25
afkoelen voordat u het gereedschap opnieuw
inschakelt.
• Lage accuspanning:
De resterende acculading is te laag en het
gereedschap wordt niet ingeschakeld. Verwijder in
die situatie de accu en laad hem op.
OPMERKING:
De oververhittingsbeveiliging werkt alleen met een accu
waarop het ster-merkteken staat. (zie afb. 2)
In- en uitschakelen (zie afb. 3)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u de accu in het gereedschap
steekt, of de aan/uit-schakelaar op de juiste manier
schakelt en weer terugkeert naar de uit-stand nadat
deze is losgelaten.
Om te voorkomen dat de aan/uit-schakelaar per ongeluk
wordt bediend, is de uit-vergrendelknop aangebracht.
Om het gereedschap te starten, drukt u vanaf de B-kant
op de uit-vergrendelknop in en knijpt u de aan/uit-
schakelaar in.
Laat de aan/uit-schakelaar los om het gereedschap te
stoppen Na gebruik, vergeet u niet vanaf de A-kant op de
uit-vergrendelknop te drukken.
Snelheidsregelaar (zie afb. 4)
Het snelheid van het gereedschap kan traploos worden
ingesteld tussen 1,4 m/s en 2,7 m/s met behulp van de
snelheidsregelaar. Als u de snelheidsregelaar in de
richting van stand 6 draait, wordt de snelheid van het
gereedschap hoger. Als u in de richting van stand 1
draait, wordt de snelheid lager.
Kies de juiste snelheid om het werkstuk mee te zagen.
LET OP:
• De snelheidsregelaar kan slechts tot stand 6 worden
gedraaid en teruggedraaid tot stand 1. Probeer niet
voorbij stand 1 of 6 te draaien omdat hierdoor mogelijk
de snelheidsregeling niet meer werkt.
De lamp inschakelen (zie afb. 5)
LET OP:
• Stoot niet tegen de lamp omdat deze hierdoor kan
worden beschadigd of de levensduur kan worden
verkort.
Knijp de aan/uit-schakelaar in om de lamp op de voorkant
in te schakelen. De lamp blijft branden zolang u de aan/
uit-schakelaar ingeknepen houdt. De lamp gaat 10 tot 15
seconden nadat u de aan/uit-schakelaar hebt losgelaten
uit.
OPMERKING:
• Gebruik een doek om het vuil van de lens van de lamp
te vegen. Wees voorzichtig de lens van de lamp niet te
bekrassen om de lichtopbrengst niet te verlagen.
• Maak de lens van de lamp niet schoon met verdunner
of benzine. Dergelijke oplosmiddelen kunnen de lens
van de lamp beschadigen.
• Als tijdens gebruik het gereedschap overbelast wordt,
begint de lamp te knipperen.
• Als de resterende acculading gering wordt, begint de
lamp te knipperen.
ONDERDELEN AANBRENGEN/
VERWIJDEREN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de accu is verwijderd alvorens enige
werkzaamheden aan het gereedschap te verrichten.
De zaagband aanbrengen en verwijderen
LET OP:
• Door olie op de zaagband kan deze slippen of
onverwachts eraf lopen. Veeg alle olie met een doek
van het werkstuk af voordat u de zaagband aanbrengt.
• Wees voorzichtig wanneer u de zaagband hanteert
zodat u zich niet snijdt aan de scherpe rand van de
zaagtanden.
Draai de zaagband-spanhendel rechtsom tot deze tegen
het uitsteeksel op het gereedschapshuis komt. (zie afb. 6)
Zorg ervoor dat de pijl op de zaagband in dezelfde richting
wijst als de pijl op de schijven. (zie afb. 7)
Leg de zaagband rond de schijven en plaats de andere
kant van de zaagband in de bovenste en onderste
houders totdat de rug van de zaagband tegen de
onderkant van de bovenste en onderste houders komt.
(zie afb. 8)
Houd de zaagband op zijn plaats en draai de spanhendel
linksom tot deze tegen het uitsteeksel op het
gereedschapshuis komt. Hierdoor komt de zaagband
onder de juiste spanning te staan. Zorg ervoor dat het
zaagblad op de juiste plaats binnen de beschermkap en
rond de schijven ligt.
Start en stop het gereedschap twee of drie keer om er
zeker van de zijn dat de zaagband goed over de schijven
loopt.
LET OP:
• Let er tijdens het controleren of de zaagband goed over
de schijven loopt, de blootliggende zaagband
afgekeerd van uw lichaam.
Om de zaagband te verwijderen, volgt u de procedure in
omgekeerde volgorde.
LET OP:
• Als u de zaagband-spanhendel rechtsom draait om de
zaagband te ontspannen, houdt u het gereedschap
omlaag gericht omdat de zaagband onverwachts eraf
kan lopen.
De aanslagplaat afstellen (zie afb. 9)
Voor normaal gebruik dient de aanslagplaat zo ver
mogelijk in de richting van A in de afbeelding te staan.
Als de aanslagplaat tegen een obstakel, zoals een muur
of iets dergelijks, aankomt bij het eindigen van een
zaagsnede, draait u de twee schroeven los en schuift u de
aanslagplaat in de richting van B in de afbeelding.
Nadat u de aanslagplaat hebt verschoven, zet u deze vast
door de twee schroeven stevig aan te draaien.
BEDIENING
Het is belangrijk dat minstens twee zaagtanden in de
zaagsnede blijven staan. (zie afb. 10)
Kijk naar de afbeelding en kies de juiste zaagpositie voor
het werkstuk. (zie afb. 11)