29
K/SK/es..0
NL
Ingebruikneming en controlepaneel
Indicatie van de ingestelde temperatuur
- De oplichtende temperatuurindicator 3 geeft aan dat het
apparaat in bedrijf is.
- De afzonderlijke lampjes zijn aan temperatuurbereiken
toegewezen. Ze geven de gekozen instelwaarde van de
koeltemperatuur aan.
- Binnen het temperatuur-/instelbereik, bijv. tussen 5 °C
tot 7 °C of tussen twee punten*, kan de temperatuur iets
lager worden ingesteld. Zo nodig de temperatuurregelaar
1 langzaam verder draaien - het controlelampje van het
temperatuurbereik, bijv. van 5 °C, knippert eventjes ter
bevestiging van de koudere instelling binnen het smalle
temperatuurbereik.
SuperCool*
Met de functie SuperCool 2 schakelt u op hoogste koelcapa-
citeit. Daarmee bereikt u tijdelijk lagere koeltemperaturen.
Deze functie is bijzonder geschikt om grote hoeveelheden
levensmiddelen, dranken, vers gebak of vers bereide levens-
middelen zo snel mogelijk af te koelen.
W Inschakelen: Druk kort op de SuperCool-toets 2 zodat ze
oplicht.
- De koeltemperatuur daalt tot op de koudste waarde.
W Uitschakelen: Druk nogmaals kort op de SuperCool-toets
zodat het lampje in de toets uitgaat.
Opmerking:
- SuperCool verbruikt iets meer stroom. Na ca. 6 uur scha-
kelt de elektronica echter weer automatisch naar de
energiebesparende stand terug.
Ventilatorschakeling*
voor geforceerde koeling 4:
Met de ventilatorschakeling kunt u indien nodig
- grote hoeveelheden verse levensmiddelen snel afkoelen
en
- over alle draagplateaus een relatief gelijkmatige tempera-
tuurverdeling in de koelruimte bereiken. Door een inten-
sieve luchtcirculatie heffen de verschillende temperatuur-
bereiken elkaar op. Alle levensmiddelen worden even koel.
W De ventilatorschakeling is bijzonder nuttig:
- bij hoge kamertemperaturen (vanaf ca. 30 °C) of
- een hoge luchtvochtigheid, zoals op zomerdagen.
W Inschakelen: Druk kort op de ventilatortoets 4 zodat ze
oplicht.
W Uitschakelen: Druk nogmaals kort op de toets zodat het
lampje in de toets uitgaat.
Opmerking:
- Om energie te besparen, gaat de ventilator automatisch uit
als de deur open is.
Wij adviseren u om het apparaat te reinigen voordat u het in
gebruik neemt (zie verder onder „Reinigen“).
Aansluiten
De stroom (wisselstroom) en spanning
op de opstelplaats moeten overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje. Dit bevindt zich op de linker binnen-
kant van het apparaat, afb. A.
W Sluit het apparaat uitsluitend op een correct geïnstal-
leerd randaardestopcontact aan.
W Het stopcontact moet door een zekering van 10 A of meer
beveiligd zijn, niet door de achterkant van het appa-raat
bedekt worden en goed toegankelijk zijn.
W Het apparaat niet
- op stand-alone ondulatoren aansluiten,
- in combinatie met zgn. energiebesparingsstekkers gebrui-
ken - de elektronica kan beschadigd worden,
- samen met andere apparaten aansluiten via een verleng-
kabel - gevaar voor oververhitting.
W Wanneer u het netsnoer afrolt adviseren wij u het kunststof
snoerhoudertje te verwijderen, om onnodig rammelen te
voorkomen.
In- en uitschakelen
Afb. A1
W Inschakelen: Draai de groef van de temperatuurregelaar 1
met een muntstuk op de tweede punt.
- Eén groen controlelampje van het temperatuurdisplay
brandt om het normale bedrijf van het apparaat aan te
geven.
- De binnenverlichting brandt.
W Uitschakelen: Draai de temperatuurregelaar in de stand „0“.
- Het temperatuurdisplay en alle lampjes in de toetsen zijn uit.
- De binnenverlichting is uit.
Temperatuur instellen
W Temperatuurregelaar 1 met een muntstuk verdraaien
totdat de indicatie van de gewenste temperatuur oplicht.
De posities van de groef betekenen:
1
e
punt = hoogste temperatuur,
kleinste koelcapaciteit
max. = laagste temperatuur,
grootste koelcapaciteit
W Aanbevolen temperatuurinstelling: 5 °C.
Houd er rekening mee dat de binnentemperaturen afhanke-
lijk zijn van de kamertemperatuur, de opstellingsplaats, het
aantal malen dat de apparaatdeur geopend wordt en de
inhoud van het apparaat. Pas de instelling van de tempera-
tuurregelaar indien nodig aan.
* afhankelijk van model en uitvoering