Als u een netwerknaam instelt, moet u de SSID van de printer en computer terugzetten naar dezelfde netwerknaam.
CONTROLEER DE BEVEILIGINGSSLEUTELS
Als u WEP-beveiliging gebruikt
Voor een geldige WEP-sleutel geldt het volgende:
• Exact 10 of 26 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
of
• Exact 5 of 13 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord worden
weergegeven.
Als u WPA-beveiliging gebruikt
Voor een geldig WPA-wachtwoord geldt het volgende:
• 8 tot 63 ASCII-tekens. ASCII-tekens in een WPA-wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
of
• Precies 64 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9.
Als uw netwerk niet is beveiligd, hebt u geen beveiligingssleutel. Een draadloos netwerk gebruiken zonder beveiliging
wordt niet aangeraden omdat indringers zonder uw goedkeuring uw netwerkbronnen kunnen gebruiken.
PLAATS DE COMPUTER EN/OF PRINTER DICHTER BIJ HET DRAADLOZE TOEGANGSPUNT (DRAADLOZE ROUTER)
De mogelijke afstand tussen apparaten in 802.11b- of 802.11g-netwerken is 90 meter. Deze afstand voor draadloze
netwerken kan mogelijk verdubbelen voor 802.11n-netwerken. Het bereik van uw draadloze netwerk is afhankelijk
van veel factoren, waaronder de mogelijkheden van uw router en netwerkadapters. Als u problemen ondervindt met
afdrukken, moet u ervoor zorgen dat de computer en printer zich niet meer dan 30 meter uit elkaar bevinden.
U kunt de signaalsterkte van het netwerk vinden op de netwerkconfiguratiepagina van de printer.
CONTROLEER HET MAC-ADRES
Als op het netwerk een filter voor MAC-adressen wordt gebruikt, moet u het MAC-adres van de printer opnemen in
de filterlijst voor MAC-adressen. U kunt de printer dan gebruiken op het netwerk.
Wi-Fi-aanduiding knippert oranje tijdens de installatie
Als de Wi-Fi-aanduiding oranje knippert tijdens de installatie, geeft dit aan dat de printer is geconfigureerd voor gebruik
op een draadloos netwerk maar geen verbinding kan maken met het netwerk waarvoor de printer is geconfigureerd.
De printer kan wellicht geen verbinding maken met het netwerk vanwege een storing, de afstand tot het toegangspunt
(draadloze router) of omdat de instellingen zijn gewijzigd.
Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
CONTROLEER OF HET TOEGANGSPUNT IS INGESCHAKELD
Controleer het toegangspunt en schakel het zo nodig in.
VERPLAATS HET TOEGANGSPUNT OM STORING TE BEPERKEN
Er kan een tijdelijke storing worden veroorzaakt door andere apparatuur zoals magnetrons of andere apparaten,
draadloze telefoons, babyfoons en camera's van beveiligingssystemen. Controleer of het toegangspunt niet te dicht
bij deze apparaten is geplaatst.
Problemen oplossen
166