Meer informatie over het aanpassen van diamodellen, vindt u in Hoofdstuk 2, Diamodellen,
opmaakprofielen en sjablonen.
1) Selecteer Beeld > Diamodel op de Menubalk. Dit ontgrendelt de eigenschappen van het
diamodel, zodat u het kunt bewerken.
2) Selecteer een diamodel in het gedeelte Hoofdpagina's in de Zijbalk.
3) Selecteer, in de werkruimte, een object in het diamodel en de Zijbalk zal de opties van de
eigenschappen tonen, die voor het geselecteerde object gewijzigd kunnen worden.
Afbeelding 29 toont een geselecteerd grafisch object met het gedeelte eigenschappen op
de Zijbalk geopend.
4) Breng de noodzakelijke wijzigingen aan het diamodel aan en klik vervolgens op
Modelweergave sluiten op de werkbalk Modelweergave of ga naar Beeld > Normaal op
de Menubalk om het aanpassen van het diamodel te beëindigen.
5) Sla het bestand op voordat u verder gaat.
Opmerking
Wijzigingen aan een dia in de modus Modelweergave, worden toegepast op alle dia's
die dit diamodel gebruiken. Zorg er altijd voor dat u de werkbalk Modelweergave sluit
en terugkeert naar de modus Normaal vóórdat u verder werkt aan de dia's van de
presentatie.