690914
22
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/36
Pagina verder
Belangrijk:
Lees voor de eerste in bedrijfname deze gebruiks aan wijzing zorgvuldig door en neem alle veilig heidsvoorschriften in acht!
Gebruiks aan wijzing zorgvuldig bewaren!
EA5600F
Gebruiksaanwijzing
Originele Gebruiksaanwijzing
2
Hartelijk dank voor uw vertrouwen!
Wij feliciteren u met uw nieuwe MAKITA motorzaag en
hopen, dat u met deze moderne machine tevreden zult zijn.
De kettingzaag EA5600F is bijzonder handig en robuust met
zijn nieuwe design.
De automatische kettingsmering met een hoeveelheids regelbare
oliepomp, een onderhoudsvrije elektronische ontsteking, het
gezondheidsbeschermende antitrilsysteem en de ergonomi-
sche vormgeving van grepen en bedienings elementen zorgen
voor bediencomfort en praktisch onver moeiend werken met
de zaag.
De verende starthulp maakt een vlotte start zonder grote
krachtinspanning mogelijk. Een accumulator onder veerdruk
ondersteunt hierbij het startproces.
De veiligheidsuitrusting van de MAKITA motorzagen EA5600F
is op de nieuwste stand van de techniek en vervult alle na-
tionale en internationale veiligheidsvoorschriften. Zij omvat
hand bescherm ers aan beide grepen, een gasafsperknop, een
kettingvang bout, een veiligheidszaag ketting en een kettingrem,
die niet alleen met de hand in werking kan worden gesteld, maar
die ook d.m.v. zaaggeleidingsterugslag (kickback), automatisch
door een vertragingsmechanisme in werking wordt gesteld.
Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en een optimaal
functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe
motor kettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de motor-
zaag deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neem
beslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinacht-
neming kan levensgevaarlijke verwondingen veroor zaken!
WAARSCHUWING
Het ontstekingssysteem van de machine genereert een elek-
tromagnetisch veld. Dit veld kan sommige medische appara-
ten, b.v. pacemakers, storen. Om het risico op ernstige of do-
delijke verwondingen te verminderen, wordt aan mensen met
een medisch apparaat geadviseerd, contact met hun arts en
de fabrikant van het apparaat op te nemen voordat de machi-
ne in bedrijf wordt genomen.
Inhoudsopgave bladzijde
Omvang van de levering .................................................... 3
Symbolen ............................................................................ 3
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Beoogd gebruik ............................................................... 4
Algemene voorschriften .................................................. 4
Persoonlijke beschermingsuitrusting .............................. 4
Brandstoffen / Tanken ..................................................... 5
Inbedrijfname .................................................................. 5
Terugslag (Kickback) ...................................................... 6
Werkomstandigheden en -technieken .........................6-7
Transport en opslag ........................................................ 8
Onderhoud ...................................................................... 8
Eerste Hulp ..................................................................... 8
Technische specicaties ................................................... 9
Verpakking .......................................................................... 9
Benaming van de onderdelen ......................................... 10
INBEDRIJFNAME
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting ....... 11-12
Zaagketting spannen .................................................... 12
Controle van de kettingspanning .................................. 13
Zaagketting naspannen ................................................ 13
Kettingrem .................................................................... 13
Brandstoffen .............................................................14-15
Tanken .......................................................................... 15
Kettingsmering controleren ........................................... 16
Kettingsmering afstellen ............................................... 16
Motor starten ................................................................. 17
Koudstart ...................................................................... 17
Warmstart ..................................................................... 17
Afzetten van de motor ................................................... 17
Kettingrem controleren ................................................. 18
Gebruik in de winter ......................................................... 18
Carburator afstellen ......................................................... 19
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen ................................................... 20-21
Binnenruimte kettingwiel reinigen ................................. 22
Zaaggeleider reinigen ................................................... 22
Nieuwe zaagketting ...................................................... 23
Luchtlter schoonmaken ............................................... 24
Bougie vervangen ......................................................... 25
Controle van de bougievonk ......................................... 25
Controleren van de uitlaatschroeven ............................ 25
Startkabel vervangen / Terughaalveercassette vervangen /
Start-veer vervangen ...............................................26-27
Ventilatorhuis monteren ................................................ 27
Luchtlterruimte/ventilatorruimte reinigen ..................... 28
Cilinderribben reinigen .................................................. 28
Benzinelter vervangen ................................................ 28
Periodieke onderhouds- en reinigingsvoorschriften ...... 29
Werkplaatsservice, reserve-onderdelen en garantie .... 30
Storingzoeken ................................................................... 31
Uittreksel uit de reserve-onderdeellijst .....................32-33
Accessoires .............................................................32-33
EG-verklaring van conformiteit ........................................ 34
3
1
4
5 6 7
32
Omvang van de levering
1. Motorkettingzaag
2. Zaaggeleider
3. Zaagketting
4. Beschermkap zaaggeleider
5. Combisleutel
6. Haakse schroevedraaier
7. Schroevedraaier voor het instellen van de carburator
8. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
Indien een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering
ontbreekt, wendt u zich dan tot uw verkoper!
Symbolen
Op de machine en bij het lezen van de gebruiksaanwijzing treft u de volgende symbolen aan:
Attentie, terugslag
(Kickback)!
Kettingrem
Brandstofmengsel
Normaal-/winterbedrijf
Carburatorafstelling
Zaagkettingolie
Schroef voor het afstellen
van het oliedebiet voor de
zaagketting
Motor starten
Eerste hulp
Recycling
CE-norm
Gebruiksaanwijzing lezen en de
waarschuwings- en veiligheids-
aanwijzingen opvolgen!
Bijzondere attentie!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en
gehoorbescherming dragen!
Beschermende
handschoenen!
Roken verboden!
Geen open vuur!
Combischakelaar
Koude start (choke)
Warme start (ON)
Motor uitschakelen (STOP)
Veiligheidspositie
4
4
5
6
7
1
2
3
1
4
3
2
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Beoogd gebruik
Motorzagen
De motorzaag mag uitsluitend worden gebruikt voor het zagen van
hout in openlucht. Al naargelang de motorzaagklasse geschikt voor
volgende toepassingen:
- midden- en professionele klasse: gebruik in dun, middelma-
tig dik en dik hout, vellen, onttakken, inkorten, uitdunnen van
bossen.
- hobbyklasse: occassioneel gebruik in dun hout, onderhoud
van fruitbomen, vellen, onttakken, inkorten.
Niet toegestane gebruikers
Personen die niet vertrouwd zijn met de handleiding, kinderen, jon-
geren en personen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen
mogen het apparaat niet bedienen.
Nationale voorschriften kunnen het gebruik van het apparaat
beperken!
Algemene voorschriften
- Om een veilig gebruik te garanderen moet degene die het
apparaat bedient altijd deze gebruiksaanwijzing te lezen,
om zich met de werking ervan vertrouwd te maken. On vol-
doende geïnstrueerde gebruikers kunnen zichzelf en ande ren
door ondeskundig gebruik in gevaar brengen.
- De motorkettingzaag alleen uitlenen aan personen met
ervaring in het gebruik van een motorkettingzaag. De ge bruiks-
aanwijzing dient daarbij overhandigd te worden.
- Nieuwe gebruikers moeten zich door de verkoper laten instru-
eren, of een wettelijk erkende opleiding volgen, om vertrouwd
teraken met het zagen met een motorkettingzaag.
- Kinderen en jeugdige personen onder 18 jaar mogen de
motorkettingzaag niet gebruiken. Voor jeugdigen boven 16 jaar
geldt dit verbod niet als zij in het kader van hun opleiding onder
toezicht staan van een vakman.
- Het werken met de motorkettingzaag vereist een hoge mate
van concentratie.
- Werk alleen in goede lichamelijke conditie. Ook vermoeidheid
kan onoplettendheid tot gevolg hebben. Van begin tot eind van
werkzaamheden is een zeer goede concentratie vereist. Voer
alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. De gebruiker is
verantwoordelijk ten opzichte van derden.
- Nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen werken.
- Bij het werken in gemakkelijk ontbrandbare begroeiing en bij
droogte moet een brandblusser bij de hand zijn.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
- Om bij het zagen verwondingen aan hoofd, ogen, handen
of voeten en schade aan het gehoor te vermijden moet de
hierna omschreven beschermende uitrusting en be scher-
mende kleding gedragen worden.
- De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. goed aansluitend,
maar mag niet hinderen. Draag geen sieraden of kleding
waarmee u achter takken of struiken kunt blijven haken. Bij lang
haar een haarnet dragen.
- Bij alle werkzaamheden in het bos dient een veiligheidshelm
(1) te worden gedragen, voor bescherming tegen vallende
takken. De veiligheidshelm moet regelmatig op beschadigingen
gecontroleerd worden en moet na maximaal 5 jaar vervangen
worden. Alleen goedgekeurde helmen gebruiken.
- De gezichtsbeschermer (2) van de helm (alternatief: veilig-
heidsbril) beschermt tegen wegspattende zaagspaanders en
houtsplinters. Om verwondingen aan de ogen te voorkomen moet
bij het werken met de motorkettingzaag altijd oogbescher ming
resp. gezichtsbescherming gedragen worden.
- Om gehoorschade te voorkomen moet geschikte persoonlijke
gehoorbescherming gedragen worden. (Oorbeschermers
(3), oordopjes, oorwatten etc.) Octaafbandanalyse op aanvraag.
- De bosbouw-veiligheidsjas (4) heeft signaalrode schou der-
passen, is comfortabel in het dragen en gemakkelijk in on der -
houd.
- De bosbouw-veiligheidsbroek (5) bestaat uit diverse lagen
nylonweefsel en beschermt tegen snijwonden. Het gebruik
ervan wordt dringend aanbevolen.
- Werkhandschoenen (6) van een zware kwaliteit leer be-
horen tot de voorgeschreven uitrusting en moeten bij het
werken met de motorkettingzaag altijd gedragen worden.
- Bij het werken met de motorkettingzaag moeten veilig heids-
schoenen of veiligheidslaarzen (7) met proelzool, stalen
neus en beenbeschermers gedragen worden. Veilig heids-
schoeisel met een beschermende inleg biedt bescher ming
tegen snijverwondingen en zorgen ervoor dat men stabiel
staat.
- Bij het zagen van droog hout kan stofontwikkeling optreden.
Draag een geschikt stofmasker.
5
Brandstoffen / tanken
- Bij het aftanken van de motorkettingzaag moet de motor worden
uitgezet.
- Roken en iedere vorm van open vuur zijn niet toegestaan (5).
- Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
- Brandstoffen kunnen oplosmiddelachtige substanties bevatten.
Huid- en oogcontact met mineraalolieprodukten vermijden. Draag
bij het aftanken handschoenen. Vervang en reinig beschermende
kleding regelmatig. Adem de brandstofdampen niet in. Het inademen
van motorbrandstofdampen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
- Mors geen brandstof of kettingolie. Als er toch brandstof of olie
gemorst is moet de motorkettingzaag direct schoongemaakt
worden. Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt.
Als dat toch gebeurt kleedt u dan direct om.
- Let erop dat er geen brandstof of kettingolie in de grond weg-
loopt (bescherming van het milieu). Leg iets op de grond ter
bescherming.
- Tank niet in afgesloten ruimten. Brandstofdampen verzamelen
zich op de bodem (explosiegevaar).
- Sluit de tankdoppen van brandstof- en olietank goed.
- Start de motorkettingzaag niet op dezelfde plek als waar u getankt
heeft (tenminste 3 meter verwijderd van de tankplaats) (6).
- Brandstof is niet onbeperkt houdbaar. Koop niet meer dan u
binnen een redelijke tijd zult gebruiken.
- Vervoer en bewaar brandstof en kettingolie alleen in goedge-
keurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en kettingolie
zo op dat kinderen er niet bij kunnen.
Inbedrijfname
- Werk niet alleen, in noodgevallen moet er iemand in de buurt
zijn (gehoorafstand).
- Verzeker u ervan dat er zich geen kinderen of andere personen
binnen het werkbereik van de motorkettingzaag bevinden. Let
ook op dieren (7).
- Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of de
motorkettingzaag goed werkt en volgens voorschrift be-
drijfs klaar is gemaakt.
Let vooral op of de kettingrem werkt, of de zaaggeleider juist
gemonteerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en
gespannen is, of de kettingwielbeschermer vastzit, de gashendel
soepel beweegt, de sperknop werkt, of de handgrepen droog en
schoon zijn, en of Start/Stop schakelaar het doet.
- De motorkettingzaag pas nadat deze volledig in elkaar gezet is
in bedrijf nemen. De motorkettingzaag mag uitsluitend geheel
gemonteerd gebruikt worden!
- Voor het starten moet de bediener van de zaag goed stabiel
staan.
- Start de motorkettingzaag uitsluitend volgens de gebruiks-
aanwijzing (8). Andere startmethoden zijn niet toegestaan.
- Bij het starten van de motorkettingzaag moet de machine goed
gesteund en stevig vastgehouden worden. De ketting en de
zaaggeleider mogen nergens tegenaan komen.
- Houd tijdens het werken met de motorkettingzaag deze
met beide handen vast, met de rechterhand op de achterste
handgreep en de linker hand op de beugelgreep. De handgrepen
met de duimen eromheen vasthouden.
- ATTENTIE: Bij het loslaten van de gashendel loopt de ketting
nog enige tijd door (vrijloopeffect).
- Let er voortdurend op dat u stevig staat.
- De motorkettingzaag moet zodanig gehanteerd worden dat er
geen uitlaatgassen ingeademd kunnen worden. Werk niet in
gesloten ruimten (vergiftigingsgevaar).
- Zet de motorkettingzaag direct af bij merkbaar veranderd
machine gedrag.
- Voor het controleren van de kettingspanning, voor het nas-
pannen, voor het vervangen van de ketting en voor het ver-
helpen van storingen dient de motor te worden uitgeschakeld
en dient de combischakelaar zich in de veiligheidspositie
te bevinden (9).
- Als de zaag met stenen, spijkers of andere harde voorwerpen in
aanraking is gekomen moet de motor direct afgezet worden en
moet de zaaginrichting geïnspecteerd worden. Na mechanische
invloeden, bijv. door een slag of val, moet de gehele motorzaag
op zijn correcte werking worden gecontroleerd!
- Tijdens werkonderbrekingen en voor het verlaten moet de motor-
zaag uitgeschakeld worden (9) en zo geparkeerd, dat niemand
in gevaar kan geraken.
ATTENTIE: Leg de warme motorkettingzaag niet in
droog gras of op brandbare voorwerpen. De uitlaat
geeft een aanzienlijke hitte af (brandgevaar).
- ATTENTIE: Na het uitzetten van de motorkettingzaag kan er olie
van de ketting en zaaggeleider in de grond weglopen (bo dem-
verontreiniging)! Leg iets onder de zaag als bescherming.
Onderhoud Werkonderbreking
Tanken Transport
Zaagketting slijpen Uitbedrijfname
6
5
7
9
8
3 Meter
6
10
12
13
14
11
Terugslag (Kickback)
- Bij het werken met de motorkettingzaag kan gevaarlijke terugslag
optreden.
- Deze terugslag ontstaat als het bovenste kwadrant van de zaag-
geleider per ongeluk tegen hout of andere vaste voor-werpen
aankomt (10).
- Daarbij wordt de motorzaag ongecontroleerd en met grote
kracht in de richting van de bedieningspersoon geslingerd,
resp. versneld (gevaar voor letsel!)
Om terugslag te voorkomen moet op het volgende gelet
worden:
- Insteekwerk (direkt met het het uiteinde van de zaaggeleider
in het hout aanzetten) mag uitsluitend door speciaal geschoold
personeel worden uitgevoerd!
- De punt van de zaaggeleider moet altijd in het oog gehouden wor-
den. Pas op bij het voortzetten van reeds begonnen zaagsneden.
- Begin met lopende zaagketting aan de zaagsnede!
- De zaagketting moet altijd correct geslepen worden. Let daarbij
vooral op de juiste hoogte van de dieptebegrenzing.
- Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd door! Let er bij het
verwijderen van takken op dat geen andere tak geraakt wordt.
- Let bij het afkorten op in de buurt liggende stammen.
Werkomstandigheden en -technieken
- Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het bij-
zonder op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (uitglijgevaar).
Verhoogd gevaar voor uitglijden bestaat op vers ontbast hout
(schors).
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Let op obstakels op
de werkplek, struikelgevaar. Let er voortdurend op dat u stevig
staat.
- Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
- Zaag nooit staande op een ladder (11).
- Klim nooit met de motorkettingzaag in een boom om werkzaam-
heden uit te voeren.
- Niet te ver voorovergebogen werken!
- Beweeg de motorkettingzaag zodanig dat zich geen lichaam s-
delen in het verlengde van het zwenkbereik van de zaagketting
bevinden (12).
- Gebruik de motorkettingzaag uitsluitend voor het zagen van
hout.
- Houd de lopende zaagketting vrij van de grond.
- Gebruik motorkettingzagen nooit voor het wegtillen en verwij-
deren van stukken hout en andere voorwerpen.
- Ontdoe het bereik van de zaagsnede van vreemde voorwerpen
zoals zand, stenen, spijkers etc. Vreemde voorwerpen bescha-
digen de zaag en kunnen gevaarlijke terugslag (kickback) tot
gevolg hebben.
- Gebruik bij het zagen van sprokkelhout en dunne stammen
een stabiele bok (indien mogelijk een zaagbok, 13). Het hout
mag niet met de voet of door een tweede persoon worden
vastgehouden.
- Rondhout moet tegen verdraaien tijdens het zagen worden
geborgd.
- Bij afkorten moet de getande beugel (13, Z) tegen het te
zagen hout worden gezet.
- Voor het afkorten moet de getande beugel tegen het te zagen
hout gezet worden en pas daarna met lopende zaagketting het
hout gezaagd worden. De zaag wordt daarbij door middel van
de achterste handgreep omhoog getrokken en met de beugel-
handgreep geleid. De getande beugel dient daarbij als draaipunt.
Het volgen gebeurt met een lichte druk op de beugelgreep. De
zaag hierbij iets terugtrekken. Getande beugel lager aanzetten
en opnieuw de achterste handgreep omhoog trekken.
- Steek- en langssneden mogen alleen door speciaal ge-
schoold personeel uitgevoerd worden (verhoogd gevaar
voor terugslag).
- Bij het aanzagen kan de zaag zijwaarts wegglijden of licht
opspringen. Dit is afhankelijk van het hout en de toestand van
de zaagketting. Houd de motorzaag daarom altijd met beide
handen vast.
- Langssneden (14) in een zo klein mogelijke hoek aanzetten.
Hier moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan, daar
de getande beugel niet kan grijpen.
- Trek de zaag alleen met lopende zaagketting uit het hout.
- Zijn er meerdere zaagsneden nodig dan moet de gashendel
tussendoor losgelaten worden.
7
B
A
B
15
16
17
18
19
45
o
45
o
2
1
/2
= Velbereik
- Pas op bij het zagen van versplinterd hout. Er kunnen afgezaagde
houtsplinters meegetrokken worden (gevaar voor letsel).
- Bij het zagen met de bovenzijde van de zaaggeleider kan de
motorkettingzaag in de richting van de bedieningspersoon ge-
stoten worden als de zaagketting klem komt te zitten. Daarom
moet zoveel mogelijk met de onderzijde van de zaaggeleider
gezaagd worden, daar in dat geval de zaag altijd van het lichaam
weg in de richting van het hout getrokken zal worden (15).
- Hout onder spanning (16) moet altijd eerst aan de drukzijde
(A) ingezaagd worden. Pas daarna kan de scheidingssnede
op de trekzijde (B) gemaakt worden. Zo wordt het ingeklemd
reken van de zaaggeleider voorkomen.
- Aan het einde van de zaagbewerking zal de motorzaag door zijn
eigen gewicht doorschieten, omdat hij niet meer in de zaagsnede
wordt ondersteund. Houd de zaag hierbij gecontroleerd tegen.
ATTENTIE: Velwerkzaamheden en verwijderen van takken,
alsmede het werken aan omgewaaide bomen mogen alleen
uitgevoerd worden door geschoold personeel! Gevaar voor
letsel!
- Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag altijd
zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet met de voorzijde
van de zaaggeleider gezaagd worden (terugslaggevaar).
- Let vooral goed op bij onder spanning staande takken. Zaag
vrijhangende takken niet van onder af door.
- Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
- Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen nadat
men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich op de
werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die betrokken
is bij het vellen (de uitwijkruimte dient schuin naar achteren
te lopen onder een hoek van ongeveer 45˚).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
struikgewas en takken. Zorg voor een stabiele werkpositie
(struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en een halve
boomlengte verwijderd is (17). Vergewist u zich er vóór het
vellen van dat er zich geen personen of voorwerpen binnen
een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17) bevinden.
- Beoordeling van de boom:
Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de boom
- natuurlijke overhang - is de boom rot ?
- Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten
mogen er geen bomen geveld worden.
- Inzagen van de worteluitlopers:
Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de zaagsne-
de in verticale richting en daarna de zaagsnede in horizontale
richting aanbrengen.
- Valkerf (18, A) aanbrengen:
De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en stuurt deze.
De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht met een
diepte van 1/3 - 1/5 van de stamdoorsnede. De zaagsnede
indien mogelijk dicht boven de grond aanbrengen.
- Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele
breedte van de boom aangebracht worden.
- De valzaagsnede (19, B) wordt boven de valkerfholte (D)
aangebracht. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam
aangebracht worden. Voor de val-kerf moet ongeveer 1/10 van
de stamdoorsnede blijven staan als breukvlak.
- Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen geval
doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van
de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën aan!
- De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met kunststof of
aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden,
daar een aanraking ernstige beschadigingen of zaagkettingbreuk
tot gevolg kan hebben.
- Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende boom
gaan staan.
- Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor vallende
takken.
- Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon boven
of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk liggende
boom staan.
- Pas op voor aanrollende boomstammen.
8
20
21
22
23
SERVICE
Aanwijzing:
Bij personen met circulatiestoornissen kunnen vaak optreden-
de vibraties tot beschadiging van do bloedvaten of van het
zenuwstelsel leiden. Door vibraties aan vingers, handen of
polsen kunnen de volgende symptomen optreden: inslapen
van lichaamsdelen, prikkelen, pijn steken, verandering van
de huidkleur of van de huid. Bij het waarnemen van zulke
symptomen moet u een dokter opzoeken.
Om het risico op het syndroom van Raynaud (‘dode vingers’)
te verminderen, de handen warm houden, handschoenen
dragen en scherpe zaagkettingen gebruiken.
Transport en opslag
- Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken
moet de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem
ingeschakeld worden om onbedoeld starten en aan -
lopen van de zaag ketting te voorkomen.
- Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met lopende
zaagketting.
De warmgelopen motorzaag niet afdekken (bijv. met zeil,
deken, tijdschriften …).
De motorzaag laten afkoelen, alvorens ze in een transport-
koffer of voertuig te laden. Bij motorzagen met katalysator
zijn langere afkoeltijden nodig!
- Altijd de bij de gemonteerde zaaggeleider passende ge-
leiderbescherming gebruiken.
- Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de
meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aan gebracht
worden.
- Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep,
waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (20). Zorg ervoor dat u
niet met de uitlaat in aanraking komt (gevaar voor brandwonden!).
- Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo
geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan
uitlekken.
- De motorkettingzaag moet veilig in een droge ruimte opgesla-
gen worden. De motorkettingzaag mag niet buiten bewaard
worden. Berg de motorkettingzaag ontoegankelijk voor kinderen
op. De zaaggeleiderbescherming moet in elk geval worden
aangebracht.
- Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van
de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank
volledig geleegd zijn.
Onderhoud
- Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motor-
kettingzaag uitgezet (21), en de bougiedop losgetrokken
worden!
- Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst
gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed werkt,
en speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de zaagketting
volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22).
- De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai
en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een correcte
afstelling van de carburator.
- Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
- Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de Arbeidsins pektie
enverzekeringsmattschappijen in acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie van
de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw veilig heid
in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen uit-
gevoerd worden voorzover deze in deze gebruiksaanwij zing
beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten door
de MAKITA service uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend MAKITA reserve-onderdelen en geauto-
riseerde accessoires.
Bij gebruik van niet-originele MAKITA reserve onderdelen,
niet-geautoriseerde accessoires of zaaggeleider/ketting-
combinaties en -lengten is er een verhoogd ongevalsrisico.
Bij ongelukken of schade als gevolg van niet-geautoriseerde
zaagmechanieken of accessoires vervalt iedere aansprake-
lijkheid.
Eerste Hulp (E.H.B.O.)
Voor eventuele ongevallen dient altijd een verbanddoos op de
werkplek aanwezig te zijn. Vul gebruikt materiaal direct weer
aan.
Als u om hulp vraagt, geeft u dan de volgende informatie:
- Waar gebeurde het
- Wat gebeurde er
- Hoeveel gewonden
- Aard van de verwondingen
- Noem uw naam!
9
Verpakking
Uw MAKITA motorzaag is ter bescherming tegen transport schades in een karton verpakt.
Karton is een grondstof en is als zodanig geschikt voor hergebruik, of kan in de grondstofkringloop (oudpapier verwerking) terug-
gebracht worden.
Cilinderinhoud cm
3
55,6
Boring mm 45
Slag mm 35
Maximaal vermogen bij toerental kW / 1/min 3,0 / 10.000
Maximale koppel bij toerental Nm / 1/min 3,5 / 7.500
Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider / ketting 1/min 2.600 - 3.000 / 13.800
Koppel toerental 1/min 4.700
Geluidsdruk (op de werkplek) L
pA, eq
vlgs. ISO 22868
1) 3)
dB(A) 104,4 / K
pA
= 2,5
Geluidsniveau L
WA, Fl + Ra
vlgs. ISO 22868
2) 3)
dB(A) 116,5 / K
WA
= 2,5
Trillingen a
hv, eq
vlgs. ISO 22867
1) 3)
- Beugelgreep m/s
2
5,5 / K = 2
- Achterste handgreep m/s
2
5,0 / K = 2
Carburateur Type membraancarburateur
Ontsteking Type electronisch
Bougie Type NGK BPMR 7A
of bougie Type --
Elektrodenafstand mm 0,5
Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 kg/h 1,4
Speciek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 g/kWh 430
Inhoud brandstoftank cm
3
570
Inhoud olietank cm
3
320
Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van MAKITA olie 50 : 1
- bij gebruik van Aspen Alkylat (2-taktbrandstof) 50 : 1 (2%)
- bij gebruik van andere olie 50 : 1 (kwaliteitsklasse JASO FD of ISO EGD)
Kettingrem
inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback)
Kettingsnelheid (bij maximum toerental) m/s .325” = 25,6 3/8” = 29,6
Kettingwielverdeling inch .325 of 3/8
Aantal tanden Z 7
Kettingtype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Verdeling / Schakeldikte inch .325, 3/8 / 0,050 (1,3 mm) of 0,058 (1,5 mm)
Zaaggeleider snijlengte cm 38 / 45 / 50
Zaagggeleidertype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Gewicht motorzaag (lege tank, zonder blad, ketting en toebeh.) kg 5,8
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
2)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden, volle belasting en maximum toerental.
3)
Onzekerheid (K=).
Technische specicaties
EA5600F
10
1 Handgreep
2 Afdekkap
3 Kapvergrendeling
4 Beugelgreep
5 Handbeschermer
(tevens inertieschakelaar voor de kettingrem)
6 Uitlaatdemper
7 Getande beugel (klauwgreep)
8 Instelschroef voor kettingspanner
9 Bevestigingsmoeren
10 Kettingvanger
11 Kettingwielbeschermer
12 Afstelschroef voor oliepomp (onderzijde)
13 Afstelschroef voor de carburator
Typeplaatje (16)
Bij bestellen van eserveonderdelen opgeven!
Bouwjaar
Benaming van de onderdelen
14 Brandstofniveau
15 Brandstofpomp (primer)
16 Typeplaatje
17 Startergreep
18 Combischakelaar
(choke / ON / STOP / Veiligheidspositie)
19 Gashendel
20 Veiligheids-sperknop
21 Achterste handbeschermer
22 Tankdop brandstoftank
23 Ventilatorhuis met startinrichting
24 Tankdop olietank
25 Zaagketting (snijwerktuig)
26 Zaaggeleider
Serienummer
Made in Germany
Type 131 2016
EA5600F
11
5
7
6
5
4
1
2
3
Het zaagblad (7) monteren. Erop letten dat de tap (5) van de
kettingspanner in het gat van het zaagblad steekt.
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna ge -
noemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en voer
de volgende stappen uit voor de montage van de zaagketting
en de zaaggeleider uit:
Ontkoppel de kettingrem door aan de beschermingshendel (1)
te trekken, in de richting van de pijl.
Bevestigingsmoeren (2) eraf draaien.
Verwijder de kettingwielbeschermer (3).
INBEDRIJFNAME
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te
allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie
Bougie ver vangen) en beschermende handschoenen dragen!
ATTENTIE:
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
De instelschroef voor de kettingspanner (4) naar links draaien
(tegen de klok in), tot de tap (5) van de kettingspanner onder
de bout (6) staat.
12
4
2
9 12
3
2
11
8
9
10
De kettingwielbeschermer (3) weer aanbrengen.
LET OP!
Daarbij dient de ketting op de kettingvanger (11)
te worden gelegd en daar te blijven.
De bevestigingsmoeren (2) eerst handvast aandraaien.
De zaagketting (9) op kettingwiel (8) leggen.
LET OP!
De zaagketting niet tussen het kettingwiel en het blad
steken.
De zaagketting bovenaan ca. tot de helft in de geleidegroef (10)
van het zaagblad leggen.
ATTENTIE:
De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleiderbo-
venkant in de richting van de pijl wijzen!
Zaagketting spannen
De instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot
de zaagketting in de geleidegroef aan de onderkant van het
blad grijpt (zie cirkeltje).
Het zaagblad licht optillen en de instelschroef (4) naar rechts
draaien (met de klok mee), tot de zaagketting weer tegen de
onderkant van het blad ligt (zie cirkeltje).
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen
en de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast aan-
draaien.
Voer de zaagketting (9) om de omlegschijf (12) van de zaaggelei-
der, en trek daarbij de zaagketting licht in de richting van de pijl.
13
4
2
AB
1
Controle van de kettingspanning
De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting tegen
de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de zaagketting
nog gemakkelijk met de hand bewogen kan worden over de
zaaggeleider.
Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe zaag-
kettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
Daarom de kettingspanning regelmatig bij afgezette motor
controleren.
ADVIES:
IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen afwissel end
te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet
bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd
worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
Zaagketting naspannen
De bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel ca. een
omwenteling losdraaien. Het zaagblad licht optillen en de
instelschroef (4) naar rechts draaien (met de klok mee), tot
de zaagketting weer tegen de onderkant van het blad ligt (zie
cirkeltje).
Het zaagblad verder optillen en de bevestigingsmoeren (2) met
de combisleutel weer stevig aandraaien.
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren)
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie van
de handbescherming (1) de rem automatisch aanzetten.
Druk voor handbediening de handbeschermer (1) met de linker
hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider (pijl A).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (1) in de richting van de beugelgreep
(pijl B) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is
gelost.
Kettingrem
De MAKITA motorzagen EA5600F zijn standaard met een
vertragings veroor zakende kettingrem uitgerust. Ontstaat er een
terugslag (kickback) doordat de punt van de zaaggeleider met
het hout in aanraking komt (zie hoofdstuk „VEILIGHEIDSVOOR
SCHRIF TEN”, blz. 6), wordt bij voldoende terugslag de kettingrem
door massatraagheid in werking gesteld. In een fractie van een
seconde wordt de zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het
blokkeren van de zaagketting voor het starten.
ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie hoofdstuk
„Kettingrem controleren”) de motorzaag bij ingeschakelde ket-
tingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd aanzienlijke
schade aan de motorzaag kan optreden!
Vóór het begin van de werkzaamheden
onvoorwaardelijk de kettingrem vrijzetten!
14
Brandstoffen
LET OP:
De machine wordt met mineraalolieproducten (benzine en
olie) bedreven!
Bij de omgang met benzine is verhoogde waakzaamheid
geboden.
Roken en open vuur zijn ontoelaatbaar (ontplofngs
gevaar).
Brandstofmengsel
De motor van deze machine is een hoogwaardige, luchtgekoelde
tweetaktmotor. De motor werkt op een mengsel van benzine
en tweetaktolie.
De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije
benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze
brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met
een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat geen
schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter be scher ming
van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije brandstof!
Voor de smering van de motor wordt synthetische tweetaktmo-
torolie voor luchtgekoelde tweetaktmotoren (kwaliteitsklasse
JASO FD of ISO EGD) gebruikt; deze wordt bij de benzine
gemengd. De motor is ontworpen voor MAKITA tweetaktolie
met een milieuvriendelijke mengverhouding van 50:1. Hierdoor
wordt een lange levensduur en een betrouwbare, rookarme
werking van de motor gewaarborgd.
MAKITA kwaliteitstwee-olie is afhankelijke van het verbruik
leverbaar in de volgende verpakkingen:
1 l Bestelnummer 980 008 607
100 ml Bestelnummer 980 008 606
Indien er geen MAKITA tweetaktolie beschikbaar is moet een
mengverhouding van 50:1 bij gebruik van andere tweetaktoliën
aangehouden worden, aar anders problemen kunnen optreden.
Attentie: geen kant en klaar mengsel van benzine-
stations gebruiken!
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding:
50:1 Bij gebruik van MAKITA tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
50:1 Bij gebruik van andere synthetische tweetaktoliën (kwa-
liteitsklasse JASO FD of ISO EGD), d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
ADVIES: Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie mengsel
wordt de olie voorgemengd met de helft van de totaal benodigde
hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brandstof wordt
toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de motorketting-
zaag eerst het mengsel goed schudden.
Het is niet zinvol uit overdreven veiligheids-
bewustzijn het olie-aandeel in het tweetaktmengsel
te vergroten ten opzichte van de aangegeven meng-
verhouding. Dit veroorzaakt nl. meer verbrandings-
resten. Deze belasten het milieu en verstoppen het
uitlaatkanaal in de cilinder evenals de geluidsdem-
per. Ook stijgt hierdoor het brandstofverbruik en
neemt het vermogen af.
Opslag van brandstof
Brandstoffen zijn slechts in beperkte mate geschikt
voor opslag. Brandstof en brandstofmengsels ver-
ouderen door verdamping, vooral onder invloed van
hoge temperaturen. Te lang bewaarde brandstoffen
en brandstofmengsels kunnen zo tot startproblemen
en motorschade leiden. Koop niet meer brandstof in
dan in enkele maanden wordt verbruikt. Bij hogere
temperaturen dienen brandstoffen binnen de 6-8 weken
te worden opgebruikt.
Bewaar brandstoffen uitsluitend in goedgekeurde
bussen op een droge, koele en veilige plaats!
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid.
Bij her haaldelijk en langdurig contact droogt de huid
uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn.
Bovendien zijn allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties.
Bij oogcontact direct het betreffende oog met schoon
water uitspoelen. Bij aanhoudende irritatie direct een
arts bezoeken!
Brandstof
+
50:1
50:1
1000 ml
(1 Liter) 20 ml 20 ml
5000 ml
(5 Liter) 100 ml
100 ml
10000 ml
(10 Liter) 200 ml
200 ml
Zaagkettingolie
Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet
zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt worden.
De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voor -komt een
te snel wegslingeren van de olie.
Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch af -
breek bare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke
verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare
olie verplicht gesteld.
De door MAKITA aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt
op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is
100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de
blauwe milieu-engel (RAL UZ 48).
BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende
verpak kingsgroottes:
1 l Bestelnummer 980 008 610
5 l Bestelnummer 980 008 611
Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt
houdbaar en dient binnen 2 jaar na de fabricageda-
tum die op de ver pakking staat gedrukt te worden
opgemaakt.
15
Tanken
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN
ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en
zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er geen
vuil in de tanks komt.
De tankdop afschroeven (evt. met de combisleutel losdraaien, zie
afbeelding) en het brandstofmengsel resp. de zaagkettingolie tot
de onderkant van de vulopening bijvullen. Voorzichtig ingieten,
om geen brandstofmengsel of zaagkettingolie te morsen.
De tankdop met de hand tot de aanslag opschroeven.
Tankdop en omgeving na het tanken reinigen!
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te smeren, moet altijd voldoende
zaagkettingolie in de tank voorhanden zijn. De tankinhoud vol-
staat bij een gemiddelde pompcapaciteit voor de duur van één
brandstoftank. Tijdens het werk controleren of er nog voldoende
kettingolie in de tank is en indien nodig bijvullen. Alleen bij een
uitgeschakelde motor!
De tankdop met de hand tot de aanslag aandraaien.
Afgewerkte
olie
GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE!
Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte
olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen
is dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte
olie veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het
zaagmechaniek.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of
ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op
garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing
van zaagkettingolie.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij her-
haaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse
huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn
allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij oogcontact
direct het betreffende oog met schoon water uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor
zaag kettingen
Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet de olie-
tank worden leeggemaakt, waama er een kleine hoeveel-
heid motorolie (SAE 30) moet worden ingegoten. Daarop
de zaag enige tijd laten lopen, om alle resten bio-olie uit
de tank, het olieleidingssysteem en de zaaginrichting te
spoelen. Deze maatregel is noodzakelijk, omdat verschil-
lende bio-olies ertoo noigen plakkerig te worden, waardoor
schade aan de oliepomp of aan oliegeleidende machinede-
len kan optreden. Bij hernieuwde ingebruikname weer met
BIOTOP-zaagkettingolie vullen. Bij schade veroorzaakt door
het gebruik van afgewerkte of ongeschikte zaagkettingoliën
vervalt iedere aanspraak op garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepas-
sing van zaagkettingolie.
Zaagkettingolie
Brandstof en
tweetaktolie
16
2
3
1
Kettingsmering controleren
Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort
u de levensduur van de zaaginrichting!
Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het
oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer.
De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden:
Start de motorkettingzaag (zie hoofdstuk „Motor starten”).
Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een boom-
stam of de grond (leg er iets onder als bescherming).
Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de
afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door afspat-
tende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting en stelt
u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot!
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal, dat
gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen, die
nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en de ket-
ting voorhanden zijn. Hierbij is geen sprake van een defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de
olietoevoergroef in het krukashuis (2) en de olietoevoerboring
in de zaaggeleider (3) regelmatig gereinigd worden.
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal, dat
gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen, die
nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en de ket-
ting voorhanden zijn. Hierbij is geen sprake van een defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
Kettingsmering afstellen
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (1) worden
geregeld. De instelschroef vindt u aan de onderkant van kast.
De oliepomp is in de fabriek op een gemiddelde pompcapaci -teit
afgesteld. Voor de pompcapaciteit zijn drie instellingen mogelijk:
minimale, gemiddelde en maximale pompcapaciteit.
Om de toevoerhoeveelheid te veranderen, met een kleine
schroevendraaier de instelschroef met
een draai naar rechts op een grotere
een draai naar links op een kleinere
toevoerhoeveelheid instellen.
Al naargelang de bladlengte een van de vier instellingen kie-
zen.
Tijdens de werkzaamheden controleren of er voldoende kettingolie
in de tank zit. Indien nodig bijvullen.
17
1
4
5
3
2
Motor starten
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt.
Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op de
grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond blijft.
Kettingrem inschakelen (blokkeren).
Houd de beugelgreep stevig met één hand vast en druk de
motorkettingzaag tegen de grond.
Plaats de punt van de rechter voet in de achterste handbe-
schermer.
Opmerking: Dankzij de verende starthulp kan de motorzaag
zonder grote krachtinspanning worden gestart. Voer het start-
proces vlot en gelijkmatig uit!
Koudstart:
Brandstofpomp (5) door meermaals drukken in gang brengen
tot de brandstof in de pomp zichtbaar wordt.
De combischakelaar (1) naar boven drukken (chokestand). Hier-
bij wordt tegelijkertijd de halfgasvergrendeling geactiveerd.
Trek de startgreep (2) vlot en gelijkmatig door.
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrek ken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen.
Herhaal het startproces 2 maal.
De combischakelaar (1) in de middelste stand (ON) drukken.
Opnieuw vlot en gelijkmatig aan de startgreep trekken. Zodra
de motor loopt, de handgreep omvatten (de veiligheidsblok-
keertoets (3) wordt met de handpalm bediend) en de gashendel
(4) aantippen. De halfgasvastzetter wordt opgeheven en de
motor loopt stationair.
Attentie: de motor moet na het aanlopen direct teruggebracht
worden naar het stationaire toerental, daar anders schade kan
ontstaan aan de kettingrem.
Nu de kettingrem lossen
.
Warmstart:
Zoals beschreven onder koudstart, maar voor het starten de
combischakelaar (1) naar boven drukken (chokestand) en
meteen weer in de middelste stand (ON) drukken, om alleen
de halfgasvergrendeling te activeren. Als de motor na 2 tot 3
pogingen niet draait, het complete startproces herhalen, zoals
beschreven onder koudstart.
OPMERKING: Wordt de motor slechts even uitgezet, dan kan
het startproces ook zonder bediening van de combischakelaar
gebeuren.
Belangrijke opmerking: Indien de brandstoftank volledig werd
opgebruikt en de motor door een gebrek aan brandstof tot
stilstand is gekomen, dient u na het bijtanken de brandstofpomp
(5) meermaals in te drukken, tot er brandstof in de pomp te
zien is.
Afzetten van de motor
Druk de combischakelaar (1) naar beneden in de richting .
OPMERKING: De combischakelaar keert na het omlaagdruk-
ken terug naar de stand “ON”. De schakelstroom is onderbro-
ken, maar kan ook zonder nieuwe bevestiging van de com-
bischakelaar worden gestart.
ATTENTIE: druk de combischakelaar volledig over de weer-
stand heen omlaag in positie
om in de veiligheidspositie
te komen.
Koude start (choke)
Warme start (ON)
Motor uitschakelen (STOP)
Veiligheidsstand
(Schakelstroom onderbroken,
noodzakelijk bij onderhouds-
en montagewerkzaamheden)
18
7
8
Gebruik in de winter
Ter voorkoming van ijsafzetting in de carburator, die bij lage
temperaturen en hoge luchtvochtigheid optreedt, en om bij
temperaturen onder + 5°C sneller op bedrijfstemperatuur te
komen, kan warme lucht van de cilinder worden aangezogen.
De afdekkap wegnemen (zie luchtlter reinigen).
De inzet (7) uittrekken en voor het winterbedrijf inzetten zoals
afgebeeld.
Bij temperaturen boven + 5°C moet steeds koude lucht worden
aangezogen. Bij het niet tijdig uitschakelen kan schade aan
de cilinder en zuigers ontstaan!
Bij temperaturen boven +5 °C de inzet 180° draaien, zodat na
het inzetten de aanzuigopening (8) wordt afgesloten.
De afdekkap weer monteren.
6
Symbool - normaal bedrijf
Symbool
- winterbedrijf
Kettingrem controleren
De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden
gecontroleerd.
De motor zoals beschreven starten (een vellige stand innemen
en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat het zaagwerk
vrij staat).
De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere hand
aan de handgreep.
De motor op halve toeren laten lopen en met de rug van de
hand de handbeschermer (6) in de richting van de pijl drukken
tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting onmiddel-
lijk tot staan komen.
De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem weer
loszetten.
Let op! Mocht de zaagketting bij deze controle niet onmiddel-
lijk tot stilstand komen, de motor onmiddellijk uitschakelen.
Met de motorzaag mag in dit geval niet gezaagd worden.
Neem a.u.b. contact op met een MAKITA-atelier.
19
SERVICE
T
Instellen van de carburateur
LET OP! De instelling van de carburateur mag uitsluitend
door een MAKITA-werkplaats gebeuren!
Alleen correcties via de instelschroef (T) mogen door de
gebruiker van de machine worden uitgevoerd. Als de zaag-
ketting in de vrijloop meedraait (zonder dat de gashendel
wordt bediend), moet de vrijloopinstelling absoluut worden
gecorrigeerd!
De vrijloopinstelling mag pas na de complete montage en
controle van de machine worden uitgevoerd!
Deze dient bij een warme motor, schoon luchtlter en cor-
rect gemonteerde zaagketting te gebeuren.
De instelling met een schroevendraaier (kopbreedte 4 mm)
uitvoeren.
Vrijloop instellen
Uitdraaien van de instelschroef (T) tegen de klok in: stati-
onair toerental daalt.
Indraaien van de instelschroef (T) met de wijzers van de
klok mee: stationair toerental stijgt.
Let op! Mocht de zaagketting, ondanks de gecorrigeerde
instelling van de vrijloop, niet tot stilstand komen, dan mag
in geen geval met de machine worden gewerkt. Neem a.u.b.
contact op met een MAKITA-werkplaats!
20
α
α
ββ
min.
3 mm (0.11”)
De slijphoek (α) moet bij alle zaagtanden absoluut gelijk zijn.
25° bij kettingtype 496, 686, 099
30° bij kettingtype 082, 086
35° bij kettingtype 093
De juiste borsthoek van de zaagtand (β) ontstaat bij gebruik
van de juiste ronde vijl vanzelf.
60° bij kettingtype 496, 686, 099
85° bij kettingtype 082, 086, 093
Verschil in de hoeken veroorzaakt een ruwe en onregelmatige ket-
tingloop, vergroot de slijtage en kan leiden tot kettingbreuk!
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestek-
ker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende
handschoenen dragen!
De zaagketting moet worden geslepen, wanneer:
zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van vochtig
hout.
de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout
trekt.
de snijkant zichtbaar beschadigd is.
Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of rechts
verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige scherpte
van de zaagketting.
Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen!
Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot
drie streken van de vijl voldoende.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft moet
de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden.
Slijpkriteria:
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten
kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserve onder delenlijst)!
Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen in
hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige loop
van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken!
Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimum lengte
bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet dan een
nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel uit de reser-
veonderdelenlijst en het Hoofdstuk „Nieuwe zaagketting“).
De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de
snijkant bepaalt de spaandikte.
De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van
0,64 (.025“) tussen de dieptebegrenzers.
ATTENTIE: Een te grote afstand
vergroot het gevaar van terugslag!
0,64 mm
(.025”)
0,64 mm
(.025”)
21
1 2
4/5
Kettingtype
082, 086, 686, 099, 496
Kettingtype
093
Welke vijl en hoe deze te gebruiken
Het slijpen dient te gebeuren met een speciale ronde vijl voor
zaagkettingen. Normale rondvijlen zijn ongeschikt. Zie de ac-
cessoirelijst voor het bestelnummer.
Type 082, 086, 686: De eerste helft van de zaagtand met een
ø 4,8 mm zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,5 mm.
Type 496, 093, 099: De eerste helft van de zaagtand met een
ø 5,5 mm zaagkettingrondvijl vijlen, daarna met ø 4,8 mm.
De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De vijl
moet bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden worden.
De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte van
deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere snijtanden
van de zaagketting.
Nieuw ingezette snijtanden moeten precies aan de vorm van de
gebruikte tanden aangepast zijn, ook aan de loopvlakken.
De vijl overeenkokmstig het kettingtype gebruiken (90° resp.
10° op het zaagblad).
De vijlhouder vergemakkelijkt de vijlgeleiding, hij is voorzien
van markeringen voor de korrekte slijphoek van:
α = 25° (496, 686, 099)
α = 30° (082, 086)
α = 35° (093)
(de markeringen parallel aan de zaagketting laten lopen) en
begrenst de insteekdiepte (4/5 van de vijl doorsnee). Zie de
accessoirelijst voor het bestelnummer.
Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de diepte begrenzers
controleren met de kettingmaatlat. Zie de acces soirelijst voor
het bestelnummer.
Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke vijl
verwijderen (1). Zie de accessoirelijst voor het bestel nummer.
Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (2).
α
22
Binnenruimte kettingwiel reinigen
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestek-
ker eraf trekken (zie Bougie ver vangen) en beschermende
handschoenen dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
De kettingwielbeschermer (1) wegnemen (zie hoofdstuk “INBE-
DRIJFNAME”) en de binnenruimte met een penseel reinigen.
Zaagketting (2) en zaaggeleider (3) eraf nemen.
OPMERKING
Erop letten dat er geen restanten in de oliegeleidegroef (4) en
aan de kettingspanner (5) achterblijven.
Montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwielbescher-
mer, zie hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“.
ADVIES:
De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheids voorziening
en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan slijtage.
Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van
uw eigen veiligheid en dient door een MAKITA servicewerk-
plaats te worden uitgevoerd.
SERVICE
Zaaggeleider reinigen
ATTENTIE: Beslist werkhandschoenen dragen.
De loopvlakken van de zaaggeleider (7) moeten regelmatig
op beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe
geschikt gereedschap worden schoongemaakt.
De beide olie-inlaatopeningen (6) en de volledige zaaggeleider
vrij van verontreinigingen houden!
3 2
4
5
1
6 7
23
8
11
9
10
Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet aller eerst
de staat van het kettingwiel gecontroleerd worden.
Ingelopen kettingwielen (8) kunnen bescha digingen van de
nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten vervangen te
worden.
Kettingwielbeschermer afnemen (zie Hoofdstuk „INBEDRIJF-
NAME“).
Zaagketting en zaaggeleider eraf nemen.
De borgschijf (9) afnemen.
VOORZICHTIG: De borgschijf springt uit de gleuf. Houd de schijf
met uw duimen tegen, om te verhinderen dat ze wegspringt.
De komschijf (10) afnemen.
Bij een versleten kettingwiel (8) moet de koppelingstrommel
volledig (11) worden vervangen (bestelnummer, zie “Uittreksel
uit de reserveonderdelenlijst”).
Nieuw kettingwiel, komschrijf en nieuwe borgschijf (9) monteren
(bestelnummer, zie ‘Uittreksel uit de reserveonderdelenlijst’)..
Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwiel-
beschermer zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“.
WENK:
Gebruik geen nieuwe kettingen op een ingelopen kettingwiel.
Vervang het kettingwiel uiterlijk na twee verbruikte kettingen.
Laat de nieuwe ketting enkele minuten bij halfgas lopen, zodat
de zaagkettingolie zich gelijkmatig verdeelt.
De kettingspanning vaak controleren, daar nieuwe zaagkettingen
uitrekken (zie Controle van de kettingspanning)!
De koppelingstrommel dient eveneens na twee verbruikte ket-
tingwielen te worden vervangen.
Nieuwe zaagketting
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserveonder delenlijst)!
Bij een verandering van kettingtype, moet het kettingwiel (11) aan het kettingtype worden aangepast. Indien nodig dient
het kettingwiel te worden vervangen.
24
2
5
3
3
6
4
1
Luchtlter schoonmaken
ATTENTIE: Wanneer voor het schoonmaken perslucht
wordt gebruikt, te allen tijde een veiligheidsbril dragen, om
ogenverwondingen te vermijden.
Het luchtlter niet met brandstof of ontvlambare vloeistof-
fen reinigen!
De kapvergrendeling (5) met de combisleutel uitlichten en de
afdekkap (2) afnemen.
De combischakelaar (3) naar boven drukken (chokestand), om
te verhinderen dat vuildeeltjes in de carburateur komen.
De luchtltervergrendeling (1) tegen de klok in losdraaien en
het luchtlter (4) naar boven aftrekken.
ATTENTIE: Aanzuigopening met een zuivere lap afdekken om
te verhin deren, dat er vuildeeltjes in de carburator terechtko-
men.
Schoonmaken van het lter: Voorzichtig uitkloppen of van bin-
nen met perslucht uitblazen. Niet met een borstel schoonmaken,
daar anders vuil in het weefsel wordt gedrukt. Sterk verontreinigde
lters in een lauwwarm zeepsopje met een normaal afwasmid-
del uitwassen en vanaf de binnenkant onder stromend water
uitspoelen. Het lter moet eerst dan worden schoongemaakt,
wanneer tijdens het werken een aanmerkelijk prestatieverlies
optreedt. Indien na het schoonmaken geen merkbare prestatie-
verbetering intreedt, moet het lter worden vervangen.
Het luchtlter goed laten drogen.
LET OP! Voor het drogen geen warmtebron gebruiken.
Vóór het aanbrengen van de luchtlter de chokeklep op mogelijk
erin gevallen vuildeeltjes controleren. Zo nodig met een kwast
verwijderen.
ATTENTIE: Beschadigte lucht onmiddelijk vervangen! Af-
gescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de motor
onherstelbaar beschadigen.
Het luchtlter (4) opzetten, hierbij op een gelijkmatige zitting in
de houder letten.
De luchtltervergrendeling (1) met de klok mee vastdraaien.
De combischakelaar (3) naar beneden drukken en de gashen-
del (6) eenmaal doordrukken, om de halfgasstand te deacti-
veren.
De afdekkap (2) opzetten en bevestigen door de kapvergren-
delingen (5) op te duwen.
25
Controleren van de uitlaatschroeven
Controleren of de schroeven (10) goed vastzitten. Indien ze los
zijn, handvast aandraaien (let op: niet te ver doordraaien).
Bougie vervangen
ATTENTIE: Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende
motor aan geraakt worden (hoogspanning!).
Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde
motor uitvoeren. Bij hete motor gevaar van verbranding.
Beschermhand schoenen dragen!
Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de
elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie ver-
vangen worden.
Kap erafnemen (zie bij „Luchtlter schoonmaken“).
Bougiestekker (7) van de bougie af trekken. De bougie uitsluitend
met de meegeleverde combisleutel eruitnemen.
Elektroden afstand
De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn.
ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougies NGK BPMR
7A gebruiken.
Controle van de bougievonk
Steek de combisleutel tussen de kap en de cilinder, zoals op
de afbeelding getoond.
LET OP! Steek de sleutel niet in het bougiegat, maak al-
leen contact met de cilinder (anders is beschadiging van
de motor mogelijk).
Druk de uitgedraaide bougie (8) met goed opgestoken bou-
giestekker met behulp van een geïsoleerde tang tegen de
combisleutel (van het bougiegat weg!).
De combischakelaar (9) in de stand ON drukken.
De starterkabel krachtig doortrekken.
Bij een correct functioneren moet er een vonk zichtbaar zijn
tussen de elektroden.
0,5 mm
7
89
26
1
3
2
8
9
7
6
14
10
11
13
15
16
12
4
Startkabel vervangen / Terughaalveercassette
vervangen / Startveer vervangen
De kapvergrendeling (3) met de combisleutel uitlichten.
De vier schroeven (1) uitdraaien.
Ventilatorhuis (2) afnemen.
De luchtgeleider (4) uit het ventilatorhuis nemen.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! Schroef (8) alleen bij ont-
spande terughaalveer eruit draaien!
Wanneer de startkabel vervangen wordt ofschoon deze niet
defect is, moet men eerst de terughaalveer van de kabeltrom-
mel (14) ontspannen.
Daartoe de kabel bij de startgreep geheel uit het ventilatorhuis
trekken.
De kabeltrommel met de ene hand vasthouden en met de andere
hand de kabel in de uitsparing (15) drukken.
Laat de kabeltrommel zich voorzichtig draaien, tot de terughaal-
veer volledig zonder spanning is.
De schroef (8) uitdraaien en de meenemer (9) met veer (7) en
kabeltrommel (6) voorzichtig afnemen.
Meenemer (9) en kabeltrommel (6) scheiden.
Oude kabelresten verwijderen en de veer (7) wegnemen.
De veer (7) weer in de kabeltrommel plaatsen (in het gedeelte
van de uitsparing, zie pijl in de vergrote weergave).
Een nieuw kabel (ø 3,5 mm, 1030 mm lang) inrijgen zoals op de
afbeelding getoond (schijf (11) niet vergeten) en aan de beide
einden een knoop leggen.
De knoop (12) in de kabeltrommel (6) trekken en in de houder
duwen.
Knoop (13) in de startgreep (10) trekken.
Het gat (16) in de meenemer (9) over het uiteinde van de veer
schuiven, de meenemer naar beneden duwen en licht tegen
de klok in draaien, tot hij gelijkliggend op de kabeltrommel (6)
zit.
De kabeltrommel opzetten, deze daarbij iets draaien tot de
terughaalveer grijpt.
De schroef (8) weer aanbrengen en vastdraaien.
Het koord in de uitsparing (15) van de koordtrommel steken
en de koordtrommel met het koord driemaal met de klok mee
draaien.
De kabeltrommel met de linker hand vasthouden en met de
rechter hand de verdraaïng van de kabel opheffen, de kabel
strak trekken en vasthouden.
De kabeltrommel voorzichtig los laten. De kabel wordt door de
veerkracht op de kabeltrommel gewikkeld.
De werkwijze eenmaal herhalen. De startgreep moet nu recht
op het ventilatorhuis staan.
OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de
kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder
kunnen worden gedraaid.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep
vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per
ongeluk losgelaten wordt.
27
1
5
7
14
4
Terughaalveercassette vervangen
Het ventilatorhuis en de kabeltrommel afnemen (zie bladzijde
26).
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De terughaalveer kan weg-
springen! Absoluut een veiligheidsbril en veiligheidshand-
schoenen dragen!
Het ventilatorhuis met het hele steunvlak van de holle kant
voorzichtig tegen een houten voorwerp slaan en daarbij vast-
houden. Het ventilatorhuis nu voorzichtig en stapsgewijze
optillen, want zo kan de uitgevallen terughaalveercassette (14)
zich gecontroleerd ontspannen, als de terughaalveer uit de
kunststof cassette is gesprongen.
De nieuwe terughaalveercassette voorzichtig aanbrengen en
omlaagdrukken tot ze vastklikt.
De kabeltrommel monteren en de terughaalveer opspannen
(zie bladzijde 26).
Startveer vervangen
OPMERKING: Is de veer (7) van de verende starthulp gebro-
ken, dan is een grotere krachtinspanning nodig om de motor te
starten, en dan is bij het trekken aan de startgreep een grotere
weerstand voelbaar. Wordt deze verandering in het startproces
vastgesteld, dan dient de veer (7) gecontroleerd en indien nodig
vervangen te worden.
Ventilatorhuis monteren
Zet het luchtkanaal (4) in de ventilatorbehuizing, waarbij het
luchtkanaal in de vijf onderbrekingspunten (5) vastklikt.
Het ventilatorhuis op de machine uitlijnen, onder de handbe-
scherming inzetten, lichte tegendruk uitoefenen en daarbij aan
de startgreep trekken, tot het startmechanisme pakt.
De schroeven (1) vastdraaien.
28
2
Benzine lter vervangen
Het lter (2) van de benzine lter kan tijdens het gebruik uitzetten.
Om een probleemloze brandstoftoevoer naar de carburator te
garanderen moet het ltervilt ongeveer eens per drie maanden
vervangen worden.
Om de zuigkop te vervangen, deze met een draadhaak of punt-
tang door de tankopening trekken.
1
Luchtlterruimte/ventilatorruimte reinigen
De afdekkap wegnemen.
Het ventilatorhuis wegnemen.
ATTENTIE: Wanneer voor het schoonmaken perslucht
wordt gebruikt, te allen tijde een veiligheidsbril dragen, om
ogenverwondingen te vermijden.
De gehele vrijgemaakte omgeving (1) kan met een borstel of
met perslucht worden schoongemaakt.
Cilinderribben reinigen
Voor het reinigen van de cilinderribben kan een essenborstel
worden gebruikt.
29
Algemeen Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
Zaagketting Regelmatig naslijpen, tijdig vernieuwen. 20-21
Kettingrem Regelmatig in de servicewerkplaats laten controleren.
Zaaggeleider Omdraaien, opdat de belaste loopvlakken gelijkmatig ver-
slijten. Tijdig vernieuwen. 13, 22
Startkabel Controleren op beschadigingen. Bij beschadiging
vernieuwen. 26-27
Voor iedere Zaagketting Op beschadigingen en scherpte controleren. 20-21
inbedrijfname Kettingspanner controleren. 13
Zaaggeleider Controleren op beschadigingen.
Kettingsmering Werking controleren. 16
Kettingrem Werking controleren. 13
Combischakelaar,
veiligheids sperschake-
laar, gashendel Werking controleren. 17
Brandstof- en
Olietankdop Controleren op goede afsluiting.
Dagelijks Luchtlter Reinigen bij verminderde werking 24
Zaaggeleider Controloren op beschadigingen, Olietoevoerboring reinigen. 22
Zaaggeleider montagevlak Reinigen, in het bijzonder de olietoevoergroef. 16, 22
Stationair toerental Controleren (ketting mag niet meelopen). 19
Wekelijks Ventilatorhuis Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 10
Luchtlterruimte Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 28
Ventilatorruimte Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 28
Cilinderribben Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 28
Bougie Werking en staat controleren, indien nodig vervangen. 25
Geluidsdemper Op slijtage (aanvreten) controleren, schroeven controleren. 10, 25
Kettingvanger Controleren. 10
Schroeven en moeren Toestand en vastzitten controleren
Iedere 3 maanden Benzine lter Vervangen 28
Brandstof- en olietank Reinigen
Jaarlijks Gehele motorzaag Door een vakwerkplaats laten nakijken
Opslag Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
Zaagketting en Demonteren, reinigen en licht inoliën
zaaggeleider Geleidingsgroef van de zaaggeleider reinigen. 22
Brandstof- en olietank Leegmaken en reinigen
Carburator Leeg draaien
Bladzijde
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften
Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de
veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden
alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er gevaar
voor ongelukken!
Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in
deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een MAKITA service werkplaats.
30
WERKPLAATSSERVICE, RESERVEDELEN EN GARANTIE
Onderhoud en reparaties
Onderhoud en reparatie van moderne motorkettingzagen evenals de veiligheidsgevoelige hoofdonderdelen vereisen een gekwali
ceerde vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats.
Alle niet in deze handleiding beschreven werkzaamheden moeten door een MAKITA-atelier worden uitgevoerd.
De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk kosten een oplossing
te bieden en helpt u met raad en daad. Een lijst met MAKITA-dealers vindt u onder: www.makita-outdoor.com
Bij reparatiepogingen door derden of niet-geautoriseerde personen vervalt de garantie.
Reserveonderdelen
Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderde-
len.
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn geken merkt.
Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal,
maatvastheid, werking and veiligheid.
Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserve-
onderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van reserveon-
derdelen.
Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele MAKITA onderdelen, het verlenen van garantie door de MAKITA-
organisatie niet mogelijk is.
Garantie
MAKITA garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde onder-
delen in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden.
Houdt u er rekening mee dat in sommige landen specieke garantievoorwaarden gelden. Vraagt u dit na bij de verkoper in geval van
twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie.
De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip:
Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing.
Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling.
Normale slijtage.
Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten.
Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen.
Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis.
Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen.
Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele MAKITA onderdelen,
voorzover deze schade kunnen veroorzaken.
Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen.
Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur.
Schade veroorzaakt door het niet tijdig aandraaien van uitwendige schroef-verbindingen.
Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd door een MAKITA vakhandelaar.
31
Storingzoeken
Storing Systeem Constatering Oorzaak
Ketting loopt niet Kettingrem Motor loopt Kettingrem ingeschakeld
Motor start niet Ontstekings Ontstekingsvonk Fout in de brandstoftoevoer, compressiesysteem,
of zeer onwillig installatie aanwezig mechanisch defect.
Geen ontstekingsvonk STOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting
in de bedrading, bougiestekker, bougie defect
Brandstof Brandstoftank is vol Combischakelaar in chokestand, carburator
toevoer defect, benzine lter vervuild, brandstoeiding
geknikt of onderbroken.
Compressie Binnenin de Cilindervoetpakking defect, beschadigde
systeem motorkettingzaag radiale afdichtringen, cilinder- of zuigerringen
beschadigd.
Buitenzijde van de
motorkettingzaag Bougie dicht niet goed af
Mechanisch Starter grijpt niet aan Veer in de starter gebroken, kapotte onderdelen
binnenin de motor.
Problemen bij warme Carburator Brandstof in de tank Foute carburatorafstelling.
start en ontstekingsvonk
aanwezig
Motor slaat aan maar Brandstoffoevoer Brandstof in de tank Stationaire toerental fout afgesteld, benzine slaat
diect weer af lter of carburator vervuild.
Tankbeluchting defect, brandstoeiding onder
broken, kabel beschadigd, combischakelaar
beschadigd
Onvoldoende vermogen Er kunnen Motorkettingzaag Luchtlter vervuild, foute carburator afstelling
meerdere loopt stationair geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in
systemen de cilinder vernauwd, Vonken-beschermzeef
tegelijkertijd vervuild.
betrokken zijn
Geen kettingsmering Olietank, Geen kettingolie op de Olietank leeg
Oliepomp zaagketting Olietoevoerboring vervuild
Afstelschroef voor oliepomp versteld.
32
EA5600F
8
9
24
25 26 27 28 29/30
23
7
6
5
4
19
1
2
3
14
13
17
10
11
12
18
20, 21
22
15
16
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en ver vanging
van andere onderdelen is uw MAKITA service-werkplaats verantwoordelijk.
33
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele MAKITA-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en ver vanging
van andere onderdelen is uw MAKITA service-werkplaats verantwoordelijk.
EA5600F
Pos. MAKITA-Nr. Aa. Benaming
1 445 038 631 1 Achterste zaaggeleider .325“, 38 cm (15“)
445 045 631 1 Achterste zaaggeleider .325“, 45 cm (18“)
2 514 686 664 1 Zaagketting .325“ 38 cm
514 686 672 1 Zaagketting .325“ 45 cm
1 445 038 651 1 Achterste zaaggeleider 3/8“, 38 cm (15“)
445 045 651 1 Achterste zaaggeleider 3/8“, 45 cm (18“)
445 050 651 1 Achterste zaaggeleider 3/8“, 50 cm (20“)
2 528 099 656 1 Zaagketting 3/8“ 38 cm
528 099 664 1 Zaagketting 3/8“ 45 cm
528 099 672 1 Zaagketting 3/8“ 50 cm
3 952 010 640 1 Zaagbladbescherming voor 38 cm
952 020 650 1 Zaagbladbescherming voor 45 cm
952 020 650 1 Zaagbladbescherming voor 50 cm
4 941 719 133 1 Combisleutel SW 19/13
5 940 827 000 1 Haakseschroevendraaier
6 944 340 001 1 Carburatorschroevendraaier
7 010 114 200 1 Benzine lter
8 181 114 202 1 Brandstoftankdop kompleet
9 963 229 036 1 O-Ring 29,3 x 3,6 mm
10 181 163 050 1 Terughaalveercassette kompleet
11 181 163 080 1 Veer
12 181 163 090 1 Meenemer
13 131 164 020 1 Startkabel 3,5x1030 mm
14 965 603 021 1 Bougie
15 181 114 202 1 Olietankdop kompleet
16 963 229 036 1 O-Ring 29,3 x 3,6 mm
17 131 173 010 1 Luchtlter
18 131 213 620 1 Kettingwielbeschermer kompleet
19 181 223 062 1 Koppelingstrommel
20 026 224 010 1 Kettingwiel 3/8“, (voor 093, 099), 7-tanden
21 181 224 040 1 Kettingwiel .325“, (voor 086, 484, 686) , 7-tanden
22 927 408 000 1 Borgschijf
Accessoires (niet meegeleverd)
23 953 100 090 1 Kettingmeetkaliber
24 953 004 010 1 Vijlheft
25 953 003 100 1 Rondvijl ø 4,5 mm
26 953 003 070 1 Rondvijl ø 4,8 mm
27 953 003 040 1 Rondvijl ø 5,5 mm
28 953 003 060 1 Vlakke vijl
29 953 009 000 1 Vijlhouder 3/8“
30 953 030 030 1 Vijlhouder .325“
- 949 000 036 1 Combi-jerrycan
(voor 5l brandstof, 3l
zaagkettingolie)
34
EG-verklaring van
conformiteit
Alleen voor Europese landen
De EG-verklaring van conformiteit is bijgevoegd als
Bijlage A bij deze gebruiksaanwijzing.
35
Makita Europe N.V.
Jan-Baptist Vinkstraat 2,
3070 Kortenberg, Belgium
and
Makita Corporation
Anjo, Aichi, Japan
Form: 995 705 732 (2017-09 NL)
Wijzigingen voorbehouden
Een lijst met dealers vindt u onder:
www.makita-outdoor.com
22

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Makita EA5600F bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Makita EA5600F in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 8,94 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Makita EA5600F

Makita EA5600F Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 36 pagina's

Makita EA5600F Gebruiksaanwijzing - English - 44 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info