27
3. Activeer het gereedschap niet tenzij het stevig
tegen het werkstuk is geplaatst.
4. Hanteer het gereedschap altijd als een werktuig.
5. Ravot niet met het gereedschap.
6. Houd of draag het gereedschap nooit met uw
vinger op de trekker.
7. Laad nooit nagels in het gereedschap terwijl een
van de bedieningsschakelaars geactiveerd is.
8. Gebruik het gereedschap niet op een andere
krachtbron behalve de krachtbron die in de
gebruiks-/veiligheidsvoorschriften is
opgegeven.
• Een slecht werkend gereedschap mag niet worden
gebruikt.
• Tijdens het gebruik van het gereedschap worden er
soms vonken voortgebracht. Gebruik het gereed-
schap daarom niet in de nabijheid van vluchtige,
ontvlambare materialen zoals benzine, verdunner,
verf, gas, lijm, enz. Deze materialen zouden kunnen
ontbranden of ontploffen en zware verwondingen
veroorzaken.
• Werk altijd in een goed verlichte ruimte om een vei-
lig gebruik te verzekeren. Houd de werkomgeving
schoon en vrij van rommel. Let vooral goed op dat
u stevige steun voor de voeten hebt en uw even-
wicht behoudt.
• Alleen personen die direct bij het werk betrokken
zijn mogen in de werkomgeving komen. Vooral kin-
deren dienen altijd uit de buurt te worden gehou-
den.
• Alle plaatselijke wetten betreffende de geluidshin-
der dienen te worden nageleefd door het geluidsni-
veau van het gereedschap binnen de
voorgeschreven limieten te houden. In bepaalde
gevallen dienen luiken te worden gebruikt om de
geluidshinder te beperken.
• Knoei niet met het contactelement. Dit element
voorkomt het toevallig afladen van het gereed-
schap en dient daarom steeds op zijn plaats te zijn
aangebracht. De trekker vastzetten in de AAN posi-
tie is ook zeer gevaarlijk. Probeer nooit om de trek-
ker vast te zetten. Bedien het gereedschap niet als
enig bedieningselement van het gereedschap niet
kan worden bediend, is losgekoppeld, is gewijzigd
of niet goed werkt.
• Gebruik het gereedschap binnen de voorgeschre-
ven luchtdruk van 0,44 – 0,83 MPa (4,4 – 8,3 bar) om
een veilige werking en een langere levensduur te
verzekeren. Overschrijd de aanbevolen maximale
druk van 0,83 MPa (8,3 bar) niet. Het gereedschap
mag niet worden aangesloten op een bron die een
druk voortbrengt van mogelijk meer dan 1,37 MPa
(13,7 bar).
• Zorg dat de druk die door het luchtdruksysteem
wordt voortgebracht niet hoger is dan de maximaal
toelaatbare druk van de nagelaandrijver. Stel de
luchtdruk aanvankelijk in op de minimumwaarde
van de aanbevolen toelaatbare druk (zie TECHNI-
SCHE GEGEVENS).
• Gebruik uitsluitend perslucht als de krachtbron
voor het gereedschap. Indien gas in flessen (kool-
dioxide, zuurstof, stikstof, waterstof, lucht, e.d.) of
brandbaar gas (waterstof, propaan, acetyleen, e.d.)
als de krachtbron voor dit gereedschap wordt
gebruikt, zal het gereedschap ontploffen en ern-
stige verwonding veroorzaken.
• Controleer vóór het gebruik altijd of het gereed-
schap in goede staat is en alle schroeven stevig
zijn aangedraaid. Trek de schroeven zonodig aan.
• Controleer vóór het gebruik of alle veiligheidsin-
richtingen normaal functioneren. Het gereedschap
mag niet werken indien enkel de trekker wordt
ingedrukt of enkel de contactarm tegen het hout
wordt gedrukt. Het gereedschap mag alleen werken
wanneer beide handelingen achtereen worden uit-
gevoerd. Test op mogelijke verkeerde werking zon-
der dat nieten geplaatst zijn.
• Controleer muren, plafonds, vloeren, dakbalken
e.d. zorgvuldig op eventueel aanwezige elektrische
bedrading, leidingbuizen of gasleidingen, om het
gevaar voor elektrische schok, gaslekkage, explo-
sies e.d. te voorkomen.
• Gebruik uitsluitend nieten die in deze gebruiksaan-
wijzing worden aangegeven. Door een ander soort
nieten te gebruiken, kan een storing in het gereed-
schap worden veroorzaakt.
• Nagelaandrijvers die voorzien zijn van de waar-
schuwing “Niet gebruiken op stellingen, ladders,
enz.” mogen nooit worden gebruikt voor specifieke
werkzaamheden zoals de volgende:
- gebruikmaken van stellingen, een trap, ladders,
of een structuur zoals daklatten, om nagels op
verschillende plaatsen in te drijven;
- houten kisten of kratten dichtnagelen;
- transportveiligheidssystemen e.d. vastzetten op
een voertuig of vrachtwagen.
• Sta niet toe dat onbevoegden het gereedschap
gebruiken.
• Controleer voor het nieten dat niemand dichtbij
staat. Probeer nooit tegelijkertijd van binnenuit en
van buitenaf te nieten. De nieten kunnen er dwars
doorheen schieten of afketsen en een groot gevaar
opleveren.
• Let op uw stappen en behoud uw evenwicht wan-
neer u het gereedschap gebruikt. Controleer of er
zich niemand beneden u bevindt wanneer u op
hoge plaatsen gaat werken, en klem de luchtslang
stevig vast om gevaarlijke situaties, veroorzaakt
door een plotselinge ruk aan de slang of het blijven
haken ervan, te voorkomen.
• Op daken en andere hoge plaatsen niet u terwijl u
voorwaarts beweegt. U glijdt gemakkelijk weg als u
niet terwijl u achterwaarts kruipt. Als u in een recht-
opstaande ondergrond niet, niet u van boven naar
beneden. U kunt op deze manier nieten zonder snel
vermoeid te raken.
• Een niet zal krom gaan of het gereedschap kan
vastlopen als u per ongeluk bovenop een andere
niet of in een knoest in het hout niet. De niet kan
wegschieten en iemand raken, of het gereedschap
zelf kan gevaarlijk terugstaan. Kies de plaats voor
de niet met zorg.