73 NEDERLANDS
9.
Verzeker u er vóór gebruik van dat de verstekzaag
is bevestigd of geplaatst op een stevig werkop-
pervlak. Een horizontaal en stevig werkoppervlak
verkleint de kans dat de verstekzaag instabiel wordt.
10.
Plan uw werkzaamheden. Elke keer wanneer u
de instelling voor de schuine hoek of verstek-
hoek, verzekert u zich ervan dat de verstelbare
geleider correct is afgesteld om het werkstuk
te steunen en tevens het zaagblad of bescher-
mingssysteem niet raakt tijdens gebruik. Zonder
het gereedschap in te schakelen en zonder een
werkstuk op de tafel, beweegt u het zaagblad langs
een volledige, gesimuleerde zaagsnede om er
zekervantezijndathetzaagbladnietsraaktener
geen gevaar is dat in de geleider wordt gezaagd.
11. Zorg voor voldoende ondersteuning, zoals
tafelverlengingen, zaagbokken, enz. voor
een werkstuk dat breder of langer is dan het
bovenoppervlak van de tafel. Werkstukken die
brederoflangerzijndandeverstekzaagtafel,kun-
nen kantelen als ze niet goed worden ondersteunt.
Als het afgezaagde deel of het werkstuk kantelt,
kan het de onderste beschermkap optillen of wor-
den weggeworpen door het draaiende zaagblad.
12. Gebruik niet een andere persoon als ver-
vanging van een tafelverlenging of als extra
ondersteuning. Een instabiele ondersteuning van
het werkstuk kan ertoe leiden dat het zaagblad
vastlooptofhetwerkstukverschuifttijdenshet
zagen, waardoor u en de helper in het draaiende
zaagblad worden getrokken.
13.
Het afgezaagde deel van het werkstuk mag op
geen enkele wijze tegen het draaiende zaagblad
bekneld raken of gedrukt worden. Indien opge-
sloten,d.w.z.bijgebruikvanlengteaanslagen,kan
het afgezaagde deel tegen het zaagblad bekneld
raken en met kracht weggeworpen worden.
14.
Gebruik altijd een klem of een bevestigingsme-
thode die bedoeld is om ronde werkstukken,
zoals een staaf of buis, te ondersteunen. Staven
neigenteverrollentijdenshetzagen,waardoor
hetzaagbladzich‘vastbijt’enhetwerkstukmetuw
hand in het zaagblad wordt getrokken.
15. Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt. Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
16.
Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, schakelt
u de verstekzaag uit. Wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen en trek de stekker
uit het stopcontact en/of verwijder de accu. Verwijder
daarna het vastgelopen materiaal.Alsublijftzagen
met een vastgelopen zaagblad, kunt u de controle over
de verstekzaag verliezen of deze beschadigen.
17. Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u
de schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag
gedrukt houden en wacht u tot het zaagblad
stilstaat voordat u het afgezaagde deel verwij-
dert.Hetisgevaarlijkommetuwhandindebuurt
van het nalopende zaagblad te reiken.
18. Houd het handvat stevig vast bij het maken
van een onvolledige zaagsnede en bij het
loslaten van de schakelaar voordat de zaagkop
helemaal omlaag is geduwd. Door het remeffect
van het zaagblad kan ertoe leiden dat de zaagkop
plotseling omlaag getrokken wordt, waardoor een
kans op letsel ontstaat.
19.
Gebruik uitsluitend een zaagblad met een dia-
meter zoals aangegeven op het gereedschap of
vermeld in de gebruiksaanwijzing. Het gebruik van
een zaagblad met een verkeerde afmeting, kan een
goede bescherming of werking van het zaagblad ver-
hinderen,watkanleidentoternstigpersoonlijkletsel.
20. Gebruik altijd een zaagblad dat is gemarkeerd
met een toerental dat gelijk is aan of hoger is
dan het toerental dat is aangegeven op het
gereedschap.
21. Gebruik de zaag niet voor het zagen van iets
anders dan hout, aluminium of soortgelijke
materialen.
22. (Alleen voor Europese landen)
Gebruik altijd een zaagblad dat voldoet aan EN847-1.
Aanvullende instructies
1.
Houd de werkplaats kinderveilig met hangsloten.
2.
Ga nooit op het gereedschap staan. Er kan ernstig
letsel ontstaan als het gereedschap omvalt of als het
snij-/zaaggarnituurperongelukwordtaangeraakt.
3. Laat het gereedschap nooit ingeschakeld
achter. Schakel de voeding uit. Laat het
gereedschap niet achter totdat het volledig tot
stilstand is gekomen.
4. Gebruik de zaag niet zonder dat de
beschermkappen zijn aangebracht. Controleer
vóór elk gebruik of de beschermkap goed sluit.
Gebruik de zaag niet indien de beschermkap
niet goed beweegt en niet snel over het zaag-
blad sluit. Klem of bind de beschermkap nooit
in de geopende stand vast.
5.
Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Voorkom contact met het nog nadraaiende zaag-
blad. Het kan nog steeds ernstig letsel veroorzaken.
6. Zet alle bewegende onderdelen vast alvorens
het gereedschap te dragen.
7. De aanslagpen die de zaagkop in de onderste
stand vergrendelt, wordt alleen gebruikt voor
het dragen en opbergen van het gereedschap
en niet voor zaagbedieningen.
8.
Controleer vóór het gebruik het zaagblad
zorgvuldig op barsten of beschadiging.
Vervang een gebarsten of beschadigd zaagblad
onmiddellijk. Gom of hars dat op het zaagblad
is opgedroogd vertraagt het zaagblad en ver-
hoogt de kans op terugslag. Houd het zaagblad
schoon door dit eerst van het gereedschap
te demonteren en het vervolgens schoon te
maken met een schoonmaakmiddel voor gom
en hars, heet water of kerosine. Gebruik nooit
benzine om het zaagblad schoon te maken.
9. Gebruik alleen enzen die voor dit gereed-
schap zijn bestemd.
10. Pas op dat u de as, de enzen (vooral hun
montagevlak) of de bout niet beschadigt.
Beschadiging van deze onderdelen kan zaag-
bladbreuk veroorzaken.
11. Zorg dat het draaibaar voetstuk goed vast-
gezet is, zodat het tijdens het zagen niet kan
bewegen. Gebruik de gaten in het voetstuk
om de zaag te bevestigen op een stevig werk-
platform of een stevige werkbank. Gebruik het
gereedschap NOOIT wanneer de gebruiker in
een ongemakkelijke houding moet staan.