23
12. FUNCTIES
MOTOR
Starten met een sleutel (13)
In gevaarlijke situaties snel de contactsleutel op "OFF/ UIT" zetten
De motor wordt uitgeschakeld (ontsteking kortgesloten).
Om de motor te starten, moet de motor eerst met de sleutel in de stand "ON"
worden geplaatst.
Trekstarter, terugloopstarter (18+19)
De starter is ontworpen als een magnetische ontsteking met veer teruggang.
Verkeerd gebruik kan de trekstarter beschadigen. Nooit de kabel/touw van de
trekstarter rond uw hand draaien. Het touw maximaal 50% uit trekken, dus korte
slagen. Lange slagen kunnen de trekstarter vernietigen.
Chokehendel (16)
De chokehendel opent en sluit de choke van de carburateur. De choke wordt
altijd gebruikt voor het starten van een koude motor.
Benzinekraan (17)
De brandstofklep opent en sluit de verbinding tussen de tank en de carburateur.
Luchtfilter (20)
De luchtfilter bestaat uit een voorfilter van schuim en een papieren filterelement.
Het bevindt zich onder deksel. Een vuile luchtfilter wordt zichtbaar voor de
gebruiker door middel van het onregelmatig lopen van de motor en zwarte rook.
Uitlaat ( 25)
De uitlaat van de motor is zeer warm als de motor draait. Raak de uitlaat niet
aan als deze warm is. Gevaar voor brandwonden!
Bougie, bougiedop (24)
De bougie van de motor bevindt zich onder de bougiedop. Bij het afstellen en
het onderhoud moet u altijd de bougiedop van de bougie verwijderen.
Olievulplug met peilstok (6)
De motorolie wordt bijgevuld na het verwijderen van de olievulplug. Als u olie
heeft bijgevuld en u kijkt in de invoer dan moet u de olie zien staan (mag er niet
uitlopen). U mag ook de olievulplug/peilstok gebruiken. Deze dan niet in de
opening draaien.
Olieaftapplug (5)
De olieaftapplug bevindt zich aan zijkant van de motor.
Brandstoftank (21)
Onder de tank bevindt zich de brandstofkraan. De tank heeft een inhoud van 33
liter.