Uitvoerige handleiding/ De weergavefunctie / 167
De volgende bedieningsstap is alleen nodig als u de
resolutie meer dan één niveau wilt verlagen. Als dit
niet het geval is, kunt u doorgaan met punt 6.
4. Kies de gewenste resolutie.
• Als voor de ingestelde resolutie alleen een lagere,
alleen een hogere resolutie of beide beschikbaar
zijn, verschijnen de verschillende pijlen.
5. Druk op de onderrand van de kantelknop en volg de
overige menu-aanwijzingen, d.w.z. kies of u het oor-
spronkelijke beeldbestand door het nieuwe met de
verminderde resolutie wilt vervangen, resp. of u uw
beslissing wilt herroepen en u de opname met de
verminderde resolutie naast die met de oorspronke-
lijke resolutie wilt opslaan.
• In de zoeker/monitor verschijnt eerst het subme-
nu voor het kiezen van de beeldbestanden die
moeten worden opgeslagen, daarna verdwijnen
opname en indicaties kortstondig, het zoeker-/
monitorbeeld wordt blauw en er verschijnt
PLEASE WAIT....
Aansluitend verschijnt het nieuwe opnamebe-
stand met de verminderde resolutie, resp. die
met de oorspronkelijke resolutie en het zoeker-/
monitorbeeld van punt 3.
Na de opslag verschijnen in de zoeker/monitor
weer de laatste geactiveerde opname en de nor-
male indicaties voor de weergavefunctie.
Opmerkingen:
• Nieuwe resolutievarianten die degene met de oor-
spronkelijke resolutie vervangen, nemen ook hun
beeldnummers over.
• De nummering van aanvullend opgeslagen resolutie-
varianten geschiedt zoals bij nieuwe opnamen,
d.w.z. ze worden onafhankelijk van het nummer van
de oorspronkelijke opname telkens als laatste toe-
gevoegd.
• Als het nieuwe opnamebestand met de verminderde
resolutie (en nieuwe beeldnummer) naast het oor-
spronkelijke werd opgeslagen, kan het eerste door
indrukken van de rechterrand van de kantelknop
worden geselecteerd.
Achteraf wijzigen van de uitsnede -
W
TRIMMING
Met de LEICA DIGILUX 2 kunt u van reeds opgeslagen
opnamen naderhand de uitsnede wijzigen. Door dit
”snijden” is het bijv. mogelijk minder belangrijke
gebieden aan een of meer randen te verwijderen of
het hoofdmotief prominent te accentueren en zo de
beeldvorming te optimaliseren.
Het volgende moet daarbij echter in acht worden
genomen:
Wordt (de oorpronkelijk kleinere) uitsnede later pre-
cies zo groot weergegeven als de oorspronkelijke
opname, betekent dit vanzelf een lagere resolutie
omdat een geringer aantal beeldpunten (pixels) het-
zelfde gebied moet bestrijken.
Opmerking: Uitsneden zijn niet mogelijk bij video-
opnamen (
ü
), opnamen met geluidsregistratie (
w
)
en opnamen die met andere apparatuur zijn opgeslagen.
Instellen van de functie
1.
Kies in het weergave-hoofdmenu
E
PLAY
2
/
2
(zie pag.
113/122) de functie
W
TRIMMING (3.31).