212946
109
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/115
Pagina verder
www.lexmark.com
4600 MFP Option
Gebruikershandleiding scanner voor de printers uit
de C782n, C772n-serie
Februari 2007
Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc.
gedeponeerd in de Verenigde Staten en/of in andere landen.
© 2006 Lexmark International, Inc.
Alle rechten voorbehouden.
740 West New Circle Road
Lexington, Kentucky 40550
2
Editie: Februari 2007
De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar de volgende voorwaarden strijdig zijn met de plaatselijke wetgeving:
LEXMARK INTERNATIONAL, INC. LEVERT DEZE PUBLICATIE IN DE STAAT WAARIN DEZE VERKEERT, ZONDER ENIGE VORM
VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VAN
VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In bepaalde rechtsgebieden is afwijzing van expliciete of
impliciete garanties in bepaalde transacties niet toegestaan; het is daarom mogelijk dat deze verklaring niet op u van toepassing is.
Deze publicatie kan technische onjuistheden of typografische fouten bevatten. De informatie in deze publicatie wordt regelmatig herzien;
wijzigingen zullen in latere uitgaven worden opgenomen. De producten of programma’s die worden beschreven, kunnen te allen tijde
worden verbeterd of gewijzigd.
Opmerkingen kunnen worden gestuurd naar Lexmark International, Inc, Department F95/032-2, 740 West New Circle Road, Lexington,
Kentucky 40550, Verenigde Staten. Als u in het Verenigd Koninkrijk of Ierland woont, kunt u eventuele opmerkingen sturen naar Lexmark
International Ltd., Marketing and Services Department, Westhorpe House, Westhorpe, Marlow Bucks SL7 3RQ. Lexmark behoudt zich het
recht voor de door u verstrekte informatie naar eigen goeddunken te gebruiken en te verspreiden, zonder hiermee enige verplichting op zich
te nemen tegenover u. Ga voor meer publicaties met betrekking tot dit product naar de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Als in deze publicatie wordt verwezen naar producten, programma's of diensten, impliceert dit niet dat de producent het voornemen heeft
deze beschikbaar te stellen in alle landen waarin de producent actief is. Geen enkele verwijzing naar een product, programma of dienst
moet worden opgevat als een verklaring of suggestie dat alleen dat product, dat programma of die dienst mag worden gebruik. Het staat u
vrij functioneel gelijkwaardige producten, programma's of diensten te gebruiken, mits die geen inbreuk maken op enig bestaand intellectueel
eigendomsrecht. Het beoordelen en controleren van de werking in combinatie met andere producten, programma’s of diensten, met
uitzondering van die producten, programma’s of diensten die uitdrukkelijk door de producent worden genoemd, behoort tot de
verantwoordelijkheden van de gebruiker.
Handelsmerken
Lexmark, Lexmark met het diamantlogo en MarkVision zijn als handelsmerken van Lexmark International, Inc. gedeponeerd in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
PCL® is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. PCL is een aanduiding van Hewlett-Packard Company voor een
verzameling printeropdrachten (printertaal) en -functies in haar producten. Deze printer is ontworpen om ondersteuning te bieden voor de
PCL-taal. De printer herkent PCL-opdrachten die in diverse toepassingen worden gebruikt en emuleert de functies die met deze opdrachten
overeenkomen.
Raadpleeg de Technical Reference (alleen Engelstalig) voor meer informatie over compatibiliteit.
Overige handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders.
© 2006 Lexmark International, Inc.
Alle rechten voorbehouden.
RECHTEN MET BETREKKING TOT DE OVERHEID VAN DE VERENIGDE STATEN
Deze software en de eventuele bijbehorende documentatie die wordt verstrekt in het kader van deze overeenkomst, zijn commerciële
computerprogrammatuur en -documentatie die uitsluitend voor eigen kosten zijn ontwikkeld.
Veiligheidsinformatie
LET OP:
sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat zich dicht in de buurt van het product bevindt en dat gemakkelijk bereikbaar is.
LET OP: onderhoudswerkzaamheden en reparaties die niet in de bedieningsinstructies worden beschreven, dienen uitsluitend door een
professionele onderhoudsmonteur te worden uitgevoerd.
LET OP: dit product is samen met specifieke Lexmark-onderdelen ontwikkeld, getest en goedgekeurd op basis van strikte, wereldwijd
geldende veiligheidsnormen. De veiligheidsvoorzieningen van bepaalde onderdelen zijn niet altijd duidelijk zichtbaar. Lexmark is
niet verantwoordelijk voor het gebruik van andere, vervangende onderdelen.
LET OP: zorg ervoor dat alle externe aansluitingen (zoals Ethernet- en telefoonsysteemaansluitingen) op de juiste wijze zijn geïnstalleerd
in de gemarkeerde poorten.
LET OP: gebruik alleen een telecommunicatiesnoer (RJ-11) van 26 AWG of meer als u dit product aansluit op het openbare vaste
telefoonnetwerk.
LET OP: als u geheugenkaarten of optiekaarten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, schakelt u de printer uit en haalt u de stekker
uit het stopcontact voordat u verdergaat.
3
LET OP: houd u aan deze richtlijnen wanneer u de apparatuur verplaatst om persoonlijk letsel of schade aan de MFP te voorkomen.
Schakel de MFP altijd uit met de aan-uitschakelaar van de printer.
Vergrendel het scanmechanisme.
Koppel alle snoeren en kabels los van de MFP voordat u de MFP verplaatst.
Verwijder de scanner van de bovenkant van de printer.
Als de MFP niet goed wordt ingepakt als deze wordt verzonden, wordt het apparaat mogelijk beschadigd. Dit valt niet
onder de garantie.
Schade aan de MFP door onjuist transport valt niet onder de garantie.
LET OP: de printer weegt 48 - 82 kg. De printer moet voor de veiligheid door ten minste drie (3) mensen worden opgetild. Gebruik bij
het tillen de handgrepen, til de printer niet aan de voorkant op, en pas op dat uw vingers zich niet onder de printer bevinden
als u deze neerzet.
LET OP: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Laat de printer afkoelen voordat u interne onderdelen aanraakt.
LET OP: voor bepaalde configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig ter bevordering van de stabiliteit. Meer
informatie is beschikbaar op de website van Lexmark op www.lexmark.com/multifunctionprinters.
Kennisgeving over gevoeligheid voor statische elektriciteit
Waarschuwing: dit symbool duidt onderdelen aan die gevoelig zijn voor ontlading van statische elektriciteit. Raak onderdelen
in de gebieden bij deze symbolen pas aan nadat u eerst het metalen frame van de MFP hebt aangeraakt.
4
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Algemene informatie ................................................................................... 8
Basisfuncties van de scanner .......................................................................................................................... 8
Automatische documentinvoer en flatbed ........................................................................................................ 8
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP ......................................................................................... 8
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken ..................................................................14
Menu's ...........................................................................................................................................................20
Hoofdstuk 2: Kopiëren ..................................................................................................... 21
Snel kopiëren ................................................................................................................................................. 21
Meerdere pagina's kopiëren ..........................................................................................................................21
De flatbed gebruiken ...................................................................................................................................... 22
Informatie over de kopieerschermen en kopieeropties .................................................................................. 22
Van het ene formaat naar het andere kopiëren ............................................................................................. 24
Transparanten maken ....................................................................................................................................24
Kopiëren op briefhoofdpapier ........................................................................................................................ 25
Foto's kopiëren .............................................................................................................................................. 25
Kopieën maken op afdrukmateriaal uit een geselecteerde lade ....................................................................25
Originelen van gemengde formaten kopiëren ................................................................................................ 26
De optie voor duplex instellen ........................................................................................................................ 26
Kopieën verkleinen en vergroten ................................................................................................................... 27
Kopieerkwaliteit aanpassen ........................................................................................................................... 27
Sorteeropties instellen ................................................................................................................................... 27
Scheidingsvellen invoegen tussen exemplaren ............................................................................................. 28
Opties voor papierbesparing instellen ...........................................................................................................28
De datum en tijd boven aan elke pagina afdrukken ....................................................................................... 29
Een overlay-bericht boven aan elke pagina afdrukken .................................................................................. 29
Een aangepaste taak maken (taak samenstellen) ......................................................................................... 29
Kopieertaak annuleren ................................................................................................................................... 30
Kopieertips .....................................................................................................................................................30
Hoofdstuk 3: E-mail .......................................................................................................... 31
Een e-mailadres invoeren .............................................................................................................................. 31
Een snelkoppelingsnummer gebruiken .......................................................................................................... 32
Het adresboek gebruiken ............................................................................................................................... 32
Een e-mail versturen naar een profiel ............................................................................................................32
Een onderwerp en berichtinformatie aan de e-mail toevoegen .....................................................................32
Het bestandstype wijzigen voor verzending ................................................................................................... 33
Kleurendocumenten per e-mail verzenden ....................................................................................................33
Een e-mailsnelkoppeling maken .................................................................................................................... 34
5
Inhoudsopgave
Een e-mailprofiel maken ................................................................................................................................34
Een e-mail annuleren ..................................................................................................................................... 35
Informatie over e-mailopties ..........................................................................................................................35
Instellingen e-mailserver ................................................................................................................................ 36
Adresboekinstellingen .................................................................................................................................... 36
Hoofdstuk 4: Faxen ........................................................................................................... 37
Een fax verzenden ......................................................................................................................................... 37
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken ...................................................................................... 38
Het adresboek gebruiken ............................................................................................................................... 38
Faxen verzenden vanaf een computer .......................................................................................................... 38
Snelkoppelingen maken ................................................................................................................................ 39
Informatie over faxopties ............................................................................................................................... 40
De faxresolutie wijzigen ................................................................................................................................. 41
De instelling voor intensiteit aanpassen ........................................................................................................ 41
Een fax op een later tijdstip verzenden .......................................................................................................... 41
Een uitgaande fax annuleren ......................................................................................................................... 42
Een faxlog bekijken ........................................................................................................................................ 42
Faxtips ........................................................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 5: FTP .............................................................................................................. 43
Het FTP-adres invoeren ................................................................................................................................43
Een snelkoppelingsnummer gebruiken .......................................................................................................... 43
Het adresboek gebruiken ............................................................................................................................... 43
Snelkoppelingen maken ................................................................................................................................ 44
FTP-opties .....................................................................................................................................................44
FTP-tips ......................................................................................................................................................... 46
Hoofdstuk 6: Scannen naar een pc of een apparaat met USB-flashgeheugen ........... 47
Een profiel voor Scannen naar PC maken ....................................................................................................47
Informatie over opties voor Scannen naar PC ............................................................................................... 48
Scannen naar een apparaat met USB-flashgeheugen .................................................................................. 49
Scantips ......................................................................................................................................................... 49
Hoofdstuk 7: Afdrukken ................................................................................................... 50
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen .............................................................................. 50
Afdruktaak annuleren ..................................................................................................................................... 51
Pagina met menu-instellingen afdrukken ....................................................................................................... 53
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken ....................................................................................................53
Een lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken ..................................................................................... 53
Een directorylijst afdrukken ............................................................................................................................ 53
Vertrouwelijke taken en wachttaken afdrukken .............................................................................................. 54
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal .......................................................................................................... 57
Standaardladen en optionele laden vullen ..................................................................................................... 58
De universeellader vullen .............................................................................................................................. 62
Laden koppelen ............................................................................................................................................. 63
6
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 8: Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal .............................. 64
Ondersteund afdrukmateriaal ........................................................................................................................ 64
Afdrukmateriaal kiezen .................................................................................................................................. 68
Afdrukmateriaal bewaren ............................................................................................................................... 72
Papierstoringen voorkomen ........................................................................................................................... 72
Hoofdstuk 9: Opties installeren en verwijderen ............................................................. 74
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer ...................................................................................... 74
Geheugenkaart installeren ............................................................................................................................. 75
Firmwarekaart installeren ............................................................................................................................... 76
De interfacekaart installeren ..........................................................................................................................77
De toegangsklep terugplaatsen ..................................................................................................................... 78
Hoofdstuk 10: De MFP onderhouden .............................................................................. 79
Status van supplies bepalen .......................................................................................................................... 80
Supplies bestellen .......................................................................................................................................... 80
Recycling van Lexmark-producten ................................................................................................................. 81
De glasplaat en de beschermplaat reinigen .................................................................................................. 81
De automatische documentinvoer reinigen .................................................................................................... 82
Scannerregistratie .......................................................................................................................................... 83
Het scannerbovendeel verwijderen ...............................................................................................................84
De MFP verplaatsen ...................................................................................................................................... 85
Hoofdstuk 11: Storingen verhelpen ................................................................................ 86
Storingen identificeren ................................................................................................................................... 86
Toegangskleppen en laden van de printer ....................................................................................................87
Informatie over storingsberichten op de printer ............................................................................................. 88
Scannerstoringen verhelpen .......................................................................................................................... 89
Hoofdstuk 12: Beheerdersondersteuning ...................................................................... 90
Helderheid op het bedieningspaneel aanpassen ........................................................................................... 90
De fabriekswaarden herstellen ...................................................................................................................... 90
Scherm Time-out aanpassen ......................................................................................................................... 91
Spaarstand aanpassen .................................................................................................................................. 91
De MFP configureren ..................................................................................................................................... 92
De vaste schijf coderen ................................................................................................................................. 98
Vaste schijf wissen ........................................................................................................................................ 99
De functie Beperkte serverlijst gebruiken ...................................................................................................... 99
Hoofdstuk 13: Problemen oplossen .............................................................................. 100
Informatie over berichten op de MFP .......................................................................................................... 100
On line technische ondersteuning ............................................................................................................... 100
Controlepunten als MFP niet reageert ......................................................................................................... 100
Poortnaam en IP-adres zoeken ................................................................................................................... 100
Problemen met de kopieerkwaliteit oplossen ............................................................................................... 101
Problemen met de scankwaliteit oplossen ................................................................................................... 101
7
Inhoudsopgave
Problemen bij het faxen oplossen ................................................................................................................ 102
Problemen met de papierinvoer ................................................................................................................... 102
Kennisgevingen ............................................................................................................... 103
Conventies ...................................................................................................................................................103
Kennisgevingen over elektronische emissie ................................................................................................ 103
Overige kennisgevingen over telecommunicatie ......................................................................................... 108
Richtlijn WEEE (AEEA) betreffende het afdanken van elektrische en elektronische apparaten ................. 110
China RoHS ................................................................................................................................................. 111
Index .................................................................................................................................. 112
Algemene informatie
8
1
Algemene informatie
Basisfuncties van de scanner
De Lexmark™ 4600 MFP option is speciaal bedoeld voor grote werkgroepen en biedt mogelijkheden voor kopiëren,
faxen en scannen naar netwerk. Met de MFP kunt u:
Snel kopieën maken en specifieke kopieertaken uitvoeren door de instellingen op het bedieningspaneel aan
te passen.
Uitgaande faxen versturen met behulp van het bedieningspaneel van de MFP.
Een uitgaande fax tegelijkertijd naar meerdere geadresseerden versturen.
Documenten scannen en deze naar een computer, een e-mailadres, een apparaat met USB-flashgeheugen
of een FTP-locatie verzenden.
Documenten scannen en deze naar een andere printer verzenden (PDF's gaan via een FTP-server).
Automatische documentinvoer en flatbed
Opmerking: kleurendocumenten kunnen worden gescand naar een pc, e-mailadres of een FTP-bestemming.
Met de automatische documentinvoer kunt u meerdere pagina's scannen, inclusief dubbelzijdig afgedrukte pagina's.
De automatische documentinvoer heeft twee scannerelementen. De ADF gebruiken:
Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
Plaats maximaal 50 vellen normaal papier in de invoerlade van de ADF.
Scan afdrukmateriaal van 114,0 x 139,4 mm tot 215,9 x 355,6 mm.
Scan taken met verschillende paginagroottes (Letter en Legal).
Scan afdrukmateriaal met een gewicht van 52 tot 120 g/m
2
.
Kopieer documenten en druk ze af in 600 dpi.
De flatbed (degel) kan worden gebruikt voor het scannen en kopiëren van enkele of dubbele pagina's. De flatbed gebruiken:
Plaats het document linksachter in de hoek.
Scan of kopieer afdrukmateriaal tot 215,9 x 355,6 mm.
Kopieer boeken met een dikte van maximaal 25,3 mm.
Kopieer documenten en druk ze af in 600 dpi.
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
De instellingen van de MFP en de scanner kunnen op verschillende manieren worden gewijzigd: via het bedieningspaneel
van de MFP, de softwaretoepassing die u op dat moment gebruikt, het printerstuurprogramma, MarkVision™ Professional
of de webpagina's. Als u de instellingen wijzigt via de toepassing die u op dat moment gebruikt of via het
printerstuurprogramma, zijn de wijzigingen alleen van toepassing op de taak die naar de MFP wordt verzonden.
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
9
Algemene informatie
De wijzigingen die u via een toepassing aanbrengt in de instellingen voor afdrukken, faxen, kopiëren en e-mail hebben
voorrang boven de wijzigingen die worden aangebracht via het bedieningspaneel.
Als een instelling niet via een toepassing kan worden gewijzigd, kunt u het bedieningspaneel van de MFP, MarkVision
Professional of de webpagina's gebruiken. Als u een instelling wijzigt via het bedieningspaneel van de MFP, MarkVision
Professional of de webpagina's, wordt de gewijzigde instelling de nieuwe standaardinstelling.
Het bedieningspaneel van de MFP bestaat uit:
Nummer Onderdeel Functie
1 LCD LCD-scherm (Liquid Crystal Display) waarop
beginschermknoppen, menu's, menu-items en waarden
worden weergegeven. U kunt hier selecties opgeven
binnen de functies Kopiëren, Faxen, enz.
2 Indicatielampje Geeft met behulp van de kleuren rood en groen de status
van de MFP weer.
3 0–9
Opmerking: wordt ook wel het
numerieke toetsenblok genoemd.
Gebruik deze knoppen om cijfers in te voeren als op het
LCD-scherm een veld wordt weergegeven waarin u
nummers moet opgeven. Gebruik deze knoppen ook om
telefoon- en faxnummers te kiezen.
Opmerking: als u in het beginscherm op een van deze
knoppen drukt zonder eerst op de knop # te drukken,
wordt het menu Kopiëren geopend en het aantal te
kopiëren exemplaren gewijzigd.
ABC
DEF
GHI
JKL
MNO
PQRS
TUV
WXYZ
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
Status Betekenis
Uit De MFP is uitgeschakeld.
Knippert groen De MFP is bezig met opwarmen, het
verwerken van gegevens of het
afdrukken van gegevens.
Brandt groen De MFP staat aan, maar is niet actief.
Knippert rood Ingrijpen van gebruiker is vereist.
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
10
Algemene informatie
4 # (Hekje) Druk op deze knop:
voor informatie over een snelkoppeling.
in telefoonnummers. voer dit teken tweemaal in voor
faxnummers met een #, dus ##.
om toegang te krijgen tot snelkoppelingen vanuit het
beginscherm, een menu-item in de lijst Faxbestemming,
de lijst E-mailbestemming of de Profielenlijst.
5 Kiespauze Druk op deze knop om bij het kiezen van een faxnummer
een kiespauze van twee of drie seconden in te lassen.
De knop werkt alleen in het menu Fax of in combinatie
met faxfuncties.
Vanuit het beginscherm kunt u met deze knop een
faxnummer opnieuw kiezen.
U hoort een alarmsignaal als u op deze knop drukt buiten
het faxmenu, een faxfunctie of het beginscherm om.
Bij het verzenden van een fax wordt een druk op de knop
Kiespauze in het veld Faxen naar: weergegeven door
middel van een komma (,).
6 Alles wissen Als u op deze knop drukt binnen de functionele menu's
Kopiëren, Faxen, E-mail en FTP, worden alle instellingen
volgens de standaardwaarden hersteld en keert u terug
naar het hoofdscherm van de MFP.
7 Start Druk op deze knop om de huidige taak op het
bedieningspaneel te starten.
Druk in het beginscherm op deze knop om een
kopieertaak met de standaardinstellingen te starten.
Deze knop heeft geen functie als het apparaat bezig is
met scannen.
8 Stop Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken of
scannen.
Bij een scantaak voltooit de scanner de pagina die op dat
moment wordt gescand en stopt daarna. Dit houdt in dat
er papier kan achterblijven in de automatische
documentinvoer (ADF).
Bij een afdruktaak wordt eerst het afdrukmateriaal uit de
papierbaan verwijderd voordat het afdrukken stopt.
Tijdens dit proces wordt het bericht Bezig met stoppen
weergegeven op het bedieningspaneel.
9 Backspace Druk in het menu Kopiëren (toegankelijk via de knop
Kopiëren) op Backspace om het meest rechtse cijfer
van het aantal te kopiëren exemplaren te verwijderen.
De standaardwaarde 1 wordt weergegeven als het hele
getal wordt verwijderd door meerdere keren op
Backspace te drukken.
Druk in de lijst Faxbestemming op Backspace om
het meest rechtse cijfer van een getal te verwijderen.
Hiermee verwijdert u tevens de volledige snelkoppeling.
Als een hele regel eenmaal is verwijderd, drukt u
nogmaals op Backspace om naar de regel daarboven
te gaan.
Druk in de lijst E-mailbestemming op Backspace om
het teken links van de cursor te verwijderen. Als dit een
snelkoppeling is, wordt deze in zijn geheel verwijderd.
10 Asterisk (*) * wordt gebruikt als onderdeel van een faxnummer of als
een alfanumeriek teken.
Nummer Onderdeel Functie
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
11
Algemene informatie
Beginscherm en knoppen in het beginscherm
Nadat de MFP is ingeschakeld en een korte opwarmperiode heeft doorlopen, wordt op het LCD-display het onderstaande
beginscherm weergegeven. Gebruik de beginschermknoppen voor het uitvoeren van acties zoals kopiëren, faxen,
scannen, het openen van het menuscherm of het beantwoorden van berichten.
Nummer Knop Functie
1 Kopiëren Raak deze knop aan voor toegang tot de menu's van
de functie Kopiëren.
Als het beginscherm wordt weergegeven, kunt u ook
op een cijfertoets drukken om de menu's van de functie
Kopiëren weer te geven.
2 E-mail Raak deze knop aan voor toegang tot de menu's van de
functie E-mail. U kunt een document rechtstreeks naar
een e-mailadres scannen.
3 Menu's (Op de knop wordt een sleutel
weergegeven.)
Raak deze knop aan om de menu's weer te geven.
Deze menu's zijn alleen beschikbaar als de MFP in
de stand Gereed staat.
De knop Menu's bevindt zich op een grijze balk, ook
wel navigatiebalk genoemd. De andere knoppen op
deze balk komen hieronder aan de orde.
4 Statusbalk Geeft de actuele status (zoals Gereed of Bezig) van
de MFP weer.
Geeft omstandigheden (zoals Toner bijna op) van
de MFP weer.
Geeft interventieberichten weer. Deze bevatten
instructies die de gebruiker dient uit te voeren, zodat de
MFP verder kan gaan met de verwerking van een taak.
Voorbeelden van interventieberichten zijn Sluit klep
en Plaats tonercartridge.
1
2
3
4
5
6
7
8
Kopiëren
Faxen
E-mail
FTP
Status/
Supplies
Gereed. Toner bijna op.
Raak een willekeurige
knop aan om te beginnen.
Menu's
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
12
Algemene informatie
Er kunnen ook nog andere knoppen worden weergegeven op het beginscherm. Dit zijn:
5 Status/Supplies Wordt op het LCD-display weergegeven wanneer de
MFP-status een interventiebericht aangeeft. Raak deze
knop aan om het berichtenscherm te openen voor meer
informatie over het bericht en de manier waarop u dit
kunt wissen.
6 ? (Tips) In alle menu's is de knop Tips aanwezig. Tips is de
contextgevoelige Help-functie in de aanraakschermen
op het LCD-display.
7 FTP Raak deze knop aan voor toegang tot de menu's van
de functie FTP (File Transfer Protocol). U kunt een
document rechtstreeks naar een FTP-site scannen.
Opmerking: deze functie dient te worden ingesteld door
uw systeembeheerder, zodat de functie op het display
wordt weergegeven.
8 Faxen Raak deze knop aan voor toegang tot de menu's van
de functie Faxen.
Knop Naam van de knop Functie
Faxen in wachtrij
vrijgeven (of "Faxen
in wachtrij" in de
modus Handmatig)
Er bevinden zich faxen in de wachtrij waarvoor een geplande wachttijd
is ingesteld. Raak deze knop aan om de lijst met faxen in de wachtrij
weer te geven.
Taken in wacht
zoeken
Hiermee kunt u taken zoeken en weergeven op basis van de volgende
criteria:
Gebruikersnamen voor in de wacht geplaatste of vertrouwelijke
afdruktaken
Namen voor taken in wacht, exclusief vertrouwelijke afdruktaken
Profielnamen
Bladwijzerhouders of taaknamen
USB-houder of taaknamen, alleen voor ondersteunde extensies
Ta k e n in w a cht
Hiermee kunt u een scherm met alle in de wacht geplaatste taken openen.
Nummer Knop Functie
Informatie over het bedieningspaneel van de MFP
13
Algemene informatie
App. vergr.
Deze knop wordt op het scherm weergegeven wanneer de MFP
ontgrendeld is en de PIN voor apparaatvergrendeling niet nul of leeg is.
U kunt de MFP als volgt vergrendelen:
1 Raak App. vergr. aan om een scherm voor invoer van de PIN te
openen.
2 Voer de correcte PIN in om het bedieningspaneel te vergrendelen.
Hierdoor worden zowel de knoppen van het bedieningspaneel als
de knoppen van het aanraakscherm vergrendeld.
Nadat het bedieningspaneel is vergrendeld, wordt het scherm voor
invoer van de PIN leeggemaakt en wordt de knop App. vergr.
vervangen door de knop App. ontgr.
Opmerking: als er een ongeldige PIN wordt ingevoerd, wordt
Ongeldige PIN weergegeven. Er verschijnt een pop-upscherm met
de knop Doorgaan. Raak Doorgaan aan. U keert terug naar het
beginscherm waarin de knop App. vergr. opnieuw wordt weergegeven.
App. ontgr. Deze knop wordt op het scherm weergegeven wanneer de MFP is
vergrendeld. Als deze knop wordt weergegeven, kunnen de knoppen
en snelkoppelingen van het bedieningspaneel niet worden gebruikt
en kunnen er geen standaardkopieerbewerkingen worden gestart.
U kunt de MFP als volgt ontgrendelen:
1 Raak App. ontgr. aan om een scherm voor invoer van de PIN
te openen.
2 Voer de correcte PIN in om het numerieke toetsenblok (0–9) en
de knop Backspace op het bedieningspaneel te ontgrendelen.
Opmerking: als er een ongeldige PIN wordt ingevoerd, wordt
Ongeldige PIN weergegeven. Er verschijnt een pop-upscherm met
de knop Doorgaan. Raak Doorgaan aan. U keert terug naar het
beginscherm waarin de knop App. ontgr. opnieuw wordt weergegeven.
Taken annuleren Met deze knop opent u het scherm Taken annuleren. Op het scherm
Taken annuleren kunnen onder de koppen Afdrukken, Faxen en
Netwerk de volgende items worden weergegeven:
afdruktaak
kopieertaak
•faxtaak
•profiel
FTP
e-mailverzending
In de kolom onder elke kop wordt een lijst met taken weergegeven.
In elke kolom kunnen slechts drie taken per scherm worden
weergegeven. De taken worden in de vorm van een knop
weergegeven. Als er meer dan drie taken in een kolom aanwezig zijn,
wordt onder aan de kolom een pijl-omlaag weergegeven. Telkens
wanneer u de pijl-omlaag aanraakt, bladert u één taak verder omlaag
in de lijst. Als er meer dan drie taken zijn, wordt boven aan de kolom
een pijl-omhoog weergegeven zodra u de vierde taak in de lijst hebt
bereikt. Zie Informatie over de knoppen op het aanraakscherm voor
afbeeldingen van de knoppen Pijl-omhoog en Pijl-omlaag.
Als u een taak wilt annuleren, volgt u de instructies in de Afdruktaak
annuleren.
Knop Naam van de knop Functie
Taken
annuleren
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
14
Algemene informatie
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
Het volgende gedeelte biedt informatie over het navigeren door de verschillende schermen. Het gebruik van de knoppen
zal aan de hand van enkele knoppen worden gedemonstreerd.
Opmerking: afhankelijk van uw opties en beheerdersinstellingen wijken uw schermen en knoppen mogelijk
af van de weergegeven schermen en knoppen.
Voorbeeldscherm 1
Informatie over de knoppen op het aanraakscherm
Knop Naam van de knop Functie of beschrijving
Knop Selecteren Raak de knop Selecteren aan om een volgend scherm met extra items
weer te geven. Op het eerste scherm wordt de standaardinstelling
weergegeven. Nadat u de knop Selecteren hebt aangeraakt en het
volgende scherm wordt weergegeven, kunt een ander item op het
scherm aanraken om de standaardinstelling te wijzigen.
Knop Aflopend naar
links bladeren
Raak de knop Aflopend naar links bladeren aan om naar een lagere
waarde te bladeren.
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
15
Algemene informatie
Knop Oplopend naar
rechts bladeren
Raak de knop Oplopend naar rechts bladeren aan om naar
een hogere waarde te bladeren.
Knop Pijl naar links Raak de knop Pijl naar links aan om naar links te bladeren en:
naar een lagere afgebeelde waarde te gaan;
de inhoud van een tekstveld aan de linkerkant te zien.
Knop Pijl naar rechts Raak de knop Pijl naar rechts aan om naar rechts te bladeren en:
naar een hogere afgebeelde waarde te gaan;
de inhoud van een tekstveld aan de rechterkant te zien.
Scan via ADF
Scan via flatbed
Deze beide opties op de grijze navigatiebalk geven aan dat er twee
soorten scans mogelijk zijn. Er kan vanuit de ADF of via de glasplaat
(flatbed) worden gescand.
Indienen Een groene knop geeft een keuze aan. Als er een andere waarde
in een menu-item wordt aangeraakt, moet de waarde eerst worden
opgeslagen voordat deze de standaardinstelling van de huidige
gebruiker wordt. Raak Indienen aan om de waarde als de nieuwe
standaardinstelling van de gebruiker op te slaan.
Te r ug
Als de knop
Terug
deze vorm heeft, zijn er geen andere navigatieopties
op het scherm beschikbaar dan de optie om terug te gaan. Als er een
andere keuze op de navigatiebalk wordt gemaakt, wordt het scherm
gesloten.
In Voorbeeldscherm 1 bijvoorbeeld zijn alle keuzes voor het scannen
gemaakt. In dat geval moet een van de voorgaande groene knoppen
worden aangeraakt. De enige andere beschikbare knop is de knop
Terug. Raak Terug aan om naar het vorige scherm te gaan. Alle
instellingen die in Voorbeeldscherm 1 voor de scantaak zijn
opgegeven, gaan verloren.
Terug Als de knop Terug deze vorm heeft, kan er zowel voorwaarts als
achterwaarts op het scherm worden genavigeerd, zodat er naast de
optie Terug ook nog andere opties op het scherm beschikbaar zijn.
Knop Naam van de knop Functie of beschrijving
Scan via
ADF
Scan via
flatbed
Indienen
Terug
Terug
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
16
Algemene informatie
Voorbeeldscherm 2
Informatie over de knoppen op het aanraakscherm
Knop Naam van de knop Functie of beschrijving
Pijl-omlaag Raak de pijl-omlaag aan om omlaag te bladeren naar het
volgende item in een lijst, zoals in een lijst met menu-items
of waarden. De pijl-omlaag wordt niet weergegeven op een
scherm met een korte lijst. De pijl wordt alleen weergegeven als de
lijst te lang is om volledig op het scherm te worden weergegeven.
Op het laatste scherm van de lijst is de pijl-omlaag grijs om aan te
geven dat deze niet actief is omdat het einde van de lijst is bereikt.
Pijl-omhoog Raak de pijl-omhoog aan om omhoog te bladeren naar het
volgende item in een lijst, zoals in een lijst met menu-items
of waarden. Op het eerste scherm van een lange lijst is
de pijl-omhoog grijs om aan te geven dat deze niet actief is.
Op het tweede scherm van de lijst is de pijl-omhoog blauw
om aan te geven dat deze nu wel actief is.
Niet-geselecteerd
keuzerondje
Dit is een niet-geselecteerd keuzerondje.
Onbekend papierformaat. Kopiëren van:
Letter (8,5 x 11 inch)
Legal (8,5 x 14 inch)
Executive (7,25 x 10,5 inch)
Doorgaan
Taak
annuleren
A4 (210 x 297 mm)
Folio (8,5 x 13 inch)
Statement (5,5 x 8,5 inch)
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
17
Algemene informatie
Andere knoppen op het aanraakscherm
Geselecteerd
keuzerondje
Dit is een geselecteerd
keuzerondje
. Raak het
keuzerondje
aan
om dit te selecteren. Het
keuzerondje
verandert van kleur om aan
te geven dat het geselecteerd is. In
Voorbeeldscherm 2
is alleen
het papierformaat Letter geselecteerd.
Taak annuleren Zie Taken annuleren op pagina 13.
Doorgaan Raak Doorgaan aan nadat u een menu-item of waarde op
een scherm hebt geselecteerd en u vanuit het oorspronkelijke
scherm nog meer wijzigingen voor een taak wilt opgeven. Nadat
u Doorgaan hebt aangeraakt, wordt het oorspronkelijke scherm
weergegeven.
Als u bijvoorbeeld
Kopiëren
op het beginscherm aanraakt, wordt
het scherm Kopiëren weergegeven. Zie
Voorbeeldscherm 1 op
pagina 14
. In het volgende voorbeeld wordt aangegeven hoe de
knop Doorgaan reageert.
1 Raak de knop Selecteren bij het vak Kopiëren naar aan.
Er wordt een ander scherm weergegeven.
2 Raak U-lader aan. Er wordt een ander scherm weergegeven.
3 Raak Legal aan. Er wordt een ander scherm weergegeven.
4
Raak Volgende aan. Er wordt een ander scherm weergegeven.
5
Raak Normaal papier aan als de benodigde soort afdrukmateriaal.
6 Raak Doorgaan aan. Het scherm Kopiëren wordt opnieuw
weergegeven. Hierin kunt u naast "Kopiëren naar" ook een
aantal andere instellingen selecteren. Deze andere
instellingen op het scherm Kopiëren zijn Duplex, Schalen,
Intensiteit, Sorteren en Exemplaren.
Raak Doorgaan aan om naar het oorspronkelijke scherm
terug te gaan en eventuele andere wijzigingen in de
instellingen voor de kopieertaak aan te brengen voordat u
de knop Kopiëren aanraakt om de taak te starten.
Knop Naam van de knop Functie of beschrijving
Annuleren Raak Annuleren aan om een actie of selectie te
annuleren.
Met deze knop kunt u ook een scherm annuleren
en naar het vorige scherm terugkeren.
Selecteren Raak deze knop aan om een menu te selecteren. Het
volgende scherm met menu-items wordt weergegeven.
Raak deze knop aan om een menu-item te selecteren.
Het volgende scherm met waarden wordt weergegeven.
Knop Naam van de knop Functie of beschrijving
Taak
annulere
Doorgaa
Annuleren
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
18
Algemene informatie
Gereed Geeft aan dat een taak voltooid is. Wanneer u
bijvoorbeeld een origineel document scant, kunt u
hiermee aangeven dat de laatste pagina is gescand,
waarna de afdruktaak begint.
Terug Raak de knop Terug aan om naar het vorige scherm
terug te gaan. De instellingen die zijn aangebracht op
het scherm waarop de knop is aangeraakt, worden niet
opgeslagen. De knop Terug wordt op elk menuscherm
weergegeven. Alleen op het beginscherm is de knop
afwezig.
Beginscherm Raak de knop Beginscherm aan om naar het
beginscherm terug te gaan. De knop Beginscherm
wordt op elk scherm weergegeven. Alleen op het
beginscherm zelf is de knop afwezig. Raadpleeg de
Beginscherm en knoppen in het beginscherm op
pagina 11 voor meer informatie.
Grijs weergegeven knop Bij een dergelijke knop zijn het uiterlijk en opschrift van
de knop vaag gemaakt. Hiermee wordt aangegeven dat
de knop op dit scherm niet actief of niet beschikbaar is.
De knop was op het vorige scherm waarschijnlijk wel
actief, maar is door de selecties die op het vorige
scherm zijn gemaakt, op het huidige scherm niet meer
beschikbaar.
Grijze knop Raak deze knop aan om de actie van het knopopschrift
te selecteren.
Knop Naam van de knop Functie of beschrijving
Gereed
Terug
Knoppen op het aanraakscherm van het LCD-display gebruiken
19
Algemene informatie
Functies
Functie Naam van de functie Beschrijving
Menu's
Æ Instellingen Æ
Kopieerinstellingen Æ
Aantal exemplaren
Menupad Boven in elk menuscherm wordt een pad weergegeven.
Dit toont de route naar het betreffende scherm en de
exacte locatie binnen de menu's. U kunt elk onderstreept
woord aanraken om naar het betreffende menu of menu-
item terug te gaan. "Aantal exemplaren" is niet
onderstreept, aangezien dit het actieve scherm is.
Als deze functie op het scherm Aantal exemplaren wordt
gebruikt voordat het aantal exemplaren is ingesteld en
opgeslagen, wordt de selectie niet opgeslagen en wordt
dit niet de standaardinstelling van de gebruiker.
Waarschuwing interventiebericht Als er een interventiebericht wordt weergegeven
waardoor een functie als Kopiëren of Faxen wordt
afgesloten, verschijnt er een rood uitroepteken op de
functieknop op het beginscherm. Dit geeft aan dat er
een interventiebericht wordt weergegeven.
Druk op Status/Supplies als u de huidige status van de
MFP wilt bekijken.
Menu's
20
Algemene informatie
Menu's
Er is een aantal menu's waarmee op eenvoudige wijze MFP-instellingen en rapporten kunnen worden gewijzigd. Druk op
de knop Menu rechtsonder in het beginscherm als u de menu's en instellingen wilt weergeven.
Als u een waarde of instelling selecteert en opslaat, wordt deze in het geheugen van de MFP opgeslagen. Nadat ze zijn
opgeslagen, blijven deze instellingen actief totdat nieuwe instellingen worden opgeslagen of de fabrieksinstellingen worden
hersteld.
Opmerking:
instellingen voor het faxen, scannen, e-mailen en kopiëren, evenals instellingen voor het afdrukken vanuit
een toepassing hebben voorrang boven de instellingen die zijn geselecteerd op het bedieningspaneel.
In het onderstaande diagram wordt een overzicht gegeven van de menu's en items die beschikbaar zijn in het aanraakmenu.
Raadpleeg de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie voor meer informatie over menu's
en menu-items.
Menu Papier
Rapporten
Netwerk/poorten
Instellingen
Snelkoppelingen beheren
Help
Terug
?
Menu Papier
Standaardbron
Papierformaat/-soort
Configuratie U-lader
Beschermenvelop
Ander formaat
Papierstructuur
Papiergewicht
Papier plaatsen
Aangepaste soorten
Aangepaste namen
Aangepaste ladenamen
Universal-instelling
Lade-instelling
Instellingen
Algemene instellingen
Kopieerinstellingen
Faxinstellingen
E-mailinstellingen
FTP-instellingen
Afdrukinstellingen
Beveiliging
Datum en tijd instellen
Rapporten
Pagina Menu-instellingen
Apparaatstatistieken
Pagina Netwerkinstellingen
Snelkoppelingenlijst
Faxtaaklog
Kieslog faxnummers
E-mailsnelkoppelingen
Faxsnelkoppelingen
FTP-snelkoppelingen
Profielenlijst
Pagina NetWare-instellingen
Lettertypen afdrukken
Directory afdrukken
Netwerk/poorten
TCP/IP
IPv6
Instellingen e-mailserver
Adresboekinstellingen
Draadloos
Standaard netwerk
Netwerk < x>
Standaard USB
USB <x>
Standaard parallel
Parallel <x>
Standaard serieel
Serieel <x>
NetWare
AppleTalk
LexLink
Help
Alle handleidingen afdrukken
Helpgids kopiëren
Helpgids e-mail
Helpgids faxen
Helpgids FTP
Handleiding met informatie
Handleiding voor
afdrukstoringen
Snelkoppelingen beheren
Faxsnelkoppelingen beheren
E-mailsnelkoppelingen beheren
FTP-snelkoppelingen beheren
Profielsnelkoppelingen beheren
Kopiëren
21
2
Kopiëren
U kunt de volgende onderwerpen met betrekking tot kopiëren vinden in dit hoofdstuk en andere hoofdstukken.
Snel kopiëren
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer (ADF) of met de
bedrukte zijde naar beneden op de flatbed (glasplaat).
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Druk op Start op het numerieke toetsenblok.
Opmerking: als u een LDSS-profiel hebt geïnstalleerd, wordt er mogelijk een foutmelding weergegeven
wanneer u snel wilt kopiëren. Neem contact op met uw systeembeheerder voor toegang.
Meerdere pagina's kopiëren
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden op de
flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak Kopiëren aan op het beginscherm of gebruik het numerieke toetsenblok om aan te geven hoeveel
kopin u wilt maken.
Als u Kopiëren hebt aangeraakt of het aantal kopieën hebt ingevoerd, wordt automatisch het
kopieerinstellingenmenu weergegeven.
3 Pas de kopieeropties naar wens aan.
4 Raak Kopiëren aan.
Snel kopiëren Kopieën verkleinen en vergroten
Meerdere pagina's kopiëren Kopieerkwaliteit aanpassen
De flatbed gebruiken Sorteeropties instellen
Informatie over de kopieerschermen en kopieeropties Scheidingsvellen invoegen tussen exemplaren
Van het ene formaat naar het andere kopiëren Opties voor papierbesparing instellen
Transparanten maken De datum en tijd boven aan elke pagina afdrukken
Kopiëren op briefhoofdpapier Een overlay-bericht boven aan elke pagina afdrukken
Foto's kopiëren Een aangepaste taak maken (taak samenstellen)
Kopieën maken op afdrukmateriaal uit een
geselecteerde lade Kopieertaak annuleren
Originelen van gemengde formaten kopiëren Kopieertips
De optie voor duplex instellen Problemen met de kopieerkwaliteit oplossen
De flatbed gebruiken
22
Kopiëren
De flatbed gebruiken
Als u de flatbed (glasplaat) wilt gebruiken om te kopiëren, gaat u als volgt te werk:
1 Open de klep van de flatbed.
2 Leg het document met de bedrukte zijde naar beneden op de flatbed-scanner.
3 Sluit de klep van de flatbed.
4 Raak Kopiëren aan op het beginscherm of druk op Start op het numerieke toetsenblok.
Als u Kopiëren hebt aangeraakt, gaat u verder met stap 5.
Als u op Start hebt gedrukt, gaat u verder met stap 8.
5 Voer het gewenste aantal exemplaren in.
6 Pas de kopieeropties naar wens aan.
7 Raak Kopiëren aan.
8 Raak Volgende pagina scannen aan als u meerdere pagina's wilt scannen of raak Taak voltooien aan als u
wilt stoppen.
Als u Taak voltooien aanraakt, wordt het scherm voor kopiëren weer weergegeven.
9 Raak Beginscherm aan als u klaar bent.
Informatie over de kopieerschermen en kopieeropties
Kopiëren van: hiermee opent u een scherm waarin u het formaat kunt invoeren van de documenten die u gaat kopiëren.
Als u een van de pictogrammen voor papierformaat aanraakt, wordt dat formaat uw selectie en keert u terug naar
het scherm met kopieeropties.
Als Origineel formaat is ingesteld op Gemengde formaten, kunt u verschillende formaten originelen scannen
(Letter- en Legal-formaat). De scans worden automatisch passend gemaakt voor het geselecteerde
afdrukformaat.
Als u Automatische formaataanpassing gebruikt, maakt de MFP de kopie automatisch passend voor het formaat van
het origineel dat u hebt opgegeven in het veld Kopiëren van. Als geen van de papierladen een overeenkomstig
papierformaat bevat, wordt de kopie passend gemaakt voor het aanwezige afdrukmateriaal.
Kopiëren naar: hiermee opent u een scherm waarin u het papierformaat en de papiersoort kunt invoeren waarop uw
kopieën worden afgedrukt.
Als u een van de pictogrammen voor papierformaat aanraakt, wordt dat formaat uw selectie en keert u terug naar
het scherm met kopieeropties.
Als het formaat onder Kopiëren van verschilt van het formaat onder Kopiëren naar, maakt de MFP de kopie
automatisch passend voor het afdrukmateriaal.
Als u wilt kopiëren op een speciaal soort of formaat papier dat normaal gesproken niet wordt gebruikt in de
papierladen van de MFP, kunt u U-lader selecteren en het gewenste papier handmatig door de U-lader voeren.
Als u Automatische formaataanpassing gebruikt, maakt de MFP de kopie automatisch passend voor het formaat
van het origineel dat u hebt opgegeven in het veld Kopiëren van. Als geen van de papierladen een
overeenkomstig papierformaat bevat, wordt de kopie passend gemaakt voor het aanwezige afdrukmateriaal.
Schalen: hiermee wordt een afbeelding van uw kopie gemaakt op een evenredige schaal tussen 25% en 400%.
De schaling kan ook automatisch worden ingesteld.
Als u van het ene formaat naar het andere wilt kopiëren, bijvoorbeeld van Legal-formaat naar Letter-formaat,
wordt de schaal automatisch gewijzigd wanneer u de papierformaten instelt in Kopiëren van en Kopiëren naar,
zodat alle gegevens op het origineel behouden blijven.
Informatie over de kopieerschermen en kopieeropties
23
Kopiëren
Als u de pijl naar links aanraakt, verlaagt u de waarde met 1%. Als u de pijl naar rechts aanraakt, verhoogt u de
waarde met 1%.
Als u uw vinger langer op een pijl houdt, wordt de waarde verder verhoogd/verlaagd.
Als u uw vinger twee seconden op een pijl houdt, veranderen de waarden sneller.
Intensiteit: hiermee geeft u aan hoeveel lichter of donkerder dan het origineel de kopie moet worden.
Afgedrukte afbeelding: gebruik de instelling Afgedr. afb. om kopieën te maken van rasterfoto's of afbeeldingen zoals
documenten die zijn afgedrukt op een laserprinter of overwegend uit afbeeldingen bestaande pagina's uit tijdschriften of
kranten. Voor originelen die tekst, lijntekeningen en/of andere afbeeldingen bevatten, schakelt u Afgedr. afb. uit.
Zijden (Duplex): hiermee drukt u op één of beide zijden af of maakt u 2-zijdige kopieën (dubbelzijdig, duplex) van 2-zijdige
originelen, 2-zijdige kopieën van
1-zijdige originelen of 1-zijdige kopieën (enkelzijdig, simplex) van 2-zijdige originelen.
Opmerking: voor dubbelzijdige uitvoer dient u een duplexeenheid op uw printer te installeren.
Sorteren: hiermee stapelt u de pagina's van een afdruktaak op volgorde als u meerdere exemplaren van de taak afdrukt.
Standaard is de instelling voor sorteren ingeschakeld. De kopieën worden gesorteerd als (1,2,3) (1,2,3) (1,2,3). Als u alle
kopieën van elke pagina bij elkaar wilt houden, schakelt u Sorteren uit. De kopieën worden gesorteerd als (1,1,1) (2,2,2)
(3,3,3).
Opties: hiermee opent u een scherm waarin u wijzigingen kunt aanbrengen in de instellingen voor Papierbesparing,
Geavanceerde beeldverwerking, Scheidingsvellen, Margeverschuiving, Rand wissen, Datum-/tijdstempel, Overlay, Inhoud
en Duplex geavanceerd.
Papierbesparing: hiermee kunt u twee of meer vellen van een origineel afdrukken op één pagina.
Papierbesparing wordt ook wel n per vel genoemd. De n staat voor nummer. Bij de instelling 2 per vel worden
bijvoorbeeld twee pagina's van uw document op één pagina afgedrukt. Bij de instelling 4 per vel worden vier
pagina's van uw document op één pagina afgedrukt. Als u Paginaranden afdrukken aanraakt, maakt u de
randen van de originelen wel of niet zichtbaar op de kopie.
Boekje maken: hiermee maakt u een serie gesorteerde kopieën, die in tweeën gevouwen een boekje vormen
dat twee keer zo klein is als het origineel, en waarin de pagina's op volgorde liggen.
Opmerking: als u Boekje maken wilt gebruiken, hebt u een duplexeenheid nodig.
Geavanceerde beeldverwerking: hiermee kunt u Achtergrond verwijderen, Contrast en Schaduwdetail
aanpassen voordat u gaat kopiëren.
Aangepaste taak (taak samenstellen): hiermee combineert u meerdere scanopdrachten tot één enkele
opdracht.
Scheidingsvellen: hiermee plaatst u een leeg vel papier tussen de exemplaren van de kopieertaak.
Scheidingsvellen kunnen uit een lade worden gehaald waarin een ander soort papier zit of papier met een
andere kleur dan dat voor uw kopieën.
Margeverschuiving: hiermee wordt de marge met de opgegeven afstand vergroot. Dit is handig voor het creëren
van ruimte voor inbinden of perforeren. Gebruik de pijlen voor verhogen en verlagen om de gewenste marge in te
stellen. Als de extra marge te ruim is, wordt de kopie bijgesneden.
Rand wissen: met deze functie verwijdert u vlekken of informatie rondom de randen van het document. U kunt
een heel gebied langs alle zijden van het papier weghalen, of een bepaalde rand aangeven. Met Rand wissen
wist u alles wat in het geselecteerde gebied ligt, zodat er niets wordt afgedrukt op dat gedeelte van het papier.
Datum-/tijdstempel: hiermee schakelt u de datum-/tijdstempel in en kunt u de datum en tijd boven aan elke
pagina afdrukken.
Van het ene formaat naar het andere kopiëren
24
Kopiëren
•Overlay: hiermee maakt u een watermerk (of bericht) die over de inhoud van uw kopie komt te liggen. U hebt de
keuze uit: Dringend, Vertrouwelijk, Kopie en Concept. Het woord dat u kiest wordt bijna transparant en met grote
letters weergegeven over elke pagina.
Opmerking: een aangepaste overlay kan worden gemaakt door de systeembeheerder. Er is dan een extra
pictogram met dat bericht beschikbaar.
Inhoud:
hiermee wordt de kopieerkwaliteit verbeterd. Kies Te kst voor originelen die hoofdzakelijk bestaan uit tekst
of lijnwerk. Kies Tekst/foto als het origineel tekst en afbeeldingen of foto's bevat. Kies Foto als het origineel een
kwalitatief zeer goede foto of afdruk van een inkjetprinter is. Kies Afgedr. afb. als u kopieën wilt maken van
rasterfoto's of afbeeldingen zoals documenten die zijn afgedrukt op een laserprinter of pagina's uit tijdschriften of
kranten.
Duplex geavanceerd: hiermee houdt u overzicht over hoeveel zijden uw origineel heeft en hoe het is geplaatst,
en of uw origineel langs de lange of korte zijde is ingebonden.
Van het ene formaat naar het andere kopiëren
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Kopiëren van: aan en selecteer het formaat van uw origineel.
Bijvoorbeeld: Legal.
5 Raak Kopiëren naar: aan en selecteer het gewenste formaat van de kopie.
Opmerking: als het formaat verschilt van het formaat onder "Kopiëren van", maakt de MFP de kopie automatisch
passend voor het afdrukmateriaal.
6 Raak Kopiëren aan.
Transparanten maken
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Kopiëren van: aan en selecteer het formaat van uw origineel.
5 Raak Kopiëren naar: aan en raak vervolgens de lade aan waarin de transparanten zijn geplaatst.
Opmerking: raadpleeg de systeembeheerder als de optie Transparanten niet wordt weergegeven.
6 Raak Kopiëren aan.
Kopiëren op briefhoofdpapier
25
Kopiëren
Kopiëren op briefhoofdpapier
1
Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Kopiëren van: aan en selecteer het formaat van uw origineel.
5 Raak Kopiëren naar: aan en raak vervolgens de lade aan waarin het briefhoofdpapier is geplaatst.
Opmerking: raadpleeg de systeembeheerder als de optie Briefhoofdpapier niet wordt weergegeven.
6 Raak Kopiëren aan.
Foto's kopiëren
1 Open de klep van de flatbed.
2 Leg de foto met de fotozijde naar beneden op de flatbed.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Opties aan.
5 Raak Inhoud aan.
6 Raak Foto aan.
7 Raak Kopiëren aan.
8 Raak Volgende pagina scannen of Gereed aan.
Kopieën maken op afdrukmateriaal uit een geselecteerde lade
Tijdens het kopieerproces kunt u de invoerlade met de gewenste soort afdrukmateriaal selecteren. Als zich in de universeellader
bijvoorbeeld een speciaal soort afdrukmateriaal bevindt waarop u kopieën wilt maken, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Kopiëren van: aan en selecteer het formaat van uw origineel.
5 Raak Kopiëren naar: aan en raak vervolgens Universeellader aan of de lade met de gewenste soort
afdrukmateriaal.
6 Raak Kopiëren aan.
Originelen van gemengde formaten kopiëren
26
Kopiëren
Originelen van gemengde formaten kopiëren
U kunt originelen van gemengde formaten in de ADF plaatsen en ze vervolgens kopiëren. Afhankelijk van het
papierformaat dat in de laden is geplaatst, drukt de scanner af op afdrukmateriaal van één formaat of maakt de scanner
de kopie automatisch passend voor het afdrukmateriaal in de lade.
Voorbeeld 1: de MFP heeft twee papierladen; één met papier van Letter-formaat en één met papier van Legal-formaat.
U wilt een origineel kopiëren dat bestaat uit pagina's van Letter-formaat en pagina's van Legal-formaat.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Kopiëren van aan en raak vervolgens Gemengde formaten aan.
5 Raak Kopiëren naar aan en raak vervolgens Automatische formaataanpassing aan.
6 Raak Kopiëren aan.
De scanner herkent de verschillende paginaformaten terwijl deze worden gescand en drukt ze vervolgens af op
het overeenkomstige formaat.
Voorbeeld 2: de MFP heeft één papierlade. Deze is gevuld met papier van Letter-formaat. U wilt een origineel kopiëren
dat bestaat uit pagina's van Letter-formaat en pagina's van Legal-formaat.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Kopiëren van aan en raak vervolgens Gemengde formaten aan.
5 Raak Kopiëren aan.
De scanner herkent de verschillende paginaformaten terwijl deze worden gescand en maakt de pagina's van
Legal-formaat automatisch passend voor Letter-formaat.
De optie voor duplex instellen
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak de knop aan waarop de gewenste duplexmethode staat aangegeven.
Het eerste cijfer verwijst naar het aantal zijden van het origineel en het tweede cijfer verwijst naar het aantal
zijden van de kopie.
Selecteer bijvoorbeeld 1 --> 2-zijdig als u enkelzijdige originelen dubbelzijdig wilt kopiëren.
5 Raak Kopiëren aan.
Kopieën verkleinen en vergroten
27
Kopiëren
Kopieën verkleinen en vergroten
Kopieën kunnen worden verkleind tot 25% van het originele formaat of vergroot tot 400% van het originele formaat.
De standaardinstelling voor Schalen is Auto. Als u Schalen op Auto laat staan, wordt het origineel passend gemaakt
voor het formaat van het papier waarop de kopie wordt afgedrukt.
Als u een kopie wilt verkleinen of vergroten, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak in Schalen + of – aan om de uitvoer te vergroten of te verkleinen.
Opmerking: als u Kopiëren naar of Kopiëren van aanraakt nadat u Schalen handmatig hebt ingesteld, wordt
de waarde van de schaling automatisch hersteld naar Auto.
5 Raak Kopiëren aan.
Kopieerkwaliteit aanpassen
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Opties aan.
5 Raak Inhoud aan.
6 Raak het pictogram aan dat het best overeenkomt met uw origineel (bijvoorbeeld Tekst, Tekst/foto, Foto of
Afgedr. afb.).
Tekst: als het origineel hoofdzakelijk bestaat uit tekst of lijnwerk.
Tekst/foto: als het origineel tekst en afbeeldingen of foto's bevat.
Foto: als het origineel een kwalitatief zeer goede foto of afdruk van een inkjetprinter is.
Afgedr. afb.: voor rasterfoto's of afbeeldingen zoals documenten die zijn afgedrukt op een laserprinter of
overwegend uit afbeeldingen bestaande pagina's uit tijdschriften of kranten.
7 Raak Kopiëren aan.
Sorteeropties instellen
Als u wilt dat uw kopieën worden gesorteerd, hoeft u daar niets voor te doen. Dit is namelijk de standaardinstelling.
Twee exemplaren van drie pagina's worden bijvoorbeeld als volgt afgedrukt: pagina 1, pagina 2, pagina 3,
pagina 1, pagina 2, pagina 3.
Als u niet wilt dat uw kopieën worden gesorteerd, kunt u de instelling wijzigen.
In dat geval worden twee exemplaren van drie pagina's bijvoorbeeld afgedrukt in de volgorde: pagina 1, pagina 1,
pagina 2, pagina 2, pagina 3, pagina 3.
Scheidingsvellen invoegen tussen exemplaren
28
Kopiëren
U kunt als volgt Sorteren uitschakelen:
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Gebruik het numerieke toetsenblok om het gewenste aantal exemplaren in te voeren.
5 Raak Uit aan als u niet wilt dat uw kopieën gesorteerd worden.
6 Raak Kopiëren aan.
Scheidingsvellen invoegen tussen exemplaren
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Opties aan.
5 Raak Scheidingsvellen aan.
Opmerking: sorteren moet zijn ingeschakeld om scheidingsvellen in te voegen tussen exemplaren. Als Sorteren
is uitgeschakeld, worden de scheidingsvellen aan het eind van de afdruktaak geplaatst.
6 Raak Kopiëren aan.
Opties voor papierbesparing instellen
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Selecteer de gewenste optie voor dubbelzijdig afdrukken.
5 Raak Opties aan.
6 Raak Papierbesparing aan.
7 Selecteer de gewenste uitvoer.
Als u bijvoorbeeld vier originelen in staande afdrukstand hebt die u op één zijde wilt afdrukken, raakt u 4 op 1,
staand aan.
8 Raak Paginaranden afdrukken aan als u wilt dat rondom elke pagina van het origineel een rand wordt gemaakt
op de kopie.
9 Raak Kopiëren aan.
De datum en tijd boven aan elke pagina afdrukken
29
Kopiëren
De datum en tijd boven aan elke pagina afdrukken
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Opties aan.
5 Raak Datum-/tijdstempel aan.
6 Raak Aan aan.
7 Raak Gereed aan.
8 Raak Kopiëren aan.
Een overlay-bericht boven aan elke pagina afdrukken
Boven aan iedere pagina kan een overlay-bericht worden geplaatst. U hebt de keuze uit Dringend, Vertrouwelijk,
Kopie en Concept. U plaatst als volgt een bericht boven aan een pagina:
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Opties aan.
5 Raak de knop aan met de overlay die u wilt gebruiken.
6 Raak Gereed aan.
7 Raak Kopiëren aan.
Een aangepaste taak maken (taak samenstellen)
U gebruikt Aangepaste taak om één kopieertaak samen te stellen uit een of meerdere sets originelen. Elke set kan
volgens verschillende taakparameters worden gescand. Als een kopieertaak wordt verzonden terwijl Aangepaste taak
is ingeschakeld, wordt de eerste originelenset volgens de opgegeven parameters gescand. De volgende set wordt volgens
dezelfde of andere parameters gescand.
De definitie van een set hangt af van de scanbron:
via de flatbed bestaat een set uit één pagina.
via de ADF bestaat een set uit alle pagina's die worden gescand totdat de ADF leeg is.
als één pagina door de ADF wordt verzonden, bestaat een set uit één pagina.
Bijvoorbeeld:
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Kopiëren aan op het beginscherm.
4 Raak Opties aan.
5 Raak Aangepaste taak aan.
6 Raak Aan aan.
Kopieertaak annuleren
30
Kopiëren
7 Raak Gereed aan.
8 Raak Kopiëren aan.
Wanneer de laatste pagina van de set wordt gescand, verschijnt het scherm “Volgende pagina scannen”. Raak Volg ende
pagina scannen of Gereed aan. Raadpleeg de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie
voor meer informatie over de instelling voor Aangepaste taak of taken samenstellen.
Kopieertaak annuleren
Als het origineel zich in de ADF bevindt
Als de ADF begint met het verwerken van een document, wordt het scanscherm weergegeven. U kunt de kopieertaak
annuleren door op het aanraakscherm Taak annuleren aan te raken.
Als u Taak annuleren aanraakt, wordt de volledige scantaak geannuleerd. Het scanscherm maakt plaats voor
het scherm “Scantaak wordt geannuleerd”. Alle aanwezige pagina's worden uit de ADF gevoerd en de taak
wordt geannuleerd.
Als pagina's via de flatbed worden gekopieerd
Tijdens het kopieerproces verschijnt het scherm “Volgende pagina scannen”. U kunt de kopieertaak annuleren door op
het aanraakscherm Taak annuleren aan te raken.
Als u
Taak annuleren
aanraakt, wordt de volledige scantaak geannuleerd. Het scanscherm maakt plaats voor
het scherm “Scantaak wordt geannuleerd”. Wanneer de taak is verwijderd, wordt het kopieerscherm weergegeven
op het aanraakscherm.
Als pagina's worden afgedrukt
U kunt de afdruktaak annuleren door op het aanraakscherm Taak annuleren aan te raken of door op het numerieke
toetsenblok op Stop te drukken.
Als u Taak annuleren aanraakt of op Stop drukt, wordt de resterende afdruktaak geannuleerd. Wanneer de taak
is verwijderd, wordt het beginscherm weergegeven op het aanraakscherm.
Kopieertips
De volgende tips kunnen de kwaliteit van de kopieën van de MFP verbeteren. Raadpleeg Problemen met de
kopieerkwaliteit oplossen voor meer informatie of voor het oplossen van problemen met faxen.
Vraag Tip
Wanneer moet ik de modus
Tekst gebruiken?
Gebruik de modus Tekst als het behoud van de tekst het belangrijkste doel is van de kopie
en als het behoud van de afbeeldingen op het origineel van ondergeschikt belang is.
Tekst is de beste optie voor ontvangstbewijzen, carbonformulieren en documenten die
alleen uit tekst of fijn lijnwerk bestaan.
Wanneer moet ik de modus
Tekst/foto gebruiken?
Gebruik de modus Tekst/foto als het origineel uit een combinatie van tekst en
afbeeldingen bestaat.
Tekst/foto is de beste optie voor tijdschriftartikelen, zakelijke illustraties en folders.
Wanneer moet ik de modus
Afgedr. afb. gebruiken?
Gebruik de modus Afgedr. afb. als het origineel een rasterfoto is, een afbeelding zoals een
document dat is afgedrukt op een laserprinter of een pagina uit een tijdschrift of krant.
Wanneer moet ik de modus
Foto gebruiken?
Gebruik de modus Foto als het origineel een kwalitatief zeer goede foto of afdruk van een
inkjetprinter is.
E-mail
31
3
E-mail
Met de MFP kunt u gescande documenten via e-mail verzenden naar een of meer geadresseerden.
U kunt op vier manieren een e-mail verzenden vanaf de MFP. U kunt het e-mailadres typen, een snelkoppelingsnummer
gebruiken, het adresboek gebruiken of een profiel gebruiken. U kunt permanente e-mailbestemmingen maken in de
koppeling Bestemmingen beheren. Deze koppeling bevindt zich onder het tabblad Configuratie op de webpagina.
Voor meer informatie of gedetailleerde instructies selecteert u een van de volgende opties:
Een e-mailadres invoeren
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Voer het adres van de geadresseerde in.
U kunt meerdere geadresseerden invoeren door op Volgende te drukken en vervolgens het adres of het
snelkoppelingsnummer van de geadresseerde in te voeren.
4 Raak E-mailen aan.
Een e-mailadres invoeren
Een snelkoppelingsnummer gebruiken
Het adresboek gebruiken
Een e-mail versturen naar een profiel
Een onderwerp en berichtinformatie aan de e-mail toevoegen
Het bestandstype wijzigen voor verzending
Kleurendocumenten per e-mail verzenden
Een e-mailsnelkoppeling maken
Een e-mailprofiel maken
Een e-mail annuleren
Informatie over e-mailopties
Instellingen e-mailserver
Adresboekinstellingen
Een snelkoppelingsnummer gebruiken
32
E-mail
Een snelkoppelingsnummer gebruiken
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Druk op # en voer het snelkoppelingsnummer van de geadresseerde in.
U kunt meerdere geadresseerden invoeren door op volgende te drukken en vervolgens het
snelkoppelingsnummer of het adres van de geadresseerde in te voeren.
4 Raak E-mailen aan.
Het adresboek gebruiken
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Raak Zoeken in adresboek aan.
4 Voer de naam of een gedeelte van de naam die u zoekt in en raak Zoeken aan.
5 Raak de naam aan die u wilt toevoegen zodat deze in het veld Naar: komt te staan.
U kunt meerdere geadresseerden invoeren door op Volgende te drukken en vervolgens het adres of
snelkoppelingsnummer van de geadresseerde in te voeren of het adresboek te gebruiken.
6 Raak E-mailen aan.
Een e-mail versturen naar een profiel
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak Taken in wacht aan op het beginscherm.
3 Raak Profielen aan.
4 Selecteer uw e-mailbestemming in de profielenlijst.
5 Raak E-mailen aan.
Een onderwerp en berichtinformatie aan de e-mail toevoegen
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Raak Opties aan.
4 Raak Onderwerp aan.
Het bestandstype wijzigen voor verzending
33
E-mail
5 Voer het onderwerp van de e-mail in.
6 Raak Gereed aan.
7 Raak Bericht aan.
8 Voer een e-mailbericht in.
9 Raak Gereed aan.
10 Raak E-mailen aan.
Het bestandstype wijzigen voor verzending
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Voer een e-mailadres in.
4 Raak Opties aan.
5 Raak de knop aan die overeenkomt met het bestandstype dat u wilt verzenden.
•PDF: hiermee wordt een enkel bestand gemaakt met meerdere pagina's die kunnen worden weergegeven
met Adobe Reader. Adobe Reader wordt gratis aangeboden door Adobe en kan worden gedownload vanaf
www.adobe.com.
TIFF: hiermee worden meerdere bestanden of een enkel bestand gemaakt. Als u Multipage TIFF uitschakelt
in het menu Configuratie, dan wordt bij TIFF elke pagina als een bestand opgeslagen. Een TIFF-bestand is
meestal groter dan een gelijkwaardig JPEG-bestand.
JPEG: hiermee wordt een afzonderlijk bestand gemaakt dat wordt toegevoegd aan elke pagina van uw
originele document. De pagina's kunnen worden weergegeven met de meeste webbrowsers en grafische
programma's.
6 Raak E-mailen aan.
Kleurendocumenten per e-mail verzenden
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden
op de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Voer een e-mailadres in.
4 Raak Opties aan.
5 Raak Kleur aan.
6 Raak E-mailen aan.
Een e-mailsnelkoppeling maken
34
E-mail
Een e-mailsnelkoppeling maken
Via een computer
1 Voer het IP-adres van de MFP in in het URL-veld (adresbalk) van de webbrowser.
2 Klik op Configuratie (in het linkerveld) en klik vervolgens op Bestemmingen beheren (in het rechterveld).
Opmerking: u wordt mogelijk gevraagd om een wachtwoord in te voeren. Vraag uw systeembeheerder om
een gebruikers-ID en een wachtwoord als u deze nog niet hebt.
3 Klik op Instellingen e-mailbestemming.
4 Voer een unieke naam in voor de geadresseerde en geef het e-mailadres op.
Opmerking: als u meerdere adressen invoert, dient u de afzonderlijke adressen via een komma (,) van elkaar
te scheiden.
5 Kies uw scaninstellingen (Indeling, Inhoud, Kleur en Resolutie).
6 Voer een snelkoppelingsnummer in en klik vervolgens op Toevoegen.
Als u een nummer invoert dat al in gebruik is, wordt u gevraagd een ander nummer te kiezen.
7 Ga naar de MFP en plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in
de automatische documentinvoer.
8 Druk op # en voer het snelkoppelingsnummer van de geadresseerde in.
9 Raak E-mailen aan.
Via de MFP
1
Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF en verstel de papiergeleiders.
2 Raak E-mail aan op het beginscherm.
3 Voer het e-mailadres van de geadresseerde in.
Als u een groep met geadresseerden wilt maken, raakt u Volgend nr. aan en geeft u het e-mailadres van
de volgende geadresseerde op.
4 Raak Opslaan als snelkoppeling aan.
5 Voer een unieke naam in voor de snelkoppeling.
6 Controleer of de naam en het nummer van de snelkoppeling juist zijn en raak vervolgens OK aan.
Als de naam en het nummer niet juist zijn, raakt u Annuleren aan en voert u de gegevens opnieuw in.
7 Raak E-mailen aan.
Een e-mailprofiel maken
1 Open uw Web browser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik op Instellingen E-mail/FTP.
4 Klik op E-mailsnelkoppelingen beheren.
5 Voer de betreffende informatie in de velden in.
6 Klik op Toevoegen.
Een e-mail annuleren
35
E-mail
Een e-mail annuleren
1 Als u de automatische documentinvoer gebruikt, dient u Annuleren aan te raken als Bezig met scannen
wordt weergegeven op het aanraakscherm.
2 Als u het scannerbed gebruikt, dient u Annuleren aan te raken als Volgende pagina scannen /
Taak voltooien wordt weergegeven op het aanraakscherm.
Informatie over e-mailopties
Origineel formaat:
hiermee opent u een scherm waarin u het formaat kunt invoeren van de documenten die u gaat e-mailen.
Als u een van de pictogrammen voor papierformaat aanraakt, wordt dat formaat uw selectie en keert u terug naar
het scherm met e-mailopties.
Als Origineel formaat is ingesteld op Gemengde formaten, kunt u verschillende formaten originelen scannen
(Letter- en Legal-formaat). De scans worden automatisch passend gemaakt voor het geselecteerde
afdrukformaat.
Zijden (Duplex): geeft aan de MFP door of het origineel simplex (op één zijde bedrukt) of duplex (op beide zijden bedrukt)
is. De scanner weet nu wat er moet worden gescand om te e-mailen.
Afdrukstand: geeft aan de MFP door of het origineel staand of liggend is en wijzigt vervolgens de instellingen voor de
zijden en voor Inbinden zodat deze overeenkomen met de afdrukstand van het origineel.
Inbinden: geeft aan de MFP door of het origineel aan de lange of korte zijde is ingebonden.
E-mailonderwerp: hier kunt u een onderwerpregel toevoegen aan uw e-mail. U kunt maximaal 255 tekens invoeren.
E-mailbericht: hier voert u een bericht in dat met de gescande bijlage wordt verzonden.
Resolutie:
hiermee stelt u de uitvoerkwaliteit in van uw e-mail. Door een hogere afbeeldingsresolutie wordt het e-mailbestand
groter en duurt het langer om uw originele document te scannen. Als u het e-mailbestand wilt verkleinen, kunt u een lagere
afbeeldingsresolutie instellen.
Verzenden als: hiermee stelt u de bestandsindeling in voor de gescande afbeelding (PDF, TIFF of JPEG).
PDF is één bestand.
TIFF is één bestand. Als u Multipage TIFF uitschakelt in het menu Configuratie, dan wordt bij TIFF elke pagina
in een reeks bestanden opgeslagen.
Bij JPEG wordt elke pagina als een bestand opgeslagen. Als u meerdere pagina's scant, is het resultaat een
reeks bestanden.
Inhoud: geeft aan de MFP door wat voor soort document het origineel is. U hebt de keuze uit Tekst, Tekst/foto of Foto.
Kleur kunt u in- of uitschakelen bij elke optie onder Inhoud. Opties onder Inhoud hebben invloed op de kwaliteit en grootte
van uw e-mail.
Tekst: legt de nadruk op scherpe, zwarte tekst met een hoge resolutie tegen een schone, witte achtergrond.
Tekst/foto: als het origineel tekst en afbeeldingen of foto's bevat.
Foto: geeft aan dat de scanner extra aandacht moet besteden aan afbeeldingen en foto's. Met deze instelling
duurt het scannen langer, maar worden alle dynamische tonen van het origineel zo goed mogelijk weergegeven.
Hierdoor wordt de hoeveelheid opgeslagen gegevens groter.
Kleur: hiermee stelt u het scantype en de uitvoer van de e-mail in. Kleurendocumenten kunnen worden gescand
en verzonden naar een e-mailadres.
Instellingen e-mailserver
36
E-mail
Geavanceerde opties: hiermee kunt u de instellingen wijzigen voor Geavanceerde beeldverwerking, Aangepaste taak,
Transmissielog, Scanvoorbeeld, Rand wissen of Intensiteit.
Geavanceerde beeldverwerking: hiermee kunt u Achtergrond verwijderen, Contrast en Schaduwdetail
aanpassen voordat u gaat kopiëren.
Aangepaste taak (taak samenstellen): hiermee combineert u meerdere scanopdrachten tot één enkele
opdracht.
Transmissielog: hiermee drukt u het transmissielog of het transmissiefoutenlog af.
Scanvoorbeeld: hiermee worden de eerste pagina's van de afbeelding weergegeven voordat deze in de e-mail
wordt opgenomen. Als de eerste pagina is gescand, volgt er een korte pauze en vervolgens wordt het voorbeeld
weergegeven.
Rand wissen: met deze functie verwijdert u vlekken of informatie rondom de randen van het document. U kunt
een heel gebied langs alle zijden van het papier weghalen, of een bepaalde rand aangeven.
Intensiteit: hiermee kunt u aangeven hoeveel lichter of donkerder uw gescande e-mails moeten worden.
Instellingen e-mailserver
Als u de e-mail wilt gebruiken, dient de instelling hiervoor ingeschakeld te zijn in de MFP-configuratie en dient er een geldig
IP-adres of gateway-adres ingesteld te zijn. U stelt als volgt de e-mailfunctie in:
1 Open uw Web browser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik op Instellingen E-mail/FTP.
4 Klik op Instellingen e-mailserver.
5 Voer de betreffende informatie in de velden in.
6 Klik op Indienen.
Adresboekinstellingen
1 Open uw Web browser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik op Instellingen E-mail/FTP.
4 Klik op E-mailsnelkoppelingen beheren.
5 Voer de betreffende informatie in de velden in.
6 Klik op Toevoegen.
Faxen
37
4
Faxen
Met de faxfunctie kunt u items scannen en faxen naar één of meerdere geadresseerden, rechtstreeks vanaf de MFP. Als u
Faxen aanraakt, wordt het scherm Faxbestemming geopend. U geeft het faxnummer op en vervolgens raakt u Faxen aan
om uw fax te verzenden. U kunt ook de faxinstellingen wijzigen om deze aan te passen aan uw persoonlijke behoeften.
Tijdens de eerste keer dat u de MFP instelt, kunt u worden gevraagd om de MFP te configureren zodat u ermee kunt faxen.
Raadpleeg Faxinstellingen in de Installatiehandleiding voor meer informatie.
U kunt de volgende onderwerpen met betrekking tot faxen vinden in dit hoofdstuk en in andere hoofdstukken.
Een fax verzenden
U kunt op twee manieren een fax verzenden: voer het nummer in met het numerieke toetsenblok of gebruik een
snelkoppelingsnummer. Volg de onderstaande instructies om een fax te verzenden met het toetsenblok of raadpleeg
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken voor het faxen van uw documenten via een snelkoppeling.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Faxen aan op het beginscherm.
4 Geef het faxnummer op met de cijfers op het aanraakscherm of op het toetsenblok.
Voeg geadresseerden toe door op Volgende te drukken en vervolgens het telefoonnummer of
snelkoppelingsnummer van de geadresseerde in te voeren of het adresboek te gebruiken.
Opmerking: als u een pauze van twee seconden in een faxnummer wilt plaatsen, gebruikt u de knop Kiespauze.
De kiespauze wordt als een komma weergegeven in het vak Faxen naar:. Gebruik deze functie als u eerst een
nummer moet kiezen om een buitenlijn te krijgen.
5 Raak Faxen aan.
Een fax verzenden De instelling voor intensiteit aanpassen
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken Een fax op een later tijdstip verzenden
Het adresboek gebruiken Een uitgaande fax annuleren
Faxen verzenden vanaf een computer Faxtips
Snelkoppelingen maken Problemen bij het faxen oplossen
Informatie over faxopties Een faxlog bekijken
De faxresolutie wijzigen
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken
38
Faxen
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen gebruiken
Snelkoppelingen voor faxbestemmingen werken net als de snelkeuzenummers op een telefoon of faxapparaat. U kunt
snelkoppelingsnummers toewijzen als u permanente faxbestemmingen maakt. U kunt permanente faxbestemmingen en
snelkeuzenummers maken in de koppeling Bestemmingen beheren. Deze koppeling bevindt zich onder het tabblad
Configuratie op de webpagina. Een snelkoppelingsnummer (1 – 99999) kan één of meerdere ontvangers bevatten. Als u
een groepsfaxbestemming met een snelkoppelingsnummer maakt, kunt u snel en gemakkelijk informatie verzenden naar
een hele groep.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Druk op #. Daarna drukt u op het snelkoppelingsnummer op het toetsenblok.
Druk op #. Daarna drukt u op het snelkoppelingsnummer op het toetsenblok. U kunt ook Volgend nr. aanraken
om een ander adres op te geven.
Raadpleeg Snelkoppelingen maken voor informatie over het maken van snelkoppelingsnummers.
4 Raak Faxen aan.
Het adresboek gebruiken
Opmerking: als de adresboekfunctie niet is ingeschakeld, dient u contact op te nemen met uw systeembeheerder.
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Raak Faxen aan op het beginscherm.
3 Raak Zoeken in adresboek aan.
4 Via het toetsenbord op het aanraakscherm geeft u de naam of een deel van de naam op van de persoon van wie
u het faxnummer wilt weten. (U kunt niet tegelijkertijd naar meerdere namen zoeken.)
5 Raak Invoeren aan.
6 Raak de naam aan en voeg deze toe aan de lijst Faxen naar:.
7 Herhaal de stappen 5 en 6 om extra bestemmingen op te geven.
8 Raak Faxen aan.
Faxen verzenden vanaf een computer
Door vanaf een computer te faxen, kunt u elektronische documenten verzenden van achter uw bureau. Hierdoor hebt u
de flexibiliteit om rechtstreeks vanuit softwaretoepassingen documenten te faxen.
1 In de softwaretoepassing klikt u op Bestand Æ Afdrukken.
2 In het venster Afdrukken selecteert u uw MFP en klikt u vervolgens op Eigenschappen.
Opmerking: om deze functie uit te voeren vanaf uw computer, dient u het PostScript-stuurprogramma
te gebruiken voor uw MFP.
3 Selecteer het tabblad Other Options (Overige opties) en klik op Fax (Faxen).
4 Klik op OK. In het volgende scherm klikt u op OK.
5 In het scherm Fax (Faxen) geeft u de naam en het faxnummer op van de geadresseerde.
6 Klik op Send (Verzenden) om uw taak te verzenden.
Snelkoppelingen maken
39
Faxen
Snelkoppelingen maken
U kunt een permanente faxbestemming maken en er een snelkoppelingsnummer aan toewijzen, zodat u niet elke keer als
u een fax wilt verzenden het gehele telefoonnummer van de geadresseerde hoeft in te voeren op het bedieningspaneel.
U kunt een snelkoppeling voor één nummer of voor meerdere nummers maken. U kunt op twee manieren
snelkoppelingsnummers maken: via een computer of via het aanraakscherm van de MFP.
Via een computer
1 Voer het IP-adres van de MFP in in het URL-veld (adresbalk) van uw webbrowser. Raadpleeg uw beheerder als
u het IP-adres niet weet.
2 Klik op Configuratie (in het linkerveld van het browservenster) en klik vervolgens op Bestemmingen beheren
(in het rechterveld van het browservenster).
Opmerking: u wordt mogelijk om een wachtwoord gevraagd. Vraag uw systeembeheerder om een gebruikers-ID
en een wachtwoord als u deze nog niet hebt.
3 Klik op Instellingen faxsnelkoppeling.
4 Voer een unieke naam in voor de snelkoppeling en geef het faxnummer op.
Als u een snelkoppeling voor meerdere nummers wilt maken, dient u de faxnummers voor die groep op te geven.
Opmerking: u dient de afzonderlijke faxnummers via een puntkomma (;) van elkaar te scheiden.
5 Wijs een snelkoppelingsnummer toe.
Als u een nummer invoert dat al in gebruik is, wordt u gevraagd een ander nummer te kiezen.
6 Klik op Toevoegen.
7 Ga naar de MFP en plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in
de automatische documentinvoer.
8 Druk op het numerieke toetsenblok op # en voer uw snelkoppelingsnummer in.
9 Raak Faxen aan.
Via de MFP
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF en verstel de
papiergeleiders.
2 Raak Faxen aan op het beginscherm.
3 Geef het faxnummer van de geadresseerde op.
Als u een groep met geadresseerden wilt maken, raakt u Volgend nr. aan en geeft u het faxnummer van
de volgende geadresseerde op.
4 Raak Opslaan als snelkoppeling aan.
5 Voer een unieke naam in voor de snelkoppeling.
6 Controleer of de naam en het nummer van de snelkoppeling juist zijn en raak vervolgens OK aan.
Als de naam en het nummer niet juist zijn, raakt u Annuleren aan en voert u de gegevens opnieuw in.
7 Raak Faxen aan.
Informatie over faxopties
40
Faxen
Informatie over faxopties
Origineel formaat: hiermee opent u een scherm waarin u het formaat kunt kiezen van de documenten die u gaat faxen.
Als u een van de knoppen voor papierformaat aanraakt, wordt dat formaat uw selectie en keert u terug naar het
scherm met faxopties.
Als Origineel formaat is ingesteld op Gemengde formaten, kunt u verschillende formaten originelen scannen
(Letter- en Legal-formaat). De scans worden automatisch passend gemaakt voor het geselecteerde
afdrukformaat.
Inhoud: wordt gebruikt om het documenttype dat u scant te selecteren (bijvoorbeeld Tekst, Tekst/foto of Foto). Opties
onder Inhoud hebben invloed op de kwaliteit en grootte van uw scan. De scanner kiest hoe de informatie van het origineel
wordt verwerkt.
Bij de instelling Tekst ligt de nadruk op scherpe, zwarte tekst met een hoge resolutie tegen een schone, witte
achtergrond.
U kunt de instelling Tekst/foto gebruiken als het origineel tekst en afbeeldingen of foto's bevat.
De instelling Foto geeft aan dat de scanner extra aandacht moet besteden aan afbeeldingen en foto's. Met deze
instelling duurt het scannen langer, maar worden alle dynamische tonen van het origineel zo goed mogelijk
weergegeven. Hierdoor wordt de hoeveelheid opgeslagen gegevens groter.
Zijden: geeft aan de MFP door of het origineel simplex (op één zijde bedrukt) of duplex (op beide zijden bedrukt) is.
De scanner weet nu wat er moet worden gescand om te faxen.
Resolutie: hiermee geeft u aan hoe nauwkeurig de scanner het document bekijkt dat u wilt faxen. Als u een foto, een
afbeelding met dunne lijnen of een document met een zeer klein lettertype faxt, dient u de resolutie te verhogen. Hierdoor
duurt het scannen langer en wordt de kwaliteit van de uitgevoerde fax verbeterd. Standaard is geschikt voor de meeste
documenten. Fijn wordt aanbevolen voor documenten met kleine letters. Superfijn wordt aanbevolen voor originelen met
kleine details. Ultrafijn wordt aanbevolen voor documenten met afbeeldingen of foto's.
Intensiteit: hiermee geeft u aan hoeveel lichter of donkerder dan het origineel de fax moet worden.
Geavanceerde opties: hiermee hebt u toegang tot Vertraagd verzenden, Geavanceerde beeldverwerking, Aangepaste
taak, Transmissielog, Scanvoorbeeld, Rand wissen en Duplex geavanceerd of instellingen voor de faxwachtrij.
Vertraagd verzenden: hiermee kunt u een fax op een later tijdstip of latere datum laten verzenden. Als u de fax
hebt klaargemaakt voor verzenden, selecteert u Vertrgd verzenden, voert u de tijd en datum van verzenden in en
vervolgens raakt u Gereed aan. Deze instelling kan vooral handig zijn als u informatie verzendt naar faxlijnen die
niet dadelijk beschikbaar zijn tijdens bepaalde uren of als verzendtijden goedkoper zijn.
Opmerking: als het apparaat wordt uitgeschakeld in de periode dat de fax verzonden had moeten worden,
wordt de fax verzonden als de MFP weer wordt ingeschakeld.
Geavanceerde beeldverwerking: hiermee kunt u Achtergrond verwijderen, Contrast en Schaduwdetail
aanpassen voordat u gaat faxen.
Aangepaste taak (taak samenstellen): hiermee combineert u meerdere scanopdrachten tot één enkele
opdracht.
Transmissielog: hiermee drukt u het transmissielog of het transmissiefoutenlog af.
Scanvoorbeeld: hiermee wordt een afbeelding weergegeven voordat deze wordt gefaxt. Als u een pagina hebt
gescand, volgt er een korte pauze en vervolgens wordt het voorbeeld weergegeven.
Rand wissen: met deze functie verwijdert u vlekken of informatie rondom de randen van het document. U kunt
een heel gebied langs alle zijden van het papier weghalen, of een bepaalde rand aangeven. Met Rand wissen
wist u alles wat in het geselecteerde gebied ligt, zodat er niets wordt afgedrukt op dat gedeelte van het papier.
Duplex geavanceerd: hiermee houdt u overzicht over hoeveel zijden uw origineel heeft en hoe het geplaatst is,
en of uw origineel langs de lange of korte zijde wordt ingebonden.
De faxresolutie wijzigen
41
Faxen
De faxresolutie wijzigen
1
Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Faxen aan op het beginscherm.
4 Geef het faxnummer op.
5 Raak Opties aan.
6 Raak de knop aan die overeenkomt met de door u gewenste resolutie.
7 Raak Faxen aan.
De instelling voor intensiteit aanpassen
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Faxen aan op het beginscherm.
4 Geef het faxnummer op.
5 Raak Opties aan.
6 Raak de pijl naar links aan om de Intensiteit voor de fax te verlagen of raak de pijl naar rechts aan om
de Intensiteit voor de fax te verhogen.
7 Raak Faxen aan.
Een fax op een later tijdstip verzenden
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Pas de papiergeleiders aan.
3 Raak Faxen aan op het beginscherm.
4 Geef het faxnummer op.
5 Raak Opties aan.
6 Raak Geavanceerde opties aan.
7 Raak Vertrgd verzenden aan.
Opmerking: als de Faxmodus op Faxserver staat ingesteld, wordt de knop voor vertraagd verzenden niet
weergegeven. Faxen die wachten op verzending, staan vermeld in de faxwachtrij.
8 Raak de pijl naar links aan om de tijd tot verzending te doen afnemen of raak de pijl naar rechts aan om de tijd
tot verzending te doen toenemen.
Opmerking: als u de pijlen aanraakt om de tijd tot verzending te doen afnemen of te doen toenemen, maakt u
stappen van 30 minuten. Als het huidige tijdstip wordt weergegeven, wordt de pijl naar links grijs
weergegeven.
9 Raak Gereed aan.
Een uitgaande fax annuleren
42
Faxen
Een uitgaande fax annuleren
U kunt op twee manieren een uitgaande fax annuleren:
Terwijl de originelen nog worden gescand
1 Als u de automatische documentinvoer gebruikt, raakt u Annuleren aan als Bezig met scannen wordt
weergegeven op het aanraakscherm.
2 Als u het scannerbed gebruikt, dient u Annuleren aan te raken als Volgende pagina scannen / Taak voltooien
wordt weergegeven op het aanraakscherm.
Nadat de originelen naar het geheugen zijn gescand
1 Raak Taken Annuleren aan op het beginscherm.
Het scherm Taken Annuleren wordt weergegeven.
2 Raak de taak of taken aan die u wilt annuleren.
Er worden slechts drie taken weergegeven op het scherm. Raak de pijl-omlaag aan totdat de door u gewenste
taak wordt weergegeven en raak vervolgens de taak aan die u wilt annuleren.
3 Raak Geselecteerde taken verwijderen aan.
Het scherm Geselecteerde taak of taken worden verwijderd wordt weergegeven, de geselecteerde taken worden
verwijderd en vervolgens wordt het beginscherm weergegeven.
Een faxlog bekijken
Als u een fax verzendt of ontvangt, wordt er een item van de activiteit opgeslagen in een bestand. U kunt dit bestand
bekijken of afdrukken wanneer u maar wilt.
U kunt het faxlog als volgt bekijken:
1 Typ het IP-adres van de MFP in het URL-veld van uw browser en druk vervolgens op Enter.
2 Klik op Rapporten.
3 Klik op Faxinstellingen.
4 Klik op Faxtaaklog of op Kieslog faxnummers.
Faxtips
De volgende tips kunnen de faxkwaliteit van de MFP verbeteren of problemen met faxen oplossen. Raadpleeg Problemen
bij het faxen oplossen voor meer informatie of voor het oplossen van problemen met scannen.
Vraag Tip
Wanneer moet ik de modus
Tekst gebruiken?
Gebruik de modus Tekst als het behoud van de tekst het belangrijkste doel is van de fax
en als het behoud van de afbeeldingen op het origineel van ondergeschikt belang is.
Tekst is de beste optie voor ontvangstbewijzen, carbonformulieren en documenten die
alleen uit tekst of fijn lijnwerk bestaan.
Wanneer moet ik
de modus Tekst/foto
gebruiken?
Gebruik de modus Tekst/foto als het origineel uit een combinatie van tekst en
afbeeldingen bestaat.
Tekst/foto is de beste optie voor tijdschriftartikelen, zakelijke illustraties en folders.
Wanneer moet ik de modus
Foto gebruiken?
De modus Foto moet worden gebruikt voor het faxen van foto's die zijn afgedrukt op een
laserprinter of die uit een tijdschrift of krant komen.
Nummerweergave werkt niet
Als nummerweergave in uw regio wordt ondersteund, dient u mogelijk de standaardinstelling
te wijzigen. Er zijn twee instellingen beschikbaar: FSK (signaal 1) en DTMF (signaal 2). Neem
contact op met uw telefoonmaatschappij om vast te stellen welk signaal of welke instelling u
moet gebruiken.
FTP
43
5
FTP
Met de MFP-scanner kunt u documenten rechtstreeks scannen naar een FTP-server (File Transfer Protocol).
Opmerking: u kunt per keer slechts naar één FTP-adres verzenden.
Als uw systeembeheerder een FTP-bestemming heeft geconfigureerd, wordt de naam van de bestemming beschikbaar als
een snelkoppelingsnummer of wordt deze vermeld in de lijst met profielen onder het pictogram Taken in wacht. Een andere
PostScript-printer kan ook een FTP-locatie zijn: een kleurendocument kan bijvoorbeeld worden gescand en vervolgens
naar een kleurenprinter worden gestuurd. Een document naar een FTP-server verzenden lijkt op het verzenden van een
fax. Het verschil is dat de gegevens via het netwerk in plaats van via de telefoonlijn worden verzonden.
Voor meer informatie of gedetailleerde instructies selecteert u een van de volgende opties:
Het FTP-adres invoeren
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Raak FTP aan op het beginscherm.
3 Voer het FTP-adres in.
4 Raak Verzenden aan.
Een snelkoppelingsnummer gebruiken
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Raak FTP aan op het beginscherm.
3 Druk op # en voer het FTP-snelkoppelingsnummer in.
4 Raak Verzenden aan.
Het adresboek gebruiken
1 Plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de automatische
documentinvoer.
2 Raak FTP aan op het beginscherm.
3 Raak Zoeken in adresboek aan.
4 Voer de naam of een gedeelte van de naam die u zoekt in en raak Zoeken aan.
5 Raak de naam aan die u wilt toevoegen zodat deze in het veld Naar: komt te staan.
6 Raak Verzenden aan.
Het FTP-adres invoeren Het adresboek gebruiken
Een snelkoppelingsnummer gebruiken FTP-tips
Snelkoppelingen maken
44
FTP
Snelkoppelingen maken
U kunt een permanente FTP-bestemming maken en er een snelkoppelingsnummer aan toewijzen, zodat u niet elke keer
wanneer u een document naar een FTP wilt sturen het gehele adres van de FTP-site hoeft in te voeren op het bedieningspaneel.
U kunt op twee manieren snelkoppelingsnummers maken: via een computer of via het aanraakscherm van de MFP.
Via een computer
1 Voer het IP-adres van de MFP in in het URL-veld (adresbalk) van uw webbrowser. Raadpleeg uw
systeembeheerder als u het IP-adres niet weet.
2 Klik op Configuratie (in het linkerveld van het browservenster) en klik vervolgens op Bestemmingen beheren
(in het rechterveld van het browservenster).
Opmerking: u wordt mogelijk om een wachtwoord gevraagd. Vraag uw systeembeheerder om een gebruikers-ID
en een wachtwoord als u deze nog niet hebt.
3 Klik op Instellingen FTP-snelkoppeling.
4 Voer de betreffende informatie in de velden in.
5 Wijs een snelkoppelingsnummer toe.
Als u een nummer invoert dat al in gebruik is, wordt u gevraagd een ander nummer te kiezen.
6 Klik op Toevoegen.
7 Ga naar de MFP en plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de
automatische documentinvoer.
8 Druk op het numerieke toetsenblok op # en voer uw snelkoppelingsnummer in.
9 Raak Verzenden aan.
Via de MFP
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF en verstel de
papiergeleiders.
2 Raak FTP aan op het beginscherm.
3 Voer het adres van de FTP-site in.
4 Raak Opslaan als snelkoppeling aan.
5 Voer een unieke naam in voor de snelkoppeling.
6 Controleer of de naam en het nummer van de snelkoppeling juist zijn en raak vervolgens OK aan.
Als de naam en het nummer niet juist zijn, raakt u Annuleren aan en voert u de gegevens opnieuw in.
7 Raak Verzenden aan.
FTP-opties
Origineel formaat:
hiermee opent u een scherm waarin u het formaat kunt invoeren van de documenten die u gaat kopiëren.
Als u een van de pictogrammen voor papierformaat aanraakt, wordt dat formaat uw selectie en keert u terug naar
het scherm FTP-opties.
Als Origineel formaat is ingesteld op Gemengde formaten, kunt u verschillende formaten originelen scannen (Letter-
en Legal-formaat). De scans worden automatisch passend gemaakt voor het geselecteerde afdrukformaat.
FTP-opties
45
FTP
Zijden (Duplex): geeft aan de MFP door of het origineel simplex (op één zijde bedrukt) of duplex (op beide zijden bedrukt)
is. De scanner weet nu wat er moet worden gescand om in het bestand te worden opgenomen.
Inbinden: geeft aan de MFP door of het origineel aan de lange of korte zijde is ingebonden.
Basisbestandsnaam: hier kunt u een bestandsnaam invoeren. Standaard wordt het woord afbeelding weergegeven.
Er wordt een tijdcode aan de bestandsnaam toegevoegd zodat bestanden die dezelfde naam hebben niet kunnen worden
overschreven op de FTP-site.
Opmerking: de bestandsnaam mag maximaal uit 53 tekens bestaan.
Resolutie: hiermee stelt u de uitvoerkwaliteit in van uw bestand. Door een hogere afbeeldingsresolutie wordt het bestand
groter en duurt het langer om uw originele document te scannen. Als u het bestand wilt verkleinen, kunt u een lagere
afbeeldingsresolutie instellen.
Verzenden als: hiermee stelt u de bestandsindeling in voor de gescande afbeelding (PDF, TIFF of JPEG).
PDF is één bestand.
TIFF is één bestand. Als u Multipage TIFF uitschakelt in het menu Configuratie, dan wordt bij TIFF elke pagina
in een reeks bestanden opgeslagen.
Bij JPEG wordt elke pagina als een bestand opgeslagen. Als u meerdere pagina's scant, is het resultaat een
reeks bestanden.
Inhoud: geeft aan de MFP door wat voor soort document het origineel is. U hebt de keuze uit Tekst, Tekst/foto of Foto.
Kleur kunt u in- of uitschakelen bij elke optie onder Inhoud. Inhoud heeft invloed op de kwaliteit en grootte van uw FTP-
bestand.
Tekst: legt de nadruk op scherpe, zwarte tekst met een hoge resolutie tegen een schone, witte achtergrond.
Tekst/foto: als het origineel tekst en afbeeldingen of foto's bevat.
Foto: geeft aan dat de scanner extra aandacht moet besteden aan afbeeldingen en foto's. Met deze instelling
duurt het scannen langer, maar worden alle dynamische tonen van het origineel zo goed mogelijk weergegeven.
Hierdoor wordt de hoeveelheid opgeslagen gegevens groter.
Kleur: hiermee stelt u het scantype en de uitvoer van de kopie in. Kleurendocumenten kunnen worden gescand
en verzonden naar een FTP-site, computer, e-mailadres of de MFP-printer.
Geavanceerde opties: hiermee hebt u toegang tot de instellingen voor Geavanceerde beeldverwerking, Aangepaste taak,
Transmissielog, Scanvoorbeeld, Rand wissen of Intensiteit.
Geavanceerde beeldverwerking: hiermee kunt u Achtergrond verwijderen, Contrast en Schaduwdetail
aanpassen voordat u gaat scannen.
Aangepaste taak (taak samenstellen): hiermee combineert u meerdere scanopdrachten tot één enkele
opdracht.
Transmissielog: hiermee drukt u het transmissielog of het transmissiefoutenlog af.
Scanvoorbeeld: hiermee worden de eerste pagina's van de afbeelding weergegeven voordat deze in het FTP-
bestand wordt opgenomen. Als de eerste pagina is gescand, volgt er een korte pauze. Vervolgens wordt het
voorbeeld weergegeven.
Rand wissen: met deze functie verwijdert u vlekken of informatie rondom de randen van het document. U kunt
een heel gebied langs alle zijden weghalen, of een bepaalde rand aangeven. Met Rand wissen wist u alles wat
in het geselecteerde gebied ligt, zodat er niets wordt afgedrukt op dat gedeelte van het papier.
Intensiteit: hiermee kunt u aangeven hoeveel lichter of donkerder uw gescande documenten moeten worden.
FTP-tips
46
FTP
FTP-tips
De volgende tips kunnen de kwaliteit van de MFP en de FTP verbeteren.
Vraag Tip
Wanneer moet ik de modus
Tekst gebruiken?
De modus Tekst moet worden gebruikt als het behoud van de tekst het belangrijkste
doel is als een document naar een FTP-site wordt verzonden en als het behoud van
de afbeeldingen van het origineel niet belangrijk is.
Tekst is de beste optie voor ontvangstbewijzen, carbonformulieren en documenten
die alleen uit tekst of fijn lijnwerk bestaan.
Wanneer moet ik
de modus Tekst/foto gebruiken?
De modus Tekst/foto moet worden gebruikt als een document met tekst en
afbeeldingen naar een FTP-site wordt verzonden.
Tekst/foto is de beste optie voor tijdschriftartikelen, zakelijke illustraties en folders.
Wanneer moet ik de modus Foto
gebruiken?
De modus Foto moet worden gebruikt als het originele document voornamelijk
bestaat uit foto's die zijn afgedrukt met een laserprinter of die uit een tijdschrift of krant
komen.
Scannen naar een pc of een apparaat met USB-flashgeheugen
47
6
Scannen naar een pc of een apparaat met
USB-flashgeheugen
Met de MFP-scanner kunt u documenten rechtstreeks naar uw pc of naar een apparaat met USB-flashgeheugen scannen.
Uw computer hoeft niet rechtstreeks op de MFP te zijn aangesloten om afbeeldingen via Scannen naar PC te kunnen
ontvangen. U kunt het document via het netwerk naar uw computer scannen door een scanprofiel op uw computer te
maken en het profiel vervolgens naar de MFP te downloaden.
Voor meer informatie of gedetailleerde instructies selecteert u een van de volgende opties:
Een profiel voor Scannen naar PC maken
1 Typ het IP-adres van de MFP in het URL-veld van uw browser en druk vervolgens op Enter.
Als het Java-applet-scherm verschijnt, klikt u op Ja.
2 Klik op Scanprofiel.
3 Klik op Scanprofiel maken.
4 Selecteer uw scaninstellingen en klik op Volgende.
5 Selecteer een locatie ergens op uw computer waar u het gescande bestand wilt opslaan.
6 Voer een profielnaam in.
De profielnaam is de naam die wordt weergegeven in de lijst SCANPROFIEL op het bedieningspaneel van
de MFP.
7 Klik op Indienen.
8 Bekijk de aanwijzingen op het scherm Scannen naar PC.
Er is automatisch een snelkoppelingsnummer toegekend toen u op Indienen klikte. Als u klaar bent om uw
documenten te scannen, kunt u dit snelkoppelingsnummer gebruiken.
a Ga naar de MFP en plaats uw origineel met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de
automatische documentinvoer.
b Druk achtereenvolgens op # en het snelkoppelingsnummer op het numerieke toetsenblok, of raak Profielen
aan op het beginscherm.
c Nadat u het snelkoppelingsnummer hebt ingevoerd, scant de scanner het document en verzendt het naar
de directory of de toepassing die u hebt opgegeven. Als u Profielen aanraakt op het beginscherm, kunt u
de snelkoppeling vinden in de lijst.
9 Ga terug naar de computer om het bestand te bekijken.
Uw gescande bestand wordt opgeslagen op de locatie die u hebt opgegeven of geopend in de toepassing die
u hebt opgegeven.
Een profiel voor Scannen naar PC maken
Informatie over opties voor Scannen naar PC
Scannen naar een apparaat met USB-flashgeheugen
Scantips
Informatie over opties voor Scannen naar PC
48
Scannen naar een pc of een apparaat met USB-flashgeheugen
Informatie over opties voor Scannen naar PC
Als u de opties voor het profiel voor Scannen naar PC wilt wijzigen, klikt u op het vak Snel instellen en selecteert u
Aangepast. Met Snel instellen kunt u vooraf ingestelde bestandsindelingen selecteren en de scaninstellingen wijzigen.
U hebt de keuze uit:
Bestandsindeling: hiermee stelt u de bestandsindeling in voor de gescande afbeelding (PDF, TIFF of JPEG).
PDF is één bestand.
TIFF is één bestand. Als u Multipage TIFF uitschakelt in het menu Configuratie, dan wordt bij TIFF elke
pagina in een reeks bestanden opgeslagen.
Bij JPEG wordt elke pagina als een bestand opgeslagen. Als u meerdere pagina's scant, is het resultaat een
reeks bestanden.
Compressie: hiermee stelt u de compressie-indeling van het gescande bestand in.
Standaardinhoud: geeft aan de MFP door wat voor soort document het origineel is. U hebt de keuze uit Tekst, Tekst/foto
of Foto. Opties onder Inhoud hebben invloed op de kwaliteit en grootte van uw e-mail.
Tekst: legt de nadruk op scherpe, zwarte tekst met een hoge resolutie tegen een schone, witte achtergrond.
Tekst/foto: als het origineel tekst en afbeeldingen of foto's bevat.
Foto: geeft aan dat de scanner extra aandacht moet besteden aan afbeeldingen en foto's. Met deze instelling
duurt het scannen langer, maar worden alle dynamische tonen van het origineel zo goed mogelijk weergegeven.
Hierdoor wordt de hoeveelheid opgeslagen gegevens groter.
Kleur: geeft aan de MFP door wat de kleuren van het origineel zijn. U hebt de keuze uit Grijs, Z-W (zwart-wit) en Kleur.
Origineel formaat: hiermee opent u een veld waarin u de grootte kunt invoeren van het document dat u gaat scannen.
Afdrukstand: geeft aan de MFP door of het origineel staand of liggend is en wijzigt vervolgens de instellingen voor de
zijden en voor Inbinden zodat deze overeenkomen met de afdrukstand van het origineel.
Duplex: geeft aan de MFP door of het origineel simplex (op één zijde bedrukt) of duplex (op beide zijden bedrukt) is.
De scanner weet nu wat er moet worden gescand om in het bestand te worden opgenomen.
Intensiteit: hiermee kunt u aangeven hoeveel lichter of donkerder uw gescande documenten moeten worden.
Resolutie: hiermee stelt u de uitvoerkwaliteit in van uw bestand. Door een hogere afbeeldingsresolutie wordt het bestand
groter en duurt het langer om uw originele document te scannen. Als u het bestand wilt verkleinen, kunt u een lagere
afbeeldingsresolutie instellen.
Geavanceerde beeldverwerking: hiermee kunt u Achtergrond verwijderen, Contrast en Schaduwdetail aanpassen
voordat u gaat scannen.
Aangepast Foto - JPEG Kleur
Tekst - PDF Z-W Foto - TIFF Kleur
Tekst - TIFF Z-W Tekst/foto - PDF Z-W
Tekst/foto - PDF Kleur
Scannen naar een apparaat met USB-flashgeheugen
49
Scannen naar een pc of een apparaat met USB-flashgeheugen
Scannen naar een apparaat met USB-flashgeheugen
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de ADF of met de bedrukte zijde naar beneden op
de flatbed.
Pas de papiergeleiders aan als u de ADF gebruikt.
2 Sluit het apparaat met USB-flashgeheugen aan op de USB-aansluiting aan de voorzijde van de MFP.
Het scherm Taken in wacht wordt weergegeven.
3 Raak Scannen naar USB-station aan.
4 Voer de naam van het bestand in.
5 Selecteer uw scaninstellingen.
6 Raak Scannen aan.
Scantips
De volgende tips kunnen de kwaliteit van de scans van de MFP verbeteren. Raadpleeg Problemen met de scankwaliteit
oplossen voor meer informatie of voor het oplossen van problemen met scannen.
Vraag Tip
Wanneer moet ik de modus
Tekst gebruiken?
Gebruik de modus Tekst als het behoud van de tekst het belangrijkste doel is van
de scan en als het behoud van de afbeeldingen op het origineel van ondergeschikt
belang is.
Tekst is de beste optie voor ontvangstbewijzen, carbonformulieren en documenten
die alleen uit tekst of fijn lijnwerk bestaan.
Wanneer moet ik
de modus Tekst/foto gebruiken?
Gebruik de modus Tekst/foto als het origineel uit een combinatie van tekst en
afbeeldingen bestaat.
Tekst/foto is de beste optie voor tijdschriftartikelen, zakelijke illustraties en folders.
Wanneer moet ik de modus Foto
gebruiken?
De modus Foto moet worden gebruikt als u foto's scant die zijn afgedrukt op een
laserprinter of die uit een tijdschrift of krant komen.
Afdrukken
50
7
Afdrukken
In dit hoofdstuk kunt u informatie vinden over het naar de printer sturen van een afdruktaak, het afdrukken van beveiligde
taken, het annuleren van een afdruktaak of het afdrukken van een pagina met menu-instellingen, een lettertypelijst en een
directorylijst. Ook kunt u in dit hoofdstuk informatie vinden over het afdrukken op afdrukmateriaal van Folio- en Statement-
formaat. Raadpleeg Papierstoringen voorkomen en Afdrukmateriaal bewaren voor tips voor het voorkomen van
papierstoringen en de opslag van afdrukmateriaal.
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen
Op het bedieningspaneel bevindt zich een USB-aansluiting (USB Direct-interface), zodat u een apparaat met
USB-flashgeheugen kunt aansluiten en de volgende typen documenten kunt afdrukken:
Portable Document Format (PDF) [.pdf-bestand]
Joint Photographic Experts Group (JPEG) [.jpeg- of .jpg-bestand]
Tagged Image File Format (TIFF) [.tiff- of .tif-bestand]
Graphics Interchange Format (GIF) [.gif-bestand]
Basic Multilingual Plane (BMP) [.bmp-bestand]
Portable Network Graphics (PNG) [.png-bestand]
PiCture eXchange (PCX) [.pcx-bestand]
PC Paintbrush File Format [.dcx-bestand]
Een document afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen lijkt op het afdrukken van een taak die in de
wacht staat.
Opmerking: gecodeerde bestanden of bestanden waarvoor u geen afdrukmachtiging hebt, kunnen niet
worden afgedrukt.
Gebruik bij voorkeur de volgende geteste en goedgekeurde apparaten met USB-flashgeheugen van 256 MB, 512 MB
en 1 GB:
Lexar JumpDrive 2.0 Pro
SanDisk Cruzer Mini
Andere apparaten met USB-flashgeheugen moeten:
compatibel zijn met de USB 2.0-standaard;
de Full Speed-standaard ondersteunen;
USB-apparaten met alleen low speed (lage snelheid) mogelijkheden worden niet ondersteund.
het FAT-bestandssysteem gebruiken.
Apparaten die zijn geformatteerd met NTFS of een ander bestandssysteem, worden niet ondersteund.
Afdruktaak annuleren
51
Afdrukken
Afdrukken vanaf een apparaat met USB-flashgeheugen:
1 Zorg ervoor dat de MFP is ingeschakeld en dat het bericht Gereed of Bezig wordt weergegeven.
2 Sluit een apparaat met USB-flashgeheugen aan op de USB-aansluiting.
Opmerking: de MFP negeert het geheugenapparaat als u het aansluit terwijl de MFP een probleem heeft,
zoals een papierstoring.
3 Raak de pijl aan naast het document dat u wilt afdrukken.
Er verschijnt een scherm met de vraag hoeveel exemplaren u wilt afdrukken.
4 Raak Afdrukken aan om één exemplaar af te drukken of raak + aan om het aantal exemplaren in te voeren.
Opmerking: wacht tot de afdruktaak voltooid is voordat u het apparaat met USB-flashgeheugen loskoppelt van
de USB-aansluiting.
Het document wordt afgedrukt.
Opmerking: het bericht Printer is bezig verschijnt als u het geheugenapparaat aansluit terwijl de MFP bezig
is met het afdrukken van andere taken. Selecteer Doorgaan, en uw taak zal worden afgedrukt nadat
de andere afdruktaken voltooid zijn.
Als u het apparaat in de MFP laat zitten nadat u het menu USB-station hebt verlaten, kunt u nog steeds PDF's als
wachttaken afdrukken vanaf het apparaat. Zie Vertrouwelijke taken en wachttaken afdrukken.
Afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op verschillende manieren annuleren.
Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel van de MFP
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer
Afdruktaken annuleren via de taakbalk
Afdruktaken annuleren via het bureaublad
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer met Mac OS 9
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer met Mac OS X
Afdruktaak annuleren
52
Afdrukken
Afdruktaken annuleren via het bedieningspaneel van de MFP
Als de taak wordt geformatteerd of gescand, of als deze al wordt afgedrukt, raakt u Taak annuleren aan op het display.
Afdruktaken annuleren via een Windows-computer
Afdruktaken annuleren via de taakbalk
Voor elke afdruktaak die u naar de printer stuurt, wordt rechts in de taakbalk een klein pictogram in de vorm van een printer
weergegeven.
1 Dubbelklik op dit pictogram.
Een venster met een lijst van afdruktaken wordt weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Afdruktaken annuleren via het bureaublad
1 Minimaliseer alle programma's, zodat het bureaublad wordt weergegeven.
2 Dubbelklik op het pictogram Deze computer.
Opmerking: als het pictogram Deze computer niet op het bureaublad staat, selecteert u achtereenvolgens
Start
Æ Instellingen Æ Configuratiescherm en gaat u naar stap 4.
3 Dubbelklik op het pictogram Printers.
Er wordt nu een lijst van beschikbare printers weergegeven.
4 Dubbelklik op de printer die u hebt gekozen toen u de afdruktaak verstuurde.
Een venster met een lijst van afdruktaken wordt weergegeven.
5 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
6 Druk op de toets Delete op het toetsenbord.
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer met Mac OS 9
Als u een afdruktaak verzendt, wordt het pictogram van de geselecteerde MFP weergegeven op het bureaublad.
1 Dubbelklik op dit pictogram op het bureaublad.
Een venster met een lijst van afdruktaken wordt weergegeven.
2 Selecteer de taak die u wilt annuleren.
3 Klik op de knop met de prullenmand.
Afdruktaken annuleren vanaf een Macintosh-computer met Mac OS X
Als u een afdruktaak verzendt, wordt het pictogram van de geselecteerde MFP weergegeven in het dock.
1 Open Programma's Æ Hulpprogramma's, en dubbelklik vervolgens op Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.
2 Dubbelklik op de MFP waarnaar u de afdruktaak hebt verstuurd.
3 Selecteer in het printervenster de afdruktaak die u wilt annuleren en druk op Delete.
Pagina met menu-instellingen afdrukken
53
Afdrukken
Pagina met menu-instellingen afdrukken
U kunt een pagina met menu-instellingen afdrukken om de standaardinstellingen van de MFP te bekijken en te controleren
of de opties van de MFP correct zijn geïnstalleerd.
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2 Raak de knop Menu op het bedieningspaneel aan.
3 Raak Rapporten aan.
4 Raak Pagina Menu-instellingen aan.
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken
U kunt een pagina met netwerkinstellingen afdrukken om de standaardinstellingen van de MFP te bekijken en
te controleren of de opties van de MFP correct zijn geïnstalleerd.
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2 Raak de knop Menu op het bedieningspaneel aan.
3 Raak Rapporten aan.
4 Raak Pagina Netwerkinstellingen aan.
Een lijst met voorbeelden van lettertypen afdrukken
U kunt als volgt voorbeelden afdrukken van de lettertypen die op dit moment beschikbaar zijn voor de MFP:
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2 Raak de knop Menu op het bedieningspaneel aan.
3 Raak Rapporten aan.
4 Raak de pijl-omlaag aan totdat Lettertypen afdrukken verschijnt en raak vervolgens Lettertypen
afdrukken aan.
5 Raak PCL-lettertypen of PostScript-lettertypen aan.
Een directorylijst afdrukken
Een directorylijst is een overzicht van alle bronnen die zijn opgeslagen in het flashgeheugen of op de vaste schijf.
U drukt als volgt deze lijst af:
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld en of het bericht Gereed op het display verschijnt.
2 Raak de knop Menu op het bedieningspaneel aan.
3 Raak Rapporten aan.
4 Raak de pijl-omlaag aan totdat Directory afdrukken verschijnt en raak vervolgens Directory afdrukken aan.
Vertrouwelijke taken en wachttaken afdrukken
54
Afdrukken
Vertrouwelijke taken en wachttaken afdrukken
De term wachttaak of taak in wacht heeft betrekking op alle afdruktaken, ongeacht het type, die door de gebruiker bij
de MFP zelf kunnen worden uitgevoerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld beveiligde taken, gecontroleerde afdruktaken,
gereserveerde afdruktaken, herhaalde afdruktaken, bladwijzers, profielen, of bestanden op een apparaat met USB-
flashgeheugen. Wanneer u een taak naar de MFP verstuurt, kunt u in het stuurprogramma opgeven dat de taak in het
geheugen van de MFP moet worden opgeslagen. Als de taak is opgeslagen, gaat u naar de MFP en gebruikt u het
bedieningspaneel om aan te geven wat u met de afdruktaak wilt doen.
Aan alle beveiligde afdruktaken en wachttaken is een gebruikersnaam gekoppeld. Om toegang te krijgen tot beveiligde
afdruktaken of wachttaken moet u eerst het soort taak (vertrouwelijk of wachttaak) selecteren, en vervolgens in de lijst met
gebruikersnamen uw gebruikersnaam selecteren. Nadat u uw gebruikersnaam hebt geselecteerd, kunt u al uw beveiligde
taken afdrukken, of u kunt één afdruktaak selecteren. Vervolgens kunt u selecteren hoeveel exemplaren u wenst of u kunt
de afdruktaak annuleren.
Vertrouwelijke taak afdrukken
Wanneer u een beveiligde taak naar de MFP stuurt, dient u via het stuurprogramma een PIN-code (persoonlijk
identificatienummer) in te voeren. De PIN-code moet bestaan uit vier cijfers tussen 0 en 9. De afdruktaak wordt vervolgens
in het geheugen van de MFP opgeslagen totdat u dezelfde viercijferige PIN-code invoert via het bedieningspaneel en
aangeeft of u de taak wilt afdrukken of verwijderen. Zo weet u zeker dat de afdruktaak niet wordt uitgevoerd voordat u zelf
bij de printer bent gearriveerd om de afgedrukte exemplaren op te halen. Geen enkele andere gebruiker van de MFP kan
de taak uitvoeren zonder de PIN-code.
Windows
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen. (Als u geen knop Eigenschappen ziet, klikt u op Instellingen en daarna op
Eigenschappen.)
3 Afhankelijk van het besturingssysteem, is het mogelijk dat u op het tabblad Other Options (Overige opties) moet
klikken, en vervolgens op de optie voor afdruk- en wachttaken.
Opmerking: als u de opties voor afdruk- en wachttaken
Æ vertrouwelijke afdruktaken niet kunt vinden, klik dan op
Help en raadpleeg het gedeelte over vertrouwelijke afdruktaken of afdruk- en wachttaken en volg
vervolgens de instructies van het stuurprogramma.
4 Voer een gebruikersnaam en een PIN-code in.
5 Verstuur uw afdruktaak naar de MFP.
Ga naar de MFP als u klaar bent om de afgedrukte beveiligde taak op te halen en volg de stappen onder
Via de MFP.
Macintosh
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
2 In het venstermenu Aantal en pagina's of het venstermenu Algemeen selecteert u de optie voor het doorsturen
van afdruktaken.
a Als u Mac OS 9 gebruikt en het doorsturen van afdruktaken geen optie in het pop-upmenu is, selecteert u
Plugin-voorkeuren
Æ Afdruktijdstipfilters.
b
Kijk vervolgens onder de kop
Afdruktijdstipfilters
, en selecteer de optie voor het
doorsturen van afdruktaken
.
c Selecteer vervolgens de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het pop-upmenu.
3 Selecteer de optie voor beveiligde afdruktaken.
4 Voer een gebruikersnaam en een PIN-code in.
5 Verstuur uw afdruktaak naar de MFP.
Ga naar de MFP als u klaar bent om de afgedrukte beveiligde taak op te halen en volg de stappen onder
Via de MFP.
Vertrouwelijke taken en wachttaken afdrukken
55
Afdrukken
Via de MFP
1 Raak Taken in wacht aan op het beginscherm.
2 Raak uw gebruikersnaam aan.
Opmerking: er kunnen maximaal 500 resultaten worden weergegeven voor taken in wacht. Als uw naam niet wordt
weergegeven, raakt u de pijl-omlaag aan totdat uw naam verschijnt. Als er veel taken in wacht zijn
opgeslagen in de MFP, kunt u ook Taken in wacht zoeken aanraken.
3 Selecteer Beveiligde taken.
4 Voer uw PIN-code in.
Raadpleeg PIN (persoonlijk identificatienummer) invoeren voor meer informatie.
5 Raak de taak aan die u wilt afdrukken.
6 Raak Afdrukken aan, of raak eerst + aan om het aantal exemplaren in te voeren en raak vervolgens
Afdrukken aan.
Opmerking: nadat de taak is afgedrukt, wordt deze verwijderd uit het geheugen van de MFP.
PIN (persoonlijk identificatienummer) invoeren
Nadat u een beveiligde taak hebt geselecteerd, verschijnt het scherm Voer PIN in.
Gebruik de cijfers op het aanraakscherm of het numerieke toetsenblok rechts van het scherm om de viercijferige
PIN-code van de betreffende beveiligde taak in te voeren.
Opmerking: tijdens het invoeren van de PIN-code worden sterretjes weergegeven op het display, zodat niemand
de code kan zien.
Als u een ongeldige PIN-code invoert, verschijnt er een scherm met een waarschuwing.
Voer de PIN-code opnieuw in of raak Annuleren aan.
Opmerking: nadat de taak is afgedrukt, wordt deze verwijderd uit het geheugen van de MFP.
Wachttaken afdrukken en verwijderen
Taken in wacht (gecontroleerde afdruktaken, gereserveerde afdruktaken of herhaalde afdruktaken) worden afgedrukt of
verwijderd via het bedieningspaneel van de MFP. Voor deze taken hebt u geen PIN-code nodig.
Gecontroleerde afdruktaken
Als u een gecontroleerde afdruktaak verzendt, wordt één exemplaar afgedrukt en blijven de overige exemplaren die u hebt
opgegeven in het geheugen van de MFP bewaard. U kunt zo controleren of dit eerste exemplaar naar wens is, voordat u
de overige exemplaren afdrukt. Zodra alle exemplaren zijn afgedrukt, wordt de gecontroleerde afdruktaak automatisch uit
het geheugen van de MFP verwijderd.
Gereserveerde afdruktaken
Als u een gereserveerde afdruktaak verzendt, wordt de taak niet onmiddellijk afgedrukt. Deze wordt in het geheugen
opgeslagen zodat u de taak later kunt afdrukken. De taak wordt bewaard in het geheugen totdat u de taak verwijdert uit het
menu Taken in wacht. Gereserveerde afdruktaken kunnen worden verwijderd als de MFP extra geheugen nodig heeft voor
de verwerking van andere taken in wacht.
Vertrouwelijke taken en wachttaken afdrukken
56
Afdrukken
Herhaalde afdruktaken
Als u een herhaalde afdruktaak naar de MFP stuurt, worden alle door u opgegeven exemplaren afgedrukt én wordt de
afdruktaak in het printergeheugen opgeslagen, zodat u later nog meer exemplaren kunt afdrukken. U kunt exemplaren
blijven afdrukken zolang de afdruktaak zich in het printergeheugen bevindt.
Opmerking: herhaalde afdruktaken worden automatisch uit het geheugen van de MFP verwijderd op het moment
dat de MFP extra geheugen nodig heeft voor de verwerking van andere afdruktaken.
Windows
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand Æ Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen. (Als u geen knop Eigenschappen ziet, klikt u op Instellingen en daarna op
Eigenschappen.)
3 Afhankelijk van het besturingssysteem, is het mogelijk dat u op het tabblad Other Options (Overige opties) moet
klikken, en vervolgens op de optie voor afdruk- en wachttaken.
Opmerking: als u de optie voor afdruk- en wachttaken
Æ taken in wacht niet kunt vinden, klik dan op Help.
Raadpleeg het gedeelte over taken in wacht of afdruk- en wachttaken, en volg de instructies van
het stuurprogramma.
4 Selecteer de gewenste soort wachttaak en stuur de afdruktaak naar de MFP.
Ga naar de MFP als u klaar bent om de afgedrukte beveiligde taak op te halen en volg de stappen onder
Via de MFP.
Macintosh
1 Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Archief Æ Druk af.
2 In het venstermenu Aantal en pagina's of het venstermenu Algemeen selecteert u de optie voor het doorsturen
van afdruktaken.
a Als u Mac OS 9 gebruikt en het doorsturen van afdruktaken geen optie in het pop-upmenu is, selecteert u
Plugin-voorkeuren
Æ Afdruktijdstipfilters.
b Kijk vervolgens onder de kop Afdruktijdstipfilters, en selecteer de optie voor het doorsturen van
afdruktaken.
c Selecteer vervolgens de optie voor het doorsturen van afdruktaken in het pop-upmenu.
3 Selecteer de gewenste soort wachttaak, voer een gebruikersnaam in en stuur vervolgens de afdruktaak naar
de MFP.
Ga naar de MFP als u klaar bent om de afgedrukte beveiligde taak op te halen en volg de stappen onder
Via de MFP.
Via de MFP
1 Raak Taken in wacht aan op het beginscherm.
2 Raak uw gebruikersnaam aan.
Opmerking: er kunnen maximaal 500 resultaten worden weergegeven voor taken in wacht. Als uw naam niet
wordt weergegeven, raakt u de pijl-omlaag aan totdat uw naam verschijnt. Als er veel taken in wacht
zijn opgeslagen in de MFP, kunt u ook <uw naam> zoeken aanraken.
3 Raak de taak aan die u wilt afdrukken.
Raak de pijl-omlaag aan of raak <uw naam> zoeken aan als er veel taken in wacht zijn opgeslagen in de MFP.
4
Raak
Afdrukken
aan, of raak eerst
+
aan om het aantal exemplaren in te voeren en raak vervolgens
Afdrukken
aan.
Opmerking: u kunt ook Alles afdrukken of Alles verwijderen selecteren.
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
57
Afdrukken
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
De term afdrukmateriaal omvat papier, karton, transparanten, etiketten en enveloppen. De laatste vier soorten
afdrukmateriaal worden soms speciaal afdrukmateriaal genoemd. Volg deze instructies om af te drukken op speciaal
afdrukmateriaal.
1 Plaats het afdrukmateriaal volgens de specificaties van de lade die u gebruikt. Zie Standaardladen en optionele
laden vullen voor ondersteuning.
2 Stel op het bedieningspaneel van de MFP de papiersoort en het papierformaat in voor het afdrukmateriaal dat
u hebt geplaatst.
3 Stel in de softwaretoepassing op de computer de papiersoort, het papierformaat en de bron in voor het
afdrukmateriaal dat u hebt geplaatst.
Windows
a Selecteer in een tekstverwerker, spreadsheet, browser of andere toepassing Bestand
Æ Afdrukken.
b Klik op Eigenschappen (of Opties, Printer, of Instellingen, afhankelijk van de toepassing) om de instellingen
van het MFP-stuurprogramma te bekijken.
c Klik op het tabblad Paper (Papier).
Er wordt een lijst met papierladen weergegeven.
d Selecteer de lade met het speciale afdrukmateriaal.
Opmerking: als dit niet lukt, klikt u op Help en volgt u de aanwijzingen van het stuurprogramma.
e Selecteer de soort afdrukmateriaal (transparanten, enveloppen, enzovoort) in de keuzelijst voor papiersoort.
f Selecteer het formaat van het afdrukmateriaal in de keuzelijst voor papierformaat.
g Klik op OK, en verstuur de afdruktaak zoals u dat altijd doet.
Mac OS 9
a Selecteer Archief
Æ Pagina-instelling.
b Selecteer het formaat van het speciale afdrukmateriaal in het pop-upmenu Papier en klik op OK.
c Selecteer Archief Æ Print.
d Selecteer Algemeen in het bovenste pop-upmenu en ga dan naar het pop-upmenu Papierbron. Selecteer
de lade met het speciale afdrukmateriaal of selecteer het afdrukmateriaal bij naam.
e Klik op Print.
Mac OS X
a Selecteer Archief
Æ Pagina-instelling.
b Selecteer de MFP in het pop-upmenu Stel in voor.
c Selecteer het formaat van het speciale afdrukmateriaal in het pop-upmenu Papier en klik op OK.
d Selecteer Archief
Æ Print.
e In het pop-upmenu Aantal en pagina's selecteert u de optie voor beeldbewerking.
f Selecteer het speciale afdrukmateriaal in het pop-upmenu voor papiersoort.
g Selecteer Papierinvoer in het pop-upmenu voor beeldbewerking.
h Selecteer de lade met het speciale afdrukmateriaal in het pop-upmenu Alle pagina's uit of het pop-upmenu
Eerste pagina uit / Resterende uit.
i Klik op Druk af.
Standaardladen en optionele laden vullen
58
Afdrukken
Standaardladen en optionele laden vullen
Waarschuwing: verwijder papierladen niet tijdens het uitvoeren van een afdruktaak. Hierdoor kan de lade of
de printer beschadigd raken.
De printer heeft een standaardlade voor 500 vel. Wellicht hebt u ook een of meerdere optionele laden voor 500 vel of een
lader voor 2000 vel aangeschaft.
Opmerking: de stappen voor het vullen van een lader voor 2000 vel zijn anders dan de stappen voor het vullen
van een lade voor 500 vel. Raadpleeg De lade voor 2000 vel vullen voor meer informatie.
Laden voor 500 vel vullen
Ga als volgt te werk om een lade voor 500 vel te vullen:
1 Verwijder de lade en leg deze op een vlak, horizontaal oppervlak.
2 Druk de hendel van de geleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar de voorkant van de lade.
3 Druk de hendel van de geleider aan de zijkant in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het formaat
afdrukmateriaal dat u wilt plaatsen.
Pictogrammen langs de achterkant van de lade geven de papierformaten aan.
4 Buig de vellen enkele malen om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit.
Vouw of kreuk het papier niet. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
Standaardladen en optionele laden vullen
59
Afdrukken
5 Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar beneden (zie afbeelding).
Gebruik geen omgebogen of gekreukt papier.
Opmerking: zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximumstapelhoogte. Bij een te volle lade kunnen
papierstoringen optreden.
6 Druk de hendel van de geleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar binnen totdat deze goed tegen de
zijkant van de stapel papier drukt.
7 Plaats de lade weer in de printer.
Druk de lade volledig in de printer.
8 Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst dan voorheen, moet u de instelling Papiersoort voor de lade via
het bedieningspaneel wijzigen.
Indicator maximumstapelhoogte
Standaardladen en optionele laden vullen
60
Afdrukken
De lade voor 2000 vel vullen
Volg deze instructies om een lade voor 2000 vel te vullen. Vul de lade voor 2000 vel altijd alleen met papier.
1 Trek de lade open.
2 Druk de hendel van de geleider aan de zijkant in, til de geleider op en plaats deze in de daarvoor bestemde sleuf
voor het formaat afdrukmateriaal dat u wilt plaatsen.
3 Druk de twee hendels van de geleider aan de voorkant in en schuif de geleider naar de juiste positie voor het
formaat afdrukmateriaal dat u wilt plaatsen.
LT.LG
LT.LG
EX
EX
A4
A4
B5
B5
A5
A5
Standaardladen en optionele laden vullen
61
Afdrukken
4 Schuif de onderste steun naar de voorkant van de lade totdat deze tegen de geleider aan de voorkant drukt.
5 Buig de vellen enkele malen om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit.
Vouw of kreuk het papier niet. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
6 Plaats het papier tegen de hoek linksachter in de lade, met de te bedrukken zijde omlaag.
Let erop dat het afdrukmateriaal niet is gebogen of gekreukt.
7 Sluit de lade.
Druk de lade volledig in de printer.
Opmerking: zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximumstapelhoogte. Bij een te volle lade kan
het papier in de printer vastlopen.
De universeellader vullen
62
Afdrukken
De universeellader vullen
U kunt de universeellader op twee manieren gebruiken:
Papierlade - bij gebruik als papierlade kunt u papier of speciaal afdrukmateriaal in de lader plaatsen als u het
materiaal in de lader wilt laten liggen.
Handmatige invoer - bij gebruik als handmatige invoer, verzendt u een afdruktaak naar de lader terwijl u de soort
en het formaat van het materiaal vanaf uw computer opgeeft. U wordt vervolgens gevraagd het gewenste
afdrukmateriaal te plaatsen voordat het afdrukken wordt gestart.
De universeellader vullen:
1 Open de universeellader.
2 Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de geleider volledig naar de voorkant van de printer.
3 Buig de vellen enkele malen om de vellen los te maken. Waaier ze vervolgens uit. Vouw of kreuk het
afdrukmateriaal niet. Maak een rechte stapel op een vlakke ondergrond.
Laden koppelen
63
Afdrukken
4 Orden de stapel papier of speciaal afdrukmateriaal op de juiste wijze voor het formaat en het type afdrukmateriaal
en de afdrukmethode die u wilt gebruiken.
5 Plaats het papier of het speciale afdrukmateriaal langs de linkerkant van de universeellader, en druk het
voorzichtig zo ver mogelijk naar binnen.
Druk het afdrukmateriaal niet te hard naar binnen.
Opmerking: zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximumstapelhoogte. Bij een te volle lade kunnen
papierstoringen optreden.
6 Druk de hendel van de papiergeleider in en schuif de geleider naar binnen totdat deze licht tegen de zijkant van
de stapel drukt.
7 Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst dan voorheen, moet u de instelling Papiersoort voor de lade via het
bedieningspaneel wijzigen.
Laden koppelen
U kunt de printer zo instellen dat laden automatisch worden gekoppeld wanneer u afdrukmateriaal van hetzelfde formaat
en dezelfde soort plaatst in meerdere invoerbronnen. De printer koppelt de laden automatisch: als de ene lade leeg is,
wordt afdrukmateriaal ingevoerd uit de volgende gekoppelde lade.
Als u bijvoorbeeld lade 1 en 2 hebt gevuld met hetzelfde formaat en dezelfde soort afdrukmateriaal, gebruikt de printer eerst lade 1.
Als deze lade leeg is, gebruikt de printer automatisch afdrukmateriaal uit de volgende gekoppelde lade, in dit geval lade 2.
Zorg ervoor dat alle laden afdrukmateriaal van hetzelfde formaat en dezelfde soort bevatten. Vervolgens stelt u in het menu
Papier hetzelfde formaat en dezelfde soort in voor alle laden die u wilt koppelen.
Stel het papierformaat en de papiersoort van elke lade in.
Als u de koppeling van de laden wilt uitschakelen, kiest u voor elke lade een andere instelling voor Papiersoort.
Als de gekoppelde laden niet alle met hetzelfde afdrukmateriaal zijn gevuld, is het mogelijk dat een afdruktaak op het
verkeerde papier wordt afgedrukt.
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
64
8
Richtlijnen voor papier en speciaal
afdrukmateriaal
De term afdrukmateriaal omvat papier, karton, transparanten, etiketten en enveloppen. De MFP kan kwalitatief
hoogwaardige afdrukken maken op allerlei afdrukmateriaal. Er zijn diverse aspecten van afdrukmateriaal die u moet
overwegen voordat u gaat afdrukken. Dit hoofdstuk bevat informatie die u kan helpen bij het kiezen van afdrukmateriaal.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide die u kunt vinden op de website van Lexmark op www.lexmark.com voor meer
informatie over welk afdrukmateriaal geschikt is voor de MFP.
We raden u aan papier of speciaal afdrukmateriaal in kleine hoeveelheden uit te proberen voordat u grote hoeveelheden
aanschaft.
Ondersteund afdrukmateriaal
De volgende tabellen verschaffen informatie over standaard en optionele invoer- en uitvoerladen.
Opmerking: als u een formaat afdrukmateriaal gebruikt dat niet wordt vermeld, selecteert u een groter formaat
dat het dichtst in de buurt komt.
Ondersteund afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal kiezen
Afdrukmateriaal bewaren
Papierstoringen voorkomen
Formaten van afdrukmateriaal
Soorten afdrukmateriaal
Gewichten van afdrukmateriaal
Ondersteund afdrukmateriaal
65
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Formaten van afdrukmateriaal
Legenda
— ondersteund met formaatdetectie
† — ondersteund zonder formaatdetectie
*
— niet ondersteund
Formaat afdrukmateriaal
Afmetingen
Laden voor 500 vel
Universeellader
Optionele hoge-capaciteitslader
Optionele duplexeenheid
Optionele enveloppenlader
Optionele lade voor bannerpapier
Optionele mailbox met 5 laden
Optionele
finisher
Standaard
Verschoven
Nieten
A3 297 x 420 mm 
A4 210 x 297 mm 
A5 148 x 210 mm 
JIS B4 257 x 364 mm 
JIS B5 182 x 257 mm 
Letter 215,9 x 279,4 mm 
Legal 215,9 x 355,6 mm 
Executive 184,2 x 266,7 mm 
Folio 216 x 330 mm 
Statement 139,7 x 215,9 mm 
Tabloid 279 x 432 mm 
Universal
**
69,85 x 127 mm tot
297 x 1219,2 mm
†† 
Bannerpapier 210 tot 215,9 mm breed en
maximaal 1219,2 mm lang

7 3/4-envelop
(Monarch)
98,4 x 190,5 mm  
9-envelop 98,4 x 225,4 mm  
10-envelop 104,8 x 241,3 mm  
DL-envelop 110 x 220 mm  
C5-envelop 162 x 229 mm  
B5-envelop 176 x 250 mm  
Andere envelop 104,8 mm x 210 mm t/m 215,9 mm
x 355,6 mm
 
*
Ondersteund als geselecteerd papier, waarbij formaatdetectie is uitgeschakeld in de desbetreffende laden.
**
Als deze afmeting is geselecteerd, wordt de pagina opgemaakt voor 215,9 x 355,6 mm, tenzij anders wordt
opgegeven.
Ondersteund afdrukmateriaal
66
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Soorten afdrukmateriaal
Legenda
— ondersteund
— niet
ondersteund
Afdrukmateriaal
Laden
voor
500 vel
Universe
ellader
Optionele
hoge-
capaciteit-
slader
Optionele
duplex-
eenheid
Optionele
envelopp
enlader
Optionele
lade voor
banner-
papier
Optionele
mailbox
met 5
laden
Optionele
finisher
Standaard
Verschoven
Nieten
Papier 
Karton 
Transparanten 
Papieren etiketten
en vinyl etiketten*

Enveloppen 
Glossy papier 
Gewichten van afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal Soort
Gewicht afdrukmateriaal
Laden voor
500 vel
Universeellader
Lader voor
2000 vel
Enveloppenlader
Papier Xerografisch
papier of papier
voor zakelijk
gebruik
(voor enkelzijdig
afdrukken)
1
60 tot 74,9 g/m
2
vezels in
lengterichting
60 tot 74,9 g/m
2
vezels in
lengterichting
60 tot 74,9 g/m
2
vezels in
lengterichting
Niet ondersteund
Xerografisch
papier of papier
voor zakelijk
gebruik
(voor
dubbelzijdig
afdrukken)
75 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
75 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
75 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
Niet ondersteund
1
Papier dat lichter is dan 75 g/m
2
kan alleen enkelzijdig worden bedrukt, als de relatieve vochtigheid minder is dan 60%.
2
Dit papiergewicht kan in geen enkele bron worden gebruikt voor dubbelzijdig afdrukken.
3
Voor papier van 60 tot 176 g/m
2
worden vezels in de lengterichting aanbevolen. Voor papier dat zwaarder is dan
176 g/m
2
verdient de breedterichting de voorkeur.
4
Het drukgevoelige gebied moet het eerst in de printer worden ingevoerd.
5
Voor 100% katoen is het maximumgewicht:90,2 g/m
2
.
6
Enveloppen van 105 g/m
2
mogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
Ondersteund afdrukmateriaal
67
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Glossy papier Origineel 88 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
88 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
88 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
Niet ondersteund
Cover 162 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
162 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
162 tot 176 g/m
2
vezels in
lengterichting
Niet ondersteund
Karton - maximaal
(vezels in
lengterichting)
2,3
Index Bristol 163 g/m
2
163 g/m
2
Niet aanbevolen Niet ondersteund
Tag 163 g/m
2
163 g/m
2
Niet aanbevolen Niet ondersteund
Cover 176 g/m
2
176 g/m
2
Niet aanbevolen Niet ondersteund
Karton - maximaal
(vezels in
breedterichting)
2,3
Index Bristol 199 g/m
2
199 g/m
2
Niet aanbevolen Niet ondersteund
Tag 203 g/m
2
203 g/m
2
Niet ondersteund Niet ondersteund
Cover 216 g/m
2
216 g/m
2
Niet ondersteund Niet ondersteund
Transparanten
2
Laserprinter 161 tot 169 g/m
2
161 tot 169 g/m
2
Niet ondersteund Niet ondersteund
Etiketten -
maximaal
2,4
Papier 180 g/m
2
199 g/m
2
Niet ondersteund Niet ondersteund
Dual web-papier 180 g/m
2
199 g/m2 Niet ondersteund Niet ondersteund
Polyester 220 g/m
2
220 g/m
2
Niet ondersteund Niet ondersteund
Vinyl 300 g/m
2
260 g/m
2
Niet ondersteund Niet ondersteund
Enveloppen
2
Sulfiet, houtvrij
of maximaal
100% katoen
Niet ondersteund
60 tot 105 g/m
2
5, 6
Niet ondersteund
60 tot 105 g/m
2
5, 6
Gewichten van afdrukmateriaal (vervolg)
Afdrukmateriaal Soort
Gewicht afdrukmateriaal
Laden voor
500 vel
Universeellader
Lader voor
2000 vel
Enveloppenlader
1
Papier dat lichter is dan 75 g/m
2
kan alleen enkelzijdig worden bedrukt, als de relatieve vochtigheid minder is dan 60%.
2
Dit papiergewicht kan in geen enkele bron worden gebruikt voor dubbelzijdig afdrukken.
3
Voor papier van 60 tot 176 g/m
2
worden vezels in de lengterichting aanbevolen. Voor papier dat zwaarder is dan
176 g/m
2
verdient de breedterichting de voorkeur.
4
Het drukgevoelige gebied moet het eerst in de printer worden ingevoerd.
5
Voor 100% katoen is het maximumgewicht:90,2 g/m
2
.
6
Enveloppen van 105 g/m
2
mogen slechts voor 25% uit katoen bestaan.
Afdrukmateriaal kiezen
68
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal kiezen
U voorkomt problemen bij het afdrukken door geschikt afdrukmateriaal voor de MFP te kiezen. In de volgende paragrafen
vindt u richtlijnen voor het kiezen van het juiste afdrukmateriaal voor de MFP.
Papier
Voor een optimale afdrukkwaliteit en betrouwbare invoer, moet u kopieerpapier van 90 g/m
2
met de vezel in lengterichting
gebruiken. Papier voor algemeen zakelijk gebruik kan ook een acceptabele afdrukkwaliteit opleveren.
Wij adviseren Lexmark glossy Letter-papier met artikelnummer 12A5950 en Lexmark glossy A4-papier met artikelnummer
12A5951.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden van een bepaald soort afdrukmateriaal aanschaft.
Houd bij het kiezen van afdrukmateriaal rekening met gewicht, vezelgehalte en kleur.
Een laserprinter verwarmt het papier tot een temperatuur van 230°C voor niet-MICR-toepassingen. Gebruik alleen papier
dat dergelijke temperaturen kan verdragen zonder te verkleuren, uit te lopen of gevaarlijke stoffen af te scheiden. Informeer
bij de fabrikant of leverancier of het papier dat u hebt gekozen geschikt is voor laserprinters.
Let bij het plaatsen van papier op de aanbevolen afdrukzijde en plaats het papier dienovereenkomstig. Raadpleeg
Standaardladen en optionele laden vullen of De universeellader vullen voor meer informatie.
Papierkenmerken
De volgende papiereigenschappen zijn van invloed op de afdrukkwaliteit en de betrouwbaarheid van de papierinvoer.
Wij bevelen u aan deze richtlijnen te volgen wanneer u een nieuw type papier overweegt.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide (alleen Engelstalig) voor meer informatie. U vindt deze publicatie op de website
van Lexmark op www.lexmark.com/publications.
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60 tot 176 g/m
2
met de vezel in lengterichting invoeren. Papier van
minder dan 60 g/m
2
is mogelijk niet stevig genoeg om correct te worden ingevoerd, waardoor papierstoringen
kunnen optreden. Gebruik voor de beste prestaties papier van 90 g/m
2
waarvan de vezels in de lengterichting lopen.
Als u papier wilt gebruiken dat kleiner is dan 182 x 257 mm, moet het gewicht ten minste 90 g/m
2
zijn.
Krullen
Krullen is de neiging van afdrukmateriaal om aan de randen om te buigen. Als afdrukmateriaal te veel krult, kan dat
problemen opleveren bij het invoeren. Papier kan omkrullen nadat het door de printer is gevoerd en daarbij is blootgesteld
aan hoge temperaturen. Als u papier in hete, vochtige, koude of droge omstandigheden buiten de verpakking of in de laden
bewaart, kan het papier omkrullen voordat erop wordt afgedrukt. Dit kan invoerproblemen veroorzaken.
Gladheid
De gladheid van papier is rechtstreeks van invloed op de afdrukkwaliteit. Toner wordt niet goed gefixeerd op ruw papier,
hetgeen leidt tot een slechte afdrukkwaliteit. Te glad papier kan invoerproblemen of problemen met de afdrukkwaliteit
veroorzaken. Het papier moet een zachtheid hebben van 150 tot 300 Sheffield; een zachtheid tussen 100 en 250 Sheffield
levert echter de beste afdrukkwaliteit op.
Vochtgehalte
De hoeveelheid vocht in papier is van invloed op de afdrukkwaliteit en bepaalt tevens of het papier goed door de printer kan
worden gevoerd. Laat het papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Het papier wordt dan niet blootgesteld
aan de negatieve invloed van wisselingen in de luchtvochtigheid.
Acclimatiseer het papier terwijl het nog in de originele verpakking zit. U acclimatiseert het papier door het 24 tot 48 uur lang
in dezelfde omgeving als de printer te bewaren, waardoor het papier zich aan de eigenschappen van de nieuwe omgeving
Papier Karton Etiketten
Enveloppen Transparanten
Afdrukmateriaal kiezen
69
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
kan aanpassen. Verleng de acclimatiseringperiode met enkele dagen als de opslag- of transportomgeving erg verschilde
van de printeromgeving. Vanwege het gewicht van het materiaal kan voor dik papier mogelijk ook een langere
acclimatiseringperiode nodig zijn.
Vezelrichting
Deze term heeft betrekking op de richting van de vezels in een vel papier. Vezels lopen ofwel in de lengterichting van het
papier of in de breedterichting.
Voor papier van 60 tot 90 g/m
2
worden vezels in de lengterichting aanbevolen.
Vezelgehalte
Kwalitatief hoogwaardig xerografisch papier bestaat meestal voor 100% uit chemische houtpulp. Papier met deze
samenstelling is zeer stabiel, zodat er minder problemen optreden bij de invoer en de afdrukkwaliteit beter is. Als papier
andere vezels bevat, bijvoorbeeld van katoen, kan dat leiden tot problemen bij de verwerking.
Ongeschikt papier
Opmerking: papiersoorten zoals papier zonder carbon, zeer lichte papiersoorten en tijdschriftpapier dienen te
worden gekopieerd met de flatbed. Gebruik niet de ADF voor deze papiersoorten.
Het gebruik van de volgende papiersoorten in de printer wordt afgeraden:
chemisch behandelde papiersoorten waarmee kopieën kunnen worden gemaakt zonder carbonpapier, ook wel
"carbonless copy paper" (CCP) of "no carbon required paper" (NCR) genoemd;
voorbedrukt papier dat chemische stoffen bevat die schadelijk zijn voor de printer;
voorbedrukt papier dat niet voldoende bestand is tegen de temperatuur in het verhittingsstation;
voorbedrukte papiersoorten waarvoor een registrering (nauwkeurige positionering van de afdruk) van meer dan
±0,23 mm is vereist, zoals OCR-formulieren (optical character recognition);
In sommige gevallen kan de registrering met de softwaretoepassing worden aangepast, waardoor afdrukken
op deze formulieren toch mogelijk is.
gecoat papier (uitwisbaar papier), synthetisch papier of thermisch papier;
papier met ruwe randen, papier met een ruw of grof gestructureerd oppervlak, gekruld papier;
kringlooppapier dat meer dan 25% afvalstoffen bevat en niet voldoet aan de norm DIN 19 309;
Papier met een gewicht van minder dan 60 g/m
2
.
meervoudige formulieren en documenten.
Transparanten
U kunt rechtstreeks afdrukken op transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. De afdrukkwaliteit en de
duurzaamheid zijn afhankelijk van de soort transparant die wordt gebruikt. Maak altijd een aantal proefafdrukken op de
transparanten die u overweegt, voordat u grote hoeveelheden van een bepaalde transparant aanschaft.
Stel Papiersoort in op Transparanten om papierstoringen te voorkomen. Stel op de Macintosh de papiersoort in op
transparanten in het afdrukvenster, bij de optie voor beeldbewerking in het pop-upmenu met het aantal afdrukken en
pagina's.
Gebruik transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Transparanten moeten temperaturen kunnen
weerstaan van 230 °C zonder te smelten, te verkleuren, om te krullen of gevaarlijke stoffen af te scheiden. Raadpleeg de
Card Stock & Label Guide voor gedetailleerde informatie. Deze handleiding is beschikbaar op de website van Lexmark
op www.lexmark.com.
Transparanten kunnen automatisch worden ingevoerd vanuit de standaardlade of de universeellader. Waaier de stapel
uit voordat u de transparanten plaatst, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken.
Wees voorzichtig als u met transparanten werkt. Vingerafdrukken op het oppervlak van een transparant leiden tot een
slechte afdrukkwaliteit.
Afdrukmateriaal kiezen
70
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Enveloppen
U kunt maximaal 10 enveloppen plaatsen in de universeellader en 85 enveloppen in de enveloppenlader. Maak altijd
eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden enveloppen aanschaft. Zie De universeellader vullen voor
instructies voor het plaatsen van enveloppen.
U drukt als volgt af op enveloppen:
U bereikt de beste resultaten als u enveloppen van goede kwaliteit gebruikt die speciaal zijn ontworpen voor
laserprinters.
Stel het papierformaat/de papiersoort in het menu Papier in op U-lader, Handm. invoer env. of Env.lader, al naar
gelang de gebruikte invoerlade. Stel de papiersoort in op Envelop en selecteer het juiste formaat envelop via het
bedieningspaneel, het stuurprogramma van de MFP of MarkVision.
Het beste resultaat bereikt u met enveloppen die zijn gemaakt van papier met een gewicht van 75 g/m
2
.
Het maximumgewicht van enveloppen is zowel voor de universeellader als voor de enveloppenlader 105 g/m
2
,
mits het katoengehalte lager is dan
25%. Enveloppen met een katoengehalte van 100% mogen niet zwaarder
zijn dan 90 g/m
2.
Gebruik alleen nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
Voor de beste prestaties en een minimumaantal papierstoringen wordt u aangeraden geen enveloppen te
gebruiken die:
gemakkelijk krullen;
aan elkaar kleven of beschadigd zijn;
vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
zijn samengevouwen;
zijn voorzien van postzegels;
een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
inkepingen of gebogen hoeken hebben;
een ruwe, geplooide of gelaagde afwerking hebben.
Gebruik alleen enveloppen die bij blootstelling aan temperaturen van 230 °C niet sluiten, omkrullen, kreuken
of gevaarlijke stoffen afscheiden. Raadpleeg de leverancier van de enveloppen als u niet zeker weet of deze
geschikt zijn.
Plaats nooit enveloppen van een verschillend formaat tegelijk in de enveloppenlader.
Het is mogelijk dat de hoge temperatuur tijdens het afdrukken in combinatie met een hoge vochtigheid
(meer dan 60%) ertoe leiden dat de enveloppen worden dichtgeplakt.
Afdrukmateriaal kiezen
71
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Etiketten
De MFP kan afdrukken op een groot aantal etiketten die zijn ontworpen voor gebruik met laserprinters. Deze etiketten
worden geleverd in vellen met het formaat Letter, A4 of Legal. De lijm, de voorzijde (bedrukbaar materiaal) en de coatings
moeten bestand zijn tegen temperaturen van 230 °C en een druk van 25 psi.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden etiketten aanschaft.
Raadpleeg de Card Stock & Label Guide voor meer informatie over het afdrukken, de kenmerken en het ontwerp van
etiketten. U vindt deze publicatie op de website van Lexmark, op www.lexmark.com/publications.
U drukt als volgt af op etiketten:
Stel het menu-item Papierformaat/-soort in het menu Papier in op Etiketten. U kunt het papierformaat en de soort
instellen via het bedieningspaneel van de MFP, het stuurprogramma van de MFP of via MarkVision Professional.
Plaats nooit etiketten samen met papier of transparanten in dezelfde invoerlade. Een combinatie van
verschillende afdrukmaterialen kan tot problemen met de invoer en de afdrukkwaliteit leiden.
Gebruik geen etikettenvellen met glad rugmateriaal.
Plaats geen etikettenvellen waarop een aantal etiketten ontbreekt. Dit kan ertoe leiden dat etiketten losraken
tijdens het afdrukken, waardoor de vellen kunnen vastlopen en de kleefstof de printer en de cartridge kan
vervuilen. Hierdoor kan de garantie voor de MFP en de cartridge komen te vervallen.
Gebruik alleen etiketten die bij blootstelling aan temperaturen van 230 °C niet vastplakken, omkrullen, kreuken
of gevaarlijke stoffen afscheiden.
Druk niet af binnen 1 mm vanaf de rand van het etiket, vanaf de perforaties of tussen de snijranden van de
etiketten.
Gebruik geen etikettenvellen die lijm bevatten aan de rand van de vellen. Gebruik bij voorkeur vellen waarop de
lijm gericht is aangebracht op minstens 1 mm vanaf de randen. De lijm kan in de printer terecht komen, hetgeen
gevolgen kan hebben voor de garantie op de MFP.
Als gericht aangebrachte lijm niet mogelijk is, moet u een strook van 1,6 mm verwijderen van de voorste
(bovenste) rand en moet u lijm gebruiken die niet lekt.
Verwijder een strook van 1,6 mm van de voorste strip vanaf de voorrand om te voorkomen dat etiketten loslaten
in de MFP.
Druk bij voorkeur af in de afdrukstand Staand, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
Gebruik geen etiketten waarvan de lijm aan de oppervlakte ligt.
Karton
Karton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal kenmerken. De vochtigheidsgraad, dikte en structuur kunnen grote
invloed hebben op de afdrukkwaliteit. Zie Ondersteund afdrukmateriaal voor informatie over de geschiktste combinatie
van gewicht en vezelrichting voor afdrukmateriaal.
Maak altijd eerst enkele proefafdrukken voordat u grote hoeveelheden karton aanschaft.
U drukt als volgt af op karton:
Stel het menu-item Papiersoort in het menu Papier in op Karton via het bedieningspaneel, het stuurprogramma
van de MFP of MarkVision Professional.
Houd er rekening mee dat voorbedrukte gedeelten, perforaties en kreukels de afdrukkwaliteit negatief kunnen
beïnvloeden en problemen kunnen veroorzaken bij de verwerking of de doorvoer van het afdrukmateriaal.
Gebruik geen karton dat bij verhitting gevaarlijke stoffen afgeeft.
Gebruik geen voorbedrukt karton waarbij chemische stoffen zijn gebruikt die de MFP kunnen beschadigen.
Voorbedrukt materiaal kan tot gevolg hebben dat half-vloeibare en vluchtige stoffen in de MFP terecht komen.
U kunt het beste karton met een korte vezel gebruiken.
Afdrukmateriaal bewaren
72
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal bewaren
Houd de onderstaande richtlijnen aan om een regelmatige afdrukkwaliteit te garanderen en te voorkomen dat er problemen
met papierinvoer ontstaan.
Sla papier op in een ruimte waar de temperatuur ongeveer 21 °C is en waar de relatieve vochtigheid 40%
bedraagt.
Bewaar dozen afdrukmateriaal liever niet op de vloer, maar plaats ze op een pallet of een plank.
Als u losse pakken papier niet in de oorspronkelijke doos bewaart, leg de pakken dan op een vlakke ondergrond
zodat de randen niet omkrullen of kreuken.
Plaats niets boven op de pakken met afdrukmateriaal.
Bewaar papier altijd in de originele verpakking en pak het pas uit als u het in de MFP gaat gebruiken.
Papierstoringen voorkomen
Automatische documentinvoer
Opmerking: papiersoorten zoals papier zonder carbon, zeer lichte papiersoorten en tijdschriftpapier dienen
te worden gekopieerd met de flatbed. Gebruik niet de ADF voor deze papiersoorten.
Uw automatische documentinvoer kan voor de meeste papiersoorten worden gebruikt. Als u echter bang bent dat uw
document een storing in de automatische documentinvoer zal veroorzaken, raden wij u aan de flatbed te gebruiken om
te scannen.
De volgende materialen kunnen niet goed worden ingevoerd door de automatische documentinvoer:
Papier met een paperclip of nietje
Papier met niet-opgedroogde inkt
Papier dat niet overal even dik is, zoals enveloppen
Gekreukeld, gekruld, gevouwen of gescheurd papier
Overtrekpapier, gecoat papier of papier zonder carbon
Te groot of te klein papier (gebruik de flatbed)
Andere materialen dan papier, zoals textiel, metaal en OHP-films
Papier met gaatjes
Papier met een afwijkende (niet rechthoekige) vorm
Fotopapier
Papier met perforaties aan de zijkant
Heel dun papier
Papierstoringen voorkomen
73
Richtlijnen voor papier en speciaal afdrukmateriaal
Printer
Gebruik geschikt afdrukmateriaal (papier, transparanten, etiketten en karton) zodat u probleemloos kunt afdrukken.
Zie Ondersteund afdrukmateriaal voor meer informatie.
Opmerking: probeer altijd eerst het afdrukmateriaal uit dat u wilt gaan gebruiken, voordat u grote hoeveelheden
aanschaft.
De meeste storingen kunt u vermijden door het juiste afdrukmateriaal te kiezen en het afdrukmateriaal op de juiste wijze
te plaatsen. Zie Standaardladen en optionele laden vullen of De universeellader vullen voor gedetailleerde instructies
voor het plaatsen van afdrukmateriaal.
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal.
Plaats nooit te veel afdrukmateriaal in de laden. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de maximale
stapelhoogte die met labels wordt aangegeven in de laden.
Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig of kromgetrokken afdrukmateriaal.
Buig het afdrukmateriaal, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
Als zich storingen met het afdrukmateriaal voordoen wanneer u de universeellader gebruikt, probeer dan
handmatig met één vel tegelijk te plaatsen.
Gebruik geen afdrukmateriaal dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
Plaats geen afdrukmateriaal van verschillend formaat, verschillend gewicht of verschillende soorten in dezelfde lade.
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde voor enkel- of dubbelzijdig afdrukken in de lade is geplaatst.
Bewaar het afdrukmateriaal in een geschikte omgeving. Zie Afdrukmateriaal bewaren.
Verwijder de laden nooit tijdens de uitvoering van een afdruktaak.
Duw alle laden stevig in de printer nadat u ze hebt gevuld.
Zorg ervoor dat de geleiders in de laden zijn ingesteld op het geplaatste formaat. De geleiders mogen niet te
strak tegen de stapel afdrukmateriaal zijn gedrukt.
In het geval van een papierstoring moet u de gehele papierbaan vrijmaken.
Zie Storingen verhelpen in de gebruikershandleiding op de cd Software en documentatie van de printer
voor meer informatie.
Opties installeren en verwijderen
74
9
Opties installeren en verwijderen
LET OP: als u geheugenkaarten of optiekaarten installeert nadat u de printer hebt ingesteld, schakelt
u de printer uit en haalt u de stekker uit het stopcontact voordat u verdergaat.
Dit gedeelte bevat instructies voor het installeren van de interface-, geheugen- en firmwarekaart. Informatie over andere
geheugen- of optiekaarten kunt u in de Gebruikershandleiding van de printer vinden.
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer
Als u een interfacekaart, geheugenkaart of firmwarekaart wilt installeren, dient u toegang te hebben tot de systeemkaart
van de printer.
Opmerking: u hebt een kruiskopschroevendraaier nodig om de toegangsklep van de systeemkaart te verwijderen.
1 Zoek de toegangsklep van de systeemkaart op de achterkant van de printer.
2 Verwijder de vier schroeven van de toegangsklep.
3 Verwijder de toegangsklep.
4 Leg de klep opzij.
Zoek aan de hand van de afbeelding de connector voor de kaart die u wilt installeren.
Optiekaart
Firmware- en
flashgeheugenkaarten
Connector voor
geheugenkaart
Geheugenkaart installeren
75
Opties installeren en verwijderen
Geheugenkaart installeren
Opmerking: printergeheugenkaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers werken mogelijk niet
samen met deze printer.
1 Verwijder de toegangsklep van de systeemkaart. (Raadpleeg Toegang krijgen tot de systeemkaart van de
printer.)
Waarschuwing: printergeheugenkaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak
daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een geheugenkaart aanraakt.
2 Open de vergrendelingen aan beide uiteinden van de connector voor de geheugenkaart.
3 Pak de geheugenkaart uit.
Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan. Bewaar de verpakking.
4 Breng de uitsparingen aan de onderkant van de kaart op één lijn met de uitsparingen op de connector.
5 Druk de geheugenkaart stevig in de connector totdat de vergrendelingen aan beide zijden van de connector
vast klikken.
U zult wellicht enige kracht moeten uitoefenen om de kaart volledig in de connector te drukken.
6 Zorg ervoor dat beide vergrendelingen in de uitsparingen aan de uiteinden van de kaart passen.
Connector voor
geheugenkaart
Firmwarekaart installeren
76
Opties installeren en verwijderen
Firmwarekaart installeren
Opmerking: firmwarekaarten die zijn ontworpen voor andere Lexmark-printers werken niet samen met deze
printer.
1
Verwijder de toegangsklep van de systeemkaart. (Raadpleeg
Toegang krijgen tot de systeemkaart van de printer
.)
Opmerking: als er een firmwarekaart is geïnstalleerd, moet deze worden verwijderd.
2 Haal de firmwarekaart uit de verpakking.
3 Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen op de kaart op één lijn met de uitsparingen in de
systeemkaart.
4 Druk de firmwarekaart stevig op zijn plaats.
De connector op de firmwarekaart moet de systeemkaart volledig in de lengte aanraken en in de systeemkaart
vergrendeld zijn.
Let erop dat de connectoren niet beschadigd raken.
Pinnen
De interfacekaart installeren
77
Opties installeren en verwijderen
De interfacekaart installeren
Waarschuwing: interfacekaarten kunnen gemakkelijk beschadigd raken door statische elektriciteit. Raak daarom
eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u een interfacekaart aanraakt.
1 Verwijder de toegangsklep van de systeemkaart.
2 Verwijder de schroef en het afdekplaatje en bewaar deze.
3 Haal de interfacekaart en interconnectkabel van de scanner uit de verpakking. Bewaar de verpakking.
a Sluit de USB-interconnectkabel aan op de kaart.
b Sluit de USB-interconnectkabel aan op de systeemkaart.
Schroef
Afdekplaatje
USB-interconnectkabel
Connector
De toegangsklep terugplaatsen
78
Opties installeren en verwijderen
4 Lijn de aansluitpunten op de kaart uit met de connector op de systeemkaart en duw de kaart stevig op zijn plaats.
5 Plaats de schroeven terug en draai ze vast. Zo zet u de kaart vast.
De toegangsklep terugplaatsen
Nadat u opties op de systeemkaart van de printer hebt geïnstalleerd, voert u de volgende stappen uit om de toegangsklep
weer aan te brengen.
1 Lijn de sleuven bovenop de toegangsklep uit met de schroeven die zich in de buurt van de bovenkant van de
printer bevinden.
2 Schuif de klep zo ver mogelijk omhoog onder de uitstekende rand van de bovenklep.
3 Plaats nu de (vier) schroeven aan de boven- en onderkant van de klep en draai ze vast.
De MFP onderhouden
79
10
De MFP onderhouden
U dient af en toe bepaalde handelingen uit te voeren om ervoor te zorgen dat de afdrukkwaliteit optimaal blijft.
Deze handelingen worden in dit hoofdstuk en in de Gebruikershandleiding van de printer beschreven.
Als meerdere mensen gebruikmaken van de MFP, kunt u een van hen vragen of hij/zij verantwoordelijk wil zijn voor
installatie en onderhoud. Andere gebruikers kunnen dan bij deze persoon terecht voor afdrukproblemen en
onderhoudstaken.
In de VS belt u 1-800-539-6275 voor informatie over geautoriseerde dealers van Lexmark-supplies in uw omgeving.
In andere landen of regio's bezoekt u de website van Lexmark op www.lexmark.com of neemt u contact op met de
leverancier van de MFP.
Supplies bewaren
Bewaar MFP-supplies in een koele, schone ruimte. Supplies moeten altijd rechtop in de originele verpakking worden
bewaard tot het moment dat ze moeten worden gebruikt.
Stel de supplies niet bloot aan:
direct zonlicht;
temperaturen boven 35 °C;
een hoge vochtigheidsgraad (boven 80%);
zilte lucht;
corroderende gassen;
grote hoeveelheden stof.
Status van supplies bepalen
80
De MFP onderhouden
Status van supplies bepalen
U wordt via het bedieningspaneel van de MFP gewaarschuwd als supplies moeten worden vervangen of als onderhoud
nodig is. De berichtenbalk met de afdrukstatus onderaan het aanraakscherm geeft aan of de MFP Gereed is en of supplies
(bijna) leeg zijn. Als u Status / Supplies onderaan het aanraakscherm aanraakt, wordt het scherm Status / Supplies
geopend, waarin u de status van de verschillende laden en andere supplies kunt zien.
Supplies bestellen
In de VS belt u voor het bestellen van accessoires 1-800-539-6275 voor informatie over geautoriseerde dealers van
Lexmark-supplies in uw omgeving. In andere landen of regio's kunt u terecht op de website van Lexmark op
www.lexmark.com of neemt u contact op met de leverancier van de MFP.
Een ADF-grijprolkussentje bestellen
Bestel het Lexmark-product met artikelnummer 40X2538.
Bestel een nieuw grijprolkussentje als het papier niet per vel door de ADF wordt gevoerd of als u 40.000 pagina's hebt
gescand.
Een ADF-grijprol bestellen
Bestel het Lexmark-product met artikelnummer 40X2540.
Bestel een nieuwe ADF-grijprol als het papier niet per vel door de ADF wordt gevoerd of als u 120.000 pagina's hebt
gescand.
Kopiëren
Faxen
E-mail
FTP
Status/
Supplies
Gereed. 88 Toner bijna op.
Raak een willekeurige
knop aan om te beginnen.
Menu's
Recycling van Lexmark-producten
81
De MFP onderhouden
Recycling van Lexmark-producten
Ga als volgt te werk om Lexmark-producten te retourneren aan Lexmark voor recycling:
1 Bezoek onze website:
www.lexmark.com/recycle
2 Volg de instructies op het scherm.
De glasplaat en de beschermplaat reinigen
1 Open de klep van de flatbed.
2 Maak een schone, pluisvrije doek of wattenprop vochtig met isopropyl alcohol (95%).
3 Veeg de glasplaat en de beschermplaat schoon door de doek of wattenprop heen en weer te bewegen.
4 Sluit de klep van de flatbed.
Beschermplaat
Glasplaat
De automatische documentinvoer reinigen
82
De MFP onderhouden
De automatische documentinvoer reinigen
Inkt, tonerdeeltjes of papiercoatings kunnen de scanneronderdelen bevuilen. Reinig de transportrollen van de scanner
als documenten niet soepel of gemakkelijk worden ingevoerd of als meerdere pagina's tegelijk worden ingevoerd.
1 Open de klep van de ADF en de flatbed.
2 Maak een schone, pluisvrije doek of wattenprop vochtig met isopropyl alcohol (95%).
3 Veeg de transportrol schoon door met de doek of wattenprop van links naar rechts over de rol te gaan.
4 Draai de rol naar voren met uw vinger en herhaal stap 3 totdat de hele rol schoon is.
5 Sluit de klep van de flatbed.
Rol
Scannerregistratie
83
De MFP onderhouden
Scannerregistratie
Opmerking: volg deze procedure pas nadat u hebt gecontroleerd of het papier goed in de ADF is geplaatst en
of de instelling voor margeverschuiving niet is gewijzigd.
Scannerregistratie is een proces voor het uitlijnen van het scangedeelte met het papier. Voor dit proces zijn twee vellen
donkergekleurd papier van Letter- of A4-formaat nodig.
1 Zet de printer uit.
2 Open de klep van de flatbed.
3 Reinig de glasplaat en de beschermplaat.
Zie De glasplaat en de beschermplaat reinigen voor meer informatie.
4 Houd de toetsen 2 en 6 op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
5 Zet de printer aan terwijl u de knoppen ingedrukt houdt.
Houd de knoppen ongeveer 10 seconden ingedrukt terwijl de MFP wordt opgestart. Laat de knoppen vervolgens
los. De MFP opent het menu Configuratie.
6 Raak de pijl-omlaag aan totdat Automatische scannerregistratie wordt weergegeven.
7 Raak Automatische scannerregistratie aan.
8 Plaats het donkergekleurde papier.
a Plaats een blanco vel donkergekleurd papier (A4 of Letter) op de flatbed.
Plaats het papier zo dat het is uitgelijnd met de bovenkant van de plastic geleiders.
b Sluit de klep van de flatbed.
c Plaats een blanco vel donkergekleurd papier (A4 of Letter) in de ADF en verstel de geleiders.
Zorg ervoor dat de geleiders licht tegen het papier rusten en dat het papier hierbij niet buigt.
9 Druk op Start.
Het registratieproces scant de pagina's in de flatbed en de ADF. Vervolgens ziet u in een bericht of het is gelukt.
Als wordt aangegeven dat het is mislukt, begint u nog een scannerregistratie, lijnt u het papier opnieuw uit en
controleert u alles stap voor stap. Neem contact op met een geautoriseerde servicevertegenwoordiger als het
opnieuw mislukt.
10 Raak Menu Configuratie afsluiten aan.
De printer wordt opnieuw opgestart en keert terug naar de startpagina.
Het scannerbovendeel verwijderen
84
De MFP onderhouden
Het scannerbovendeel verwijderen
Opmerking: voer de volgende handelingen met twee personen uit.
Twee vergrendelnokjes zorgen ervoor dat het scannerbovendeel (de klep van de flatbed) niet losraakt. Verwijder de
klep van de flatbed als volgt:
1 Zet de printer uit.
2 Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
3 Koppel de twee scannerkabels los.
4 Open de klep van de flatbed.
5 Til de klep op.
6 Houd de vergrendelnokjes ingedrukt terwijl u de klep optilt.
Opmerking: als de klep naar voren helt, is het moeilijk om de nokjes te ontgrendelen.
De MFP verplaatsen
85
De MFP onderhouden
De MFP verplaatsen
Volg deze richtlijnen voor het verplaatsen van de MFP binnen uw kantoor of om de MFP gereed te maken voor verzending.
LET OP: de printer weegt 48 - 82 kg. De printer moet voor de veiligheid door ten minste drie (3) mensen
worden opgetild. Gebruik bij het tillen de handgrepen, til de printer niet aan de voorkant op, en pas op dat
uw vingers zich niet onder de printer bevinden als u deze neerzet.
Schakel de MFP altijd uit met de aan-uitschakelaar van de printer.
Vergrendel het scanmechanisme.
Koppel alle snoeren en kabels los van de MFP voordat u de MFP verplaatst.
Verwijder de scanner van de bovenkant van de printer.
Als de MFP niet goed wordt ingepakt als deze wordt verzonden, wordt het apparaat mogelijk beschadigd.
Dit valt niet onder de garantie.
Schade aan de MFP door onjuist transport valt niet onder de garantie.
De MFP verplaatsen binnen het kantoor
Met de volgende voorzorgsmaatregelen kan de MFP probleemloos worden verplaatst binnen een kantoor:
De MFP-printer en -scanner moeten zijn uitgeschakeld.
De scanner moet van de bovenkant van de printer worden verwijderd.
Houd de MFP-printer en -scanner rechtop.
Als de printer en scanner worden verplaatst op een transportwagentje, moet de gehele onderzijde van de
apparaten worden ondersteund.
Vermijd schokken die de MFP zouden kunnen beschadigen.
De MFP gereedmaken voor verzending
Gebruik de juiste verpakking als u de MFP wilt transporteren in een auto of vrachtwagen. Het MFP-pakket moet goed zijn
bevestigd aan de pallet. Gebruik geen verzend- of transportwijze waarvoor de MFP zonder pallet moet worden verzonden.
De MFP moet tijdens de verzending rechtop blijven. Als u niet meer over de oorspronkelijke verpakking beschikt, kunt u
contact opnemen met de klantenservice om de set verpakkingsmateriaal te bestellen. Aanvullende instructies voor het
herverpakken van de MFP kunt u vinden in de herverpakkingskit.
Storingen verhelpen
86
11
Storingen verhelpen
De meeste papierstoringen kunt u vermijden door zorgvuldig het afdrukmateriaal waarop u afdrukt te kiezen en dit op
de juiste wijze te plaatsen. Raadpleeg Papierstoringen voorkomen voor meer informatie over het voorkomen van
papierstoringen. Als er toch papier vastloopt, voert u de stappen uit die in dit gedeelte worden beschreven.
Als het foutbericht Papier vast wordt weergegeven, verwijdert u eerst al het vastgelopen papier uit de gehele papierbaan
en raakt u vervolgens Doorgaan aan om het bericht te wissen en het afdrukken te hervatten. De MFP drukt een nieuw
exemplaar af van de pagina die is vastgelopen als Herstel na storing is ingesteld op Aan of Auto. De instelling Auto
garandeert echter niet dat de pagina wordt afgedrukt.
Storingen identificeren
Als het papier in de MFP vastloopt, wordt het bijbehorende storingsbericht weergegeven op de afdrukstatusbalk van het
aanraakscherm.
Opmerking: het rode uitroepteken geeft aan dat het item pas beschikbaar is nadat het interventiebericht is gewist.
Kopiëren
Faxen
E-mail
FTP
Status/
Supplies
290.01 Scannerstoring:
verwijder alle originelen
uit de scanner
Menu's
!
!
!
Toegangskleppen en laden van de printer
87
Storingen verhelpen
Toegangskleppen en laden van de printer
In de volgende afbeelding ziet u hoe het afdrukmateriaal door de printer wordt gevoerd. De exacte papierbaan varieert,
afhankelijk van de invoerbron (de invoerladen, de universeellader, de enveloppenlader) en de uitvoerladen (de finisher,
de lader, de optionele uitvoerlade, de mailbox) die u gebruikt.
De cijfers in de volgende afbeelding geven de nummers aan die kunnen worden weergegeven op het bedieningspaneel.
Aan de hand hiervan kan het algemene gebied van een papierstoring worden vastgesteld.
Opmerking: de volgende afbeeldingen dienen ter illustratie en komen mogelijk niet overeen met de configuratie
van uw MFP. Zie “Scannerstoringen verhelpen” op pagina 89 voor informatie over scannerstoringen.
Gebied A
Universeellader
250.yy Papier vast
Gebied B
Linkertoegangsklep
(naast lade 1)
200.yy Papier vast
24<x>.yy Papier vast
Gebied C
Papierinvoeropties:
lader voor 500 vel of lader
voor 2000 vel
24<x>.yy Papier vast
Gebied D
Voorste toegangsklep
201.yy Papier vast
Gebied T1
Standaardlade (lade 1)
200.yy Papier vast
241.yy Papier vast
Gebied E
Mechanisme voor
dubbelzijdig afdrukken
230.yy Papier vast
Gebied T<x>
Papierinvoeropties:
laden voor 500 vel of lade
voor 2000 vel
24<x>.yy Papier vast
Gebied M
Mailbox
27<x>.yy Papier vast
Gebied L
Toegangsklep rechtsboven
(aandrijfgedeelte)
201.yy Papier vast
202.yy Papier vast
Gebied K
Toegangsklep rechtsonder
(verhittingsgedeelte)
201.yy Papier vast
202.yy Papier vast
Gebied J
Lade voor dubbelzijdig afdrukken
230.yy Papier vast
Informatie over storingsberichten op de printer
88
Storingen verhelpen
LET OP: voor bepaalde configuraties die op de grond staan, zijn extra onderdelen nodig
ter bevordering van de stabiliteit. Meer informatie is beschikbaar op de website van Lexmark op
www.lexmark.com/multifunctionprinters.
Informatie over storingsberichten op de printer
In de onderstaande tabel wordt een lijst weergegeven met de storingsberichten die kunnen optreden en de actie die nodig
is om het bericht te verwijderen. Het storingsbericht geeft het gebied aan waar de storing is opgetreden. Het verdient echter
aanbeveling de gehele papierbaan vrij te maken om er zeker van te zijn dat alle storingen zijn verholpen.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding op de cd met documentatie van de printer voor meer informatie over het verhelpen
van papierstoringen.
LET OP: de binnenkant van de printer kan heet zijn. Laat de printer afkoelen voordat u interne
onderdelen aanraakt.
Bericht
Controleer
gebieden
Oplossing
200.yy Papier vast
(lade 1 en linkerklep
naast lade 1)
B, T1 Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor het
verwijderen van vastgelopen papier uit Gebied E Mechanisme voor
dubbelzijdig afdrukken en Gebied T1 Standaardlade (lade 1).
Als het storingsbericht niet verdwijnt, is er mogelijk papier vastgelopen in
de beeldoverdrachtseenheid.
201.yy Papier vast
(verhittingsgedeelte)
D, K, L
Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor het
verwijderen van vastgelopen papier uit
Gebied D Voorste toegangsklep
,
Gebied K Toegangsklep rechtsonder (verhittingsgedeelte)
en
Gebied L
Toegangsklep rechtsboven (aandrijfgedeelte)
.
Als het storingsbericht niet verdwijnt, is er mogelijk papier vastgelopen in
het verhittingsstation.
202.yy Papier vast
(verhittingsgedeelte)
K, L Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor
het verwijderen van vastgelopen papier uit Gebied K Toegangsklep
rechtsonder (verhittingsgedeelte) en Gebied L Toegangsklep
rechtsboven (aandrijfgedeelte).
Als het storingsbericht niet verdwijnt, is er mogelijk papier vastgelopen in
het verhittingsstation.
230.yy Papier vast
(gebied rond
duplexeenheid)
E, J Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor
het verwijderen van vastgelopen papier uit Gebied E Mechanisme voor
dubbelzijdig afdrukken en Gebied J Lade voor dubbelzijdig
afdrukken.
24<x>.yy Papier vast
(laden 1 - 4)
B,C, T<x>
Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor het
verwijderen van vastgelopen papier uit
Gebied E Mechanisme voor
dubbelzijdig afdrukken
,
Gebied C Papierinvoeropties: lader voor 500 vel
of lader voor 2000 vel
en
Gebied T<x> Papierinvoeropties: laden voor
500 vel of lade voor 2000 vel
.
250 Papier vast
(universeellader)
A,D
Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor het
verwijderen van vastgelopen papier uit
Gebied A Universeellader
en
Gebied C Papierinvoeropties: lader voor 500 vel of lader voor 2000 vel
.
27<x>.yy Papier vast
(mailbox en optionele
uitvoerlader)
M Volg de instructies in de Gebruikershandleiding van de printer voor het
verwijderen van vastgelopen papier uit de mailbox, finisher of de
optionele uitvoerlader (gebied M).
Scannerstoringen verhelpen
89
Storingen verhelpen
Scannerstoringen verhelpen
Scannerstoringen kunnen optreden als papier wordt in- of uitgevoerd. Scannerstoringen kunnen worden verholpen
door de klep van de ADF of de klep van de flatbed te openen en het vastgelopen papier te verwijderen.
Scannerstoringen 290, 291, 292 en 294
1 Verwijder alle originele documenten uit de ADF.
2 Open de klep van de ADF en verwijder voorzichtig de vastgelopen pagina's.
Als u het vastgelopen papier niet kunt verwijderen, opent u de klep van de flatbed. Verwijder voorzichtig
het vastgelopen papier.
3 Sluit de klep van de flatbed en de ADF.
Beheerdersondersteuning
90
12
Beheerdersondersteuning
Helderheid op het bedieningspaneel aanpassen
Als u de tekst op het display van het bedieningspaneel moeilijk kunt lezen, kunt u de LCD-helderheid aanpassen
in het menu Instellingen.
Helderheid
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld.
2 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
3 Raak Instellingen aan.
4 Raak Algemene instellingen aan.
5 Raak de pijl-omlaag aan totdat Helderheid wordt weergegeven.
6 Raak de pijl naar links aan om de helderheid te verlagen of raak de pijl naar rechts aan om de helderheid
te verhogen.
De waarden voor de helderheid kunnen worden aangepast van 5 tot 100 (100 is de standaardwaarde).
7 Raak Indienen aan.
8 Raak Beginscherm aan.
De fabriekswaarden herstellen
Als u voor het eerst de MFP-menu's opent via het bedieningspaneel, ziet u een sterretje (*) links van een waarde in de
menu's. Dit sterretje geeft de fabriekswaarde (standaardinstelling) aan. Dit zijn de oorspronkelijke MFP-instellingen.
(Fabrieksinstellingen kunnen per regio verschillen.)
Als u een nieuwe instelling selecteert op het bedieningspaneel, wordt het bericht Selectie indienen... weergegeven.
Zodra het bericht Selectie indienen... verdwijnt, wordt naast de instelling een sterretje weergegeven. Dit geeft aan dat deze
instelling nu de standaardinstelling van de gebruiker is. Deze instellingen blijven actief totdat nieuwe instellingen worden
opgeslagen of de fabriekswaarden worden hersteld. Als u de oorspronkelijke MFP-instellingen (fabriekswaarden) wilt
herstellen, gaat u als volgt te werk:
Waarschuwing: alle bronnen (lettertypen, macro's en symbolensets) die in het MFP-geheugen (RAM) zijn
gedownload, zullen worden verwijderd. (Bronnen in het flashgeheugen of op de vaste schijf
worden niet verwijderd.)
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld.
2 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
3 Raak Instellingen aan.
4 Raak Algemene instellingen aan.
5 Raak de pijl-omlaag aan totdat Std.instell. herstellen wordt weergegeven.
Scherm Time-out aanpassen
91
Beheerdersondersteuning
6 Raak de pijl naar links of de pijl naar rechts aan totdat Nu herstellen wordt weergegeven.
Als u Nu herstellen aanraakt, worden alle menu-instellingen opnieuw ingesteld op de fabriekswaarden met
uitzondering van:
De instelling "Taal op display" van het bedieningspaneel in het menu Instellingen.
Alle instellingen in de menu's Parallel, Serieel, Netwerk en USB.
7 Raak Indienen aan.
8 Raak Beginscherm aan.
Scherm Time-out aanpassen
Als u de instelling voor Time-out scherm wilt aanpassen, gaat u als volgt te werk:
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld.
2 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
3 Raak Instellingen aan.
4 Raak Algemene instellingen aan.
5 Raak de pijl-omlaag aan totdat Time-out scherm wordt weergegeven.
6 Raak de pijl naar links aan om de tijd te verlagen of raak de pijl naar rechts aan om de tijd te verhogen.
U kunt kiezen uit een instelling tussen 15 tot 300 minuten.
Spaarstand aanpassen
Als u de instelling voor Spaarstand wilt aanpassen, gaat u als volgt te werk:
1 Controleer of de MFP is ingeschakeld.
2 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
3 Raak Instellingen aan.
4 Raak Algemene instellingen aan.
5 Raak de pijl-omlaag aan totdat Spaarstand wordt weergegeven.
6 Raak de pijl naar links aan om de tijd te verlagen of raak de pijl naar rechts aan om de tijd te verhogen.
U kunt kiezen uit een instelling tussen 2 en 240 minuten.
De MFP configureren
92
Beheerdersondersteuning
De MFP configureren
Er zijn verscheidene functies beschikbaar waarmee u de beveiliging van het apparaat kunt verbeteren. In de volgende
gedeelten vindt u instructies voor het configureren van deze functies.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor de menu's
U kunt een beheerderswachtwoord toepassen om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers via het bedieningspaneel
of de Embedded Web Server (EWS) wijzigingen aanbrengen in de configuratie van de MFP.
1 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
2 Raak Instellingen aan.
3 Raak de pijl-omlaag aan en raak vervolgens Beveiliging aan.
4 Raak de pijl-omlaag aan en raak vervolgens Wachtwoorden maken/wijzigen Æ Geavanceerd wachtwoord
maken/wijzigen aan.
5 Voer een wachtwoord in, bestaande uit alfabetische en niet-alfabetische tekens, en bevestig het wachtwoord door
het nogmaals in te voeren. Het wachtwoord moet minimaal uit 8 tekens bestaan.
6 Raak Indienen aan.
7 Raak Instellingen Æ Beveiliging Æ Wachtwoordbeveiliging aan om te zien welke configuratie-instellingen
door het geavanceerde wachtwoord worden beveiligd.
Opmerking: u kunt Instellingen
Æ Beveiliging Æ Wachtwoordbeveiliging en Instellingen Æ Beveiliging Æ
Wachtwoorden maken/wijzigen
Æ Gebruikerswachtwoord maken/wijzigen gebruiken om de toegang
te beperken met andere wachtwoorden dan het geavanceerde wachtwoord. Via Instellingen
Æ
Beveiliging
Æ Wachtwoordbeveiliging kunt u bepalen welke menu's toegankelijk zijn met een
geavanceerd wachtwoord en een gebruikerswachtwoord.
Opmerking: het geavanceerde wachtwoord en het gebruikerswachtwoord beveiligen de menu's op het
aanraakscherm van het bedieningspaneel van de MFP en het configuratiegedeelte van
de EWS-pagina's.
Toegang tot functies beperken
De MFP ondersteunt verschillende methoden voor gebruikersverificatie voor het verlenen van toegang tot functies.
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Beveiliging.
a Selecteer een verificatiemethode.
b Klik op Indienen.
4 Klik op de koppeling voor het instellen van de verificatiemethode die is geselecteerd in stap a.
a Vul de gegevens in die zijn vereist voor de desbetreffende omgeving.
b Klik op Indienen.
5 Klik op Toegang tot functies.
a Stel het functieverificatieniveau in voor elke functie. Selecteer Uit als u wilt dat niemand een bepaalde
functie kan gebruiken.
b Klik op Indienen.
De MFP configureren
93
Beheerdersondersteuning
Toegang tot de menu's verhinderen via het bedieningspaneel
U kunt via het aanraakscherm van het bedieningspaneel toegang tot alle menu's verbieden. Als u de toegang wilt
verhinderen, gaat u als volgt te werk:
1 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
2 Raak Instellingen aan.
3 Raak de pijl-omlaag aan.
4 Raak achtereenvolgens Beveiliging Æ Toegang tot functies Æ Menu's Æ Uitgeschakeld aan.
5 Raak Indienen aan.
Als u de menu's weer wilt inschakelen, voert u de URL in op de webpagina; vervolgens gaat u naar Beveiliging -
Toegang tot functies en schakelt u de menu's in.
Het menu-item Stuurprogramma voor faxen uitschakelen
1 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
2 Raak achtereenvolgens Instellingen Æ Faxinstellingen Æ Analoge faxinstellingen Æ
Faxverzendinstellingen aan.
3 Raak de pijl-omlaag aan.
4 Raak Stuurprogramma voor faxen Æ Uit aan.
5 Raak Indienen aan.
De PIN (persoonlijk identificatienummer) voor apparaatvergrendeling instellen
Met de PIN voor apparaatvergrendeling kunt u de werkstand van de MFP vergrendelen en ontgrendelen. Een vergrendelde
MFP zet alle ontvangen taken automatisch in een buffer op de interne vaste schijf. Als u de taken op de vaste schijf van
een vergrendelde MFP wilt afdrukken, voert u de juiste PIN in op het bedieningspaneel om de MFP te ontgrendelen.
Het bedieningspaneel van een vergrendelde MFP kan alleen worden gebruikt om de MFP te ontgrendelen.
Opmerking: deze instelling is uitsluitend beschikbaar op MFP-modellen met een interne vaste schijf.
Tweedekanaalgegevens worden normaal verwerkt terwijl de MFP is vergrendeld. Rapporten
zoals gebruikers- en gebeurtenislogs kunnen van een vergrendelde MFP worden opgehaald.
1 Raak de knop Menu's aan op het beginscherm.
2 Raak Instellingen aan.
3 Raak de pijl-omlaag aan en raak vervolgens Beveiliging aan.
4 Raak de pijl-omlaag aan en raak vervolgens Wachtwoorden maken/wijzigen Æ PIN apparaatvergrendeling
maken/wijzigen aan.
5 Voer een viercijferige pincode in en bevestig de pincode door het nogmaals in te voeren.
6 Raak Indienen aan.
De MFP vergrendelen met de PIN voor apparaatvergrendeling
1 Raak de knop App. vergr. aan.
2 Voer de viercijferige pincode voor apparaatvergrendeling in.
De MFP configureren
94
Beheerdersondersteuning
De MFP ontgrendelen met de PIN voor apparaatvergrendeling
1 Raak de knop App. ontgr. aan.
2 Voer de viercijferige pincode voor apparaatvergrendeling in.
Een wachtwoord instellen voor het afdrukken van ontvangen faxen
Als u wilt voorkomen dat ontvangen faxen worden afgedrukt tot er een wachtwoord is ingevoerd, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik onder Standaardinstellingen op Faxinstellingen Æ Analoge faxinstellingen.
4 Blader naar Faxen in wachtrij en klik erop.
5 Selecteer Altijd aan voor Modus Fax in wachtrij.
6 Geef in het veld Wachtwoord voor afdrukken van faxen een wachtwoord op.
7 Klik op Indienen.
Faxen in de wachtrij vrijgeven om af te drukken
1 Raak op het aanraakscherm van het bedieningspaneel van de MFP de knop Faxen in wachtrij vrijgeven aan.
Opmerking: als de knop Faxen in wachtrij vrijgeven grijs wordt weergegeven met een vervaagd opschrift,
is de knop inactief omdat er geen faxen in de wachtrij staan.
2 Voer in het veld Wachtwoord voor afdrukken van faxen het opgegeven wachtwoord in.
Hierdoor worden alle ontvangen faxen en faxen in de wachtrij vrijgegeven, zodat u ze kunt afdrukken.
Opmerking: het opgegeven wachtwoord is gemaakt in stap 6 van Een wachtwoord instellen voor het
afdrukken van ontvangen faxen.
Beveiliging instellen via de Embedded Web Server (EWS)
Door middel van de geavanceerde beveiligingsfuncties kunt u de beveiliging van netwerkcommunicatie en MFP-
configuratie verbeteren. Deze functies kunt u instellen op de webpagina van de MFP.
Het geavanceerde wachtwoord instellen
Het geavanceerde wachtwoord wordt gebruikt om de menu's te beveiligen. Het geavanceerde wachtwoord moet zijn
ingesteld om de Beveiligingsmodus te gebruiken en voor vertrouwelijke communicatie met MarkVision Professional.
Als er geen geavanceerd wachtwoord is gemaakt via het aanraakscherm van het bedieningspaneel zoals beschreven in
Wachtwoordbeveiliging instellen voor de menu's op pagina 92, kan het ook worden gemaakt via de EWS. Als u het
geavanceerde wachtwoord wilt maken via de EWS, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Beveiliging.
4 Klik op Wachtwoorden maken/wijzigen.
5 Klik op Geavanceerd wachtwoord maken/wijzigen.
De MFP configureren
95
Beheerdersondersteuning
6 Voer een wachtwoord in, bestaande uit alfabetische en niet-alfabetische tekens, en bevestig het wachtwoord
door het nogmaals in te voeren. Het wachtwoord moet minimaal uit 8 tekens bestaan.
7 Raak Indienen aan.
De beveiligde EWS gebruiken
De SSL (Secure Sockets Layer) zorgt voor beveiligde verbindingen met de webserver in het afdrukapparaat. Een veiligere
verbinding met de EWS kan tot stand worden gebracht door verbinding te maken met de SSL-poort in plaats van met de
HTTP-standaardpoort. Een verbinding met de SSL-poort codeert alle EWS-netwerkcommunicatie tussen de pc en de MFP.
Als u verbinding wilt maken met de SSL-poort, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser.
2 Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor de volgende indeling:
https: //ip_adres/.
SNMPv3 (Simple Network Management Protocol versie 3) ondersteunen
Het SNMPv3-protocol zorgt voor gecodeerde en geverifieerde netwerkcommunicatie. Ook kan de beheerder via dit protocol het
gewenste beveiligingsniveau selecteren. Voor gebruik moet er minstens één gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingesteld via
de pagina met instellingen. Als u voor SNMPv3 wilt configureren via de EWS van de MFP, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op SNMP.
SNMPv3-verificatie en -codering kent drie ondersteuningsniveaus:
Geen verificatie en geen codering
Verificatie zonder codering
Verificatie en codering
Opmerking:
het geselecteerde niveau biedt een minimaal beveiligingsniveau. De MFP is in onderhandeling met de
SNMPv3-aanvrager. Dit kan ertoe leiden dat een hoger beveiligingsniveau wordt overeengekomen en
gebruikt.
5 Geef voor elk sub-item de voor de netwerkomgeving benodigde instelling op.
6 Klik op Indienen.
SNMPv1 en SNMPv2 uitschakelen
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op SNMP.
5 U dient te klikken om het selectievakje Ingeschakeld leeg te maken, tenzij SNMPv1 en SNMPv2 in de omgeving
worden gebruikt.
6 Klik op Indienen.
De MFP configureren
96
Beheerdersondersteuning
IPSec (Internet Protocol Security) ondersteunen
Het IP Security-protocol zorgt voor verificatie en codering van communicatie in de netwerklaag, waardoor alle toepassingen en
netwerkcommunicatie die via het IP-protocol lopen, zijn beveiligd. IPSec kan worden ingesteld tussen de MFP en maximaal vijf
hosts, waarbij zowel IPv4 als IPv6 wordt gebruikt. Als u IPSec via de EWS wilt configureren, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op IPSec.
De volgende twee typen verificatie worden ondersteund voor IPSec:
Gedeelde sleutel voor verificatie: Elke ASCII-woordgroep die wordt gebruikt door alle deelnemende hosts. Dit is
de eenvoudigste manier om te configureren wanneer slechts een paar hosts op het netwerk IPSec gebruiken.
Certificaatverificatie: Zorgt ervoor dat elke host of subnet van hosts kan verifiëren voor IPSec. Voor elke host
moet er een openbare sleutel en een persoonlijke sleutel zijn. Certificaat van peer valideren is standaard
ingeschakeld, en vereist een getekend certificaat voor elke host. Het Certificate Authority-certificaat dient te zijn
geïnstalleerd. Elke host moet een identifier hebben in de Naam van alternatief onderwerp van het getekende
certificaat.
Opmerking: nadat een MFP is geconfigureerd voor IPSec met een host, is IPSec nodig voor elke vorm van
IP-communicatie.
5 Geef voor elk sub-item de voor de netwerkomgeving benodigde instelling op.
6 Klik op Indienen.
Poorten en protocollen uitschakelen
U kunt de TCP- en UDP-poorten configureren naar een van de volgende drie modi of waarden:
Uitgeschakeld: er worden nooit netwerkverbindingen via deze poort toegestaan
Beveiligd en onbeveiligd: de poort blijft open, zelfs in de Beveiligingsmodus
Alleen Onbeveiligd: zorgt ervoor dat de poort alleen open gaat als de MFP niet in de Beveiligingsmodus staat
Opmerking: u dient een wachtwoord in te stellen om de Beveiligingsmodus in te schakelen. Wanneer de modus
eenmaal actief is, worden alleen de poorten geopend die zijn ingesteld op Beveiligd en onbeveiligd.
Als u de modus voor TCP- en UDP-poorten wilt configureren vanuit de EWS, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op Toegang via TCP/IP Poort.
5 Voor elke vermelde poort dient u de geschikte waarde te selecteren uit de zojuist beschreven lijst.
Opmerking: door het uitschakelen van de poorten zal de functie op de MFP worden uitgeschakeld.
6 Klik op Indienen.
De MFP configureren
97
Beheerdersondersteuning
802.1x-verificatie gebruiken
802.1x-poortverificatie zorgt ervoor dat de MFP kan worden aangesloten op netwerken die verificatie vereisen voordat
toegang wordt verleend. 802.1x-poortverificatie kan worden gebruikt met de WPA-functie (Wi-Fi Protected Access) van
een optionele interne draadloze afdrukserver om te voorzien in WPA-Enterprise-beveiliging.
802.1x wordt alleen ondersteund als er referenties voor de MFP zijn ingesteld. De MFP moet bekend zijn bij de
verificatieserver (Authentication Server of AS). De verificatieserver verleent toegang tot het netwerk aan apparaten met
een geldige referentieset, meestal bestaand uit een combinatie van naam en wachtwoord en mogelijk een certificaat.
De verificatieserver verleent toegang tot het netwerk aan MFP's met een geldige referentieset. U kunt de referenties
beheren met behulp van de EWS van de MFP. U gebruikt als volgt certificaten als deel van referenties:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op Certificaatbeheer.
Nadat de vereiste certificaten zijn geïnstalleerd, kunt u als volgt 802.1x inschakelen en configureren op de EWS:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
4 Klik op 802.1x-verificatie.
Opmerking: als er een optionele interne draadloze afdrukserver is geïnstalleerd, klikt u op Draadloos in
plaats van op 802.1x-verificatie.
5 Schakel het selectievakje naast Actief in om 802.1x-verificatie in te schakelen.
6 Geef voor elk sub-item de voor de netwerkomgeving benodigde instelling op.
7 Klik op Indienen.
Instellingen beveiligd afdrukken
Met Instellingen beveiligd afdrukken kunt u het maximale aantal pogingen opgeven dat een gebruiker heeft voor het
invoeren van de juiste PIN. Bovendien kunt u een vervaltijd voor afdruktaken instellen. Als een gebruiker het maximale
aantal pogingen voor het invoeren van de juiste PIN overschrijdt, worden alle afdruktaken van die gebruiker verwijderd.
Als de taken van een gebruiker niet binnen een opgegeven tijdsbestek worden afgedrukt, worden deze taken verwijderd.
U activeert Instellingen beveiligd afdrukken als volgt:
1 Open een webbrowser. Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die u wilt configureren. Gebruik hiervoor
de volgende indeling: http://ip_adres/.
2 Klik op Configuratie.
3 Klik in Overige instellingen op Beveiliging.
4 Klik op Instellingen beveiligd afdrukken.
5 Stel het maximumaantal ongeldige pincodes in dat is toegestaan. Stel Vervaltijd taak in op de maximale tijdsduur
voordat een ingediende vertrouwelijke taak wordt gewist.
6 Klik op Indienen.
De vaste schijf coderen
98
Beheerdersondersteuning
De vaste schijf coderen
Waarschuwing: alle bronnen op de vaste schijf zullen worden verwijderd. Bronnen in het flashgeheugen of in het RAM
worden niet verwijderd.
Opmerking: deze instelling is uitsluitend beschikbaar op MFP-modellen met een interne vaste schijf.
1 Zet de MFP uit. Wacht ongeveer 10 seconden.
2 Houd de knoppen 2 en 6 op het numerieke toetsenblok ingedrukt terwijl u de MFP weer aan zet.
3 Laat de knoppen los wanneer het aanraakscherm knippert en tijdelijk leeg is. Een ogenblik geduld.
Het Menu Configuratie wordt weergegeven.
4 Raak de pijl-omlaag aan om naar Schijfcodering te bladeren.
5 Raak de pijl naar rechts aan voor toegang tot het menu Schijfcodering.
6 Raak de pijl naar rechts naast Inschakelen aan om de vaste schijf te coderen.
Alle inhoud gaat verloren. Doorgaan? wordt weergegeven.
7 Raak Ja aan om verder te gaan met het proces.
De balk met de voortgang van het coderen van de schijf wordt weergegeven.
Waarschuwing: zet de MFP niet uit voordat het proces is voltooid.
8 Als de codering van de vaste schijf is voltooid, raakt u Terug aan om terug te gaan naar het Menu Configuratie.
9 Raak Menu Configuratie afsluiten aan om het menu te verlaten.
U schakelt als volgt de schijfcodering uit:
1 Zet de MFP uit. Wacht ongeveer 10 seconden.
2 Houd de knoppen 2 en 6 op het numerieke toetsenblok ingedrukt terwijl u de MFP weer aan zet.
3 Laat de knoppen los wanneer het aanraakscherm knippert en tijdelijk leeg is. Een ogenblik geduld.
Het Menu Configuratie wordt weergegeven.
4 Raak de pijl-omlaag aan om naar Schijfcodering te bladeren.
5 Raak de pijl naar rechts aan voor toegang tot het menu Schijfcodering.
6 Raak de pijl naar rechts naast Uitschakelen aan om de vaste schijf te decoderen.
Alle inhoud gaat verloren. Doorgaan? wordt weergegeven.
7 Raak Ja aan om verder te gaan met het proces.
Het scherm met de voortgang van het formatteren van de schijf wordt weergegeven.
Waarschuwing: zet de MFP niet uit voordat het proces is voltooid.
8 Als de decodering van de vaste schijf is voltooid, raakt u Terug aan om terug te gaan naar het Menu
Configuratie.
9 Raak Menu Configuratie afsluiten aan om het menu te verlaten.
Vaste schijf wissen
99
Beheerdersondersteuning
Vaste schijf wissen
Waarschuwing: alle bronnen op de vaste schijf zullen worden verwijderd. Eenmaal verwijderd kunt u ze niet meer
terughalen. (Bronnen in het optionele flashgeheugen of in het RAM-geheugen worden niet
verwijderd.)
Opmerking: deze instelling is uitsluitend beschikbaar op MFP-modellen met een interne vaste schijf.
1 Zet de MFP uit. Wacht ongeveer 10 seconden.
2 Houd de knoppen 2 en 6 op het numerieke toetsenblok ingedrukt terwijl u de MFP weer aan zet.
3 Laat de knoppen los wanneer het aanraakscherm knippert en tijdelijk leeg is. Een ogenblik geduld.
Het Menu Configuratie wordt weergegeven.
4 Raak de pijl-omlaag aan om naar Schijf wissen te bladeren.
5 Raak de pijl naar rechts aan voor toegang tot het menu Schijf wissen.
6 Raak de pijl naar rechts naast Schijf nu wissen aan om de vaste schijf te wissen.
Alle inhoud gaat verloren. Doorgaan? wordt weergegeven.
7 Raak Ja aan om verder te gaan met het proces.
Het scherm met de voortgang van het wissen van de schijf wordt weergegeven.
Waarschuwing: zet de MFP niet uit voordat het proces is voltooid.
8 Als het wissen van de vaste schijf is voltooid, raakt u Terug aan om terug te gaan naar het Menu Configuratie.
9 Raak Menu Configuratie afsluiten aan om het menu te verlaten.
De functie Beperkte serverlijst gebruiken
De Beperkte serverlijst biedt een systeembeheerder de mogelijkheid om aan te geven welke hosts met de MFP via
het netwerk mogen communiceren. Hierdoor wordt voorkomen dat andere hosts de MFP kunnen beheren en ernaar
kunnen afdrukken.
Opmerking: de Beperkte serverlijst beperkt alleen TCP-verkeer. De lijst heeft geen invloed op UDP-verkeer.
De Beperkte serverlijst ondersteunt maximaal tien hostadressen of tien netwerkadressen.
Als u de Beperkte serverlijst wilt configureren vanuit de EWS van de MFP, gaat u als volgt te werk:
1 Open een webbrowser.
2 Typ op de adresregel het IP-adres van de MFP die geconfigureerd dient te worden. Gebruik hiervoor de volgende
indeling: http://ip_adres/.
3 Klik op Configuratie.
4 Klik in Overige instellingen op Netwerk/poorten.
5 Klik op TCP/IP.
6 Geef de lijst met adressen met toestemming voor netwerkcommunicatie op in het veld Beperkte serverlijst.
Deze adressen dienen van elkaar gescheiden te zijn door middel van een komma en dienen de volgende
indeling te hebben: 111.222.333.444. Als u een geheel subnet wilt aangeven, geeft u de bits van het
subnetmasker op met de volgende indeling: 111.222.333.0/24.
7 Klik op Indienen.
Problemen oplossen
100
13
Problemen oplossen
Informatie over berichten op de MFP
Er worden drie soorten berichten weergegeven op de MFP: statusberichten, interventieberichten en onderhoudsberichten.
Statusberichten bieden informatie over de actuele status van de MFP. Er hoeft geen actie te worden ondernomen.
Interventieberichten attenderen de gebruiker op problemen met de MFP waarvoor actie moet worden ondernomen om ze
te verhelpen. Ook onderhoudsberichten attenderen de gebruiker op problemen waarvoor actie moet worden ondernomen.
In dit geval stopt de MFP echter met afdrukken en kunnen de storingen niet worden verholpen. Mogelijk kan de storing
waarvoor het onderhoudsbericht wordt weergegeven, tijdelijk worden verholpen door de MFP uit en weer in te schakelen.
Raadpleeg de Handleiding voor menu's en berichten op de cd Software en documentatie voor meer informatie over
berichten op de MFP.
On line technische ondersteuning
Technische ondersteuning is beschikbaar op de website van Lexmark op www.lexmark.com.
Controlepunten als MFP niet reageert
Als de MFP niet reageert, controleer dan eerst het volgende:
Het ene uiteinde van het netsnoer van de printer is aangesloten op de scanner en het andere uiteinde op
een geaard stopcontact.
Het stopcontact is niet uitgeschakeld met behulp van een schakelaar of stroomonderbreker.
De MFP is niet aangesloten op een spanningsbeveiliger, een UPS of een verlengsnoer.
Er zijn geen problemen met andere elektrische apparatuur die op het stopcontact wordt aangesloten.
De printer is ingeschakeld.
De scannerkabel is goed aangesloten op de MFP en de printer.
Verwijder de afdekplaat van het bedieningspaneel van de printer en controleer of er een menuscherm wordt
weergegeven. Plaats de afdekplaat vervolgens weer terug.
Zodra u dit alles hebt gecontroleerd, zet u de printer uit. Wacht minimaal 10 seconden en zet de printer vervolgens weer
aan. In veel gevallen is het probleem dan verholpen.
Poortnaam en IP-adres zoeken
Als de MFP op een netwerk is aangesloten, wordt de poortnaam in de rechterbovenhoek van het beginscherm van de
MFP weergegeven en het IP-adres in de linkerbovenhoek.
Het adres wordt ook op de pagina met netwerkinstellingen weergegeven.
Pagina met netwerkinstellingen afdrukken
a Raak het pictogram met de sleutel op het bedieningspaneel van de MFP aan.
b Raak Rapporten aan.
c Raak Pagina Netwerkinstellingen of Netwerk <x> Instell.pag. aan.
Zie “Printer-IP-adres toewijzen” in de Installatiehandleiding van de MFP voor meer informatie.
Problemen met de kopieerkwaliteit oplossen
101
Problemen oplossen
Problemen met de kopieerkwaliteit oplossen
Hieronder volgt een aantal oplossingen voor problemen bij het kopiëren. Raadpleeg Kopieertips voor meer informatie.
Problemen met de scankwaliteit oplossen
Hieronder volgt een aantal oplossingen voor problemen bij het scannen. Raadpleeg Scantips voor meer informatie.
Symptoom Oplossing
De achtergrond bevat
ongewenste elementen.
Pas de instelling voor achtergrondverwijdering aan onder Kopiëren
Æ Opties Æ
Geavanceerde beeldverwerking. Raak de pijl naar rechts aan om meer achtergrond
te verwijderen.
Er verschijnen ongewenste
patronen (moiré) wanneer een
document wordt gekopieerd in
de modus Foto.
Wijzig de inhoudsmodus naar Afgedr. afb. onder Kopiëren
Æ Opties Æ Inhoud.
Er staan verticale of horizontale
strepen op de gekopieerde
pagina's.
Reinig de glasplaat van de ADF en de beschermplaat. Zie De glasplaat en de
beschermplaat reinigen op pagina 81.
Zwarte tekst is te licht of te vaag. Pas de instelling voor intensiteit aan onder het menu Kopiëren. Raak de pijl naar
rechts aan om de intensiteit te verhogen.
Wijzig de inhoudsmodus naar Tekst onder Kopiëren
Æ Opties Æ Inhoud.
Pas de instelling voor achtergrondverwijdering aan onder Kopiëren
Æ Opties Æ
Geavanceerde beeldverwerking. Raak de pijl naar links aan om minder
achtergrond te verwijderen.
Pas de instelling voor contrast aan onder Kopiëren Æ Opties Æ Geavanceerde
beeldverwerking. Raak de pijl naar rechts aan om het contrast te verhogen.
Pas de instelling voor schaduwdetail aan onder Kopiëren
Æ Opties Æ
Geavanceerde beeldverwerking. Raak de pijl naar links aan voor minder
schaduwdetail.
De kopie ziet er verbleekt of
overbelicht uit.
Pas de instelling voor achtergrondverwijdering aan onder Kopiëren
Æ Opties Æ
Geavanceerde beeldverwerking. Raak de pijl naar links aan om minder
achtergrond te verwijderen.
Pas de instelling voor schaduwdetail aan onder Kopiëren Æ Opties Æ
Geavanceerde beeldverwerking. Raak de pijl naar links aan voor minder
schaduwdetail.
Symptoom Oplossing
Als ik een document naar het
netwerk scan, is het bestand te
groot.
Raak Opties aan en verlaag onder Resolutie de resolutie van de uitgevoerde scan.
Raak Opties aan en wijzig onder Inhoud de optie Kleur naar zwart-wit.
Raak Opties aan en wijzig onder Inhoud de instelling naar Tekst.
Als ik een document naar het
netwerk scan, zijn de
teksttekens onscherp.
Raak Opties aan en verhoog onder Resolutie de resolutie van de uitgevoerde scan.
Raak Opties aan en wijzig onder Inhoud de instelling naar Tekst.
Zwarte tekst is te licht of te vaag. Pas de instelling voor intensiteit aan. Raak de pijl naar rechts aan om de intensiteit
te verhogen.
Wijzig de inhoudsmodus naar Tekst.
Pas de instelling voor achtergrondverwijdering aan onder Geavanceerde
beeldverwerking. Raak de pijl naar links aan om minder achtergrond te verwijderen.
Pas de instelling voor contrast aan onder Geavanceerde beeldverwerking. Raak de
pijl naar rechts aan om het contrast te verhogen.
Pas de instelling voor schaduwdetail aan onder Geavanceerde beeldverwerking.
Raak de pijl naar links aan voor minder schaduwdetail.
De achtergrond bevat
ongewenste elementen.
Pas de instelling voor achtergrondverwijdering aan onder Geavanceerde
beeldverwerking. Raak de pijl naar rechts aan om meer achtergrond te verwijderen.
Problemen bij het faxen oplossen
102
Problemen oplossen
Problemen bij het faxen oplossen
Hieronder volgt een aantal oplossingen voor problemen met de faxkwaliteit en voor problemen bij het faxen. Raadpleeg
Faxtips voor meer informatie.
Problemen met de papierinvoer
Symptoom Oplossing
Het verzenden van de fax duurt
erg lang.
Raak Opties aan, wijzig onder Inhoud de instelling naar Tekst en stel de resolutie
in op Standaard.
De afbeeldingen op de
verzonden fax zijn onduidelijk.
Raak Opties aan en wijzig onder Inhoud de instelling naar Tekst/foto of Foto.
Verhoog de resolutie van de uitgevoerde scan.
Opmerking: hierdoor duurt het scannen langer en wordt de kwaliteit van de
uitgevoerde fax verbeterd.
Nummerweergave werkt niet. Als nummerweergave in uw regio wordt ondersteund, dient u mogelijk de
standaardinstelling te wijzigen. Er zijn twee instellingen beschikbaar: FSK (signaal 1)
en DTMF (signaal 2). Neem contact op met uw telefoonmaatschappij om vast te
stellen welk signaal of welke instelling u moet gebruiken.
Symptoom Oorzaak Oplossing
Het bericht Papier
vast wordt nog steeds
weergegeven, ook al
hebt u het vastgelopen
papier verwijderd.
U hebt niet op Doorgaan gedrukt
of u hebt niet de gehele
papierbaan vrijgemaakt.
Maak de gehele papierbaan vrij en druk vervolgens
op Doorgaan.
Raadpleeg Storingen verhelpen voor meer informatie.
Originelen worden niet
goed ingevoerd in de ADF.
De papiergeleiders zijn niet goed
ingesteld.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat deze net
tegen de zijkant van het afdrukmateriaal rusten.
Het grijprolkussentje is mogelijk
versleten.
Vervang het grijprolkussentje.
Raadpleeg Een ADF-grijprol bestellen voor meer
informatie.
Er worden meerdere
pagina's tegelijk
ingevoerd in de ADF.
Het grijprolkussentje is mogelijk
versleten.
Vervang het grijprolkussentje.
Raadpleeg Een ADF-grijprolkussentje bestellen
voor meer informatie.
De grijprol is mogelijk versleten. Vervang de grijprol.
Raadpleeg Een ADF-grijprol bestellen voor meer
informatie.
Het papier plakt aan de
glasplaat.
Inkt, tonerdeeltjes of
papiercoatings hebben de
glasplaat van de ADF bevuild.
Open de klep van de ADF en de flatbed.
Maak een schone, pluisvrije doek of wattenprop
vochtig met isopropyl alcohol (95%).
Veeg de transportrol schoon door met de doek of
wattenprop van links naar rechts over de rol te gaan.
Draai de rol naar voren met uw vinger en herhaal de
laatste stap totdat de hele rol schoon is.
Kennisgevingen
103
Kennisgevingen
Conventies
Opmerking: een opmerking bevat nuttige informatie.
LET OP: de aanduiding Let op heeft betrekking op gevaar voor letsel.
Waarschuwing: een waarschuwing geeft aan dat het product of de bijbehorende software beschadigd kan raken.
Kennisgevingen over elektronische emissie
Federal Communications Commission (FCC) compliance information
statement
Part 15
The 4600 MFP option 4036-307, 4036-308, and 4896 have been tested and found to comply with the limits for a Class A
digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) this device may
not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including interference that may
cause undesired operation.
The FCC Class A limits are designed to provide reasonable protection against harmful interference when the equipment is
operated in a commercial environment. This equipment generates, uses, and can radiate radio frequency energy and, if not
installed and used in accordance with the instruction manual, may cause harmful interference to radio communications.
Operation of this equipment in a residential area is likely to cause harmful interference, in which case the user will be
required to correct the interference at his own expense.
The manufacturer is not responsible for any radio or television interference caused by using other than recommended
cables or by unauthorized changes or modifications to this equipment. Unauthorized changes or modifications could void
the user's authority to operate this equipment.
Opmerking: to assure compliance with FCC regulations on electromagnetic interference for a Class A computing
device, use a properly shielded and grounded cable such as Lexmark part number 1021231 for
parallel attach or 1021294 for USB attach. Use of a substitute cable not properly shielded and
grounded may result in a violation of FCC regulations.
Industry Canada compliance statement
This Class A digital apparatus meets all requirements of the Canadian Interference-Causing Equipment Standard ICES-003.
Avis de conformité aux normes de l’industrie du Canada
Cet appareil numérique de classe A est conforme aux exigences de la norme canadienne relative aux équipements
pouvant causer des interférences NMB-003.
Kennisgevingen
104
Kennisgevingen
Voorschriften van de Europese Gemeenschap (EG)
Dit product voldoet aan de veiligheidsvoorschriften van richtlijnen 89/336/EEC, 72/23/EEC en 1999/5/EC van de
Commissie van de Europese Gemeenschap aangaande de onderlinge aanpassing van de wetten in de lidstaten met
betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit en de veiligheid van elektrische apparaten die zijn ontworpen voor
gebruik binnen een bepaald spanningsbereik en in combinatie met radioapparatuur en apparatuur voor een
telecommunicatiestation.
De CE-markering geeft aan dat een apparaat voldoet aan de veiligheidsvoorschriften.
Een verklaring waarin staat dat het product voldoet aan de veiligheidseisen van de EG-richtlijnen kan worden verkregen bij
de Director of Manufacturing and Technical Support, Lexmark International, S. A., Boigny, Frankrijk.
Dit product voldoet aan de eisen van EN 55022 met betrekking tot klasse A-producten, de veiligheidsvoorschriften van
EN 60950 en de EMC-vereisten van EN 55024.
English
Hereby, Lexmark International Inc., declares that this product is in
compliance with the essential requirements and other relevant provisions
of Directive 1999/5/EC.
Suomi
Valmistaja Lexmark International Inc. vakuuttaa täten, että tämän tuotteen
tyyppinen laite on direktiivin 1999/5/EY oleellisten vaatimusten ja sitä
koskevien direktiivin muiden ehtojen mukainen.
Nederlands
Hierbij verklaart Lexmark International Inc. dat dit product in
overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante
bepalingen van richtlijn 1999/5/EG.
Bij deze verklaart Lexmark International Inc. dat dit product voldoet aan
de essentiële eisen en aan de overige relevante bepalingen van richtlijn
1999/5/EG.
Français
Par la présente Lexmark International Inc. déclare que le produit est
conforme aux exigences essentielles et aux autres dispositions pertinentes
de la directive 1999/5/CE
Par la présente, Lexmark International Inc. déclare que ce produit est
conforme aux exigences essentielles et aux autres dispositions de la
directive 1999/5/CE qui lui sont applicables
Svenska
Härmed intygar Lexmark International Inc. att denna produkt står
i överensstämmelse med de väsentliga egenskapskrav och övriga
relevanta bestämmelser som framgår av direktiv 1999/5/EG.
Dansk
Undertegnede Lexmark International Inc. erklærer herved, at følgende
produkt overholder de væsentlige krav og øvrige relevante krav i direktiv
1999/5/EF
Deutsch
Hiermit erklärt Lexmark International Inc., dass sich dieses Produkt in
Übereinstimmung mit den grundlegenden Anforderungen und den anderen
relevanten Vorschriften der Richtlinie 1999/5/EG befindet. (BMWi)
Hiermit erklärt Lexmark International Inc. die Übereinstimmung des
Produkts mit den grundlegenden Anforderungen und den anderen
relevanten Festlegungen der Richtlinie 1999/5/EG. (Wien)
Kennisgevingen
105
Kennisgevingen
Ελληνικά
Με την παρούσα Lexmark International Inc. δηλώνει ότι το παρόν προϊόν
συµµορφώνεται προς τις ουσιώδεις απαιτήσεις και τις λοιπές σχετικές
διατάξεις της οδηγίας 1999/5/EK.
Italiano
Con la presente Lexmark International Inc. dichiara che questo prodotto è
conforme ai requisiti essenziali e alle altre disposizioni pertinenti stabilite
dalla direttiva 1999/5/CE.
Español
Por medio de la presente Lexmark International Inc. declara que este
producto cumple con los requisitos esenciales y cualesquiera otras
disposiciones aplicables o exigibles de la Directiva 1999/5/CE
Português
A Lexmark International Inc. declara que este produto está em
conformidade com os requisitos essenciais e outras provisões da Directiva
1999/5/CE.
Česky
Společnost Lexmark International Inc. tímto prohlašuje, že tento výrobek
vyhovuje základním požadavkům a dalším ustanovením směrnice 1999/5/EC,
které se na tento výrobek vztahují.
Malti
Magyar
A Lexmark International Inc. ezennel kijelenti, hogy ez a termék megfelel
az 1999/5/EC direktíva alapvető követelményeinek és más vonatkozó
rendelkezéseinek.
Eesti
Käesolevaga kinnitab Lexmark International Inc. selle seadme vastavust
direktiivi 1999/5/EÜ põhinõuetele ja nimetatud direktiivist tulenevatele
teistele asjakohastele sätetele.
Latviski
Ar šo Lexmark International Inc. deklarē, ka šis produkts atbilst Direktīvas
1999/5/EK būtiskajām prasībām un citiem ar to saistītajiem noteikumiem.
Lithuanian
Lexmark International Inc. deklaruoja, kad šis gaminys tenkina 1999/5/EB
Direktyvos esminius reikalavimus ir kitas šios direktyvos nuostatas.
Polski
Firma Lexmark International Inc. deklaruje z pełną odpowiedzialnością,
że ten produkt spełnia podstawowe wymagania i odpowiada warunkom
zawartym w dyrektywie 1999/5/WE.
Slovak
Lexmark International Inc. týmto vyhlasuje, že tento výrobok vyhovuje
technickým požiadavkám a ďalším ustanoveniam smernice 1999/5/ES,
ktoré sa na tento výrobok vztahujú.
Slovenščina
Družba Lexmark International Inc. s tem izjavlja, da je ta naprava skladna
z bistvenimi zahtevami in drugimi ustreznimi določili direktive 1999/5/EC.
Kennisgevingen
106
Kennisgevingen
Kennisgeving over radiostoring
Waarschuwing: dit is een klasse A-product. In een thuisomgeving kan dit product radiostoring veroorzaken,
in welk geval de gebruiker mogelijk passende maatregelen zal moeten nemen.
Kennisgeving van het Japanse VCCI
Verklaring van het Koreaanse Ministerie van Informatie en Communicatie
Als dit symbool op uw product staat, geldt de betreffende verklaring.
Kennisgeving van BSMI EMC
Als dit symbool op uw product staat, geldt de betreffende verklaring. Waarschuwing voor heet oppervlak
R31306
Kennisgevingen
107
Kennisgevingen
Part 68
This equipment complies with Part 68 of the FCC rules and the requirements adopted by the Administrative Council for
Terminal Attachments (ACTA). On the back of this equipment is a label that contains, among other information, a product
identifier in the format US:AAAEQ##TXXXX. If requested, this number must be provided to your telephone company.
This equipment uses the RJ-11C Universal Service Order Code (USOC) jack.
A plug and jack used to connect this equipment to the premises’ wiring and telephone network must comply with the
applicable FCC Part 68 rules and requirements adopted by the ACTA. A compliant telephone cord and modular plug is
provided with this product. It is designed to be connected to a compatible modular jack that is also compliant. See your
setup documentation for more information.
The Ringer Equivalence Number (REN) is used to determine the number of devices that may be connected to a telephone
line. Excessive RENs on a telephone line may result in the devices not ringing in response to an incoming call. In most but
not all areas, the sum of RENs should not exceed five (5.0). To be certain of the number of devices that may be connected
to a line, as determined by the total RENs, contact your local telephone company. For products approved after July 23,
2001, the REN for this product is part of the product identifier that has the format US:AAAEQ##TXXXX. The digits
represented by ## are the REN without a decimal point (for example, 03 is a REN of 0.3). For earlier products, the REN is
shown separately on the label.
If this equipment causes harm to the telephone network, the telephone company will notify you in advance that temporary
discontinuance of service may be required. If advance notice is not practical, the telephone company will notify the
customer as soon as possible. You will also be advised of your right to file a complaint with the FCC.
The telephone company may make changes in its facilities, equipment, operations or procedures that could affect the
operation of this equipment. If this happens, the telephone company will provide advance notice in order for you to make
necessary modifications to maintain uninterrupted service.
If you experience trouble with this equipment, for repair or warranty information, contact Lexmark International, Inc. at
www.lexmark.com or your Lexmark representative. If the equipment is causing harm to the telephone network, the
telephone company may request that you disconnect the equipment until the problem is resolved.
This equipment contains no user serviceable parts. For repair and warranty information, contact Lexmark International, Inc.
See the previous paragraph for contact information.
Connection to party line service is subject to state tariffs. Contact the state public utility commission, public service
commission, or corporation commission for information.
If your home has specially wired alarm equipment connected to the telephone line, ensure the installation of this equipment
does not disable your alarm equipment. If you have questions about what will disable alarm equipment, consult your
telephone company or a qualified installer.
Telephone companies report that electrical surges, typically lightning transients, are very destructive to customer terminal
equipment connected to AC power sources. This has been identified as a major nationwide problem. It is recommended
that the customer install an appropriate AC surge arrestor in the AC outlet to which this device is connected. An appropriate
AC surge arrestor is defined as one that is suitably rated, and certified by UL (Underwriter's Laboratories), another NRTL
(Nationally Recognized Testing Laboratory), or a recognized safety certification body in the country/region of use. This is to
avoid damage to the equipment caused by local lightning strikes and other electrical surges.
The Telephone Consumer Protection Act of 1991 makes it unlawful for any person to use a computer or other electronic
device, including fax machines, to send any message unless said message clearly contains in a margin at the top or bottom
of each transmitted page or on the first page of the transmission, the date and time it is sent and an identification of the
business or other entity, or other individual sending the message, and the telephone number of the sending machine or
such business, other entity, or individual. (The telephone number provided may not be a 900 number or any other number
for which charges exceed local or long-distance transmission charges.)
See your user documentation in order to program this information into your fax machine.
Kennisgevingen
108
Kennisgevingen
Overige kennisgevingen over telecommunicatie
Notice to users of the Canadian telephone network
This product meets the applicable Industry Canada technical specifications.
The Ringer Equivalence Number (REN) is an indication of the maximum number of terminals allowed to be
connected to a telephone interface. The terminus of an interface may consist of any combination of devices,
subject only to the requirement that the sum of the RENs of all the devices does not exceed five. The modem
REN is located on the rear of the equipment on the product labeling.
Telephone companies report that electrical surges, typically lightning transients, are very destructive to
customer terminal equipment connected to AC power sources. This has been identified as a major nationwide
problem. It is recommended that the customer install an appropriate AC surge arrestor in the AC outlet to which
this device is connected. An appropriate AC surge arrestor is defined as one that is suitably rated, and certified
by UL (Underwriter’s Laboratories), another NRTL (Nationally Recognized Testing Laboratory), or a recognized
safety certification body in the country/region of use. This is to avoid damage to the equipment caused by local
lightning strikes and other electrical surges.
This equipment uses CA11A telephone jacks.
Notice to users of the New Zealand telephone network
The following are special conditions for the Facsimile User Instructions.
The grant of a telepermit for any item of terminal equipment indicates only that Telecom has accepted that the item
complies with minimum conditions for connection to its network. It indicates no endorsement of the product by Telecom, nor
does it provide any sort of warranty. Above all, it provides no assurance that any item will work correctly in all respects with
another item of telepermitted equipment of a different make or model, nor does it imply that any product is compatible with
all of Telecom's network services.
This equipment shall not be set up to make automatic calls to the Telecom's 111 Emergency Service.
This equipment may not provide for the effective hand-over of a call to another device connected to the same line.
This equipment should not be used under any circumstances that may constitute a nuisance to other Telecom customers.
Some parameters required for compliance with Telecom's telepermit requirements are dependent on the equipment
associated with this device. The associated equipment shall be set to operate within the following limits for compliance to
Telecom's specifications:
There shall be no more than 10 call attempts to the same number within any 30 minute period for any single
manual call initiation, and
The equipment shall go on-hook for a period of not less than 30 seconds between the end of one attempt and the
beginning of the next call attempt.
The equipment shall be set to ensure that automatic calls to different numbers are spaced such that there is not
less than 5 seconds between the end of one call attempt and the beginning of another.
South Africa telecommunications notice
This modem must be used in conjunction with an approved surge protection device when connected to the PSTN.
Kennisgevingen
109
Kennisgevingen
Using this product in Germany
This product requires a German billing tone filter (Lexmark part number 80D1888) to be installed on any line which receives
metering pulses in Germany. Metering pulses may or may not be present on analog lines in Germany. The subscriber may
request that metering pulses be placed on the line, or can have them removed by calling the German network provider.
Normally, metering pulses are not provided unless specifically requested by the subscriber at the time of installation.
Using this product in Switzerland
This product requires a Swiss billing tone filter (Lexmark part number 14B5109) to be installed on any line which receives
metering pulses in Switzerland. The Lexmark filter must be used, as metering pulses are present on all analog telephone
lines in Switzerland.
Geluidsniveaus
Kennisgeving betreffende GS-merk in Duitsland
Model: 4600 MFP option
Machine type: 4036-307 and 4036-308
Mailing address
Lexmark Deutschland GmbH
Postfach 1560
63115 Dietzenbach
Physical address
Lexmark Deutschland GmbH
Max-Planck-Straße 12
63128 Dietzenbach
Phone: 0180 - 564 56 44 (Product Information)
Phone: 01805 - 00 01 15 (Technical Support)
E-mail: internet@lexmark.de
Kennisgevingen
110
Kennisgevingen
De volgende metingen zijn uitgevoerd conform ISO 7779 en gerapporteerd overeenkomstig ISO 9296.
Opmerking: de volgende akoestische waarden hebben betrekking op de printer en de scannereenheid samen.
Kennisgeving over stroomregeling
Waarschuwing: elektrische spanning kan ernstige schade toebrengen aan apparatuur die aangesloten is op
wisselspanningsbronnen.
Als u de printer wilt aansluiten op een spanningsbron met een hoger voltage dan in de volgende tabel staat aangegeven,
dient u een aangepast en gecertificeerd krachtstroomregulerend apparaat (zoals een spanningsstabilisator of UPS-
apparaat) op de voeding van de MFP aan te sluiten. Uw garantie is niet van toepassing bij schade die ontstaat door
elektrische spanning.
Richtlijn WEEE (AEEA) betreffende het afdanken van elektrische
en elektronische apparaten
Het WEEE-logo geeft aan dat er specifieke recyclingsprogramma's en -procedures gelden voor elektronische producten in
de landen van de Europese Unie. We moedigen het recyclen van onze producten aan. Als u verdere vragen hebt over
mogelijkheden tot recyclen, raden wij u aan de website van Lexmark te bezoeken (www.lexmark.com). Hier kunt u het
telefoonnummer vinden van uw plaatselijke leverancier.
Gemiddelde geluidsdruk op 1 meter, dBA
Afdrukken 56
Niet-actief 30
Scannen 53
Kopiëren 57
Nominaal voltagebereik Maximaal voltagebereik
100 V-127 V AC 90 V-135 V AC
220 V–240 V AC 198 V–254 V AC
Kennisgevingen
111
Kennisgevingen
China RoHS
Naam onderdeel Gevaarlijke stoffen of elementen
Lood
(Pb)
Kwik (Hg) Cadmium
(Cd)
Zeswaardig
chroom
(CrVI)
Polybroombifenyl
(PBB)
Polybroomdifenylether
(PBDE)
Printplaten X O O O O O
Netvoeding X O O O O O
Connectors X O O O O O
Mechanische onderdelen -
assen, rollen
XO O O O O
Mechanische onderdelen -
motoren
XO O O O O
Mechanische onderdelen -
overige
XO O O O O
Scanneronderdeel O X O O O O
LCD-display O X O O O O
O: geeft aan dat het gehalte van de giftige en gevaarlijke stof in alle homogene materialen van het onderdeel onder
de vereiste concentratielimiet (zoals beschreven in SJ/T11363-2006) zit.
X: geeft aan dat het gehalte van de giftige en gevaarlijke stof in minstens één homogeen materiaal van het onderdeel
de vereiste concentratielimiet (zoals beschreven in SJ/T11363-2006) overschrijdt.
Dit product voldoet aan de EU-richtlijn 2002/95/EG met betrekking tot de beperking van het gebruik van bepaalde
gevaarlijke stoffen.
112
Index
A
aangepaste taak 29
aanpassen
Spaarstand 91
Time-out scherm 91
adresboek 38
Afdrukken 50
afdrukmateriaal
ondersteunde formaten
7 3/4 (Monarch) 65
richtlijnen 68
papier 68
transparanten
richtlijnen 69
afdrukmateriaal plaatsen
karton 58
papier
invoerlade 58
transparanten
invoerlade 58
afdrukmateriaal selecteren 25
afdrukmateriaal, specificaties
kenmerken 68
afdruktaak annuleren 51
aflopend naar links bladeren, knop 14
aflopend naar rechts bladeren, knop 15
Alles wissen, knop 10
annuleren
kopieertaak 30
automatisch invoerladen koppelen 63
automatische formaatdetectie 63
B
Backspace, knop 10
bedieningspaneel
Alles wissen 10
Backspace 10
contrast 90
hekje 10
helderheid 90
Kiespauze 10
LCD 9
numeriek toetsenblok 9
Start 10
sterretje 10
Stop 10
beginscherm 11
knoppen 11
statusbalk 11
Beginscherm, knop 18
Beperkte serverlijst, functie, gebruiken 99
bestandstypen
e-mail 33
beveiligde taken 54
PIN-code invoeren 54
versturen 54
beveiliging
802.1x-verificatie 97
beveiligde Embedded Web Server gebruiken 95
instellen
Geavanceerd wachtwoord 94
via Embedded Web Server 94
Instellingen beveiligd afdrukken 97
ondersteunen
IPSec 96
Simple Network Management Protocol 95
boekje 23
boekje maken 23
briefhoofdpapier kopiëren 25
C
computer, faxen 38
contrast, LCD 90
D
datumstempel 23
dealers Lexmark, geautoriseerd 79
documentatie
Card Stock & Label Guide 64
Doorgaan, knop 17
dubbelzijdig
geavanceerd 24
dubbelzijdig kopiëren 26
Duplex 23
duplex
geavanceerd 24
E
e-mail
adresboek 31
adressen 31
annuleren 35
bericht 32
bestandstypen 33
113
Index
bestandsverkleining 35, 45
kleurendocumenten 33
kwaliteit 35, 45
naar een profiel 31
onderwerpregel 32
opties 35
resolutie 35, 45
scannen 31
snelkoppeling maken 34
snelkoppelingen 31
e-mail annuleren 35
Embedded Web Server
beveiligde gebruiken 95
beveiliging instellen 94
emissie-informatie 103
envelopformaten
7 3/4 (Monarch) 65
enveloppen
richtlijnen 70
etiketten
richtlijnen 71
F
fax
adresboek 38
snelkoppelingen 38
verzenden 37
faxen
vanaf een computer 38
FCC-verklaring 103
formaten, afdrukmateriaal
7 3/4 (Monarch) 65
fotoconductorkit
recyclen 81
G
Geavanceerd wachtwoord, instellen 94
Geavanceerd wachtwoord, menubeveiliging 92
gecontroleerde afdruktaak 55
gemengde formaten
kopiëren 26
gereserveerde afdruktaak 55
gewicht, papier 68
grijprolkussentje 80
H
Hekje, knop 10
helderheid, LCD 90
herhaalde afdruktaak 56
I
Indicatielampje 9
informatie over deze editie 2
informatie over elektronische emissie 103
informatie, over deze editie 2
instellingen
donker 23
licht 23
Internet Protocol Security 96
invoerladen koppelen 63
K
karton
plaatsen 58
richtlijnen 71
kenmerken, afdrukmateriaal 68
papier 68
keuzerondje
geselecteerd 17
niet-geselecteerd 16
Kiespauze, knop 10
kleur 33
knoppen
? (tips) 12
aflopend naar links bladeren 14
aflopend naar rechts bladeren 15
Alles wissen 10
Annuleren 17
App. ontgr. 13
App. vergr. 13
Backspace 10
beginscherm 18
Doorgaan 17
E-mail 11
Faxen 12
Faxen in wachtrij 12
Faxen in wachtrij vrijgeven 12
FTP 12
Gereed 18
grijs 18
grijze weergave 18
Hekje 10
keuzerondje geselecteerd 17
keuzerondje niet-geselecteerd 16
Kiespauze 10
Kopiëren 11
Menu's 11
numeriek toetsenblok 9
pijl naar links 15
pijl naar rechts 15
pijl-omlaag 16
Selecteren 17
selecteren 14
Start 10
Status/Supplies 12
sterretje 10
Stop 10
Taak annuleren 16
Taken annuleren 13
Taken in wacht 12
Taken in wacht zoeken 12
Terug 18
114
Index
kopieën
flatbed 22
snel 21
kopieerkwaliteit
aanpassen 27
kopieerschermen 22
Kopiëren
naar 22
van 22
kopiëren 21
briefhoofdpapier 25
dubbelzijdig 26
ene formaat naar andere 24
ladeselectie 25
transparanten 24
universeellader 25
vergroten 27
verkleinen 27
koppelen 63
kwaliteit aanpassen 27
L
laden koppelen 63
ladeselectie 25
lampje, indicatie 9
LCD-aanraakscherm, functies
melding interventiebericht 19
Menupad 19
LCD-contrast 90
LCD-helderheid 90
M
Macintosh 51, 52, 54, 56, 57, 69
margeverschuiving 23
maximumstapelhoogte
laden 1, 2, 3 59, 61
universeellader 63
menu's
toegang verhinderen 93
Wachtwoordbeveiliging instellen 92
menu's op het bedieningspaneel
toegang verhinderen 93
menu's Zie afzonderlijke menu's
MFP
ontgrendelen 94
vergrendelen 93
MFP configureren 92
MFP onderhouden 79
N
n per vel afdrukken 23
navigatiebalk 11
numeriek toetsenblok 9
O
ontvangen faxen
afdrukken
wachtwoord instellen alvorens 94
opties
e-mail 35
P
papier
aanbevolen soorten 68
gewicht 68
informatie 64
ondersteund afdrukmateriaal 64
ongeschikt 69
papier ongeschikt 69
papierbesparing 23, 28
pijl naar links, knop 15
pijl naar rechts, knop 15
pijl-omlaag, knop 16
PIN apparaatvergrendeling
instellen 93
MFP ontgrendelen 94
MFP vergrendelen 93
PIN-code
invoeren vanuit het stuurprogramma 54
invoeren via de MFP 55
voor beveiligde taken 54
poorten, uitschakelen 96
problemen
papierinvoer
bericht Papier vast blijft staan nadat storing is
verholpen 102
problemen oplossen
instellingen
voorrang voor softwaretoepassing 9
protocols, uitschakelen 96
R
rand wissen 23
recyclen
supplies 81
resolutie 35, 45
richtlijnen
afdrukmateriaal 68
richtlijnen voor afdrukmateriaal 68
S
scannen
naar e-mail 31
naar PC 47
opties 48
Schalen 22
scheidingsvellen 23
schermen
kopiëren 22
115
Index
selecteren, knop 14
Simple Network Management Protocol, beveiliging 95
snel kopiëren 21
snelkoppeling 34
snelkoppelingen 38
enkele 39, 44
maken 39, 44
meerdere 39, 44
SNMPv1, uitschakelen 95
SNMPv2, uitschakelen 95
Sorteren 23
sorteren 27
sorteren instellen 27
Spaarstand, aanpassen 91
specificaties voor afdrukmateriaal
formaten 65
gewicht 66
soorten 66
stapelhoogte, maximum
laden 1, 2, 3 59, 61
universeellader 63
Start, knop 10
statische elektriciteit, kennisgeving 3
statusbalk 11
sterretje, knop 10
Stop, knop 10
storingen afdrukmateriaal
storingen voorkomen
voorkomen 73
storingen verhelpen 86
Stuurprogramma voor faxen
uitschakelen 93
supplies
recyclen 81
T
taak 29
Taak annuleren, knop 16
taak samenstellen 29
tijdstempel 23
Time-out scherm 91
Toegang tot functies, beperken 92
tonercartridge
recyclen 81
transparanten
plaatsen
invoerlade 58
transparanten, kopiëren 24
U
uitschakelen
poorten 96
protocols 96
SNMPv1 95
SNMPv2 95
universeellader
kopiëren 25
USB Direct interface 50
USB-flashgeheugen, apparaat voor 50
V
vaste schijf
codering 98
wissen 99
veilig beheer
via MVP 99
veiligheidsinformatie 2
vellen
scheiding 23
vergroten 27
verhelpen
storingen 86
verkleinen 27
vullen
lade voor 2000 vel 60
laden voor 500 vel 58
universeellader 62
W
wachttaken
beveiligde taken 54
PIN-code invoeren 54
wachtwoord
instellen
Wachtwoord voor afdrukken van faxen 94
Wachtwoord voor afdrukken van faxen 94
Wachtwoordbeveiliging, instellen voor de menu's 92
wissen, rand 23
109

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Lexmark 4600 mfp option c772n scan option bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Lexmark 4600 mfp option c772n scan option in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 2,61 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info