Afdrukken op papier met een aangepast formaat
1 Plaats maximaal 100 vellen papier met een aangepast formaat in de printer.
2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken.
3 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
4 Selecteer Kwaliteit/snelheid op het tabblad Kwaliteit/exemplaren.
5 Klik op het tabblad Papierinstelling.
6 Selecteer in het gedeelte Papierformaat de optie Papier en vervolgens Aangepast formaat.
7 Selecteer de maateenheden die u wilt gebruiken.
8 Gebruik de schuifregelaars of typ het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst.
9 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
10 Druk het document af.
Opmerking: duw het papier niet te ver in de printer.
Afdrukken op opstrijktransfers
1 Plaats maximaal 10 opstrijktransfers in de printer.
2 Open de gewenste afbeelding en klik op Bestand Afdrukken.
3 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
4 Selecteer op het tabblad Afdrukindeling de optie Spiegelen als u de afbeelding wilt spiegelen met de software.
Selecteer Normaal als u een programma gebruikt waarmee de afbeelding automatisch wordt gespiegeld.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6 Druk de opstrijktransfers af.
Opmerking: duw de opstrijktransfers niet te ver in de printer.
Transparanten afdrukken
1 Plaats maximaal 50 transparanten in de printer.
2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Druk af.
3 Klik op OK of Afdrukken.
Opmerking: Verwijder de afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat de transparanten drogen
voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de transparanten. De transparanten moeten ongeveer
15 minuten drogen.
Banners afdrukken
1 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Druk af.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Selecteer Banner in het gedeelte Afdrukindeling.
Opmerking: stel deze instelling weer in op Normaal als u de banner hebt afgedrukt.
57