zijkant voor en achter worden
weergegeven.
Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent: Auto's zonder 360°-camera
1Voor en achter gereed voor de meting
2Voor, achter en opzij gereed voor de meting
3Obstakels rechtsvoor (geel) en -achter (rood)
herkend
Weergave van de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent: Auto's met 360°-camera
1Voor en achter gereed voor de meting
2Voor, achter en opzij gereed voor de meting
3Obstakels rechtsvoor (rood) herkend
Opgeslagen obstakels aan de zijkant worden
onder andere gewist in de volgende situaties:
RU parkeert de auto en schakelt deze uit.
RDe portieren worden geopend.
Na het startenvan de motor moeten obstakels
aan de zijkant opnieuw worden gedetecteerd voor-
dat een nieuwe waarschuwing kanvolgen.
Rijden en parkeren 279279
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Voor de passieve ankbescherming gelden in prin-
cipe de systeemgrenzen van de PARKTRONIC-par-
keerassistent.
Onder andere de volgende objecten worden niet
herkend:
RVoetgangers die aan de zijkant van de auto
lopen
RObjecten die aan de zijkant van de auto staan
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistent via heent via het multimedia-t multimedia-
systsysteem in- of uitsceem in- of uitschakhakelenelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Gevaar voor ongevallen door
objecten in de directe omgeving
De PARKTRONIC-parkeerassistent herkent
bepaalde objecten in de directe omgeving
mogelijk niet.
#Bij het parkeren of manoeuvreren in het
bijzonder op obstakels letten die zich
onder of boven de sensoren bevinden,
bijvoorbeeld bloembakken of aanhang-
wagendissels. Anders kunnen de auto of
andere objecten worden beschadigd.
VVoorwoorwaaraardenden
RHet menu camera is geopend.
ROf: De actieve parkeerassistent is actief.
ROf: Het pop-upvenster PARKTRONIC ver-
schijnt.
#=op het mediadisplay aantippen.
De PARKTRONIC-parkeerassistent is actief, als
het controlelampje in de toetséniet brandt.
Wanneer het controlelampje brandt of in het
combi-instrument het symbool éwordtweer-
gegeven, is de PARKTRONIC-parkeerassistent niet
actief.
%Wanneer de auto wordtgestart, is de PARK-
TRONIC-parkeerassistent automatisch inge-
schakeld.
Als alternatief kan de PARKTRONIC-parkeerassis-
tent in het menu Snelle toegang worden in- of uit-
geschakeld.
WWaaraarscschuwingssignalen vhuwingssignalen van de Pan de PARKARKTRTRONIC-par-ONIC-par-
kkeereerassistassistent instent instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
VVolume volume van de wan de waaraarscschuwingssignalen insthuwingssignalen instellenellen
#Volume waarsch.signalen selecteren.
#Een waarde instellen.
TToonhoogtoonhoogte ve van de wan de waaraarscschuwingssignalen insthuwingssignalen instel-el-
lenlen
#Toonhoogte waarsch.signalen selecteren.
#Een waarde instellen.
AActivctivereringsmoment vingsmoment van de wan de waaraarscschuwingssigna-huwingssigna-
len bepalenlen bepalen
Ukunt vastleggen, of de waarschuwingssignalen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent al bij een
grotere afstand tot het obstakel worden gegeven.
#Vroeg waarschuwen rondom selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
280280 Rijden en parkeren
GeluidsvGeluidsvererlaging in- of uitsclaging in- of uitschakhakelenelen
Ukunt vastleggen of tijdens een waarschuwings-
signaal van de PARKTRONIC-parkeerassistent het
volume van een mediabron in het multimediasys-
teem verlaagd wordt..
#Verlaging audiovol. bij waarsch.signalen
selecteren.
#De functie in- of uitschakelen.
AActievctieve parke parkeereerassistassistentent
FFunctie vunctie van de actievan de actieve parke parkeereerassistassistentent
De actieve parkeerassistent is een elektronische
parkeerhulp op basis van ultrasoon geluid, onder-
steund door de achteruitrij- en de 360°-camera.
Het systeem meet bij het vooruitrijden automa-
tisch, tot circa 35 km/h, parkeerplekken aan
beide zijden van de auto op.
De actieve parkeerassistent biedt de volgende
functies:
RLandsafhankLandsafhankelielijk:jk: Inparkeren op parkeerplek-
ken langs de rijbaan
RInparkeren bij parkeerplekken dwars op de rij-
baan (naar keuze of achteruit)
RUitparkeren uit parkeerplekken, wanneer is
ingeparkeerd met de actieve parkeerassistent
Zodra aan alle voorwaarden wordtvoldaan voor
het zoeken naar parkeerplekken, verschijnt de
weergave Çop het instrumentendisplay.
Hee de actieve parkeerassistent parkeerplekken
herkend, dan verschijnt de weergave Èop het
instrumentendisplay. De pijlen geven aan, aan
welke zijde van de rijbaan er herkende parkeer-
plekken aanwezig zijn. Deze worden vervolgens
weergegeven op het mediadisplay.
De parkeerplek kan vrij worden gekozen. De
inparkeerrichting (voor- of achteruit) kan, afhanke-
lijk van de parkeerplek, eveneens vrij worden
gekozen.
Wanneer de actieve parkeerassistent geactiveerd
is, worden op basis van de berekende weg de
richtingaanwijzers geactiveerd.
Het in- en het uitparkerenworden ondersteund
door gasgeven, remmen, sturen en schakelen.
AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak: De
actieve remingreep en het automatisch schakelen
zijn alleen beschikbaar bij auto's met automati-
sche transmissie. Daarom moet u tijdens het in-
en uitparkeren zelf remmen en schakelen.
De actieve parkeerassistent is slechts een hulp-
middel. Hij kan uw waarneming van de omgeving
niet vervangen. De bestuurder blij altijd verant-
woordelijk voor het veilig manoeuvreren en in- en
uitparkeren. Erop letten dat zich geen personen,
dieren of voorwerpen in het traject van de auto
bevinden.
De actieve parkeerassistent wordt in de volgende
situaties afgebroken:
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt uitge-
schakeld.
REr wordtgestuurd.
RDe parkeerremwordt ingeschakeld.
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissiestand jinschakelen.
RHet ESP®regelt.
RDe portieren of de achterklep worden tijdens
het rijden geopend.
Rijden en parkeren 281281
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Wanneer de exterieurverlichting een storing ver-
toont, is de actieve parkeerassistent niet beschik-
baar.
Objecten die zich boven of onder het registratie-
gebied van de sensoren bevinden, bijvoorbeeld
uitstekende lading, overhangen of laadplatforms
van vrachtwagens of begrenzingen van parkeer-
plekken, worden bij het opmetenvan de parkeer-
plek niet herkend. Daaromwordt hiermee ook
geen rekening gehouden bij het berekenen van de
parkeerprocedure. De actieve parkeerassistent
stuurt daarom foutief de parkeerplek in.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door objecten boven of onder het registra-
tiegebied van de actieve parkeerassistent
Als zich objecten boven of onder het registra-
tiegebied bevinden, kunnen de volgende situ-
aties optreden:
RDe actieve parkeerassistent kante vroeg
insturen.
RDe auto stopt niet voor deze objecten.
Er bestaat gevaar voor een aanrijding!
#De actieve parkeerassistent in deze situ-
aties niet gebruiken.
Extreme weersomstandigheden, bijvoorbeeld
sneeuw of zware regenval, kunnen ertoe leiden
dat de afmetingen van de parkeerplek niet nauw-
keurig kunnen worden bepaald. Parkeerplekken
ór geparkeerde aanhangwagens, waarvan de
aanhangwagendissel over de rand van de parkeer-
plek steekt, worden mogelijkerwijs niet als par-
keerplek herkend of niet correct gemeten. De
actieve parkeerassistent alleen gebruiken op een
vlakke, stroeve ondergrond.
De actieve parkeerassistent in onder andere de
volgende situaties niet gebruiken:
RBij extreme weersomstandigheden, bijvoor-
beeld ijs, sneeuw of bij zware regenval
RBij het transport van ladingen die voorbij de
auto uitsteken
RBij steile hellingen van meer dan circa 15%
RWanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd
RBij een aangekoppelde aanhangwagen of ets-
drager
RDirect na een bandenwissel of wanneer ver-
vangende banden zijn gemonteerd
RBij een te lage of te hoge bandenspanning
RBij een vervorming van het onderstel, bijvoor-
beeld na rijden tegen een stoeprand
De actieve parkeerassistent kan mogelijk ook par-
keerplekken weergeven die niet voor parkeren
geschikt zijn, bijvoorbeeld:
RParkeerplekken waar parkeren niet is toege-
staan
RParkeerplekken op een ongeschikte onder-
grond
MeMet de actievt de actieve parke parkeereerassistassistent inent inparkparkererenen
%Afhankelijk van de uitrusting van de auto kan
de toets zich ook op een andere positie in de
middenconsole bevinden.
282282 Rijden en parkeren
#De toets1indrukken.
Het multimediadisplay toont het aanzicht van de
actieve parkeerassistent. In het gebied 2worden
de gevonden parkeerplekken 4en het traject
van de auto 3weergegeven.
%Het op het multimediadisplay weergegeven
traject 3van de auto kan afwijken van het
werkelijke traject.
#Wanneer een parkeerplek wordtweergegeven:
De auto tot stilstand brengen.
#De gewenste parkeerplek 4selecteren en
bevestigen.
#Eventueel de parkeerrichting (vooruit of ach-
teruit) selecteren en bevestigen.
Afhankelijk van de gekozen parkeerplek 4en
de parkeerrichting wordt het traject van de
auto 3weergegeven.
%De richtingaanwijzer wordt automatisch inge-
schakeld als het inparkerenwordtgestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha-
kelen van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u.
Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers overeen-
komstig gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegenvan de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
Rijden en parkeren 283283
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
#Als op het multimediadisplay bijvoorbeeld de
melding Achteruitversnelling inschakelen
a.u.b. verschijnt: De betreende transmissie-
stand inschakelen.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De auto
parkeert automatisch in de geselecteerde par-
keerplek.
%Tijdens het inparkeren met de actieve par-
keerassistent worden de rijstroken in het
camerabeeld groen weergegeven.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
Stoppen, uiterlijk wanneer het ononderbroken
waarschuwingssignaal van de PARKTRONIC-
parkeerassistent klinkt. Afhankelijk van de
melding of de behoee, een vooruitversnelling
of de achteruitversnelling inschakelen.
Na beëindiging van het parkerenverschijnt de
melding ØParkeerassistent beëindigd, auto
overnemen. Eventueel kunnen nog manoeuvreer-
procedures noodzakelijk zijn.
#Wanneer het inparkeren is voltooid, de auto
tegenwegrollen beveiligen. Wanneer de wette-
lijke voorschrien of de plaatselijke omstan-
digheden dit vereisen: De wielen in de richting
van de stoeprand draaien.
%Ukunt de auto tijdens het inparkerentot stil-
stand brengen en een andere transmissie-
stand kiezen. Daarop berekent het systeem
een nieuw traject. Als geen nieuw traject van
de auto beschikbaar is, kan het systeem
opnieuw van transmissiestand wisselen of het
parkeren afbreken.
MeMet de actievt de actieve parke parkeereerassistassistent uitparkent uitparkererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto werd met de actieve parkeerassistent
ingeparkeerd.
In acht nemen dat u tijdens de gehele parkeerpro-
cedure verantwoordelijk bent voor de auto en de
omgeving.
#De auto starten.
#De toets1indrukken.
Het multimediadisplay toont het aanzicht van
de actieve parkeerassistent.
284284 Rijden en parkeren
#Als de auto dwars op de rijrichting is ingepar-
keerd: In het gebied 2de uitparkeerrichting
3Links of Rechts selecteren.
%Het op het multimediadisplay weergegeven
traject van de auto kan afwijken van het wer-
kelijke traject.
#Om het uitparkerente starten, de uitparkeer-
richting 3bevestigen.
%De richtingaanwijzer wordt automatisch inge-
schakeld als het uitparkeren wordtgestart.
De verantwoordelijkheid voor het correct inscha-
kelen van de richtingaanwijzers ligt altijd bij u.
Indien noodzakelijk de richtingaanwijzers overeen-
komstig gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door opzij bewegenvan de auto bij het in-
en uitparkeren
De auto beweegt bij het in‑ en uitparkeren
opzij en kan daarbij ook op de andere rijstrook
komen.
Daardoor kunt u in botsing komen met andere
weggebruikers of objecten.
#Op andere verkeersdeelnemers en
objecten letten.
#Eventueel stoppen of de parkeerproce-
dure met de actieve parkeerassistent
afbreken.
#Als op het multimediadisplay bijvoorbeeld de
melding Vooruitversnelling inschakelen a.u.b.
verschijnt: De betreende transmissiestand
inschakelen.
De auto rijdt uit de parkeerplek. De richting-
aanwijzer wordt automatisch uitgeschakeld.
Na beëindiging van het uitparkerenverzoeken een
waarschuwingssignaal en de melding ØPar-
keerassistent beëindigd, auto overnemen u om
de besturing overte nemen.
De auto wordt niet automatisch geremd en kan
wegrollen! U dient weer zelf gaste geven, te rem-
men, te sturen en te schakelen.
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuningeuning
FFunctie vunctie van de Dran de DriviveAwaeAway Assisty Assist
%De Drive Away Assist is alleen bij auto's met
automatische transmissie aanwezig.
De Drive Away Assist kan de ernst van een aanrij-
ding bij het wegrijden verminderen. Als een obsta-
kel in rijrichting wordt herkend, wordt de rijsnel-
heid kortstondig begrensd tot circa 2 km/h. Wan-
neer een kritische situatie wordt herkend, ver-
schijnt het symbool Éop het multimediadis-
play.
De Drive Away Assist kan in het menu Manoeu-
vreerondersteuning worden uit- of ingeschakeld
(/pagina 287).
Rijden en parkeren 285285
%Een ingreep van de Drive Away Assist kan
altijd worden beëindigd door het uitschakelen
van de PARKTRONIC-parkeerassistent
(/pagina 280).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij beperkte herkenningsmogelijkheid van
de Drive Away Assist
De Drive Away Assist kan objecten en com-
plexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzin-
nig herkennen.
#De verkeerssituatie altijd goed in de
gaten houden en niet uitsluitend op de
Drive Away Assist vertrouwen.
#Klaar zijn om te kunnen remmen en
eventueel uit te wijken, in zoverre de ver-
keerssituatie dit toelaat en uitwijken zon-
der gevaar mogelijk is.
De Drive Away Assist is slechts een hulpmiddel.
Hij kan uw waarneming van de omgeving niet ver-
vangen. De bestuurder blij altijd verantwoordelijk
voor het veilig manoeuvreren en in- en uitparke-
ren. Erop letten dat zich geen personen, dieren of
voorwerpen in het traject van de auto bevinden.
In de volgende situaties kan bijvoorbeeld gevaar
voor een aanrijding ontstaan:
RHet gas- en rempedaal worden met elkaar ver-
ward.
REen verkeerde transmissiestand wordt inge-
schakeld.
De functie Drive Away Assist is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent is ingescha-
keld.
REr wordtwanneer het voertuig stilstaat
geschakeld naar de transmissiestand kof
h.
RHet herkende obstakel is minder dan circa
1,0 m verwijderd.
RDe functie manoeuvreerondersteuning is in
het multimediasysteem geactiveerd.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op hellingen is het vermogen van de Drive Away
Assist beperkt.
Bij het rijden met een aanhangwagen is de Drive
Away Assist niet beschikbaar.
%Eveneens de systeemgrenzen van de PARK-
TRONIC-parkeerassistent in acht nemen
(/pagina 276).
FFunctie vunctie van de Cran de Crossoss TrTracac AlertAlert
%De functie Cross Trac Alert is alleen
beschikbaar voor auto's met een dodehoekas-
sistent of actieve dodehoekassistent.
De functie Cross Trac Alert kan bij het achteruit
uitparkeren en het achteruit manoeuvreren waar-
schuwen voor kruisend verkeer. Daartoe bewaken
de radarsensoren in de bumper het gebied dat
aan de auto grenst. Wanneer een kritische situatie
wordt herkend, verschijnt het symbool Lop
het multimediadisplay en kan de auto automatisch
worden afgeremd.
Wanneer de radarsensoren door voertuigen of
andere objecten zijn afgedekt, vindt er geen her-
kenning plaats.
De functie Cross Trac Alert is onder de volgende
voorwaarden actief:
RDe auto rijdt stapvoets achteruit.
RDe manoeuvreerondersteuning is geactiveerd
(/pagina 287).
286286 Rijden en parkeren
%Eveneens de aanwijzingen met betrekking tot
de dodehoekassistent en de actieve dodehoe-
kassistent in acht nemen (/pagina 264).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Op hellingen is de functie Cross Trac Alert niet
beschikbaar.
Bij het rijden met een aanhangwagen is de functie
Cross Trac Alert niet beschikbaar.
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuning in- of uitsceuning in- of uitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Assistentie
5Camera & parkeren
#Manoeuvreerondersteuning in- of uitschake-
len.
%De manoeuvreerondersteuning moet voor de
werking van de Drive Away Assist
(/pagina 285) en Cross Trac Alert
(/pagina 286) actief zijn.
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
AAananwiwijzingjzingen ven voor rioor rijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
kogeldruk in acht nemen:
RDe toegestane kogeldruk niet over- of onder-
schrijden.
RDe maximumkogeldruk zoveel mogelijk benut-
ten.
De volgende waarden mogen niet worden over-
schreden:
RToegestaan aanhangwagengewicht
RToegestane achterasbelasting van de trek-
kende auto
RToegestaan totaalgewicht van de trekkende
auto
RToegestaan totaalgewicht van de aanhangwa-
gen
RToegestane maximumsnelheid van de aan-
hangwagen
Voor het wegrijden het volgende controleren:
ROp de achteras van de trekkende auto is de
bandenspanning voor maximale belading inge-
steld.
RDe verlichting van de aangesloten aanhangwa-
gen functioneert.
RAAututo's zonder LED-ko's zonder LED-koplamoplampen of Apen of ACTIVE MUL-CTIVE MUL-
TIBEAM LED-kTIBEAM LED-koplamoplampen:pen: De koplampen zijn
correct ingesteld.
Bij een grotere achterasbelasting mag in verband
met de typegoedkeuring met de auto met aan-
hangwagen niet sneller dan 100 km/h worden
gereden. Dit geldt ook in landen waar voor auto's
met aanhangwagen in principe een maximumsnel-
heid boven 100 km/h is toegestaan.
KKogogelhals uit- of inklappenelhals uit- of inklappen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet vergrendelde kogelhals
Als de kogelhals niet vergrendeld is, kan de
aanhangwagen losraken.
#De kogelhals altijd zoals beschreven ver-
grendelen.
Rijden en parkeren 287287
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
uitzwenken van de kogelhals
Wanneer de kogelhals wordt ontgrendeld of bij
het inklappen niet correct wordtvergrendeld,
kan deze uitzwenken.
In het zwenkbereik van de kogelhals bestaat
gevaar voor letsel!
#De kogelhals alleen ontgrendelen als het
zwenkbereik vrij is.
#Altijd controleren dat de kogelhals bij het
inklappen vergrendelt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van de aanhangwa-
genvoorziening
Bij het bergenvan de auto door het lostrekken
met behulp van de aanhangwagenvoorziening
kan de auto of de aanhangwagenvoorziening
zelf beschadigd raken.
#De aanhangwagenvoorziening alleen
gebruiken voor het trekken van een aan-
hangwagen of voor de bevestiging van
goedgekeurde dragersystemen, bijvoor-
beeld een etsdrager.
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RHet zwenkbereik is vrij.
RDe aanhangwagenkabel of adapterstekker is
verwijderd.
KKogogelhals uitklappenelhals uitklappen
#Aan de toets2trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper uit.
Het controlelampje 1knippert.
288288 Rijden en parkeren
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze hoorbaar in de verticale stand ver-
grendelt.
Het controlelampje 1in de toetsvoor ont-
grendeling van de kogelhals doo.
Wanneer de kogelhals niet veilig is vergren-
deld, verschijnt op het instrumentendisplay de
displaymelding Trekhaak Vergrendeling con-
trol..
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
Erop letten dat de kogelvan de kogelhals schoon
is. Controleren of de trekhaak volgens de voor-
schrien van de betreende aanhangwagen inge-
vet of droog (zonder vet) moet worden gebruikt.
KKogogelhals inklappenelhals inklappen
#Aan de toets2trekken, tot de kogelhals ont-
grendelt.
De kogelhals klapt onder de achterbumper
weg.
Het controlelampje 1knippert.
#De kogelhals in de richting van de pijl drukken
tot deze achter de bumper hoorbaar vergren-
delt.
Het controlelampje 1doo en de melding op
het instrumentendisplay verdwijnt.
Raadpleeg de informatie over de weergaven in het
combi-instrument:
RWaarschuwings- en controlelampjes
(/pagina 501)
RDisplaymeldingen (/pagina 433)
AAanhangwanhangwagagen aan- of afken aan- of afkoppelenoppelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe kogelhals is uitgeklapt en correct vergren-
deld in de vergrendelde positie.
Aanhangwagens met een 7-polige stekker kunnen
via de volgende adapters op de auto worden aan-
gesloten:
RAdapterstekker
RAdapterkabel
De aanhangwagen wordt alleen door de auto her-
kend indien aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
RDe aanhangwagen is correct aangesloten.
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is intact.
De werking van de volgende systemen is onder
andere afhankelijk van een correct aangesloten
aanhangwagen:
RESP®-aanhangwagenstabilisatie
RActieve spoorassistent
RPARKTRONIC-parkeerassistent
Rijden en parkeren 289289
RActieve parkeerassistent
RDodehoek- of actieve dodehoekassistent
RDrive Away Assist
RCross Trac Alert
RAchteruitrijcamera
R360°-camera
AAanhangwanhangwagagen aanken aankoppelenoppelen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de start-
accu door volledige ontlading
Door het opladen van de aanhangwagenaccu
via de spanningsvoorziening van de aanhang-
wagenkan de startaccu worden beschadigd.
#De spanningsvoorziening van de auto
niet gebruiken om de aanhangwagen-
accu op te laden.
#De afdekkap van de kogelkop verwijderen en
veilig opbergen.
#De aanhangwagen horizontaal achter de auto
zetten en aankoppelen.
#Het deksel van de contactdoos openen.
#De stekker met nok 1in groef 3van de
contactdoos aanbrengen.
#De bajonetverbinding 2tot de aanslag
rechtsom draaien.
#Het deksel laten vergrendelen.
#De kabel met kabelbinders aan de aanhangwa-
gen bevestigen (alleen bij adapterkabels).
#Controleren of de kabel bij het rijden door
bochten vrij kan bewegen.
Ook bij een correct aangesloten aanhangwagen
kan onder de volgende omstandigheden een mel-
ding op het instrumentendisdisplay verschijnen:
RHet verlichtingssysteem van de aanhangwagen
is van LED's voorzien.
RDe minimumstroom (50 mA) van de aanhang-
wagenverlichting werd onderschreden.
%Op de permanente spanningsvoorziening kunt
u accessoires aansluiten tot maximaal 180 W
en aan de via het contactslot geschakelde
spanningsvoorziening.
AAanhangwanhangwagagen afken afkoppelenoppelen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar bij het
afkoppelen
Wanneer u een aanhangwagen met oplooprem
in geremde staat afkoppelt, kunt u met uw
hand tussen de auto en de aanhangwagendis-
sel bekneld raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
290290 Rijden en parkeren
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging bij het afkop-
pelen als de aanhangwagen geremd is
Als de aanhangwagen bij het afkoppelen
geremd is, kan de auto beschadigd raken.
#De aanhangwagen niet in geremde staat
afkoppelen.
#Voorkomen dat de aanhangwagen kanwegrol-
len.
#De elektrische verbinding tussen auto en aan-
hangwagen losmaken.
#De aanhangwagen afkoppelen.
#De afdekkap op de kogelkop drukken.
%AAanhangwanhangwagagen meen met LED-vt LED-vererliclichting:hting: Na het
afkoppelen van de aanhangwagen de auto in-
en weer uitschakelen.
FFunctie vunctie van dean de eetsdrtsdragagerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij niet deskundig omgaan met de ets-
drager
De etsdrager kan in de volgende gevallen van
de auto losraken:
RHet toegestane draagvermogen van de
aanhangwagenvoorziening wordtover-
schreden.
RDe etsdrager wordt niet deskundig
gebruikt.
RDe etsdrager is op de kogelhals onder de
kogelkop bevestigd.
Voor uw eigen veiligheid en die van andere
verkeersdeelnemers het volgende in acht
nemen:
RAltijd het toegestane draagvermogen van
de aanhangwagenvoorziening aanhouden.
RAltijd de toegestane achterasbelasting van
de trekkende auto in acht nemen.
RDe etsdrager uitsluitend voor het vervoe-
renvan etsen gebruiken.
RDe etsdrager altijd correct bevestigen
door deze aan de kogelkop vast te klem-
men.
RAlleen door Mercedes-Benz goedgekeurde
etsdragers gebruiken.
ROok altijd de handleiding van de etsdra-
ger in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of breuk van
de aanhangwagenvoorziening door onge-
schikte of ondeskundig gebruikte etsdra-
ger
#Alleen door Mercedes-Benz goedge-
keurde etsdragers gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verhoogd risico op materiële
schade door uitgeklapte kogelhals
#Als geen aanhangwagen is aangekoppeld
en geen etsdrager is gemonteerd, de
kogelhals inklappen of bij een volledig
Rijden en parkeren 291291
elektrische aanhangwagenvoorziening de
kogelhals inzwenken.
Afhankelijk van de constructie van de etsdrager
kunnen maximaal drie etsen op de etsdrager
worden vervoerd.
Bij bevestiging door vastklemmen op de kogelkop
1bedraagt het maximumdraagvermogen 75 kg.
Het maximumdraagvermogen wordt berekend uit
het gewicht van de etsdrager en de belading van
de etsdrager.
De aanwijzingen met betrekking tot het rijden met
dakbelasting, een aanhangwagen of een volledig
beladen auto in acht nemen (/pagina 179).
Pas bij gebruik van een etsdrager de banden-
spanning aan voor een verhoogde belading van de
achteras van de auto. Meer informatie over de
bandenspanning vindt u in de bandenspanningsta-
bel (/pagina 396).
BeladingsaanBeladingsaanwiwijzingjzingenen
Hoe groter de afstand van het zwaartepunt van de
lading ten opzichte van de kogelkop, hoe hoger de
belasting op de aanhangwagenvoorziening.
Daarom de volgende aanwijzingen in acht nemen:
RZware etsen zo dicht mogelijk bij de auto
bevestigen.
RDe lading op de etsdrager altijd zo symme-
trisch mogelijk ten opzichte van de lengteas
van de auto verdelen.
Mercedes-Benz adviseert om voor het beladen
van de etsdrager alle aanbouwdelen van de et-
sen te verwijderen, bijvoorbeeld etsmanden, kin-
derzitjes of accu's. Daardoor kan de luchtweer-
stand en het zwaartepunt van de etsdrager wor-
den verbeterd.
De etsen altijd tegenverschuiven vastzetten en
regelmatig controleren of ze nog goed vastzitten.
Geen dekzeilen of andere afdekkingen gebruiken.
Het rijgedrag en het zicht naar achteren kunnen
slechterworden. Bovendien neemt de luchtweer-
stand toe en daarmee de belasting op de aan-
hangwagenvoorziening.
Verdeling van de lading op de etsdrager
1Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
in verticale richting
292292 Rijden en parkeren
2Afstand van het zwaartepunt naar de kogelkop
naar achteren
3Zwaartepunt bevindt zich op de middenas van
de auto
Bij het beladen van de etsdrager met maximaal
drie etsen de volgende gegevens in acht nemen.
Belading vBelading van dean de eetsdrtsdragagerer
TToottaalgeaalgewicwichtht
vvanan eetsdrtsdra-a-
ggerer en bela-en bela-
dingding
Max. afstMax. afstandand
11
Max. afstMax. afstandand
22
tot 75 kg 420 mm 300 mm
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het trt trekkekken ven vanan
autauto'so's
De auto is niet geschikt voor het gebruik vanTow-
Bar-systemen, die bijvoorbeeld worden gebruikt
voor Flat Towing of Dinghy Towing. Het aanbren-
gen of gebruik vanTow-Bar-systemen kantot
schade aan de auto leiden. Bij het trekken of sle-
pen van een auto met Tow-Bar-systemen is een
veilig rijdynamisch gedrag van de trekkende auto
en de getrokken auto niet veiliggesteld. De combi-
natie kangaan slingeren.
De volgende aanwijzingen in acht nemen:
RToegestane sleepmethoden (/pagina 384)
RPlug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: Toegestane sleepmethoden
(/pagina 385)
RDe aanwijzingen met betrekking tot het slepen
met beide assen op de grond (/pagina 386)
Rijden en parkeren 293293
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het inst instrtrumen-umen-
ttendisplaendisplay en de boory en de boordcomdcomputputerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het uitvallen van het instrumentendis-
play
Wanneer het instrumentendisplay is uitgeval-
len of als een storing aanwezig is, kunt u func-
tiebeperkingen vanveiligheidsrelevante syste-
men niet herkennen.
De bedrijfsveiligheid van de auto kan beperkt
zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#De auto direct bij een gekwaliceerde
werkplaats laten controleren.
Wanneer de bedrijfsveiligheid van de auto in
gevaar komt, de auto direct op een veilige plaats
neerzetten. Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het uitvallen van het instrumentendis-
play
Bij het uitvallen of een storing van het instru-
mentendisplay kunt u geen functiebeperkin-
genvanveiligheidsrelevante systemen herken-
nen. Dit kan de bedrijfsveiligheid nadelig beïn-
vloeden.
#De auto direct op een veilige plaats par-
keren en contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Als u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
wanneer de auto stilstaat uitvoeren.
Bij het bedienen van de boordcomputer de wette-
lijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
De boordcomputer toont op het instrumentendis-
play alleen displaymeldingen en waarschuwingen
van bepaalde systemen. Daarom erop letten dat
uw auto altijd bedrijfszeker is.
Als de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar
komt, de auto direct op een veilige plaats neerzet-
ten. Contact opnemen met een gekwaliceerde
werkplaats.
294294 Instrumentendisplay en boordcomputer
OvOvererziczicht insht instrtrumentumentendisplayendisplay
1Displayinhoud links (voorbeeld snelheidsme-
ter): Snelheidsmeter/tijd/datum/tripcompu-
terNa vertrek en Na reset/actieradius/audio
De segmenten in de snelheidsmetergeven de
status van de volgende systemen aan: TEM-
POMAT/limiter/actieve afstandsassistent
DISTRONIC
2Buitentemperatuur
3Digitale snelheidsmeter
4Tijd
5Displayinhoud rechts (voorbeeld toerenteller):
Toerenteller/gemiddeld
brandstofverbruik/ECO aanduiding/naviga-
tie/G-meter/assistentieweergave/vermo-
gensmeter/weergave beschikbaar vermogen
van de elektromotor (afhankelijk van de uit-
rusting)
Bij het bereiken van de rode markering in de
toerenteller (te hoog toerental) wordt de
brandstooevoer onderbroken om de motor
te beschermen.
6Indexpunten
Instrumentendisplay en boordcomputer 295295
Deze geven de geselecteerde display- of
menu-inhoud aan.
7Koelvloeistoemperatuurmeter
De koelvloeistoemperatuurmeter mag onder
normale rijomstandigheden tot 120 °C stij-
gen.
8Geselecteerd rijprogramma
9Geselecteerde transmissiestand
AMiddelste weergavebereik in het instrumen-
tendisplay (voorbeeld standaardweergave
Reis): Assistentie/telefoon/navigatie/reis/
media/radio/stijl en weergaven/service/
vermogensmeter (afhankelijk van de uitrus-
ting)
BBrandstofpeil, aanduiding tankdopkleppositie,
actieradius
OvOvererziczicht tht toeoetsen in hetsen in het st stuurtuurwielwiel
1PTerug-/home-toets (lang indrukken)
boordcomputer
2Touch-Control boordcomputer
3Bedieningsgroep TEMPOMAT/limiter of
actieve afstandsassistent DISTRONIC
4Bedieningsgroep MBUX multimediasysteem
(/pagina 302)
£LINGUATRONIC
5òHomescreen multimediasysteem oproe-
pen
6Touch-Control multimediasysteem
7%Terugtoets multimediasysteem
8Lichtsterkteregelaar voor het instellen van de
verlichting van het instrumentendisplay en van
de bedieningselementen van het interieur
BoorBoordcomdcomputputer bedienener bedienen
Bij het bedienen van de boordcomputer de wette-
lijke bepalingen in acht nemen van het land
waarin u zich bevindt.
296296 Instrumentendisplay en boordcomputer
De boordcomputer wordt via de Touch-Control
links en de terug-/home-toets links bediend.
Bij de bediening van de boordcomputer klinken
verschillende geluidssignalen als bevestiging van
een bediening, bijvoorbeeld wanneer het einde
van een lijst wordt bereikt of wanneer door een
lijst wordtgescrold.
De volgende menu's zijn beschikbaar:
RAssistentie
RTelefoon
RNavigatie
RReis
RRadio
RMedia
RStijl&weergave
RService
%Informatie over de instellings- en keuzemoge-
lijkheden in de menu's vindt u in de digitale
handleiding.
De menu's kunnen via de menulijst op het instru-
mentendisplay worden opgeroepen.
#De menuliDe menulijsjst oprt oproepen:oepen: De terugtoets links
indrukken tot de menulijst wordtweergege-
ven.
%AAututo's zonder actievo's zonder actieve afste afstandsassistandsassistentent
DISDISTRTRONIC:ONIC: Met de toetsòkunt u de
menulijst van de boordcomputer oproepen.
#In de menuliIn de menulijsjst bladert bladeren:en: Een veegbeweging
op de Touch-Control links naar links of rechts
maken.
#Een menu, submenu of instEen menu, submenu of instelmogelmogelielijkheden injkheden in
hehet menu oprt menu oproepen, een selectie of een instoepen, een selectie of een instel-el-
ling bevling bevesestigtigen:en: Op de Touch-Control links
drukken.
#Door wDoor weergaveergaven of lien of lijstjsten in heen in het menu blade-t menu blade-
rren, inhoud ven, inhoud van hean het displayt display, functie, r, functie, recorecord ofd of
wweergaveergave selecte selectereren:en: Op de Touch-Control
links een veegbeweging naar boven of naar
beneden maken.
#Een submenu vEen submenu vererlatlaten:en: De terugtoets links
indrukken.
Head-up-displaHead-up-display selecty selectererenen
#Head-up-displaHead-up-display inscy inschakhakelen:elen: Het head-up-dis-
play via het multimediasysteem inschakelen of
in de menulijst door een veegbeweging naar
boven op de Touch-Control links activeren.
Het menu head-up-display in het head-up-dis-
play is geselecteerd.
#NNaar heaar het head-up-displat head-up-display wisselen:y wisselen: De Touch-
Control links indrukken of een veegbeweging
naar boven op de Touch-Control links maken.
#De drDe drie wie weergaveergavegegebieden vebieden van hean het head-up-t head-up-
displadisplay insty instellen:ellen: Op de Touch-Control links
een veegbeweging naar boven of naar bene-
den maken.
Menu's op vMenu's op volledig scolledig schermherm
AAututo's meo's met inst instrtrumentumentendisplaendisplay in de Wy in de Widescridescreeneen
CocCockpitkpit::De volgende menu's kunnen op het volle-
dige instrumentendisplay worden weergegeven:
RAssistentie
RReis
RNavigatie
#In het betreende menu met de Touch-Control
links naar het einde van de lijst bladeren.
#Op de Touch-Control links drukken.
Het geselecteerde menu wordt op het volle-
dige display weergegeven.
Instrumentendisplay en boordcomputer 297297
FFunctie vunctie van de van de verermogmogensmetensmeter (plug-in-er (plug-in-
hhybrybride)ide)
1Verbrandings- en elektromotor uitgeschakeld
2Positie in het weergavebereik voor de terugge-
wonnen energie
3Einde van het weergavebereik voor de terug-
gewonnen energie
4Einde van het weergavebereik van het gecom-
bineerde aandrijfvermogenvan het hybride
systeem
De volgende functies van de vermogensmeter
worden uitgevoerd:
RDe vermogensmeter ondersteunt u in de pure
elektro-modus en toont het gevraagde vermo-
genvan het hybride systeem.
RIn het gebied 1-3wordt de teruggewon-
nen energie weergegeven.
RAls de wijzer van de vermogensmeter op stand
1staat, is de auto geparkeerd. De verbran-
dings- en de elektromotor zijn uitgeschakeld.
RHet vermogensgebied 3-4toont het
gecombineerd aandrijfvermogenvan het
hybride systeem.
FFunctie vunctie van de wan de weergaveergave besce beschikbaar vhikbaar verermogmogenen
elektrelektromotomotor (plug-in-hor (plug-in-hybrybride)ide)
1Begin van het weergavegebied POWER
2Einde van het weergavegebied POWER
3Maximaal teruggewonnen vermogen
4Begin van het weergavegebied voor het terug-
gewonnen vermogen
5Actuele laadtoestand van de hoogspannings-
accu
RHet gebied 1-2toont het aandrijfvermo-
gen in de elektro-modus of boost-modus. De
POWER weergave ondersteunt u bij de pure
elektro-modus.
298298 Instrumentendisplay en boordcomputer
RHet gedeelte 3-4toont het teruggewon-
nen vermogen.
RVanaf punt 3is het maximale teruggewonnen
vermogen bereikt.
RDe actuele laadtoestand van de hoogspan-
ningsaccu 5wordtweergegeven.
VVerermogmogensmetensmeter wer weergeveergeven (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
Boordcomputer:
4Inhoud
#Vermogensmtr. selecteren.
OvOvererziczicht wht weergaveergaven in heen in het inst instrtrumentumentendisplayendisplay
Weergaven in het instrumentendisplay:
uActieve parkeerassistent (/pagina 282)
éPARKTRONIC-parkeerassistent uitgescha-
keld (/pagina 280)
hTEMPOMAT (/pagina 242)
ÈLimiter (/pagina 243)
çActieve afstandsassistent DISTRONIC
(/pagina 245)
æActive Brake Assist System
(/pagina 255)
àActieve stuurassistent (/pagina 252)
ÃActieve spoorassistent (/pagina 267)
°Haptisch gaspedaal (/pagina 186)
õPLUG‑IN‑hybride-modus ingeschakeld
òSoundgeneratorwerkt niet (/pagina 446)
èECO start-stopsysteem (/pagina 182)
ëHOLD-functie (/pagina 237)
_Adaptieve grootlichtassistent
(/pagina 149)
Adaptieve grootlichtassistent Plus
(/pagina 150)
ðMaximaal toegestane snelheid overschre-
den (alleen voor bepaalde landen)
AAututo's meo's met snelheidslimiett snelheidslimietassistassistentent::Herkende
aanwijzingen en verkeerstekens (/pagina 260).
AAututo's meo's met vt verkerkeersteerstekekenassistenassistentent::Herkende aan-
wijzingen en verkeerstekens (/pagina 262).
Head-up-displayHead-up-display
FFunctie vunctie van hean het head-up-displayt head-up-display
Het head-up-display projecteert bijvoorbeeld de
volgende informatie boven de cockpit in het
gezichtsveld van de bestuurder:
RGereden snelheid
RInformatie van het navigatiesysteem
RInformatie van de rijsystemen en de rijveilig-
heidssystemen
REnkele waarschuwingsmeldingen
In de drie weergavegebieden van het head-up-dis-
play kunnen, afhankelijk van de uitrusting van de
auto, verschillende soorten informatie worden
weergegeven (/pagina 300).
Instrumentendisplay en boordcomputer 299299
WWeergaveergave-inhoude-inhoud
1Navigatie-aanwijzingen
2Actueel gereden snelheid
3Herkende aanwijzingen en verkeerstekens
4Ingestelde snelheid in het rijsysteem (bijvoor-
beeld TEMPOMAT)
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Onderstaande omstandigheden hebben invloed
op de zichtbaarheid:
RZitpositie
RInstelling van de beeldpositie
RLichtomstandigheden
RNatte rijbanen
RVoorwerpen op de displayafdekking
RPolarisatie in zonnebrillen
%Bij extreem veel zonlicht kunnen delen van
het display vervagen. Dit kanworden hersteld
door deactiveren en opnieuw activeren van
het head-up-display.
InstInstellen vellen van wan weergaveergaven op heen op het head-up-displayt head-up-display
via de boorvia de boordcomdcomputputerer
Boordcomputer:
4HEAD-UP DISPLAY
De volgende instellingen of weergavenvan het
head-up-display kunnen worden ingesteld of weer-
gegeven:
RPositie
RHelderheid
RMeldingen
RAssistentiestatus
RTelefoon
RAudio
RLINGUATRONIC
#Menu InstMenu Instellingellingen selecten selectereren:en: Op de Touch-
Control links een veegbeweging naar rechts
maken.
Het menu Instellingen 5is geselecteerd.
#Menu instMenu instellingellingen opren oproepen:oepen: Op de Touch-
Control links drukken.
#PPositie instositie instellen:ellen: Op de Touch-Control links
een veegbeweging naar boven of naar bene-
den maken.
#HelderHelderheid instheid instellen:ellen: Op de Touch-Control
links een veegbeweging naar rechts of links
maken.
MeldingMeldingen, assisten, assistentiestentiestatus, tatus, telefelefoon, audio enoon, audio en
LINLINGUAGUATRTRONIC instONIC instellenellen
#Op de Touch-Control links drukken.
De lijst met de instellingsmogelijkheden wordt
weergegeven.
#Op de Touch-Control links een veegbeweging
naar boven of naar beneden maken en een
instelling selecteren door de Touch-Control
links in te drukken.
300300 Instrumentendisplay en boordcomputer
SelectSelectereren ven van wan weergaveergaven op heen op het head-up-displayt head-up-display
(voorbeeld)
1Head-up-display in- en uitschakelen
2Weergavegebied links
Navigatiesysteem
Gemiddeld brandstofverbruik
G-meter
3Weergavegebied midden
Snelheidsmeter
Ingestelde snelheid in het bestuurdersassis-
tentiesysteem, bijvoorbeeld TEMPOMAT
Waarschuwingenvan het bestuurdersassisten-
tiesysteem, bijvoorbeeld afstandswaarschu-
wing
4Weergavegebied rechts
Verkeerstekenassistent
Assistentieweergave
5Instellingen uitvoeren
6Indexpunten
Ukunt de niet benodigde weergavegebieden 2
tot en met 4verbergen.
%In de audiofunctie worden bij actieve bedie-
ning van de audiobron tijdelijk zendernamen
of titels weergegeven. Bovendien worden de
laatste oproepen weergegevenwanneer de
telefoonlijst op het instrumentendisplay actief
wordt bediend.
#Op de Touch-Control links een veegbeweging
naar boven of naar beneden maken.
Head-up-displaHead-up-display via hey via het multimediasystt multimediasysteem in- eneem in- en
uitscuitschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
#HUD selecteren.
Het head-up-display wordt ingeschakeld.
Instrumentendisplay en boordcomputer 301301
OvOvererziczicht en bedieninght en bediening
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het MBUX multi-t MBUX multi-
mediasystmediasysteemeem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kanworden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Bij het gebruik van het multimediasysteem de wet-
telijke bepalingen in acht nemen van het land
waar u zich op dat moment bevindt.
Afhankelijk van de uitrusting kunnen functie-
omvang en productomschrijving van uw MBUX
multimediasysteem afwijken van de beschrijving
en de afbeeldingen in de handleiding. Zo is bij-
voorbeeld de routebegeleiding met augmented
reality niet in alle uitvoeringsvarianten beschik-
baar.
OvOvererziczicht MBUX multimediasystht MBUX multimediasysteemeem
1Touch-Control en bedieningsgroep MBUX mul-
timediasysteem
2Mediadisplay met touch-functionaliteit
3Touchpad
4Regelaar
Draaien: Volume instellen
Kort indrukken: Geluid in- of uitschakelen
302302 MBUX multimediasysteem
Lang indrukken: MBUX multimediasysteem of
mediadisplay in- of uitschakelen
5Toetsen voor navigatie, radio/media en tele-
foon
6Toetsen voor voertuigfuncties/systeeminstel-
lingen en favorieten/themawerelden
Verdere bedieningsmogelijkheden:
REen spraakdialoog met de LINGUATRONIC
voeren.
RMet de MBUX interieurassistent functies con-
tactloos bedienen.
%Meer informatie over de bediening en over
toepassingen, services en services vindt u in
de digitale handleiding.
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Dit apparaat is met technische maatregelen tegen
diefstal beveiligd. Meer informatie over de dief-
stalbeveiliging is verkrijgbaar bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
MBUX multimediasysteem 303303
OvOvererziczicht homescrht homescreeneen
1Afhankelijk van de weergave de eerste drie
toepassingen of het homescreen oproepen
2Proelen oproepen
3Globaal zoeken oproepen
4SOS NOT READY (alleen indien het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem niet beschikbaar is)
5Mercedes me connect actief
6Positie van de auto doorgeven actief
7Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet, net-
werk, batterijstatus van de verbonden mobiele
telefoon, tijd
8Berichten-center oproepen
9Toepassing via symbool oproepen
AToepassing en actuele informatie
BSnelle toegang, bijvoorbeeld thuisadres invoe-
ren
CIndexpunten en geselecteerd weergavebereik
DKlimaatmenu oproepen
EADVIEZEN,THEMAWERELDEN en FAVORIE-
TEN oproepen
304304 MBUX multimediasysteem
%Wanneer Mercedes me connect 5actief is,
is de auto verbonden met Mercedes me con-
nect. Daarbij worden gegevens van de auto
overgedragen aan de backend. Het is afhanke-
lijk vanwelke services geactiveerd zijn welke
gegevens worden overgedragen. Meer details
vindt u in de Mercedes me connect gebruiks-
voorwaarden en de privacyverklaringen. De
functie is landafhankelijk.
Wanneer positie van de auto doorgeven 6
actief is, worden voor deze auto Mercedes me
connect dienstengeactiveerd, die toegang
nodig hebben tot de geopositie van de auto.
Het is afhankelijk van de betreende services
in welke gevallen de geopositie wordt doorge-
geven. Meer details vindt u in de Mercedes
me connect gebruiksvoorwaarden en de priva-
cyverklaringen. De functie is landafhankelijk.
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteem bedieneneem bedienen
Op de TOp de Toucouch-Contrh-Controlol
1©Homescreen oproepen
2Touch-Control
3GKort indrukken: Terug naar laatste weer-
gave
4ßTuimelschakelaar kort omlaagdrukken:
Favoriet weergeven
ßTuimelschakelaar lang omlaagdrukken:
Favorieten en themawerelden toevoegen
°Regelaar draaien: Het volume instellen
8Regelaar indrukken: Geluid uitschakelen
6Tuimelschakelaar omhoogdrukken: Tele-
foongesprek voeren of aannemen
~Tuimelschakelaar omlaagdrukken: Tele-
foongesprek weigeren of beëindigen
De navigatie in menu's geschiedt op de Touch-
Control 2met een-vinger-veegbewegingen.
#Menu-opMenu-optie selecttie selectereren:en: Vegen en indrukken.
#DigitDigitale kale kaaraart vt vererscschuivhuiven:en: In een willekeurige
richting vegen.
Op heOp het tt toucouchscrhscreeneen
#Menu-opties, symbolen of tekens door aantip-
pen selecteren.
#In menu's naIn menu's navigvigereren:en: Omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts vegen.
#TTekekeninveninvoer viaoer via handschandschrhri:i: Het teken met
een vinger op het touchscreen schrijven.
MBUX multimediasysteem 305305
#ScSchaal vhaal van de kan de kaaraart vt vergrotergroten of ven of vererkleinen:kleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
#AlgAlgemeen menu opremeen menu oproepen:oepen: Het touchscreen
aanraken en vasthouden, tot het menu OPTIES
verschijnt.
%Meer informatie over de bediening vindt u in
de digitale handleiding.
Op de tOp de toucouchpadhpad
1GTerug naar laatste weergave
2~Besturingsmenu audio oproepen
Naar links of rechts vegen: De vorige of vol-
gende radiozender/muziektitel selecteren
3©Homescreen oproepen
4Touchpad
#Menu-opMenu-optie selecttie selectereren:en: Vegen en indrukken.
#HandscHandschrhriherkiherkenningenning ggebrebruikuiken:en: Een teken
op de touchpad schrijven.
#BerBericichthten-centen-center openen of sluiter openen of sluiten:en: Met twee
vingers omlaag of omhoog vegen.
#ScSchaal vhaal van de kan de kaaraart vt vergrotergroten of ven of vererkleinen:kleinen:
Twee vingers uit elkaar of naar elkaar toe
bewegen.
TToepassingoepassingen via ten via toeoetsen oprtsen oproepenoepen
1yVoertuigfuncties oproepen
2zNavigatie oproepen
3|Radio of media oproepen
306306 MBUX multimediasysteem
4%Telefoon oproepen
5ßKort indrukken: Favoriet oproepen
Lang indrukken: Favoriet of themawereld toe-
voegen
#Als alternatief ©op het touchscreen aan-
tippen.
#De toepassing oproepen (/pagina 304).
FFunctie vunctie van de LINan de LINGUAGUATRTRONICONIC
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door informatiesystemen en communica-
tieapparatuur
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde informatiesystemen en communicatie-
apparatuur bedient, kunt u van de verkeerssi-
tuatie worden afgeleid. Bovendien kunt u de
controle over de auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen wan-
neer de verkeerssituatie dit toelaat.
#Wanneer dit niet kanworden gewaar-
borgd, op een veilige plek stoppen en de
invoering wanneer de auto stilstaat uit-
voeren.
Voor uw eigen veiligheid beslist de volgende pun-
ten in acht nemen bij de bediening van mobiele
communicatieapparatuur en met name van uw
spraakgestuurd bedieningssysteem:
RDe wettelijke bepalingen van het land waar u
zich op dat moment bevindt in acht nemen.
RWanneer u het spraakgestuurd bedieningssys-
teem in een noodsituatie gebruikt, kan uw
stem veranderen en daardoor uw telefoonge-
sprek, bijvoorbeeld voor een noodoproep, ver-
tragen.
RMaakt u zich voor het begin van de rit eerst
vertrouwd met de functies van het spraakge-
stuurd bedieningssysteem.
Met de LINGUATRONIC kunnen verschillende toe-
passingen van het MBUX multimediasysteem via
spraakinvoer worden bediend. De LINGUATRONIC
is circa een halve minuut na het inschakelen van
het contact ingeschakeld en is voor de bestuur-
ders- en passagiersstoel beschikbaar.
De volgende toepassingen van het multimediasys-
teem kunnen worden bediend:
RTelefoon
RSms en e-mail
RNavigatie
RAdresboek
RRadio
RMedia
RVoertuigfuncties
MBUX multimediasysteem 307307
LINLINGUAGUATRTRONIC stONIC startartenen
#De tuimelschakelaar 1omhoogdrukken.
of
#"Hey Mercedes" zeggen.
OvOvererziczicht MBUX intht MBUX intererieurieurassistassistentent
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
laserstralen van de camera
Dit product maakt gebruik van een klasse 1
lasersysteem. Wanneer de behuizing geopend
of beschadigd is, kunnen laserstralen uw net-
vlies beschadigen.
#De behuizing niet openen.
#Onderhoudswerkzaamheden en repara-
ties altijd bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten uitvoeren.
Dit apparaat is een laserproduct van klasse 1
overeenkomstig 60825-1:2014 en DIN EN
60825-1:2014.
De camera bevindt zich in het bedieningspaneel
dakconsole.
Wanneer de auto met de MBUX interieurassistent
is uitgerust, kunnen geselecteerde functies van
het multimediasysteem contactloos worden
bediend. De interieurassistent kan onderscheid
maken tussen interacties tussen bestuurder en
passagier en herkent bepaalde handgebaren
(posen).
SystSysteemgreemgrenzen, displaenzen, displaymeldingymeldingen en aanen en aanwiwijzin-jzin-
ggen meen met bet betrtrekking toekking tot het hettopheenopheen hiervhiervanan
Het systeem kan in de volgende situaties mogelijk
niet correct werken of buiten werking zijn:
RDe camera in het bedieningspaneel dakcon-
sole kan, afhankelijk van de bedrijfsomstandig-
heden, opwarmen. Daardoor kan de camera
vooral na langdurig gebruik en bij hoge buiten-
temperaturen worden uitgeschakeld.
De camera niet aanraken of afdekken, maar
wachtentot de camera is afgekoeld en weer
beschikbaar is.
RDe camera is afgedekt, vervuild, beslagen of
bekrast.
Wachtentot de camera afgekoeld is, alvorens
de cameralens te reinigen.
De cameralens met een droge of vochtige
katoenen doek van buitenaf reinigen. Geen
microvezeldoek gebruiken. De afdekking bij
het reinigen nieniettverwijderen.
308308 MBUX multimediasysteem
RDe herkenning kan bijvoorbeeld door reecte-
rende kleding, een ongunstige kledingkleur of
door accessoires nadelig worden beïnvloed.
RMogelijk beperkt de gedragen kleding (hoed,
doek, sjaal) het registratiegebied van de
camera.
Het zicht van de camera vrijhouden.
RDe camera is buiten werking.
Een Mercedes-Benz servicewerkplaats opzoe-
ken.
De MBUX intDe MBUX intererieurieurassistassistent onderstent ondersteunt de veunt de volgolgende intende intereracties:acties:
IntIntereractiegactiegebiedebied IntIntereractieactie BescBeschrihrijvingjving
Vóór het mediadisplay of boven
de touchpad Nadering van het bedieningselement De interieurassistent herkent wanneer een hand een bedieningselement
nadert.
Daarbij wordt de weergave op het mediadisplay afhankelijk van de actieve toe-
passing aangepast. Sommige functies maken onderscheid tussen de bedie-
ning door de bestuurder en passagier.
Er is geen bepaald handgebaar noodzakelijk.
Boven de middenconsole Gedenieerde poseMet een gedenieerde pose wordt een favoriet opgeroepen.
Onder de binnenspiegel Kort omhoog en omlaag bewegenDoor verticale bewegingen omhoog en omlaag onder de binnenspiegel wordt
het leeslicht voor de bestuurder of passagier in- en uitgeschakeld.
Boven de passagiersstoel Uitstrekken van de hand op de passa-
giersstoel Door het uitstrekken van de hand op de passagiersstoel wordt het zoeklicht
ingeschakeld. Wanneer de hand uit dit gebied wordtweggenomen, wordt het
zoeklicht uitgeschakeld.
MBUX multimediasysteem 309309
Lees- en zoeklicLees- en zoeklicht in- of uitscht in- of uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor heoor het leeslict leeslichtht::
-De functie is beschikbaar in het donker.
-De handbeweging vindt in het interactiege-
bied onder de binnenspiegel plaats.
RVVoor heoor het zoeklict zoeklichtht::
-De functie is beschikbaar in het donker.
-De handbeweging vindt in het interactiege-
bied boven de passagiersstoel plaats.
-De veiligheidsgordel van de passagiers-
stoel mag nieniettin het gordelslot gestoken
zijn.
LeeslicLeeslicht in- en uitscht in- en uitschakhakelenelen
#De hand onder de binnenspiegel kort op en
neer bewegen.
Het leeslicht wordtvoor de bestuurder of pas-
sagier in- of uitgeschakeld.
ZoeklicZoeklicht in- en uitscht in- en uitschakhakelenelen
#InscInschakhakelen:elen: Met de hand de passagiersstoel
vastpakken.
Het zoeklicht wordtvoor de bestuurder inge-
schakeld.
#UitscUitschakhakelen:elen: De hand van de passagiersstoel
terugtrekken.
Het zoeklicht wordtweer uitgeschakeld.
InfInforormatie ovmatie overer prproelen,oelen, tthemawhemawererelden, suggelden, sugges-es-
ties en favties en favororietietenen
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
elektrisch instelbare stoelen in acht nemen.
310310 MBUX multimediasysteem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door het
instellen van de bestuurdersstoel na het
oproepen van een rijdersproel
Door het selecteren van een gebruikersproel
kan de bestuurdersstoel naar de positie bewe-
gen die bij dat gebruikersproel is opgeslagen.
Hierdoor kunnen u of andere inzittenden letsel
oplopen.
#Er mogen zich geen personen of
lichaamsdelen in het verstelbereik van
de stoel bevinden tijdens de instelling
van de bestuurdersstoel via het multime-
diasysteem.
Wanneer een persoon ingeklemd dreigt te
raken, direct het instellen stoppen door:
#a) De waarschuwingsmelding op het
mediadisplay aan te tippen.
of
#b) Een positietoetsvan de geheugenfunc-
tie of een stoelinstelschakelaar in het
bestuurdersportier te bedienen.
De instelling wordt onderbroken.
De bestuurdersstoel is met een grijpbescherming
uitgerust.
Wanneer het bestuurdersportier geopend is,
wordt de bestuurdersstoel na het oproepen van
een rijdersproel nietniet ingesteld.
Proelen opslaan voor uw voertuiginstellingen en
instellingen van het multimediasysteem. Wanneer
de auto door meerdere bestuurders wordt
gebruikt, kan de bestuurder zijn proel selecteren,
zonder dat de opgeslagen proelinstellingen van
andere bestuurders worden gewijzigd.
%Informatie over proelen van Mercedes me
connect is te vinden in de digitale handlei-
ding.
Voertuiginstellingen zijn bijvoorbeeld instellingen
van bestuurdersstoel, stuurwiel, spiegels, klimaat-
regeling en sfeerverlichting. Voor instellingen van
het multimediasysteem kunt u bijvoorbeeld radio-
zenders, laatste bestemmingen en themawerel-
den, suggesties en favorieten selecteren.
Voor steeds terugkerende rijsituaties, bijvoorbeeld
lange ritten op de autosnelweg, kunt u uw voor-
keursinstellingen in een themawereld in de auto
opslaan. U kunt bijvoorbeeld de weergave van de
digitale kaart, de favorieteradiozender en het
favorieterijprogramma in een themawereld
opslaan.
De auto kan de gebruiksgewoonten van de
bestuurder leren. Het biedt vervolgens suggesties
voor de meest waarschijnlijke navigatiebestem-
mingen, mediabronnen, radiozenders of contac-
ten. Voorwaarden daarvoor zijn de selectie van
een proel, uw toestemming voor gegevensregi-
stratie en voldoende verzamelde gegevens.
Favorieten bieden een snelle toegang totvaak
gebruikte toepassingen. Favorieten kunt u uit
categorieën selecteren of direct aan een toepas-
sing toevoegen.
PrProelen,oelen, tthemawhemawererelden en suggelden en suggesestiesties congu-congu-
rrererenen
Multimediasysteem:
4©5fProfielen
NieuwNieuw prproeloel aanmakaanmakenen
#WProfiel aanmaken selecteren.
#Een afbeeldingsguur selecteren.
MBUX multimediasysteem 311311
#De naam invoeren en met abevestigen.
#Verder rselecteren.
#Actuele instellingen selecteren.
#Opslaan selecteren.
#Om een mobiele telefoon aan het gebruikers-
proel te koppelen, Bluetooth®activeren en
Telefoon verbinden selecteren.
#Gereed selecteren.
PrProelopoeloptiesties selectselectererenen
#Voor een proel Äselecteren.
De volgende functies zijn beschikbaar:
RProel bewerken, resetten of wissen
RThemawerelden of favorieten terugzetten
RAdviezen congureren
AAdviezendviezen congurcongurererenen
#Voor een proel Äselecteren.
#Instellingen Adviezen selecteren.
#Bestemmingsadviezen toestaan,Muziekad-
viezen toestaan en Contactadviezen toestaan
in- of uitschakelen.
#LeerLeerfunctie een dag lang uitscfunctie een dag lang uitschakhakelen:elen: Leren
24 uur deact. inschakelen.
Voor het actieve proel worden gedurende
24 uur geen nieuwe acties aangeleerd en geen
data geregistreerd. De adviezen worden nog
welweergegeven.
Voorbeeld: Wanneer de optie is ingeschakeld
en er een route naar een nieuwe bestemming
is berekend, wordt bij de leerfunctie geen
rekening gehouden met deze bestemming.
NieuwNieuwe te themawhemawerereld aanmakeld aanmakenen
#©selecteren.
#THEMAWERELDEN selecteren.
#WThemawereld aanm. selecteren.
De instellingen die in de themawereld worden
opgeslagen, worden weergegeven.
#Verder rselecteren.
#Audio en Navigation (Navigatie) selecteren en
de actieve instellingen in de themawereld
opslaan.
#Verder rselecteren.
#Een beginbeeldscherm selecteren.
#Verder rselecteren.
#Een beeld selecteren.
#De naam in het invoerveld invoeren en met
abevestigen.
#Opslaan selecteren.
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
OvOvererziczicht menu Systht menu Systeeminsteeminstellingellingenen
In het menu Systeeminstellingen kunt u instellin-
genvan de volgende menu's en bedieningsele-
menten uitvoeren:
RDisplay
-Stijlen
-Dashboardverlichting
-Helderheid van het display
-Randverlichting
-Dag-/nachtdesign
RBedieningselementen
-Toetsenbordtaal en handschriherkenning
-Gevoeligheid van de touchpad
312312 MBUX multimediasysteem
-Gevoeligheid van de Touch-Controls
RLINGUATRONIC
RGeluid
-Entertainment
-Navigatie en verkeersinformatie
-Telefoon
-Spraakversterking in het interieur naar
achteren
RVerbinding
-Wi, Bluetooth®, NFC
RTijd en datum
RTaal
REenheden voor afstand
RSoware-updates
RData-im-/export
RPinbeveiliging
RSystem Reset
InfInforormatie ovmatie over belangrier belangrijkjke syste systeemupdateemupdateses
Voor de integriteit van de gegevens van uw multi-
mediasysteem kunnen belangrijke systeemupda-
tes noodzakelijk zijn. Deze moetenworden geïn-
stalleerd, omdat anders de veiligheid van uw mul-
timediasysteem niet meer kanworden gewaar-
borgd.
Een systeemactualisering bestaat uit drie stap-
pen:
RDownloaden of kopiëren van de voor de instal-
latie benodigde gegevens
RInstallatie van de gedownloade systeemupda-
tes
RActivering van de gedownloade systeemupda-
tes door het opnieuw startenvan het systeem
%Wanneer de automatische soware-update
actief is, worden de systeemupdates automa-
tisch gedownload.
Wanneer een systeemupdate beschikbaar is, gee
het multimediasysteem een overeenkomstige aan-
wijzing.
U hee de volgende opties:
RAccepteren en installeren
De systeemupdate wordt op de achtergrond
gedownload.
RInformatie
De informatie over de uit te voeren systeem-
update wordtweergegeven.
RLater
De systeemupdate kan op een later tijdstip
handmatig worden gedownload.
DiepgDiepgaande systaande systeemupdateemupdateses
Diepgaande systeemupdates zijn van invloed op
voertuig- of systeeminstellingen en zijn daarom
alleen mogelijk als de auto stilstaat en het contact
uitgeschakeld is.
Wanneer het downloaden van een diepgaande
systeemupdate beëindigd is en de gedownloade
systeemupdate kanworden geïnstalleerd, wordt u,
bijvoorbeeld na het uit- en inschakelen van het
contact, hierovergeïnformeerd.
%De auto op een veilige en geschikte plaats
parkerenvoordat u met de installatie begint.
MBUX multimediasysteem 313313
Voorwaarden voor de installatie:
RHet contact is uitgeschakeld.
RDe aanwijzingen en waarschuwingen zijn gele-
zen en geaccepteerd.
RDe elektrische parkeerrem is bediend.
Wanneer aan alle voorwaarden is voldaan, wordt
de gedownloade systeemupdate geïnstalleerd. Tij-
dens de installatie van de gedownloade systeem-
update kan het multimediasysteem niet worden
bediend en zijn de voertuigfuncties beperkt.
Wanneer tijdens de installatie fouten optreden,
wordt automatisch geprobeerd om de vorige ver-
sie weer te herstellen. Als het herstellen van de
vorige versie niet mogelijk is, verschijnt een sym-
bool op het mediadisplay. Naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan om het probleem te laten
verhelpen.
WWi-hoi-hotspottspot instinstellenellen
VVoorwoorwaaraardenden
RVVoor deoor de wi-vwi-verbindingerbinding vvan hean het multimediasyt multimediasys-s-
tteem meeem met et extxtererne hone hotspotspots:ts: Uw auto beschikt
niet over een vast ingebouwde communicatie-
module.
RHet te verbinden apparaat ondersteunt ten
minste een van de beschrevenverbindings-
soorten.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Wi-Fi & Bluetooth
WWii in en uitscin en uitschakhakelenelen
#Wi-Fi selecteren.
HeHet multimediasystt multimediasysteem viaeem via wiwi memet een et een extxterernene
hohotspotspot vt verbindenerbinden
Het type verbindingsopbouw moet op het multi-
mediasysteem en op het te verbinden apparaat
zijn geselecteerd.
%Het verbindingsverloop kan afhankelijk van
het apparaat afwijken. De aanwijzingen volgen
die op de displays worden weergegeven. Meer
informatie vindt u in de handleiding van de
fabrikant.
#Internetinstellingen selecteren.
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#Hotspot toevoegen selecteren.
VVia QRia QR-code v-code verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via QR-code verbinden selecteren.
#De weergegeven QR-code scannen met het
apparaat dat u wilt verbinden.
De wi-verbinding wordttot stand gebracht.
VVia bevia beveiligingssleuteiligingssleutel vel verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Verbinden via beveiligingssleutel selecteren.
#Op het te verbinden apparaat de beveiligings-
sleutel laten weergeven (zie de handleiding
van de fabrikant).
#Deze beveiligingssleutel bij het multimediasys-
teem invoeren.
#De invoer met ¡bevestigen.
VVia WPS PIN via WPS PIN verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
314314 MBUX multimediasysteem
#Via WPS PIN Invoer verbinden selecteren.
Het multimediasysteem genereert een pin-
code met acht tekens.
#Deze pincode bij het te verbinden apparaat
invoeren.
#De invoer bevestigen.
VVia een dria een druk op de tuk op de toeoets vts verbindenerbinden
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Via WPS PBC verbinden selecteren.
#Bij het te verbinden apparaat in de optie "Via
WPS PBC verbinden" selecteren (zie de hand-
leiding van de fabrikant).
#De WPS-toets op het te verbinden apparaat
indrukken.
#Op het multimediasysteem Verder selecteren.
AAututomatiscomatische vhe verbinding activerbinding activererenen
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#De opties rvan het gewenste wi-netwerk
selecteren.
#Permanente internetverbinding inschakelen.
MeMet bekt bekendend wi-newi-netwtwerkerk vverbindenerbinden
#Verbinden via Wi-Fi selecteren.
#Een wi-netwerk selecteren.
De verbinding wordt opnieuw opgebouwd.
MultimediasystMultimediasysteemeem wi-howi-hotspottspot vvoor eoor extxterernene
apparapparatatenen congurcongurererenen
Het type verbindingsopbouw is afhankelijk van het
te verbinden apparaat. De functie moet door het
multimediasysteem en door het te verbinden
apparaat worden ondersteund. Het type verbin-
dingsopbouw moet op het multimediasysteem en
op het te verbinden apparaat zijn geselecteerd.
#Voertuig-hotspot selecteren.
#Apparaat met hotspot in de auto verbinden
selecteren.
VVia WPS PIN Generia WPS PIN Generatie vatie verbindenerbinden
#Via WPS PIN Generatie verbinden selecteren.
#De pincode die op het mediadisplay wordt
weergegeven, op het te verbinden apparaat
invoeren en bevestigen.
VVia WPS PIN Invia WPS PIN Invoer voer verbindenerbinden
#Via WPS PIN Invoer verbinden selecteren.
#De pincode die op het display van het externe
apparaat wordtweergegeven, in het multime-
diasysteem invoeren.
VVia een dria een druk op de tuk op de toeoets vts verbindenerbinden
#Via WPS PBC verbinden selecteren.
#De pushbutton van het te verbinden apparaat
indrukken (zie de handleiding van de fabri-
kant).
#Verder selecteren.
VVia bevia beveiligingssleuteiligingssleutel vel verbindenerbinden
#Apparaat met hotspot in de auto verbinden
selecteren.
Er wordt een beveiligingssleutel weergegeven.
#Op het te verbinden apparaat de auto selecte-
ren. Deze wordtweergegeven met de netwerk-
naam DIRECT-MBUX XXXXX.
#De beveiligingssleutel die op het mediadisplay
wordtweergegeven, op het te verbinden appa-
raat invoeren.
#De invoer bevestigen.
MBUX multimediasysteem 315315
VVia NFC via NFC verbindenerbinden
#Verbinden via NFC selecteren.
#NFC op het mobiele apparaat activeren (zie de
handleiding van de fabrikant).
#Het te verbinden apparaat bij de NFC-inter-
face van de auto houden.
#Gereed selecteren.
Het mobiele apparaat is nu via NFC met de
Hotspot van het multimediasysteem verbon-
den.
NieuwNieuwe beve beveiligingssleuteiligingssleutel gel generenerererenen
#Voertuig-hotspot selecteren.
#Beveiligingssleutel aanmaken selecteren.
Voortaan wordt een verbinding met de nieuw
gegenereerde beveiligingssleutel opgebouwd.
#BevBeveiligingssleuteiligingssleutel opslaan:el opslaan: Opslaan selecte-
ren.
Wanneer een nieuwe beveiligingssleutel wordt
opgeslagen, worden alle bestaande wi-verbin-
dingen verbroken. Wanneer opnieuw wi-ver-
bindingen worden gemaakt, moet de nieuwe
beveiligingssleutel worden ingevoerd.
SystSysteemteemtaalaal
AAananwiwijzingjzingen ven voor de systoor de systeemteemtaalaal
Met deze functie wordt de taal voor de menumel-
dingen en de gesproken rij-aanwijzingen vastge-
legd. De taalselectie is van invloed op de moge-
lijkheid voor het invoeren vantekens. Niet alle
talen worden ondersteund voor de gesproken rij-
aanwijzingen. Als een taal niet wordt ondersteund,
hoort u de gesproken rij-aanwijzingen in het
Engels.
SystSysteemteemtaal instaal instellenellen
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5®Taal
#De taal instellen.
%Als u gebruikmaakt van Arabisch kaartmateri-
aal, kunt u de informatie in tekstvorm op de
navigatiekaart ook in Arabisch schri laten
weergeven. Hiertoe als taal  uit de talen-
lijst selecteren. De gesproken rij-aanwijzingen
worden dan eveneens in de Arabische taal
weergegeven.
MultimediasystMultimediasysteem teem tererugzeugzetttten (ren (reseeset-functie)t-functie)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het uitvallen van functies van het
multimediadisplay
Terwijl het multimediasysteem wordtterugge-
zet, zijn de functies hiervan, zoals de achter-
uitrijcamera, niet beschikbaar.
#Het terugzetten van het multimediasys-
teem alleen uitvoeren wanneer de auto
stilstaat.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Systeem
5Terugzetten
Persoonlijke gegevens worden gewist, bijvoor-
beeld:
RZendergeheugen
RVerbonden mobiele telefoons
RAuto's met telefonie achterin: Aansluiting
hoorn
RIndividueel gebruikersproel
316316 MBUX multimediasysteem
%Het gastproel wordt bij het resetten op de
fabrieksinstellingen teruggezet.
%Auto's met telefonie achterin: De hoorn moet
in de houder liggen wanneer het systeem
wordtteruggezet.
Er verschijnt opnieuw een vraag of het terugzetten
werkelijk moet worden uitgevoerd.
#Ja selecteren.
Het multimediasysteem wordt in de aeve-
ringstoestand teruggezet. Als u een pincode
voor uw systeem hebt ingesteld, wordt deze
eveneens teruggezet.
InstInstellingellingen Plug-in-hen Plug-in-hybrybrideide
InstInstellingellingen ven voor plug-in-hoor plug-in-hybrybrideide congurcongurererenen
Multimediasysteem:
4©5EQ
Opladen instOpladen instellenellen
#Vertrektijd selecteren.
De volgende oplaadtijden kunnen worden inge-
steld:
REenmalig
RWeekprofiel
#Een instelling selecteren.
EenmaligEenmalige ve verertrtrektiektijd instjd instellenellen
#Vertrektijd selecteren.
#Eenmalige tijd bewerk. selecteren.
#Een vertrektijd instellen.
WWeekpreekproeloel instinstellenellen
#Vertrektijd selecteren.
#Weekprofiel bewerken selecteren.
#Nieuwe tijd toevoegen
#De gewenste vertrektijden instellen, bijvoor-
beeld elke dag om 8:00 uur.
#aselecteren.
Maximale laadsMaximale laadstrtroom instoom instellenellen
#Maximale laadstroom selecteren.
#Maximum,8 ampère of 6 ampère selecteren.
Bij het opladen van de accu wordt de laad-
stroom tot het ingestelde amperage begrensd.
%Om veiligheidsredenen alleen laadkabels
gebruiken die bij de aevering van de auto zijn
meegeleverd of een originele Mercedes-Benz
laadkabel. Mercedes-Benz test deze originele
laadkabels uitvoerig op hun geschiktheid voor
het hoogspanningsladen van uw auto. Deze
onderdelen kunt u kopen bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats, waar u ook gedegen
advies krijgt.
RRoutoutegegebaseerebaseerde wde wererkingsskingsstrtratategie activegie activereren ofen of
deactivdeactivererenen
#Elek. binnen beb. kom selecteren.
De functie wordt afhankelijk van de voor-
gaande toestand geactiveerd of gedeacti-
veerd.
MBUX multimediasysteem 317317
EnerEnergiesgiestrtroomdisplaoomdisplay opry oproepenoepen
Multimediasysteem:
4©5EQ
#Energiestroom selecteren.
De visualisering van de energiestroom in de
auto wordtweergegeven.
Naast de energiestroom wordt informatie over de
status van het hybride systeem en de actuele
laadtoestand van de hoogspanningsaccu weerge-
geven.
FFuncties vuncties van hean het enert energiesgiestrtroomdisplayoomdisplay
1Laadtoestand van de hoogspanningsaccu
2Verbrandingsmotor
3Energiestroom
4Hoogspanningsaccu
5Status van de routegebaseerde werkingsstra-
tegie (/pagina 188)
In het energiestroomdisplay worden de actieve
componenten van het hybride systeem licht afge-
beeld. De energiestroom tussen de afzonderlijke
componenten wordtgekleurd weergegeven.
Afhankelijk van de bedrijfstoestand hee de ener-
giestroom verschillende kleuren:
Rwit:wit: Constante energiestroom
Rrrood:ood: Hoge energiestroom (boost-eect)
Rgrgroen:oen: Emissiearme energiestroom bij recupe-
ratie, elektro-modus en opladen van de hoog-
spanningsaccu
NNaavigvigatieatie
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot nat navigvigatieatie
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red realityeality
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door aeiding, verkeerde weer-
gave of verkeerde interpretatie van de
weergave
Niet uitsluitend op het camerabeeld van de
Augmented-Reality-weergave vertrouwen.
#Voortdurend de werkelijke verkeerssitua-
tie in de gaten houden.
#Niet langdurig naar het camerabeeld kij-
ken.
318318 MBUX multimediasysteem
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door onjuiste plaatsing van de
extra informatie
De extra informatie van de Augmented-Reality-
weergave kan onnauwkeurig zijn en kan niet
de waarneming en inschatting van de werke-
lijke rijsituatie vervangen.
#De daadwerkelijke rijsituatie bij alle rijsi-
tuaties altijd in het blikveld houden.
NNaavigvigatie inscatie inschakhakelenelen
Multimediasysteem:
4©5Navigation (Navigatie)
#Alternatief: De toetszindrukken.
De kaart toont de actuele positie van de auto.
Het menu Navigatie wordtweergegeven.
Wanneer een routebegeleiding actief is, wordt
het menu Navigatie verborgen.
#WWeergeveergeven:en: Het touchscreen aantippen.
Het menu wordt automatisch uitgeschakeld.
MBUX multimediasysteem 319319
OvOvererziczicht naht navigvigatieatie
Digitale kaart met menu Navigatie (voorbeeld)
1Speciale bestemming of adres invoeren en
verdere bestemmingsinvoermogelijkheden
2Routebegeleiding afbreken (indien routebege-
leiding actief)
3Gesproken rij-aanwijzingen herhalen en
gesproken rij-aanwijzingen in- of uitschakelen
4Menu ONDERWEG oproepen
Routeoverzicht weergeven
Alternatieve routes selecteren
Verkeershinder melden (Car-to-X)
Menu VERKEER oproepen
-Verkeersberichten weergeven
-Gebiedsmeldingen weergeven
-Providerinformatie weergeven
Routelijst weergeven
Menu POSITIE oproepen
-Positie opslaan
-Kompas weergeven
-Qibla weergeven (in bepaalde landen
beschikbaar)
5Snelle toegangen en instellingen
320320 MBUX multimediasysteem
Verkeer weergeven
Parkeren weergeven
Snelweginformatie weergeven
ViaAanvullend opties voor Weergave,Mel-
dingen en Route gebruiken
BestBestemming invemming invoeroerenen
Multimediasysteem:
4©5Navigatie 5ªWaarheen?
1Het land waarin de auto zich bevindt
2Speciale bestemming of adres invoeren
3Lijst met verdere invoermogelijkheden
4Invoer wissen
5aIngevoerde gegevens bevestigen
6Omschakelen op handschriherkenning
7Spatie invoegen
8Naar spraakinvoer omschakelen
9Schrijaal instellen
ANaar cijfers, speciale tekens en symbolen
omschakelen
BNaar hoofdletters of kleine letters omschake-
len
MBUX multimediasysteem 321321
#De bestemming in 2invoeren. Het invoeren
kan in willekeurige volgorde worden uitge-
voerd.
Ukunt bijvoorbeeld de volgende gegevens invoe-
ren:
RStad, straat, huisnummer
RStraat, stad
RPostcode
RNaam of categorievan de speciale bestem-
ming, bijvoorbeeld Parkeren
RContactnaam
#Een zoekresultaat in de lijst 3selecteren.
#De route berekenen (/pagina 322).
%Meer informatie over bestemmingsinvoeren,
bijvoorbeeld driewoordenadressen, vindt u in
de digitale handleiding.
Land wiLand wijzigjzigenen
#De landcode in 1selecteren.
#De landcode invoeren.
#Het land in 3selecteren.
Online-zoekOnline-zoeken gen gebrebruikuikenen
%Voorwaarden: Het mediadisplay toont in de
statusregel een internetverbinding met het
symbool Q.
De bestemmingsinvoer maakt gebruik van online-
kaartdiensten. Wanneer het onboard-zoekengeen
passende bestemmingen vindt of wanneer van
land wordtgewisseld, is het online-zoeken
beschikbaar.
Als bestemming kunt u een adres, een speciale
bestemming of een driewoordenadres invoeren.
#De bestemming in de invoerregel2invoeren.
De zoekresultaten worden weergegeven.
#De bestemming in de lijst selecteren.
Het detailoverzicht van de route wordtweerge-
geven.
of
#De landcode 1selecteren.
#De aanbieder voor de online-dienst in de lan-
denlijst selecteren.
#De bestemming in de invoerregel2invoeren.
#De bestemming in de lijst selecteren.
RRoutoute bere berekekenen en instenen en instellingellingen ven voor de roor de routoutebe-ebe-
ggeleiding geleiding gebrebruikuikenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe bestemming is ingevoerd.
RDe bestemmingsinformatie wordtweergege-
ven.
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
1¥Er is nog geen route.
¦Er is al een route.
322322 MBUX multimediasysteem
#¥selecteren.
De route naar de bestemming wordt berekend.
De routebegeleiding begint.
of
#¦selecteren.
#Als tussenbest. instellen selecteren.
De bestemming wordt als volgende tussenbe-
stemming ingesteld.
of
#Nieuwe routebeg. starten selecteren.
Het bestemmingsadres wordt ingesteld als
nieuwe bestemming. De vorige bestemming
en de tussenbestemmingen worden gewist. De
routebegeleiding naar de nieuwe bestemming
wordtgestart.
RRoutoute-inste-instellingellingen selecten selectererenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Route selecteren.
#Het routetype selecteren.
#Rekening houden met verkeersinformatie met
Dyn. routebegeleiding r.
#Route-opties met Te vermijden-opties selecte-
ren.
#Alternatief voorstellen inschakelen.
Voor elke route worden alternatieve routes
berekend.
#Woon-werk route activeren inschakelen.
Wanneer aan de voorwaarden is voldaan, her-
kent het multimediasysteem automatisch dat
de auto zich op een woon-werk route bevindt.
De routebegeleiding start zonder gesproken
aanwijzingen.
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red reality activeality activererenen
#Tijdens de routebegeleiding het camerasym-
bool op het mediadisplay aantippen.
Het camerabeeld wordtór een afslagma-
noeuvre in plaats van de navigatiekaart weer-
gegeven en toont extra informatie.
#TTererug naar de naug naar de navigvigatiekatiekaartaart::opnieuw het
camerasymbool aantippen.
ExtrExtra infa inforormatie in hematie in het camert camerabeeld wabeeld weergeveergevenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Augmented Reality selecteren.
#Straatnamen en Huisnummers inschakelen.
Tijdens de routebegeleiding worden straatna-
men en huisnummers in het camerabeeld
weergegeven.
KKaaraartfuncties gtfuncties gebrebruikuikenen
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
ScSchaal insthaal instellenellen
#VVergrotergroten:en: Het mediadisplay met een vinger
tweemaal kort na elkaar aantippen.
#VVererkleinen:kleinen: Het mediadisplay met twee vingers
aantippen.
KKaaraart vt vererscschuivhuivenen
#Op het touchscreen een vinger in een wille-
keurige richting bewegen.
#KKaaraart op actuele positie vt op actuele positie van de autan de auto to tererugzeugzet-t-
tten:en: \aantippen.
MBUX multimediasysteem 323323
KKaartaartororiëntiëntatie selectatie selectererenen
#In de kaart het kompassymbool Äherhaald
aantippen.
De weergave wisselt in de volgorde 3D,2D
Rijrichting naar 2D Noorden boven.
SnelwSnelweginfeginforormatie in- en uitscmatie in- en uitschakhakelenelen
#Zselecteren.
#Snelweginformatie in- of uitschakelen.
VVan dienstan diensten en seren en services gvices gebrebruikmakuikmakenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een internetverbinding aanwezig.
RMercedes me connect is beschikbaar.
RU hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal aangemaakt.
RDe auto is aan het gebruikersaccount gekop-
peld en u hebt de gebruiksvoorwaarden voor
de service geaccepteerd.
Meer informatie vindt u onder: https://
www.mercedes.me
RDe dienst is beschikbaar en is geactiveerd.
RVoor de service Parkeren gelden de volgende
aanvullende voorwaarden:
-De service navigatieservices is in de
Mercedes me-Portal beschikbaar, geboekt
en geactiveerd.
-Tot de omvang van de navigatieservices
behoort de service Parkeren.
Multimediasysteem:
4©5Navigatie
VVerkerkeereerssituatie messituatie met Livt LiveeTrTracac InfInforormation wmation weer-eer-
gevgevenen
#Zselecteren.
#Verkeer inschakelen.
#Aanvullend selecteren.
#Weergave selecteren.
#Kaartelementen selecteren.
#Verkeersincidenten,Vrije verkeersstroom en
Vertraging inschakelen.
Wanneer verkeersinformatie wordt ontvangen,
worden verkeersincidenten weergegeven, bij-
voorbeeld wegwerkzaamheden, afgesloten
wegen, gebiedsmeldingen (bijvoorbeeld mist)
en waarschuwingsmeldingen.
De verkeersvertraging wordtvoor de actuele
route weergegeven. Er wordtrekening gehou-
den met vertragingen vanaf de duur van een
minuut.
GevGevararenmeldingenmeldingen meen met Cart Car-t-to-Xo-X-Communication-Communication
wweergeveergevenen
Wanneer gevarenmeldingen beschikbaar zijn, kun-
nen deze als symbolen op de kaart worden weer-
gegeven. De weergave is afhankelijk van de instel-
lingen van de opties Verkeer en Verkeersinciden-
ten.
#De opties instellen.
Wanneer Verkeer uitgeschakeld en Verkeers-
incidenten ingeschakeld is, worden de symbo-
len op de verwachte route weergegeven.
WWeereersinfsinforormatie en andermatie en andere ke kaaraartinhoud wtinhoud weergeerge-e-
vvenen
#Zselecteren.
#Aanvullend selecteren.
#Weergave selecteren.
324324 MBUX multimediasysteem
#Kaartelementen selecteren.
#Omhoog scrollen en de rubriek ONLINE
KAARTINHOUD weergeven.
#Een service inschakelen, bijvoorbeeld Weer.
Op de navigatiekaart wordt actuele weersin-
formatie weergegeven, bijvoorbeeld tempera-
tuur of bewolking.
SerService parkvice parkererenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto bij niet
in acht nemen van de maximaal toege-
stane doorrijhoogte
Wanneer de hoogte van de auto de maximaal
toegestane doorrijhoogte overschrijdt, kunnen
het dak en andere onderdelen van de auto
worden beschadigd.
#De aangegeven doorrijhoogte in acht
nemen.
#Wanneer de toegestane doorijhoogte
wordtoverschreden, niet verder rijden.
#De gewijzigde hoogte van de auto bij
dakopbouwen in acht nemen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Voor het selecteren van de
parkeermogelijkheid
De gegevens zijn gebaseerd op de informatie
die door de betreende dienstenaanbieder is
verstrekt.
Mercedes-Benz aanvaardt geen garantie voor
de juistheid van de verstrekte informatie met
betrekking tot de parkeergarage of de parkeer-
plek.
#Altijd de lokale informatie en omstandig-
heden in acht nemen.
%De service is niet in alle landen beschikbaar.
#Zselecteren en Parkeren inschakelen.
#In de kaart jaantikken.
#Een parkeermogelijkheid selecteren.
De kaart toont de parkeermogelijkheden in de
omgeving.
De volgende informatie wordtweergegeven
(indien beschikbaar):
RBestemming, afstand vanaf de actuele
positie van de auto en aankomsttijd
RInformatie over de parkeergarage/parkeer-
plek, bijvoorbeeld:
-Openingstijden
-Parkeertarieven
-Actuele bezetting
-Maximale parkeerduur
-Maximale inriMaximale inrijhoogtjhoogtee
De door de service parkerenweergege-
ven maximale inrijhoogte vervangt niet
het zelf in de gaten houden van de
daadwerkelijke omstandigheden.
RBeschikbare betalingsmogelijkheden
(Mercedes pay, muntgeld, bankbiljetten,
kaart)
RDetails over de parkeertarieven
RAantal vrije parkeerplekken
RSoort betaling (bijvoorbeeld bij de auto-
maat)
RServices resp. voorzieningen van de par-
keermogelijkheid
RTelefoonnummer
#De route berekenen (/pagina 322).
MBUX multimediasysteem 325325
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de dashcamt de dashcam
*AANWIJZINGAANWIJZING Voor het gebruik van de
dashcam
De bediening en het gebruik van de functies
van de dashcam is wettelijk gezien uw verant-
woordelijkheid. De wettelijke regelingen voor
de bediening en het gebruik van de dashcam
kunnen afhankelijk van het land waarin de
dashcam wordtgebruikt verschillen. Daarom
de wettelijke regelingen in acht nemen, in het
bijzonder de voorschrien voor gegevensbe-
scherming in uw land.
Voordat u de dashcam gebruikt dient u zich
daarom te informeren over de inhoud van deze
voorschrien in het land vangebruik.
De functie is niet in alle landen toegestaan.
#De landspecieke regelingen in acht
nemen.
Usb-apparUsb-apparaat vaat voor een video-opname meoor een video-opname met det de
dashcam selectdashcam selectererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RTen minste een usb-apparaat is met het multi-
mediasysteem verbonden.
Multimediasysteem:
4©5Mercedes me & Apps
5Dashcam
#Het usb-apparaat selecteren.
%Wanneer usb-apparaten meerdere partities
bevatten, worden opgenomen videobestanden
niet altijd in de opnamelijst weergegeven.
Mercedes-Benz adviseert het gebruik van usb-
apparaten met één partitie.
VVideo-opname meideo-opname met de dashcam stt de dashcam startarten of sten of stop-op-
penpen
VVoorwoorwaaraardenden
REen usb-apparaat is met het multimediasys-
teem verbonden.
RDe auto is ingeschakeld.
Multimediasysteem:
4©5Mercedes me & Apps
5Dashcam
#Als er meerdere usb-apparaten met het multi-
mediasysteem verbonden zijn, een usb-appa-
raat selecteren (/pagina 326).
#De opnamemodus Enkele opname of Lusop-
name selecteren.
Als Enkele opname is geselecteerd en het
geheugen vol is, stopt de opname.
Wanneer Lusopname is geselecteerd, worden
meerdere korte videobestanden opgenomen.
Bij het bereiken van de geheugenlimiet wordt
het oudste videobestand gewist en wordt de
registratie automatisch voortgezet.
#SSttartarten:en: Registratie starten selecteren.
De opnameduur wordtweergegeven. De mel-
ding Opslagmedium niet verwijderen a.u.b.
verschijnt. Het videobestand wordt opgesla-
gen op het usb-apparaat.
#BeëindigBeëindigen:en: Registratie beëindigen selecte-
ren.
326326 MBUX multimediasysteem
In de volgende gevallen kan een melding verschij-
nen:
RVoor de opnamemodus Enkele opname: Het
geheugen is vol of er zijn nog maar een paar
minuten opnametijd beschikbaar. De video-
opname stopt of stopt binnenkort.
Een ander usb-apparaat kiezen of een video-
bestand wissen.
RWanneer een video-opname is gestart en een
grensovergang wordt herkend, verschijnt het
bericht Landgrens gepasseerd. Landspeci-
fieke voorschriften voor video-opnames in
acht nemen a.u.b.
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
RDe camera werkt niet, de melding Camera
niet beschikbaar verschijnt.
De camera bij een Mercedes-Benz-service-
werkplaats laten controleren.
TTelefelefoonoon
TTelefelefoneronerenen
AAananwiwijzingjzingen ven voor heoor het tt telefelefoneronerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aeiding
door het bedienen van de geïntegreerde
communicatieapparatuur tijdens het rij-
den
Wanneer u tijdens het rijden in de auto geïnte-
greerde communicatieapparatuur bedient,
kunt u van de verkeerssituatie worden afge-
leid. Bovendien kunt u de controle over de
auto verliezen.
#Deze apparatuur alleen bedienen als de
verkeerssituatie dit toelaat.
#Als dit niet kanworden gewaarborgd, op
een veilige plek stoppen en de invoering
als de auto stilstaat uitvoeren.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door het bedienen van mobiele communi-
catieapparatuur tijdens het rijden
Mobiele communicatieapparatuur leidt de
bestuurder af van de verkeerssituatie. Boven-
dien kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
#Als bestuurder mobiele communicatieap-
paratuur alleen bedienen wanneer de
auto stilstaat.
#Als inzittende mobiele communicatieap-
paratuur alleen in het daarvoor bedoelde
gebied gebruiken, bijvoorbeeld achterin.
Bij het gebruik van mobiele communicatieappara-
tuur in de auto de wettelijke voorschrien in acht
nemen van het land waarin u zich bevindt.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
ongeschikt opbergenvanvoorwerpen
Als voorwerpen op ongeschikte wijze in het
interieur worden opgeborgen, kunnen ze ver-
schuiven of rondvliegen en daardoor inzitten-
MBUX multimediasysteem 327327
den raken. Bovendien kunnen bekerhouders,
geopende opbergvakken en houders voor
mobiele telefoons bij een ongeval de daarin
aanwezige voorwerpen niet altijd tegenhou-
den.
Er bestaat gevaar voor letsel, in het bijzonder
bij remmanoeuvres of plotselinge richtingswij-
zigingen!
#Voorwerpen altijd zodanig opbergen, dat
ze in deze of vergelijkbare situaties niet
kunnen rondvliegen.
#Altijd erop letten dat voorwerpen niet uit
opbergvakken, bagagenetten of opberg-
netten steken.
#De afsluitbare opbergvakken voor aan-
vang van de rit sluiten.
#Zware, harde, scherpe, breekbare of te
grotevoorwerpen altijd in de bagage-
ruimte opbergen en beveiligen.
De verdere aanwijzingen met betrekking tot het
correct opbergenvan mobiele communicatieap-
paratuur in acht nemen:
RBeladen van de auto (/pagina 123)
ROpbergvak en beveiliging van de mobiele tele-
foon (/pagina 141)
BluetBluetoothooth®®vverbinding:erbinding:
De menuweergave en de beschikbare functies in
het telefoonmenu zijn ten dele afhankelijk van het
Bluetooth®proel van de verbonden mobiele tele-
foon. De volledige dienstenomvang is alleen
beschikbaar als de mobiele telefoon de beide vol-
gende Bluetooth®proelen ondersteunt:
RPBAP (Phone Book Access Prole)
-De contacten van de mobiele telefoon wor-
den automatisch via het multimediasys-
teem weergegeven.
RMAP (Message Access Prole)
-De berichtenfuncties van de mobiele tele-
foon kunnen via het multimediasysteem
worden gebruikt.
De Bluetooth®audiofunctionaliteit kan onafhanke-
lijk hiervan met een willekeurige mobiele telefoon
worden gebruikt.
Zie voor meer informatie over de functie-omvang
van de te verbinden mobiele apparatuur de hand-
leiding van de fabrikant.
NNeetwtwererkvkverbinding:erbinding:
In de volgende kunnen gesprekken tijdens het rij-
den worden onderbroken:
RU wisselt naar een zend-/ontvangststation
waarin geen gesprekskanaal vrij is.
RDe gebruikte simkaart is niet compatibel met
het beschikbare netwerk.
REen mobiele telefoon met Twin Card is met 2
simkaartentegelijkertijd in het netwerk aange-
meld.
Het multimediasysteem ondersteunt voor een
betere spraakkwaliteit gesprekken in HD Voice®.
Daarvoor moeten de mobiele telefoons en de
mobiele-telefoonaanbieder van de gesprekspart-
ner HD Voice®ondersteunen.
De spraakkwaliteit kan wijzigen afhankelijk van de
kwaliteit van de verbinding.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats of onder: https://
www.mercedes-benz.com/connect
328328 MBUX multimediasysteem
OvOvererziczicht tht telefelefoonmenuoonmenu
1Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s)
2Bluetooth®-apparaatnaam van de momenteel
verbonden mobiele telefoon(s) (tweede tele-
foonfunctie)
3Batterijstatus van de verbonden mobiele tele-
foon
4Veldsterkte van het mobiele-telefoonnet
5Opties
6Apparatenmanager
7Berichten
8Cijferblok
9Contact zoeken
OvOvererziczicht tht telefelefoonfunctiesoonfuncties
Afhankelijk van de uitrusting zijn de volgende tele-
foonfuncties beschikbaar:
REen mobiele telefoon is via Bluetooth®met het
multimediasysteem verbonden.
MBUX multimediasysteem 329329
RTwee mobiele telefoons zijn via Bluetooth®
met het multimediasysteem verbonden
(tweede telefoonfunctie).
-Met de mobiele telefoon op de voorgrond
kunnen alle functies van het multimedia-
systeem worden gebruikt.
-Met de mobiele telefoon op de achter-
grond kunnen binnenkomende gesprekken
worden aangenomen en berichten worden
ontvangen.
De mobiele telefoons op de voor- en ach-
tergrond kunt u onderling wisselen.
Mobiele tMobiele telefelefoon aanmeldenoon aanmelden
VVoorwoorwaaraardenden
RBluetooth®op de mobiele telefoon is inge-
schakeld (zie de handleiding van de fabrikant).
RBluetooth®op multimediasysteem is ingescha-
keld .
Multimediasysteem:
4©5Telefoon
Mobiele tMobiele telefelefoon zoekoon zoekenen
#íselecteren.
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
Mobiele tMobiele telefelefoon aanmeldenoon aanmelden
De autorisatie vindt plaats via Secure Simple Pai-
ring.
#Een mobiele telefoon selecteren.
Op het multimediasysteem en op de mobiele
telefoon verschijnt een code.
#Wanneer de beide codes overeenkomen, de
code op de mobiele telefoon bevestigen.
FFuncties in heuncties in het menu Tt menu Telefelefonieonie
In het menu Telefonie zijn onder andere de vol-
gende functies beschikbaar:
RGesprek voeren, bijvoorbeeld:
-RGesprek aannemen
-kGesprek beëindigen
-iConferentie opzetten
-Wisselgesprek aannemen of weigeren
RContacten beheren, bijvoorbeeld:
-Contacten van de mobiele telefoon down-
loaden
-Naamformaat van de contacten wijzigen
-Contact als favoriet opslaan
RBerichten ontvangen en verzenden, bijvoor-
beeld:
-Voorleesfunctie gebruiken
-Nieuw bericht dicteren
MerMercedes me appscedes me apps
MerMercedes me oprcedes me oproepenoepen
GesprGesprekkekken via heen via het bedieningspaneel dakconsolet bedieningspaneel dakconsole
vvoeroerenen
%Mercedes me gesprekken zijn niet in elk land
mogelijk. Bij een Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats informeren of deze functies in uw land
beschikbaar zijn.
330330 MBUX multimediasysteem
1me-toets voor service- of informatieoproep
2Afdekking van de SOS-toets
3SOS-toets (noodoproepsysteem)
MerMercedes me oprcedes me oproep activoep activererenen
#De me-toets 1indrukken.
NNoodoproodoproep activoep activererenen
#De afdekking van de SOS-toets 2kort
indrukken om deze te openen.
#De SOS-toets 3ten minste één seconde lang
indrukken.
Wanneer een Mercedes me oproep actief is, kan
toch een noodoproep worden geactiveerd. Deze
hee voorrang boven alle andere actieve oproe-
pen.
InfInforormatie ovmatie over een Merer een Mercedes me gcedes me gespresprekek
Er hee een oproep via de me-toets naar de
Mercedes-Benz klantenservice via het bedienings-
paneel dakconsole of het multimediasysteem
plaatsgevonden (/pagina 330).
Het spraakdialoogsysteem brengt u bij de gewen-
ste service:
ROngeval- en pechmanagement
RMercedes-Benz klantenservice voor algemene
informatie rondom de auto
U ontvangt onder andere over de volgende onder-
werpen informatie:
RActivering van Mercedes me connect
RBediening van de auto
RDichtstbijzijnde Mercedes-Benz servicewerk-
plaats
RAndere producten en services van Mercedes-
Benz
Tijdens de verbinding met de Mercedes-Benz
klantenservice worden gegevens overgebracht
(/pagina 333).
MerMercedes-Benz klantcedes-Benz klantenserenservice via multimediasyvice via multimediasys-s-
tteem belleneem bellen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een toegang tot een mobiele-telefoonnet
beschikbaar.
RIn de betreende regio is een mobiele-tele-
foonnetwerkdekking van de provider beschik-
baar.
RVoor het automatisch verzenden vanvoertuig-
gegevens moet de auto ingeschakeld zijn.
MBUX multimediasysteem 331331
Multimediasysteem:
4©5Telefoon 5g
#Mercedes me connect bellen.
Met uw toestemming verzendt het multimedia-
systeem de benodigde voertuiggegevens. De
gegevensoverdrachtwordtweergegeven op
het mediadisplay.
Vervolgens kunt u een service selecteren en
wordt u verbonden met een contactpersoon van
de Mercedes-Benz klantenservice.
MerMercedes-Benz klantcedes-Benz klantenserenservice bellen na autvice bellen na automa-oma-
tisctische ongevhe ongeval- of pecal- of pechherkhherkenningenning
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto hee een ongevals- of pechsituatie
herkend.
RDe auto staat stil.
RHet noodknipperlicht is ingeschakeld.
%Deze functie is niet in alle landen verkrijgbaar.
De auto kan onder beperkte voorwaarden onge-
vals- of pechsituaties herkennen.
Bij herkende ongevallen of pech toont de nood-
hulp veiligheidsaanwijzingen op het display van
het multimediasysteem.
Na het verlaten van de weergave van de noodhulp
in het multimediasysteem verschijnt de vraag, of u
ondersteuning wilt van de Mercedes-Benz klan-
tenservice.
#Bellen selecteren.
RDe voertuiggegevens worden na uw toe-
stemming, of wanneer de dienst "Ongeval-
en Pechmanagement" in Mercedes me
connect is geactiveerd, automatisch over-
gedragen (/pagina 335).
RDe Mercedes-Benz klantenservice neemt
uw oproep aan en organiseert de pech- en
ongevalshulp.
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
%Afhankelijk van de ernst van het ongeval kan
de noodoproep automatisch plaatsvinden.
Deze hee voorrang boven alle andere actieve
oproepen.
%Als aanvulling kan bij een actieve Mercedes
me connect dienst "Telediagnose" bij een
pechgeval op een later tijdstip een soortge-
lijke vraag verschijnen. Wanneer u al in con-
tact staat met de Mercedes-Benz klantenser-
vice, of wanneer u al hulp hebt gekregen, kan
deze vraag worden genegeerd of worden
geweigerd.
%Wanneer u de vraag voor ondersteuning door
de Mercedes-Benz klantenservice beant-
woordt met Later,verdwijnt de melding en
verschijnt deze op een later tijdstip opnieuw.
De vraag die wordtgeactiveerd door de
Mercedes me connect dienst "Telediagnose",
kanworden bevestigd of worden geweigerd.
Na de weigering wordt deze niet meer weer-
gegeven.
OnderOnderhoudsthoudsterermimijn via Merjn via Mercedes me oprcedes me oproepoep
afafsprsprekekenen
Als de dienst onderhoudsmanagement geacti-
veerd is, worden automatisch de relevante voer-
tuiggegevens verzonden aan de Mercedes-Benz
klantenservice. Daardoor verkrijgt u individuele
aanbevelingen voor het onderhoud van de auto.
332332 MBUX multimediasysteem
Ongeacht of u hebt ingestemd met het onder-
houdsmanagement, herinnert het multimediasys-
teem u na een bepaalde periode aan een noodza-
kelijke onderhoudsbeurt. Er verschijnt een vraag
of u een afspraak wilt maken.
#OnderOnderhoudsthoudsterermimijn afjn afsprsprekeken:en: Bellen selecte-
ren.
De voertuiggegevens worden na uw toestem-
ming verzonden en de Mercedes-Benz klan-
tenservice maakt een onderhoudsafspraak
met u. De informatie wordt aan de door u
gewenste servicewerkplaats doorgegeven.
Deze neemt contact met u op om de afspraak
te bevestigen en eventueel verdere noodzake-
lijke details te bepreken.
%Wanneer u na het verschijnen van de onder-
houdsmelding Later selecteert, verdwijnt de
melding en verschijnt deze op een later tijd-
stip opnieuw.
TToestoestemming vemming voor goor gegevegevensovensovererdrdracacht bijht bij
MerMercedes me oprcedes me oproep gevoep gevenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr is een actieve Mercedes me oproep via het
multimediasysteem of de me-toets in het
bedieningspaneel dakconsole tot stand
gebracht (/pagina 330).
%De vraag ter bevestiging van de gegevensover-
dracht verschijnt niet in alle landen.
Als de services ongeval- en pechmanagement niet
geactiveerd zijn op Mercedes me, verschijnt de
melding Wilt u voor een betere afhandeling van
uw aanvraag gegevens en positie van de auto
naar de Mercedes-Benz Klantenservice verstu-
ren?.
#Ja selecteren.
Relevante identicatiegegevens worden auto-
matisch doorgegeven.
Meer informatie over Mercedes me: https://
www.mercedes.me
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens tiens tijdens een Merjdens een Mercedes mecedes me
oproproepoep
Wanneer u via Mercedes me een service-oproep
activeert, worden er gegevens verzonden. Daar-
mee worden een doelgericht advies en een soe-
pele service mogelijk gemaakt.
Voor de gegevensoverdracht moet aan de vol-
gende voorwaarden voldaan zijn:
RDe auto is ingeschakeld.
RDe noodzakelijke gegevensoverdrachtstechno-
logie wordt ondersteund door de provider
mobiel netwerk.
REen voldoende kwaliteit van de mobiele ver-
binding is gewaarborgd.
De meertraps overdracht is afhankelijk van de vol-
gende factoren:
RReden voor activering van de oproep
RAanwezige overdrachtstechnologie op het
mobiele netwerk
RGeactiveerde Mercedes me connect services
RGeselecteerde service in het spraakdialoog-
systeem
MBUX multimediasysteem 333333
%Een vraag over het gevenvantoestemming
voor de gegevensoverdracht vindt alleen
plaats, wanneer de overeenkomstige
Mercedes me connect dienst niet is geacti-
veerd.
GegevGegevensovensovererdrdracacht biht bij niej niet gt geactiveactiveereerdede
MerMercedes me connect sercedes me connect servicesvices
De volgende gegevens worden verzonden wan-
neer er geen Mercedes me connect services zijn
geactiveerd en de gegevensbeveiligingsvraag is
bevestigd:
RVoertuigidenticatienummer
RTijdstip van de oproep
RReden voor activering van de oproep
RBevestiging vangegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto inge-
bouwde communicatieplatform
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep voor het afspreken van
een onderhoudstermijn via de onderhoudsherin-
nering hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
De volgende gegevens worden bovendien verzon-
den wanneer een oproep na een automatische
ongeval- of pechherkenning via het multimedia-
systeem hee plaatsgevonden:
RActuele kilometerstand en onderhoudsgege-
vens
RMomentele locatie van de auto
Wanneer via het spraakdialoogsysteem de selec-
tie ongeval- en pechmanagement is geselecteerd
en geen dienst is geactiveerd, maar wel de gege-
vensbeveiligingsvraag is bevestigd, kunnen de vol-
gende gegevens door de Mercedes-Benz klanten-
service van de auto worden opgevraagd:
RMomentele locatie van de auto
Wanneer de gegevensbeveiligingsvraag is gewei-
gerd,worden de volgende gegevens verzonden,
om doelgericht advies en een vlotte service moge-
lijk te maken:
RReden voor activering van de oproep
RWeigering van de gegevensbeveiligingsvraag
RLandcode van de auto
RIngestelde taal van het multimediasysteem
RTelefoonnummer van het in de auto inge-
bouwde communicatieplatform
GegevGegevensovensovererdrdracacht biht bij gj geactiveactiveereerde Merde Mercedescedes
me connect serme connect servicesvices
Pas bij de tweede stap worden, alleen bij de
betreende geactiveerde services, verdere voor
de gebeurtenis specieke gegevens overgedragen,
om een optimale service mogelijk te maken.
Een overzicht van de overgedragen gegevens is te
vinden in de betreende gebruiksvoorwaarden
voor Mercedes me connect services. Deze zijn
beschikbaar in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
334334 MBUX multimediasysteem
GegevGegevensvensverwerwererkingking
De in het kader van de oproep overgedragen
gegevens worden na afsluiting van de oproep
gewist uit de overdragende systemen, voor zover
ze niet worden gebruikt voor andere geactiveerde
Mercedes me connect services.
De gegevens over de gebeurtenis worden bij de
Mercedes-Benz klantenservice verwerkt, opgesla-
gen en, indien noodzakelijk voor de verwerking
van de gebeurtenis, door gestuurd aan de service-
partner die van de Mercedes-Benz klantenservice
de opdracht hee gekregen assistentie te verle-
nen. De privacyverklaringen op de Mercedes me
internetpagina onder https://www.mercedes.me
of in de opgenomen boodschap direct nadat de
verbinding met de Mercedes-Benz klantenservice
tot stand is gekomen in acht nemen.
%De opgenomen boodschap is niet in elk land
beschikbaar.
MerMercedes me connectcedes me connect
InfInforormatie ovmatie over Merer Mercedes me connectcedes me connect
%Mercedes me connect of afzonderlijke
Mercedes me connect services zijn niet in elk
land beschikbaar. Bij een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats informeren of deze functies in
uw land beschikbaar zijn.
Mercedes me connect bestaat uit een veelvoud
aan services.
Via het multimediasysteem en het bedieningspa-
neel dakconsole kunt u bijvoorbeeld de volgende
services gebruiken:
ROngeval- en pechmanagement (me-toets of de
van de situatie afhankelijke melding in het mul-
timediasysteem)
RMercedes-Benz noodoproepsysteem (automa-
tische noodoproep en SOS-toets)
Het Mercedes me connect Ongeval- en pechma-
nagement en de Mercedes-Benz alarmcentrale
zijn 24 uur per dag voor u beschikbaar.
De me-toets en de SOS-toets kunt u vinden in het
bedieningspaneel dakconsole van de auto
(/pagina 330).
De Mercedes-Benz klantenservice kan ook via het
multimediasysteem worden gebeld
(/pagina 331).
Houd er alstublie rekening mee, dat Mercedes
me connect een service van Mercedes-Benz is. In
noodgevallen eerst het bekende landelijke alarm-
nummer bellen. In gevalvan nood kunt u ook het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem
(/pagina 341) gebruiken.
De gebruiksvoorwaarden voor Mercedes me con-
nect en andere services in acht nemen. Deze zijn
beschikbaar in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
Meer informatie over Mercedes me connect, de
aangeboden service-omvang en de bediening:
https://moba.i.daimler.com/markets/ece-row/
baix/cars/connectme/de_DE/#emotions/
Startseite.html
InfInforormatie ovmatie over heer het Mert Mercedes me connect ongcedes me connect onge-e-
vval- en pecal- en pechmanaghmanagementement
Het ongeval- en pechmanagement kan onder
andere de volgende functies omvatten:
RAanvulling op het Mercedes-Benz noodop-
roepsysteem (/pagina 341)
Indien nodig stuurt de contactpersoon van de
Mercedes-Benz alarmcentrale de oproep door
MBUX multimediasysteem 335335
aan het Mercedes me connect ongeval- en
pechmanagement. Het doorsturen van de
oproep is echter niet in alle landen mogelijk.
RPechhulp door een technisch specialist ter
plaatse en/of slepen van de auto naar de
dichtstbijzijnde Mercedes-Benz-servicewerk-
plaats
Voor deze dienstverlening kunnen kosten wor-
den berekend.
RAanvulling op noodhulp na automatische onge-
val- of pechherkenning (/pagina 332)
Bij pech of een ongeval worden aanvullende
voertuiggegevens verzonden, die een optimale
ondersteuning mogelijk maken van de
Mercedes-Benz klantenservice en van de ser-
vicewerkplaats of de pechhulp die de opdracht
krijgt assistentie te verlenen.
RAanvulling op de dienst Mercedes me connect
Telediagnose
De aanbieder van de service registreert met
de functie Telediagnose bepaalde meldingen
over slijtage of uitvallen, voor zover deze een-
duidig kunnen worden geïnterpreteerd en
beschikbaar zijn door de bewaking vanvoor
diagnose geschikte onderdelen.
Wanneer uw auto een pechgeval of een drei-
gend pechgeval herkent, kunt u via het multi-
mediasysteem worden gevraagd contact op te
nemen met de Mercedes-Benz klantenservice
voor verdere assistentie. Dit verzoek in het
multimediasysteem verschijnt alleen wanneer
de auto stilstaat.
%Deze services zijn onderhevig aan technische
beperkingen zoals de dekking en de kwaliteit
van mobiele telefoonnetwerken en de mate
waarin de verwerkende systemen de gege-
vens kunnen interpreteren. Onder omstandig-
heden kunnen de aanwijzingen in het multi-
mediasysteem daardoor vertraagd of geheel
niet worden weergegeven.
Meer informatie over Mercedes me connect servi-
ces vindt u in de Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens biens bij de Merj de Mercedes me connectcedes me connect
oproproepdienstoepdienstenen
De bij de Mercedes me connect oproep ver-
stuurde gegevens zijn afhankelijk van:
Rde reden voor activering van de oproep
Rde in het spraakdialoogsysteem geselecteerde
service
Ren de geactiveerde Mercedes me connect
diensten
Welke gegevens bij de diensten worden verzon-
den, kunt u in de actueel geldige Mercedes me
connect gebruiksvoorwaarden en de privacyver-
klaringen van Mercedes me connect vinden. Deze
vindt u in uw Mercedes me gebruikersaccount.
OvOvererziczicht Merht Mercedes me & Apps menucedes me & Apps menu
Wanneer u met een gebruikersaccount in de
Mercedes me-Portal bent aangemeld, kunt u over
dienstverleningen en aanbiedingen van Mercedes-
Benz beschikken.
Voor meer informatie hieroverkunt u zich tot een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats wenden of de
336336 MBUX multimediasysteem
Mercedes me-Portal: https://
me.secure.mercedes-benz.com bezoeken
%Houd de Mercedes me apps altijd up-to-date.
Ukunt het menu via Mercedes me & Apps in het
multimediasysteem oproepen.
In het menu Mercedes me & Apps kunnen de vol-
gende opties beschikbaar zijn:
RDe auto aan het gebruikersaccount Mercedes
me koppelen
RDe koppeling tussen het gebruikersaccount
Mercedes me en de auto wissen
RServices van Mercedes me oproepen
RApps zoals bijvoorbeeld In-Car Oce of een
webbrowser afhankelijk van beschikbaarheid
oproepen
OvOvererziczicht In-Carht In-Car OceOce
Met In-Car Oce kunt u uw online-services met
het multimediasysteem verbinden.
Voorwaarde voor In-Car Oce
RUw mobiele telefoon is verbonden met het
multimediasysteem (/pagina 330).
RU hebt een gebruikersaccount op de
Mercedes me-Portal.
RIn de Mercedes me-Portal is de dienst In-Car
Oce geactiveerd.
RU beschikt over een gebruikersaccount bij een
online-dienst, bijvoorbeeld bij Oce 365 of
Gmail, en hebt dit gebruikersaccount met In-
Car Oce verbonden.
Functies van In-Car Oce
RWeergave van ophanden zijnde afspraken in
de agenda
-Voorlezen van agenda-items
-Bellen van opgeslagen telefoonnummers
-Navigeren naar afspraken met navigeer-
bare bestemmingen
-Wissen van een agenda-item
RWeergave en selectie van de uit te voeren
taken en telefoongesprekken
-Voorlezen
-Bellen van opgeslagen telefoonnummers
-Wissen
RGesprekken noteren
-Binnenkomende gesprekken weigeren en
als taak in het menu Taken & Gesprekken
opslaan
RRecord in Taken & Gesprekken als afgehan-
deld markerenO
RE-mails beheren
-E-mails tonen en lezen
-E-mails schrijven en versturen
%Ukunt de functie In-Car Oce via het menu
Mercedes me & Apps starten. In acht nemen
dat bepaalde functies alleen beschikbaar zijn
wanneer de auto stilstaat.
OvOvererziczicht wht webbrowebbrowserser
De webbrowser wordt via het menu Mercedes
me & Apps gestart.
MBUX multimediasysteem 337337
1URL-invoerveld
2Favorieten
3Website achteruit
4Website vooruit
5Actualiseren/afbreken
6Opties
%Tijdens het rijden kunnen geen websites wor-
den weergegeven.
OvOvererziczicht Smarht Smartphone-inttphone-integregratieatie
Met Smartphone-integratie kunt u bepaalde func-
ties van uw mobiele telefoon via het display van
het multimediasysteem gebruiken.
Er kan altijd maar één mobiele telefoon via Smart-
phone-integratie met het multimediasysteem ver-
bonden zijn. Ook in de tweede telefoonfunctie kan
bij het gebruik van Smartphone-integratie slechts
één andere mobiele telefoon via Bluetooth®met
het multimediasysteem verbonden zijn.
De volledige functionaliteit van Smartphone-inte-
gratie is alleen mogelijk met een internetverbin-
ding. Voor het gebruik van Smartphone-integratie
moet op de mobiele telefoon de betreende appli-
catie zijn gedownload. De mobiele telefoon moet
ingeschakeld zijn en met een geschikte kabel via
een met het symbool çgekenmerkte usb-aan-
338338 MBUX multimediasysteem
sluiting op het multimediasysteem zijn aangeslo-
ten.
Applicaties voor Smartphone-integratie
RApple CarPlay®
RAndroid Auto
%De eerste activering van Smartphone-integra-
tie via het multimediasysteem moet om veilig-
heidsredenen worden uitgevoerd wanneer de
auto stilstaat en de parkeerrem is bediend.
Ukunt Apple CarPlay®of Android Auto via de
apparatenmanager starten.
%Mercedes-Benz adviseert, de verbinding via
een aansluitkabel alleen los te maken wan-
neer de auto stilstaat.
OvOvererziczicht vht van de ovan de overgergebrebracachthte ve voeroertuiggtuiggegevegevensens
Bij het gebruik van Smartphone-integratie worden
gedenieerde voertuiggegevens naar de mobiele
telefoon verstuurd. Hierdoor is optimaal gebruik
vangeselecteerde services van de mobiele tele-
foon mogelijk. Er vindt geen actieve toegang tot
voertuiggegevens plaats.
De volgende systeeminformatie wordtverstuurd:
RSowareversie van het multimediasysteem
RSystem ID (geanonimiseerd)
De overdrachtvan deze gegevens dient ertoe, de
communicatie tussen auto en mobiele telefoon te
optimaliseren.
Hiertoe, en voor het toekennen van meerdere
auto's op de mobiele telefoon, wordt een voer-
tuigcode voor de auto op willekeurige manier
gegenereerd.
Deze hangt samen met het voertuigidenticatie-
nummer (VIN) en wordtgewist bij het resetten van
het multimediasysteem (/pagina 316).
De volgende rijtoestandsgegevens worden ver-
stuurd:
RIngeschakelde transmissiestand
ROnderscheid tussen parkeren, stilstaan, rollen
en rijden
RDag-/nachtmodus van het combi-instrument
RType aandrijving
De overdrachtvan deze gegevens dient ertoe, de
weergave van deze inhoud aan te passen aan de
rijsituatie.
De volgende positiegegevens worden verstuurd:
RCoördinaten
RSnelheid
RKompasrichting
RVersnellingsrichting
Deze gegevens worden door de mobiele telefoon
gebruikt voor het verbeterenvan de nauwkeurig-
heid van de navigatie (wanneer bijvoorbeeld in
een tunnel wordtgereden).
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
InfInforormatie ovmatie over bescer beschikbarhikbare noodopre noodoproepsystoepsystemenemen
In de auto zijn twee soorten noodoproepsystemen
beschikbaar:
RMercedes-Benz noodoproepsysteem
R112-noodoproepsysteem (EU eCall)
Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem is niet in
alle landen beschikbaar. Informatie over de regio-
MBUX multimediasysteem 339339
nale beschikbaarheid van het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem is verkrijgbaar op: https://
www.mercedes-benz-mobile.com/extra/ecall/
Voor beide noodoproepsystemen geldt het vol-
gende:
RVoor de correcte werking van beide noodop-
roepsystemen moeten bepaalde gegevens
kunnen worden verzonden. Deze worden in
het hoofdstuk "Gegevensoverdracht" uitgelegd
(/pagina 343).
RBeide noodoproepsystemen behoren tot de
standaarduitrusting van uw auto en zijn af
fabriek geactiveerd.
RHet gebruik van beide noodoproepsystemen is
gratis.
RBeide noodoproepsystemen werken alleen in
gebieden waarin de providers van het mobiele
netwerk mobiele communicatie aanbieden.
Bij beide systemen kan een onvoldoende net-
werkdekking door de providers ertoe leiden
dat een noodoproep niet wordtverstuurd.
VVererscschillen tussen hehillen tussen het Mert Mercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteem en heeem en het 112-noodoprt 112-noodoproepsystoepsysteem (EU eCall)eem (EU eCall)
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem 112-noodopr112-noodoproepsystoepsysteem (EU eCall)eem (EU eCall)
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is permanent bij het mobiele-
telefoonnet aangemeld.
RAutomatische en handmatige Mercedes-Benz noodoproepen worden
naar een Mercedes-Benz alarmcentrale verstuurd.
Wanneer de alarmcentrale van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
niet kanworden bereikt (bijvoorbeeld als gevolg van een ontbrekende
netwerkdekking), wordt automatisch de 112-noodoproep uitgevoerd.
RWanneer u ervoor kiest om het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) te
gebruiken, dan meldt het systeem zich pas na activering van een hand-
matige of automatische noodoproep bij het mobiele-telefoonnet aan.
RHet 112-noodoproepsysteem (EU eCall) stuurt automatische en hand-
matige noodoproepen rechtstreeks naar openbare alarmcentrales.
%Het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) in uw
auto voldoet aan de gedelegeerde verordening
EU 2017/79. De correcte en volledige wer-
king van het 112-noodoproepsysteem (EU
eCall) is afhankelijk van omstandigheden die
buiten de invloedssfeer van Mercedes-
Benz AG liggen. Hieronder vallen onder
andere de mobiele-telefoonnetwerkdekking
340340 MBUX multimediasysteem
en de technische uitrusting van de openbare
ontvangstcentrales in de betreende landen.
%Houd er rekening mee dat bij reparaties de
originele Mercedes-Benz batterijen moeten
worden gebruikt, die zijn gecerticeerd als
onderdeel van de Gedelegeerde Verordening
EU 2017/79 (bijlage I). Andere fabrikanten
zijn ook toegestaan, op voorwaarde dat hun
accu's zijn gecerticeerd volgens Gedele-
geerde Verordening (EU) 2017/79.
Het is echter mogelijk om het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem te deactiveren en uitsluitend
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) te gebrui-
ken. Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-
Benz noodoproepsysteem kunnen bij de lokale
dealers in behandeling worden genomen.
Mercedes-Benz adviseert de activering van het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem om de vol-
gende redenen:
RBij noodgevallen in het buitenland kunt u ook
ondersteuning in een van de door u gesproken
talen krijgen.
REr worden meerdere overdrachtstechnolo-
gieën gebruikt om de overdrachtvan de onge-
valsgegevens te waarborgen en de betrouw-
baarheid van de overdrachtte vergroten.
RHet Mercedes-Benz noodoproepsysteem is
permanent bij het mobiele-telefoonnet aange-
meld, watvoor een snelle opbouw van de
noodoproep en een snellere overdrachtvan de
ongevalsgegevens zorgt.
Op deze manier kunnen zo snel mogelijk maat-
regelen voor de redding, berging of het weg-
slepen in gang worden gezet.
RBij een Mercedes-Benz noodoproep worden
de ongevalsgegevens alleen met toestemming
van de klant aan de openbare alarmcentrale
doorgegeven.
Bij een automatisch geactiveerde noodoproep
waarbij geen spraakcontact aanwezig is, wor-
den de ongevalsgegevens direct naar de open-
bare alarmcentrale gestuurd.
RMocht de Mercedes-Benz alarmcentrale niet
bereikbaar zijn, dan wordt automatisch de
112-noodoproep uitgevoerd.
OvOvererziczicht vht van de noodopran de noodoproepsystoepsystemenemen
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) kan
belangrijke ondersteuning bieden bij het verkorten
van de tijd tussen het moment van het ongeval en
het arriverenvan de reddingsdiensten op de
plaats van het ongeval. Ze ondersteunen de loca-
tiebepaling bij een moeilijkte omschrijven onge-
valsplaats.
Beide noodoproepsystemen kunnen een noodop-
roep automatisch (/pagina 342) of handmatig
(/pagina 342) activeren.
Een noodoproep alleen activeren voor het redden
van uzelf of anderen. Geen noodoproep bij pech
of iets dergelijks activeren.
Melding op heMelding op het displayt display
De volgende meldingen verschijnen bij beide
noodoproepsystemen op het display:
RSOS NOT READY: De auto is niet ingeschakeld
of er is een storing van het noodoproepsys-
teem aanwezig. Dit betekent niet noodzakelijk
een totale uitval van het noodoproepsysteem.
MBUX multimediasysteem 341341
Noodoproepen kunnen nog steeds worden
verzonden.
De melding hee alleen betrekking op de auto
en houdt geen rekening met de beschikbaar-
heid van mobiele-telefoonnetten en de
Mercedes-Benz alarmcentrale.
De bedrijfsklare status van het noodoproep-
systeem van de auto is hieraan te herkennen,
dat de melding SOS NOT READY na het
inschakelen van de auto verdwijnt.
RG: De melding verschijnt op het display tij-
dens een actieve noodoproep.
%Wanneer er een storing in het noodoproepsys-
teem is (bijvoorbeeld een defect van de luid-
spreker, de microfoon, een airbag, de SOS-
toets), verschijnt op het Instrumentendisplay
een overeenkomstige melding.
AAututomatiscomatische noodoprhe noodoproep activoep activererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
Zowel het Mercedes-Benz noodoproepsysteem als
het 112-noodoproepsysteem (EU eCall) activeert
in de volgende gevallen automatisch een noodop-
roep:
Rbij de activering van de veiligheidssystemen
zoals airbag of gordelspanner na een ongeval
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met de alarm-
centrale opgebouwd.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
De SOS-toets in het bedieningspaneel dakconsole
knippert tot de noodoproep afgesloten is.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kanworden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het display.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
Wanneer een noodoproep wordtgeactiveerd:
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval of een ambulance
en/of de politie op de plaats van het ongeval
noodzakelijk is.
RWanneer geen inzittende antwoordt, wordt
direct een ambulance naar de auto gestuurd.
HandmatigHandmatige noodopre noodoproep activoep activererenen
#VVia de SOS-tia de SOS-toeoets in hets in het bedieningspaneel dak-t bedieningspaneel dak-
console:console: De SOS-toets ten minste een
seconde lang indrukken (/pagina 330).
#VVia de spria de spraakbediening:aakbediening: De gesproken
opdrachten van de LINGUATRONIC gebruiken.
De noodoproep is geactiveerd:
REr wordt een spraakverbinding met een alarm-
centrale opgebouwd.
342342 MBUX multimediasysteem
RIndien de verkeerssituatie dit toelaat, zolang in
de auto blijven, tot de spraakverbinding met
de alarmcentrale is opgebouwd.
RDe alarmcentrale bepaalt aan de hand van de
opname van het ongeval, of een ambulance en
de politie op de plaats van het ongeval nood-
zakelijk is.
REr wordt een sms met ongevalsgegevens aan
de alarmcentrale gestuurd.
Wanneer ook geen verbinding met de openbare
alarmcentrale kanworden gemaakt, verschijnt
een overeenkomstige melding op het mediadis-
play.
#Het alarmnummer 112 of het betreende
lokale alarmnummer op de mobiele telefoon
invoeren.
GegevGegevensovensovererdrdracacht noodoprht noodoproepsystoepsysteemeem
Zowel bij het Mercedes-Benz noodoproepsysteem
als bij het 112-noodoproepsysteem (EU eCall)
worden gegevens naar de Mercedes-Benz alarm-
centrale of de openbare alarmcentrale verstuurd.
Afhankelijk van het geactiveerde noodoproepsys-
teem (/pagina 339) worden verschillende gege-
vens naar de betreende alarmcentrale verstuurd.
MBUX multimediasysteem 343343
VVerserstuurtuurde gde gegevegevens afhankens afhankelielijk vjk van hean het gt geactiveactiveereerde noodoprde noodoproepsystoepsysteem:eem:
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepoep 112-noodopr112-noodoproepoep
RDe GPS-positiegegevens van de auto
RGPS-positiegegevens van de rijroute (een paar 100 m ór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, CNG, LPG, elek-
trisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
RSpraakinstelling bij het multimediasysteem
RMercedes me connect beschikbaar of niet
Het hangt er van af of de oproep, indien nodig, aan de Mercedes-Benz
klantenservice kanworden doorgegeven.
RDe GPS-positiegegevens van de auto
RGPS-positiegegevens van de rijroute (een paar 100 m ór het ongeval)
RRijrichting
RVoertuigidenticatienummer
RSoort aandrijving van de auto (bijvoorbeeld benzine, CNG, LPG, elek-
trisch, waterstof)
RHet herkende aantal personen in de auto
RHandmatig of automatisch geactiveerde noodoproep
RHet tijdstip van het ongeval
%Wanneer in de auto alleen het 112-noodop-
roepsysteem (EU eCall) geactiveerd is, wor-
den de ongevalsgegevens direct aan de open-
bare alarmcentrale doorgegeven.
344344 MBUX multimediasysteem
Voor meer informatie over het verloop van het
ongeval kunnen tot een uur na het activerenvan
de noodoproep de volgende maatregelen worden
genomen:
RDe actuele positie van de auto kanworden
opgeroepen.
REen spraakverbinding met de inzittenden kan
worden opgebouwd.
RNoodoproepgegevens kunnen worden opge-
roepen.
%Voor Rusland: Tot twee uur na een verstuurde
noodoproep kunnen verschillende functies,
bijvoorbeeld het ontvangen vanverkeersinfor-
matie, niet worden gebruikt.
FFunctie vunctie van de zelfdiagnose van de zelfdiagnose van hean het noodoprt noodoproep-oep-
systsysteemeem
Uw auto controleert de werking van het noodop-
roepsysteem elke keer wanneer de auto wordt
ingeschakeld. Bij uitval van het systeem wordt u
via een tekstbericht op het combi-instrument en
de rode melding SOS NOT READY op het display
geïnformeerd.
Controleren of binnen 30 seconden na het inscha-
kelen van de auto de rode melding SOS NOT
READY in de rechter bovenhoek van het centrale
display uitgeschakeld is. Dit betekent dat het
noodoproepsysteem de diagnose met succes
doorstaan hee.
TTesestmodus ERAtmodus ERA-GL-GLONONASS stASS startarten/sten/stoppenoppen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe startaccu is voldoende opgeladen.
RDe auto is ingeschakeld.
RDe auto staat ten minste een minuut stil.
%De testmodus is op dit moment in bijvoor-
beeld de volgende landen beschikbaar:
RRusland
RWit-Rusland
RKazachstan
RArmenië
RKirgizië
#TTesestmodus sttmodus startarten:en: De toets~in het mul-
tifunctioneel stuurwiel ten minste vijf secon-
den lang indrukken.
De testmodus wordtgestart en eindigt auto-
matisch na het doorlopen van de taaltest.
#TTesestmodus handmatig sttmodus handmatig stoppen:oppen: De auto uit-
schakelen.
De testmodus wordt onderbroken.
InfInforormatie ovmatie over de ger de gegevegevensvensverwerwererkingking
VVerwerwererking vking van peran persoonsgsoonsgegevegevens via hetens via het
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
Elke verwerking van persoonsgegevens door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens" (DS-GVO).
De gegevens worden uitsluitend door het
Mercedes-Benz noodoproepsysteem voor de red-
ding en berging bij een ongeval gebruikt.
De eigenaar van een auto die naast het 112-nood-
oproepsysteem (EU eCall) met een Mercedes-
Benz noodoproepsysteem is uitgerust, hee het
MBUX multimediasysteem 345345
recht om het 112-noodoproepsysteem in plaats
van het Mercedes-Benz noodoproepsysteem te
gebruiken.
Deactiveringsverzoeken voor het Mercedes-Benz
noodoproepsysteem kunnen bij de lokale dealers
in behandeling worden genomen.
VVerwerwererking perking persoonsgsoonsgegevegevens via heens via het 112-nood-t 112-nood-
oproproepsystoepsysteem (EU eCall)eem (EU eCall)
Elke verwerking van persoonsgegevens via het
112-noodoproepsysteem (EU eCall) voldoet aan
de voorschrien van de EU-verordening
2016/679 "betreende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwer-
king van persoonsgegevens (DS-GVO)" en berust
in het bijzonder op de noodzaak van het waarbor-
genvan vitale belangen van de betreende per-
soon conform artikel 6 par.1 letter d DS-GVO.
De verwerking van dergelijke gegevens is strikt
beperkt tot het verwerkenvan noodoproepen aan
het uniforme Europese alarmnummer 112.
OntvOntvangangerers vs van gan gegevegevensens
De ontvangers vangegevens die via het 112-
noodoproepsysteem (EU eCall) worden verwerkt
zijn de betreende alarmcentrales die door de
autoriteiten van het land waarin u zich bevindt zijn
aangewezen om noodoproepen aan het uniforme
alarmnummer 112 als eerste aan te nemen en te
verwerken.
OrgOrganisatie vanisatie van de gan de gegevegevensvensverwerwererkingking
Beide noodoproepsystemen zijn zo opgezet dat
aan de volgende eisen wordtvoldaan:
RBuiten het systeem is het niet mogelijk om
met de in het systeemgeheugen aanwezige
gegevens een noodoproep te activeren.
RBeide noodoproepsystemen zijn niet traceer-
baar en tijdens het normale gebruik vindt geen
permanente tracering plaats.
RDe gegevens in het interne geheugen van het
systeem worden automatisch en continu
gewist.
RDe gegevens over de locatie van de auto in het
interne geheugen van het systeem worden
continu overschreven, zodat altijd ten hoogste
de drie laatste actuele locaties van de auto,
die voor de normale werking van het systeem
noodzakelijk zijn, beschikbaar zijn.
RHet protocol van de werkgegevens van de
beide noodoproepsystemen wordt uiterlijk zo
lang bewaard als noodzakelijk is om aan de
doelstelling voor de handhaving van de nood-
oproep te kunnen voldoen, echter niet langer
dan 13 uur na het tijdstip waarop een noodop-
roep werd geactiveerd.
RRecechthten ven van de door de gan de door de gegevegevensvensverwerwererkingking
gegetrtroenoen perpersonensonen
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon (de autobezitter) hee het recht op toegang
tot de gegevens en kaneventueel het corrigeren,
wissen of blokkeren verlangen vangegevens die
hem of haar betreen en waarvan de verwerking
niet aan de voorschrien van de DS-GVO voldoet.
Elke conform deze verordening uitgevoerde cor-
rectie, wissing of blokkering moet derden waaraan
de gegevens werden verstuurd worden medege-
deeld, voor zover dit niet onmogelijk is en geen
onevenredige inspanningen vereist.
De door de gegevensverwerking getroen per-
soon hee het recht om bij de verantwoordelijke
instantie een klacht in te dienen wanneer deze
van mening is dat door de verwerking van zijn per-
soonsgegevens zijn rechten zijn aangetast.
346346 MBUX multimediasysteem
Het bevoegd contactpunt voor de verwerking van
toegangsrechten: Gevolmachtigde voor de gege-
vensbeveiliging, Daimler AG, HPC G353, D-70546
Stuttgart, Duitsland
RRadio & mediaadio & media
OvOvererziczicht symbolen en functies in heht symbolen en functies in het menu Mediat menu Media
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
6PlaySelecteren om de weergave te starten of voort te zetten.
8Pauze Selecteren om de weergave te pauzeren.
:Titel herhalen Selecteren om de actuele titel of de actieve playlist te herhalen.
REenmaal selecteren: De actieve playlist wordt herhaald.
RTweemaal selecteren: De actuele titel wordt herhaald.
RDriemaal selecteren: De functie wordtgedeactiveerd.
9Randomweergave Selecteren om de titels in willekeurige volgorde af te spelen.
û/üVooruit- of terugspringen Selecteren om naar de volgende of vorige titel te springen.
MBUX multimediasysteem 347347
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
ßOptiesSelecteren om extra opties weer te geven.
5Categorieën Selecteren om beschikbare categorieën (bijvoorbeeld weergavelijsten, albums, arties-
ten, enzovoort) te laten weergeven of te doorzoeken.
ªZoeken Selecteren om het actieve menu te doorzoeken. Er kan bijvoorbeeld naar artiesten,
genres of stemmingen worden gezocht.
ZInstellingen Selecteren om instellingen uit te voeren.
©Home Selecteren om terugte gaan naar het homescreen.
jBerichten Selecteren om berichten op te roepen.
2Volledig schermSelecteren om naar de modus volledig beeld te wisselen.
In het menu Media zijn de volgende functies en
instellingen beschikbaar:
RExterne gegevensdrager met het multimedia-
systeem verbinden (bijvoorbeeld via usb of
Bluetooth®)
RWeergave van audio- of videobestanden
ROnline-muziek streamen BluetBluetoothooth®®audioapparaudioapparatuur vatuur voor de mediawoor de mediaweer-eer-
gavgave aute autororiseriserenen
VVoorwoorwaaraardenden
ROp het multimediasysteem en op de audioap-
paratuur is Bluetooth®ingeschakeld.
348348 MBUX multimediasysteem
RDe audioapparatuur ondersteunt de Blue-
tooth®audioproelen A2DP en AVRCP.
RDe audioapparatuur is voor andere apparatuur
"zichtbaar".
Multimediasysteem:
4©5Media 5Bluetooth 5ª
Via Bluetooth®Audio kunt u de muziekbestanden
van een externegegevensdrager, bijvoorbeeld uw
smartphone, via het MBUX multimediasysteem
laten weergeven.
#De externegegevensdrager bij het MBUX mul-
timediasysteem autoriseren, om audiobestan-
den via het multimediasysteem af te spelen.
NieuwNieuwe Bluete Bluetoothooth®®-audioappar-audioapparatuur autatuur autororiseriserenen
#Nw. apparaat verbinden selecteren.
#Audioapparatuur selecteren.
De autorisatie wordtgestart. Op het multime-
diasysteem en op de mobiele telefoon ver-
schijnt een code.
#Wanneer de codes identiek zijn, dit op de
audioapparatuur bevestigen.
#Alleen als Bluetooth Audio-apparaat selecte-
ren.
De Bluetooth®-audioapparatuur wordt met het
multimediasysteem verbonden.
Al gAl geauteautororiseeriseerde Bluetde Bluetoothooth®®-audioappar-audioapparatuuratuur
vverbindenerbinden
#Bluetooth®audioapparatuur uit de lijst selec-
teren.
De verbinding wordt opgebouwd.
MBUX multimediasysteem 349349
OvOvererziczicht vht van de symbolen en functies in hean de symbolen en functies in het menu Rt menu Radioadio
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
©Home Selecteren om terugte gaan naar het homescreen.
jBerichten Selecteren om berichten op te roepen.
û/üVooruit- of terugspringen Selecteren om naar de volgende of vorige zender te springen.
ZInstellingen Selecteren om nog meer opties op te roepen. Er kunnen bijvoorbeeld instellingen van
de volgende extra functies worden uitgevoerd:
RNavigatie- en verkeersinformatie
RFrequentie vast functie
RExtra radiotekst
RNoodwaarschuwingen
De instelmogelijkheden zijn afhankelijk van het betreende land.
2Volledig schermSelecteren om naar de DAB Slideshow te wisselen.
Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.
8Geluidsuitschakelfunctie Selecteren om het geluid uit te schakelen.
fZender opslaan Selecteren om een zender in het zendergeheugen op te slaan.
350350 MBUX multimediasysteem
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
4Zenderlijst Selecteren om de zenderlijst te laten weergeven.
ªZoeken Selecteren om het actieve menu te doorzoeken. Er kan bijvoorbeeld naar artiesten,
genres of stemmingen worden gezocht.
ExtrExtra functies va functies van de Tan de TuneIn runeIn radioadio
%Bij het gebruik van de TuneIn radio kunnen
grote hoeveelheden data worden overge-
bracht.
SymboolSymbool OmscOmschrihrijvingFjving Functieunctie
ZInstellingen In het menu TuneIn radio zijn de volgende extra
instellingen beschikbaar:
RStream selecteren
RTuneIn Account aan- of afmelden
ßFavorieten Tijdens de weergave selecteren, om de actueel
ingestelde zender als favoriet op te slaan.
MBUX multimediasysteem 351351
SymboolSymbool OmscOmschrihrijving Fjving Functieunctie
6/8Afspelen/pauze Selecteren om de weergave te starten, stoppen of
voort te zetten.
5Browsen Selecteren om een categorie en vervolgens een
radiozender te selecteren.
Afhankelijk van de geselecteerde frequentieband
kunt u oververschillende functies beschikken.
Selecteer de gewenste frequentieband in de kop-
regelvan het radiomenu.
TTuneIn runeIn radio opradio oproepenoepen
VVoorwoorwaaraardenden
REen Mercedes me-account is beschikbaar.
RDe auto is gekoppeld aan het Mercedes me-
account.
RDe dienst TuneIn radio kan in de Mercedes
me-Portalworden geactiveerd.
RGegevensvolume is aanwezig.
Afhankelijk van het betreende land moet dit
worden aangekocht.
REr is een snelle internetverbinding voor een
storingsvrije overdracht aanwezig.
%Nieuw datavolume kantegen betaling via de
Mercedes me-Portal dirdirect biect bij een proj een providervider
vvan een mobiel nean een mobiel netwtwerkerk worden aangescha.
%De functies en services zijn afhankelijk van
het betreende land. Voor meer informatie
hierover contact opnemen met een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Multimediasysteem:
4©5Radio
#TuneIn Radio selecteren.
Het TuneIn menu verschijnt. U hoort de laatst
ingestelde zender.
%De verbindingskwaliteit is afhankelijk van de
plaatselijke ontvangst van het mobiele-tele-
foonnet.
KlankinstKlankinstellingellingenen
OvOvererziczicht functies in soundmenuht functies in soundmenu
De beschikbare instelmogelijkheden en functies
zijn afhankelijk van het gemonteerde sound sys-
tem. Welk sound system in uw auto is ingebouwd,
vindt u in de digitale handleiding.
SSttandarandard sound systd sound system en Aem en Advdvanced sound syanced sound sys-s-
ttemem
De volgende functies zijn beschikbaar:
REqualizer
352352 MBUX multimediasysteem
-Hoge, midden en bassen
RBalans en fader
RVolume
-Automatische aanpassing
BurBurmestmesterer®®surrsurround sound systound sound system en Burem en Burmes-mes-
tterer®®High-End 3D-surrHigh-End 3D-surround sound systound sound systemem
De volgende functies zijn beschikbaar:
REqualizer
-Hoge, midden en bassen
RBalans en fader
RGeluidsfocus
RVIP-stoel ( alleen Burmester®High-End 3D-
surround sound system)
RGeluidsproelen
RVolume
-Automatische aanpassing
MBUX multimediasysteem 353353
WWeergaveergave ondere onderhoudsinthoudsinterverval ASSYSal ASSYST PLT PLUSUS
WWererking vking van de wan de weergaveergave ondere onderhoudsinthoudsintervervalal
ASSYSASSYST PLT PLUSUS
De weergave onderhoudsinterval ASSYST PLUS
informeert u via het instrumentendisplay over de
resterende tijd of de resterende afstand tot de
volgende reguliere onderhoudstermijn.
Met de terugtoets Glinks in het stuurwiel kunt
u de onderhoudsindicator verbergen.
Afhankelijk van het gebruik van de auto kan de
weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS het onderhoudsintervalverkorten, bijvoor-
beeld in de volgende gevallen:
Rhoofdzakelijk korteritten
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rfrequente koudestartfasen
RAAututo's meo's mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er: Vaak onderbro-
kenregeneraties van het dieselpartikellter
Mercedes-Benz adviseert om dergelijke bedrijfs-
omstandigheden te vermijden.
Informatie met betrekking tot het onderhoud van
uw auto is verkrijgbaar bij een gekwaliceerde
werkplaats, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
OnderOnderhoudsthoudsterermimijn wjn weergeveergevenen
Boordcomputer:
4Service 5ASSYST PLUS
De volgende onderhoudstermijn wordtweergege-
ven.
#WWeergaveergave ve vererlatlaten:en: De terugtoets Glinks
in het stuurwiel indrukken.
Ook de volgende uitgebreide informatie lezen:
RDe boordcomputer bedienen (/pagina 296).
InfInforormatie ovmatie over heer het rt regegelmatig uitvelmatig uitvoeroeren ven vanan
onderonderhoudswhoudswererkzaamhedenkzaamheden
*AANWIJZINGAANWIJZING Voortijdige slijtage door niet
aanhouden van de onderhoudstermijn
Niet tijdig of onvolledig uitgevoerde onder-
houdswerkzaamheden kunnen leiden totver-
hoogde slijtage en schade aan de auto.
#De voorgeschreven onderhoudsinterval-
len aanhouden.
#De voorgeschreven onderhoudswerk-
zaamheden laten uitvoeren bij een
gekwaliceerde werkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot bit bijzonderjzondere onder-e onder-
houdsmaatrhoudsmaatregegelenelen
Het voorgeschreven onderhoudsinterval is afge-
stemd op normale bedrijfsomstandigheden van de
auto. Bij zwaardere bedrijfsomstandigheden of
zwaardere belasting van de auto laat u de onder-
houdswerkzaamheden vaker dan voorgeschreven
uitvoeren.
354354 Onderhoud en verzorging
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS is slechts een hulpmiddel. De bestuurder
van de auto is zelf verantwoordelijk voor het even-
tueel vaker laten uitvoeren vanvoorgeschreven
onderhoudswerkzaamheden als de bedrijfsom-
standigheden en/of belastingen daartoe aanlei-
ding geven.
Voorbeelden van zware bedrijfsomstandigheden:
Rregelmatige stadsritten met vele tussenstops
Rhoofdzakelijk korteritten
Rvakergebruik in bergachtig gebied of op
slechte wegen
Rvaak en langdurig draaien met stationair toe-
rental
Rernstige stofoverlast en/of veelvuldig gebruik
van de luchtrecirculatie
Bij deze of vergelijkbare bedrijfsomstandigheden
bijvoorbeeld het interieurlter, het luchtlter, de
motorolie en het olielter vaker laten vervangen.
Bij een zwaardere belasting moeten de banden
worden gecontroleerd. Meer informatie is verkrijg-
baar in een gekwaliceerde werkplaats.
SSttandtiandtijd mejd met accukt accukabels losgabels losgemaaktemaakt
De weergave van het onderhoudsinterval ASSYST
PLUS berekent de onderhoudstermijn alleen wan-
neer de accukabels aangesloten zijn.
#Vóór het losmaken van de accukabels de
onderhoudstermijn op het instrumentendisplay
laten weergeven en noteren (/pagina 354).
MotMotorrorruimteuimte
AActievctieve mote motorkorkap (vap (voeoetgtgangangerersbescsbescherherming)ming)
WWererking vking van de actievan de actieve mote motorkorkap (vap (voeoetgtgangangerersbe-sbe-
scscherherming)ming)
In bepaalde ongevalssituaties kan het gevaar voor
letsel voor voetgangers door het activeren van de
actieve motorkap worden gereduceerd. Het ach-
terste gedeelte van de motorkap wordt circa
70 mm omhooggebracht.
De geactiveerde actieve motorkap voor de rit naar
de werkplaats zelf terugzetten (/pagina 355).
Bij geactiveerde actieve motorkap kan de voetgan-
gersbescherming beperkt zijn.
Bij een gekwaliceerde werkplaats de volledige
functionaliteit van de actieve motorkap laten her-
stellen.
AActievctieve mote motorkorkap tap tererugzeugzettttenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
Onderhoud en verzorging 355355
#De actieve motorkap 1bij het scharnier aan
beide zijden (pijlen) met de vlakke hand
omlaagdrukken.
Daarbij wordt het stelelement drukloos en kan
een sissend geluid optreden.
De motorkap moet aangrijpen.
#Wanneer de actieve motorkap aan de achter-
zijde bij het scharnier iets kanworden opge-
tild, de handeling herhalen totdat de motorkap
correct aangrijpt.
MotMotorkorkap openen en sluitap openen en sluitenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ontgrendelde motorkap tijdens het
rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht
belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens
het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motor-
kapvergrendeld is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel bij het openen en sluiten van de
motorkap
De motorkap kan plotseling in de eindstand
vallen.
Voor personen die zich in het draaibereik van
de motorkap bevinden bestaat gevaar voor let-
sel!
#Als een persoon zich in het zwenkbereik
bevindt, de motorkap niet openen of slui-
ten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij
brand in de motorruimte de motorkap wordt
geopend, kunnen de volgende situaties optre-
den:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete
bedrijfsstoen in aanraking komen.
#De oververhitte motor laten afkoelen
alvorens de motorkap te openen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap
gesloten houden en contact opnemen
met de brandweer.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
bewegende delen
Bestanddelen in de motorruimte kunnen ook
bij uitgeschakeld aandrijfsysteem blijven wer-
ken of plotseling in werking treden.
Het volgende in acht nemen als de motorkap
moet worden geopend:
#De auto uitschakelen.
#Nooit in de gevarenzone van bewegende
onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik
van de ventilator, grijpen.
#Sieraden en horloges afdoen.
#Kledingstukken en haren uit de buurt van
bewegende delen houden.
356356 Onderhoud en verzorging
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het aanraken van spanningsvoerende
onderdelen
Het ontstekingssysteem en het brandston-
spuitsysteem werken met een hoge spanning.
Ukunt een stroomstoot krijgen.
#Nooit onderdelen van het ontstekings-
systeem of het brandstonspuitsysteem
aanraken wanneer de auto is ingescha-
keld.
De spanningsvoerende onderdelen zijn bijvoor-
beeld de volgende:
RBobine
RBrandstofverstuivers
RElektrische bedrading naar de bobines en de
brandstofverstuivers
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd eerst de ruitenwissers en de auto
uitschakelen wanneer de motorkap moet
worden geopend.
MotMotorkorkap openenap openen
#Om de motorkap te ontgrendelen aan de
handgreep 1trekken.
Onderhoud en verzorging 357357
#De gele handgreep 1van het motorkapslot
met de hand (rug van de hand boven) naar
links tot aan de aanslag drukken. De motorkap
optillen, tot deze zelfstandig door de gasdruk-
veren omhoog wordtgebracht.
MotMotorkorkap sluitap sluitenen
#De motorkap omlaagbrengen en vanaf een
hoogte van circa 20 cm laten vallen.
#Wanneer de motorkap nog iets kanworden
opgetild, de motorkap opnieuw openen en met
iets meer snelheid laten dichtvallen, tot hij
correct vergrendelt.
MotMotororolieolie
MotMotororoliepeil meoliepeil met de boort de boordcomdcomputputer contrer controlerolerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe motor is warmgedraaid.
RDe auto staat op een horizontale ondergrond.
RDe motor draait met stationair toerental.
RDe motorkap is gesloten.
Het bepalen van het motoroliepeil vindt plaats tij-
dens het rijden. Bij een normale rijstijl kan het
bepalen van het motoroliepeil tot 30 minuten
duren, bij een actieverijstijl ook langer.
Boordcomputer:
4Service 5Motoroliepeil
Op het instrumentendisplay verschijnt een van de
volgende meldingen:
RMotoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Meting
van het oliepeil is nog niet mogelijk.
#Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw pro-
beren.
RMotoroliepeil in orde en de balk voor de weer-
gave van het oliepeil op het instrumentendis-
play is groen en ligt tussen "min" en "max":
Het oliepeil is in orde.
RMotoroliepeil 1,0 l bijvullen en de balk voor
de weergave van het oliepeil op het instrumen-
tendisplay is oranje en ligt onder "min":
#1 l motorolie bijvullen.
RMotoroliepeil verlagen en de balk voor de
weergave van het oliepeil op het instrumenten-
display is oranje en ligt boven "max":
358358 Onderhoud en verzorging
#Te veel bijgevulde motorolie aappen. Daar-
voor naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
RVoor motoroliepeil contact aan
#De auto inschakelen om het motoroliepeil te
controleren.
RMotoroliepeil Systeem functioneert niet: De
oliepeilsensor is defect of niet aangesloten.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RMotoroliepeil Nu niet beschikbaar
#De motorkap sluiten.
MotMotororolie biolie bijvullenjvullen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door motorolie
Wanneer motorolie op hete onderdelen in de
motorruimte terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen motorolie
naast de vulopening terechtkomt.
#Voordat de motorwordtgestart, deze
laten afkoelen en met motorolie ver-
vuilde onderdelen grondig reinigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de voor de voorgeschre-
ven onderhoudsintervallen benodigde
specicaties gebruiken.
#De aanwijzingenvan de weergave onder-
houdsintervalvoor het olie verversen
opvolgen en de voorgeschreven verver-
singsintervallen in acht nemen.
#Geen additievengebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade door te veel bijge-
vulde motorolie
Te veel motorolie kan de motor of de katalysa-
tor beschadigen.
#Te veel bijgevulde motorolie door een
gekwaliceerde werkplaats laten verwij-
deren.
%Afhankelijk van de rijstijl verbruikt de motor
maximaal 0,8 l olie op 1000 km. Het oliever-
bruik kan ook hoger zijn wanneer de auto
nieuw is of als er vaker met een hoog motor-
toerental wordtgereden.
Onderhoud en verzorging 359359
#De afsluitdop 1linksom draaien en verwijde-
ren.
#Motorolie bijvullen.
#De afsluitdop 1aanbrengen en rechtsom
draaien tot deze vergrendelt.
#Het oliepeil opnieuw controleren
(/pagina 358).
KKoelvoelvloeistloeistofnivofniveau contreau controlerolerenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor verbran-
ding door hete koelvloeistof
Als u de afsluitdop opent is er gevaar voor ver-
branding.
#De motor laten afkoelen alvorens de
afsluitdop te openen.
#Bij het openen veiligheidshandschoenen
en een veiligheidsbril dragen.
#De afsluitdop langzaam openen, om de
druk te laten ontsnappen.
#De auto op een horizontaal vlak parkeren.
#De koelvloeistoemperatuurmeter in het
combi-instrument controleren.
De koelvloeistoemperatuur moet lager dan
70 °C zijn.
#De afsluitdop 1langzaam linksom draaien en
de overdruk laten ontsnappen.
360360 Onderhoud en verzorging
#De afsluitdop 1verder linksom draaien en
verwijderen.
In de volgende gevallen is het koelvloeistofniveau
in orde:
RWanneer de koelvloeistof bij koude motortot
de markeringsrand 2staat.
RWanneer de koelvloeistof bij warme motor
max. 1,5 cm boven de markeringsrand 2
staat.
#Indien nodig een door Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof bijvullen.
%Meer informatie overkoelvloeistof
(/pagina 425)
RRuituitensprensproeieroeierinstinstallatie biallatie bijvullenjvullen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door hete onderdelen in de motor-
ruimte
Bepaalde onderdelen in de motorruimte kun-
nen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de
radiateur en onderdelen van het uitlaatsys-
teem.
#De motor laten afkoelen en alleen de
hierna beschreven onderdelen aanraken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt. #De afsluitdop 1aan de lip lostrekken.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
%Meer informatie overruitreinigingsmiddelen
(/pagina 426)
Onderhoud en verzorging 361361
LLucucht-wht-wataterkerkanaal vrianaal vrijhoudenjhouden
#Het gebied tussen de motorkap en de voorruit
vrijhouden van afzettingen, bijvoorbeeld ijs,
sneeuw of bladeren.
RReiniging en veiniging en vererzorzorgingging
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het autt auto wo wassenassen
in een win een wassasstrtraataat
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verminderde remwerking na het auto
wassen
Nadat de auto is gewassen, hebben de rem-
men een verminderde remwerking.
#Nadat de auto is gewassen, rekening
houdend met de verkeerssituatie, voor-
zichtig afremmen tot de volledige rem-
werking weer aanwezig is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door zelfstan-
dig remmen
Wanneer een van de volgende functies inge-
schakeld is, remt de auto in bepaalde situaties
automatisch:
RActive Brake Assist System
RActieve afstandsassistent DISTRONIC
RHOLD-functie
RActieve parkeerassistent
Om schade aan de auto te vermijden, deze
systemen in de volgende of vergelijkbare situ-
aties uitschakelen:
#bij het slepen
#in de wasstraat
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen als gevolg
van ongeschikte wasstraat
#Voor het inrijden van een wasstraat con-
troleren of de wasstraat geschikt is voor
de afmetingen van de auto.
#Erop letten dat er voldoende bodemvrij-
heid tussen de bodemplaat en de gelei-
derails van de wasstraat aanwezig is.
#Erop letten dat de doorgangsbreedte van
de wasstraat, met name de breedte van
de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een was-
straat:
RDe actieve afstandsassistent DISTRONIC is
uitgeschakeld.
RDe HOLD-functie is uitgeschakeld.
RDe zijruiten en het schuifdak zijn volledig
gesloten.
RDe aanjager van de ventilatie en de verwar-
ming is uitgeschakeld.
RDe schakelaar van de ruitenwissers staat in de
stand g.
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
RBij wasstraten met sleepinstallatie:
362362 Onderhoud en verzorging
-De neutraalstand iis ingeschakeld.
-AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie:
Wanneer u gedurende het wassen de auto
verlaat, erop letten dat de sleutel zich in de
auto bevindt. Anders wordt de parkeer-
stand jautomatisch ingeschakeld.
%Door na het auto wassen de waxvan de voor-
ruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen,
wordt streepvorming voorkomen en worden
wisgeluiden gereduceerd.
WWassasstrtraatmodusaatmodus
In de wasstraatmodus is de auto voorbereid voor
het binnenrijden van een wasstraat. De wasstraat-
modus kantot een snelheid van 20 km/h active-
ren (/pagina 363).
Bij geactiveerde wasstraatmodus worden de vol-
gende instellingen uitgevoerd:
RDe buitenspiegels worden ingeklapt.
ROm het automatisch in werking treden van de
ruitensproeierinstallatie te voorkomen, wordt
de regensensor gedeactiveerd.
RDe achterruitenwisser wordtgedeactiveerd.
RDe zijruiten en het schuifdak worden eventu-
eel gesloten.
RDe airconditioning wordt op luchtrecirculatie
ingesteld.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt
gedeactiveerd.
RAAututo's meo's met 360°-camert 360°-camera:a: Na circa acht
seconden wordt het frontbeeld weergegeven.
Wanneer een van de instellingen niet kanworden
uitgevoerd, wordt dit door een %achter de
betreende instelling weergegeven.
Boven een snelheid van 20 km/h wordt de was-
straatmodus automatisch gedeactiveerd.
Bij gedeactiveerde wasstraatmodus worden de
volgende instellingen weer teruggezet:
RDe buitenspiegels klappen uit.
RDe regensensor wordtgeactiveerd.
RDe achterruitenwisser wordtgeactiveerd.
RDe airconditioning wordt op buitenlucht inge-
steld.
RDe PARKTRONIC-parkeerassistent wordt naar
de daarvoor geselecteerde instelling terugge-
zet.
RDe zijruiten en het schuifdak blijven gesloten.
RAAututo's meo's met 360°-camert 360°-camera:a: Het frontbeeld
wordtvanaf een snelheid van 18 km/h uitge-
schakeld.
WWassasstrtraatmodus in- en uitscaatmodus in- en uitschakhakelenelen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto staat stil.
RDe motor draait.
Multimediasysteem:
4©5Instellingen 5Snelle toegang
WWassasstrtraatmodus inscaatmodus inschakhakelenelen
#Wasstraatmodus selecteren.
#Start selecteren.
Wanneer een van de instellingen niet kanworden
uitgevoerd, wordt dit door een %achter de
betreende instelling weergegeven.
Onderhoud en verzorging 363363
%Voor een overzicht van de instellingen die bij
het inschakelen van de wasstraatmodus wor-
den uitgevoerd (/pagina 362).
WWassasstrtraatmodus uitscaatmodus uitschakhakelenelen
#Stop selecteren.
De instellingen van de wasstraatmodus wor-
den teruggezet.
%De wasstraatmodus wordt automatisch
gedeactiveerd zodra een snelheid van
20 km/h wordtoverschreden.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het gt gebrebruik vuik vanan
een hogeen hogedredrukrukreinigeinigerer
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van een hogedrukreiniger met
rondstraalsproeier
De waterstraal kan niet zichtbare schade ver-
oorzaken.
Beschadigde onderdelen kunnen onverwachts
uitvallen.
#Geen hogedrukreiniger met rondstraals-
proeiers gebruiken.
#Beschadigde banden of onderdelen van
het onderstel direct laten vervangen.
Om schade aan de auto te vermijden, het vol-
gende in acht nemen bij gebruik van een hoge-
drukreiniger:
RDe sleutel is ten minste 3 m van de auto ver-
wijderd. Anders kan de achterklep onbedoeld
opengaan.
REen minimale afstand van 30 cm tot de auto
aanhouden.
RAAututo's meo's met decorft decorfolie:olie: Onderdelen van de auto
zijn bedekt met een decorfolie. Een minimale
afstand van 70 cm tussen de met folie
bedekte delen van de auto en de sproeier-
mond van de hogedrukreiniger aanhouden. De
sproeier van de hogedrukreiniger tijdens de
reiniging bewegen. De watertemperatuur van
de hogedrukreiniger mag niet hoger zijn dan
60 °C.
RDe opgavenover de correcte afstand in de
handleiding van de fabrikant van de hogedruk-
reiniger in acht nemen.
RDe sproeier van de hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op gevoelige onderdelen richten,
zoals banden, kieren, elektrische onderdelen,
accu's, lichtbronnen en ventilatieopeningen.
AAututo meo met de hand wt de hand wassenassen
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door binnen-
dringen vanwater
#De waterstraal niet direct in de luchtin-
laatroosters onder de motorkap richten.
De wettelijke bepalingen in acht nemen, in som-
mige landen is het met de hand wassen bijvoor-
beeld alleen toegestaan bij speciale wasplaatsen.
#Een mild schoonmaakmiddel, bijvoorbeeld
autoshampoo, gebruiken.
#De auto met lauw water en een zachte auto-
spons wassen. De auto daarbij niet aan
directe zonnestraling blootstellen.
364364 Onderhoud en verzorging
#De auto voorzichtig met water afspoelen en
met een zeem afdrogen.
%De aanwijzingen met betrekking tot de verzor-
ging van onderdelen van de auto in acht
nemen (/pagina 366).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
lak en mattlak en matte lake lak
Om beschadigingen van de lak en beïnvloeding
van de rijassistentiesystemen te vermijden, de vol-
gende aanwijzingen in acht nemen:
LakLak
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
RBoomhars, olie, brandstof en vet: met een in
wasbenzine of aanstekervloeistof gedrenkte
doek door licht wrijvenverwijderen.
RKoelvloeistof en remvloeistof: Met een voch-
tige doek en schoon waterverwijderen.
RTeerspatten: Teerverwijderingsmiddel gebrui-
ken.
RWax: Siliconenverwijderaar gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen vanfolie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
MattMatte lake lak
RAlleen voor Mercedes-Benz goedgekeurde ver-
zorgingsmiddelen gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen. Het aanbrengen vanfolie op de bumpers
uitsluitend bij een gekwaliceerde werkplaats
laten uitvoeren.
RDe auto en de lichtmetalen velgen niet
poetsen.
RUitsluitend wasstratengebruiken die voldoen
aan de huidige stand van de techniek.
RIn wasstratengeen wasprogramma's met een
aansluitende behandeling met hete wax
gebruiken.
RGeen cleaners, schuur-/polijstproducten of
glansconserveringsmiddelen, bijvoorbeeld
wax, gebruiken.
Bij lakschade:
RLakwerkzaamheden uitsluitend laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
RDe werking van de radarsensoren controleren
(/pagina 232).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het rt reinigeinigen ven vanan
decorfdecorfolieolie
De aanwijzingen met betrekking tot de verzorging
van matte lak in het hoofdstuk "Aanwijzingen met
betrekking tot de verzorging van lak en matte lak"
(/pagina 365) in acht nemen. Deze aanwijzin-
gengelden ook voor matte decorfolie.
De aanwijzingen met betrekking tot de reiniging
van decorfolie in acht nemen, om schade te ver-
mijden.
RReinigingeiniging
RVoor het reinigen veel water en een mild reini-
gingsmiddel zonder toevoegingen of schu-
Onderhoud en verzorging 365365
rende stoen gebruiken, bijvoorbeeld een voor
Mercedes-Benz goedgekeurde autoshampoo.
RVervuiling indien mogelijk direct verwijderen.
Daarbij sterk wrijvenvermijden. De decorfolie
kan anders onherstelbaar worden beschadigd.
RBij vervuiling in het oppervlak of een doe
decorfolie: Het voor Mercedes-Benz geadvi-
seerde en vrijgegevenreinigingsmiddel Paint
Cleaner gebruiken.
RDode insecten: Met insectenverwijderaar
inweken en vervolgens afspoelen.
RVogeluitwerpselen: Met water inweken en ver-
volgens afspoelen.
ROm watervlekken te vermijden, een auto die
vanfolie is voorzien na het wassen altijd met
een zachte, goed absorberende doek drogen.
ScSchade aan de decorfhade aan de decorfolie volie verermimijdenjden
RDe levensduur en de kleurechtheid van decor-
folie kan door de volgende zaken worden beïn-
vloed:
-Zonlicht
-Temperatuur, bijvoorbeeld door de aanja-
ger
-Weersomstandigheden
-Steenslag en vervuiling
-Chemische reinigingsmiddelen
-Vethoudende stoen
RGeen poetsmiddelen op matte decorfolie
gebruiken. Poetsen leidt ertoe dat het opper-
vlak gaat glanzen.
RMatte decorfolie of structuurfolie niet met wax
behandelen. Hierdoor kunnen vlekken ont-
staan die niet kunnen worden verwijderd.
Krassen, agressieve aanslag, vlekken door invloe-
den van buitenaf en beschadigingen die ontstaan
zijn door niet deskundige verzorging kunnen niet
altijd worden hersteld. In dit geval contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
Informatie over speciale verzorgings- en reini-
gingsmiddelen is verkrijgbaar bij de fabrikant.
Bij met folie bedekte oppervlakken kunnen na het
verwijderen van decorfolie optische verschillen
optreden met de oppervlakken die niet door
decorfolie beschermd waren.
%Werkzaamheden of reparaties aan decorfolie
bij een gekwaliceerde werkplaats laten uit-
voeren, bijvoorbeeld een Mercedes-Benz-ser-
vicewerkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Inklemgevaar door inge-
schakelde ruitenwissers bij het reinigen
van de voorruit
Als de ruitenwissers zich tijdens het reinigen
van de voorruit of van de ruitenwisserbladen in
beweging zetten, kunt u bekneld raken.
#Alvorens de voorruit of de ruitenwisser-
bladen te reinigen, altijd de ruitenwissers
en de auto uitschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door uitlaateindpijpen en uitlaatsier-
stukken
Uitlaateindpijpen en uitlaatsierstukken kunnen
zeer heet zijn. Als deze onderdelen van de
auto worden aangeraakt, kunt u zich branden.
366366 Onderhoud en verzorging
#In de omgeving van de uitlaateindpijpen
en uitlaatsierstukken altijd bijzonder
voorzichtig zijn en in deze omgeving in
het bijzonder kinderen in de gaten hou-
den.
#Onderdelen van de auto laten afkoelen
alvorens ze aan te raken.
Om schade aan de auto te vermijden, de aanwij-
zingen met betrekking totreiniging en verzorging
van de volgende onderdelen van de auto in acht
nemen:
WWielen en vielen en velgelgenen
RWater en een zuurvrijevelgenreiniger gebrui-
ken.
RVoor het verwijderen vanremstof geen zuur-
houdende velgenreiniger gebruiken. Anders
kunnen eventueel de wielbouten en onderde-
len van de remmen worden beschadigd.
RTervermijding van corrosievorming op de rem-
schijven en remblokken na het reinigen enkele
minuten rijden en de auto dan pas parkeren.
De remschijven en remblokken worden warm
en drogen.
RRamenamen
RDe ruiten aan de binnen- en buitenzijde met
een vochtige doek en een door Mercedes-
Benz geadviseerd reinigingsmiddel reinigen.
RVoor het reinigen van de binnenzijde geen
droge doeken, schuurmiddelen of oplosmidde-
len bevattende reinigingsmiddelen gebruiken.
%Na het vervangen van de ruitenwisserbladen
of de behandeling van de auto met wax de
voorruit grondig met voor Mercedes-Benz
geadviseerde reinigingsmiddelen reinigen. Het
niet in acht nemen van de gebruiksvoorschrif-
tenkantot schade, smeersporen of verblin-
dende gedeeltes leiden.
%Condens of vuil op de buitenzijde van de voor-
ruit ter plaatse van de multifunctionele
camera verwijderen. Anders kunnen rijsyste-
men en rijveiligheidssystemen worden beïn-
vloed of uitvallen (/pagina 232).
RRuituitenenwisserbladenwisserbladen
RDe ruitenwisserarmen gaan naar de vervan-
gingsstand (/pagina 157).
RBij weggeklapte ruitenwisserarmen de ruiten-
wisserbladen met een vochtige doek reinigen.
%In acht nemen dat de ruitenwisserbladen van
een coating zijn voorzien. De coating kanres-
ten achterlaten op een doek. De ruitenwisser-
bladen niet overmatig en niet te vaak reinigen.
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
RDe ruiten met een natte spons en een mild rei-
nigingsmiddel, bijvoorbeeld autoshampoo, rei-
nigen.
RAlleen voor kunststof glas geschikte reini-
gingsmiddelen of doeken gebruiken.
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoos (hoogspanningsaccu)doos (hoogspanningsaccu)
RDe voertuigstekkerdoos met schoon water en
een zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger en geen schoonmaak-
middelen, bijvoorbeeld zeep, gebruiken.
SensorSensorenen
RDe sensoren in de voor- en achterbumper met
een zachte doek en autoshampoo reinigen
(/pagina 232).
Onderhoud en verzorging 367367
RBij het gebruik van een hogedrukreiniger een
minimumafstand van 30 cm aanhouden.
AAcchthtereruitriuitrijcamerjcamera en 360°-cameraa en 360°-camera
RDe cameralens met schoon water en een
zachte doek reinigen.
RGeen hogedrukreiniger gebruiken.
UitlaatUitlaateindpieindpijpjp
RMet een door Mercedes-Benz geadviseerd rei-
nigingsmiddel reinigen, met name in de winter
en na het wassen van de auto.
RGeen zuurhoudende reinigingsmiddelen
gebruiken.
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
RDe verzorgingstips in de handleiding van de
fabrikant van de aanhangwagenvoorziening in
acht nemen.
RDe kogelhals niet met een hogedrukreiniger of
oplosmiddel reinigen.
RRoestaanslag op de kogel bijvoorbeeld met
een staalborstel verwijderen.
RVuil met een pluisvrije doek verwijderen.
RNa reiniging van de kogelkop deze dun met
olie of met vet insmeren.
%Vóór het gebruik van een aanhangwagen met
antislingerkoppeling de handleiding van de
fabrikant in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de vt de vererzorzorging vging vanan
hehet intt intererieurieur
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het losraken vankunststof delen na het
gebruik van oplosmiddelhoudende verzor-
gingsmiddelen
De oppervlakken in de cockpit kunnen poreus
worden. Wanneer de airbags dan worden
geactiveerd, kunnen kunststof delen losraken.
#Voor de reiniging van de cockpit geen
oplosmiddelhoudende verzorgings‑ en
reinigingsmiddelen gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar door gebleekte veiligheids-
gordels
Veiligheidsgordels kunnen door bleken of kleu-
ren aanzienlijk verzwakken.
Daardoor kunnen de veiligheidsgordels bij-
voorbeeld bij een ongeval scheuren of uitval-
len.
#Veiligheidsgordels nooit bleken of kleu-
ren.
Om schade aan de auto te vermijden, de volgende
aanwijzingen met betrekking tot de reiniging en
verzorging in acht nemen:
VVeiligheidsgoreiligheidsgordelsdels
RMet lauw water en een zeepoplossing reini-
gen.
RGeen chemische reinigingsmiddelen gebrui-
ken.
RNiet door verwarming boven 80 °C of in direct
invallend zonlicht drogen.
368368 Onderhoud en verzorging
DisplayDisplay
RHet display uitschakelen en laten afkoelen.
RHet oppervlak voorzichtig met een microvezel-
doek en een geschikt onderhoudsmiddel voor
displays (TFT-LCD) reinigen.
RGeen andere middelen gebruiken.
Head-up-displayHead-up-display
RMet een zachte, niet-statische, pluisvrije doek
reinigen.
RGeen reinigingsmiddelen gebruiken.
KKunsunststtstof bekledingof bekleding
RMet een vochtige microvezeldoek reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen stickers, folie of iets dergelijks aanbren-
gen.
RNiet in contact laten komen met cosmetica,
insectenspray en zonnebrandcrème.
EcEcht hout en sierht hout en sierdelendelen
RMet een microvezeldoek reinigen.
RPianolaklook zwart: Met een vochtige doek en
een zeepoplossing reinigen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RGeen oplosmiddelhoudende reinigingsmidde-
len, poetsmiddelen of waxgebruiken.
IntIntererieurieurhemelhemel
RMet een borstel of droogshampoo reinigen.
VloerbedekkingVloerbedekking
REen voor Mercedes-Benz geadviseerd tapijt-
en textielreinigingsmiddel gebruiken.
SStuurtuurwiel vwiel van ecan echt leder of DINht leder of DINAMICAAMICA
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen door ver-
keerde reinigingsmiddelen
#Geen oplosmiddelhoudende reinigings-
middelen, zoals teerverwijderingsmiddel
of velgenreiniger, poetsmiddelen of wax
gebruiken. Anders kan het oppervlak
worden beschadigd.
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepoplos-
sing reinigen en met een droge doek nawis-
sen.
RBij sterke vervuiling: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd reinigingsmiddel gebruiken.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
%Leder is een natuurproduct. Het oppervlak
hee natuurlijke kenmerken, zoals verschillen
in de structuur, groei- en letselsporen of lichte
kleurnuances. Deze oppervlaktekenmerken
zijn bijzonderheden van leder, geen materiaal-
gebreken. Bovendien ondergaat leder een
natuurlijk verouderingsproces, waarbij de
oppervlaktekenmerkenveranderen.
SSttoelhoezen voelhoezen van ecan echt lederht leder
RMet een vochtige doek reinigen en met een
droge doek nawissen.
RLederverzorging: Een voor Mercedes-Benz
geadviseerd lederverzorgingsmiddel gebrui-
ken.
RHet leder niet te nat reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
Onderhoud en verzorging 369369
%Een regelmatige reiniging en verzorging van
het leder reduceert verontreinigingen,
gebruikssporen en schade als gevolg vanver-
oudering en verlengt daardoor duidelijk de
levensduur. Afgevende kleding, bijvoorbeeld
jeans, kunnen verkleuringen op het leer ach-
terlaten.
SSttoelhoezen voelhoezen van DINan DINAMICAAMICA
RMet een vochtige doek reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
StStoelhoezen voelhoezen van kan kunsunstledertleder
RMet een vochtige doek en een 1%-zeepoplos-
sing reinigen.
RGeen microvezeldoek gebruiken.
StStoelhoezen voelhoezen van stan stofof
RMet een vochtige microvezeldoek en een 1%-
zeepoplossing reinigen en laten drogen.
370370 Onderhoud en verzorging
NNoodgevoodgevalal
VVeiligheidsveiligheidsvesest uitnement uitnemen
De veiligheidsvesten bevinden zich in de portier-
opbergvakken van het bestuurders- en passagiers-
portier.
#Het veiligheidsvestfoedraal aan de lus eruit
trekken.
#Het veiligheidsvestfoedraal openen en het vei-
ligheidsvest eruit nemen.
%In de portieropbergvakken van de achterpor-
tieren zijn eveneens veiligheidsvestvakken
aangebracht waarin veiligheidsvesten kunnen
worden opgeborgen.
1Maximum aantal wasbeurten
2Maximale wastemperatuur
3Niet bleken
4Niet strijken
5Geen wasdroger gebruiken
6Niet chemisch reinigen
7Veiligheidsvest klasse 2
Alleen als het veiligheidsvest de juiste maat hee
en volledig gesloten is kan aan de in de wettelijke
norm vastgelegde eisen worden voldaan.
Het veiligheidsvest in de volgende gevallen ver-
vangen:
RDe reecterende strepen zijn beschadigd of
vervuild.
RHet is te vaak gewassen.
RDe uorescerende eigenschappen nemen af.
GevGevararendrendriehoekiehoek
GevGevararendrendriehoek uitnemeniehoek uitnemen
#De bagageruimtebodem 1openen.
#De gevarendriehoek 2uitnemen.
Pechhulp 371371
GevGevararendrendriehoek uitklappeniehoek uitklappen
#De reectoren aan de zijkant 1tot een drie-
hoeksvorm omhoogtrekken en met de boven-
ste drukknop 2verbinden.
#De poten3zijdelings naar onderen uitklap-
pen.
OvOvererziczicht EHBO-setht EHBO-set
De EHBO-set 1bevindt zich links in de bagage-
ruimte in het opbergnet.
BrBrandblusser uitnemenandblusser uitnemen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door een niet correct bevestigde brand-
blusser in de beenruimte van de bestuur-
der
Een brandblusser kan de slag van de pedalen
beperken of een ingedrukt pedaal blokkeren.
Hierdoor wordt de bedrijfs en verkeersveilig-
heid van de auto in gevaar gebracht.
De brandblusser kangaan rondslingeren en de
bestuurder of anderen inzittende verwonden.
#De brandblusser altijd correct in de hou-
der opbergen en bevestigen.
#De brandblusser tijdens het rijden niet
uitnemen.
#AAututo meo met linkt linkse besse besturturing:ing: De lip 1omhoog-
trekken.
#AAututo meo met rt recechtse beshtse besturturing:ing: De lip 1omlaag-
trekken.
372372 Pechhulp
#De brandblusser 2uitnemen.
BandenBandenpechpech
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot bandent bandenpechpech
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door drukloze banden
Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigen-
schappen en het stuur‑ en remgedrag sterk.
Banden zonder noodloopeigBanden zonder noodloopeigenscenschappen:happen:
#Niet met drukloze band rijden.
#De drukloze band direct latenvervangen
door een nood‑ of reservewiel of contact
opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Banden meBanden met noodloopeigt noodloopeigenscenschappen:happen:
#De informatie en de waarschuwingsaan-
wijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in
acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in
gevalvan bandenpech over de volgende mogelijk-
heden:
RAAututo's meo's met MOExtt MOExtended-banden:ended-banden: Beperkt
doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschu-
wingsaanwijzingen over MOExtended banden
(banden met noodloopeigenschappen) in acht
nemen (/pagina 373).
RAAututo's meo's met TIREFIT Kit:t TIREFIT Kit: Ukunt de band repare-
ren om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe
de TIREFIT-set gebruiken (/pagina 375).
RAAututo's meo's met Mert Mercedes me connect:cedes me connect: Ukunt in
gevalvan pech een pechoproep starten met
het bedieningspaneel dakconsole
(/pagina 330).
RAlle autAlle auto's:o's: Het wiel vervangen
(/pagina 405).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot MOExtt MOExtended-ended-
banden (banden mebanden (banden met noodloopeigt noodloopeigenscenschappen)happen)
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden in het noodprogramma
Bij het rijden in het noodprogramma verslech-
tert het rijgedrag.
#De toegestane maximumsnelheid voor
MOExtended-banden niet overschrijden.
#Abrupte stuur- en rijmanoeuvres en rij-
den over hindernissen (stoepranden, kui-
len en wegoneenheden, in het terrein)
vermijden. Dit geldt in het bijzonder als
de auto beladen is.
#In de volgende gevallen het rijden in het
noodprogramma beëindigen:
Rbij klapperende geluiden
Rbij schudden van de auto
Rbij rookontwikkeling met de geur vanrub-
ber
Rbij voortdurend ingrijpen van het ESP®
Rbij scheuren in de bandwangen
Pechhulp 373373
#Na het rijden in de noodprogramma bij
een gekwaliceerde werkplaats laten
controleren of de velgen verder kunnen
worden gebruikt.
#De defecte band in ieder gevalvervan-
gen.
Met MOExtended banden (banden met noodloop-
eigenschappen) kan ook met de auto worden
gereden wanneer één of meer banden volledig
leeg zijn. De band mag echter geen duidelijk zicht-
bare beschadiging vertonen.
Een MOExtended-band kunt u herkennen aan het
keurmerk "MOExtended" op de wang van de band.
AAututo's meo's met bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwingssyhuwingssys-s-
tteem:eem: MOExtended-banden mogen alleen in com-
binatie met geactiveerd bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden gebruikt.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: MOExten-
ded-banden mogen alleen in combinatie met
geactiveerde bandenspanningscontrole worden
gebruikt.
Wanneer een waarschuwingsmelding voor druk-
verlies op het bestuurdersdisplay verschijnt, als
volgt te werk gaan:
RDe band op beschadiging controleren.
RBij doorrijden de volgende aanwijzingen in
acht nemen.
Af tAf te legge leggen afsten afstand na drand na drukvukvererlieswlieswaaraarscschuwinghuwing
BeladingstBeladingstoestoestandand Af tAf te legge leggen afsten afstandand
Gedeeltelijk beladen 80 km
Volledig beladen 30 km
De bereikbare nog af te leggen afstand kan afwij-
ken afhankelijk van de rijstijl. Daarbij de toege-
stane maximumsnelheid van 80 km/h in acht
nemen.
Wanneer na een lekke band niet meteen een
MOExtended-band kanworden gemonteerd, mag
tijdelijk ook een standaardband worden gebruikt.
OpberOpbergplaats TIREFITgplaats TIREFIT-se-set (niet (niet plug-in-ht plug-in-hybrybride)ide)
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem.
1Fles bandenafdichtmiddel
2Bandenvulcompressor
Afhankelijk van de uitvoering van de auto kan de
TIREFIT-set zich ook op andere plaatsen onder de
bagageruimtebodem bevinden.
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK2 12 V/15 A, 180 W, 0,8 kg
374374 Pechhulp
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 83 dB (A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 91 dB (A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
OpberOpbergplaats TIREFITgplaats TIREFIT-set-set
De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruim-
tebodem aan de rechterzijde.
%De informatie over de vermogensklasse (LK)
en/of de elektrische gegevens vindt u aan de
achterzijde van de bandenvulcompressor:
RLK2 12 V/15 A, 180 W, 0,8 kg
Op een afstand van circa 1 m tot de banden-
vulcompressor en circa 1,6 m boven de grond
geldt het volgende geluidsniveau:
RGeluidsemissieniveau LPA 83 dB(A)
RGeluidsvermogensniveau LWA 91 dB(A)
De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij.
Bij een storing in de werking contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats.
TIREFITTIREFIT-se-set gt gebrebruikuikenen
Benodigde hulpmiddelenBenodigde hulpmiddelen
RFles bandenafdichtmiddel
RSticker TIREFIT
RSticker met aanduiding van de toegestane
maximumsnelheid
RBandenvulcompressor
RHandschoenen
Opbergplaats TIREFIT-set: (/pagina 374, 375)
Met het bandenplakmiddel TIREFIT kunnen kleine
perforaties tot 4 mm, in het bijzonder in het loop-
vlak van de band, worden afgedicht. TIREFIT is
bruikbaar bij een buitentemperatuur tot circa
-20 °C.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij gebruik van bandenplakmiddel
Met name in de volgende gevallen kan het
bandenplakmiddel de band niet afdichten:
RBij grotere insnijdingen of perforaties (gro-
ter dan eerder genoemd)
RVelgschade
RNa het rijden met een zeer lage banden-
spanning of lege banden
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel en
vergiigingsgevaar door bandenplakmid-
del
Het bandenplakmiddel is schadelijk voor de
gezondheid en veroorzaakt irritaties. Het mag
niet in contact met huid, ogen of kleding
komen of ingeslikt worden. De dampen niet
inademen. Bandenplakmiddel uit de buurt van
kinderen houden.
Pechhulp 375375
Bij contact met het bandenplakmiddel het vol-
gende in acht nemen:
#Bandenplakmiddel op de huid direct met
water afspoelen.
#Bandenplakmiddel in de ogen direct
grondig met schoon water uitspoelen.
#Als het bandenplakmiddel ingeslikt is,
direct de mond grondig uitspoelen en
veel water drinken. Geen braken opwek-
ken en zo snel mogelijk naar een arts
gaan!
#Met bandenplakmiddel vervuilde kleding
direct vervangen.
#Bij allergische reacties direct naar een
arts gaan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van de es bandenafdichtmiddel in acht
nemen.
De es bandenafdichtmiddel elke vijf jaar laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
#De binnengedrongen voorwerpen in de band
laten zitten.
#De sticker1verwijderen van de behuizing
van de bandenvulcompressor en in het
gezichtsveld van de bestuurder op het combi-
instrument plakken.
#De sticker2van de es bandenafdichtmid-
del verwijderen en in de buurt van het ventiel
op de velg van het wiel met de lekke band
plakken.
376376 Pechhulp
#De stekker 7met de kabel en de vulslang 3
uit de behuizing van de bandenvulcompressor
trekken.
#De es bandenafdichtmiddel 9zo in de aan-
sluiting 6van de bandenvulcompressor ste-
ken, dat de rode pijl op de es bandenafdicht-
middel 9met de rode pijl op de bandenvul-
compressor samenvalt.
#De es bandenafdichtmiddel 9een kwart
slag rechtsom draaien.
#De stekker van de vulslang 3in de aanslui-
ting 5van de es bandenafdichtmiddel 9
steken.
#De vulslang 3een kwart slag rechtsom
draaien.
#Het ventieldopje van het ventiel Avan de
lekke band draaien.
#De wartelmoer 4van de vulslang 3op het
ventiel Aschroeven.
#De stekker 7in een 12V‑aansluiting van de
auto steken.
#De sleutel in het contactslot in de stand 1
draaien.
#De in- en uitschakelknop 8op de bandenvul-
compressor indrukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. Eerst wordt het ban-
denplakmiddel in de band gepompt. Daarbij
kan de druk kortstondig naar circa 500 kPa
(5 bar, 73 psi) stijgen.
De bandenDe bandenvulcomvulcomprpressor tiessor tijdens deze fjdens deze fase niease niett
uitscuitschakhakelen!elen!
#De bandenvulcompressor maximaal tien minu-
ten laten draaien.
Vervolgens moet een bandenspanning vanten
minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi) bereikt zijn.
Wanneer bandenplakmiddel weggelekt is, de
getroen plaatsen zo snel mogelijk reinigen. Bij
voorkeur schoon watergebruiken.
Als uw kleding met bandenplakmiddel is vervuild,
deze zo snel mogelijk bij een stomerij met per-
chloorethyleen laten reinigen.
Pechhulp 377377
WWanneer na tien minutanneer na tien minuten de bandenspanning ven de bandenspanning vanan
200 kP200 kPa (2,0 bara (2,0 bar, 29 psi) nie, 29 psi) niet wt worordt berdt bereikt:eikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenplakmiddel kan ontsnap-
pen.
#Met de auto zeer langzaam circa 10 m vooruit-
of achteruitrijden.
#De band opnieuw oppompen.
Na maximaal tien minuten moet de banden-
spanning ten minste 200 kPa (2,0 bar, 29 psi)
bedragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning na de
aangegeven tijd niet wordt bereikt, is de band
te zwaar beschadigd. Het bandenplakmiddel
kan hier geen pechhulp bieden.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
*AANWIJZINGAANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
WWanneer na tien minutanneer na tien minuten de bandenspanning ven de bandenspanning vanan
200 kP200 kPa (2,0 bara (2,0 bar, 29 psi) w, 29 psi) worordt berdt bereikt:eikt:
#De bandenvulcompressor uitschakelen.
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
lekke band.
In acht nemen dat bij het losdraaien van de vul-
slang eventueel bandenplakmiddel kan ontsnap-
pen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
tijdens het rijden met afgedichte banden
Een met bandenplakmiddel tijdelijk afgedichte
band is niet geschikt voor hogere snelheden.
#De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij-
den.
#De toegestane maximumsnelheid voor
een met bandenplakmiddel afgedichte
band in acht nemen.
#De toegestane maximumsnelheid voor een
met bandenplakmiddel afgedichte band van
80 km/h in acht nemen.
#De sticker met vermelding van de toegestane
maximumsnelheid moet in het combi-instru-
ment in het gezichtsveld van de bestuurder
bevestigd zijn.
*AANWIJZINGAANWIJZING Vlekvorming door uitlopend
bandenplakmiddel
Resten bandenplakmiddel kunnen na het
gebruik uit de vulslang lopen.
378378 Pechhulp
#De vulslang in de plastic zak van de TIRE-
FIT-set leggen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling door
verkeerde afvoer
Bandenplakmiddel bevat schadelijke stoen.
#De gebruikte es bandenafdichtmiddel
vakkundig afvoeren, bijvoorbeeld bij een
Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
#De es bandenafdichtmiddel, de bandenvul-
compressor en de gevarendriehoek opbergen.
#MetMeteen ween wegriegrijden.jden.
#Na circa tien minuten stoppen en de banden-
spanning controleren met de bandenvulcom-
pressor.
De bandenspanning moet nu ten minste
130 kPa (1,3 bar, 19 psi) bedragen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door niet bereikte bandenspanning
Als de aangegeven bandenspanning niet wordt
bereikt, is de band te zwaar beschadigd. Het
bandenplakmiddel kan hier geen pechhulp bie-
den.
Het remgedrag en de rij-eigenschappen kun-
nen sterk nadelig worden beïnvloed.
#Niet verder rijden.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Landen meLanden met Mert Mercedes-Benz Sercedes-Benz Service24h:vice24h: Een stic-
ker met het telefoonnummer van Mercedes-
BenzService24h bevindt zich bijvoorbeeld op de
B‑stijl aan bestuurderszijde.
#De bandenspanning corrigeren, wanneer deze
nog ten minste 130 kPa (1,3 bar, 19 psi)
bedraagt. Zie voor de waarden de banden-
spanningstabel in de tankdopklep.
Bandenspanning vBandenspanning vererhoghogenen
#De bandenvulcompressor inschakelen.
Bandenspanning vBandenspanning vererlaglagenen
#De es bandenafdichtmiddel van de banden-
vulcompressor verwijderen.
#De vulslang in de aansluiting van de banden-
vulcompressor steken en een kwart slag
rechtsom draaien.
#De afblaasknop Cnaast de manometerB
indrukken.
BiBij een corrj een correctecte bandenspanninge bandenspanning
#De vulslang losdraaien van het ventiel van de
gerepareerde band.
Pechhulp 379379
#Het ventieldopje op het ventiel van de gerepa-
reerde band draaien.
#De es bandenafdichtmiddel en de bandenvul-
compressor opbergen.
#Naar de dichtstbijzijnde gekwaliceerde werk-
plaats rijden en de band, de es bandenaf-
dichtmiddel en de vulslang latenvervangen.
AAccu (autccu (auto)o)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de 12 V‑accut de 12 V‑accu
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
elektrostatische oplading
Door elektrostatische oplading kan het licht
explosieve gasmengsel van een accu ontste-
ken.
#Om aanwezige elektrostatische oplading
af te bouwen, de metalen carrosserie
aanraken voordat de accu wordtvastge-
pakt.
Het zeer explosieve gasmengsel ontstaat bij het
opladen van de accu en tijdens de starthulp.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwon-
den door accuzuur
Accuzuur is een agressieve stof.
#Contact met de huid, ogen of kleding
voorkomen.
#Niet over de accu buigen.
#Geen accugassen inademen.
#Kinderen van de accu verwijderd hou-
den.
#Accuzuur direct grondig met veel schoon
water afspoelen en direct de hulp van
een arts inroepen.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuschade door
een ondeskundige afvoer van batterijen
Accu's bevatten schadelijke stoen.
Het is wettelijke verboden, deze samen met
het huisvuil af te voeren.
#
Accu's op milieuvriendelijke
wijze afvoeren. Ontladen batterijen bij
een gekwaliceerde werkplaats of bij
een inzamelpunt voor oude batterijen
afgeven.
Wanneer de 12 V‑accu moet worden losgekop-
peld, contact opnemen met een gekwaliceerde
werkplaats.
Bij het werken met de accu's de veiligheidsaanwij-
zingen en beschermende maatregelen in acht
nemen.
Explosiegevaar
Vuur, open licht en roken zijn bij het
werken aan de accu verboden. Vonk-
vorming voorkomen.
380380 Pechhulp
Elektrolyt of accuzuur is agressief. Het
mag niet met de huid, ogen of kleding
in aanraking komen. Geschikte
beschermende kleding dragen, in het
bijzonder handschoenen, schort en
gezichtsbescherming. Elektrolyt- of
zuurspatten direct wegspoelen met
schoon water. Zo nodig naar een arts
gaan.
Een veiligheidsbril dragen.
Kinderen uit de buurt houden.
Deze handleiding lezen.
Wanneer de auto gedurende een langere periode
niet wordtgebruikt:
Rde ruststand inschakelen, of
Rde accu op een door Mercedes-Benz geadvi-
seerde oplader aansluiten, of
Rvoor het losmaken van de accu contact opne-
men met een gekwaliceerde werkplaats
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de stt de startarthulp enhulp en
hehet opladen vt opladen van de 12V‑accuan de 12V‑accu
Voor het opladen van de accu en de starthulp
altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebrui-
ken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de accu
door te hoge spanning
Bij het opladen met een oplader zonder
begrenzing van de laadspanning kan de accu
of de voertuigelektronica worden beschadigd.
#Alleen opladers met een maximale laad-
spanning van 14,8 V gebruiken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
ontstekend waterstofgas
Wanneer u een kortsluiting veroorzaakt of er
vonken ontstaan, kan het waterstofgas dat vrij-
komt bij het opladen van een accu ontsteken.
#Opletten dat de plusklem van een aange-
sloten accu niet met delen van het voer-
tuig in aanraking komt.
#Nooit metalen voorwerpen of gereed-
schappen op een accu leggen.
#Bij het aansluiten en loskoppelen van de
accu beslist de beschrevenvolgorde van
de accuklemmen in acht nemen.
#Bij de starthulp altijd opletten dat alleen
accupolen met dezelfde polariteit met
elkaar verbonden worden.
#Bij de starthulp beslist de beschreven
volgorde voor het aansluiten en loskop-
pelen van de startkabels in acht nemen.
#Bij draaiende motor de accuklemmen
niet aansluiten of loskoppelen.
Pechhulp 381381
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar door
explosief gasmengsel
Bij het opladen en bij de starthulp kan een
explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.
#Beslist vuur, open licht, vonkvorming en
rokenvermijden.
#Voor voldoende ventilatie zorgen.
#Niet over een accu buigen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Explosiegevaar bij een
bevroren accu
Een ontladen accu kan al bij temperaturen
rond het vriespunt bevriezen.
Als dan starthulp wordtgegeven of de accu
wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.
#Een bevroren accu ór het opladen of
voor het gevenvan starthulp altijd laten
ontdooien.
Wanneer bij een lage temperatuur de controle-/
waarschuwingslampjes in het combi-instrument
niet gaan branden, is de ontladen accu met grote
waarschijnlijkheid bevroren. In dit geval mag de
accu noch worden opgeladen, noch de auto met
starthulp worden gestart.
De levensduur van een weer ontdooide accu kan
drastisch ingekort zijn. Het startgedrag kanver-
slechteren, in het bijzonder bij lage temperatuur.
Het wordtgeadviseerd een ontdooide accu bij een
gekwaliceerde werkplaats te laten controleren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door veelvul-
dige en langdurige startpogingen
Door veelvuldige en langdurige startpogingen
kan door onverbrande brandstof de katalysa-
torworden beschadigd.
#Veelvuldige en langdurige startpogingen
voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp
en bij het opladen van de accu:
RAlleen onbeschadigde start-/laadkabels met
voldoende grote doorsnede en geïsoleerde
poolklemmen gebruiken.
RNiet-geïsoleerde onderdelen van de poolklem-
men mogen niet met andere metalen onderde-
len in aanraking komen zolang de start-/laad-
kabels met het hulpstartpunt zijn verbonden.
RDe start-/laadkabels mogen geen onderdelen
aanraken die w de motor draait kunnen bewe-
gen.
REr altijd op letten, dat noch u noch de accu
elektrostatisch opgeladen zijn.
RBeslist vuur en open licht vermijden.
RNiet over een accu buigen.
Bij het opladen van de accu bovendien de vol-
gende punten in acht nemen:
RAlleen door Mercedes-Benz geteste en goed-
gekeurde opladers gebruiken.
RDe handleiding van de oplader lezen voordat u
de accu gaat opladen.
Bij de starthulp bovendien de volgende punten in
acht nemen:
RAlleen accu's met een nominale spanning van
12V als starthulp gebruiken.
RDe auto's mogen elkaar niet raken.
382382 Pechhulp
RBenzinemotBenzinemotor:or: De motor mag alleen met start-
kabels worden gestart wanneer de motorkoud
en het uitlaatsysteem afgekoeld is.
SSttartarthulp en 12V‑accu opladenhulp en 12V‑accu opladen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is met de elektrische parkeerrem
beveiligd.
RAAututomatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De transmissie
staat in de stand j.
RHandgHandgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak: De versnel-
lingsbak staat in de neutraalstand.
RDe auto en alle elektrische verbruikers zijn uit-
geschakeld.
RDe motorkap geopend. #De afdekking 1van het pluscontact 2op
het hulpstartpunt in de richting van de pijl
schuiven.
#Het pluscontact 2aan de eigen auto en de
pluspool van de externe accu met de start-/
laadkabel verbinden. Daarbij beginnen met het
pluscontact 2van de eigen auto.
#BiBij stj startarthulp:hulp: De motorvan de helpende auto
met stationair toerental laten draaien.
#De minpool van de externe accu en het mas-
sapunt 3aan de eigen auto met de start-/
laadkabel verbinden. Daarbij met de externe
accu beginnen.
#BiBij stj startarthulp:hulp: De motorvan de eigen auto star-
ten.
#BiBij opladen:j opladen: Het opladen starten.
#BiBij stj startarthulp:hulp: De motoren enkele minuten laten
draaien.
#BiBij stj startarthulp:hulp: Voordat de startkabel wordt los-
gemaakt, een elektrische verbruiker van de
eigen auto, bijvoorbeeld de achterruitverwar-
ming of de verlichting, inschakelen.
Wanneer de starthulp of het opladen beëindigd is:
#De startkabel/laadkabel eerst van het massa-
punt 3en de minpool van de externe accu
losmaken, vervolgens van het pluscontact 2
en de pluspool van de externe accu. Hierbij
telkens beginnen bij de contacten van de
eigen auto.
#Na het verwijderen van de start-/laadkabels,
de afdekking 1van het pluscontact 2slui-
ten.
Pechhulp 383383
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide: Wanneer de auto met starthulp is
gestart, kan de elektro-aandrijving eventueel
gedurende circa 30 minuten niet beschikbaar zijn.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
12 V‑accu v12 V‑accu ververvangangenen
#De aanwijzingen met betrekking tot de 12
V‑accu in acht nemen (/pagina 380).
Mercedes-Benz adviseert de 12 V‑accu te laten
vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats, bij-
voorbeeld een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.
Als u zelf de accu wilt vervangen, neemt u dan de
volgende aanwijzingen in acht:
REen defecte accu altijd vervangen door een
accu, die aan de specieke eisen van de auto
voldoet.
De auto is uitgerust met een vliesaccu (AGM).
De volledige functionaliteit van de auto is
alleen gewaarborgd met een vliesaccu (AGM).
Mercedes-Benz adviseert in verband met de
veiligheid alleen accu's te gebruiken die door
Mercedes-Benz speciaal voor de auto zijn
getest en goedgekeurd.
RAanbouwdelen zoals ontluchtingsslang, knie-
koppelingen of accupoolafdekking overzetten
van de te vervangen accu.
RErop letten dat de ontluchtingsslang altijd op
de oorspronkelijke opening aan accuzijde is
aangesloten.
Aanwezige of meegeleverde afdichtstoppen
monteren.
Anders kunnen gassen of accuzuur ontsnap-
pen.
RErop letten dat de aanbouwdelen weer op
dezelfde wijze worden aangesloten.
AAan- of wan- of wegslepenegslepen
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethoden (niehoden (niet plug-in-ht plug-in-hybrybride)ide)
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats vante slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
&WWAARSCHUWINGAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen met stuurslot
De auto kan niet meer worden bestuurd wan-
neer het stuurslot vergrendeld is.
#Bij het slepen met een sleepkabel of een
sleepstang altijd de auto inschakelen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingen voor het slepen in acht
nemen.
384384 Pechhulp
AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbaksnellingsbak
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Achteras
opgetild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissieansmissie
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Achteras
opgetild Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
4MA4MATIC-autTIC-auto'so's
Beide assen
op de grond Ja, maximaal 50 km met
50 km/h
Vooras opge-
tild Nee
Achteras
opgetild Nee
Slepen meSlepen met opget opgetilde as:tilde as: Het wegslepen moet
door een bergingsbedrijfworden uitgevoerd.
OvOvererziczicht tht toegoegestestane sleepmetane sleepmethoden (Plug-inhoden (Plug-in
HybrHybrid)id)
Mercedes-Benz adviseert om de auto bij pech te
transporteren in plaats vante slepen.
Bij het slepen met beiden assen op de grond een
sleepkabel of een sleepstang gebruiken. Geen
triangelsystemen gebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
ondeskundig slepen
#De aanwijzingenvoor het slepen in acht
nemen.
De aanwijzingen over slepen en transporteren in
de handleiding van de auto in acht nemen.
Pechhulp 385385
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden
UitrUitrususting vting van de autan de auto/sleepme-o/sleepme-
tthodehode
Beide assen op de grBeide assen op de grondond VVoorooras opgeas opgetildtild AAcchthtereras opgeas opgetildtild
Plug-in-hybride-auto's Ja, maximaal 50 km met 50 km/h Ja, maximaal 50 km met 50 km/h Ja, maximaal 50 km met 50 km/h
Het stuurwiel moet met een stuur-
wielklem in de middenpositie geblok-
keerd zijn.
Alleen in de volgende gevallen is transport toege-
staan:
RHet multifunctioneel display is uitgevallen
of
RDe displaymelding áWegslepen verbo-
den Zie handleiding wordtweergegeven
UitzonderUitzondering:ing: Alleen wanneer de auto zich in een
gevarenzone bevindt, mag deze ondanks het uit-
vallen van het display of de displaymelding uit de
gevarenzone worden geborgen.
Met beide assen op de grond mag de auto daarbij
niet over een afstand van meer dan 50 m worden
gesleept. Daarbij mag een sleepsnelheid van
10 km/h niet worden overschreden. Vervolgens is
alleen een transport toegestaan.
AAututo slepen meo slepen met beide assen op de grt beide assen op de grondond
#De aanwijzingen met betrekking tot de toege-
stane sleepmethoden in acht nemen
(/pagina 384).
#Plug-in-hybride: De aanwijzingen met betrek-
king tot de toegestane sleepmethoden in acht
nemen (/pagina 385).
#Controleren of de accu aangesloten en opge-
laden is.
Wanneer de accu ontladen is, de volgende punten
in acht nemen:
RDe auto kan niet worden gestart.
RDe elektrische parkeerremkan niet worden
uit- of ingeschakeld.
386386 Pechhulp
RAAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie kan niet in de stand iof jwor-
den gezet.
%AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Wan-
neer de transmissie niet in de stand ikan
worden gezet of het display niets weergee,
de auto vervoeren (/pagina 388). Voor het
transport van de auto is een sleepwagen met
henrichting nodig.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door te snel of
te ver slepen
Door te snel of te ver slepen kan de aandrijijn
beschadigd raken.
#Een sleepsnelheid van 50 km/h niet
overschrijden.
#Een sleepafstand van 50 km niet over-
schrijden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het slepen van een voertuig met een te
hoog gewicht
Wanneer het te slepen voertuig zwaarder is
dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
RHet sleepoog breekt af.
RDe combinatie kangaan slingeren en kan-
telen.
#Vóór het aan- of afslepen controleren of
het voertuig dat moet worden aan- of
afgesleept zwaarder is dan het toege-
staan totaalgewicht.
Wanneer een auto moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het toegestaan totaalgewicht
daarvan het toegestaan totaalgewicht van het
trekkende voertuig niet overschrijden.
#De gegevens over het toegestaan totaalge-
wicht van de betreende auto vindt u op het
voertuigtypeplaatje (/pagina 416).
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Het
bestuurders- of passagiersportier niet openen,
omdat anders de transmissie automatisch in
de stand jwordtgezet.
#Het sleepoog aanbrengen (/pagina 389).
#De sleepkabel of -stang bevestigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
bevestiging van de sleepkabel of -stang
#De sleepkabel of sleepstang alleen aan
de sleepogen bevestigen.
#De automatische vergrendeling uitschakelen
(/pagina 91).
#De HOLD-functie niet activeren.
#De wegsleepbeveiliging uitschakelen
(/pagina 108).
#Het Active Brake Assist System uitschakelen
(/pagina 260).
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie in de stand izetten.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
De neutraalstand iinschakelen.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
Pechhulp 387387
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beperkte veiligheidsrelevante func-
ties bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de vol-
gende situaties beperkt of niet meer beschik-
baar:
RDe auto is uitgeschakeld.
RHet remsysteem of de stuurbekrachtiging
vertoont een storing.
RDe energievoorziening of het boordnet ver-
toont een storing.
Wanneer uw auto wordtgesleept, kanvoor het
sturen en remmen aanzienlijk meer kracht
nodig zijn.
#Een sleepstang gebruiken.
#Voor het slepen controleren of de stuur-
inrichting vrij kan bewegen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door te hoge
trekkrachten
Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrach-
ten de auto's beschadigen.
#Langzaam en niet plotseling wegrijden.
AAututo vo voor troor transporansport opladent opladen
HybrHybride vide voeroertuigtuigen:en: Het vervoeren van de auto
mag alleen door een sleepbedrijfworden uitge-
voerd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/pagina 386).
#Om de auto op te laden de sleepkabel of -
stang aan het sleepoog bevestigen.
%De sleepkabel of -stang kan ook aan de aan-
hangwagenvoorziening worden bevestigd.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
automatische transmissie in de stand izet-
ten.
%AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Bij sto-
ringen van de elektronica kan de automati-
sche transmissie in de stand jgeblokkeerd
zijn. Om iin te schakelen het boordnet van
spanning voorzien (/pagina 383).
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
De neutraalstand inschakelen.
#De auto op de transporter zetten.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
automatische transmissie in de stand jzet-
ten.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
De eerste versnelling of de achteruitversnel-
ling inschakelen.
#De auto met de elektrische parkeerremtegen
wegrollen beveiligen.
#De auto alleen bij de wielen vastzetten.
AAututo's meo's met adapt adaptievtieve inste instelbarelbare deme dempingping
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij het transport van auto's met adaptieve
instelbare demping
Bij het vervoer van auto's met adaptieve instel-
bare demping kan de combinatie gaan slinge-
ren.
#De auto in de juiste positie op de trans-
porter zetten.
388388 Pechhulp
#De auto aan alle vier wielen vastzetten
met geschikte spanriemen.
#De toegestane maximumsnelheid van
60 km/h bij het transport niet over-
schrijden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto door
verkeerd vastsjorren
#Na het opladen moet de auto aan alle
vier wielen worden vastgezet. Anders kan
de auto worden beschadigd.
#Een minimumafstand tot het transport-
platform van 20 cm naar boven en
10 cm naar beneden moet worden aan-
gehouden.
#Na het opladen de auto aan alle vier wielen
vastzetten.
AAututo's meo's met 4MAt 4MATIC/autTIC/auto's meo's met autt automatiscomatischehe
trtransmissieansmissie
#Erop letten dat de voor- en achteras op het-
zelfde transportvoertuig komen te staan.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de aandrijijn
door verkeerde plaatsing van het voertuig
#Het voertuig niet boven het verbindings-
punt van het transportvoertuig plaatsen.
OpberOpbergplaats sleepooggplaats sleepoog
Het sleepoog bevindt zich onder de bagageruimte-
bodem.
Sleepoog aanbrSleepoog aanbrengengen en ven en vererwiwijderjderenen
#De afdekking 1bij de markering naar binnen
drukken en verwijderen.
#Het sleepoog rechtsom tot de aanslag erin
draaien en vastzetten.
AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Achter aan
de auto bevindt zich geen bevestiging voor het
Pechhulp 389389
inschroefbare sleepoog. De sleepkabel of -stang
aan de aanhangwagenvoorziening bevestigen.
#Bij het verwijderen van het sleepoog erop let-
ten dat de afdekking 1bij het aanbrengen in
de bumper vergrendelt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto
door verkeerd gebruik van het sleepoog of
de aanhangwagenvoorziening
Bij het bergenvan de auto door het lostrekken
met behulp van het sleepoog of de aanhang-
wagenvoorziening kan de auto beschadigd
raken.
#Het sleepoog of de aanhangwagenvoor-
ziening alleen gebruiken voor het slepen
of aanslepen van de auto.
#De sleepogen of de aanhangwagenvoor-
ziening niet gebruiken om de auto te ber-
gen.
AAututo aanslepeno aanslepen
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissieansmissie
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de auto-
matische transmissie door aanslepen
Door het aanslepen van auto's met automati-
sche transmissie kan de automatische trans-
missie worden beschadigd.
#Auto's met automatische transmissie
mogen niet door aanslepen worden
gestart.
#Auto's met automatische transmissie mogen
niet door aanslepen worden gestart.
AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbaksnellingsbak
#De aanwijzingen met betrekking tot het slepen
in acht nemen (/pagina 386).
#Eventueel de motor en het uitlaatsysteem
laten afkoelen.
#Het contact inschakelen.
#De tweede versnelling inschakelen.
#De elektrische parkeerrem vrijzetten.
#Bij volledig ingedrukt koppelingspedaal de
auto aanslepen.
#Het koppelingspedaal langzaam loslaten.
#Wanneer de motor start, direct de neutraal-
stand inschakelen.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De sleepkabel of -stang verwijderen.
#Het sleepoog verwijderen.
#De auto laten controleren bij een gekwali-
ceerde werkplaats.
ElektrElektriscische zekhe zekereringingenen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot elektrt elektriscische zekhe zeke-e-
rringingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
en letsel door overbelaste bedrading
Wanneer een defecte zekering wordtgemani-
puleerd, overbrugd of door een zekering met
een hoger amperage wordtvervangen, kan de
elektrische bedrading overbelast worden.
Hierdoor kan brand ontstaan.
390390 Pechhulp
#Defecte zekeringen altijd door gespeci-
ceerde nieuwe zekeringen met het cor-
recte amperage vervangen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
zekeringen
Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische
componenten of systemen worden beschadigd
of aanzienlijk beperkt worden in hun werking.
#Alleen door Mercedes-Benz vrijgegeven
zekeringen met het aangegeven ampe-
rage gebruiken.
Doorgebrande zekeringen moetenworden vervan-
gen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar
aan de kleur en de ampèrewaarde. De ampère-
waarden en verdere in acht te nemen informatie is
te vinden in het zekeringaansluitschema.
ZekZekereringingaansluitscaansluitschema:hema: Op de zekeringenkast in
de motorruimte (/pagina 391)
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging of functiesto-
ring door vochtigheid
Door vochtigheid kunnen functiestoringen of
beschadigingen aan de elektrische installatie
ontstaan.
#Bij een geopende zekeringenkast erop
letten dat geen vochtigheid in de zekerin-
genkasten kan binnendringen.
#Bij het sluiten van de zekeringenkast
erop letten dat de afdichting van het dek-
sel correct op de zekeringenkast is aan-
gebracht.
Wanneer een nieuw aangebrachte zekering
opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen
en verhelpen bij een gekwaliceerde werkplaats.
Voor het vervangen van zekeringen het volgende
controleren:
RDe auto is beveiligd tegenwegrollen.
RAlle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.
RDe auto is uitgeschakeld.
De elektrische zekeringen zijn oververschillende
zekeringenkasten verdeeld:
RZekeringenkast in de motorruimte in rijrichting
gezien links (/pagina 391)
RZekeringenkast in de beenruimte van de pas-
sagier (/pagina 392)
RZekeringenkast in het midden van de bagage-
ruimte (/pagina 393)
ZekZekereringingenkenkasast in de mott in de motorrorruimtuimte openen en slui-e openen en slui-
ttenen
VVoorwoorwaaraardenden
REen droge doek en een schroevendraaier zijn
beschikbaar.
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 390).
Pechhulp 391391
OpenenOpenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
het gebruik van de ruitenwissers bij geo-
pende motorkap
Als de ruitenwissers zich in beweging zetten
als de motorkap geopend is, kunt u bekneld
raken in de wisserstangen.
#Altijd de ruitenwissers en de auto uit-
schakelen voordat de motorkap wordt
geopend.
#De motorkap openen.
#Met een droge doek eventueel aanwezig vocht
van de zekeringenkast verwijderen.
#De schroeven1losdraaien.
#De klemmen 2indrukken en het deksel van
de zekeringenkast naar boventoeverwijderen.
Het zekeringaansluitschema bevindt zich in een
uitsparing aan de zijkant van de zekeringenkast.
SluitSluitenen
#De afdichting moet correct tegen het deksel
aanliggen; dit controleren.
#Het deksel op de zekeringenkast plaatsen.
#De klemmen 2moetenvergrendelen.
#De bouten1vastdraaien.
#De motorkap sluiten.
ZekZekereringingenkenkasast in de beenrt in de beenruimtuimte ve van de passagieran de passagier
openen en sluitopenen en sluitenen
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 390).
392392 Pechhulp
OpenenOpenen
#Het tapijt 1in de richting van de pijl opklap-
pen.
#De bouten2losdraaien en het deksel van de
zekeringenkast naar boventoeverwijderen.
SluitSluitenen
#Het deksel op de zekeringenkast plaatsen.
#De bouten 2vastdraaien.
#Het tapijt terugklappen.
ZekZekereringingenkenkasast in de bagt in de bagagagereruimtuimte openen ene openen en
sluitsluitenen
De aanwijzingen met betrekking tot elektrische
zekeringen in acht nemen (/pagina 390).
#De bagageruimtebodem openen.
De zekeringenkast 1bevindt zich onder de baga-
geruimtebodem.
Pechhulp 393393
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot gt geluidsontwik-eluidsontwik-
kkeling of ongeweling of ongewoon rioon rijgjgedredragag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag. Dit kan wijzen op beschadi-
gingen aan banden of velgen. Onzichtbare
beschadigingen van de banden kunnen eveneens
de oorzaak van het ongewone rijgedrag zijn.
Als wordtvermoed dat er iets met de banden of
velgen niet in orde is de snelheid verminderen en
de wielen en banden bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het rt regegelmatigelmatig
contrcontroleroleren ven van de van de velgelgen en bandenen en banden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen bandenspan-
ningsverlies veroorzaken.
#Banden regelmatig op schade controle-
ren en beschadigde banden direct ver-
vangen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor aquapla-
ning door te lage proeldiepte
Bij een te lage proeldiepte laat de grip van de
banden te wensen over.
Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van
aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet
aangepaste snelheid.
#De proeldiepte en de toestand van het
loopvlak van de band over de gehele
breedte bij alle banden regelmatig con-
troleren.
Minimumproeldiepte bij
RZomerbanden: 3 mm
RM+S-banden: 4 mm
#De banden om veiligheidsredenen laten
vervangen voordat de wettelijk voorge-
schreven minimumproeldiepte bereikt
is.
De volgende controles regelmatig, ten minste een-
maal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor
een langere rit of rijden in het terrein, bij alle wie-
len uitvoeren:
RControle van de bandenspanning
(/pagina 395)
RVisuele controle van de banden en velgen op
beschadigingen
RControle van de ventieldopjes
RVisuele controle van de proeldiepte en het
loopvlak van de band over de gehele breedte.
De minimumproeldiepte bij zomerbanden
bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot sneeuwket sneeuwkettin-ttin-
ggenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde montage van de sneeuw-
kettingen
Wanneer sneeuwkettingen op de achterwielen
worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettin-
394394 Banden en velgen
gen in contact komen met de carrosserie of
met onderdelen van het onderstel.
#Nooit sneeuwkettingen op de achterwie-
len monteren.
#Sneeuwkettingen alleen paarsgewijs op
de voorwielen monteren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van onderde-
len van de carrosserie of het onderstel
door gemonteerde sneeuwkettingen
Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettin-
gen op de achterwielen worden gemonteerd,
kunnen ze onderdelen van de carrosserie of
het onderstel beschadigen.
#Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen
alleen op de voorwielen monteren.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de wiel-
doppen door gemonteerde sneeuwkettin-
gen
Wanneer u sneeuwkettingen op stalen velgen
monteert, kunnen de wieldoppen beschadi-
gen.
#Voor de montage van sneeuwkettingen
de wieldoppen van de stalen velgen ver-
wijderen.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het
volgende in acht nemen:
RSneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde
velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie
hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-
Benz-servicewerkplaats.
ROm veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettin-
gen of sneeuwkettingen met dezelfde kwali-
teitsstandaard gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerde sneeuwkettingen is 50 km/h.
RAAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistent:ent: Met
gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve
parkeerassistent gebruiken.
%De maximumsnelheid kanvoor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/pagina 245).
%Het ESP®kanvoor het wegrijden worden uit-
geschakeld (/pagina 237). Zo kunnen de
wielen doordraaien en een hogere aandrijf-
kracht opwekken.
BandenspanningBandenspanning
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de bandenspan-t de bandenspan-
ningning
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door te lage of te hoge bandenspanning
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning kunnen met name de volgende
gevaren opleveren:
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of onge-
lijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en rem-
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed
worden.
#De geadviseerde bandenspanningen in
acht nemen en de bandenspanning van
Banden en velgen 395395
alle banden inclusief het reservewiel
controleren:
Rmaandelijks
Rbij veranderde belading
Rvoor aanvang van een langere rit
Rbij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
bijvoorbeeld rijden in het terrein
#Indien nodig de bandenspanning aanpas-
sen.
Een te lage of te hoge bandenspanning hee de
volgende gevolgen:
RDe levensduur van de band wordtverkort.
RBeschadiging van de banden wordt in de hand
gewerkt.
RHet rijgedrag en daarmee de rijveiligheid wor-
den nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door aqua-
planing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij herhaaldelijk drukverlies in de band
Velg, ventiel of band kunnen beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kantot een klap-
band leiden.
#Banden op binnengedrongen voorwerpen
onderzoeken.
#Controleren of de velg of het ventiel lek
is.
#Als de schade niet verholpen worden
kan, contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Gegevens over de geadviseerde bandenspanning
voor de af fabriek op uw auto gemonteerde ban-
den vindt u in de bandenspanningstabel aan de
binnenzijde van de tankdopklep (/pagina 396).
Voor het controleren van de bandenspanning een
geschikte bandenspanningsmetergebruiken. Het
uiterlijk van een band gee geen uitsluitsel over
de bandenspanning.
De bandenspanning alleen corrigerenwanneer de
banden koud zijn. Voorwaarden voor koude ban-
den:
RDe auto wasten minste drie uur geparkeerd
zonder zonlicht op de band.
RDe auto hee minder dan 1,6 km gereden.
Banden worden tijdens het rijden warm.Naarmate
de temperatuur van de band toeneemt wordt ook
de bandenspanning hoger.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Ukunt de
bandenspanning ook via de boordcomputer con-
troleren.
AAananwiwijzingjzingen ven voor rioor rijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend
de in de bandenspanningstabel geadviseerde ban-
denspanning voor een verhoogde belading.
BandenspanningstBandenspanningstabelabel
De bandenspanningstabel bevindt zich aan de bin-
nenzijde van de tankdopklep.
396396 Banden en velgen
De bandenspanningstabel toont de geadviseerde
bandenspanning voor alle af fabriek voor deze
auto goedgekeurde banden. De geadviseerde ban-
denspanningen gelden voor banden in koude toe-
stand bij verschillende bedrijfsomstandigheden
van belading en/of snelheid van de auto.
Wanneer bij de bandenspanningen een of meer-
dere bandenmaten worden vermeld, dan geldt de
betreende bandenspanning alleen voor deze
bandenmaten en de betreende beladingstoe-
stand.
Als de bandenmaten vergezeld gaan van het sym-
bool +, dan is de betreende bandenspanning
een alternatieve bandenspanning. Het brandstof-
verbruik kan dan iets toenemen.
De beladingstoestanden "gedeeltelijk beladen" of
"volledig beladen" worden in de tabel weergege-
ven door een verschillend aantal personen en
bagage. Het daadwerkelijke aantal zitplaatsen kan
daarvan afwijken.
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
WWererking vking van de bandenspanningscontran de bandenspanningscontroleole
Het systeem controleert met behulp van de ban-
denspanningssensor de bandenspanning en de
bandentemperatuur van de op de auto gemon-
teerde banden.
De bandenspanning en de bandentemperatuur
worden op de boordcomputer weergegeven
(/pagina 398).
Bij duidelijk drukverlies of te hoge temperatuur
van de band wordt de bestuurder door displaymel-
dingen (/pagina 491) of het waarschuwings-
lampje hin het combi-instrument
(/pagina 517)gewaarschuwd.
De bandenspanningscontrole is slechts een hulp-
middel. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk,
de bandenspanning in te stellen op de geadvi-
seerde, voor de bedrijfsomstandigheden
geschikte bandenspanning voor koude banden.
In de meeste gevallen herkent de bandenspan-
ningscontrole de referentiewaarde automatisch
nadat de bandenspanning is gewijzigd. De refe-
rentiewaarden kunnen echter ook door handmatig
opnieuw startenvan de bandenspanningscontrole
worden geactualiseerd (/pagina 398).
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
Banden en velgen 397397
REr treedt een storing door een andere radio-
bron op.
Bandenspanning meBandenspanning met bandenspanningscontrt bandenspanningscontroleole
contrcontrolerolerenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is ingeschakeld.
Boordcomputer:
4Service 5Banden
Een van de volgende weergave verschijnt:
RActuele bandenspanning en bandentempera-
tuur van de afzonderlijke wielen:
RBandenspanningsindicatie verschijnt na
enkele minuten rijden
RBandenspanningscontrole actief: De inleer-
procedure van het systeem is nog niet afgeslo-
ten. De bandenspanningen worden dan reeds
gecontroleerd.
#De bandenspanning vergelijken met de voor
de actuele bedrijfstoestand geadviseerde ban-
denspanning (/pagina 396). Daarbij de aan-
wijzingen overkoude banden in acht nemen
(/pagina 395).
%De op de boordcomputer weergegevenwaar-
den kunnen afwijken van de waarden van de
bandenspanningsmeter, omdat deze voor zee-
niveau gelden. Op hoger gelegen plaatsen
geven luchtdrukmeters een hogere banden-
spanning aan dan de boordcomputer. In dit
geval de bandenspanning niet verlagen.
BandenspanningscontrBandenspanningscontrole opnieuw stole opnieuw startartenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
banden correct ingesteld voor de betreende
bedrijfstoestand (/pagina 395).
De bandenspanningscontrole in de volgende situ-
aties opnieuw starten:
RDe bandenspanning is gewijzigd.
RDe banden of de wielen zijn gewisseld of
nieuw gemonteerd.
Boordcomputer:
4Service 5Banden
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control links op het stuurwiel.
Het instrumtentendisplay toont de melding
Act. bandenspanningen als nieuwe richt-
waarde overnemen?.
#Op de Touch-Control in het stuurwiel links
drukken om het opnieuw opstartente starten.
Het instrumtentendisplay toont de melding
Bandensp.controle opnieuw gestart.
Actuele waarschuwingsmeldingenworden
gewist en het gele waarschuwingslampje h
doo.
Na enkele minuten rijden controleert het sys-
teem of de actuele bandenspanningswaarden
binnen het geadviseerde gebied liggen. Vervol-
gens worden de actuele bandenspannings-
398398 Banden en velgen
waarden als nieuwe referentiewaarden aange-
nomen en bewaakt.
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 395)
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
WWererking vking van hean het bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwings-huwings-
systsysteemeem
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
waarschuwt bij een duidelijk bandenspanningsver-
lies door displaymeldingen.
SystSysteemgreemgrenzenenzen
Het systeem kan in het bijzonder in de volgende
situaties mogelijk niet correct werken of buiten
werking zijn:
REr zijn verkeerde referentiewaarden ingeleerd.
REr treedt een plotseling drukverlies op, bijvoor-
beeld veroorzaakt door een binnengedrongen
voorwerp.
REr treedt een gelijkmatig drukverlies in meer-
dere banden op.
Het systeem werkt in het bijzonder in de volgende
situaties beperkt of vertraagd:
RBij een slechte staat van de ondergrond, bij-
voorbeeld sneeuw of grind
RBij het rijden met sneeuwkettingen
RBij een zeer sportieve rijstijl met hoge bocht-
snelheden of sterke acceleraties
RBij het rijden met een zeer zware of grote aan-
hangwagen
RBij het rijden met een zware belading
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem is
slechts een hulpmiddel. De bestuurder is ervoor
verantwoordelijk de bandenspanning in te stellen
op de geadviseerde, voor de bedrijfsomstandighe-
den geschikte bandenspanning voor koude ban-
den en deze te controleren.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 395)
RDisplaymeldingen over de banden
(/pagina 491)
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteem opnieuweem opnieuw
ststartartenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe geadviseerde bandenspanning is bij alle
banden correct ingesteld voor de betreende
bedrijfstoestand.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem in
de volgende situaties opnieuw starten:
RBandenspanning gewijzigd
RBanden of wielen gewisseld of nieuw gemon-
teerd
Boordcomputer:
4Service 5Banden
#Een veegbeweging omlaag maken op de
Touch-Control links op het stuurwiel.
Het display toont de melding Bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem actief Opnieuw
starten.
Banden en velgen 399399
#Op de Touch-Control links op het stuurwiel
drukken om het opnieuw opstartente starten.
Het display toont de melding Bandenspan-
ning nu OK?.
#Ja selecteren.
#Op de Touch-Control links op het stuurwiel
drukken om het opnieuw opstartente bevesti-
gen.
Het display toont de melding Bandenspan-
ningswaarschuwing opnieuw gestart.
Na enkele minuten rijden bewaakt het banden-
spanningswaarschuwingssysteem de inge-
stelde bandenspanningen van alle banden.
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 395)
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
AAananwiwijzingjzingen oven over de selectie, monter de selectie, montagage en ve en ver-er-
vvanging vanging van bandenan banden
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde afmetingen van de banden
en velgen
Wanneer banden en velgen met verkeerde
afmetingen worden gemonteerd, kunnen de
bedrijfsremmen of onderdelen van het remsys-
teem en de wielophanging worden bescha-
digd.
#Banden en velgen altijd vervangen door
banden en velgen die aan de specica-
ties van de originele onderdelen voldoen.
Daarbij bij velgen het volgende in acht nemen:
ROmschrijving
RType
Daarbij bij banden het volgende in acht
nemen:
ROmschrijving
RFabrikant
RType
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door overschrijden van het draagvermo-
genvan de band of de toegestane snel-
heidsindex
Het overschrijden kan leiden tot beschadiging
van de banden of tot het klappen van de ban-
den.
#Alleen voor het voertuigtype goedge-
keurde bandentypes en ‑maten gebrui-
ken.
#Het voor uw auto noodzakelijke draagver-
mogen van de band en de snelheidsindex
in acht nemen.
400400 Banden en velgen
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan de auto en de
banden door niet goedgekeurde banden-
typen en -maten
Om veiligheidsredenen alleen banden, velgen
en accessoires gebruiken, die Mercedes-Benz
speciaal voor uw auto goedgekeurd hee.
Deze banden zijn speciaal op actieve veilig-
heidssysteem zoals bijvoorbeeld het ABS, het
ESP®en de 4MATIC afgestemd en als volgt
gekenmerkt:
RMO = Originele Mercedes-Benz-onderde-
len
RMOE = Mercedes-Benz Original Extended
(banden met noodloopeigenschappen
alleen voor bepaalde wielen)
RMO1 = Mercedes-Benz Original (alleen
bepaalde AMG banden)
Anders kunnen bepaalde eigenschappen,
zoals rijgedrag, rijgeluid, verbruik enzovoort
nadelig worden beïnvloed. Bovendien kunnen
banden met andere maten onder belasting
tegen de carrosserie en delen van de wielop-
hanging aanlopen. Beschadiging aan de ban-
den of de auto kunnen het gevolg zijn.
Alleen de door Mercedes-Benz gecontroleerde
en geadviseerde banden, velgen en accessoi-
resgebruiken.
*AANWIJZINGAANWIJZING Negatieve invloed op de rij-
veiligheid door gecoverde banden
Gecoverde banden worden door Mercedes-
Benz niet getest en geadviseerd, omdat bij het
coveren beschadigingen niet altijd herkend
worden.
De rijveiligheid kan daarom niet gewaarborgd
worden.
#Geen gebruikte banden gebruiken, waar-
van het eerdere gebruik onbekend is.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het rijden over
obstakels
Om grotevelgen zitten banden met een lagere
verhouding tussen de hoogte en de breedte.
Met een lagere hoogte/breedteverhouding
neemt het gevaar, dat bij het rijden over obsta-
kels de velgen en banden beschadigd raken,
toe.
#Obstakels vermijden of zeer voorzichting
oprijden.
#Bij het rijden over stoepranden, verkeers-
drempels, putdeksels en kuilen en weg-
oneenheden de snelheid verlagen.
#Zeer hoge stoepranden vermijden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke beschadiging van
de velgen en banden bij het parkeren op
een stoeprand of kuilen en wegoneenhe-
den
Bij het parkeren op een stoeprand of kuilen en
wegoneenheden kunnen de banden en vel-
genworden beschadigd.
#Altijd op een zo vlak mogelijke onder-
grond parkeren.
#Bij het parkeren stoepranden en kuilen
en wegoneenheden vermijden.
Banden en velgen 401401
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van elektroni-
sche onderdelen door het gebruik van
montagegereedschap
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: In het
wiel bevinden zich elektronische onderdelen.
Bij het ventiel mag geen montagegereedschap
worden aangebracht.
Anders kunnen de elektronische onderdelen
worden beschadigd.
#Banden alleen bij een gekwaliceerde
werkplaats laten vervangen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Schade aan zomerbanden bij
lage omgevingstemperaturen
Bij lage omgevingstemperaturen kunnen tij-
dens het rijden scheuren in zomerbanden ont-
staan, die de banden permanent beschadigen.
#Bij temperaturen lager dan 7 °C i
M+S-banden gebruiken.
Accessoires die niet door Mercedes-Benz voor uw
auto zijn goedgekeurd, of waar niet vakkundig
mee wordt omgegaan, kunnen de rijveiligheid
nadelig beïnvloeden.
Voor de aanschaf of het gebruik van niet goedge-
keurde accessoires bij een gekwaliceerde werk-
plaats informatie vragen over:
Rdoelmatigheid
Rwettelijke voorschrien
Raanbevelingen af fabriek
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
bij sportbanden
Bij sportbanden bestaat op vochtige of natte
rijbaan een verhoogd risico op slippen en
aquaplaning.
Bovendien neemt de grip van de banden bij
een lage buitentemperatuur en bandentempe-
ratuur duidelijk af.
#Het ESP®inschakelen en de rijstijl aan-
passen.
#Bij een buitentemperatuur lager dan
10 °C iM+S ‑-banden gebruiken.
#Alleen banden gebruiken die geschikt
zijn voor de toepassing.
Bij het kiezen, monteren en vervangen van ban-
den het volgende in acht nemen:
RLandspecieke goedkeuringseisen voor ban-
den, die een bepaald bandentype voor uw
auto vastleggen.
RDaarnaast kanvoor bepaalde regio's en toe-
passingen het gebruik van bepaalde bandenty-
pen worden aanbevolen.
RAlleen banden en velgen volgens dezelfde con-
structie, dezelfde uitvoering (zomerbanden,
winterbanden, MOExtended-banden) en van
hetzelfde merk gebruiken.
ROp een as alleen wielen van dezelfde afmetin-
gen monteren (links en rechts).
Uitsluitend in gevalvan pech mag voor het rij-
den naar de werkplaats hiervanworden afge-
weken.
RGeen nabewerking aan het remsysteem, de
velgen en de banden uitvoeren.
402402 Banden en velgen
Het gebruik van vulplaten en remstofplaten is
niet toegestaan en leidt tot het verlies van de
typegoedkeuring.
RAAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Alle
gemonteerde wielen moeten zijn uitgerust met
functionerende sensoren voor de bandenspan-
ningscontrole.
RBij temperaturen lager dan 7 °C Winterbanden
of all-seasonbanden met de iM+S-aan-
duiding op alle wielen gebruiken.
Onder winterse omstandigheden bieden win-
terbanden de best mogelijke grip.
RBij M+S-banden alleen banden met hetzelfde
proel gebruiken.
RDe toegestane maximumsnelheid van de
gemonteerde M+S-banden in acht nemen.
Wanneer de toegestane maximumsnelheid
lager is dan die van de auto, moet een sticker
in het gezichtsveld van de bestuurder hiervoor
waarschuwen.
RNieuwe banden tijdens de eerste 100 km met
matige snelheid inrijden.
RDe banden uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RBiBij hej het montt montereren ven van banden zonder nood-an banden zonder nood-
loopeigloopeigenscenschappen:happen: Auto's met MOExtended-
banden zijn af fabriek niet met een TIREFIT-set
uitgerust. Na een wissel naar banden zonder
noodloopeigenschappen, bijvoorbeeld winter-
banden, de auto met een TIREFIT-set uitrus-
ten.
%De maximumsnelheid kanvoor het gebruik
van winterbanden permanent worden
begrensd (/pagina 245).
Voor meer informatie over banden en velgen con-
tact opnemen met een gekwaliceerde werk-
plaats.
Ook beslist de volgende aanvullende informatie in
acht nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 395)
RBandenspanningstabel (/pagina 396)
RAanwijzingen met betrekking tot het noodwiel
(/pagina 410)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het vt vererwisselenwisselen
vvan wielenan wielen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verschillende wielafmetingen
Als de voor‑ met de achterwielen worden ver-
wisseld, kunnen de rij-eigenschappen sterk
nadelig worden beïnvloed .
Ook kunnen de schijfremmen of onderdelen
van de wielophanging worden beschadigd.
#De voor en achterwielen uitsluitend ver-
wisselen wanneer de banden en velgen
identieke afmetingen hebben.
Als bij verschillende afmetingen van banden en
velgen de voor- met de achterwielen worden ver-
wisseld, kan dit leiden totverlies van de typegoed-
keuring.
Voor- en achterwielen slijten verschillend:
RVoorwielen sneller bij de bandschouder
RAchterwielen sterker in het midden van de
band
Banden en velgen 403403
De band niet te ver laten slijten. Anders wordt de
grip op natte wegen sterk nadelig beïnvloed
(aquaplaning).
Verwissel bij auto's met dezelfde wielmaat afhan-
kelijk van de slijtagegraad de wielen elke
5000 tot 10000 km. Op de draairichting van de
wielen letten.
Daarbij de aanwijzingen en de veiligheidsaanwij-
zingen met betrekking tot "Verwisselen van een
wiel" in acht nemen (/pagina 405).
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het opslaan vt opslaan vanan
wielenwielen
Bij het opslaan van wielen de volgende aanwijzin-
gen opvolgen:
RGedemonteerde wielen koel, droog en zo
mogelijk donker bewaren.
RDe banden tegen olie, vet en brandstof
beschermen.
OvOvererziczicht wielwisselght wielwisselgerereedsceedschaphap
Afgezien van enkele landspecieke varianten zijn
de auto's niet uitgerust met wielwisselgereed-
schap. Informeer bij een gekwaliceerde werk-
plaats welk wielwisselgereedschap voor het ver-
wisselen van een wiel van de auto nodig en goed-
gekeurd is.
Voor het verwisselen van een wiel zijn bijvoor-
beeld de volgende gereedschappen nodig:
RKrik
RWielkeg
RWielsleutel
RCentreerpen
%De krik hee een gewicht van circa 3,4 kg.
Het maximumdraagvermogen van de krik
vindt u op de sticker op de krik.
De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de
werking contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Het wielwisselgereedschap bevindt zich in de
boordgereedschapstas 1in de bagageruimte.
%Afhankelijk van de uitvoering kan de boordge-
reedschaptas zich op een andere positie in de
bagageruimte bevinden.
De boordgereedschapstas bevat:
RKrik
RHandschoenen
RWielsleutel
RCentreerpen
RUitklapbare wielkeg
RRatelvoor krik
404404 Banden en velgen
AAututo vo voorberoorbereiden op heeiden op het vt vererwisselen vwisselen van eenan een
wielwiel
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto bevindt zich niet op een helling.
RDe auto staat op een stevige, stroeve en
vlakke ondergrond.
RHet noodzakelijke wielwisselgereedschap is
aanwezig.
%Wanneer uw auto niet met wielwisselgereed-
schap is uitgerust, informeert u dan bij een
gekwaliceerde werkplaats naar passend
gereedschap.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedie-
nen.
#De voorwielen in de rechtuitstand draaien.
#AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak:
De eerste versnelling of de achteruitversnel-
ling inschakelen.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De
transmissie in de stand jzetten.
#De auto uitschakelen.
#Zorg ervoor dat de auto niet kanworden
gestart.
#Het wiel dat diagonaal staat ten opzichte van
het te verwisselen wiel, aan de voor- en ach-
terzijde met een wielkeg of iets dergelijks blok-
keren.
#Indien noodzakelijk, de wieldeksels of naaf-
doppen verwijderen (/pagina 405).
#De auto opkrikken (/pagina 406).
WWieldekieldeksels/naafdoppen vsels/naafdoppen vererwiwijderjderen en aanbren en aanbren-en-
ggenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/pagina 405).
WWieldekieldekselssels
Bij auto's met stalen velgen dekt het wieldeksel
de wielbouten af. Voor het losdraaien van de wiel-
bouten het wieldeksel verwijderen.
#VVererwiwijderjderen:en: Met beide handen voorzichtig in
twee wieldekselopeningengrijpen en het wiel-
deksel lostrekken.
KKunsunststtstof naafdopof naafdop
#VVererwiwijderjderen:en: De middenkap van de naafdop
linksom draaien en verwijderen.
#AAanbranbrengengen:en: De middenkap van de naafdop
linksom draaien.
#De naafdop aanbrengen en de middenkap
rechtsom draaien, tot de naafdop voelbaar en
hoorbaar vergrendelt.
Banden en velgen 405405
AAututo bio bij hej het vt vererwisselen vwisselen van een wiel opkran een wiel opkrikkikkenen
VVoorwoorwaaraardenden
REr bevinden zich geen personen in de auto.
RDe auto is voorbereid voor het verwisselen van
een wiel (/pagina 405).
RDe wieldeksels of naafdoppen zijn verwijderd
(/pagina 405).
Belangrijke aanwijzingen met betrekking tot het
gebruik van de krik:
RAlleen de autospecieke, door Mercedes-Benz
goedgekeurde krik gebruiken voor het opkrik-
kenvan de auto.
RDe krik is uitsluitend geschikt voor het kort-
stondig opkrikkenvan de auto en niet voor
onderhoudswerkzaamheden onder de auto.
RDe ondergrond waar de krik op rust moet ste-
vig, vlak en stroef zijn. Indien nodig een grote,
vlakke, stevige en stroeve ondergrond gebrui-
ken.
RDe voet van de krik moet zich loodrecht onder
het kriksteunpunt bevinden.
Veiligheidsregels bij opgekrikte auto:
RNooit handen of voeten onder de auto houden.
RNooit onder de auto gaan liggen.
RDe auto niet starten en de elektrische parkeer-
rem niet vrijzetten.
RGeen portieren of achterklep openen of slui-
ten.
#Van het te verwisselen wiel de wielbouten met
de wielsleutel circa een omwenteling los-
draaien. De bouten niet verwijderen.
406406 Banden en velgen
Plaats van de kriksteunpunten
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
verkeerd plaatsen van de krik
Als de krik niet correct bij de betreende krik-
steunpunten wordtgeplaatst, kan de krik kan-
telen als de auto omhoog is gebracht.
#De krik uitsluitend plaatsen bij de betref-
fende kriksteunpunten van de auto. De
voet van de krik moet zich loodrecht
onder het kriksteunpunt van de auto
bevinden.
*AANWIJZINGAANWIJZING Voertuigschade door krik
Wanneer u de krik niet op de daarvoor
bedoelde kriksteunpunten aanbrengt, kunt u
uw auto beschadigen.
#De krik alleen op de daarvoor bedoelde
kriksteunpunten aanbrengen.
#De ratel uit het wielwisselgereedschap zodanig
op het zeskant van de krik steken, dat de tekst
"AUF" zichtbaar is.
#De steun 2van de krik 4in het kriksteun-
punt 1aanbrengen.
%Bij volledig spanningsverlies van een band is
het mogelijk dat de krik niet op het kriksteun-
punt 1kanworden aangebracht. In dat geval
de auto ontladen.
#De ratel3rechtsom draaien, tot de kriksteun
2zich volledig in het kriksteunpunt 1
Banden en velgen 407407
bevindt en de voet van de krik gelijkmatig de
grond raakt.
#De ratel3draaien, tot de band maximaal
3 cm van de grond verwijderd is.
#Het wiel losmaken en verwijderen
(/pagina 408).
WWiel viel vererwiwijderjderenen
VVoorwoorwaaraardenden
RDe auto is opgekrikt (/pagina 406).
Vermijd bij het verwisselen van een wiel elke
krachtinwerking op de remschijf, omdat dit moge-
lijk een nadelige invloed op het comfort bij het
remmen hee.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging van de
schroefdraad door vervuilde wielbouten
#De wielbouten niet in zand of vuil leggen.
#De bovenste wielbout helemaal eruit draaien.
#In plaats van de wielbout, de centreerpen 1
in het schroefdraad schroeven.
#De overige wielbouten eruit schroeven.
#Het wiel verwijderen en eventueel in de laad-
ruimte opbergen.
#Aanwijzingen met betrekking tot de demon-
tage van een noodwiel (/pagina 410).
Nieuw wiel montNieuw wiel montererenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet te verwisselen wiel is verwijderd en de
centreerpen is aangebracht (/pagina 408).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verliezen van een wiel
Als wielbouten met olie of vet zijn ingesmeerd,
of als de schroefdraad van wielbouten‑ of
naven beschadigd is, kunnen de wielbouten
loskomen.
Daardoor kan tijdens het rijden een wiel wor-
den verloren.
#Nooit de wielbouten met olie of vet
insmeren.
#Als schroefdraad beschadigd is, direct
contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
#Beschadigde wielbouten of beschadigde
schroefdraad in de naaf laten vervangen.
#Niet verder rijden.
#De aanwijzingen met betrekking tot de selec-
tie van banden in acht nemen
(/pagina 400).
Bij banden met voorgeschreven draairichting mar-
keert een pijl op de wang de draairichting van de
408408 Banden en velgen
band. Bij de montage op de draairichting van de
wielen letten.
#Het te monteren wiel op de centreerpen schui-
ven en aandrukken.
#De aanwijzingen met betrekking tot de mon-
tage van een noodwiel in acht nemen
(/pagina 410).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel bij
het vastdraaien van wielbouten en ‑moe-
ren
Als de wielbouten of wielmoeren worden vast-
gedraaid als de auto omhooggebracht is, kan
de krik kantelen.
#Wielbouten of wielmoeren alleen vast-
draaien met het wiel op de grond.
#De aanwijzingen en de veiligheidsaanwijzingen
met betrekking tot "Verwisselen van een wiel"
in acht nemen (/pagina 400).
#Om veiligheidsredenen alleen de voor
Mercedes-Benz en het betreende wiel goed-
gekeurde wielbouten gebruiken.
#De wielbouten erin draaien en in de aangege-
venvolgorde kruiselings gelijkmatig licht aan-
draaien.
#De centreerpen eruit schroeven.
#De laatste wielbout erin draaien en licht vast-
draaien.
#De auto laten zakken (/pagina 409).
AAututo na vo na vererwisselen vwisselen van een wiel latan een wiel laten zakken zakkenen
VVoorwoorwaaraardenden
RHet nieuwe wiel is gemonteerd
(/pagina 408).
#AAututo lato laten zakken zakken:en: De ratel zodanig op het
zeskant van de krik steken, dat de tekst "AB"
zichtbaar is en de ratelvan de krik linksom
draaien.
#De wielbouten in de aangegeven volgorde 1
tot5diagonaal en gelijkmatig met maximaal
80 Nm vastzetten.
#De wielbouten vervolgens in de aangegeven
volgorde 1tot5kruiselings en gelijkmatig
met het voorgeschreven aanhaalmoment van
130 Nm vastzetten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door onjuist aanhaalmoment
Als de wielbouten of de wielmoeren niet met
het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vast-
gezet, kunnen de wielen loskomen.
Banden en velgen 409409
#De wielbouten of de wielmoeren moeten
met het voorgeschreven aanhaalmoment
aangetrokken zijn; dit controleren.
#Indien nodig contact opnemen met een
gekwaliceerde werkplaats en het voer-
tuig niet verplaatsen.
#De bandenspanning van het nieuwe wiel con-
troleren en naar behoee aanpassen.
%Het het volgende geldt niet wanneer het
nieuwe wiel een noodwiel is.
#AAututo's meo's met bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwings-huwings-
systsysteem:eem: Het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem opnieuw starten
(/pagina 399).
#AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: De ban-
denspanningscontrole opnieuw starten
(/pagina 398).
NNoodwieloodwiel
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het noodwielt noodwiel
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het nood‑ of reservewiel en het te verwis-
selen wiel kunnen verschillend zijn. Het nood‑
of reservewiel kan de rij-eigenschappen sterk
nadelig beïnvloeden.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
#Voorzichtig rijden.
#Nooit meer dan één noodwiel of reserve-
wiel monteren dat afwijkt van het te ver-
wisselen wiel.
#Het noodwiel of reservewiel slechts kort-
stondig gebruiken.
#Het ESP®niet uitschakelen.
#Een noodwiel of reservewiel met ver-
schillende afmetingen bij de eerstvol-
gende gekwaliceerde werkplaats laten
vervangen. Beslist op de correcte wiel‑
en bandenmaten en het bandentype let-
ten.
%Het drukloze noodwiel is in het noodwielfoe-
draal in de bagageruimte bevestigd op de ver-
stelbare bagageruimtebodem, die zich in de
onderste positie bevindt.
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
demontage van een noodwiel in acht nemen:
RVoordat het noodwiel wordt opgeborgen, con-
troleren dat zich geen lucht meer in de band
bevindt.
Eventueel de lucht laten ontsnappen.
RLLucucht uit de band latht uit de band laten ontsnappen:en ontsnappen: Het ven-
tieldopje van de band verwijderen.
RHet metalen stije van het binnenventiel met
een spits voorwerp, bijvoorbeeld een pen,
indrukken.
RHet ventieldopje op het ventiel schroeven.
%AAututo's meo's met vt versterstelbarelbare bage bagagagereruimtuimtebodem:ebodem:
Het drukloze noodwiel altijd in de onderste
positie op de verstelbare bagageruimtebodem
opbergen.
410410 Banden en velgen
De volgende aanwijzingen met betrekking tot de
montage van een noodwiel in acht nemen:
RDe toegestane maximumsnelheid met gemon-
teerd noodwiel is 80 km/h.
RGeen sneeuwkettingen op het noodwiel aan-
brengen.
RHet noodwiel uiterlijk om de zes jaar laten ver-
vangen, ongeacht de slijtage.
RDe bandenspanning van het gemonteerde
noodwiel controleren. Deze eventueel aanpas-
sen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de stickervan het noodwiel.
%AAututo's meo's met bandenspanningswt bandenspanningswaaraarscschuwings-huwings-
systsysteem:eem: Bij een gemonteerd noodwiel kan
het bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet betrouwbaar werken. Deze pas opnieuw
starten nadat het noodwiel door een nieuw
wiel is vervangen.
AAututo's meo's met bandenspanningscontrt bandenspanningscontrole:ole: Bij een
gemonteerd noodwiel kan de bandenspan-
ningscontrole niet betrouwbaar werken. De
bandenspanning van het verwijderde wiel kan
nog enkele minuten worden aangegeven.
Deze pas opnieuw starten nadat het noodwiel
door een nieuw wiel is vervangen.
Ook de volgende aanvullende informatie in acht
nemen:
RAanwijzingen met betrekking tot de banden-
spanning (/pagina 395)
RBandenspanningstabel (/pagina 396)
RAanwijzingen met betrekking tot de montage
van banden (/pagina 400)
RMontage van een noodwiel (/pagina 405)
NNoodwiel oppomoodwiel oppompenpen
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting door te lange
looptijd van de bandenvulcompressor
#De bandenvulcompressor niet langer dan
tien minuten zonder onderbreking
gebruiken.
VVoorwoorwaaraardenden
Het noodwiel is correct gemonteerd.
(/pagina 405)
De veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant op de
sticker van het noodwiel en op de bandenvulcom-
pressor in acht nemen.
#De sticker met het opschri maximumsnelheid
80 km/h van de behuizing van de bandenvul-
compressor trekken en in het gezichtsveld van
de bestuurder op het combi-instrument plak-
ken.
#De bandenvulcompressor uit de opbergruimte
onder de bagageruimtebodem nemen.
(/pagina 374, 375)
#De vulslang 1en de stekker 3uit de behui-
zing van de bandenvulcompressor trekken.
Banden en velgen 411411
#De plug 7van de vulslang 1in de aanslui-
ting van de bandenvulcompressor steken en
vervolgens draaien tot de plug 7vergrendelt.
#Het ventieldopje van het ventiel van het nood-
wiel draaien.
#De wartelmoer 2van de vulslang 1op het
ventiel schroeven.
#Controleren dat de in- en uitschakelknop 4
van de bandenvulcompressor in de stand 00
staat.
#De stekker 3in een contactdoos in de auto
steken.
RContactdoos van de sigarettenaansteker
R12V–contactdoos: (/pagina 139)
RDe aanwijzingen met betrekking tot de sigaret-
tenaansteker in de digitale handleiding in acht
nemen
RDe aanwijzingen met betrekking tot de con-
tactdozen in acht nemen: (/pagina 139)
#Om de spanningsvoorziening in te schakelen,
de start-stoptoets eenmaal indrukken.
(/pagina 174)
#De in- en uitschakelknop 4op de bandenvul-
compressor in de stand IIdrukken.
De bandenvulcompressor is ingeschakeld. De
band wordt opgepompt. De manometer5
gee de bandenspanning aan.
#De band tot de voorgeschreven bandenspan-
ning oppompen.
%De voorgeschreven bandenspanning is aange-
geven op de stickervan het noodwiel.
#Wanneer de voorgeschreven bandenspanning
is bereikt, de in- en uitschakelknop 4op de
bandenvulcompressor in de stand 00drukken.
De bandenvulcompressor is uitgeschakeld.
#Om de spanningsvoorziening uit te schakelen,
de start-stoptoets indrukken.
#Wanneer de bandenspanning hoger is dan
voorgeschreven, de afblaasknop 6indruk-
ken, tot de correcte bandenspanning ingesteld
is.
#De wartelmoer 2van de vulslang 1van het
ventiel losdraaien.
#Het ventieldopje van het noodwiel weer op het
ventiel aanbrengen.
#De vulslang 1en de stekker 3in het onder-
ste deel van het bandenvulcompressorhuis
opbergen.
#De bandenvulcompressor in de auto opber-
gen.
412412 Banden en velgen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de tt de tecechnischnischehe
ggegevegevensens
De technische gegevens worden volgens EU-richt-
lijnen bepaald. De genoemde gegevens gelden
alleen voor auto's met standaarduitrusting. Meer
informatie is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-
servicewerkplaats.
Alleen vAlleen voor bepaalde landen:oor bepaalde landen: De voertuigspeci-
eke voertuiggegevens kunt u in de COC-docu-
menten (EC-CERTIFICATE OF CONFORMITY) vin-
den. Deze documenten ontvangt u bij aevering
van de auto.
BoorBoordelektrdelektronicaonica
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot ingrt ingrepen in deepen in de
motmotororelektrelektronicaonica
*AANWIJZINGAANWIJZING Vroegtijdige slijtage door
ondeskundig onderhoud
Door ondeskundig onderhoud kunnen onder-
delen van de auto sneller slijten; dit kan leiden
totverlies van de typegoedkeuring.
#De motorelektronica en de bijbehorende
onderdelen alleen bij een gekwali-
ceerde werkplaats laten onderhouden.
MobilofMobilofoonsoons
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot het het inbouwt inbouwen ven vanan
mobilofmobilofoonsoons
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundige werkzaamheden aan
mobilofoons
Wanneer mobilofoons worden gemanipuleerd
of niet vakkundig worden ingebouwd, kan de
elektromagnetische straling ervan de voertui-
gelektronica storen en de bedrijfsveiligheid
van de auto in gevaar brengen.
#Werkzaamheden aan elektrische en elek-
tronische apparaten altijd laten uitvoeren
bij een gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door ondeskundig gebruik van mobilo-
foons
Als in het voertuig op ondeskundige wijze
gebruik wordtgemaakt van een mobilofoon,
kan de elektromagnetische straling daarvan
de voertuigelektronica storen. Dit geldt met
name in de volgende gevallen:
RWanneer de mobilofoon niet op een bui-
tenantenne is aangesloten.
RWanneer de buitenantenne verkeerd
gemonteerd of niet reectiearm is.
Daardoor kan de bedrijfsveiligheid van het
voertuig in gevaar komen.
#De reectiearme buitenantenne laten
inbouwen bij een gekwaliceerde werk-
plaats.
#De mobilofoon bij gebruik in het voertuig
altijd aansluiten op de reectiearme bui-
tenantenne.
Technische gegevens 413413
*AANWIJZINGAANWIJZING Vervallen van de typegoed-
keuring door het niet in acht nemen van
installatie- en gebruiksvoorwaarden
Wanneer de installatie- en gebruiksvoorwaar-
den voor mobilofoons niet in acht worden
genomen, kan de typegoedkeuring vervallen.
#Alleen vrijgegeven frequentiebanden
gebruiken.
#Het maximaal toegestane uitgangsver-
mogen in deze frequentiebanden in acht
nemen.
#Alleen vrijgegeven antenneposities
gebruiken.
1Voorste dakgedeelte
2Achterzijde van het dak
3Achterspatscherm
Bij auto's met panoramaschuifdak is inbouwen
van een antenne in het voorste en achterste dak-
gedeelte niet toegestaan.
Bij de achterspatschermen wordtgeadviseerd de
antenne te monteren aan de zijde van de auto die
naar het midden van de straat wijst.
Voor het naderhand inbouwen van mobilofoons
moet de technische richtlijn ISO/TS 21609 (Road
Vehicles EMC guidelines for installation of aer-
market radio frequency transmitting equipment)
worden aangehouden. De wettelijke bepalingen
voor aanbouwdelen moetenworden aangehou-
den.
Als de auto met een mobilofoon is uitgerust, moe-
ten de in de voorbereiding aanwezige spannings-
voorziening- en antenne-aansluiting worden
gebruikt. Bij het monteren de aanvullende handlei-
dingen van de fabrikant in acht nemen.
ZendvZendverermogmogen mobilofen mobilofoonsoons
Het maximale zendvermogen (PEAK) bij de voet-
punt van de antenne mag de waarden in de vol-
gende tabel niet overschrijden.
414414 Technische gegevens
FFrreqequentieband en maximaal zendvuentieband en maximaal zendverermogmogenen
FFrreqequentiebanduentieband Maximaal zendvMaximaal zendverermo-mo-
ggenen
Korte golf
3 - 54 MHz
100W
4‑m‑band
74 - 88 MHz
30W
2‑m‑band
144 - 174 MHz
50W
Terrestrial Trunked
Radio (TETRA)
380 - 460 MHz
10W
70‑cm‑band
420 - 450 MHz
35W
Mobiele telefoon
(2G/3G/4G) 10W
De volgende onderdelen kunnen zonder beperkin-
gen in de auto worden gebruikt:
RMobilofoons met een maximaal zendvermogen
tot 100 mW
RRF-zenders met zendfrequenties in de fre-
quentieband 380 - 410 MHz en een maximaal
zendvermogen tot2W(Tetra)
RMobiele telefoon (2G/3G/4G)
Voor de volgende frequentiebanden is er geen
beperking voor de antennepositie aan de buiten-
zijde van de auto:
RTerrestrial Trunked Radio (TETRA)
R70‑cm‑band
R2G/3G/4G
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur enatuur en
aanaanwiwijzingjzingenen
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur bijatuur bij
kleine onderkleine onderdelendelen
Informatie van de fabrikant overradiograsche
onderdelen van de auto kunnen onder het tref-
woord "Wettelijke keurmerkenvoor radio-appara-
tuur" in de digitale handleiding in de auto, op het
internet en in de app worden gevonden.
WWeettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-apparatuur Indo-atuur Indo-
nesiënesië
Informatie van de fabrikant overradiograsche
onderdelen van de auto voor Indonesië kunnen
onder het trefwoord "Wettelijke keurmerkenvoor
radio-apparatuur Indonesië" in de digitale handlei-
ding in de auto, op het internet en in de app wor-
den gevonden.
%Het gaat hierbij niet om kleine onderdelen.
Informatie over kleine onderdelen zijn onder
het trefwoord "Wettelijke keurmerkenvoor
radio-apparatuur bij kleine onderdelen" te vin-
den.
VVererderdereecomcomponentspeciekeponentspecieke aanaanwiwijzingjzingenen
Verdere componentspecieke informatie is te vin-
den onder het trefwoord "Verdere componentspe-
cieke aanwijzingen“ in de digitale handleiding in
de auto, op het internet en in de app.
Technische gegevens 415415
OvOvererziczicht vht voeroertuigtypeplaatje, FIN en mottuigtypeplaatje, FIN en motorornum-num-
mermer
VVoeroertuigtypeplaatjetuigtypeplaatje
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - Koeweit)
1Autofabrikant
2Fabricageplaats
3Productiedatum
4Voertuigtype
5FIN
Voertuigtypeplaatje (voorbeeld - alle andere
landen)
1Autofabrikant
2EG-typegoedkeuringsnummer (alleen voor
bepaalde landen)
3FIN (voertuigidenticatienummer)
4Toegestaan totaalgewicht (kg)
5Toegestaan totaalgewicht (kg) (alleen voor
bepaalde landen)
416416 Technische gegevens
6Toegestane voorasbelasting (kg)
7Toegestane achterasbelasting (kg)
8Lakcode
%De gegevens in de afbeelding zijn voorbeel-
den.
FIN en motFIN en motorornummernummer
1Motornummer in het motorcarter ingeslagen
2Ingeslagen FIN (voertuigidenticatienummer)
op de dwarsdrager
3FIN (voertuigidenticatienummer) als label bij
de onderste rand van de voorruit
Alleen vAlleen voor bepaalde landen:oor bepaalde landen: Het FIN als label op
de onderste rand van de voorruit 3is alleen voor
bepaalde landen beschikbaar. Meer informatie is
verkrijgbaar in een gekwaliceerde werkplaats.
BedriBedrijfjfsstsstoenoen
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tottbedribedrijfjfsstsstoenoen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
voor de gezondheid schadelijke bedrijfs-
stoen
Bedrijfsstoen kunnen giig en schadelijk voor
de gezondheid zijn.
#Bij het gebruik, de opslag en de afvoer
van de bedrijfsstoen de opdrukken van
de originele verpakking in acht nemen.
#Bedrijfsstoen altijd in de afgesloten ori-
ginele verpakking bewaren.
#Kinderen altijd op afstand van bedrijfs-
stoen houden.
+MILIEU-MILIEU-AANWIJZINGAANWIJZING Milieuvervuiling als
gevolg van het niet-milieuvriendelijk afvoe-
renvan bedrijfsstoen
Het onjuist afvoeren van bedrijfsstoen kan
aanzienlijke schade aan het milieu veroorza-
ken.
#Bedrijfsstoen op milieuvriendelijke wijze
afvoeren.
Bedrijfsstoen zijn:
RBrandstoen
RDenoxeringsmiddel AdBlue®voor de uitlaat-
gasnabehandeling
RSmeermiddelen
RKoelvloeistof
RRemvloeistof
RRuitreinigingsmiddel
RKoelmiddel van het temperatuurregelsysteem
Alleen door Mercedes-Benz goedgekeurde pro-
ducten gebruiken. Schade die aan de auto is ont-
staan door het gebruik van niet-goedgekeurde
Technische gegevens 417417
producten, valt niet onder de Mercedes-Benz
garantie en coulance.
De door Mercedes-Benz goedgekeurde bedrijfs-
stoen kunnen worden herkend aan het volgende
opschri op de verpakking:
RMB-Freigabe (bijvoorbeeld MB-Freigabe
229.51)
RMB-Approval (bijvoorbeeld MB-Approval
229.51)
Meer informatie met betrekking tot goedgekeurde
bedrijfsstoen:
RIn de Mercedes-Benz-bedrijfsstoenvoor-
schrien onder vermelding van de specicatie
-Op internet https://bevo.mercedes-
benz.com
-In de Mercedes-Benz BeVo App
RBij een gekwaliceerde werkplaats
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brand‑ en explosiege-
vaar door brandstof
Brandstoen zijn licht ontvlambaar.
#Beslist vuur, open licht, roken en vonk-
vorming vermijden.
#Voor en tijdens het tanken de auto en,
indien aanwezig, de standverwarming
uitschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door
brandstoen
Brandstoen zijn giig en schadelijk voor de
gezondheid.
#Beslist voorkomen dat brandstof met de
huid, de ogen of de kleding in aanraking
komt, of dat het wordt ingeslikt.
#Brandstofdampen niet inademen.
#Kinderen op afstand van brandstoen
houden.
#Tijdens het tanken portieren en ruiten
gesloten houden.
Als u of anderen met brandstof in aanraking
zijn geweest, de volgende punten in acht
nemen:
#Brandstof op de huid direct met water en
zeep afspoelen.
#Wanneer brandstof in de ogen terecht
gekomen is, de ogen direct grondig met
schoon water uitspoelen. Zo snel moge-
lijk naar een arts gaan.
#Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel
mogelijk naar een arts gaan. Geen bra-
ken opwekken.
#Met brandstof vervuilde kleren direct
wisselen.
Bij auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u de
volgende brandstofsoortentanken:
Rloodvrije euro
RE85-brandstof
Reen mengsel van E85-brandstof en loodvrije
euro
Auto's met Flexible Fuel-technologie kunt u her-
kennen aan de sticker EtEthanol up thanol up to E85o E85 aan de
binnenzijde van de tankdopklep.
Welke brandstof in uw auto mag worden gebruikt,
kan afhankelijk van het land afwijken van de opga-
418418 Technische gegevens
ven in de handleiding. De voor uw auto goedge-
keurde brandstoen zijn te vinden op het informa-
tieplaatje aan de binnenzijde van de tankdopklep.
BrBrandstandstofof
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot brt brandstandstofkwofkwali-ali-
tteit veit voor autoor auto's meo's met benzinemott benzinemotoror
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/pagina 417).
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
#Alleen loodvrije, zwavelvrije benzine tan-
ken die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Brandstof met deze specicatie kan maximaal
10 vol.‑% ethanol bevatten. Uw auto is
geschikt voor het tanken van E10.
#Andere geschikte brandstoen vindt u op
het informatieplaatje in de tankdopklep.
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RDieselbrandstof
RNormale benzine met een lager octaange-
tal dan 91 RON
RBenzine met meer dan 3 vol.‑% methanol,
bijvoorbeeld M15, M30
RBenzine met metaalhoudende additieven
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Voor uw auto gelden de volgende verdraagzaam-
heidskeurmerkenvoor brandstof:
1Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 5 vol.‑%
2Voor benzine met een maximaal ethanolge-
halte van 10 vol.‑%
Conform de Europese norm EN 16942 bevinden
de verdraagzaamheidskeurmerken zich op de auto
op het informatieplaatje in de tankdopklep of in
heel Europa op de voor uw auto geschikte pomp-
zuilen of vulpistolen.
Wanneer de beschikbare brandstof niet voldoende
ontzwaveld is, kan dit totgeurvorming leiden.
Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te
vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.
Technische gegevens 419419
Wanneer de geadviseerde brandstof niet beschik-
baar is, kan tijdelijk ook loodvrije normale benzine
met ten minste 91 RONworden gebruikt. Daar-
door kan het motorvermogen lager zijn en het
brandstofverbruik hoger.
In geen geval benzine met een nog lagere RON
waarde tanken.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of bij een gekwaliceerde
werkplaats.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot additievt additieven inen in
benzine (autbenzine (auto's meo's met benzinemott benzinemotor)or)
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/pagina 417).
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door onge-
schikte additieven
Al kleine hoeveelheden van het verkeerde
additief kunnen leiden tot storingen in de wer-
king.
#Aan de brandstof alleen door Mercedes-
Benz geadviseerde reinigingsadditieven
toevoegen.
Mercedes-Benz adviseert merkbrandstoen met
additieven te gebruiken.
In sommige landen kan het voorkomen dat de
beschikbare brandstof onvoldoende additieven
bevat. Hierdoor kan aanslag in het brandston-
spuitsysteem ontstaan. In dit geval moet, in over-
leg met een Mercedes-Benz-servicewerkplaats,
het door Mercedes-Benz geadviseerde reinigings-
additief aan de brandstof worden bijgemengd. De
op de verpakking aangegeven aanwijzingen en
mengverhoudingen in acht nemen.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot brt brandstandstofkwofkwali-ali-
tteit veit voor autoor auto's meo's met dieselmott dieselmotoror
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingenen
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/pagina 417).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Brandgevaar door
brandstofmengsel
Wanneer diesel met benzine wordtgemengd,
is het vlampunt van het brandstofmengsel
lager dan bij pure diesel.
#Nooit benzine tanken bij een dieselmo-
tor.
#Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
brandstof
Kleine hoeveelheden van de verkeerde brand-
stof kunnen al leiden tot schade aan het
brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgas-
reinigingssysteem.
AAututo's meo's mettdieselpardieselpartiktikelltellter:er:
#Alleen zwavelvrije diesel tanken die vol-
doet aan de Europese norm EN 590 of
daaraan gelijkwaardig is.
In landen zonder zwavelvrije diesel alleen
zwavelarme diesel tanken met een zwa-
velgehalte van minder dan 50 ppm.
AAututo's zondero's zonder dieselpardieselpartiktikelltellter:er:
#Alleen diesel met een zwavelgehalte van
minder dan 500 ppm tanken.
420420 Technische gegevens
In geen geval een van de volgende brandstof-
fentanken:
RBenzine
RMarinediesel
RStookolie
RPure vetzuurmethylester of plantaardige
olie
RPetroleum of kerosine
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof
wordtgetankt:
#De auto niet inschakelen.
#Contact opnemen met een gekwali-
ceerde werkplaats.
Voor uw auto geldt het volgende verdraagzaam-
heidskeurmerk voor brandstof:
1Voor diesel met maximaal 7 vol.‑% biodiesel
(vetzuurmethylester)
Overeenkomstig de Europese norm EN 16942
vindt u het verdraagzaamheidskeurmerk op de
volgende punten:
Rop het informatieplaatje in de tankdopklep van
de auto (/pagina 199)
Rin heel Europa op de voor uw auto geschikte
pompzuilen van het tankstation of het vulpis-
tool
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot lagt lage buite buitententem-em-
perperaturaturenen
Vanaf het begin van het winterseizoen indien
mogelijk alleen maar winterdiesel tanken.
Alvorens om te schakelen op winterdiesel moet de
brandstoank zo leeg mogelijk zijn. Het brandstof-
peil bij de eerste keer tanken met winterdiesel
laag houden, bijvoorbeeld tot de reserve. Bij de
volgende keer tanken kan de brandstoank weer
normaal worden gevuld.
Meer informatie over de brandstof is verkrijgbaar
bij een tankstation of een gekwaliceerde werk-
plaats.
TTankinhoud en brankinhoud en brandstandstofrofreserveeserve
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride:ide:
Afhankelijk van de uitrusting kan de totale inhoud
van de brandstoank variëren.
Technische gegevens 421421
TToottale inhoudale inhoud brbrandstandstoankoank
ModelModel
B 200 4MATIC
B 220 d 4MATIC
B 250 4MATIC
51,0 l
B 220 d
B 250
43,0 l
of
51,0 l
Alle andere modellen 43,0 l
RReserveserveebrbrandstandstoankoank
ModelModel
Alle modellen 5,0 l
TToottale inhoudale inhoud brbrandstandstoankoank (plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
ModelModel
B 250 e35,0 l
RReserveserveebrbrandstandstoankoank (plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
ModelModel
B 250 e5,0 l
AAdBluedBlue®®(alleen aut(alleen auto's meo's met dieselmott dieselmotor)or)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot At AdBluedBlue®®
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 417).
AdBlue®is een in water oplosbare vloeistof voor
de NOx-uitlaatgasnabehandeling bij dieselmoto-
ren.
Het kan in bepaalde landen een misdrijf of een
overtreding zijn om een voertuig te besturen,
waarin geen of een niet met de informatie in deze
handleiding overeenkomend AdBlue®wordt
gebruikt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Storingen door het verdun-
nen vanAdBlue®of het gebruik van
AdBlue®met additieven
De werking van de NOx-uitlaatgasnabehande-
ling kan door het gebruik van een ongeschikt
denoxeringsmiddel negatief worden beïnvloed.
#Alleen AdBlue®volgens ISO 22241
gebruiken.
#AdBlue®niet met waterverdunnen.
#Geen AdBlue®gebruiken waaraan addi-
tieven zijn toegevoegd.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen en storingen
door verontreinigingen in AdBlue®
Gevolgen vanverontreinigingen in AdBlue®:
RHogere emissiewaarden
RKatalysatorschade
RStoringen in de werking van de NOx-uit-
laatgasnabehandeling
#Verontreiniging vanAdBlue®vermijden.
422422 Technische gegevens
AdBlue®resten kristalliseren na enige tijd en ver-
vuilen de betreende oppervlakken. De vervuilde
oppervlakken zo snel mogelijk met waterreinigen.
Als de AdBlue®-tank wordtgeopend, kan een
kleine hoeveelheid ammoniakdamp vrijkomen.
Adem vrijkomende ammoniakdampen niet in. De
AdBlue®-tank alleen bijvullen in goed geventi-
leerde ruimtes.
Inhoud en vInhoud en verbrerbruik Auik AdBluedBlue®®
TotTotale inhoud Aale inhoud AdBluedBlue®®-t-tankank
Model TotModelTotale inhoudale inhoud
Alle modellen 23,8 l
AAdBluedBlue®®-v-verbrerbruikuik
Het gemiddeld AdBlue®-verbruik ligt tussen 1% en
5% van het brandstofverbruik. Het AdBlue®-ver-
bruik is net als het brandstofverbruik sterk afhan-
kelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden.
Daarom kunnen de daadwerkelijke verbruikswaar-
den van uw auto in de praktijk afwijken van de
gemetengemiddelde verbruikswaarden. Daardoor
is het eveneens mogelijk dat vakerAdBlue®moet
worden getankt. Voor reizen buiten Europa de
AdBlue®-voorraad bij een gekwaliceerde werk-
plaats laten controleren. Bij een langdurig verblijf
in een land buiten Europa contact opnemen met
een gekwaliceerde werkplaats.
AAdBluedBlue®®-actier-actieradius en nivadius en niveaueau
Het AdBlue®-niveau en de actieradius kunnen op
de boordcomputer worden weergegeven. De
weergegevenAdBlue®-actieradius is sterk afhan-
kelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden.
Daarom kan de werkelijke actieradius afwijken van
de actieradius die op de boordcomputer wordt
weergegeven. Ook de in de handleiding aangege-
ven informatie over de reservehoeveelheid bij de
eerste waarschuwingsaanwijzing op het display en
de minimale bijvulhoeveelheid bij een lege brand-
stoank moeten als richtwaarden worden
beschouwd.
MotMotororolieolie
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot mott motororolieolie
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 417).
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door verkeerd
olielter, verkeerde olie of additieven
#Geen motorolie en geen olielter met
een andere dan de uitdrukkelijk voor de
voorgeschreven onderhoudsintervallen
benodigde specicaties gebruiken.
#Niet de motorolie of het olielter wijzi-
gen, om langere verversings- respectie-
velijk vervangingsintervallen als voorge-
schreven te bereiken.
#Geen additievengebruiken.
#De motorolie met het voorgeschreven
interval laten verversen.
Technische gegevens 423423
Mercedes-Benz adviseert het verversen van de
olie bij een gekwaliceerde werkplaats uit te laten
voeren.
Alleen motoroliën gebruiken die door Mercedes-
Benz voor uw auto zijn goedgekeurd.
BenzinemotBenzinemotor:or: Voor bepaalde landen bestaat de
mogelijkheid in combinatie met gereduceerde
onderhoudsintervallen andere motorolie te gebrui-
ken. Meer informatie over andere motoroliën is
verkrijgbaar bij een gekwaliceerde werkplaats.
KwKwalitaliteit en hoeveit en hoeveelheid moteelheid motororolieolie
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride:ide:
MotMotororoliespecicatieoliespecicatie (benzinemot(benzinemotororen)en)
ModelModel MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
Alle modellen229.51, 229.52,
229.61, 229.71*,
229.72
MotMotororoliespecicatieoliespecicatie (dieselmot(dieselmotororen)en)
ModelModel MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
Alle modellen229.52, 229.61,
229.71*, 229.72
*Wordtgeadviseerd voor het brandstofverbruik
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
gevenSAE-viscositeitsklasses in acht nemen.
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig maximaal
1,0 l van de volgende motorolie worden bijge-
vuld.
AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::MB-Freigabe of MB-
Approval 229.31 of ACEA C3
AAututo's meo's met dieselmott dieselmotor:or: ACEA C3
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride:ide:
HoevHoeveelheid moteelheid motororolieolie
ModelModel InhoudInhoud
B 160
B 180, (handgescha-
kelde versnellingsbak
en automatische
transmissie)
B 200, (handgescha-
kelde versnellingsbak
en automatische
transmissie)
B 200 4MATIC
5,1 l
B 250
B 250 4MATIC
5,5 l
Alle andere modellen 6,8 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
424424 Technische gegevens
MotMotororoliespecicatieoliespecicatie (plug-in-h(plug-in-hybrybride)ide)
ModelModel MB-FrMB-Freigeigabe of MB-abe of MB-
ApprovApprovalal
B 250 e229.51, 229.52,
229.61, 229.71*,
229.72
*Wordtgeadviseerd voor het laagst mogelijke
brandstofverbruik
Voor het behalen van het laagst mogelijke brand-
stofverbruik wordt het gebruik geadviseerd van de
in de tabel overeenkomstig gekenmerkte motoro-
liespecicatie in de telkens laagste SAE-viscosi-
teitsklasse. Mogelijke beperkingen van de vrijge-
gevenSAE-viscositeitsklasses in acht nemen.
%Wanneer de in de tabel genoemde motorolie
niet beschikbaar is, mag eenmalig maximaal
1,0 l van de motorolie met MB-Freigabe of
MB-Approval 229.31 of ACEA C3 worden bij-
gevuld.
VVulhoevulhoeveelheid moteelheid motor (plug-in-hor (plug-in-hybrybride)ide)
ModelModel InhoudInhoud
B 250 e4,5 l
De aangegeven vulhoeveelheid hee betrekking
op een olieverversing inclusief olielter.
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot rt remvemvloeistloeistofof
Aanwijzingen met betrekking tot bedrijfsstoen in
acht nemen (/pagina 417).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen
door vorming van dampbellen in het rem-
systeem
De remvloeistof neemt voortdurend vocht uit
de atmosfeer op. Daardoor daalt het kookpunt
van de remvloeistof. Wanneer het kookpunt te
laag wordt, kunnen zich bij een hoge belasting
van de remmen dampbellen in het remsys-
teem vormen.
Daardoor wordt de remwerking nadelig beïn-
vloedt.
#De remvloeistof met het voorgeschreven
interval laten verversen.
De remvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Alleen een door Mercedes-Benz goedgekeurde
remvloeistof volgens MB-Freigabe of MB-Approval
331.0 gebruiken.
KKoelvoelvloeistloeistofof
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot kt koelvoelvloeistloeistofof
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen(/pagina 417).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand en
letsel door antivriesmiddel
Wanneer antivriesmiddel op hete onderdelen
in de motorruimte terechtkomt, kan het ont-
steken.
#De motor laten afkoelen alvorens anti-
vriesmiddel bij te vullen.
#Ervoor zorgen dat er geen antivriesmid-
del naast de vulopening terechtkomt.
Technische gegevens 425425
#Alvorens de auto te starten de met anti-
vriesmiddel vervuilde onderdelen grondig
reinigen.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door verkeerde
koelvloeistof
#Alleen voorgemengde koelvloeistof met
de gewenste vorstbescherming gebrui-
ken.
Informatie overkoelvloeistof vindt u op de vol-
gende plaatsen:
Rin de Mercedes-Benz-bedrijfsstoenvoor-
schrien 320.1
-op internet https://bevo.mercedes-
benz.com
-in de Mercedes-Benz BeVo App
RBij een gekwaliceerde werkplaats
*AANWIJZINGAANWIJZING Oververhitting bij hoge bui-
tentemperaturen
Wanneer een niet geschikte koelvloeistof
wordtgebruikt, is het motorkoelsysteem bij
hoge buitentemperaturen niet voldoende
beschermd tegenoververhitting en corrosie.
#Alleen een door Mercedes-Benz goedge-
keurde koelvloeistof gebruiken.
#De aanwijzingen in het Mercedes-Benz
bedrijfsstoenvoorschri 320.1 in acht
nemen.
De koelvloeistof regelmatig laten verversen bij een
gekwaliceerde werkplaats.
Aandeel antivriesmiddelconcentraat in het motor-
koelsysteem:
Rten minste 50% (vorstbescherming tot circa
-37 °C)
Rmaximaal 55% (vorstbescherming tot -45 °C)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot rt ruitruitreinigingsmid-einigingsmid-
deldel
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs-
stoen in acht nemen (/pagina 417).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brand‑ en
letsel door ruitensproeiervloeistofconcen-
traat
Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht
ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen
in de motorruimte of onderdelen van het uit-
laatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.
#Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeier-
vloeistofconcentraat naast de vulopening
terechtkomt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadigingen aan de exte-
rieurverlichting door ongeschikt ruitrein-
igingsmiddel
Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen
het kunststof oppervlak van de exterieurver-
lichting beschadigen.
426426 Technische gegevens
#Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat
ook geschikt is voor kunststof oppervlak-
ken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB
WinterFit.
*AANWIJZINGAANWIJZING Verstopte sproeiers door
menging vanruitensproeiervloeistoen
#MB SummerFit en MB WinterFit niet met
andere ruitensproeiervloeistoen men-
gen.
Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water
gebruiken, anders kan de niveausensor een
onjuist niveau detecteren.
Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
RBoven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Sum-
merFit
ROnder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB Winter-
Fit
De correcte mengverhouding is te vinden in de
gegevens op de verpakking.
Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met rui-
treinigingsmiddel mengen.
AAututogogegevegevensens
AfmeAfmetingtingenen
De aangegeven hoogten kunnen in verband met
de volgende factoren variëren:
RBanden
RBelading
RToestand van het onderstel
ROpties
1Hoogte achterklep open
2Hoogte onder geopende achterklep
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride:ide:
AfmeAfmetingtingen acen achthtererklep openklep open
ModelModel 11HoogtHoogtee
acachthtererklepklep
openopen
22HoogtHoogtee
onder gonder geo-eo-
pende acpende achthter-er-
klepklep
B 220 d
B 220 d
4MATIC
B 250
B 250
4MATIC
2070 mm 1889 mm
Alle andere
modellen 2065 mm 1884 mm
AfmeAfmetingtingenen
Alle modellenAlle modellen
Lengte 4419 mm
Breedte over buitenspiegels 2020 mm
Technische gegevens 427427
Alle modellenAlle modellen
Breedte zonder buitenspie-
gels 1796 mm
Wielbasis 2729 mm
HoogteHoogte
ModelModel HoogteHoogte
B 220 d
B 220 d 4MATIC
B 250
B 250 4MATIC
1567 mm
Alle andere modellen 1562 mm
AfmeAfmetingtingen acen achthtererklep open (plug-in-hklep open (plug-in-hybrybride)ide)
ModelModel 11HoogtHoogtee
acachthtererklepklep
openopen
22HoogtHoogtee
onder gonder geo-eo-
pende acpende achthter-er-
klepklep
B 250 e2075 mm 1905 mm
AfmeAfmetingtingen (plug-in-hen (plug-in-hybrybride)ide)
B 250 eB 250 e AfmeAfmetingtingenen
Lengte4419 mm
Breedte over buitenspiegels 2020 mm
Breedte zonder buitenspie-
gels 1796 mm
Hoogte1574 mm
Wielbasis 2729 mm
GeGewicwichthten en belasen en belastingtingenen
Met betrekking tot de aangegeven voertuiggege-
vens de volgende aanwijzingen in acht nemen:
ROpties verhogen het leeggewicht en verlagen
het nuttig laadvermogen.
RSpecieke gewichtsaanduidingen vindt u op
het voertuigtypeplaatje (/pagina 416).
DakbelasDakbelastingting
ModelModel MaximumdakbelasMaximumdakbelastingting
Alle modellen 75 kg
Hoogspanningsaccu (plug-in-hHoogspanningsaccu (plug-in-hybrybride)ide)
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot de enert de energievgievoor-oor-
ziening vziening voor autoor auto's meo's met hoogspanningsaccut hoogspanningsaccu
Overeenkomstig de Europese norm
EN 17186:2019 bevinden de voertuigcodes op de
auto zich op de volgende plaatsen:
RAan de binnenzijde van de contactdoosklep
ROp de laadkabelstekker
Bovendien zijn in landen in Europa de laadstations
voorzien van een code met betrekking tot de
energievoorziening. U kunt uw auto opladen bij
een laadstation wanneer de code van het laadsta-
tion overeenkomt met de voertuigcode.
Meer informatie over het opladen van de hoog-
spanningsaccu is te vinden in het hoofdstuk
"Hoogspanningsaccu opladen" (/pagina 206).
428428 Technische gegevens
1Soort voeding: AC
Norm: EN 62196-2
Constructievorm:Type 2
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 480 V RMS
2Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 50 V tot 500 V
3Soort voeding: DC
Norm: EN 62196-3
Constructievorm: FF
Soort stekker: Voertuigkoppeling en voertuig-
stekker
Spanningsbereik: 200 V tot 920 V
Ontbrekende waarden waren bij de redactieslui-
ting nog niet beschikbaar.
EnerEnergie-inhoud en oplaadtigie-inhoud en oplaadtijdenjden
B 250 eB 250 e
Type Lithium-ion
Energie-inhoud geïnstalleerd15,6 kWh
Actieradius puur elektrisch
Oplaadtijd mode 4
met circa 22 kW laadvermogen
Circa 25 min
Oplaadtijd mode 3
met 7,4 kW laadvermogen
circa 1 h 45
min
Oplaadtijd mode 2
met 3,7 kW laadvermogen
circa 3 h 15
min
B 250 eB 250 e
Oplaadtijd mode 2
met 2,3 kW laadvermogen
circa 5 h 30
min
Oplaadtijd mode 2
met 1,8 kW laadvermogen
circa 7 h 30
min
De oplaadtijden mode 2 en 3 gelden voor wis-
selstroomladen van 10% tot 100% van de bruik-
bare energie-inhoud. De oplaadtijd mode 4 geldt
voor het gelijkstroomladen van 10 % tot 80 % van
de bruikbare energie-inhoud.
De oplaadtijd is afhankelijk van de accutoestand,
de omgevingstemperatuur en het laadvermogen.
Het laadvermogen is weer afhankelijk van de net-
spanning, de stroomsterkte en het type netaan-
sluiting.
Het nominale spanningsgebied voor uw auto vindt
u op het informatieplaatje in de contactdoosklep
(/pagina 206).
Technische gegevens 429429
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
AlgAlgemene aanemene aanwiwijzingjzingen oven over de aanhangwer de aanhangwagagen-en-
vvooroorzieningziening
Afhankelijk van het voertuigtype zijn wijzigingen
aan het motorkoelsysteem noodzakelijk. Het
naderhand inbouwen van een aanhangwagenvoor-
ziening is alleen toegestaan, wanneer in de voer-
tuigdocumentatie een aanhangwagengewicht is
ingevoerd.
Meer informatie is verkrijgbaar in een gekwali-
ceerde werkplaats.
InbouwmatInbouwmaten ven van de aanhangwan de aanhangwagagenvenvooroorzieningziening
1Bevestigingspunten
2Achteroverbouw
3Hartlijn achteras
De achteroverbouw en de bevestigingspunten gel-
den voor een af fabriek gemonteerde aanhangwa-
genvoorziening.
LengtLengte ace achthteroveroverbouwerbouw
ModelModel 22AcAchthteroveroverbouwerbouw
Alle modellen 888 mm
AAanhangwanhangwagagengeengewicwichtht
%De kogeldruk is niet bij het aanhangwagenge-
wicht inbegrepen.
De waarden voor het aanhangwaanhangwagagengeengewicwicht,ht,
ggereremdemd gelden bij een minimum klimvermo-
gen bij wegrijden van 12%.
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride:ide:
430430 Technische gegevens
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, ght, gereremdemd
ModelModel
B 160 1300 kg
B 180, (handgescha-
kelde versnellingsbak
en automatische
transmissie)
B 180 d, (handgescha-
kelde versnellingsbak
en automatische
transmissie)
1400 kg
B 200 4MATIC
B 220 d 4MATIC
B 250 4MATIC
1800 kg
Alle andere modellen 1600 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, onght, ongereremdemd
ModelModel
B 160
B 180, handgescha-
kelde versnellingsbak
690 kg
B 180, automatische
transmissie 700 kg
B 200, handgescha-
kelde versnellingsbak 695 kg
B 200, automatische
transmissie 705 kg
B 200 4MATIC
B 250
745 kg
Alle andere modellen 750 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, ght, gereremd (plug-in-hemd (plug-in-hybrybride)ide)
ModelModel
B 250 e1600 kg
AAanhangwanhangwagagengeengewicwicht, onght, ongereremd (plug-in-emd (plug-in-
hhybrybride)ide)
ModelModel
B 250 e750 kg
Maximum kMaximum kogogeldreldruk en druk en draagvaagverermogmogenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door het losra-
kenvan de aanhangwagen
Bij een te geringe kogeldruk kan de aanhang-
wagen losraken.
#Een kogeldruk van 50 kg niet overschrij-
den.
#De maximaal toegestane kogeldruk
indien mogelijk benutten.
*AANWIJZINGAANWIJZING Beschadiging door het losra-
kenvan de etsdrager
Bij het gebruik van een etsdrager moet naast
de maximale kogeldruk eveneens het maxi-
male draagvermogen in acht worden geno-
men.
Technische gegevens 431431
#Het maximaal toegestane draagvermo-
gen niet overschrijden.
De aanwijzingen voor het maximale draagvermo-
gen in acht nemen (/pagina 291).
KKogogeldreldrukuk
ModelModel MaximumkMaximumkogogeldreldrukuk
Alle modellen80 kg
DrDraagvaagverermogmogenen
Alle modellenAlle modellen MaximumdrMaximumdraagvaagverermo-mo-
ggenen
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop
75 kg
Bij bevestiging van de
etsdrager aan de
kogelkop en boven-
dien aan de geleide-
pen
100 kg
TToegoegestestane asbelasane asbelasting acting achthtereras (rias (rijden mejden met aan-t aan-
hangwhangwagagen)en)
NieNiet vt voor plug-in-hoor plug-in-hybrybride:ide:
AsbelasAsbelasting riting rijden mejden met aanhangwt aanhangwagagenen
ModelModel AsbelasAsbelastingting
B 160 1040 kg
B 180 d, handgescha-
kelde versnellingsbak 1060 kg
B 180 d, automatische
transmissie
B 200, handgescha-
kelde versnellingsbak
1055 kg
B 200 d, automatische
transmissie 1070 kg
B 200 d, handgescha-
kelde versnellingsbak
B 220 d
1075 kg
B 200 4MATIC 1095 kg
ModelModel AsbelasAsbelastingting
B 250 4MATIC 1090 kg
B 220 d 4MATIC 1110 kg
Alle andere modellen 1050 kg
AsbelasAsbelasting riting rijden mejden met aanhangwt aanhangwagagen (plug-in-en (plug-in-
hhybrybride)ide)
ModelModel AsbelasAsbelastingting
B 250 e1210 kg
432432 Technische gegevens
DisplaDisplaymeldingymeldingenen
InleidingInleiding
AAananwiwijzingjzingen meen met bet betrtrekking toekking tot displat displaymeldingymeldingenen
Displaymeldingen verschijnen op het instrumen-
tendisplay.
Displaymeldingen met grasche weergavenkun-
nen in de handleiding vereenvoudigd zijn afge-
beeld en afwijken van de weergave op het instru-
mentendisplay. Het instrumentendisplay gee dis-
playmeldingen met hoge prioriteit rood weer. Bij
bepaalde displaymeldingen klinkt bovendien een
waarschuwingssignaal.
De betreende displaymeldingen opvolgen en de
extra aanwijzingen in deze handleiding in acht
nemen.
Bij enkele displaymeldingen worden bovendien
symbolen weergegeven:
RÕMeer informatie
R¨Displaymelding verbergen
Met de Touch-Control links kunt u met een vee-
gbeweging naar links of rechts het betreende
symbool selecteren. Door te drukken op Õwordt
meer informatie op het mediadisplay weergege-
ven. Door te drukken op ¨verdwijnt de dis-
playmelding.
Displaymeldingen met een lage prioriteit kunt u
verwijderen door het indrukken van de terugtoets
Pof met de Touch-Control links. Daarbij wor-
den de displaymeldingen in het meldingengeheu-
gen opgeslagen.
De oorzaak van een displaymelding zo snel moge-
lijk verhelpen.
Displaymeldingen met hoge prioriteit kunnen niet
door u worden uitgeschakeld. Het instrumenten-
display toont deze displaymeldingen permanent,
tot de oorzaak van de displaymelding verholpen
is.
OpgOpgeslageslagen displaen displaymeldingymeldingen opren oproepenoepen
Boordcomputer:
4Service 51 melding
Als er geen displaymeldingen aanwezig zijn, ver-
schijnt op het instrumentendisplay Geen meldin-
gen aanwezig.
#Met een veegbeweging naar boven of naar
beneden op de Touch-Control links door de
displaymeldingen bladeren.
#HeHet meldingt meldingengengeheugeheugen ven vererlatlaten:en: De terug-
toetsPindrukken.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 433433
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken
*Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 48).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
434434 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Linksvoor Storing Werk-
plaats opzoeken (voorbeeld)
*Het betreende veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 48).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals
bedoeld worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden
uitgeschakeld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 435435
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Windowbag links Storing
Werkplaats opzoeken (voor-
beeld)
*Het betreende veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 48).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel‑ of levensgevaar door storingen in de werking van de windowbag
Als de windowbag een storing vertoont, kan deze onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet worden
geactiveerd.
#De windowbag direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren en repareren.
Voorpass.-airbag uitgescha-
keld zie handleiding
*De passagiersairbag is gedeactiveerd, hoewel een volwassen persoon of een persoon met een overeenkomstig pos-
tuur op de passagiersstoel zit. Wanneer extra krachten op de stoel worden uitgeoefend, kan het systeem een te gering
gewicht meten.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar bij uitgeschakelde passagiersairbag
Wanneer de passagiersairbag uitgeschakeld is, wordt deze bij een ongeval niet geactiveerd en kan deze dan niet
meer zoals bedoeld beschermen.
Een persoon op de passagiersstoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen van het interieur in contact komen, in het
bijzonder als deze dicht op het dashboard zit.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/pagina 58).
436436 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Voorpass.-airbag ingescha-
keld zie handleiding
*De passagiersairbag is in de volgende situaties tijdens het rijden geactiveerd:
RHoewel zich een kind, een klein persoon of een voorwerp met een gewicht beneden de grenswaarde van het sys-
teem op de passagiersstoel bevindt.
RHoewel de passagiersstoel leeg is.
Het systeem herkent eventueel extra gewicht door voorwerpen op de stoel of krachten die op de stoel werken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of levensgevaar door gebruik van een kinderzitjesbevestigingssysteem bij
ingeschakelde passagiersairbag
Als een kind in een kinderzitjesbevestigingssysteem op de passagiersstoel wordt beveiligd en de passagiersairbag
ingeschakeld is, kan de passagiersairbag bij een ongeval worden geactiveerd.
Het kind kan door de airbag worden getroen.
#Voor en ook tijdens het rijden de correcte status van de passagiersairbag controleren.
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een stoel met INGESCHAKELDE FRONTAIRBAG
gebruiken, want dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE VERWONDINGEN totgevolg hebben.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Er mogen geen voorwerpen onder de passagiersstoel worden ingeklemd; dit controleren.
#Status van de automatische uitschakeling van de passagiersairbag controleren (/pagina 58).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 437437
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien nodig meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
PRE-SAFE functioneert niet
zie handleiding
*De PRE‑SAFE®functies vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
SleutSleutelel
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel vervangen
*De sleutel laten vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Á
Batterij sleutel vervangen
*De batterij van de sleutel is leeg.
#De batterijvervangen (/pagina 87).
438438 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Á
Sleutel niet herkend (witte
displaymelding)
*De sleutel wordt momenteel niet herkend.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#Wanneer de sleutel nog steeds niet wordt herkend, de sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel
plaatsen (/pagina 176).
Á
Sleutel niet herkend (rode
displaymelding)
*De sleutel wordt niet herkend en is eventueel niet meer in de auto aanwezig.
De sleutel bevindt zich niet meer in de auto is en u schakelt de auto uit:
RUkunt de auto niet meer starten.
RUkunt de auto niet centraal vergrendelen.
#De sleutel moet zich in de auto bevinden.
Wanneer de herkenning van de sleutel vanwege een sterke radiobron wordtgestoord:
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/pagina 176).
Á
Sleutel wordt ingeleerd
Wachten a.u.b.
*De auto rekent om de nieuwe sleutel in te leren.
#Wachttot de rekenprocedure afgesloten is.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 439439
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Sleutel in aangegeven berg-
plaats leggen zie handlei-
ding
*De herkenning van de sleutel vertoont een storing.
#De plaats van de sleutel in de auto veranderen.
#De sleutel in het opbergvak voor het starten met de sleutel plaatsen (/pagina 176).
VVererliclichtinghting
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Dimlicht links (voorbeeld)
*De betreende lichtbron is defect.
#Voorzichtig verder rijden.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
of
#Controleren of de lichtbron mag worden vervangen (/pagina 154).
%LED-lichtbronnen: Alleen wanneer alle lichtdiodes defect zijn, verschijnt de displaymelding voor de betreende ver-
lichting.
:
Storing Zie handleiding
*Deexterieurverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*AAututo's meo's met aanhangwt aanhangwagagenvenvooroorziening:ziening: Een zekering kan doorgebrand zijn.
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
440440 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De zekeringen controleren en eventueel vervangen (/pagina 390).
:
AUTO-verlichting functio-
neert niet
*De lichtsensor voor het automatisch rijlicht vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Act. bochtverlicht. functio-
neert niet
*De actieve bochtenverlichting vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
:
Verlichting inschakelen
*Urijdt zonder dimlicht.
#De lichtschakelaar in de stand Lof Ãdraaien.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 441441
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
:
Licht uitschakelen
*De auto wordtverlaten en de verlichting is nog ingeschakeld.
#De lichtschakelaar in de stand Ãdraaien.
:
Intelligent Light System
functioneert niet
*Het Intelligent Light System vertoont een storing. Het verlichtingssysteem werktverder zonder de functies van het
Intelligent Light System.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Adaptieve grootlichtassis-
tent nu niet beschikbaar
zie handleiding
*De adaptieve grootlichtassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 149).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve grootlichtas-
sistent weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent functioneert niet
*De adaptieve grootlichtassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
442442 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus nu niet beschik-
baar Zie handleiding
*De adaptieve grootlichtassistent Plus is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 150).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn. De displaymelding Adaptieve grootlichtas-
sistent Plus weer beschikbaar verschijnt.
#Verder rijden.
#Het grootlicht handmatig bedienen, tot de adaptieve grootlichtassistent Plus weer beschikbaar is.
Adaptieve grootlichtassis-
tent Plus functioneert niet
*De adaptieve grootlichtassistent Plus vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
#Tot dat moment het grootlicht handmatig bedienen.
Alarmknipperlichten Storing *De alarmknipperlichtenschakelaar vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 443443
KlimaatrKlimaatregegelingeling
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
functioneert niet zie hand-
leiding
*De standverwarming vertoont tijdelijk een storing.
#Als de auto horizontaal staat en de motor is afgekoeld: Viermaal met tussenpozen van een aantal minuten probe-
ren de standverwarming in te schakelen.
#Als de standverwarming niet inschakelt: Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
&
functioneert niet accu zwak
*De boordnetspanning is te laag.
De standverwarming is uitgeschakeld.
#Een langere afstand rijden, tot de accu weer voldoende opgeladen is.
&
functioneert niet brandstof
tanken
*Er bevindt zich te weinig brandstof in de brandstoank. De standverwarming kan niet meer worden ingeschakeld.
#Tanken.
444444 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
functioneert niet Opladen
van HV-accu niet afgesloten
*De hoogspanningsaccu wordt opgeladen. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#Wachtentot het opladen een minimale laadtoestand hee bereikt.
&
functioneert niet HV-accu
opladen
*De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen.
&
Voorklimatisering via sleu-
tel na starten van de motor
weer beschikbaar
*Uhebt bij een geparkeerde auto meer dan tweemaal geprobeerd de klimaatregeling vooraf in te schakelen.
#De auto gedurende tien seconden starten.
De klimaatregeling vooraf kanweer worden ingeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 445445
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&
Voorklimatisering via sleu-
tel functioneert niet HV-
accu zwak
*De spanning van de hoogspanningsaccu is te laag. De klimaatregeling vooraf kan niet worden ingeschakeld.
#De hoogspanningsaccu opladen.
Wanneer de hoogspanningsaccu voldoende opgeladen is, is de klimaatregeling vooraf weer ingeschakeld.
HybrHybride systide systeemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
u
Wegslepen verboden Zie
handleiding
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#De auto alleen vervoeren op een auto-ambulance of een aanhangwagen (/pagina 385).
446446 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ò
Akoestische omgevingsbe-
scherming functioneert niet
*De soundgenerator (akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem) vertoont een storing. Er worden geen rijgeluiden
gegenereerd. De auto wordteventueel niet door andere verkeersdeelnemers akoestisch waargenomen.
#In het bijzonder anticiperend rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
è
Laadkabel aangesloten
*Erkan niet worden weggereden zo lang de laadkabel is aangesloten.
#De laadkabel van de auto losmaken.
Laadkabel ontgrendelen
niet mogelijk Zie handlei-
ding
*De laadkabelstekker kan niet uit de contactdoos van het laadstation worden getrokken.
#De NOOD-UIT-schakelaar op het laadstation indrukken.
Wanneer de laadkabelstekker vervolgens niet kanworden verwijderd:
#Bij de aanbieder van het laadstation via de op het laadstation aangebrachte noodoproeptoets of het alarmnummer
om servicepersoneel verzoeken.
Auto wordt momenteel niet
opgeladen Storing van het
laadstation
*Er is een storing van het laadstation opgetreden of de RFID-kaart wordt niet herkend.
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
of
#De werking van de RFID-kaart laten controleren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 447447
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Laadmodus momenteel
niet beschikbaar Opnieuw
proberen of andere laadmo-
dus kiezen
*Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachtentot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Laadstoring Andere laad-
modus kiezen a.u.b. Zie
handleiding
*Er is een tijdelijke storing van het laadstation opgetreden.
#Wachtentot de storing voorbij is.
of
#Het opladen bij een ander laadstation starten.
Alleen elektrische aandrij-
ving beschikbaar Vermo-
gen beperkt
*De brandstofvoorraad is opgebruikt en de verbrandingsmotor is uitgeschakeld. Het vermogen van de auto is beperkt,
omdat in de elektro-modus wordtgereden.
#Direct tanken.
Aansluitend kanover een afstand van circa50 km het elektrisch rijden tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Als er wel brandstof is, is er een storing in de verbrandingsmotor aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Rijprogramma "Electric"
momenteel niet beschik-
baar
*De laadtoestand van de hoogspanningsaccu is niet voldoende voor het rijprogramma Electric.
De hoogspanningsaccu opladen (/pagina 206).
448448 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Aandrijfvermogen geredu-
ceerd Zie handleiding
*Het aandrijfsysteem schakelt vanwege een storing over naar het noodprogramma.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Û
Accu oververhit Stop, ieder-
een uitstappen! Liefst in de
openlucht
*De hoogspanningsaccu is oververhit. Brandgevaar!
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Indien mogelijk de auto buiten parkeren en alle inzittenden laten uitstappen.
%Ondersteunende voertuigfuncties kunnen automatisch worden geactiveerd, bijvoorbeeld de luchtrecirculatie van
de klimaatregeling.
#Niet verder rijden.
#Bij rookontwikkeling de gevarenzone verlaten en onmiddellijk contact opnemen met de brandweer.
#Ook zonder dat tekenen voor een brand aanwezig zijn, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Û
Storing
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Wanneer de displaymelding en het waarschuwingssignaal met korte intervallen worden herhaald, is een ernstige sto-
ring aanwezig. De auto moet direct op een veilige plaats worden geparkeerd, omdat het aandrijfsysteem automatisch
wordtgedeactiveerd.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De auto uitschakelen en contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 449449
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Û
Storing Werkplaats opzoe-
ken
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder schakelen Werk-
plaats opzoeken
*Het aandrijfsysteem kanvanwege een storing niet opnieuw worden gestart.
Als de transmissiestand met de DIRECT SELECT-keuzehendel wordtgewijzigd, wordt het aandrijfsysteem afgezet in de
parkeerstand jof in de neutraalstand i.
#De transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Zonder opnieuw te starten
Werkplaats opzoeken
*Vanwege een storing is het opnieuw startenvan het aandrijfsysteem niet mogelijk.
#Zonder het aandrijfsysteem af te zetten tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden.
d
Storing
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing. Het aandrijfkracht van de auto is beperkt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
450450 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Stoppen Motor uit
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en het aandrijfsysteem afzetten. Niet verder
rijden!
#De auto niet slepen, zo nodig het slepen stoppen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
d
Vermogen sterk geredu-
ceerd
*Detemperatuur van het aandrijfsysteem ligt buiten het normale bedrijfstemperatuurgebied, bijvoorbeeld vanwege
extreem lage of hoge buitentemperaturen.
Het aandrijfvermogen is sterk gereduceerd.
Wanneer de bedrijfstemperatuur van het aandrijfsysteem normaliseert, is het volledige aandrijfvermogenweer beschik-
baar. De displaymelding verdwijnt.
*Wanneer het vermogen van het aandrijfsysteem daarna nog steeds gereduceerd is, is er een storing in het aandrijfsys-
teem aanwezig.
#Voorzichtig verder rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
6
Wachten a.u.b... Tank
wordt ontlucht
*AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::De druk in de brandstoank wordtvoor het openen van de tankdopklep verlaagd. De druk-
afbouw kantot 15 minuten duren.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 451451
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Tank is ontlucht Gereed
om te tanken
*AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::De druk in de brandstoank is gedaald en de tankdopklep wordtgeopend.
6
Tankontluchting Storing
Werkplaats opzoeken
*AAututo's meo's met benzinemott benzinemotoror::Het brandstofsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
452452 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
AAutouto
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Voertuig is klaar om te rij-
den. Voor het verlaten con-
tact uitschakelen
*Uwilt de auto in rijklare toestand verlaten.
#De auto uitschakelen, beveiligen tegenwegrollen en de sleutel verwijderen.
#Wanneer de auto niet wordtverlaten, de elektrische verbruikers, bijvoorbeeld de stoelverwarming, uitschakelen.
Anders kan de 12‑V-accu worden ontladen en is starten alleen met een externe accu (starthulp) mogelijk.
ï
Trekhaak vergrendeling
control. (witte displaymel-
ding)
*De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik tijdens het rijden met een aanhangwagen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding
verdwijnt.
#Een nieuwe zwenkprocedure uitvoeren (/pagina 287).
#Wanneer de displaymelding is verdwenen de aanhangwagen aankoppelen en verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 453453
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
*Wanneer de auto met aangekoppelde aanhangwagen stilstaat, is de aanhangwagenvoorziening niet klaar voor gebruik.
#De aangekoppelde aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#WWanneer de kanneer de kogogelhals ingelhals ingeklapeklapt is:t is: De kogelhals ontgrendelen (/pagina 287).
#De kogelhals handmatig in de eindstand klappen en laten vergrendelen.
#WWanneer de kanneer de kogogelhals uitgelhals uitgeklapeklapt is:t is: De kogelhals ontgrendelen (/pagina 287).
#De kogelhals handmatig onder de bumper klappen en laten vergrendelen.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, vertoont de aanhangwagenvoorziening een storing en is de kogelhals niet
vergrendeld.
#De aanhangwagen niet aankoppelen en verder rijden zonder aanhangwagen. Daarbij letten op de beperkte bodem-
vrijheid door de niet vergrendelde kogelhals.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display momen-
teel niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het head-up-display is tijdelijk niet beschikbaar. Mogelijke oorzaken:
RStoringen in de spanningsvoorziening
RSignaalstoringen
454454 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De auto op een veilige plaats stoppen en uit- en weer inschakelen.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Head-up-display functio-
neert niet
*Het head-up-display hee een interne storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Ù
Storing besturing Meer
kracht vereist Zie handlei-
ding
*De bekrachtiging van de stuurinrichting vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door gewijzigd stuurgedrag
Wanneer de bekrachtiging van de stuurinrichting gedeeltelijk of geheel uitvalt, is er meer kracht nodig om te stu-
ren.
#Als veilig kanworden gestuurd, voorzichtig verder rijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan of contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Ù
Storing besturing Direct
stoppen Zie handleiding
*De stuurinrichting vertoont een storing. De bestuurbaarheid is sterk nadelig beïnvloed.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 455455
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ù
Storing stuursysteem zie
handleiding
*De elektrische stuurwielblokkering vertoont een storing. De stuurinrichting kan door de elektrische stuurwielblokke-
ring worden geblokkeerd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
û
Voor het starten stuurwiel
verdraaien
*De elektrische stuurwielblokkering kon de stuurinrichting niet ontgrendelen.
#De auto uitschakelen.
#Het stuurwiel iets links- en rechtsom draaien om de spanning op te heen.
#De auto weer inschakelen.
Actieve motorkap Storing
zie handleiding
*De actieve motorkap (voetgangersbescherming) vertoont een storing of functioneert niet vanwege een activering.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
456456 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
C*Ten minste een portier is geopend.
#Alle portieren sluiten.
?*De motorkap is geopend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door ontgrendelde motorkap tijdens het rijden
De motorkap kan zich openen en het zicht belemmeren.
#Nooit de motorkap ontgrendelen tijdens het rijden.
#Voor iedere rit controleren dat de motorkap vergrendeld is.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#De motorkap sluiten.
A*De achterklep is geopend.
&GEVGEVAARAAR Gevaar voor vergiiging door uitlaatgassen
Verbrandingsmotoren stoten giige uitlaatgassen, bijvoorbeeld koolmonoxide, uit. Als de achterklep geopend is ter-
wijl het voertuig ingesckaled is, kunnen vooral tijdens het rijden uitlaatgassen het interieur binnendringen.
#Altijd het voertuig afzetten voordat u de achterklep opent.
#Nooit met een geopende achterklep rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 457457
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De achterklep sluiten.
Diefstal-/inbraakalarmin-
stallatie Storing
*De diefstal-/inbraakalarminstallatie vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
_
2e zitrij links niet vergren-
deld
*De linker zitting of de rugleuning van de tweede rij zitplaatsen is niet vergrendeld.
#De betreende rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt respectievelijk de rij zitplaatsen naar achteren schui-
ven .
#Controleren of de stoel vergrendeld is .
_
2e zitrij rechts niet vergren-
deld
*Derechter zitting of de rugleuning van de tweede rij zitplaatsen is niet vergrendeld.
#De betreende rugleuning terugklappen tot deze vergrendelt respectievelijk de rij zitplaatsen naar achteren schui-
ven .
#Controleren of de stoel vergrendeld is .
¥
Ruitensproeiervloeistof bij-
vullen
*Het ruitensproeiervloeistofniveau in het ruitensproeiervloeistofreservoir is tot onder het minimum gedaald.
#Ruitensproeiervloeistof bijvullen (/pagina 361).
458458 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ruitenwissers Storing *Dewerking van de ruitenwissers vertoont een storing.
#De auto opnieuw starten.
Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
MotMotoror
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Om de motor af te zetten
de start-stop-toets gedu-
rende min. 3 seconden of
3 keer indrukken
*Uhebt tijdens het rijden de start-stoptoets ingedrukt.
#Informatie over het uitschakelen van de auto tijdens het rijden (/pagina 176).
Motor starten niet mogelijk
Zie handleiding
*Het startenvan de motor is niet mogelijk.
#De auto uit- en weer inschakelen.
#Als de displaymelding nog steeds verschijnt, contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 459459
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
+
Koelvloeistof bijvullen zie
handleiding
*Het koelvloeistofniveau is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door te weinig koelvloeistof
#Langere ritten met te weinig koelvloeistof vermijden.
#Koelvloeistof bijvullen (/pagina 360).
#Het motorkoelsysteem bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
ÿ
Koelvloeistof Stoppen
Motor uit
*Dekoelvloeistof is te warm.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordtgeopend, kunnen de vol-
gende situaties optreden:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
#Wachtentot de motor is afgekoeld.
460460 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
ÿ*Er is een storing in het motorkoelsysteem aanwezig.
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
æ
Brandstofreserve
*De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
!
Brandstoffilter reinigen
*AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Het brandstolter is vervuild of het water in het brandstolter moet worden afgetapt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¸
Luchtfilter vervangen
*AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Het luchtlter van de motor is vervuild en moet worden vervangen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 461461
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Aandrijfsysteem Storing
Werkplaats opzoeken
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Aandrijfsysteem Storing
Stoppen Motor uit
*Het aandrijfsysteem vertoont een storing.
#Rekening houdend met de verkeerssituatie zo snel mogelijk stoppen en de motor afzetten.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
TTrransmissieansmissie
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Schakelstand P alleen bij
stilstaand voertuig
*Het inschakelen van de parkeerstand jis alleen mogelijk wanneer de auto stilstaat.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand jzetten.
Voor verlaten van schakel-
stand P rem bedienen
*Uhebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand jeen andere transmissiestand in te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand h,kof de neutraalstand iinschakelen.
Voor verlaten van schakel-
stand P of N rem bedienen
en motor starten
*Uhebt geprobeerd om vanuit de parkeerstand jof de neutraalstand ieen andere transmissiestand in te schake-
len.
#Het rempedaal indrukken.
462462 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De auto starten.
#De transmissiestand wijzigen.
Voor inschakelen van scha-
kelstand D of R eerst rem
bedienen
*Uhebt geprobeerd om de transmissiestand hof kin te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand hof kinschakelen.
Voor inschakelen van scha-
kelstand R eerst rem bedie-
nen
*Uhebt geprobeerd om de transmissiestand kin te schakelen.
#Het rempedaal indrukken.
#De transmissiestand kinschakelen.
Wegrolgevaar Portier open
en transmissie niet in P
*Het bestuurdersportier is niet volledig gesloten en de transmissiestand hof kof de neutraalstand iis ingescha-
keld.
De auto kanwegrollen.
#Bij het parkerenvan de auto de parkeerstand jinschakelen.
Stand N permanent geacti-
veerd Wegrolgevaar
*Terwijl de auto rolt of rijdt is de neutraalstand iingeschakeld.
#Om te stoppen het rempedaal indrukken.
#Wanneer de auto stilstaat de transmissie in de parkeerstand jzetten.
#Om verder te rijden de transmissiestand hof kinschakelen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 463463
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Zonder schakelen Werk-
plaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing. Het wijzigenvan de transmissiestand is niet meer mogelijk.
#Wanneer de transmissiestand his ingeschakeld, de transmissiestand niet meer wijzigen en naar een gekwali-
ceerde werkplaats gaan.
#Bij alle andere transmissiestanden de auto op een veilige plaats parkeren.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Achteruit rijden niet moge-
lijk Werkplaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing. Het inschakelen van de transmissiestand kis niet mogelijk.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Transmissie Storing Stop-
pen
*De transmissie vertoont een storing. De transmissie schakelt daarbij automatisch in de neutraalstand i.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen.
#Het rempedaal indrukken.
#De parkeerstand jinschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
Transmissie Storing *De transmissie vertoont een storing. De oorzaak kan een oververhitte koppeling of een geblokkeerde versnelling zijn.
#De transmissie laten afkoelen.
#Als na het opnieuw starten de displaymelding nog steeds wordtgetoond, naar een gekwaliceerde werkplaats
gaan.
464464 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
d
Transmissieolie oververhit
Voorzichtig doorrijden
*De transmissie is oververhit. Wanneer de displaymelding actief is, kunnen het wegrijden en het rijgedrag tijdelijk nade-
lig beïnvloed zijn.
#Met lager motortoerental rijden.
#Sportief rijden vermijden.
#Alvorens op een helling wegte rijden de transmissie laten afkoelen, tot de displaymelding verdwijnt.
Parkeerblokkering buiten
werking Parkeerrem bedie-
nen
*De transmissie vertoont een storing. De parkeerstand jkan niet worden ingeschakeld.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De auto met de elektrische parkeerremtegenwegrollen beveiligen.
Transmissie wordt inge-
leerd Keuzehendel bedie-
nen Rempedaal XX s.
indrukken Wegrolgevaar
*De transmissie wordt ingeleerd. Er bestaat wegrolgevaar!
#Het rempedaal indrukken en ingedrukt houden tot de inleerprocedure is voltooid.
Tijdens de inleerprocedure wordt ook automatisch de elektrische parkeerrem ingeschakeld.
#De auto inschakelen.
#De parkeerstand j, de transmissiestand kof de neutraalstand iinschakelen.
Wegrolgevaar Parkeerrem
bedienen zie handleiding
*De transmissiestand kan niet met zekerheid worden bepaald.
#De auto met de elektrische parkeerremtegenwegrollen beveiligen.
Transmissie inleren Vol-
tooid
*:De inleerprocedure van de transmissie is afgesloten. Alle transmissiestanden kunnen weer gekozen worden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 465465
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Transmissie Storing Werk-
plaats opzoeken
*De transmissie vertoont een storing.
Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Voor motor starten koppe-
ling intrappen
*Uhebt geprobeerd de auto te starten, zonder het koppelingspedaal in te drukken.
#Het koppelingspedaal indrukken en vervolgens de auto starten.
*De auto is bij het wegrijden afgeslagen, bijvoorbeeld door te snel loslaten van het koppelingspedaal.
#Het koppelingspedaal opnieuw indrukken.
De auto start automatisch.
#Om wegte rijden het koppelingspedaal langzaam laten opkomen.
Koppeling oververhit Niet
wegrijden totdat melding is
verdwenen
*Dekoppeling is zwaar belast en oververhit.
Frequent optrekken en langdurig stapvoets rijden vermijden.
#De auto veilig op een geschikte plaats tot stilstand brengen en de motor laten draaien.
Wanneer de auto draait wordt de koppeling sneller afgekoeld.
of
#Indien mogelijk met een gelijkmatige snelheid verder rijden en de voet van het koppelingspedaal nemen. De koppe-
ling niet laten slippen.
De koppeling koelt tijdens het rijden af.
Wanneer de koppeling is afgekoeld, verdwijnt de displaymelding.
Backup accu Storing (witte
displaymelding) *De noodaccu voor de automatische transmissie wordt niet meer opgeladen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
466466 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand jinschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
Backup accu Storing (rode
displaymelding) *AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak: Er is een storing van de extra accu aanwezig.
AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: De noodaccu voor de transmissie wordt niet meer opgeladen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#AAututo's meo's met autt automatiscomatische trhe transmissie:ansmissie: Tot die tijd voordat u de auto uitschakelt altijd handmatig de parkeerstand
jinschakelen.
#Voordat u de auto verlaat de elektrische parkeerrem bedienen.
RRemmenemmen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Parkeerrem zie handleiding
*Het gele controlelampje !brandt. De elektrische parkeerremvertoont een storing.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen (/pagina 230).
Wanneer de elektrische parkeerrem niet kanworden ingeschakeld:
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 467467
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
*Het gele controlelampje !en het rode controlelampje !branden. De elektrische parkeerremvertoont een sto-
ring.
Om tOm te lossen:e lossen:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/pagina 230).
of
#De elektrische parkeerrem automatisch vrijzetten (/pagina 229).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
*Het gele controlelampje !brandt en het rode controlelampje !knippert. De elektrische parkeerremvertoont
een storing.
De elektrische parkeerremkan niet worden vastgezet of gelost.
#De auto uit- en weer inschakelen.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/pagina 230).
Om tOm te lossen:e lossen:
#De elektrische parkeerrem handmatig bedienen en vervolgens weer vrijzetten.
468468 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Wanneer de elektrische parkeerrem nog steeds niet kanworden vastgezet, of als het rode controlelampje !nog
steeds knippert:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
*Het gele controlelampje !knippert en het rode controlelampje !knippert gedurende circa tien seconden na
het inschakelen of vrijzetten van de elektrische parkeerrem. Vervolgens blij het branden of het doo. De elektrische
parkeerremvertoont een storing.
Als de laadtAls de laadtoestoestand tand te laag is:e laag is:
#De 12V-accu opladen.
Om in tOm in te sce schakhakelen:elen:
#De auto uitschakelen.
De elektrische parkeerremwordt automatisch ingeschakeld.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet moet worden ingeschakeld, bijvoorbeeld in de wasstraat of bij het slepen, de
auto ingeschakeld laten. Een uitzondering vormt het slepen met omhooggebrachte achteras.
Wanneer de elektrische parkeerrem niet automatisch wordt ingeschakeld:
#De auto uit- en weer inschakelen.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten en vervolgens weer bedienen (/pagina 230).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden ingeschakeld:
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 469469
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#Bij het parkeren de auto naar behoee bovendien tegenwegrollen beveiligen.
Om tOm te lossen:e lossen:
#Als is voldaan aan de voorwaarden voor het automatisch vrijzetten, en de elektrische parkeerremwordt niet auto-
matisch vrijgezet, de elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten (/pagina 230).
Wanneer de elektrische parkeerremvervolgens niet kanworden vrijgezet:
#Niet verder rijden! Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
!
Parkeerrem ontgrendelen
*Het rode controlelampje !knippert.
De elektrische parkeerrem is vastgezet tijdens het rijden:
RAan een voorwaarde voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem is niet voldaan
(/pagina 229).
RUvoert een noodremming uit met de elektrische parkeerrem (/pagina 230).
#De voorwaarden voor het automatisch vrijzetten van de elektrische parkeerrem controleren.
#De elektrische parkeerrem handmatig vrijzetten.
470470 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Parkeerrem Om te ontgren-
delen contact AAN
*Het rode controlelampje !brandt.
Wanneer de elektrische parkeerremwordtgelost, is de auto uitgeschakeld.
#De auto inschakelen.
Wegrolgevaar Parkeerrem
niet bediend zie handleiding
*AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak: De elektrische parkeerrem is niet bediend en het bestuurdersportier
wordtgeopend.
#De elektrische parkeerrem inschakelen.
J
Direct remmen
*AAututo's meo's met handgt handgesceschakhakelde velde verersnellingsbak:snellingsbak: Bij ingeschakelde HOLD-functie is een storing opgetreden.
Bovendien klinkt een regelmatig waarschuwingssignaal. Dit wordt intensieverwanneer wordtgeprobeerd de auto te
vergrendelen.
Ukunt de auto niet starten.
#Direct stevig het rempedaal indrukken, tot de displaymelding verdwijnt.
Ukunt de auto weer starten.
J
Remvloeistofpeil controle-
ren
*Er bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 471471
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
Remblokken controleren
zie handleiding
*Deremvoeringen hebben de slijtagegrens bereikt.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
RiRijsystjsystemenemen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ë
Uit
*De HOLD-functie is uitgeschakeld, omdat de auto slipt of omdat niet is voldaan aan een inschakelvoorwaarde.
#De HOLD-functie later weer inschakelen of de inschakelvoorwaarden van de HOLD-functie controleren
(/pagina 237).
é
Attention Assist functio-
neert niet
*DeATTENTION ASSIST vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
472472 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
é
Attention Assist: pauze!
*DeATTENTION ASSIST hee vermoeidheid of een toenemende onoplettendheid bij de bestuurder vastgesteld
(/pagina 240).
#Zo nodig pauze nemen.
h
- - - km/h
*De TEMPOMAT kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is.
#De inschakelvoorwaarden van de TEMPOMAT controleren (/pagina 243).
TEMPOMAT functioneert
niet
*De TEMPOMAT vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT en limiter func-
tioneren niet
*De TEMPOMAT en de limiter vertonen een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
TEMPOMAT Uit *De TEMPOMAT is uitgeschakeld.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de TEMPOMAT automatisch uitgeschakeld (/pagina 242).
È
- - -km/h
*De limiter kan tijdelijk niet worden ingeschakeld. Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig
zijn.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 473473
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Limiter passief *Wanneer het gaspedaal totvoorbij het drukpunt wordt ingedrukt (kickdown), wordt de limiter passief geschakeld
(/pagina 243).
Limiter functioneert niet *De limiter vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ç
- - -km/h
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC kan niet worden ingeschakeld, omdat niet aan alle inschakelvoorwaarden vol-
daan is.
#De inschakelvoorwaarden van de actieve afstandsassistent DISTRONIC in acht nemen (/pagina 248).
ç
passief
*Wanneer u het gaspedaal verder dan de instelling voor de actieve afstandsassistent DISTRONIC indrukt, wordt het sys-
teem passief geschakeld (/pagina 245).
ç
Uit
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is gedeactiveerd. Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, is de
actieve afstandsassistent DISTRONIC automatisch gedeactiveerd (/pagina 248).
474474 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve afstandsassistent
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 245).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve afstandsassistent
buiten werking
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Actieve afstandsassistent
weer beschikbaar
*De actieve afstandsassistent DISTRONIC is weer gereed voor gebruik.
#De actieve afstandsassistent DISTRONIC inschakelen (/pagina 248).
Snelheidslimietassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*De snelheidslimietassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 475475
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Snelheidslimietassistent
functioneert niet
*De snelheidslimietassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
ð
Maximum snelheid over-
schreden
*De maximum toegestane snelheid is overschreden (alleen bepaalde landen).
#Langzamer rijden.
Snelheidsbegrenzing (win-
terbanden) XXX km/h
*Uhebt de opgeslagen toegestane maximumsnelheid voor winterbanden bereikt. Deze snelheid kan niet worden over-
schreden.
Actieve stuurassistent nu
niet beschikbaar Zie hand-
leiding
*De actieve stuurassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 252).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
#Indien nodig de bandenspanning controleren.
476476 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve stuurassistent bui-
ten werking
*De actieve stuurassistent vertoont een storing. De actieve afstandsassistent DISTRONIC blij beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Actieve stuurassistent
momenteel niet beschik-
baar wegens meerdere
noodstops
*De actieve stuurassistent is vanwege meerdere noodstops tijdelijk niet beschikbaar.
#De besturing overnemen en op veilige wijze stoppen.
#De auto uit- en weer inschakelen.
De actieve stuurassistent is weer beschikbaar.
Noodstop wordt gestart *Uhebt de handen niet aan het stuurwiel. De noodstop wordtgestart (/pagina 255).
#De handen weer aan het stuurwiel.
Ukunt de vertraging altijd afbreken door een van de volgende handelingen:
RSturen
RRemmen of gasgeven
RActieve afstandsassistent DISTRONIC uitschakelen
Ø*De actieve stuurassistent hee de systeemgrens bereikt (/pagina 252).
U hebt al geruime tijd niet zelf gestuurd.
#De besturing overnemen en op veilige wijze verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 477477
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Verkeerstekenassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*Deverkeerstekenassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
Verkeerstekenassistent
functioneert niet
*Deverkeerstekenassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding
*De dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 264).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Dodehoekassistent functio-
neert niet
*De dodehoekassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
478478 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Dodehoekassistent met
aanhangwagen niet
beschikbaar zie handleiding
*Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordtgemaakt, is de dodehoekassistent niet beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Actieve dodehoekassistent
nu niet beschikbaar zie
handleiding
*De actieve dodehoekassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De systeemgrenzen zijn bereikt (/pagina 264).
Het systeem is weer beschikbaar als de oorzaken niet meer aanwezig zijn.
#Verder rijden.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Actieve dodehoekassistent
functioneert niet
*De actieve dodehoekassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
Act. dodehoekassistent
met aanhangwagen niet
beschikbaar Zie handleiding
*Wanneer de elektrische verbinding met de aanhangwagen wordtgemaakt, is de actieve dodehoekassistent niet
beschikbaar.
#Op de Touch-Control links drukken en de displaymelding bevestigen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 479479
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve spoorassistent nu
niet beschikbaar zie hand-
leiding
*De actieve spoorassistent is tijdelijk niet beschikbaar.
De omgevingsomstandigheden liggen buiten de systeemgrenzen (/pagina 267).
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
#Verder rijden.
Actieve spoorassistent
functioneert niet
*De actieve spoorassistent vertoont een storing.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan .
480480 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
¸
Ã
ç
Ä
Tijdelijk niet beschikbaar
Sensoren vervuild
*De front- en hoekradars (hierna "sensoren" genoemd) vertonen een storing. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de sensoren
RHevige neerslag
RLange ritten buiten de bebouwde kom zonder doorstromend verkeer, bijvoorbeeld in de woestijn
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Verder rijden.
Als de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en worden de
bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#Alle sensorafdekkingen aan de buitenzijde reinigen (/pagina 232).
#De auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 481481
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
á
Ã
Ä
Ø
Ô
Tijdelijk niet beschikbaar
Camerazicht gereduceerd
*Het zicht van de multifunctionele camera is beperkt. Mogelijke oorzaken:
RVervuiling van de voorruit in het gezichtsveld van de multifunctionele camera
RZware neerslag of mist
RCondens aan de binnenzijde van de voorruit: Bij bepaalde weersomstandigheden kan zich aan de binnenzijde van
de voorruit condens vormen, vooral in het koude jaargetijde.
%Deze condens op de voorruit wordt met behulp van de verwarming zeer snel automatisch verwijderd. De beper-
king is tijdelijk.
Rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het remsysteem,
de stuurinrichting en de aandrijving blijven normaal werken.
#Verder rijden.
Als de oorzaken niet meer aanwezig zijn, zijn de rijsystemen en rijveiligheidssystemen weer beschikbaar en worden de
bijbehorende symbolen uitgeschakeld.
Wanneer de displaymelding niet verdwijnt:
#Stoppen; daarbij op de verkeerssituatie letten.
#De voorruit reinigen, vooral in de omgeving van de multifunctionele camera (/pagina 232).
#De auto opnieuw starten.
482482 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ä
Storing Maximaal 80 km/h
rijden
*De instelbare demping vertoont een storing. Het rijgedrag kan daardoor worden beïnvloed.
#< 80 km/h rijden.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Parkeerassistent en PARK-
TRONIC buiten werking Zie
handleiding
*AAututo's meo's met actievt actieve parke parkeereerassistassistentent::De actieve parkeerassistent en de PARKTRONIC-parkeerassistent vertonen een
storing.
AAututo's zonder actievo's zonder actieve parke parkeereerassistassistentent::De PARKTRONIC-parkeerassistent vertoont een storing.
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding nog steeds verschijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 483483
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
÷
nu niet beschikbaar zie
handleiding
*Het ABS en het ESP®zijn tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen tijdelijk niet beschikbaar zijn.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korteroute met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
484484 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding
*Het ABS en het ESP®vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ABS en het ESP®direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
÷
nu niet beschikbaar Zie
handleiding
*Het ESP®is tijdelijk niet beschikbaar.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig een korteroute met wat auwe bochten rijden met een snelheid boven 30 km/h.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 485485
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan. Daarbij voorzich-
tig rijden.
÷
functioneert niet zie hand-
leiding
*Het ESP®vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
Het remsysteem werktverder op normale wijze. De remweg kan bij een noodstop langer worden.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveilig-
heidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
486486 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
T
!
÷
functioneren niet zie hand-
leiding
*Het EBD, het ABS en het ESP®vertonen een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van het EBD, het ABS en het ESP®
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren en het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit.
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien
zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Actieve remassistent Func-
tie nu beperkt beschikbaar
Zie handleiding
*AAututo's meo's metritrijassistjassistentiepakketentiepakket::Het Active Brake Assist System met kruisingsfunctie, de uitwijkstuurassistent of de
PRE‑SAFE®PLUS zijn tijdelijk niet of gedeeltelijk beschikbaar.
AAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakketentiepakket::Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet beschikbaar.
#Verder rijden.
Het systeem is weer beschikbaar wanneer de omgevingsomstandigheden binnen de systeemgrenzen liggen.
of
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, op een veilige plaats stoppen en de auto opnieuw starten.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 487487
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Actieve remassistent Func-
tie beperkt beschikbaar Zie
handleiding
*Bij auto's met rijassistentiepakket kunnen de volgende functies tijdelijk niet of slechts beperkt beschikbaar zijn:
RActive Brake Assist System met kruisingsfunctie
RUitwijkstuurassistent
RPRE‑SAFE®PLUS
AAututo's zonder rio's zonder rijassistjassistentiepakkeentiepakket:t: Het Active Brake Assist System is tijdelijk niet of slechts ten dele beschikbaar.
#Verder rijden.
of
#Op een veilige manier stoppen en de auto opnieuw starten.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt, naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
G
functioneert niet
*Het Mercedes-Benz noodoproepsysteem vertoont een storing. Bovendien vertoont het systeem Mercedes me connect
een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
488488 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Apparaat herkend op dia-
gnose-interface Zie handlei-
ding
*De functies van de auto voor de storingsherkenning zijn beperkt.
Een of meerdere hoofdfuncties van het Mercedes me connect systeem vertonen een storing.
#De aanwijzingen met betrekking tot de diagnose-interface in acht nemen (/pagina 38).
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
AAccuccu
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
12V-accu Zie handleiding
*De auto is uitgeschakeld en de laadtoestand van de 12V-accu is te gering.
#Niet benodigde elektrische verbruikers uitschakelen.
#30 - 60 minuten met de auto rijden.
of
#De 12V-accu stationair opladen (/pagina 383).
*Wanneer de melding bij een uitgeschakelde auto verschijnt, is er een storing in het boordnet aanwezig.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
#
zie handleiding
*De 12V-accu wordt niet meer opgeladen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 489489
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke motorschade als verder wordtgereden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#
Stoppen zie handleiding
*De 12V-accu wordt niet meer opgeladen en hee een te lage laadtoestand bereikt.
*AANWIJZINGAANWIJZING Mogelijke motorschade als verder wordtgereden
#Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
490490 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
Voertuig stoppen Motor
laten draaien
*De 12V-accu hee een te lage laadtoestand.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto laten draaien.
#Wanneer de displaymelding verdwijnt: Verder rijden.
#Wanneer de displaymelding niet verdwijnt: Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanningscontrole
nu niet beschikbaar
*Een sterke radiobron veroorzaakt een storing. Daardoor worden geen signalen van de bandenspanningssensoren ont-
vangen. De bandenspanningscontrole is tijdelijk niet beschikbaar.
Zodra de oorzaak is verholpen, start de bandenspanningscontrole vanzelf weer.
#Verder rijden.
Bandensp.contr. functio-
neert niet
*De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloe-
den.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 491491
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
Bandensp.contr. functio-
neert niet Geen wielsenso-
ren
*Degemonteerde wielen hebben geen geschikte bandenspanningssensoren. De bandenspanningscontrole is uitgescha-
keld.
#Wielen met geschikte bandenspanningssensoren monteren.
h
Wielsensor(en) niet
beschikbaar
*Van een of meerdere banden ontbreekt het signaal van de bandenspanningssensor. Bij de betreende band wordt
geen bandenspanningswaarde weergegeven.
#De defecte bandenspanningssensor laten vervangen bij een gekwaliceerde werkplaats.
h
Banden controleren
*Van één of meerdere banden is de bandenspanning sterk gedaald.
De wielpositie wordtweergegeven. Bovendien klinkt een waarschuwingssignaal.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
492492 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/pagina 395) en de banden controleren.
h
Bandenspanning corrigeren
*Ten minste één band hee een te lage bandenspanning, of de bandenspanningen van de afzonderlijke banden wijken
te sterk van elkaar af.
#De bandenspanning controleren en eventueel lucht bijvullen.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning de bandenspanningscontrole opnieuw activeren (/pagina 398).
h
Let op: band defect
*Van één of meerdere banden daalt de bandenspanning plotseling. De wielpositie wordtweergegeven.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met drukloze banden
RDe banden kunnen overmatig verhit raken en worden beschadigd.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#Niet met drukloze band rijden.
#Bij drukloze MOExtended-band de toegestane nog af te leggen afstand en toegestane maximumsnelheid niet
overschrijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 493493
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De aanwijzingen met betrekking tot bandenpech in acht nemen.
Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech (/pagina 373).
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De banden controleren.
Banden oververhit *Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
Snelheid verlagen *Ten minste een band is oververhit. De betroen banden worden rood afgebeeld. Bij een temperatuur dicht bij de
grenswaarde worden de banden geel afgebeeld.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen tijdens het rijden met oververhitte banden
Oververhitte banden kunnen klappen.
#De snelheid verlagen, opdat de banden afkoelen.
494494 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanning Banden
controleren
*Het bandenspanningswaarschuwingssysteem hee een sterk drukverlies herkend.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning (/pagina 395) en de banden controleren.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw activeren
(/pagina 399).
Bandenspanningsbewaking
na band.sp.controle
opnieuw starten
*Er is een displaymelding voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem weergegeven en het systeem is sindsdien
niet opnieuw gestart.
#Bij een correct ingestelde bandenspanning het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw activeren
(/pagina 399).
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 495495
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Bandenspanningsbewaking
functioneert niet
*Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vertoont een storing.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
UitlaatgUitlaatgasnabehandelingasnabehandeling
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ú
AdBlue bijvullen zie handlei-
ding
*De AdBlue®-voorraad is tot onder de reservemarkering gedaald.
#Ten minste 5 l AdBlue®bijvullen (/pagina 204).
Ú
AdBlue bijvullen Noodloop
over XXX km Zie handlei-
ding
*De lage AdBlue®-voorraad leidt tot een beperking van het vermogen nadat de getoonde resterende afstand is gereden.
#Ten minste 5 l AdBlue®bijvullen (/pagina 204).
496496 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ú
XX,X l AdBlue bijvullen
Noodloop: max. XXX km/h
Geen start na XXX km
*De lage AdBlue®voorraad leidt tot een beperking van het vermogen vanaf de weergegeven snelheid.
Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer worden gestart.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue®bijvullen (/pagina 204).
Ú
XX,X l AdBlue bijvullen Con-
tact AAN, 60s wachten
anders geen start mogelijk
*De AdBlue®-voorraad is opgebruikt. U kunt de auto niet meer starten.
#Ten minste de aangegeven hoeveelheid AdBlue®bijvullen (/pagina 204).
#De auto inschakelen en circa 60 seconden wachten.
#De auto starten.
¯
AdBlue systeemstoring Zie
handleiding
*Het AdBlue®systeem vertoont een storing.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 497497
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop over XXX km Zie
handleiding
*Het AdBlue®systeem vertoont een storing. Het vermogen wordt beperkt na de getoonde resterende afstand.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Noodloop: max XXX km/h
Geen start na XXX km
*Vermogensbeperking vanwege de AdBlue®-systeemfout. Na de getoonde resterende afstand kan de auto niet meer
worden gestart.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
¯
AdBlue systeemstoring
Starten niet mogelijk
*Het AdBlue®systeem vertoont een storing. U kunt de auto niet meer starten.
#Meteen contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
498498 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
MotMotororolieolie
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
5
Bij tankstop 1 l motorolie
bijvullen
*Het motoroliepeil is tot het minimum gedaald.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Bij de volgende tankstop 1 l motorolie bijvullen (/pagina 359).
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/pagina 423).
5
Motoroliepeil Oliepeil verla-
gen
*Het motoroliepeil is te hoog.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te veel motorolie
#Langere ritten met te veel motorolie vermijden.
#Direct naar een gekwaliceerde werkplaats gaan en het motoroliepeil laten verlagen.
5
Motoroliepeil Stoppen
Motor uit
*Het motoroliepeil is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met te weinig motorolie
#Langere ritten met te weinig motorolie vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 499499
DisplaDisplaymeldingymeldingenen MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De auto uitschakelen.
#1 l motorolie bijvullen (/pagina 359).
#Het motoroliepeil controleren.
Aanwijzingen met betrekking tot motorolie (/pagina 423).
5
Motoroliedruk Stoppen
Motor uit
*De oliedruk is te laag.
*AANWIJZINGAANWIJZING Motorschade door rijden met een te lage oliedruk
#Rijden met een te lage oliedruk vermijden.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De auto uitschakelen.
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
5
Meten van het motorolie-
peil niet mogelijk
*De elektrische verbinding naar de oliepeilsensor is onderbroken of de oliepeilsensor is defect.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
500500 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
OvOvererziczicht wht waaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjespjes
Wanneer de auto wordt ingeschakeld, voeren ver-
schillende systemen een zelfdiagnose uit. Enkele
waarschuwings- en controlelampjes kunnen daar-
bij tijdelijk branden of knipperen. Dit gedrag is
niet kritisch. Paswanneer deze waarschuwings-
en controlelampjes na het startenvan de auto of
tijdens het rijden gaan branden of knipperen,
geven ze een storing aan.
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay sty standaardandaard
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay widescry widescreen coceen cockpitkpit
De posities van de controlelampjes in het instru-
mentendisplay kunnen afhankelijk van de display-
instelling afwijken van het voorbeeld.
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjes:pjes:
6Veiligheidssysteem (/pagina 503)
üVeiligheidsgordel (/pagina 503)
_Vermogen gereduceerd
(/pagina 505)
ÚSysteemfout (/pagina 505)
#Elektrische storing (/pagina 505)
ïAanhangwagenvoorziening
(/pagina 506)
ÙStuurbekrachtiging (/pagina 506)
ÿAAututo's meo's met een widescrt een widescreen coceen cockpitkpit::
Koelvloeistoemperatuur
(/pagina 507)
;Motordiagnose (/pagina 507)
%AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Voorgloeien
#Elektrische storing (/pagina 507)
æBrandstofreserve met aanduiding
tankdopkleppositie (/pagina 507)
!Elektrische parkeerrem (rood)
(/pagina 511)
!Elektrische parkeerrem (geel)
(/pagina 511)
JRemmen (geel) (/pagina 511)
JRemmen (rood) (/pagina 511)
LAfstandswaarschuwing
(/pagina 513)
ÓActive Brake Assist System
(/pagina 513)
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 501501
êActive Brake Assist System
(/pagina 513)
!ABS (/pagina 514)
÷ESP®(/pagina 514)
åESP®OFF (/pagina 514)
hBandenspanningscontrole
(/pagina 517)
TStandlicht (/pagina 144)
LDimlicht (/pagina 144)
KGrootlicht (/pagina 146)
#! Knipperlichten (/pagina 146)
RMistachterlicht (/pagina 144)
502502 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
6
Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidssysteem brandt terwijl de auto gestart is.
Werking van het veiligheidssysteem vertoont een storing (/pagina 48).
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel door storingen in de werking van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
Plug-in-hPlug-in-hybrybride:ide:
&GEVGEVAARAAR Levensgevaar door storingen van het veiligheidssysteem
Onderdelen van het veiligheidssysteem kunnen onbedoeld worden geactiveerd of bij een ongeval niet zoals bedoeld
worden geactiveerd. Bij een ongeval kan het hoogspanningsboordnet mogelijk niet zoals bedoeld worden uitgescha-
keld.
Als beschadigde onderdelen van het hoogspanningsboordnet worden aangeraakt, kunt u een stroomstoot krijgen.
#Het veiligheidssysteem direct laten controleren en repareren bij een gekwaliceerde werkplaats.
#Na een ongeval direct de auto uitschakelen.
#Voorzichtig verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 503503
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
#Meteen naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels knippert en er klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal.
De bestuurder of de passagier hebben hun gordel niet omgegespt tijdens het rijden.
#De veiligheidsgordel omgespen (/pagina 52).
Er liggen voorwerpen op de passagiersstoel.
#De voorwerpen van de passagiersstoel verwijderen.
ü
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt
*Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordel brandt na het startenvan de auto.
Bovendien kan een onderbroken waarschuwingssignaal klinken.
Het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels herinnert bestuurder en passagier eraan de gordel om te gespen.
#De veiligheidsgordel omgespen (/pagina 52).
Voorwerpen op de passagiersstoel kunnen ervoor zorgen dat het rode waarschuwingslampje veiligheidsgordels niet
doo.
504504 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
HybrHybride systide systeemeem
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
_
Waarschuwingslampje ver-
mogen gereduceerd
*Het gele waarschuwingslampje vermogen gereduceerd brandt.
Het vermogen van het aandrijfsysteem is gereduceerd.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Ú
Waarschuwingslampje sto-
ring in het systeem
*Het rode waarschuwingslampje systeemfout brandt terwijl de auto rijklaar õis.
Er is een storing in het aandrijfsysteem aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
*Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 505505
AAutouto
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
Ù
Waarschuwingslampje stuur-
bekrachtiging (rood)
*Het rode waarschuwingslampje stuurbekrachtiging brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
De stuurbekrachtiging of de stuurinrichting zelf vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij beperkte bestuurbaarheid
Wanneer de stuurinrichting niet meer zoals bedoeld functioneert, is de bedrijfsveiligheid van de auto in gevaar.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
ï
Waarschuwingslampje aan-
hangwagenvoorziening
*Het rode waarschuwingslampje aanhangwagenvoorziening brandt.
De aanhangwagenvoorziening is niet klaar voor gebruik.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde kogelhals
De aanhangwagen kan loskomen.
#Onmiddellijk, rekening houdend met het verkeer, stoppen. Niet verder rijden!
#De aanhangwagen afkoppelen en voorkomen dat deze kanwegrollen.
#De zwenkprocedure opnieuw activeren en de aanhangwagen pas weer aankoppelen als de displaymelding ver-
dwijnt.
506506 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
MotMotoror
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (rood)
*Het rode waarschuwingslampje koelvloeistof brandt terwijl de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RKoelvloeistofniveau te laag
RLuchttoevoer naar de radiateur geblokkeerd
RVentilatorvan de radiateur defect
RMotorkoelvloeistofpomp defect
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, hee de koelvloeistof een temperatuur van 120 °C overschreden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 507507
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordtgeopend, kunnen de volgende
situaties optreden:
RUkunt met hete gassen in contact komen.
RUkunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoen in aanraking komen.
#De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
#Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
#De auto direct op een veilige plaats stoppen en uitschakelen. Niet verder rijden!
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
WWanneer deanneer de kkoelvoelvloeistloeistoemoemperperatuuratuurmetmeterer onderonderaan de taan de tememperperatuuratuurscschaal sthaal staataat::
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
WWanneer deanneer de kkoelvoelvloeistloeistoemoemperperatuuratuurmetmeterer bovbovenaan de tenaan de tememperperatuuratuurscschaal sthaal staataat::
#De auto verlaten en uit in de omgeving van de auto blijven, tot de motor is afgekoeld.
#Het koelvloeistofniveau controleren (/pagina 360).
#De luchttoevoer naar de radiateur mag niet worden belemmerd; dit controleren.
508508 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting. Daarbij erop letten dat de
koelvloeistoemperatuurmeter onder 120 °C blij.
ÿ
Waarschuwingslampje koel-
vloeistof (geel)
*Het gele waarschuwingslampje koelvloeistof brandt wanneer de motor draait.
Mogelijke oorzaken:
RTemperatuursensor vertoont een storing
RDrukvulluchtkoeling, transmissie-oliekoeling of accukoeling defect
RGrillejaloezie geblokkeerd of defect
#Tot de volgende gekwaliceerde werkplaats verder rijden zonder hoge motorbelasting.
;
Waarschuwingslampje
motordiagnose
*Het gele waarschuwingslampje motordiagnose brandt als de motor draait.
Er is een storing van de motor, het uitlaatsysteem of het brandstofsysteem aanwezig.
De emissiegrenswaarden kunnen daardoor worden overschreden en de motorkan in het noodprogramma draaien.
#Het voertuig zo snel mogelijk laten controleren bij een gekwaliceerde werkplaats.
AAututo's meo's met dieselmott dieselmotoror::Wellicht is de brandstoank volledig leeggereden.
#De motor na het tanken drie- tot viermaal achter elkaar starten.
Wanneer het gele waarschuwingslampje motordiagnose doo, wordt het noodprogramma opgeheven. De auto hoe
niet te worden gecontroleerd.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 509509
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#
Waarschuwingslampje elek-
trische storing
*Het rode waarschuwingslampje elektrische storing brandt.
Er is een storing in de elektronica aanwezig.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
æ
Waarschuwingslampje
brandstofreserve brandt
*Het gele waarschuwingslampje brandstofreserve brandt als de motor draait.
De brandstofvoorraad hee het reservegebied bereikt.
#Tanken.
510510 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
RRemmenemmen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (rood)
!
Controlelampje elektrische
parkeerrem (geel)
*Het rode controlelampje elektrische parkeerrem knippert of brandt.
Het gele controlelampje elektrische parkeerrem brandt bovendien bij een storing.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
J
Remwaarschuwingslampje
(geel)
*Het gele waarschuwingslampje remmen brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van het remsysteem
Wanneer het remsysteem een storing vertoont, kan het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#Voorzichtig met aangepaste snelheid en voldoende afstand totvoorliggers verder rijden.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 511511
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Wanneer het instrumentendisplay een displaymelding weergee, deze in acht nemen.
#Naar een gekwaliceerde werkplaats gaan.
J
Waarschuwingslampje rem-
men (rood)
*Derode waarschuwingslampjes remmen branden terwijl de auto ingeschakeld is.
Mogelijke oorzaken:
RDe rembekrachtiging vertoont een storing en het remgedrag kanveranderen.
REr bevindt zich te weinig remvloeistof in het remvloeistofreservoir.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel bij storing van de rembekrachtiging
Wanneer de rembekrachtiging een storing vertoont, is het mogelijk dat er meer kracht op het rempedaal moet wor-
den uitgeoefend tijdens het remmen. Het remgedrag kan nadelig zijn beïnvloed. De remweg kan bij een noodstop
langer worden.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij een te laag remvloeistofniveau
Wanneer het remvloeistofniveau te laag is, kan de remwerking en daarmee het remgedrag nadelig beïnvloed zijn.
#Direct op een veilige plaats stoppen. Niet verder rijden!
512512 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Contact opnemen met een gekwaliceerde werkplaats.
#Geen remvloeistof bijvullen.
RiRijsystjsystemenemen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
L
Waarschuwingslampje
afstandswaarschuwing
*Het rode waarschuwingslampje afstandswaarschuwing brandt tijdens het rijden.
De afstand tot de voorligger is voor de gekozen snelheid te gering.
Als bovendien het waarschuwingssignaal klinkt, wordt een obstakel met een te hoge snelheid genaderd.
#Klaar zijn om direct te kunnen remmen.
#De afstand vergroten.
Werking van het Active Brake Assist System (/pagina 255).
Ó
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
*Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is als gevolg vanvervuilde sensoren of een storing niet beschikbaar of de functie is beperkt.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 513513
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
ê
Waarschuwingslampje
Active Brake Assist System
*Het waarschuwingslampje Active Brake Assist System brandt.
Het systeem is uitgeschakeld of de functie werd automatisch beperkt.
Dit kan het geval zijn wanneer de bestuurder geen gordel om hee of een ander rijsysteem geactiveerd werd.
#De aanwijzingen met betrekking tot het Active Brake Assist System (/pagina 255) in acht nemen.
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssystemenemen
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
!
ABS-waarschuwingslampje
*Het gele waarschuwingslampje ABS brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ABS vertoont een storing.
Wanneer bovendien een waarschuwingssignaal klinkt, vertoont de EBD een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar bij storing van de EBD of het ABS
De wielen kunnen bij het remmen blokkeren.
514514 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
De bestuurbaarheid en het remgedrag worden sterk nadelig beïnvloed en de remweg kan langer zijn. Bovendien zijn
verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het remsysteem direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
knippert
*Het gele waarschuwingslampje ESP®knippert tijdens het rijden.
Een of meerdere wielen hebben hun slipgrens bereikt (/pagina 235).
#De rijstijl aan de weersomstandigheden en de toestand van het wegdek aanpassen.
÷
Waarschuwingslampje ESP®
brandt
*Het gele waarschuwingslampje ESP®brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP®vertoont een storing.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen, bijvoorbeeld het BAS,kunnen een storing vertonen.
#De meldingen op het instrumentendisplay in acht nemen.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar door een storing in het ESP®
Als het ESP®is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP®gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheids-
systemen uitgeschakeld.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 515515
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
å
Waarschuwingslampje ESP®
OFF
*Het gele waarschuwingslampje ESP®OFF brandt terwijl de auto ingeschakeld is.
Het ESP®is uitgeschakeld.
Ook andere rijsystemen en rijveiligheidssystemen kunnen niet werken.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Slipgevaar tijdens het rijden met uitgeschakeld ESP®
Het ESP®voert geen stabilisatie van de auto uit. Bovendien zijn verder rijveiligheidssystemen slechts beperkt
beschikbaar.
#Voorzichtig verder rijden.
#Het ESP®slechts zo lang uitschakelen als de situatie dit vereist.
Als het ESP®niet kanworden ingeschakeld, vertoont het ESP®een storing.
#Het ESP®direct bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
#De aanwijzingen met betrekking tot het uitschakelen van het ESP®in acht nemen (/pagina 235).
516516 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole knip-
pert
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) knippert circa één minuut lang en brandt
dan permanent.
De bandenspanningscontrole vertoont een storing.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen bij storing van de bandenspanningscontrole
De bandenspanningscontrole kan niet meer zoals bedoeld waarschuwen bij drukverlies bij één of meer banden.
Banden met een te lage bandenspanning kunnen bijvoorbeeld het rijgedrag en het stuur‑ en remgedrag beïnvloeden.
#De bandenspanningscontrole bij een gekwaliceerde werkplaats laten controleren.
h
Waarschuwingslampje ban-
denspanningscontrole
brandt
*Het gele waarschuwingslampje bandenspanningscontrole (drukverlies/storing) brandt.
De bandenspanningscontrole hee bandenspanningsverlies bij ten minste één band geconstateerd.
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor ongevallen door een te lage bandenspanning
RDe banden kunnen klappen.
RDe banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten.
RDe rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
Ukunt dan de controle over de auto verliezen.
#De geadviseerde bandenspanningen in acht nemen.
Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes 517517
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controle-ole-
lamlampjepje MogMogelielijkjke oore oorzaak en/of gevzaak en/of gevolg enolg en MMoplossingoplossingenen
#Indien noodzakelijk de bandenspanning aanpassen.
#De auto op een veilige plaats stoppen.
#De bandenspanning en de banden controleren.
518518 Displaymeldingen met waarschuwings- en controlelampjes
1, 2, 3 ...1, 2, 3 ...
4MA4MATICTIC
Functie.................................................. 199
12V12V-aansluiting-aansluiting
Zie Contactdoos (12V)
12V12V-accu-accu
Zie Boordnetaccu (12-V)
360°-camera360°-camera
Automatische functie in- en uitscha-
kelen (achteruitrijcamera)......................276
Camera-afdekking openen (achteruit-
rijcamera).............................................. 276
Functie.................................................. 272
Verzorging............................................. 366
Weergave selecteren.............................. 276
AA
A/C-functieA/C-functie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 164
In- en uitschakelen (MBUX multime-
diasysteem)...........................................164
AAandriandrijfvjfverermogmogenen
Zie Vermogensmeter
AAanduiding rianduiding rijprjprogrogrammaamma.............................190
AAanhangwanhangwagagenstenstabilisatieabilisatie
Werking en aanwijzingen........................236
AAanhangwanhangwagagenvenvooroorzieningziening
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 289
Aanhangwagengewicht...........................430
Aanwijzingen.......................................... 287
Achteroverbouw..................................... 430
Algemene aanwijzingen.......................... 430
Asbelasting............................................ 432
Bevestigingspunten................................ 430
Contactdoos.......................................... 289
Fietsdrager............................................ 291
Inbouwmaten......................................... 430
Kogeldruk.............................................. 431
Kogelhals uit-/inklappen........................ 287
Verzorging............................................. 366
AAanjaganjagerer
Zie Klimaatregeling
AAanslepenanslepen.................................................... 390
AAanspransprakakelielijkheid vjkheid voor goor gebrebrekekenen
Auto......................................................... 41
ABS (antiblokkABS (antiblokkeereersystsysteem)eem)........................... 234
AAccelercceleratieatie
Zie Kickdown
AAccuccu
Zie Boordnetaccu (12-V)
AAccu (autccu (auto)o)
Aanwijzingen.......................................... 380
Aanwijzingen (starthulp en laden)...........381
Opladen (Remote Online)....................... 177
AAccu (hoogspanningsboorccu (hoogspanningsboordnednet)t)
Zie Hoogspanningsaccu
AAccugccugebrebruikuik................................................. 172
AcAchthtererklepklep
HANDS-FREE ACCESS............................. 97
Ontgrendelen (noodsleutel)...................... 99
Openen.................................................... 93
Openingshoek begrenzen......................... 99
Sluiten..................................................... 94
AcAchthtererklepklep
Zie Achterklep
AcAchthtererporportier (kindertier (kindersloslot)t)...............................82
AcAchthterrerruituit
Ruitenwisserblad vervangen................... 159
Trefwoordenregister 519519
AAcchthterrerruituitenenwisserwisser
In- en uitschakelen................................. 157
AcAchthterrerruitvuitverwerwararmingming................................... 163
AcAchthtereruitriuitrijcamerajcamera
Automatische functie in- en uitscha-
kelen (360°-camera).............................. 276
Camera-afdekking openen (360°-
camera)................................................. 276
Functie.................................................. 270
Verzorging............................................. 366
AcAchthtereruitriuitrijlicjlicht (lamht (lampje vpje ververvangangen)en)............... 156
AcAchthtereruitvuitverersnellingsnelling
Inschakelen...........................................195
AcAchthtererzitplaatszitplaats
Zie Stoel
AAcouscoustic Vtic Vehicle Indicationehicle Indication
Soundgenerator.....................................172
AActief onderctief onderhoudssysthoudssysteem PLeem PLUSUS
Zie ASSYST PLUS
AActievctieve afste afstandsassistandsassistent DISent DISTRTRONICONIC
Actieve noodstopassistent...................... 255
Functie.................................................. 245
Inschakelen/activeren........................... 248
Maximumsnelheid.................................. 188
Routegebaseerde snelheidsaanpassing... 250
Selecteren............................................. 248
Snelheid oproepen................................. 248
Snelheid opslaan....................................248
Snelheid verhogen/verlagen.................. 248
Systeemgrenzen.................................... 245
Uitschakelen/deactiveren......................248
AActievctieve boce bochthtenvenvererliclichtinghting...........................147
AActievctieve dodehoeke dodehoekassistassistentent
Functie.................................................. 264
Remingreep........................................... 266
Rijden met een aanhangwagen...............266
Systeemgrenzen.................................... 264
AActievctieve mote motorkorkap (vap (voeoetgtgangangerersbescsbescherherming)ming)
Terugzetten............................................ 355
Werking.................................................355
AActievctieve noodste noodstopassistopassistentent............................ 255
AActievctieve parke parkeereerassistassistentent
Functie.................................................. 281
Inparkeren.............................................282
Systeemgrenzen.................................... 281
Uitparkeren............................................ 284
AActievctieve snelheidslimiete snelheidslimietassistassistentent
Displayweergave.................................... 250
Functie.................................................. 250
AActievctieve spoore spoorassistassistentent
Functie.................................................. 267
Gevoeligheid instellen............................ 269
In- en uitschakelen................................. 269
Rijden met een aanhangwagen...............267
Systeemgrenzen.................................... 267
Waarschuwing in- en uitschakelen..........269
AActievctieve se stuurtuurassistassistentent
Actieve noodstopassistent...................... 255
Functie.................................................. 252
In- en uitschakelen................................. 254
Systeemgrenzen.................................... 252
AActivctive Bre Brakake Assise Assist Systt Systemem
Instellen................................................. 260
Werking en aanwijzingen........................255
AACTIVE MULCTIVE MULTIBEAM LEDTIBEAM LED..............................147
AAdapdaptief rtief remlicemlichtht.......................................... 239
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistentent
Functie.................................................. 149
In- en uitschakelen................................. 150
520520 Trefwoordenregister
AAdapdaptievtievegregrooootlictlichthtassistassistent Plusent Plus
Functie.................................................. 150
In- en uitschakelen................................. 151
AAdapdaptievtieve snelheidsre snelheidsregegelingeling
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AAdBluedBlue®®
Aanwijzingen.......................................... 203
Additieven.............................................. 422
bijvullen................................................. 204
Inhoud...................................................423
Zuiverheid.............................................. 422
AAdditievdditievenen
AdBlue®.................................................422
Brandstof............................................... 420
Motorolie............................................... 423
AAdditievdditieven (Aen (AdBluedBlue®®))
Zie AdBlue®
AAdditievdditieven (bren (brandstandstof)of)
Zie Brandstof
AAdditievdditieven (moten (motororolie)olie)
Zie Additieven
AAdviezendviezen
Congureren.......................................... 311
Afdekking wielkAfdekking wielkuip, vuip, vooroor
Verwijderen en aanbrengen.................... 155
AfmeAfmetingtingenen.................................................. 427
AfstAfstandsrandsregegelingeling
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AfstAfstandsrandsregegelteltemempomaatpomaat
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AirbagAirbag
Activering................................................ 48
Beschermingspotentieel........................... 55
Beschermingspotentieel beperkt.............. 56
Controlelampje PASSENGER AIR BAG...... 58
Frontairbag (bestuurder, passagier).......... 54
Inbouwplaatsen........................................54
Kneebag.................................................. 54
Overzicht................................................. 54
Sidebags..................................................54
Windowbag.............................................. 54
AirAirconditioningconditioning
Zie Klimaatregeling
AkAkoesoestisctisch sluitsignaalh sluitsignaal
In- en uitschakelen................................... 86
AkAkoesoestisctische omgehe omgevingsbevvingsbeveiliging (sound-eiliging (sound-
ggenereneratator)or)
Aanwijzingen.......................................... 172
AlarAlarmknippermknipperliclichtinsthtinstallatieallatie.......................... 147
AlarAlarmsystmsysteemeem
Zie EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
AlertAlertheidsassistheidsassistentent
Zie ATTENTION ASSIST
AndrAndroid Aoid Autouto
Zie Smartphone-integratie
AntiblokkAntiblokkeereersystsysteemeem
Zie ABS (antiblokkeersysteem)
AntislipkeAntislipkettingttingenen
Zie Sneeuwkettingen
Apple CarPlayApple CarPlay®®
Zie Smartphone-integratie
AsbelasAsbelastingting
Rijden met een aanhangwagen............... 432
toegestane............................................. 416
AssistAssistentiesystentiesystemenemen
Zie Rijveiligheidssysteem
ASSYSASSYST PLT PLUSUS
Bijzonder onderhoud.............................. 354
Trefwoordenregister 521521
Onderhoudstermijn weergeven............... 354
Regelmatige onderhoudswerkzaamhe-
den........................................................ 354
Standtijd met accukabels losgemaakt.....355
Werking en aanwijzingen........................354
AATTENTION ASSISTTTENTION ASSIST
Functie.................................................. 240
Instellen................................................. 242
Systeemgrenzen....................................240
AAututeureursrsrecechtht.................................................. 46
AAutouto
Aansprakelijkheid voor gebreken.............. 41
Afzetten (start-stoptoets).......................223
Botsingherkenning instellen (gepar-
keerde auto).......................................... 231
Buiten gebruik stellen............................. 231
Correct gebruik........................................ 40
Diagnose-interface................................... 38
Extra portiervergrendeling........................ 89
Gegevensopslag....................................... 42
Gegevensregistratie................................. 42
Gekwaliceerde werkplaats...................... 39
Inschakelen (start-stoptoets).................. 174
Laten zakken.......................................... 409
Medische hulpmiddelen........................... 41
Omhoogkantelen.................................... 406
QR-code reddingskaart............................ 42
REACH-verordening.................................. 40
Registratie............................................... 40
Ruststand activeren of deactiveren......... 232
Ruststand functie................................... 231
Starten (noodprogramma)......................176
Starten (Remote Online).........................178
Starten (start-stoptoets)......................... 176
SVHC (bijzonder zorgwekkende stoen)... 40
Uitvoering................................................ 26
Ventileren (comfortopening)...................101
Ver- en ontgrendelen (KEYLESS-GO)......... 90
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)........... 92
Ver- en ontgrendelen (van binnenuit)........ 90
Vergrendelen (automatisch)...................... 91
AAututo wo wassenassen
Zie Verzorging
AAututomatiscomatisch inklappen vh inklappen van de buitan de buitenspie-enspie-
ggelselsIn- en uitschakelen.................................162
AAututomatiscomatischrihrijlicjlichtht...................................... 145
AAututomatiscomatische afsthe afstandsrandsregegelingeling
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
AAututomatiscomatische maatrhe maatregegelen na een ongevelen na een ongevalal..... 62
AAututomatiscomatische mothe motorstorstartart
Zie ECO start-stopsysteem
AAututomatiscomatische mothe motorstorstopop
Zie ECO start-stopsysteem
AAututomatiscomatische trhe transmissieansmissie
Achteruitversnelling inschakelen.............195
DIRECT SELECT-keuzehendel................. 194
DYNAMIC SELECT-schakelaar................188
Kickdown............................................... 198
Parkeerstand inschakelen....................... 196
Rijprogramma's...................................... 188
Rijstand inschakelen.............................. 196
Stuurwielschakelpaddles........................ 197
Transmissiestandaanduiding................... 194
Transmissiestanden...............................194
Voor handmatig schakelen.....................197
AAututomatiscomatische trhe transmissie (pransmissie (probleem)obleem)
Zie Transmissie (probleem)
AAututomatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van de bian de bijrijrijderjdersairbagsairbag
Functie van de uitschakeling van de
bijrijdersairbag......................................... 57
522522 Trefwoordenregister
AAututomatiscomatische uitsche uitschakhakeling veling van de passa-an de passa-
giergiersairbagsairbag
Controlelampje PASSENGER AIR BAG...... 58
AAututosleutosleutelel
Zie Sleutel
BB
BagBagageage
Bagagenet............................................. 135
Beveiligen.............................................. 123
BagBagagageneenet bevt bevesestigtigenen.................................. 135
BagBagagagereruimteuimte
Vergroten............................................... 127
BagBagagagereruimtuimteafdekkingeafdekking
Verwijderen en aanbrengen.................... 131
BandenBanden
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 400
Bandenpech........................................... 373
Bandenspanning (aanwijzingen).............. 395
Bandenspanning controleren (banden-
spanningscontrole)................................ 398
Bandenspanningscontrole (werking)....... 397
Bandenspanningscontrole opnieuw
starten...................................................398
Bandenspanningstabel........................... 396
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (werking)....................................... 399
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem opnieuw starten............................399
Bandentemperatuur controleren (ban-
denspanningscontrole)...........................398
Controleren........................................... 394
Geluidsontwikkeling............................... 394
MOExtended-banden.............................. 373
Monteren...............................................408
Ongebruikelijk rijgedrag.......................... 394
Opslaan................................................. 404
Selectie................................................. 400
Sneeuwkettingen................................... 394
TIREFIT-set.............................................375
Vervanging............................................. 400
Verwijderen........................................... 408
Verwisselen................................... 403, 405
Wieldeksel verwisselen........................... 405
BandenBandenpechpech
Aanwijzingen.......................................... 373
MOExtended-banden..............................373
TIREFIT-set............................................. 375
Verwisselen van een wiel........................ 405
BandenBandenprproeloel............................................... 394
BandenspanningBandenspanning
Aanwijzingen.......................................... 395
Bandenspanningscontrole (werking)....... 397
Bandenspanningscontrole opnieuw
starten...................................................398
Bandenspanningstabel........................... 396
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (werking)....................................... 399
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem opnieuw starten............................399
Controleren (bandenspanningscon-
trole).....................................................398
TIREFIT-set............................................. 375
BandenspanningscontrBandenspanningscontroleole
Bandenspanning controleren.................. 398
Bandentemperatuur controleren............. 398
Functie.................................................. 397
Opnieuw starten.................................... 398
BandenspanningstBandenspanningstabelabel................................. 396
BandenspanningswBandenspanningswaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
Functie.................................................. 399
Trefwoordenregister 523523
Opnieuw starten.................................... 399
BandentBandentememperperatuuratuur
Bandenspanningscontrole (werking)....... 397
Controleren (bandenspanningscon-
trole)..................................................... 398
BandenBandenvulcomvulcomprpressoressor
Zie TIREFIT-set
BBAS (BrAS (Brakake Assise Assist Systt System)em)........................... 234
BattBatterijerij
Zie Hoogspanningsaccu
BattBatterierij (sleutj (sleutel)el)
Verwisselen............................................. 87
Bedieningspaneel dakconsoleBedieningspaneel dakconsole
Overzicht................................................. 16
BedieningssystBedieningssysteemeem
Zie Boordcomputer
BedriBedrijfjfsstsstoenoen
Aanwijzingen.......................................... 417
AdBlue®.................................................422
Additieven (brandstof)............................ 420
Brandstof (benzine)................................ 419
Brandstof (dieselbrandstof).................... 420
Koelvloeistof (motor)..............................425
Motorolie............................................... 423
Remvloeistof.......................................... 425
Ruitreinigingsmiddel............................... 426
BedriBedrijfjfsvsveiligheideiligheid
Conformiteitsverklaring (elektromag-
netische verdraagzaamheid)..................... 29
Conformiteitsverklaring (krik)...................36
Conformiteitsverklaring (radiogra-
sche onderdelen van de auto)................. 29
Conformiteitsverklaring (TIREFIT-set)........ 37
Informatie................................................ 27
BeladenBeladen
Aanwijzingen.......................................... 123
Bagageruimtebodem instellen................ 136
Imperial................................................. 137
Kledinghaken......................................... 134
Sjorogen................................................ 134
Tashaken............................................... 134
BeladingBelading
Verankeren............................................ 123
BeladingsrBeladingsricichtlihtlijnenjnen...................................... 123
BenzineBenzine........................................................ 419
BestBestemmingsinvemmingsinvoeroer
Speciale bestemming of adres invoe-
ren......................................................... 321
BesBestuurtuurderdersstsstoeloel
Zie Stoel
BinnenspiegBinnenspiegelel
Dimmen (automatisch)........................... 161
BinnenspiegBinnenspiegelel
Zie Buitenspiegels
BlueTBlueTecec
Zie AdBlue®
BocBochthtenvenvererliclichtinghting....................................... 148
BoorBoordcomdcomputputerer
Bedienen............................................... 296
Instrumentenpaneel...............................299
Menu Head-up-display........................... 300
Menu's overzicht.................................... 296
Onderhoudstermijn weergeven............... 354
BoorBoordgdgerereedsceedschaphap
Sleepoog............................................... 389
TIREFIT-set..................................... 374, 375
BoorBoordnetdnetaccu (12-accu (12-V)V)
Opladen................................................. 383
524524 Trefwoordenregister
Starthulp............................................... 383
Vervangen............................................. 384
BoBotsingherktsingherkenning (genning (geparkeparkeereerde autde auto)o)
Informatie..............................................231
BouwBouwserserieie
Zie Voertuigtypeplaatje
BrBrakake Assise Assist Systt Systemem
Zie BAS (Brake Assist System)
BrBrandblusserandblusser................................................ 372
BrBrandstandstofof
Additieven.............................................. 420
Benzine.................................................. 419
Brandstofreserve................................... 421
Dieselbrandstof...................................... 420
E10........................................................419
Kwaliteit (benzine).................................. 419
Kwaliteit (dieselbrandstof)...................... 420
Lage buitentemperaturen....................... 420
Tanken................................................... 199
Tankinhoud............................................ 421
Zwavelgehalte........................................ 419
BuitBuiten gen gebrebruik stuik stellenellen................................... 231
BuitBuitenlandse renlandse reiseis
Omschakeling licht (dimlicht).................. 144
BuitBuitenspiegenspiegelsels
Automatisch inklappen van de buiten-
spiegels................................................. 162
Dimmen (automatisch)........................... 161
Geheugenfunctie bedienen.....................123
In-/uitklappen....................................... 160
Inparkeerstand....................................... 161
Instellen.................................................160
CC
CameraCamera
Informatie..............................................232
CameraCamera
Zie 360°-camera
Zie Achteruitrijcamera
Zie Dashcam
CarCar-t-to-Xo-X-Communication-Communication
Gevarenmeldingen weergeven................ 324
CityCityliclichtht....................................................... 148
CocCockpitkpit
Overzicht.............................................6, 10
Combi-insCombi-instrtrumentument
Werking en aanwijzingen................ 294, 295
CombiscCombischakhakelaarelaar......................................... 146
ComfComfortortopeningopening........................................... 101
ComfComforortsluitingtsluiting............................................ 102
ComComponentspeciekeponentspecieke aanaanwiwijzingjzingenen.............. 415
ComComputputerer
Zie Boordcomputer
ConfConforormitmiteitsveitsvererklarklaringing
Elektromagnetische verdraagzaamheid..... 29
Importeursadressen................................. 36
Krik.......................................................... 36
Radiograsche onderdelen van de auto.... 29
Specieke mate van absorptie.................. 29
TIREFIT-set............................................... 37
ContContactdoos (12V)actdoos (12V)
Bagageruimte......................................... 139
Middenconsole voorin............................ 139
ContContactsleutactsleutelel
Zie Sleutel
ContrControlelamolelampjepje
Zie Waarschuwings- en controlelampje
CrCrossoss TrTracac AlertAlert........................................ 286
Trefwoordenregister 525525
DD
DakbelasDakbelastingting................................................ 428
DakbelasDakbelastingwtingweergaveeergave
Informatie.............................................. 190
DashboardDashboard
Zie Cockpit
DashcamDashcam
Aanwijzingen.......................................... 326
Usb-apparaat selecteren........................ 326
Video-opname starten/stoppen............. 326
DecorfDecorfolie (rolie (reinigingsaaneinigingsaanwiwijzigingjzigingen)en)............365
DenoxDenoxereringsmiddelingsmiddel
Zie AdBlue®
Diagnose-intDiagnose-interferfaceace......................................... 38
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Extra portiervergrendeling........................ 89
Wegrijblokkering.................................... 107
DiefstDiefstalbevalbeveiligingeiliging
Zie EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
DierDierenen
Huisdieren in de auto............................... 83
DieselbrDieselbrandstandstofof
Aanwijzingen.......................................... 420
Lage buitentemperaturen....................... 420
DigitDigitale handleidingale handleiding........................................ 22
DimlicDimlichtht
In- en uitschakelen................................. 144
Lampje vervangen.................................. 155
Omschakeling licht (buitenlandse reis).... 144
DinghDinghyToyTowingwing
Zie Tow-Bar-systeem
DIRECT SELECTDIRECT SELECT-k-keuzehendeleuzehendel
Achteruitversnelling inschakelen.............195
Functie.................................................. 194
Neutraalstand inschakelen..................... 195
Parkeerstand automatisch inschakelen... 196
Parkeerstand inschakelen....................... 196
Rijstand inschakelen.............................. 196
DirDirectecte klimaatre klimaatregegeling veling vooroorafaf...................... 168
DisplaDisplay (boory (boordcomdcomputputer)er)
Weergaven in het instrumentendisplay.... 299
DisplaDisplay (MBUX multimediasysty (MBUX multimediasysteem)eem)
Bedienen............................................... 305
Homescreen.......................................... 304
DisplaDisplay (vy (vererzorzorging)ging)...................................... 368
DisplaDisplaymeldingymelding
Aanwijzingen.......................................... 433
Oproepen (boordcomputer).................... 433
DisplaDisplaymeldingymeldingenen
ç- - - km/h..................................... 474
È- - - km/h..................................... 473
h- - - km/h..................................... 473
_2e zitrij links niet vergrendeld........ 458
_2e zitrij rechts niet vergrendeld..... 458
#12V-accu Zie handleiding.............. 489
ÛAccu oververhit Stop, iedereen
uitstappen! Liefst in de openlucht........... 449
:Act. bochtverlicht. functioneert
niet........................................................ 441
ÚAdBlue bijvullen Noodloop over
XXX km Zie handleiding.......................... 496
ÚAdBlue bijvullen zie handleiding..... 496
¯AdBlue systeemstoring Nood-
loop over XXX km Zie handleiding........... 498
526526 Trefwoordenregister
¯AdBlue systeemstoring Nood-
loop: max XXX km/h Geen start na
XXX km.................................................. 498
¯AdBlue systeemstoring Starten
niet mogelijk.......................................... 498
¯AdBlue systeemstoring Zie
handleiding............................................ 497
òAkoestische omgevingsbescher-
ming functioneert niet............................ 447
éAttention Assist functioneert niet..472
éAttention Assist: pauze!................. 473
:AUTO-verlichting functioneert
niet........................................................ 441
hBanden controleren...................... 492
hBandenspanning corrigeren........... 493
ÁBatterij sleutel vervangen..............438
5Bij tankstop 1 l motorolie bijvul-
len......................................................... 499
!Brandstolter reinigen..................461
æBrandstofreserve.......................... 461
:Dimlicht links (voorbeeld).............. 440
JDirect remmen..............................471
&functioneert niet accu zwak.......... 444
&functioneert niet brandstof tan-
ken........................................................ 444
&functioneert niet HV-accu opla-
den........................................................ 445
&functioneert niet Opladen van
HV-accu niet afgesloten......................... 445
&functioneert niet zie handleiding... 444
÷functioneert niet zie handleiding... 486
Gfunctioneert niet........................... 488
!functioneren niet zie handleiding... 485
Tfunctioneren niet zie handleiding... 487
:Intelligent Light System functio-
neert niet............................................... 442
+Koelvloeistof bijvullen zie hand-
leiding.................................................... 460
ÿKoelvloeistof Stoppen Motor uit..... 460
èLaadkabel aangesloten.................. 447
hLet op: band defect....................... 493
:Licht uitschakelen......................... 442
6Linksvoor Storing Werkplaats
opzoeken (voorbeeld).............................435
¸Luchtlter vervangen..................... 461
ðMaximum snelheid overschreden.. 476
5Metenvan het motoroliepeil niet
mogelijk.................................................500
5Motoroliedruk Stoppen Motor uit... 500
5Motoroliepeil Oliepeil verlagen...... 499
5Motoroliepeil Stoppen Motor uit.... 499
!nu niet beschikbaar zie handlei-
ding.......................................................484
÷nu niet beschikbaar Zie handlei-
ding....................................................... 485
!Parkeerrem Om te ontgrendelen
contact AAN.......................................... 471
!Parkeerrem ontgrendelen.............. 470
!Parkeerrem zie handleiding........... 467
çpassief.......................................... 474
Trefwoordenregister 527527
JRemvloeistofpeil controleren......... 471
¥Ruitensproeiervloeistof bijvullen.... 458
ÁSleutel niet herkend (rode dis-
playmelding).......................................... 439
ÁSleutel niet herkend (witte dis-
playmelding).......................................... 439
ÁSleutel vervangen.........................438
ÁSleutel wordt ingeleerd Wach-
ten a.u.b................................................ 439
dStoppen Motor uit......................... 451
#Stoppen zie handleiding................ 490
ÙStoring besturing Direct stop-
pen Zie handleiding................................ 455
ÙStoring besturing Meer kracht
vereist Zie handleiding........................... 455
äStoring Maximaal 80 km/h rij-
den........................................................483
ÙStoring stuursysteem zie hand-
leiding.................................................... 456
ÛStoring Werkplaats opzoeken........ 450
:Storing Zie handleiding.................. 440
dStoring.......................................... 450
ÛStoring.......................................... 449
6Tank is ontlucht Gereed om te
tanken................................................... 452
6Tankontluchting Storing Werk-
plaats opzoeken.....................................452
áTijdelijk niet beschikbaar Came-
razicht gereduceerd............................... 482
¸Tijdelijk niet beschikbaar Senso-
renvervuild............................................481
dTransmissieolie oververhit Voor-
zichtig doorrijden................................... 465
ïTrekhaak vergrendeling control.
(witte displaymelding)............................ 453
Ú.................................................... 497
çUit................................................ 474
ëUit................................................ 472
6Veiligheidssysteem Storing
Werkplaats opzoeken.............................434
:Verlichting inschakelen................. 441
dVermogen sterk gereduceerd........ 451
dVoertuig is klaar om te rijden.
Voor het verlaten contact uitschakelen... 453
#Voertuig stoppen Motor laten
draaien..................................................491
ûVoor het starten stuurwiel ver-
draaien.................................................. 456
&Voorklimatisering via sleutel
functioneert niet HV-accu zwak..............446
&Voorklimatisering via sleutel na
startenvan de motorweer beschik-
baar.......................................................445
6Wachten a.u.b... Tank wordt
ontlucht.................................................451
uWegslepen verboden Zie hand-
leiding....................................................446
hWielsensor(en) niet beschikbaar.... 492
6Windowbag links Storing Werk-
plaats opzoeken (voorbeeld)................... 436
528528 Trefwoordenregister
ÚXX,X l AdBlue bijvullen Contact
AAN, 60s wachten anders geen start
mogelijk................................................. 497
#zie handleiding.............................. 489
Aandrijfsysteem Storing Stoppen
Motor uit................................................ 462
Aandrijfsysteem Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 462
Aandrijfvermogengereduceerd Zie
handleiding............................................ 449
Achteruit rijden niet mogelijk Werk-
plaats opzoeken.....................................464
Act. dodehoekassistent met aanhang-
wagen niet beschikbaar Zie handlei-
ding....................................................... 479
Actieve afstandsassistent buiten wer-
king.......................................................475
Actieve afstandsassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding...................475
Actieve afstandsassistent weer
beschikbaar........................................... 475
Actieve dodehoekassistent functio-
neert niet...............................................479
Actieve dodehoekassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 479
Actieve motorkap Storing zie handlei-
ding....................................................... 456
Actieve remassistent Functie beperkt
beschikbaar Zie handleiding...................488
Actieve remassistent Functie nu
beperkt beschikbaar Zie handleiding...... 487
Actieve spoorassistent functioneert
niet........................................................ 480
Actieve spoorassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding...................480
Actieve stuurassistent buiten werking..... 477
Actieve stuurassistent momenteel niet
beschikbaar wegens meerdere nood-
stops..................................................... 477
Actieve stuurassistent nu niet
beschikbaar Zie handleiding...................476
Adaptieve grootlichtassistent functio-
neert niet...............................................442
Adaptieve grootlichtassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 442
Adaptieve grootlichtassistent Plus
functioneert niet.................................... 443
Adaptieve grootlichtassistent Plus nu
niet beschikbaar Zie handleiding............ 443
Alarmknipperlichten Storing................... 443
Alleen elektrische aandrijving beschik-
baar Vermogen beperkt.......................... 448
Apparaat herkend op diagnose-inter-
face Zie handleiding............................... 489
Auto wordt momenteel niet opgeladen
Storing van het laadstation.....................447
Backup accu Storing (rode display-
melding)................................................ 467
Trefwoordenregister 529529
Backup accu Storing (witte display-
melding)................................................ 466
Banden oververhit.................................. 494
Bandensp.contr. functioneert niet.......... 491
Bandensp.contr. functioneert niet
Geen wielsensoren................................. 492
Bandenspanning Banden controleren..... 495
Bandenspanningsbewaking functio-
neert niet............................................... 496
Bandenspanningsbewaking na
band.sp.controle opnieuw starten.......... 495
Bandenspanningscontrole nu niet
beschikbaar........................................... 491
Diefstal-/inbraakalarminstallatie Sto-
ring........................................................ 458
Dodehoekassistent functioneert niet...... 478
Dodehoekassistent met aanhangwa-
gen niet beschikbaar zie handleiding...... 479
Dodehoekassistent nu niet beschik-
baar zie handleiding............................... 478
Head-up-display functioneert niet........... 455
Head-up-display momenteel niet
beschikbaar Zie handleiding...................454
Koppeling oververhit Niet wegrijden
totdat melding is verdwenen................... 466
Laadkabel ontgrendelen niet mogelijk
Zie handleiding...................................... 447
Laadmodus momenteel niet beschik-
baar Opnieuw proberen of andere
laadmodus kiezen.................................. 448
Laadstoring Andere laadmodus kiezen
a.u.b. Zie handleiding............................. 448
Limiter functioneert niet......................... 474
Limiter passief....................................... 474
Motor starten niet mogelijk Zie hand-
leiding.................................................... 459
Noodstop wordtgestart.........................477
Om de motor af te zetten de start-
stop-toets gedurende min. 3 secon-
den of 3 keer indrukken......................... 459
Parkeerassistent en PARKTRONIC bui-
tenwerking Zie handleiding.................... 483
Parkeerblokkering buiten werking Par-
keerrem bedienen..................................465
PRE-SAFE functioneert niet zie hand-
leiding.................................................... 438
Remblokken controleren zie handlei-
ding.......................................................472
Rijprogramma "Electric" momenteel
niet beschikbaar.................................... 448
Ruitenwissers Storing............................. 459
Schakelstand P alleen bij stilstaand
voertuig................................................. 462
Sleutel in aangegeven bergplaats leg-
gen zie handleiding................................ 440
Snelheid verlagen................................... 494
Snelheidsbegrenzing (winterbanden)
XXX km/h..............................................476
Snelheidslimietassistent functioneert
niet........................................................ 476
530530 Trefwoordenregister
Snelheidslimietassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding...................475
Stand N permanent geactiveerd Weg-
rolgevaar................................................463
TEMPOMAT en limiter functioneren
niet........................................................ 473
TEMPOMAT functioneert niet................. 473
TEMPOMAT Uit...................................... 473
Transmissie inleren Voltooid...................465
Transmissie Storing................................ 464
Transmissie Storing Stoppen.................. 464
Transmissie Storing Werkplaats
opzoeken............................................... 466
Transmissie wordt ingeleerd Keuze-
hendel bedienen Rempedaal XX s.
indrukken Wegrolgevaar.........................465
Verkeerstekenassistent functioneert
niet........................................................ 478
Verkeerstekenassistent nu niet
beschikbaar zie handleiding................... 478
Voor inschakelen van schakelstand D
of R eerst rem bedienen......................... 463
Voor inschakelen van schakelstand R
eerst rem bedienen................................ 463
Voor motor startenkoppeling intrap-
pen........................................................466
Voor verlaten van schakelstand P of N
rem bedienen en motor starten.............. 462
Voor verlaten van schakelstand P rem
bedienen............................................... 462
Voorpass.-airbag ingeschakeld zie
handleiding............................................ 437
Voorpass.-airbag uitgeschakeld zie
handleiding............................................ 436
Wegrolgevaar Parkeerrem bedienen
zie handleiding.......................................465
Wegrolgevaar Parkeerrem niet
bediend zie handleiding.......................... 471
Wegrolgevaar Portier open en trans-
missie niet in P....................................... 463
Zonder opnieuw te startenWerkplaats
opzoeken............................................... 450
Zonder schakelen Werkplaats opzoe-
ken................................................ 450, 464
DISDISTRTRONICONIC
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
DodehoekDodehoekassistassistentent
Functie.................................................. 264
In- en uitschakelen................................. 267
Systeemgrenzen.................................... 264
DoorDoorlaadmoglaadmogelielijkheidjkheid
Zie Bagageruimte
Zie Stoel
DrDraadloos opladenaadloos opladen
Mobiele telefoon.................................... 141
Werking en aanwijzingen........................139
DrDriviveAwaeAway Assisty Assist.........................................285
DDYNYNAMIC SELECTAMIC SELECT
Aanduiding rijprogramma.......................190
Adaptieve instelbare demping................. 269
Bedienen............................................... 190
Functie.................................................. 188
Motorgegevens weergeven.....................192
Trefwoordenregister 531531
Rijprogramma I congureren..................191
Rijprogramma kiezen............................. 190
Rijprogramma's...................................... 188
Verbruiksindicatie oproepen................... 192
Voertuiggegevens weergeven................. 192
EE
E10E10..............................................................419
EBD (ElectrEBD (Electronic Bronic Brakakefefororce Disce Distrtribution)ibution)
Werking en aanwijzingen........................237
EcEcht hout (vht hout (vererzorzorging)ging).................................. 368
ECECO stO starart-stt-stopsystopsysteemeem
Uit- en inschakelen................................ 183
ECECO-aanduidingO-aanduiding
Functie.................................................. 184
ECECO-assistO-assistentent
Werking en aanwijzingen........................186
EDEDW (diefstW (diefstal-/inbral-/inbraakaakalaralarminstminstallatie)allatie)
Functie.................................................. 107
Het alarm beëindigen............................. 108
Interieurbeveiliging functie.....................109
Interieurbeveiliging in- en uitschakelen... 109
Wegsleepbeveiliging functie.................... 108
Wegsleepbeveiliging in- en uitschake-
len......................................................... 108
EG-typegoedkEG-typegoedkeureuringsnummeringsnummer....................... 416
EHBO-setEHBO-set..................................................... 372
ElektrElektriscische parkhe parkeerreerremem
Automatisch bedienen........................... 228
Automatisch vrijzetten............................ 229
Handmatig inschakelen/vrijzetten.......... 230
Noodremming uitvoeren.........................230
ElektrElektriscische zekhe zekereringingenen
Zie Zekeringen
ElektrElektro-aandrio-aandrijvingjving....................................... 172
ElektrElektromagneomagnetisctische vhe vererdrdraagzaamheidaagzaamheid
Conformiteitsverklaring............................ 29
ElektrElektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogrammaamma
Zie ESP®(elektronisch stabiliteitsprogramma)
EnerEnergiesgiestrtroomdisplayoomdisplay
Weergeven............................................. 318
Werking en aanwijzingen........................ 318
ERAERA-GL-GLONONASS tASS tesestmodustmodus
Starten/stoppen.................................... 345
ESC (ElectrESC (Electronic Stonic Stability Contrability Control)ol)
Zie ESP®(elektronisch stabiliteitsprogramma)
ESPESP®®
Aanhangwagenstabilisatie...................... 236
Zijwindassistent.....................................236
ESPESP®®(elektr(elektronisconisch sth stabilitabiliteitspreitsprogrogramma)amma)
In- en uitschakelen................................. 237
Werking en aanwijzingen........................ 235
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
Verzorging............................................. 366
ExtExtererieurvieurvererliclichtinghting
Zie Verlichting
ExtrExtra pora portiervtiervergrergrendelingendeling.............................. 89
FF
FFieietsdrtsdragagerer
Draagvermogen..................................... 431
Rijden met een aanhangwagen...............291
FINFIN Motorruimte........................................... 416
Typeplaatje............................................ 416
Voorruit.................................................416
FlankbescFlankbescherhermingming........................................ 278
532532 Trefwoordenregister
Flat ToFlat Towingwing
Zie Tow-Bar-systeem
FrFreqequentiesuenties
Mobiele telefoon.................................... 414
Mobilofoon............................................ 414
FrFrontontairbag (besairbag (bestuurtuurderder, passagier), passagier)................ 54
FFunctionele stunctionele stoeloel
Zie Portierbedieningseenheid
GG
GarGaragagedeurbedieningedeurbediening
Geheugen wissen................................... 227
Poort openen en sluiten......................... 227
Problemen verhelpen............................. 227
Toetsen programmeren.......................... 225
Wisselcode-synchronisatie uitvoeren......226
GarGarantieantie......................................................... 41
GegevGegevensbescensbescherhermingsrmingsrecechthtenen
Gegevensopslag....................................... 45
GegevGegevensopslagensopslag
Auto......................................................... 42
Elektronische regeleenheden...................42
Gegevensbeschermingsrechten................45
Online-diensten........................................ 45
GegevGegevensrensregisegistrtratieatie
Auto......................................................... 42
GeheugGeheugenfunctieenfunctie
Bedienen............................................... 123
Buitenspiegels Geheugen oproepen..... 123
Buitenspiegels Instellingen opslaan..... 123
Functie.................................................. 122
Head-up-display Geheugen oproepen.. 123
Head-up-display Instellingen opslaan... 123
Stoel Geheugen oproepen...................123
Stoel Instellingen opslaan.................... 123
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats............................ 39
GekwGekwaliceeraliceerdede wwererkplaatskplaats
Zie Gekwaliceerde werkplaats
GeluidGeluid
Banden/velgen...................................... 394
PRE-SAFE®Sound................................... 61
Wielen en banden.................................. 394
GerGereedsceedschaphap
Zie Boordgereedschap
GesprGesprekkekkenen
Mercedes me......................................... 330
GevGevararendrendriehoekiehoek
Opklappen............................................. 372
Uitnemen............................................... 371
GiekGiek
Zie Tow-Bar-systeem
GorGordeldel
Zie Veiligheidsgordel
GorGordelaandelaanpassingpassing
Functie.................................................... 53
In- en uitschakelen................................... 53
GorGordelspannersdelspanners
Activering................................................ 48
GorGordelwdelwaaraarscschuwinghuwing
Zie Veiligheidsgordel
GrGrooootlictlichtht
In- en uitschakelen................................. 146
Lampje vervangen.................................. 155
GrGrooootlictlichtht
Zie Adaptieve grootlichtassistent
Zie Adaptieve grootlichtassistent Plus
Trefwoordenregister 533533
HH
HandgHandgesceschakhakelde velde verersnellingsbaksnellingsbak
Versnellingshendel bedienen.................. 192
HandleidingHandleiding
Uitrusting van de auto.............................. 26
Handleiding (digitHandleiding (digitaal)aal)...................................... 22
HandrHandremem
Zie Elektrische parkeerrem
HANDS-FREE AHANDS-FREE ACCESSCCESS................................... 97
Head-up-displayHead-up-display
Functie.................................................. 299
Geheugenfunctie bedienen.....................123
Helderheid instellen (boordcomputer)..... 300
In- en uitschakelen................................. 301
Menu (boordcomputer).......................... 300
Positie instellen (boordcomputer)........... 300
Verzorging.............................................368
Weergave-inhoud instellen (boord-
computer).............................................. 300
HeHet alart alarm beëindigm beëindigen (EDen (EDW)W)......................... 108
HogHogedredrukrukreinigeiniger (ver (vererzorzorging)ging)....................... 364
HOLD-functieHOLD-functie
In- en uitschakelen................................. 238
Werking en aanwijzingen........................237
HomescrHomescreen (mediadisplaeen (mediadisplay)y)
Overzicht............................................... 304
HoofdstHoofdsteuneun
achterste (instellen)............................... 117
Achterste (verwijderen en aanbrengen).. 117
Voorste (mechanisch instellen)............... 116
HoogspanningsaccuHoogspanningsaccu
Aansluitsoorten...................................... 428
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (laadstation, mode 3).................... 210
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (netcontactdoos, mode 2)............. 209
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (snellaadstation, mode 4).............. 211
Aanwijzingen met betrekking tot het
laden (wallbox, mode 3).........................210
Actieradius............................................ 428
Algemene aanwijzingen met betrek-
king tot het laden................................... 206
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 214
Energiestroomdisplay............................. 318
Laadkabel opbergen...............................206
Laadkabel-bedieningseenheid................ 212
Laadtoestandweergave.......................... 223
Maximaal mogelijke laadstroom instel-
len (netcontactdoos).............................. 212
Oplaadtijd.............................................. 428
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 222
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 218
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 219
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 215
Spanningssoorten.................................. 428
Type....................................................... 428
HoogspanningsboorHoogspanningsboordnetdnet
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 214
HuisdierHuisdieren in de autoen in de auto..................................... 83
Hulp biHulp bij hej het manoeuvrt manoeuvrererenen
Zie Manoeuvreerondersteuning
HulpoprHulpoproepoep
Zie Mercedes-Benz noodoproepsysteem
HybrHybride systide systeemeem
handmatig uitschakelen......................... 173
Instellingen via multimediasysteem co
ngureren.............................................. 317
534534 Trefwoordenregister
HybrHybride systide systeemeem
Zie Accugebruik
Zie Elektro-aandrijving
II
i-Size kinderi-Size kinderzitjebevzitjebevesestigingtiging
Monteren.................................................72
i-Size kinderi-Size kinderzitjesvzitjesvererankankereringing
Geschikte zitplaatsen voor de bevesti-
ging.........................................................72
ImImperperialial
Beladen.................................................137
Bevestigen.............................................137
ImImportporteureursadrsadressenessen
Zendapparatuur....................................... 36
In gevIn geval val van noodan nood
EHBO-set............................................... 372
Gevarendriehoek uitklappen................... 372
Overzicht van de hulp............................... 20
Veiligheidsvest....................................... 371
In-CarIn-Car OceOce
Functies................................................. 337
Individueel riIndividueel rijprjprogrogrammaamma
Congureren.......................................... 191
Selecteren............................................. 190
InInparkparkeersteerstandand
Buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan via de achteruitversnelling.........162
Buitenspiegels........................................ 161
InriInrij-aanj-aanwiwijzingjzingenen......................................... 178
InspectieInspectie
Zie ASSYST PLUS
InstInstaphulpaphulp
Instellen................................................. 122
Werking en aanwijzingen........................121
InstInstelbarelbare deme dempingping....................................... 269
InsInstrtrumentumentendisplayendisplay
Combi-instrument.................................... 12
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay en boory en boordcomdcomputputerer
Werking en aanwijzingen........................294
InsInstrtrumentumentendisplaendisplay widescry widescreen coceen cockpitkpit
Combi-instrument.................................... 14
InsInstrtrumentumentenenpaneelpaneel
Overzicht van de weergaven................... 299
Waarschuwings- en controlelampjes.......501
Werking en aanwijzingen........................295
IntIntelligelligent Light Systent Light Systemem
Actieve bochtenverlichting..................... 147
Adaptieve grootlichtassistent.................. 149
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 150
Bochtenverlichting................................. 148
Citylicht................................................. 148
In- en uitschakelen................................. 148
Overzicht............................................... 147
Verlichting voor snelwegen.....................148
IntIntelligelligentente we wererkingsstrkingsstratategieegie
Zie Routegebaseerde werkingsstrategie
IntIntererieurieur
Koelen/verwarmen (Remote Online)......177
IntIntererieurbevieurbeveiligingeiliging
Functie.................................................. 109
In- en uitschakelen................................. 109
IntIntererieurieurhemel (vhemel (vererzorzorging)ging)........................... 368
IntIntererieurvieurvererliclichtinghting
Instellen................................................. 152
Leeslampje............................................ 152
Sfeerverlichting...................................... 152
Uitschakelvertragingstijd verlichting.......153
Trefwoordenregister 535535
IntInterernenetrtradioadio
Zie TuneIn
iPhoneiPhone®®
Zie Smartphone-integratie
ISOFIXISOFIX-kinder-kinderzitjesvzitjesvererankankereringing
Geschikte zitplaatsen voor de bevesti-
ging.........................................................70
Monteren................................................. 72
KK
KKaartaart
Kaartoriëntatie selecteren...................... 323
Online kaartinhoud weergeven............... 324
Schaal instellen...................................... 323
Snelweginformatie in- en uitschakelen.... 323
Verschuiven...........................................323
Weersinformatie weergeven................... 324
KKegegZie Wielkeg
KKeuzehendeleuzehendel
Zie DIRECT SELECT-keuzehendel
KEYLESS-GOKEYLESS-GO
Auto ver- en ontgrendelen........................ 90
Functie deactiveren.................................. 86
Ontgrendelingsinstelling........................... 86
Probleem.................................................91
KicKickdokdownwn
Gebruiken.............................................. 198
KinderbevKinderbeveiligingeiliging
Achterportier...........................................82
Zijruiten achterin...................................... 83
KinderKinderenen
Algemene aanwijzingen............................ 63
Gevaren in de auto vermijden................... 64
KinderKinderzitjezitje
Aanbevelingen voor kinderzitjesbeves-
tigingssystemen....................................... 67
Aanwijzingen met betrekking totrisi-
co's en gevaren....................................... 64
Algemene aanwijzingen............................ 63
Bevestiging (aanwijzingen)........................ 68
ISOFIX/i-Size (montage).......................... 72
Op de passagiersstoel met een gordel
bevestigen...............................................80
op de zitplaats achterin met een gor-
del bevestigen.......................................... 78
Passagiersstoel (aanwijzingen)................. 80
Passagiersstoel (zonder automatische
airbaguitschakeling)................................. 79
Toelatingscategorieën.............................. 68
TopTether................................................ 75
Zitplaatsen geschikt voor i-Size-kin-
derzitjesbevestigingssystemen.................72
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kin-
derzitjesbevestigingsystemen................... 70
Zitplaatsen geschikt voor met een
gordel bevestigde kinderzitjesbevesti-
gingssystemen......................................... 76
KlantKlantenserenservicevice
Zie ASSYST PLUS
KledinghakKledinghakenen............................................... 134
KlimaatmenuKlimaatmenu
Oproepen.............................................. 164
KlimaatrKlimaatregegelingeling
A/C-functie in- en uitschakelen
(bedieningseenheid)...............................164
A/C-functie in- en uitschakelen
(MBUX multimediasysteem).................... 164
Aanwijzing............................................. 163
Achterruitverwarming in- en uitscha-
kelen..................................................... 163
536536 Trefwoordenregister
Auto ventileren (comfortopening)........... 101
Automatisch regelen.............................. 164
Bedieningseenheid THERMATIC.............. 163
Bedieningseenheid THERMOTRONIC...... 163
Condens van de ruiten verwijderen......... 165
Directe klimaatregeling vooraf................ 168
In- en uitschakelen.................................164
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 164
Interieurtemperatuur instellen................163
Klimaatmenu oproepen.......................... 164
Klimaatregeling vooraf op de vertrek-
tijd......................................................... 167
Klimaatregeling vooraf via sleutel............ 166
Luchthoeveelheid instellen.....................163
Luchtrecirculatie (met jnstofvoorlter).. 165
Luchtuitstroomopeningen achter............ 171
Luchtuitstroomopeningen ór............... 170
Luchtverdeling instellen.......................... 163
Restwarmte...........................................165
Standverwarming of -ventilatie............... 169
Synchronisatiefunctie in- en uitscha-
kelen (MBUX multimediasysteem).......... 165
Synchroniseringsfunctie in- en uit-
schakelen (bedieningseenheid)............... 165
Voorruit ontwasemen............................. 163
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf (diraf (directecte)e).................... 168
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf op de vaf op de verertrtrektiektijdjd
Functie.................................................. 167
In- en uitschakelen................................. 168
Instellen................................................. 167
KlimaatrKlimaatregegeling veling voorooraf via sleutaf via sleutelel
Functie.................................................. 166
In- en uitschakelen................................. 166
Instellen................................................. 166
KneebagKneebag........................................................ 54
KnipperKnipperliclichthtenen
In- en uitschakelen................................. 146
Lampje vervangen (achter)..................... 156
KKoelingoeling
Zie Klimaatregeling
KKoelvoelvloeistloeistof (motof (motor)or)
Aanwijzingen.......................................... 425
Peil controleren..................................... 360
KKoeroerdekdekselsel
Zie Achterklep
KKoekoekop-symboolop-symbool
Zie ATTENTION ASSIST
KKogogeldreldrukuk.................................................... 431
KKogogelhalselhals
uit-/inklappen........................................ 287
KrKrikikConformiteitsverklaring............................36
Opbergplaats.........................................404
KrKruisend vuisend verkerkeer (weer (waaraarscschuwing)huwing)
Zie Manoeuvreerondersteuning
KKunsunststtstof bekleding (vof bekleding (vererzorzorging)ging)................... 368
LL
LaadkLaadkabelabel
Bedieningseenheid................................. 212
Opbergen............................................... 206
Lak (rLak (reinigingsaaneinigingsaanwiwijzingjzingen)en)......................... 365
LakcodeLakcode....................................................... 416
LampLamp
Zie Interieurverlichting
LamLampje (inspje (instrtrumentumentendisplaendisplay)y)
Zie Waarschuwings- en controlelampje
LamLampje vpje ververvangangenen
Aanwijzingen.......................................... 153
Achteruitrijlicht...................................... 156
Trefwoordenregister 537537
Afdekking (voorste wielkuip) verwijde-
ren en aanbrengen................................. 155
Dimlicht................................................. 155
Grootlicht.............................................. 155
Knipperlichten (achter)........................... 156
Overzicht............................................... 154
LamLampjes vpjes ververvangangenen
Zie Lampje vervangen
LeeslamLeeslampjepje
Zie Interieurverlichting
LeeslicLeeslichtht
In- en uitschakelen (contactloos)............ 310
LendenstLendensteuneun
Zie Lendensteun (4-weg)
LendenstLendensteun (4-weun (4-weg)eg).................................... 114
LicLichtbundel insthtbundel instellenellen....................................145
LicLichtschtschakhakelaarelaar
Overzicht............................................... 144
LicLichtsignaalhtsignaal.................................................. 146
LimitLimiterer
Functie.................................................. 243
Inschakelen...........................................243
Inschakelen/activeren........................... 248
Maximumsnelheid.................................. 188
Passief................................................... 243
Permanente instelling............................. 245
Selecteren............................................. 243
Snelheid instellen................................... 243
Snelheid oproepen................................. 243
Snelheid opslaan............................243, 248
Systeemgrenzen.................................... 243
Toetsen..................................................243
Uitschakelen.......................................... 243
Uitschakelen/deactiveren......................248
Voorwaarden......................................... 243
LINLINGUAGUATRTRONICONIC
Functie.................................................. 307
starten...................................................308
LivLiveeTrTracac InfInforormationmation
Weergave verkeersinformatie inscha-
kelen..................................................... 324
LLucucht-wht-wataterkerkanaalanaal
Vrijhouden............................................. 362
LLucuchtdrhtdrukuk
Zie Bandenspanning
LLucuchththoevhoeveelheideelheid
Instellen................................................. 163
LLucuchtinlaathtinlaat
Zie Lucht-waterkanaal
LLucuchtrhtrecirecirculatie (meculatie (mettjnstjnstofvofvoorltoorlter)er)........ 165
LLucuchtrhtroostoostersers
Zie Luchtuitstroomopeningen
LLucuchtuitshtuitstrtroomopeningoomopeningenen
Instellen (achterin)................................. 171
Instellen (vóór)....................................... 170
LLucuchtvhtvererdelingdeling
Instellen................................................. 163
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 165
MM
ManoeuvrManoeuvreereeronderstondersteuningeuning
Cross Trac Alert.................................. 286
Drive Away Assist................................... 285
In- en uitschakelen................................. 287
MassagMassagepreprogrogramma'samma's
Instellingen terugzetten.......................... 118
Voorstoelen selecteren.......................... 118
MaximumsnelheidMaximumsnelheid........................................ 188
MaximumsnelheidMaximumsnelheid
Zie Limiter
538538 Trefwoordenregister
MBUX intMBUX intererieurieurassistassistentent
Leeslicht in- en uitschakelen (contact-
loos)...................................................... 310
Overzicht............................................... 308
Zoeklicht in- en uitschakelen (contact-
loos)...................................................... 310
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem
Aanwijzingen.......................................... 302
Botsingherkenning (geparkeerde auto).... 231
Homescreen.......................................... 304
Luchtverdeling instellen.......................... 165
Overzicht............................................... 302
Rijprogramma I congureren..................191
Routegebaseerde snelheidsaanpas-
sing instellen.......................................... 252
Ruststand activeren of deactiveren......... 232
Ruststand functie................................... 231
Standverwarming/-ventilatie instellen.... 170
Terugzetten (fabrieksinstelling)............... 316
Touchscreen bedienen........................... 305
MBUX multimediasystMBUX multimediasysteemeem
Zie Display (MBUX multimediasysteem)
Zie MBUX interieurassistent
MediaMedia
Overzicht functies en symbolen.............. 347
MediafunctieMediafunctie
Bluetooth®-audioapparatuur verbinden... 348
MediscMedische hulpmiddelenhe hulpmiddelen................................. 41
Melding (insMelding (instrtrumentumentendisplaendisplay)y)
Zie Displaymelding
MeldingMeldingengengeheugeheugenen..................................... 433
Menu (boorMenu (boordcomdcomputputer)er)
Head-up-display..................................... 300
Overzicht............................................... 296
MerMercedes me appcedes me app
Aanwijzingen............................................ 26
on-demand uitrusting............................... 26
MerMercedes me appscedes me apps
Informatie.............................................. 336
MerMercedes me connectcedes me connect
Informatie.............................................. 335
Ongeval- en pechmanagement...............335
Verstuurde gegevens.............................. 336
MerMercedes me oprcedes me oproepenoepen
Gesprekken via het bedieningspaneel
dakconsole voeren................................. 330
Informatie.............................................. 331
Instemming met gegevensoverdracht.....333
Mercedes-Benz klantenservice bellen..... 331
Mercedes-Benz klantenservice bellen
na automatische ongeval- of pechher-
kenning.................................................. 332
Onderhoudstermijn afspreken................ 332
Verstuurde gegevens.............................. 333
MerMercedes-Benz noodoprcedes-Benz noodoproepsystoepsysteemeem
Automatische noodoproep..................... 342
Handmatige noodoproep........................ 342
Informatie.............................................. 339
Informatie over de gegevensover-
dracht............................................ 343, 345
Overzicht............................................... 341
Testmodus ERA GLONASS starten/
stoppen................................................. 345
Zelfdiagnose.......................................... 345
MerMercedes-Benz-sercedes-Benz-servicewvicewererkplaatskplaats
Zie Gekwaliceerde werkplaats
MeMet de hand wt de hand wassen (vassen (vererzorzorging)ging)................. 364
MilieubescMilieubescherhermingming
Aanwijzingen............................................ 24
Terugname van de oude auto.................... 24
MistMistacachthtererliclichtht
In- en uitschakelen................................. 145
Trefwoordenregister 539539
Mobiele tMobiele telefelefoonoon
Aanwijzingen met betrekking tot het
draadloos opladen................................. 139
Frequenties............................................414
Zendvermogen (maximaal)..................... 414
Mobiele tMobiele telefelefoonoon
Zie Smartphone-integratie
Zie Telefoon
MobilofMobilofoonsoons
Aanwijzingen met betrekking tot het
inbouwen............................................... 413
Frequenties............................................414
Zendvermogen (maximaal)..................... 414
Modus uitrModus uitrollenollen............................................ 198
MoeheidsherkMoeheidsherkenningenning
Zie ATTENTION ASSIST
MOExtMOExtended-bandenended-banden.................................... 373
MotMotoror
Motornummer........................................416
Starten (noodprogramma)......................176
Starten (Remote Online)......................... 178
MotMotororelektrelektronicaonica
Aanwijzingen.......................................... 413
MotMotorgorgegevegevensens
Weergeven............................................. 192
MotMotorkorkapap
Functie (actieve motorkap)..................... 355
Openen en sluiten.................................. 356
Terugzetten (actieve motorkap).............. 355
MotMotorornummernummer.............................................. 416
MotMotororolieolie
Additieven.............................................. 423
bijvullen................................................. 359
Inhoud................................................... 424
Kwaliteit................................................. 424
MB-Freigabe of MB-Approval.................. 424
Oliepeil met de boordcomputer con-
troleren..................................................358
Multicollision brMulticollision brakeake........................................ 62
Multifunctioneel sMultifunctioneel stuurtuurwielwiel
Overzicht toetsen...................................296
Multifunctioneel sMultifunctioneel stuurtuurwielwiel
Zie Stuurwiel
MultimediasystMultimediasysteemeem
Zie MBUX multimediasysteem
NN
NNaavigvigatieatie
Aanwijzingen.......................................... 318
Inschakelen...........................................319
Menu in- en uitschakelen....................... 319
Overzicht............................................... 320
NaNavigvigatieatie
Zie Bestemmingsinvoer
Zie Kaart
Zie Route
NNeutreutraalstaalstandand
Inschakelen...........................................195
NNoodeigoodeigenscenschappenhappen
MOExtended-banden.............................. 373
NNoodgevoodgevalal
Brandblusser.......................................... 372
Gevarendriehoek uitnemen.................... 371
NNoodoproodoproepoep
Zie Mercedes-Benz noodoproepsysteem
NNoodproodprogrogrammaamma
Auto starten........................................... 176
NNoodroodremmingemming.............................................. 230
540540 Trefwoordenregister
NNoodroodremmingemming
Zie BAS (Brake Assist System)
NNoodsleutoodsleutelel
Achterklep ontgrendelen.......................... 99
Portier ver- en ontgrendelen..................... 92
Verwijderen/aanbrengen.........................87
NNoodstoodstarart vt van de autoan de auto.................................. 390
NNooduitscooduitschakhakelingeling
Zie Hybride systeem
NNoodwieloodwiel
Aanwijzing............................................. 410
Oppompen............................................. 411
OO
OlieOlieZie Motorolie
OmscOmschakhakeling liceling lichtht
Dimlicht (buitenlandse reis).................... 144
on-demand uitron-demand uitrusustingting
Aanwijzingen............................................ 26
Activeren................................................. 26
OnboarOnboard-diagnose-intd-diagnose-interferfaceace
Zie Diagnose-interface
OnderOnderhoudhoud
Zie ASSYST PLUS
OnderstOnderstelel
Adaptieve instelbare demping................. 269
Dempingskarakteristiek.......................... 269
OngevOngeval- en pecal- en pechmanaghmanagementement
Mercedes me connect........................... 335
Online-dienstOnline-dienstenen
Gegevensopslag....................................... 45
Online-dienstOnline-dienstenen
Zie In-Car Oce
OnopleOnoplettttendheidsherkendheidsherkenningenning
Zie ATTENTION ASSIST
OntgrOntgrendelingendeling
Zie Ver- en ontgrendeling
OntstOntsteking insceking inschakhakelenelen
Zie Auto
OpberOpbergmoggmogelielijkhedenjkheden
Zie Beladen
Zie Opbergvak
OpberOpbergvgvakak
Armsteun............................................... 126
Dashboardkastje.................................... 126
Middenconsole...................................... 126
Portier................................................... 126
OpberOpbergvgvakkakkenen
Zie Beladen
Zie Opbergvak
Open SourOpen Sourcece sowsowareare.................................... 46
Opening vOpening van de acan de achthtererklep meklep met de vt de voetoet
HANDS-FREE ACCESS............................. 97
Openingshoek begrOpeningshoek begrenzen (acenzen (achthtererklep)klep)............ 99
OpladenOpladen
Aanwijzingen - laadstation (mode 3)....... 210
Aanwijzingen - netcontactdoos (mode
2).......................................................... 209
Aanwijzingen - snellaadstation (mode
4).......................................................... 211
Aanwijzingen - wallbox (mode 3)............. 210
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 206
Boordnetaccu (12-V).............................. 383
Controlelampjes voertuigstekkerdoos..... 214
Laadkabel opbergen............................... 206
Laadkabel-bedieningseenheid................ 212
Laadtoestandweergave.......................... 223
Trefwoordenregister 541541
Maximaal mogelijke laadstroom instel-
len (netcontactdoos).............................. 212
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 222
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 218
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 219
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 215
Usb-aansluiting...................................... 139
OrOriëntiëntatievatievererliclichtinghting
In- en uitschakelen................................. 152
OrOriginele onderiginele onderdelendelen......................................25
PP
PPanoranoramascamaschuifdakhuifdak
Zie Schuifdak
PParavaravanan
Zie Lucht-waterkanaal
PParkarkeereerhulphulp
Zie Actieve parkeerassistent
Zie PARKTRONIC-parkeerassistent
PParkarkeereerliclichtht.................................................. 144
PParkarkeereermogmogelielijkheidjkheid
Selecteren............................................. 324
PParkarkeerreerremem
Zie Elektrische parkeerrem
PParkarkeersteerstandand
Automatisch inschakelen........................ 196
Inschakelen...........................................196
PParkarkererenen
Zie Elektrische parkeerrem
PPARKARKTRTRONIC-parkONIC-parkeereerassistassistentent
Flankbescherming.................................. 278
Functie.................................................. 276
Inschakelen...........................................280
Systeemgrenzen.................................... 276
Uitschakelen.......................................... 280
Waarschuwingssignalen instellen............ 280
PPassagierassagiersstsstoeloel
Zie Bagageruimte
Zie Stoel
PPechech
Aanslepen.............................................. 390
Overzicht van de hulp............................... 20
Slepen................................................... 386
Verwisselen van een wiel........................ 405
Voertuig vervoeren................................. 388
PPechech
Zie Bandenpech
Plug-in-hPlug-in-hybrybride-functieide-functie
Aanwijzingen met betrekking tot de
plug-in-hybridefunctie............................. 172
Aanwijzingen met betrekking tot het
opladen van de hoogspanningsaccu....... 206
Energiestroomdisplay............................. 318
Handmatig uitschakelen van het
hybride systeem.....................................173
Hoogspanningsaccu opladen aan de
wallbox (mode 3).................................... 210
Hoogspanningsaccu opladen bij het
laadstation (mode 3).............................. 210
Hoogspanningsaccu opladen netcon-
tactdoos (mode 2)................................. 209
Hoogspanningsaccu opladen snel-
laadstation (mode 4).............................. 211
Instellingen via multimediasysteem co
ngureren.............................................. 317
Laadkabel opbergen...............................206
Laadkabel-bedieningseenheid................ 212
Maximaal mogelijke laadstroom instel-
len......................................................... 212
542542 Trefwoordenregister
Opladen beëindigen (gelijkstroom,
mode 4)................................................. 222
Opladen beëindigen (wisselstroom,
mode 2/3)............................................. 218
Opladen starten (gelijkstroom, mode
4).......................................................... 219
Opladen starten (wisselstroom, mode
2/3)...................................................... 215
Routegebaseerde werkingsstrategie.......188
Vermogensmeter.................................... 298
Vermogensmeter aangeven.................... 299
Weergave beschikbaar vermogen........... 298
PPorortiertier
Extra portiervergrendeling........................ 89
Kinderslot (achterportier).........................82
Ontgrendelen (van binnenuit)................... 89
Openen (van binnenuit)............................ 89
Ver- en ontgrendelen (noodsleutel)........... 92
PPorortierbedieningseenheidtierbedieningseenheid............................... 18
PRE-SPRE-SAFEAFE®®(prev(preventieventieve inzitte inzittendenbescendenbescherherming)ming)
Functie.................................................... 61
Maatregelen ongedaan maken.................. 61
PRE-SAFE®Sound................................... 61
PRE-SPRE-SAFEAFE®®PLPLUS (prevUS (preventieventieve inzitte inzitten-en-
denbescdenbescherherming Plus)ming Plus)
Functie.................................................... 62
Maatregelen ongedaan maken.................. 61
PrevPreventief inzittentief inzittendenbescendenbescherhermingssymingssys-s-
tteemeem
Zie PRE-SAFE®(preventieve inzitten-
denbescherming)
Zie PRE-SAFE®PLUS (preventieve
inzittendenbescherming Plus)
PrevPreventieventieve inzitte inzittendenbescendenbescherhermingming
Zie PRE-SAFE®(preventieve inzitten-
denbescherming)
Zie PRE-SAFE®PLUS (preventieve
inzittendenbescherming Plus)
PrProelenoelen
Aanwijzingen.......................................... 310
Nieuw proel aanmaken......................... 311
Proelopties selecteren.......................... 311
PrProgrogramma'samma's
Zie DYNAMIC SELECT
QQ
QRQR-code-code
Reddingskaart.......................................... 42
RR
RRadaradar- en ultr- en ultrasone sensorasone sensorenen
Beschadiging......................................... 232
RRadioadio
Overzicht functies en symbolen.............. 350
RRadiogradiograscaschehe onderonderdelen vdelen van de autoan de auto
Conformiteitsverklaring............................ 29
Specieke mate van absorptie.................. 29
RRamenamen
Verzorging.............................................366
RRamenamen
Zie Zijruiten
REACREACH-vH-vererorordeningdening........................................ 40
RRecuperecuperatieatie
Functie.................................................. 184
Instellen................................................. 185
RRecyecyclingcling
Zie Terugname van de oude auto
Trefwoordenregister 543543
RReddingskeddingskaartaart................................................ 42
RReductiemiddeleductiemiddel
Zie AdBlue®
RRegegensluitingensluiting
Schuifdak.............................................. 106
Zijruiten.................................................101
RRegisegistrtratieatie
Auto......................................................... 40
RReinigingeiniging
Zie Verzorging
RRemem
ABS (antiblokkeersysteem).....................234
Active Brake Assist System.................... 255
Adaptief remlicht................................... 239
BAS (Brake Assist System).....................234
Beperkte remwerking (met zout
gestrooide wegen)..................................179
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 237
HOLD-functie......................................... 237
Inrij-aanwijzingen................................... 178
Multicollision brake.................................. 62
Nieuwe/vervangen remvoeringen/
remschijven...........................................178
Rijtips.................................................... 179
RRemem
Zie Recuperatie
RRemhulpemhulp
Zie BAS (Brake Assist System)
RRemkremkracachtvhtvererdelingdeling
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 237
RRemotemote Onlinee Online
Auto starten........................................... 178
Interieur koelen/verwarmen................... 177
Startaccu opladen..................................177
RRemvemvloeistloeistofof
Aanwijzingen.......................................... 425
RReserveeserve
Brandstof...............................................421
RReserveeservewielwiel
Zie Noodwiel
RReseeset-functie (MBUX multimediasystt-functie (MBUX multimediasysteem)eem)..... 316
RResestwtwararmtemte.................................................. 165
RicRichtinghtingaanaanwiwijzersjzers....................................... 146
RiRijden in de wintjden in de winterer
Sneeuwkettingen................................... 394
RiRijden mejden met een aanhangwt een aanhangwagagenen
Aanhangwagen aan- of afkoppelen......... 289
Aanwijzingen.......................................... 287
Actieve dodehoekassistent.....................266
Actieve spoorassistent........................... 267
Contactdoos.......................................... 289
Fietsdrager............................................ 291
Kogelhals uit-/inklappen........................ 287
RiRijdynamiscjdynamische rhe regegelingeling
Zie ESP®(elektronisch stabiliteitsprogramma)
RiRijgjgedredrag (ongag (ongebrebruikuikelielijk)jk)............................. 394
RiRijlicjlichtht
Zie Automatisch rijlicht
RiRijprjprogrogramma'samma's
Zie DYNAMIC SELECT
RiRijstjstandand
Inschakelen...........................................196
RiRijsjstrtrookherkookherkenning (autenning (automatiscomatisch)h)
Zie Actieve spoorassistent
544544 Trefwoordenregister
RiRijsystjsysteemeem
Onderstel met adaptief verstelbare
demping................................................ 269
RiRijsystjsysteemeem
Zie 360°-camera
Zie Achteruitrijcamera
Zie Actieve afstandsassistent DISTRONIC
Zie Actieve dodehoekassistent
Zie Actieve noodstopassistent
Zie Actieve parkeerassistent
Zie Actieve snelheidslimietassistent
Zie Actieve spoorassistent
Zie Actieve stuurassistent
Zie ATTENTION ASSIST
Zie Dodehoekassistent
Zie HOLD-functie
Zie Limiter
Zie PARKTRONIC-parkeerassistent
Zie Rijveiligheidssysteem
Zie Snelheidslimietassistent
Zie TEMPOMAT
Zie Verkeerstekenassistent
Zie Wegrijassistent
RiRijtipsjtips
Algemene rijtips..................................... 179
Buitenlandse reis (omschakeling dim-
licht)...................................................... 144
Inrij-aanwijzingen................................... 178
RiRijtipsjtips
Zie Recuperatie
RiRijvjveiligheidssysteiligheidssysteemeem
ABS (antiblokkeersysteem)..................... 234
Active Brake Assist System.................... 255
Adaptief remlicht................................... 239
BAS (Brake Assist System).....................234
Camera's............................................... 232
EBD (Electronic Brakeforce Distribu-
tion)....................................................... 237
ESP®zijwindassistent............................ 236
ESP®-aanhangwagenstabilisatie............. 236
Overzicht............................................... 233
Radar- en ultrasone sensoren.................232
Stuurassistent STEER CONTROL.............237
Verantwoordelijkheid.............................232
RRolzonnescolzonneschermherm
Schuifdak.............................................. 103
RRouteoute
Berekenen............................................. 322
Opties selecteren................................... 322
RRoutoutebegebegeleiding meeleiding met augmentt augmented red realityeality
Activeren............................................... 322
Straatnamen en huisnummers weer-
geven.....................................................322
RRoutoutegegebaseerebaseerde snelheidsaande snelheidsaanpassingpassing
Functie.................................................. 250
Instellen................................................. 252
RRoutoutegegebaseerebaseerde wde wererkingsskingsstrtratategieegie
Werking en aanwijzingen........................ 188
RRuitbedieninguitbediening
Zie Zijruiten
RRuituitensprensproeieroeierinstinstallatieallatie
Bijvullen.................................................361
RRuituitensprensproeiervoeiervloeistloeistofof
Zie Ruitreinigingsmiddel
RRuituitenenwisserbladenwisserbladen
Vervangen (voorruit)............................... 157
Verzorging.............................................366
RRuituitenenwisserswissers
In- en uitschakelen................................. 156
Ruitenwisserbladen vervangen............... 157
RRuitruitreinigingsmiddeleinigingsmiddel
Aanwijzingen.......................................... 426
Trefwoordenregister 545545
RRusuststtstandand
Activeren of deactiveren......................... 232
Functie.................................................. 231
SS
ScSchaal insthaal instellenellen
Zie Kaart
ScSchakhakeladvieseladvies...................................... 194, 197
ScSchakhakelenelen
Handmatig............................................. 197
Schakeladvies................................ 194, 197
ScSchakhakelpaddleselpaddles
Zie Stuurwielschakelpaddles
ScScheidingsnetheidingsnet
Vast-/losmaken.....................................132
ScSchuifdakhuifdak
Automatische functies............................106
Met sleutel openen................................ 101
Openen.................................................. 103
Probleem............................................... 106
Regensluiting.........................................106
Sluiten................................................... 103
Sluiten met de sleutel.............................102
SensorSensoren (ven (vererzorzorging)ging)..................................366
SerServicevice
Zie ASSYST PLUS
SerService parkvice parkererenen
Parkeermogelijkheid selecteren.............. 324
SerServicewvicewererkplaatskplaats
Zie Gekwaliceerde werkplaats
SfSfeerveervererliclichtinghting
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 152
SidebagsSidebags........................................................ 54
SierSierdeel (vdeel (vererzorzorging)ging).................................... 368
SjorSjorogogenen...................................................... 134
SleepmetSleepmethodenhoden....................................384, 385
SleepoogSleepoog
Aanbrengen........................................... 389
Opbergplaats......................................... 389
SlepenSlepen......................................................... 386
SleutSleutelel
Akoestisch sluitsignaal............................. 86
Batterij..................................................... 87
Functie deactiveren.................................. 86
Klimaatregeling vooraf in- en uitscha-
kelen..................................................... 166
Noodsleutel............................................. 87
Ontgrendelingsinstelling........................... 86
Overzicht van de functie........................... 85
Probleem................................................. 88
Sleutelbosbevestiging..............................87
Stroomverbruik........................................ 86
SmarSmartphonetphone
Zie Smartphone-integratie
Zie Telefoon
SmarSmartphone-inttphone-integregratieatie
Overzicht............................................... 338
SmeerSmeermiddeladditievmiddeladditievenen
Zie Additieven
SneeuwkeSneeuwkettingttingenen.......................................... 394
Snelheid begrSnelheid begrenzenenzen
Zie Limiter
Snelheid instSnelheid instellenellen......................................... 188
Snelheid instSnelheid instellenellen
Zie TEMPOMAT
SnelheidsbegrSnelheidsbegrenzing wintenzing winterbandenerbanden
Instellen................................................. 245
546546 Trefwoordenregister
SnelheidslimietSnelheidslimietassistassistentent
Instellen................................................. 261
Systeemgrenzen.................................... 260
Werking en aanwijzingen........................260
SowSowarare-updatee-update
Systeemupdates....................................313
SoundmenuSoundmenu
Overzicht functies..................................352
SpanningsvSpanningsvooroorzieningziening
Inschakelen (start-stoptoets).................. 174
SpatscSpatschermherm
Zie Wielkuip voor
SpecialistSpecialist
Zie Gekwaliceerde werkplaats
SpeciekeSpecieke matmate ve van absorpan absorptietie........................ 29
SpiegSpiegelsels
Zie Buitenspiegels
SpoorSpoorassistassistentent
Zie Actieve spoorassistent
StStandlicandlichtht.................................................... 144
StStandtiandtijdjd
Ruststand activeren of deactiveren......... 232
Ruststand functie................................... 231
SSttandvandverwerwararming/-vming/-ventilatieentilatie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 169
Instellen (MBUX multimediasysteem)...... 170
StStarart-stt-stopfunctieopfunctie
Zie ECO start-stopsysteem
StStarart-stt-stoptoptoeoetsts
Auto afzetten......................................... 223
Auto starten........................................... 176
Spanningsvoorziening/auto inschake-
len......................................................... 174
StStartartaccuaccu
Opladen (Remote Online)....................... 177
StStartartenen
Zie Auto
StStartarthulphulp
Zie Starthulpaansluiting
StStartarthulpaansluitinghulpaansluiting
Algemene aanwijzingen.......................... 381
StStatusindicatie Patusindicatie PASSENASSENGER AIR BAGGER AIR BAG
Zie Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag
StStatusindicatie vatusindicatie veiligheidsgoreiligheidsgordels acdels achthtererinin...... 53
SSttoeloel
Correcte stand van de bestuurders-
stoel...................................................... 110
Geheugenfunctie bedienen..................... 123
Instellen (elektrisch)...............................114
instellen (zitcomfort).............................. 113
Instellen (zonder zitcomfort)................... 111
Instellingen congureren........................ 117
Instellingen terugzetten.......................... 118
Instelmogelijkheden................................. 18
Leuning blokkeren (achter)..................... 130
Leuning naar voren klappen (achterin).... 127
Leuning terugklappen (achter)................129
Rugleuning (passagiersstoel) naar
voren klappen........................................127
Rugleuninghoek (achter) instellen...........130
Viervoudig verstelbare lendensteun........ 114
Zitplaats achterin instellen (mecha-
nisch).................................................... 114
StStoelhoes (voelhoes (vererzorzorging)ging).................................. 368
StStoelvoelventilatieentilatie
In- en uitschakelen.................................119
StStoelvoelverwerwararmingming
In- en uitschakelen.................................118
Trefwoordenregister 547547
SSttororinging
Veiligheidssysteem................................... 48
StStororingsmeldingingsmelding
Zie Displaymelding
SStrtraatnamen en huisnummersaatnamen en huisnummers
Weergeven.............................................322
SStuurtuurassistassistent Sent STEER CTEER CONTRONTROLOL
Werking en aanwijzingen........................237
SStuurtuurwielwiel
Instellen (mechanisch)........................... 119
Stuurwielverwarming.............................. 120
Toetsen..................................................296
Verzorging............................................. 368
SStuurtuurwielscwielschakhakelpaddleselpaddles.............................. 197
SStuurtuurwielvwielverwerwararmingming
In- en uitschakelen.................................120
SurrSurround Vound Viewiew
Zie 360°-camera
SSVHC (biVHC (bijzonder zorjzonder zorgwgwekkekkendeende ststoen)oen)......... 40
SyncSynchrhroniseroniseringsfunctieingsfunctie
In- en uitschakelen (bedieningseen-
heid)...................................................... 165
In- en uitschakelen (MBUX-multime-
diasysteem)........................................... 165
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
Overzicht menu Systeeminstellingen......312
Reset-functie (MBUX multimediasys-
teem).....................................................316
SystSysteeminsteeminstellingellingenen
Zie Taal
TT
TTaalaalAanwijzingen.......................................... 316
Instellen................................................. 316
TTankankenen
AdBlue®bijvullen................................... 204
Tanken................................................... 199
TTankinhoudankinhoud
AdBlue®.................................................423
Brandstof............................................... 421
Reserve (brandstof)................................ 421
TTashakashakenen...................................................... 134
TTecechnischnische ghe gegevegevensens
Aanhangwagengewicht (rijden met
aanhangwagen)...................................... 430
Aanwijzingen (aanhangwagenvoorzie-
ning)...................................................... 430
Achteroverbouw (aanhangwagenvoor-
ziening)..................................................430
Asbelasting (rijden met aanhangwa-
gen).......................................................432
Bevestigingspunten (aanhangwagen-
voorziening)........................................... 430
Componentspecieke aanwijzingen........ 415
Inbouwmaten (aanhangwagenvoorzie-
ning)...................................................... 430
Informatie.............................................. 413
Kogeldruk.............................................. 431
Wettelijke keurmerkenvoor radio-
apparatuur (Indonesië)........................... 415
Wettelijke keurmerkenvoor radio-
apparatuur (kleine onderdelen)............... 415
TTelefelefoonoon
Aanwijzingen.......................................... 327
Aanwijzingen met betrekking tot
draadloos opladen (mobiele telefoon)..... 139
Bedrijfsstanden...................................... 329
548548 Trefwoordenregister
Draadloos opladen (mobiele telefoon).... 141
Functies In het telefoonmenu................. 330
Mobiele telefoon verbinden (passkey)..... 330
Mobiele telefoon verbinden (Secure
Simple Pairing)....................................... 330
Overzicht telefoonmenu.........................329
TTelefelefoonfunctiesoonfuncties
Bluetooth®telefonie...............................329
TTememperperatuuratuur
Interieurtemperatuur instellen................163
TEMPOMATTEMPOMAT
Functie.................................................. 242
Inschakelen...........................................243
Maximumsnelheid.................................. 188
Selecteren............................................. 243
Snelheid instellen................................... 243
Snelheid oproepen................................. 243
Snelheid opslaan.................................... 243
Systeemgrenzen.................................... 242
Toetsen..................................................243
Uitschakelen.......................................... 243
Voorwaarden......................................... 243
TTererugname vugname van de oude autoan de oude auto
Milieubescherming...................................24
TTererugzeugzetttten (fen (fabrabriekieksinstsinstelling)elling)
Zie Reset-functie (MBUX multimediasysteem)
ThemawThemawerereldenelden
Omgespen............................................. 311
TIREFITTIREFIT-set-set
Conformiteitsverklaring............................37
Gebruiken..............................................375
Opbergplaats................................. 374, 375
TToegoegestestaan totaan totaalgeaalgewicwichtht............................. 416
TToegoegestestane asbelasane asbelastingting................................ 416
TToegoegestestane sleepmetane sleepmethodenhoden.................. 384, 385
TToeoetsentsen
Stuurwiel............................................... 296
TTop Tetop Tetherher...................................................... 75
TotTotaalgeaalgewicwichtht............................................... 416
TToucouch-Contrh-Controlol
Bedienen............................................... 305
Boordcomputer...................................... 296
TToucouchpadhpad
Bedienen............................................... 305
TToucouchscrhscreeneen
Bedienen............................................... 305
TTooww-Bar-Bar-syst-systeemeem.......................................... 293
TrTransmissieansmissie
Neutraalstand inschakelen..................... 195
TrTransmissie (pransmissie (probleem)obleem)................................ 196
TrTransmissiestansmissiestandaanduidingandaanduiding.........................194
TTuneInuneIn
Oproepen.............................................. 352
TTypegoedkypegoedkeureuringsnummer (EG)ingsnummer (EG).................... 416
TTypeplaatjeypeplaatje
Auto...................................................... 416
Motor.................................................... 416
UU
UitlaatUitlaateindpieindpijpen (vjpen (vererzorzorging)ging)....................... 366
UitscUitschakhakeling bieling bijrijrijderjdersairbagsairbag
Zie Automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag
UitscUitschakhakelvelverertrtragingsagingstitijd vjd vererliclichtinghting
Binnen...................................................153
Buiten.................................................... 151
UitstUitstaphulpaphulp
Instellen.................................................122
Werking en aanwijzingen........................121
Trefwoordenregister 549549
UUpdatpdateses
Belangrijke systeemupdates................... 313
Usb-aansluitingUsb-aansluiting
Achterin................................................. 139
Opbergvakken ór................................ 126
VV
VVeiligheid veiligheid voor inzittoor inzittendenenden
Zie Airbag
Zie Automatische maatregelen na een ongeval
Zie Automatische uitschakeling van de
bijrijdersairbag
Zie Huisdieren in de auto
Zie Kinderzitje
Zie Multicollision brake
Zie PRE-SAFE®(preventieve inzitten-
denbescherming)
Zie PRE-SAFE®PLUS (preventieve
inzittendenbescherming Plus)
Zie Veiligheidsgordel
Zie Veiligheidssysteem
VVeiligheidsgoreiligheidsgordeldel
Afdoen..................................................... 53
Beschermingspotentieel...........................49
Beschermingspotentieel beperkt.............. 50
Gordelaanpassing (werking).....................53
Gordelaanpassing in- en uitschakelen.......53
Omgespen...............................................52
Statusindicatie veiligheidsgordels ach-
terin......................................................... 53
Verzorging.............................................368
Waarschuwingslampje.............................. 53
VVeiligheidsgoreiligheidsgordel acdel achthtererinin
Statusindicatie......................................... 53
VVeiligheidssysteiligheidssysteemeem
Algemene aanwijzingen voor kinderen......63
Bedrijfsklare status..................................48
Beschermingspotentieel...........................47
Beschermingspotentieel beperkt.............. 47
Storing.....................................................48
Waarschuwingslampje.............................. 48
Werking bij een ongeval........................... 48
Zelfdiagnose............................................ 48
VVeiligheidssysteiligheidssystemenemen
Zie Rijveiligheidssysteem
VVeiligheidsveiligheidsvestest............................................. 371
VVelgelgen (ven (vererzorzorging)ging).......................................366
VVentilatieentilatie
Zie Klimaatregeling
VVentilerentilerenen
Comfortopening.....................................101
VVerer- en ontgr- en ontgrendelingendeling
Achterklep openen................................... 93
Automatische vergrendeling in- en uit-
schakelen................................................ 91
Extra portiervergrendeling........................ 89
KEYLESS-GO............................................ 90
Noodsleutel............................................. 92
Portieren van binnenuit ontgrendelen
en openen............................................... 89
VVerbrerbruikuiksindicatiesindicatie
Oproepen.............................................. 192
VVerkerkeereersinfsinforormatiematie
Weergave inschakelen............................ 324
VVerkerkeersteerstekekenassistenassistentent
Instellen................................................. 263
Systeemgrenzen.................................... 262
Werking en aanwijzingen........................262
VVererliclichtinghting
Actieve bochtenverlichting..................... 147
Adaptieve grootlichtassistent.................. 149
550550 Trefwoordenregister
Adaptieve grootlichtassistent Plus.......... 150
Automatisch rijlicht................................ 145
Bochtenverlichting................................. 148
Buitenlandse reis (omschakeling dim-
licht)...................................................... 144
Citylicht................................................. 148
Combischakelaar................................... 146
Dimlicht................................................. 144
Grootlicht.............................................. 146
Intelligent Light System..........................147
Intelligent Light System in- en uitscha-
kelen..................................................... 148
Knipperlichten........................................ 146
Lampje vervangen.................................. 153
Lichtbundel............................................ 145
Lichtschakelaar...................................... 144
Lichtsignaal........................................... 146
Mistachterlicht....................................... 144
Noodknipperlichten................................ 147
Oriëntatieverlichting in- en uitschake-
len......................................................... 152
Parkeerlicht........................................... 144
Standlicht.............................................. 144
Uitschakelvertragingstijd buitenver-
lichting instellen..................................... 151
Verantwoordelijkheid voor verlich-
tingssystemen........................................ 144
Verlichting voor snelwegen.....................148
VVererliclichtinghting
Zie Interieurverlichting
Zie Verlichting
VVererliclichting vhting voor snelwoor snelwegegenen........................... 148
VVerermoeidheidsherkmoeidheidsherkenningenning
Zie ATTENTION ASSIST
VVerermogmogensmetensmeterer
Werking en aanwijzingen........................298
VVerersnelling kiezensnelling kiezen
Zie Schakelen
VVervervoeroerenen
Voertuig................................................. 388
VVerwerwararmingming
Zie Klimaatregeling
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
Auto laten zakken................................... 409
Auto omhoogbrengen............................. 406
Nieuw wiel monteren.............................. 408
Voorbereiden.........................................405
Wiel verwijderen....................................408
Wieldoppen verwijderen en aanbren-
gen........................................................ 405
VVererwisselen vwisselen van een wielan een wiel
Zie Noodwiel
VVererzorzorgingging
360°-camera......................................... 366
Aanhangwagenvoorziening.....................366
Achteruitrijcamera................................. 366
Decorfolie.............................................. 365
Display................................................... 368
Echt hout/sierdelen...............................368
Exterieurverlichting................................ 366
Head-up-display..................................... 368
Hogedrukreiniger................................... 364
Interieurhemel....................................... 368
Kunststof bekleding............................... 368
Lak........................................................ 365
Lucht-waterkanaal.................................. 362
Met de hand wassen.............................. 364
Ramen...................................................366
Ruitenwisserbladen................................ 366
Sensoren...............................................366
Stoelhoes..............................................368
Stuurwiel............................................... 368
Uitlaateindpijp........................................ 366
Trefwoordenregister 551551
Veiligheidsgordel.................................... 368
Vloerbedekking...................................... 368
Voertuigstekkerdoos van de hoog-
spanningsaccu....................................... 366
Wasstraat..............................................362
Wielen/velgen.......................................366
VVesestigingtiging
Zie Gekwaliceerde werkplaats
VVierierwielaandriwielaandrijvingjving
Zie 4MATIC
Vloerbedekking (vVloerbedekking (vererzorzorging)ging)......................... 368
VloerVloermatmat......................................................142
VVoeroertuigtuig
Trekken..................................................293
VVoeroertuigcameratuigcamera
Informatie..............................................232
VVoeroertuigtuigelektrelektronicaonica
Aanwijzingen.......................................... 413
Mobilofoons...........................................413
Motorelektronica................................... 413
VVoeroertuiggtuiggegevegevensens
Breedte..................................................427
Dakbelasting.......................................... 428
Hoogte.................................................. 427
Lengte................................................... 427
Weergeven (DYNAMIC SELECT)..............192
Wielbasis............................................... 427
VVoeroertuigidenticatienummertuigidenticatienummer
Zie FIN
VVoeroertuigondertuigonderhoudhoud
Zie ASSYST PLUS
VVoeroertuigsensortuigsensorenen
Informatie.............................................. 232
VVoeroertuigsleuttuigsleutelel
Zie Sleutel
VVoeroertuigsttuigstekkekkererdoosdoos
Controlelampjes....................................214
Verzorging............................................. 366
VVoeroertuigtypeplaatjetuigtypeplaatje
EG-typegoedkeuringsnummer.................416
FIN........................................................416
Lakcode................................................. 416
Toegestaan totaalgewicht....................... 416
Toegestane asbelasting..........................416
VVoeoetgtgangangerersbescsbescherhermingming
Zie Actieve motorkap (voetgangersbe-
scherming)
VVoorroorruituit
Ontwasemen.......................................... 163
Ruitenwisserbladen vervangen............... 157
VVoorroorruituit
Zie Voorruit
VriVrijeje sowsowareare................................................. 46
WW
WWaaraarscschuwings- en contrhuwings- en controlelamolelampjepje
Overzicht............................................... 501
PASSENGER AIR BAG............................... 58
WWaaraarscschuwings-/contrhuwings-/controlelamolelampjepje
!ABS-waarschuwingslampje............ 514
!Controlelampje elektrische par-
keerrem (geel)........................................511
!Controlelampje elektrische par-
keerrem (rood)....................................... 511
JRemwaarschuwingslampje (geel)... 511
ïWaarschuwingslampje aanhang-
wagenvoorziening.................................. 506
ÓWaarschuwingslampje Active
Brake Assist System....................... 513, 514
552552 Trefwoordenregister
LWaarschuwingslampje afstands-
waarschuwing........................................ 513
hWaarschuwingslampje banden-
spanningscontrole brandt....................... 517
hWaarschuwingslampje banden-
spanningscontrole knippert.................... 517
æWaarschuwingslampje brand-
stofreserve brandt................................. 510
#Waarschuwingslampje elektri-
sche storing................................... 505, 510
÷Waarschuwingslampje ESP®
brandt....................................................515
÷Waarschuwingslampje ESP®
knippert................................................. 515
åWaarschuwingslampje ESP®OFF.. 516
ÿWaarschuwingslampje koelvloei-
stof (geel)..............................................509
ÿWaarschuwingslampje koelvloei-
stof (rood).............................................. 507
;Waarschuwingslampje motor-
diagnose................................................ 509
JWaarschuwingslampje remmen
(rood)....................................................512
ÚWaarschuwingslampje storing in
het systeem...........................................505
ÙWaarschuwingslampje stuurbe-
krachtiging (rood)................................... 506
üWaarschuwingslampje veilig-
heidsgordel brandt................................. 504
üWaarschuwingslampje veilig-
heidsgordel knippert.............................. 504
6Waarschuwingslampje veilig-
heidssysteem.........................................503
_Waarschuwingslampje vermo-
gengereduceerd.................................... 505
WWaaraarscschuwingslamhuwingslampjepje
Zie Waarschuwings- en controlelampje
WWaaraarscschuwingssysthuwingssysteemeem
Zie EDW (diefstal-/inbraakalarminstallatie)
WWassasstrtraat (vaat (vererzorzorging)ging).................................. 362
WWassasstrtraatmodusaatmodus
Inschakelen...........................................363
WWebbrowebbrowserser
Overzicht............................................... 337
WWeergaveergave besce beschikbaar vhikbaar verermogmogenen
Werking en aanwijzingen........................ 298
WWeergaveergave besce beschikbaar vhikbaar verermogmogenen
Zie Weergave beschikbaar vermogen
WWeergaveergave in de ve in de voorroorruituit
Zie Head-up-display
WWeergaveergave ondere onderhoudsinthoudsintervervalal
Zie ASSYST PLUS
WWeereersinfsinforormatiematie........................................... 324
WWegriegrijassistjassistentent
Activeren............................................... 240
Functie.................................................. 239
WWegriegrijblokkjblokkereringing.......................................... 107
WWegriegrijhulpjhulp
Zie Wegrijhulp voor op hellingen
WWegriegrijhulp vjhulp voor op hellingoor op hellingenen......................... 239
Trefwoordenregister 553553
WWegregrolbevolbeveiligingeiliging
Zie HOLD-functie
WWegsleepbevegsleepbeveiligingeiliging
Functie.................................................. 108
In- en uitschakelen................................. 108
WeWettttelielijkjke ke keureurmerkmerken ven voor roor radio-apparadio-appara-a-
tuurtuurIndonesië............................................... 415
Kleine onderdelen.................................. 415
WWi-Fii-Fi
Instellen................................................. 314
WWieldoppen vieldoppen vererwisselenwisselen............................... 405
WWielenielen
Aanwijzingen met betrekking tot mon-
tage....................................................... 400
Bandenpech........................................... 373
Bandenspanning (aanwijzingen).............. 395
Bandenspanning controleren (banden-
spanningscontrole)................................ 398
Bandenspanningscontrole (werking)....... 397
Bandenspanningscontrole opnieuw
starten...................................................398
Bandenspanningstabel........................... 396
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (werking)....................................... 399
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem opnieuw starten............................ 399
Bandentemperatuur controleren (ban-
denspanningscontrole)........................... 398
Controleren........................................... 394
Geluidsontwikkeling...............................394
MOExtended-banden.............................. 373
Monteren...............................................408
Naafdop verwisselen.............................. 405
Ongebruikelijk rijgedrag.......................... 394
Opslaan................................................. 404
Selectie................................................. 400
Sneeuwkettingen................................... 394
TIREFIT-set.............................................375
Vervanging............................................. 400
Verwijderen........................................... 408
Verwisselen................................... 403, 405
Verzorging............................................. 366
WWielkielkegeg
Opbergplaats.........................................404
WWielkielkuip vuip vooroor
Afdekking uit- en inbouwen.................... 155
WWielwisselgielwisselgerereedsceedschaphap
Overzicht............................................... 404
WWindoindowbagwbag.................................................... 54
WWintinterbandenerbanden
Permanente snelheidsbegrenzing
instellen.................................................245
WrWrappenappen
Radar- en ultrasone sensoren.................232
ZZ
ZekZekereringingenen
Aansluitschema..................................... 390
Aanwijzingen.......................................... 390
Voor het vervangen................................390
Zekeringenkast in de bagageruimte........ 393
Zekeringenkast in de beenruimte van
de passagier.......................................... 392
Zekeringenkast in motorruimte............... 391
ZelfdiagnoseZelfdiagnose
Automatische uitschakeling van de
passagiersairbag...................................... 58
ZendapparZendapparatuuratuur
Importeursadressen................................. 36
554554 Trefwoordenregister
ZicZichtht
Condens van de ruiten verwijderen......... 165
ZiZijrjruituitenen
Automatische functie............................. 101
Comfortopening.....................................101
Comfortsluiting...................................... 102
Kinderslot achterin................................... 83
Met sleutel openen................................ 101
Openen en sluiten.................................... 99
Probleem............................................... 102
Regensluiting.........................................101
Sluiten met de sleutel.............................102
ZiZijrjruituitenen
Zie Zijruiten
ZiZijwindassistjwindassistentent
Werking en aanwijzingen........................236
Zitplaats acZitplaats achthtererinin
Zie Stoel
ZoeklicZoeklichtht
In- en uitschakelen (contactloos)............ 310
ZwavZwavelgelgehalteehalte.............................................. 419
Trefwoordenregister 555555
ImImprpressumessum
IntInterernetnet
Meer informatie over Mercedes-Benz-voertuigen
en over Mercedes‑Benz AG vindt u op internet
onder:
https://www.mercedes-benz.com
https://www.daimler.com
RRedactieedactie
Bij vragen of suggesties ten aanzien van deze
handleiding kunt u de Technische Redactie op het
volgende adres bereiken:
Mercedes‑Benz AG, HPC: CAC, Customer Service,
70546 Stuttgart, Duitsland
©Mercedes‑Benz AG:Nadruk, vertaling en repro-
ductie, volledig of gedeeltelijk, is zonder schrie-
lijke toestemming van Mercedes‑Benz AG niet toe-
gestaan.
AAututofofabrabrikikantant
Mercedes‑Benz AG
Mercedesstraße 120
70372 Stuttgart
Duitsland
WWaaraarscschuwing passagierhuwing passagiersairbagsairbag
&WWAARSCAARSCHUWINGHUWING Gevaar voor letsel of
levensgevaar bij ingeschakelde bijrijders-
airbag
Als de bijrijdersairbag is ingeschakeld, kan een
kind op de bijrijdersstoel bij een ongeval door
de bijrijdersairbag worden geraakt.
NOOIT een naar achteren gericht kinderzitjes-
bevestigingssysteem op een stoel met INGE-
SCHAKELDE FRONTAIRBAG gebruiken, want
dat kanvoor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN totgevolg hebben.
Het hoofdstuk "Kinderen in de auto" in acht
nemen.
Redactiesluiting 08.04.21
DigitDigitaal in de autoaal in de auto Map meMap met vt voeroertuigdocumenttuigdocumentatie inatie in
de autode auto DigitDigitaal op heaal op het intt interernetnet DigitDigitaal als appaal als app
De inhoud van de handleiding
direct in het multimediasysteem
van de auto (menupunt "Voertuig-
info") bekijken. Start met het snel-
menu of verdiep uw kennis met
nuttige tips.
Hier vindt u alle informatie over
de bediening, de serviceverlenin-
gen en de garantie van uw auto in
gedrukte vorm.
U vindt de handleiding op uw
Mercedes-Benz homepage. De Mercedes-Benz Guides app is
gratis beschikbaar in de gangbare
app-stores.
É2475844710Z107|ËÍ
2475844710Z107
Apple®iOS AndroidTM
Bestelnummer P247 0745 07 Onderdeelnummer 247 584 47 10 Z107
Uitgave ÄJ2021-2a
B-Klasse
Handleiding
Mercedes-Benz
Mercedes-Benz B-Klasse
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Mercedes B-Klasse Sports Tourer 2021 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Mercedes B-Klasse Sports Tourer 2021 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 9.37 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info