27
NAVIGATIESYSTEEM
De informatie van het navigatiesys-
teem is afhankelijk van de status van
het systeem.
Als het navigatiesysteem wordt
ingeschakeld, verschijnt op het dis-
play de mededeling “Navigatiesys-
teem gestart”; in deze fase worden
de gegevens geladen.
Tijdens het rijden toont het display
de volgende informatie:
– grafische weergave van de vol-
gende handeling d.m.v. een picto-
gram met staafdiagram;
– aanduiding van de afstand tot de
volgende handeling “XXX m”;
– naam van de volgende aanbevo-
len straat om de bestemming te
bereiken of weergave van de kaart.
Als het navigatiesysteem is uitge-
schakeld, verschijnt op het display
het bericht “Navigatiesysteem niet
ingeschakeld”.
BOORDCOMPUTER
De informatie die de boordcompu-
ter levert, hangt af van de configura-
tie van het op de auto geïnstalleerde
CONNECT-systeem. Als het CON-
NECT niet beschikt over een naviga-
tiesysteem, wordt in het gebied van
het display dat bestemd is voor de
boordcomputer de volgende infor-
matie weergegeven:
– Gemiddelde snelheid (in km/h);
– Autonomie (actieradius) (in km);
– Reistijd (in uren en minuten);
– Gemiddeld verbruik (in km/l of
l/100 km afhankelijk van de inge-
stelde eenheid).
Op de uitvoeringen met navigatie-
systeem kan gekozen worden om
linksonder op het display alle 4
beschreven functies weer te geven of
de volgende functies afzonderlijk:
– Gemiddelde snelheid (in km/h)
en Autonomie (actieradius) (in km);
of
– Reistijd (in uren en minuten) en
Gemiddeld verbruik (in km/l of
l/100 km afhankelijk van de inge-
stelde eenheid).
De volgorde van de weergegeven
functies kan worden gewijzigd met
de toetsen op het stuurwiel, L (fig. 2)
of N (fig. 2), of door de rechter knop
21 (fig. 1) te draaien.