Nederlands
2
Voorwaarden van uw werkomgeving
Het niet naleven van deze aanwijzingen kan storingen of beschadiging van het toestel tot
gevolg hebben. Voor deze gevallen geldt geen waarborg.
• Laat uw navigatiesysteem en alle aangesloten apparatuur nooit in contact komen
met vocht. Verder vermijdt u ook stof, hitte en directe zonnenstralen. Negeert u
deze raadgevingen, dan kan dat leiden tot storingen en beschadigingen van uw
apparaat.
• Bescherm uw toestel in ieder geval tegen vocht bijv. door regen en hagel. Opgelet!
Vochtigheid kan door condensatie ook binnenin een beschermhoes ontstaan.
• Vermijd sterke vibraties en schokken, zoals die b.v. bij veldrijden kunnen optreden.
• Zorg ervoor, dat het toestel niet uit zijn houder los kan komen, b.v. bij het remmen.
Monteer het toestel zo loodrecht mogelijk.
Reparaties
• Heeft u technische problemen met uw apparaat, dan kunt u hiermee steeds bij ons
service center terecht.
• Is een reparatie noodzakelijk, dan wendt u zich uitsluitend aan onze gemachtigde
Servicepartner. Het adres vindt u op uw garantiekaart.
Omgevingstemperatuur
• Uw apparaat kan bij een omgevingstemperatuur van 5° C tot 35° C en bij een
relatieve luchtvochtigheid van 0% - 90% (niet-condenserend) werken.
• Staat uw apparaat uit dan kunt u hem bij -20° C tot +60° C wegzetten.
• Het toestel dient veilig vervoerd te worden. Vermijd hoge temperaturen (bijv. bij
het parkeren of door rechtstreeks zonlicht).