588947
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/480
Pagina verder
Bovenste pagina
Gebruikershandleiding
Handleiding voor het apparaat
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over het product en deze handleiding.
Aan de slag
In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven voor de installatie en configuratie van het apparaat, de mogelijkheden om het apparaat met andere
apparatuur te verbinden en de manier waarop het papier wordt verwerkt.
De printerfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk worden de printerfuncties beschreven.
De kopieerfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk worden de kopieerfuncties beschreven.
De scannerfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk worden de scanfuncties beschreven.Er zijn twee methoden om te scannen: scannen vanaf het bedieningspaneel en scannen vanuit de
computer (TWAIN-scannen).
De faxfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk worden de faxfuncties beschreven.
Het apparaat via het bedieningspaneel configureren
In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe de operationele instellingen van het apparaat via het bedieningspaneel kunnen worden geconfigureerd en
aangepast.Het apparaat kan via de standaardinstellingen worden bediend, maar de configuratie kan worden aangepast aan de behoeften van de
gebruiker. Wijzigingen in de instellingen worden ook opgeslagen als het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat configureren met de webbrowser
U kunt de status van het apparaat controleren of de instellingen van het apparaat wijzigen door het apparaat rechtstreeks via de webbrowser te
benaderen.
Probleemoplossing
Dit hoofdstuk vormt een richtlijn voor het oplossen van problemen met de bediening van het apparaat.
Onderhoud
In dit hoofdstuk komt het onderhoud van het apparaat aan de orde.
Bijlage
Copyright © 2009
Inhoud Alle titels Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat
Handleiding voor het apparaat
Inleiding
Handelsmerken
Afwijzing van aansprakelijkheid
Handleidingen voor dit apparaat
Machinetypes
Hoe leest u deze handleiding
Symbolen
Aantekeningen
Webbrowser
Belangrijke functies
Het apparaat gebruiken als printer
Aansluiten via USB
Aansluiten via een netwerk
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Dubbelzijdige kopieën maken
De papieruitvoer sorteren
Het apparaat gebruiken als scanner
Scannen vanaf een computer
Gescande bestanden per e-mail verzenden
Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden
Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer
Het apparaat gebruiken als faxapparaat
Gebruiken als faxapparaat
Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon
Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax)
Overzicht van de onderdelen
Buitenzijde: Voorzijde
Buitenzijde: Achterzijde
Binnenzijde
Inhoud Instellingen
Bedieningspaneel
Boven
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag
Aan de slag
Het apparaat installeren
Het apparaat plaatsen
Verpakking verwijderen
Het apparaat inschakelen
Eerste installatie
Werkingsmodus wijzigen
Energie besparen
Meervoudige toegang
Het apparaat aansluiten
Verbinden met een USB-kabel
Verbinden met een netwerkkabel
Betekenis van de LED-lampjes
Aansluiten op een telefoonlijn
Het apparaat configureren
Instellingen IP-adres configureren
Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres
Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen
Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
Het type telefoonlijn selecteren
Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren
Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen
De printer delen via een netwerk
Optie voor installatie
De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren
De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module)
Papier en andere media
Geschikt papier voor elke lade
Specificaties van de papiertypen
Ongeschikte papiertypen
Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier
Afdrukgebied
Papier plaatsen
Papier plaatsen in lade 1
Inhoud Instellingen
Papier van het formaat Legal plaatsen
Enveloppen plaatsen
Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid
Papier plaatsen in de handinvoer
Papiertype en papierformaat opgeven
Het papiertype opgeven
Het standaardpapierformaat opgeven
Een aangepast papierformaat opgeven
Originelen plaatsen
Originelen
Aanbevolen formaat van originelen
Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF)
Beeldgebied dat niet wordt gescand
Originelen plaatsen
Originelen op de glasplaat plaatsen
Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen
Tekens invoeren
Invoermodus voor waarden
Invoermodus voor faxnummers
Invoermodus voor tekst
De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
De beperking voor gebruikers inschakelen
Gebruikersvermeldingen wijzigen
Gebruikersvermeldingen verwijderen
Wanneer er een gebruiker-ID ingevoerd moet worden
Boven
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken
De printerfunctie gebruiken
Optie-instellingen voor de printer configureren
Voorwaarden voor bidirectionele communicatie
Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld
Windows
Mac OS X
Printereigenschappen openen
Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten]
Printereigenschappen openen vanuit een toepassing
Windows
Mac OS X
Basisinstructies voor het werken in de printermodus
Verkeerd papier
Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier
De afdruktaak opnieuw instellen
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart
Een afdruktaak tijdens het afdrukken annuleren
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Een beveiligd afdrukbestand opslaan
Een beveiligd afdrukbestand afdrukken
Een beveiligd afdrukbestand verwijderen
Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd
Werken met de verschillende afdrukfuncties
Functies voor afdrukkwaliteit
Uitvoerfuncties
Boven
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken
De kopieerfunctie gebruiken
Het scherm in de kopieermodus
Belangrijkste functies in de kopieermodus
Een kopieertaak annuleren
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Meerdere pagina's combineren
Twee of vier pagina's op één vel kopiëren
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Dubbelzijdige kopieën maken
Scaninstellingen opgeven
De dichtheid van het beeld aanpassen
Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel
Boven
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken
De scannerfunctie gebruiken
Het scherm in de scannermodus
Scanbestemmingen registreren
Scanbestemmingen wijzigen
Scanbestemmingen verwijderen
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden
De scanbestemming opgeven
Scaninstellingen opgeven
Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel
Beelddichtheid aanpassen
Resolutie opgeven
Scannen vanaf een computer
Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren.
Boven
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken
De faxfunctie gebruiken
Het scherm in de faxmodus
Datum en tijd instellen
Faxbestemmingen registreren
Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen verwijderen
Faxbestemmingen registreren via webbrowser
Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen verwijderen
Een fax verzenden
Verzendmodus selecteren
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax
Een faxtaak annuleren
De bestemming van de fax opgeven
De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen
De bestemming opgeven met Verkort kiezen
De bestemming opgeven met de broadcastfunctie
De bestemming opgeven met de functie Herhalen
Handige verzendfuncties
Scaninstellingen opgeven
Beelddichtheid aanpassen
De resolutie opgeven
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax)
Het configureren van het LAN-Faxadresboek
Het openen van het LAN-Faxadresboek
Bestemmingen registreren
Faxbestemmingen wijzigen
Groepen registreren
Groepen wijzigen
Individuele bestemmingen of groepen verwijderen
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer
Een faxtaak annuleren
Inhoud Instellingen
Verzendinstellingen configureren
Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.
Een fax ontvangen
Ontvangstmodus selecteren
Een fax ontvangen in de handmatige modus
Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus
Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus
Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus
Boven
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren
Het apparaat via het bedieningspaneel configureren
Basisbediening via het menuscherm
Overzicht van de menu's
Kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen wijzigen
Parameters voor kopieerinstellingen
Scannerinstellingen
Scannerinstellingen wijzigen
Parameters voor scannerinstellingen
Verzendinstellingen voor het faxen
De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen
Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen
Systeeminstellingen voor het faxen
Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen
Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen
Faxdirectoryinstellingen
Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen
Parameters voor faxdirectory
Apparaatinstellingen
Apparaatinstellingen wijzigen
Parameters voor apparaatinstellingen
Netwerkinstellingen
Netwerkinstellingen wijzigen
Parameters voor netwerkinstellingen
Rapporten afdrukken
De configuratiepagina afdrukken
Soorten rapporten
De configuratiepagina lezen
Het Activiteitenrapport lezen
De geheugenlijst lezen
Het lezen van het Logboek scanverzending
Beheerdersinstellingen
Beheerdersinstellingen wijzigen
Parameters voor beheerdersinstellingen
Inhoud Instellingen
PDL-instellingen
PDL-instellingen wijzigen
Parameters voor PDL-instellingen
Boven
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser
Het apparaat configureren met de webbrowser
De webbrowser gebruiken
De hoofdpagina weergeven
De taal voor de interface wijzigen
De systeeminformatie controleren
De statusinformatie controleren
De tellerinformatie controleren
De informatie over het apparaat controleren
De apparaatinstellingen configureren
Het luidsprekervolume configureren
De papierinstellingen configureren
Het papierformaat voor het printen bepalen
De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt
Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie
Tonerbesparing configureren
Bestemmingen registreren
De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
Rapporten afdrukken
Netwerkinstellingen configureren
De netwerkstatus controleren
Instellingen netwerktoepassing configureren
De DNS-instellingen configureren
De instellingen voor alarmberichten configureren
De SNMP-instellingen configureren
De SMPT-instellingen configureren
De beheerdersinstellingen configureren
Het wachtwoord configureren
Standaardinstellingen herstellen
Een back-up maken van de instellingen van de machine
De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van een back-upbestand
Datum- en tijdinstellingen configureren
De instellingen energiespaarstand configureren
Boven
Inhoud Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing
Probleemoplossing
Overzicht
Algemene problemen
Problemen bij de papierinvoer
Papierstoringen verhelpen
Het papier is vastgelopen in de fusereenheid
Het papier is vastgelopen in een lade
Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid
Papierstoringen bij het scannen verhelpen
Problemen met de afdrukkwaliteit
De toestand van het apparaat controleren
Afdrukproblemen
De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen
De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm
Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het scannen
Problemen bij het faxen
Fout- en statusberichten op het scherm
Tonercartridges vervangen
De tonerafvalcontainer vervangen
Boven
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud
Onderhoud
Reinigen
Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat
Reinigen van de tonerdensiteitsensor
Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen
De registratierol reinigen
De glasplaat reinigen
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
Het apparaat verplaatsen
Over een korte afstand verplaatsen
Over een lange afstand verplaatsen
Afvoer
Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt
Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt
Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt
Verbruiksproducten
Tonercartridges
Tonerafvalfles
Boven
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage
Bijlage
Apparaatspecificaties
Specificaties voor algemene functies
Specificaties voor printerfuncties
Specificaties voor kopieerfuncties
Specificaties voor scanfuncties
Specificaties voor faxfuncties
Specificaties voor opties
Papierinvoereenheid
Geheugeneenheid
Elektromagnetische storing
Informatie over geïnstalleerde software
expat
JPEG LIBRARY
Boven
Copyright © 2009
Inhoud Instellingen
Bovenste pagina > Alle titels
Handleiding voor het apparaat
Inleiding
Handelsmerken
Afwijzing van aansprakelijkheid
Handleidingen voor dit apparaat
Machinetypes
Hoe leest u deze handleiding
Symbolen
Aantekeningen
Webbrowser
Belangrijke functies
Het apparaat gebruiken als printer
Aansluiten via USB
Aansluiten via een netwerk
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Dubbelzijdige kopieën maken
De papieruitvoer sorteren
Het apparaat gebruiken als scanner
Scannen vanaf een computer
Gescande bestanden per e-mail verzenden
Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden
Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer
Het apparaat gebruiken als faxapparaat
Gebruiken als faxapparaat
Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon
Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax)
Overzicht van de onderdelen
Buitenzijde: Voorzijde
Buitenzijde: Achterzijde
Binnenzijde
Inhoud Instellingen
Bedieningspaneel
Aan de slag
Het apparaat installeren
Het apparaat plaatsen
Verpakking verwijderen
Het apparaat inschakelen
Eerste installatie
Werkingsmodus wijzigen
Energie besparen
Meervoudige toegang
Het apparaat aansluiten
Verbinden met een USB-kabel
Verbinden met een netwerkkabel
Betekenis van de LED-lampjes
Aansluiten op een telefoonlijn
Het apparaat configureren
Instellingen IP-adres configureren
Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres
Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen
Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
Het type telefoonlijn selecteren
Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren
Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen
De printer delen via een netwerk
Optie voor installatie
De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren
De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module)
Papier en andere media
Geschikt papier voor elke lade
Specificaties van de papiertypen
Ongeschikte papiertypen
Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier
Afdrukgebied
Papier plaatsen
Papier plaatsen in lade 1
Papier van het formaat Legal plaatsen
Enveloppen plaatsen
Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid
Papier plaatsen in de handinvoer
Papiertype en papierformaat opgeven
Het papiertype opgeven
Het standaardpapierformaat opgeven
Een aangepast papierformaat opgeven
Originelen plaatsen
Originelen
Aanbevolen formaat van originelen
Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF)
Beeldgebied dat niet wordt gescand
Originelen plaatsen
Originelen op de glasplaat plaatsen
Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen
Tekens invoeren
Invoermodus voor waarden
Invoermodus voor faxnummers
Invoermodus voor tekst
De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
De beperking voor gebruikers inschakelen
Gebruikersvermeldingen wijzigen
Gebruikersvermeldingen verwijderen
Wanneer er een gebruiker-ID ingevoerd moet worden
De printerfunctie gebruiken
Optie-instellingen voor de printer configureren
Voorwaarden voor bidirectionele communicatie
Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld
Windows
Mac OS X
Printereigenschappen openen
Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten]
Printereigenschappen openen vanuit een toepassing
Windows
Mac OS X
Basisinstructies voor het werken in de printermodus
Verkeerd papier
Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier
De afdruktaak opnieuw instellen
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart
Een afdruktaak tijdens het afdrukken annuleren
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Een beveiligd afdrukbestand opslaan
Een beveiligd afdrukbestand afdrukken
Een beveiligd afdrukbestand verwijderen
Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd
Werken met de verschillende afdrukfuncties
Functies voor afdrukkwaliteit
Uitvoerfuncties
De kopieerfunctie gebruiken
Het scherm in de kopieermodus
Belangrijkste functies in de kopieermodus
Een kopieertaak annuleren
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Meerdere pagina's combineren
Twee of vier pagina's op één vel kopiëren
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Dubbelzijdige kopieën maken
Scaninstellingen opgeven
De dichtheid van het beeld aanpassen
Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel
De scannerfunctie gebruiken
Het scherm in de scannermodus
Scanbestemmingen registreren
Scanbestemmingen wijzigen
Scanbestemmingen verwijderen
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden
De scanbestemming opgeven
Scaninstellingen opgeven
Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel
Beelddichtheid aanpassen
Resolutie opgeven
Scannen vanaf een computer
Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren.
De faxfunctie gebruiken
Het scherm in de faxmodus
Datum en tijd instellen
Faxbestemmingen registreren
Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen verwijderen
Faxbestemmingen registreren via webbrowser
Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen verwijderen
Een fax verzenden
Verzendmodus selecteren
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax
Een faxtaak annuleren
De bestemming van de fax opgeven
De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen
De bestemming opgeven met Verkort kiezen
De bestemming opgeven met de broadcastfunctie
De bestemming opgeven met de functie Herhalen
Handige verzendfuncties
Scaninstellingen opgeven
Beelddichtheid aanpassen
De resolutie opgeven
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax)
Het configureren van het LAN-Faxadresboek
Het openen van het LAN-Faxadresboek
Bestemmingen registreren
Faxbestemmingen wijzigen
Groepen registreren
Groepen wijzigen
Individuele bestemmingen of groepen verwijderen
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer
Een faxtaak annuleren
Verzendinstellingen configureren
Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.
Een fax ontvangen
Ontvangstmodus selecteren
Een fax ontvangen in de handmatige modus
Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus
Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus
Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus
Het apparaat via het bedieningspaneel configureren
Basisbediening via het menuscherm
Overzicht van de menu's
Kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen wijzigen
Parameters voor kopieerinstellingen
Scannerinstellingen
Scannerinstellingen wijzigen
Parameters voor scannerinstellingen
Verzendinstellingen voor het faxen
De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen
Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen
Systeeminstellingen voor het faxen
Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen
Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen
Faxdirectoryinstellingen
Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen
Parameters voor faxdirectory
Apparaatinstellingen
Apparaatinstellingen wijzigen
Parameters voor apparaatinstellingen
Netwerkinstellingen
Netwerkinstellingen wijzigen
Parameters voor netwerkinstellingen
Rapporten afdrukken
De configuratiepagina afdrukken
Soorten rapporten
De configuratiepagina lezen
Het Activiteitenrapport lezen
De geheugenlijst lezen
Het lezen van het Logboek scanverzending
Beheerdersinstellingen
Beheerdersinstellingen wijzigen
Parameters voor beheerdersinstellingen
PDL-instellingen
PDL-instellingen wijzigen
Parameters voor PDL-instellingen
Het apparaat configureren met de webbrowser
De webbrowser gebruiken
De hoofdpagina weergeven
De taal voor de interface wijzigen
De systeeminformatie controleren
De statusinformatie controleren
De tellerinformatie controleren
De informatie over het apparaat controleren
De apparaatinstellingen configureren
Het luidsprekervolume configureren
De papierinstellingen configureren
Het papierformaat voor het printen bepalen
De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt
Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie
Tonerbesparing configureren
Bestemmingen registreren
De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
Rapporten afdrukken
Netwerkinstellingen configureren
De netwerkstatus controleren
Instellingen netwerktoepassing configureren
De DNS-instellingen configureren
De instellingen voor alarmberichten configureren
De SNMP-instellingen configureren
De SMPT-instellingen configureren
De beheerdersinstellingen configureren
Het wachtwoord configureren
Standaardinstellingen herstellen
Een back-up maken van de instellingen van de machine
De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van een back-upbestand
Datum- en tijdinstellingen configureren
De instellingen energiespaarstand configureren
Probleemoplossing
Overzicht
Algemene problemen
Problemen bij de papierinvoer
Papierstoringen verhelpen
Het papier is vastgelopen in de fusereenheid
Het papier is vastgelopen in een lade
Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid
Papierstoringen bij het scannen verhelpen
Problemen met de afdrukkwaliteit
De toestand van het apparaat controleren
Afdrukproblemen
De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen
De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm
Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het scannen
Problemen bij het faxen
Fout- en statusberichten op het scherm
Tonercartridges vervangen
De tonerafvalcontainer vervangen
Onderhoud
Reinigen
Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat
Reinigen van de tonerdensiteitsensor
Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen
De registratierol reinigen
De glasplaat reinigen
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
Het apparaat verplaatsen
Over een korte afstand verplaatsen
Over een lange afstand verplaatsen
Afvoer
Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt
Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt
Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt
Verbruiksproducten
Tonercartridges
Tonerafvalfles
Bijlage
Apparaatspecificaties
Specificaties voor algemene functies
Specificaties voor printerfuncties
Specificaties voor kopieerfuncties
Specificaties voor scanfuncties
Specificaties voor faxfuncties
Specificaties voor opties
Papierinvoereenheid
Geheugeneenheid
Elektromagnetische storing
Informatie over geïnstalleerde software
expat
JPEG LIBRARY
Boven
Copyright © 2009
De HTML-handleidingen gebruiken
Op deze pagina wordt uitgelegd hoe u de HTML-handleidingen gebruikt.
# Er worden eenvoudige screenshots gebruikt.
Schermnavigatie
1Klik hierop om de bovenste pagina weer te geven.
2Toont een lijst met alle handleidingtitels.
3Toont de inhoud van de handleiding.
4Brengt u terug naar de voorgaande pagina.
5Brengt u naar de voorgaande pagina (op volgorde van titels).
6Brengt u naar de volgende pagina (op volgorde van titels).
7Brengt u naar de overeenstemmende HTML-pagina. (Hyperlinks zijn
onderstreept.)
8Opent de overeenstemmende pagina in een nieuw venster.
9Brengt u naar de bovenkant van de huidige pagina.
# Als de pagina verwijzingen bevat, dan verschijnen deze onderaan de pagina.
Handige functies
Inhoud Vorige
1
Gebruik trefwoorden om te zoeken naar items die u wilt bekijken. Gecombineerd
zoeken met meerdere trefwoorden is niet mogelijk.
Zoekresultaten met synoniemen van het trefwoord worden ook weergegeven.
Wanneer u zoekt in de bovenste pagina, dan worden zoekresultaten van alle
handleidingen weergegeven.
2
U kunt de kleur van het weergavescherm wijzigen en procedure-afbeeldingen
verbergen.
Klik op [OK]om wijzigingen toe te passen.
Symbolen
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:
Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan.
Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot ernstige lichamelijke
verwondingen of overlijden. Lees deze voorschriften altijd.
Ze zijn te vinden in het gedeelte 'Veiligheidsinformatie'.
Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan.
Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot gemiddelde of lichte
lichamelijke verwondingen of schade aan het apparaat of eigendommen. Lees
deze voorschriften altijd.
Ze zijn te vinden in het gedeelte 'Veiligheidsinformatie'.
Duidt aan dat u moet opletten als u het apparaat gebruikt, en signaleert
waarschijnlijke oorzaken voor papierstoringen, schade aan originelen, of verlies
van gegevens. Lees deze toelichtingen altijd.
Geeft extra uitleg over de apparaatfuncties en instructies voor het oplossen van
gebruikersfouten.
Dit symbool staat aan het einde van secties.
Het geeft aan waar u verdere relevante informatie kunt vinden.
[ ] Duidt de naam van toetsen en knoppen aan.
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Inleiding
Inleiding
Hartelijk dank dat u voor dit product hebt gekozen.
In deze handleiding vindt u uitgebreide instructies voor het gebruik van dit apparaat en belangrijke opmerkingen. Om
ten volle te kunnen profiteren van de veelzijdigheid van dit apparaat, verdient het aanbeveling dat alle gebruikers deze
handleiding zorgvuldig doorlezen en de aanwijzingen opvolgen. Bewaar de handleiding op een handige plaats, vlakbij
het apparaat. Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gebruikt en houd deze bij de hand. U kunt
dan de handleiding zo nodig altijd raadplegen. Lees met het oog op een veilig en juist gebruik van het apparaat ook de
“Veiligheidsinformatie” door voordat u het apparaat gaat gebruiken.
Verwante onderwerpen
Handelsmerken
Afwijzing van aansprakelijkheid
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Inleiding > Handelsmerken
Handelsmerken
Microsoft®, Windows®, Windows Server® en Windows Vista® zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Adobe®, PostScript®, Acrobat®, PageMaker® en Adobe Type Manager zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated.
PCL® is een gedeponeerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company.
Apple, AppleTalk, EtherTalk, Macintosh, Mac OS en True Type zijn handelsmerken van Apple Computer Inc.,
gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Andere productnamen die gebruikt werden, hebben enkel een herkenningsdoel en kunnen handelsmerken zijn van hun
respectievelijke eigenaren. We nemen afstand van alle rechten op deze merken.
De gepaste namen van de besturingsystemen van Windows zijn als volgt:
De productnamen van Windows 2000 zijn als volgt:
Microsoft® Windows® 2000 Professional
Microsoft® Windows® 2000 Server
Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server
De productnamen van Windows XP zijn als volgt:
Microsoft® Windows® XP Professional
Microsoft® Windows® XP Home Edition
De productnamen van Windows Vista zijn als volgt:
Microsoft® Windows Vista® Ultimate
Microsoft® Windows Vista® Enterprise
Microsoft® Windows Vista® Business
Microsoft® Windows Vista® Home Premium
Microsoft® Windows Vista® Home Basic
De productnamen van Windows Server 2003 zijn als volgt:
Microsoft® Windows Server® 2003 Standard Edition
Microsoft® Windows Server® 2003 Enterprise Edition
Microsoft® Windows Server® 2003 Web Edition
Microsoft® Windows Server® 2003 Datacenter Edition
De productnamen van Windows Server 2003 R2 zijn als volgt:
Microsoft® Windows Server® 2003 R2 Standard Edition
Microsoft® Windows Server® 2003 R2 Enterprise Edition
Microsoft® Windows Server® 2003 R2 Web Edition
De productnamen van Windows Server 2008 zijn als volgt:
Microsoft® Windows Server® 2008 Standard
Microsoft® Windows Server® 2008 Enterprise
Microsoft® Windows Server® 2008 Datacenter
Microsoft® Windows Server® 2008 for Itanium-based Systems
Microsoft® Windows® Web Server 2008
Microsoft® Windows® HPC Server 2008
Microsoft® Windows Server® 2008 Standard without Hyper-VTM
Microsoft® Windows Server® 2008 Enterprise without Hyper-VTM
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Microsoft® Windows Server® 2008 Datacenter without Hyper-VTM
In deze handleiding staat PostScript 3 voor “Adobe PostScript 3 Emulation”.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Inleiding > Afwijzing van aansprakelijkheid
Afwijzing van aansprakelijkheid
1. Het bedrijf is in geen enkel opzicht aansprakelijk voor directe, indirecte, bijzondere, bijkomende of
voortvloeiende schade als gevolg van de werking of het gebruik van dit apparaat.
2. Deze handleiding mag zonder toestemming noch geheel noch gedeeltelijk worden vermenigvuldigd, gewijzigd,
geciteerd of herdrukt.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Handleidingen voor dit apparaat
Handleidingen voor dit apparaat
Lees de handleiding die van belang is voor het doel waarvoor u het apparaat wilt gebruiken.
Veiligheidsinformatie
Hier vindt u informatie over een veilig gebruik van het apparaat.
Lees deze informatie zorgvuldig door om persoonlijk letsel en schade aan het apparaat te voorkomen.
Verkorte Installatiehandleiding
Deze handleiding bevat procedures voor het verwijderen van het apparaat uit de verpakking en het aansluiten
op een computer.
Installatiehandleiding voor stuurprogramma's
Geeft informatie in verband met het installeren van stuurprogramma's en software om dit apparaat te gebruiken.
Scan- en faxhandleiding
In deze handleiding vindt u informatie over het installeren en gebruik van de scan- en faxfuncties van het
apparaat. Informatie die in deze handleiding ontbreekt, kunt u in de Gebruikershandleiding vinden.
Gebruikershandleiding
In deze handleiding vindt u algemene informatie over het gebruik en worden de onderstaande onderwerpen
behandeld.
Opties voor installatie
Geschikte papiertypen
Procedures voor het gebruik van de functies voor afdrukken, kopiëren, scannen en faxen
Het apparaat configureren
Problemen oplossen en papierstoringen verhelpen
Verbruiksproducten vervangen
De status van het apparaat controleren met behulp van de webbrowser
Informatie over onderhoud
Deze handleiding bevindt zich op de cd-rom die bij het apparaat is geleverd.
Beknopte handleiding
In deze handleiding vindt u informatie over het oplossen van problemen en de basisinstructies voor het maken
van fotokopieën, scannen en het versturen van faxen.
Deze handleiding bevindt zich op de cd-rom die bij het apparaat is geleverd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Machinetypes
Machinetypes
Modeltypen
Het symbool gebruikt voor informatie die alleen geldt voor het 120 V-model, terwijl het symbool
wordt gebruikt voor informatie die alleen geldt voor het 220 V - 240 V-model.
Het model van het apparaat bepalen
U kunt als volgt het model van uw apparaat vaststellen:
Controleer op de achterzijde van het apparaat het daar aangegeven voltage.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding
Hoe leest u deze handleiding
Verwante onderwerpen
Symbolen
Aantekeningen
Webbrowser
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding > Symbolen
Symbolen
In deze handleiding wordt gebruik gemaakt van de volgende symbolen:
Hiermee worden punten aangegeven waarop u moet letten bij het gebruik van het apparaat, evenals een uitleg van de
waarschijnlijke oorzaken van vastgelopen papier, schade aan originelen of verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u
deze uitleg leest.
Hiermee worden extra toelichtingen bij de functies van het apparaat aangegeven, evenals instructies voor het oplossen
van gebruikersfouten.
Dit symbool bevindt zich aan het einde van de secties. Het geeft aan waar u nadere informatie kunt vinden.
[ ]
Hiermee worden de namen aangegeven van de toetsen op het weergavepaneel van het apparaat.
[ ]
Hiermee worden de namen aangegeven van de toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding > Aantekeningen
Aantekeningen
De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
In deze handleiding worden twee grootte-eenheden gebruikt.
De afbeeldingen die in deze handleiding worden gebruikt kunnen afwijken van de machine.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Hoe leest u deze handleiding > Webbrowser
Webbrowser
Webbrowser in deze handleiding vertegenwoordigt COMMAND CENTER.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies
Belangrijke functies
In dit gedeelte vindt u informatie over de basisprincipes en enkele handige functies van het apparaat.
Voor bepaalde functies is een speciale configuratie van het apparaat nodig.
Verwante onderwerpen
Het apparaat gebruiken als printer
Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat
Het apparaat gebruiken als scanner
Het apparaat gebruiken als faxapparaat
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer
Het apparaat gebruiken als printer
Wanneer u het apparaat als printer wilt gebruiken, hebt u de keuze uit twee verbindingsmethoden:
USB-aansluiting
Netwerkaansluiting
Verwante onderwerpen
Aansluiten via USB
Aansluiten via een netwerk
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer > Aansluiten via USB
Aansluiten via USB
U kunt het apparaat rechtstreeks met een USB-kabel op een computer aansluiten.
Afdrukken via USB
Zo gebruikt u dit apparaat als printer via een USB-aansluiting:
1. Sluit het apparaat met een USB-kabel aan op een computer en installeer het printerstuurprogramma op
de computer.
Voor meer informatie, zie Verbinden met een USB-kabel en Installatiehandleiding voor
stuurprogramma's.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer > Aansluiten via een netwerk
Aansluiten via een netwerk
U kunt het apparaat aansluiten op een netwerk en als netwerkprinter gebruiken.
Afdrukken via een netwerk
Zo gebruikt u dit apparaat als printer via een netwerkverbinding:
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk.
Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel .
2. Configureer het apparaat voor de netwerkverbinding.
Zie voor meer gegevens Instellingen IP-adres configureren .
3. Installeer het printerstuurprogramma op een computer.
Voor meer informatie, zie Installatiehandleiding voor stuurprogramma's.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als printer > Vertrouwelijke documenten afdrukken
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Als u de functie Beveiligde afdruk gebruikt, kunt u uw afdruktaak beveiligen met een wachtwoord. Dit betekent dat
uw afdruktak pas wordt afgedrukt nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd op het bedieningspaneel van het apparaat.
Met deze functie kan worden voorkomen dat gebruikers vertrouwelijke documenten bij de printer kunnen zien.
Deze functie is alleen beschikbaar bij het gebruik van het printerstuurprogramma PCL, waarbij er wordt afgedrukt vanaf een
Windowscomputer.
Vertrouwelijke documenten afdrukken
1. Gebruik het printerstuurprogramma om een afdruktaak vanaf een computer te versturen als een bestand
voor beveiligde afdrukken
Zie voor meer gegevens Een beveiligd afdrukbestand opslaan .
2. Voer het wachtwoord in op het bedieningspaneel om het bestand af te drukken.
Zie voor meer gegevens Een beveiligd afdrukbestand afdrukken .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat
Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat
In dit gedeelte worden enkele handige functies beschreven bij het gebruik van dit apparaat als kopieerapparaat.
Verwante onderwerpen
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Dubbelzijdige kopieën maken
De papieruitvoer sorteren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Vergrote of verkleinde kopieën maken
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Dit apparaat heeft vooraf ingestelde verhoudingen voor het schalen van originelen, waardoor u gemakkelijk
documenten kunt omzetten van het ene naar het andere standaardformaat.
Vergrote of verkleinde kopieën maken
Zo kunt u altijd kopieën vergroten en verkleinen:
1. De standaardinstelling van de machine voor [Verkleinen/vergroten] configureren.
Zie voor meer gegevens Kopieerinstellingen .
Zo gebruikt u deze functie alleen voor de huidige taak:
1. Configureer de instelling met behulp van de toets [Verkleinen/vergroten] voordat u aan de afdruktaak
begint.
Zie voor meer gegevens Vergrote of verkleinde kopieën maken .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren.
Meerdere pagina's op één vel papier kopiëren.
U kunt meerdere pagina's van het origineel kopiëren op één vel papier.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat
ligt.
U kunt bepalen of u het apparaat altijd fotokopieën wilt laten maken in de modus 2-in-1 of 4-in-1, of alleen als het
nodig is.
Meerdere pagina's kopiëren
Zo maakt u altijd fotokopieën in de modus 2-in-1 of 4-in-1:
1. De standaardinstelling van de machine voor [Verkleinen/vergroten] configureren.
Zie voor meer gegevens Kopieerinstellingen .
Zo gebruikt u deze functie alleen voor de huidige taak:
1. Configureer de instelling met behulp van de toets [Verkleinen/vergroten] voordat u aan de afdruktaak
begint.
Zie voor meer gegevens Twee of vier pagina's op één vel kopiëren .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Beide zijden van een identiteitsbewijs op één
zijde kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
U kunt de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander klein document) op één zijde van een vel papier
kopiëren.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel op de glasplaat ligt en niet in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst.
U kunt bepalen of u het apparaat altijd fotokopieën wilt laten maken in de kopieermodus identiteitsbewijs, of alleen als
het nodig is.
Voorbereidingen voor het kopiëren van een identiteitsbewijs
Als u altijd fotokopieën in de kopieermodus identiteitsbewijs wilt maken, doet u het volgende:
1. De standaardinstelling van de machine voor [Verkleinen/vergroten] configureren.
Zie voor meer gegevens Kopieerinstellingen .
Zo gebruikt u deze functie alleen voor de huidige taak:
1. Configureer de instelling met behulp van de toets [Verkleinen/vergroten] voordat u aan de afdruktaak
begint.
Zie voor meer gegevens Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren. .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > Dubbelzijdige kopieën maken
Dubbelzijdige kopieën maken
U kunt dubbelzijdige kopieën maken door enkelzijdige documenten op zowel de voor- als de achterkant van het papier
te kopiëren.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat
ligt.
Verander in dat geval de standaardinstelling van het apparaat naar het maken van dubbelzijdige kopieën.
Voorbereidingen voor het maken van dubbelzijdige kopieën
1. Configureer de instelling [Kopie Duplex] onder kopieerinstellingen.
Zie voor meer gegevens Dubbelzijdige kopieën maken .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als kopieerapparaat > De papieruitvoer sorteren
De papieruitvoer sorteren
Wanneer u meerdere kopieën maakt van verschillende pagina's, kunt u het apparaat het uitgevoerde papier laten
sorteren.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat
ligt.
De papieruitvoer sorteren
1. Activeer de instelling [Sorteren] onder kopieerinstellingen.
Zie voor meer gegevens Kopieerinstellingen .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner
Het apparaat gebruiken als scanner
Er zijn twee methoden om te scannen: scannen vanaf de computer (TWAIN-scannen) en scannen vanaf het
bedieningspaneel.
Scannen vanaf de computer
Met TWAIN-scannen kunt u het apparaat bedienen vanaf de computer en originelen rechtstreeks naar de
computer scannen.
Voor TWAIN-scannen hebt u een toepassing nodig die hiervoor geschikt is.
U kunt zowel via een USB- als via een netwerkverbinding TWAIN-scannen.
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Vanaf het bedieningspaneel kunt u gescande bestanden via e-mail (Scan to e-mail), naar een FTP-server (Scan
to FTP) of naar een gedeelde map of computer op een netwerk (Scan to Folder) verzenden.
Scannen vanaf het bedieningspaneel is alleen mogelijk met een netwerkverbinding.
Het apparaat ondersteunt WIA-scannen, een aanvullende methode om originelen te scannen vanuit uw computer die u via een USB-
verbinding kunt gebruiken. WIA-scannen is mogelijk als uw computer een Windows-besturingssysteem heeft en beschikt over een
toepassing die WIA-compatibel is. Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie.
Verwante onderwerpen
Scannen vanaf een computer
Gescande bestanden per e-mail verzenden
Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden
Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Scannen vanaf een computer
Scannen vanaf een computer
Met TWAIN-scannen kunt u het apparaat bedienen vanaf de computer en originelen rechtstreeks naar de computer
scannen.
Scannen vanaf een computer met een USB-verbinding
1. Sluit het apparaat met een USB-kabel aan op de computer en installeer het scannerstuurprogramma op
de computer.
Voor meer informatie, zie Verbinden met een USB-kabel en Installatiehandleiding voor
stuurprogramma's.
2. Als er geen toepassing op de computer is geïnstalleerd die geschikt is voor TWAIN, installeer dan een
toepassing die geschikt is voor TWAIN.
Scannen vanaf een computer met een netwerkverbinding
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk
Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel .
2. Stel het IP-adres, het subnetmasker en het gatewayadres in via het bedieningspaneel.
Zie voor meer gegevens Instellingen IP-adres configureren .
3. Installeer het scannerstuurprogramma op de computer.
Voor meer informatie, zie Installatiehandleiding voor stuurprogramma's.
4. Als er geen toepassing op de computer is geïnstalleerd die geschikt is voor TWAIN, installeer dan een
toepassing die geschikt is voor TWAIN.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Gescande bestanden per e-mail verzenden
Gescande bestanden per e-mail verzenden
U kunt vanaf het bedieningspaneel gescande bestanden per e-mail verzenden.
Voorbereiden van het per e-mail verzenden van gescande bestanden
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk
Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel .
2. Stel het IP-adres, het subnetmasker en het gatewayadres in via het bedieningspaneel.
Zie voor meer gegevens Instellingen IP-adres configureren .
3. Stel de DNS- en SMTP-instellingen in via de webbrowser.
Zie voor meer informatie De DNS-instellingen configureren en De SMPT-instellingen configureren
.
4. Registreer met behulp van de webbrowser de bestemmingen in het Adresboek.
Zie voor meer gegevens Scanbestemmingen registreren .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden
Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden
U kunt vanaf het bedieningspaneel gescande bestanden naar een FTP-server verzenden.
Gescande bestanden naar een FTP-server verzenden
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk
Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel .
2. Stel het IP-adres, het subnetmasker en het gatewayadres in via het bedieningspaneel.
Zie voor meer gegevens Instellingen IP-adres configureren .
3. Registreer met behulp van de webbrowser de bestemmingen in het Adresboek.
Zie voor meer gegevens Scanbestemmingen registreren .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als scanner > Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map
van een computer
Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer
U kunt vanaf het bedieningspaneel gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer op een
netwerk.
Gescande bestanden verzenden naar de gedeelde map van een computer
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk
Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel .
2. Stel het IP-adres, het subnetmasker en het gatewayadres in via het bedieningspaneel.
Zie voor meer gegevens Instellingen IP-adres configureren .
3. Maak een bestemmingsmap aan op de harde schijf van de computer en stel deze in als een gedeelde map.
Zie de documentatie van uw besturingssysteem voor meer informatie.
4. Registreer met behulp van de webbrowser de bestemmingen in het Adresboek.
Zie voor meer gegevens Scanbestemmingen registreren .
Als u gebruik maakt van de functie Scan to Folder op een netwerk dat Active Directory gebruikt, dan moet u de servernaam en de
domeinnaam opgeven via de DNS-instellingen.
Zie De DNS-instellingen configureren voor meer informatie over de DNS-instellingen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat
Het apparaat gebruiken als faxapparaat
In dit gedeelte worden de basisprocedures beschreven voor het gebruik van dit apparaat als faxapparaat.
Verwante onderwerpen
Gebruiken als faxapparaat
Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon
Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax)
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat > Gebruiken als faxapparaat
Gebruiken als faxapparaat
Gebruiken als faxapparaat
1. Sluit het apparaat aan op de telefoonlijn.
Zie voor meer gegevens Aansluiten op een telefoonlijn .
2. Configureer de instellingen van het telefoonnetwerk.
Zie voor meer gegevens Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren .
3. Configureer de datum en de tijd.
Zie voor meer gegevens Datum en tijd instellen .
4. Registreer via het bedieningspaneel of de webbrowser de bestemmingen in het adresboek.
Zie voor meer gegevens Faxbestemmingen registreren .
Zorg ervoor dat u bij de eerste stap van de installatie het faxnummer en de naam van de gebruiker registreert. Zie voor meer
gegevens Eerste installatie .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat > Het apparaat gebruiken in combinatie met een
externe telefoon
Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon
U kunt dit apparaat gebruiken als faxapparaat en tegelijkertijd via dezelfde lijn een telefoongesprek voeren.
Het apparaat gebruiken in combinatie met een externe telefoon
1. Sluit een externe telefoon aan op het apparaat.
Zie voor meer gegevens Aansluiten op een telefoonlijn .
2. Selecteer de modus voor faxontvangst.
Zie voor meer gegevens Een fax ontvangen .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Belangrijke functies > Het apparaat gebruiken als faxapparaat > Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax)
Fax verzenden vanaf een computer (LAN-Fax)
U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het
document eerst te printen.
De functie wordt ondersteund door Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2/2008. Mac OS X ondersteunt deze functie
niet.
Voorbereidingen voor het zenden van een fax vanaf een computer die via USB is verbonden.
1. Sluit het apparaat op een computer aan door middel van een USB-kabel.
Zie voor meer gegevens Verbinden met een USB-kabel .
2. Installeer het LAN-Faxstuurprogramma op de computer.
Voor meer informatie, zie Installatiehandleiding voor stuurprogramma's.
3. Registreer de LAN-Faxbestemmingen in het LAN-Faxadresboek.
Zie voor meer gegevens Het configureren van het LAN-Faxadresboek .
Voorbereidingen voor het zenden van een fax vanaf een computer die via een netwerk is verbonden.
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk
Zie voor meer gegevens Verbinden met een netwerkkabel .
2. Geef de netwerkinstellingen op, zoals het IP-adres van het apparaat
Zie voor meer gegevens Instellingen IP-adres configureren .
3. Installeer het LAN-Faxstuurprogramma op de computer.
Voor meer informatie, zie Installatiehandleiding voor stuurprogramma's.
4. Registreer de LAN-Faxbestemmingen in het LAN-Faxadresboek.
Zie voor meer gegevens Het configureren van het LAN-Faxadresboek .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen
Overzicht van de onderdelen
In dit gedeelte vindt u de naam en de functie van de onderdelen van dit apparaat.
Verwante onderwerpen
Buitenzijde: Voorzijde
Buitenzijde: Achterzijde
Binnenzijde
Bedieningspaneel
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Buitenzijde: Voorzijde
Buitenzijde: Voorzijde
1. Klep van de ADF (automatische documentinvoer)
Open deze klep als er originelen zijn vastgelopen in de ADF.
2. Invoerlade voor de ADF
Plaats hier de stapels originelen. De originelen worden automatisch ingevoerd. Deze lade kan maximaal 35 vellen normaal
papier bevatten.
3. Uitvoerlade voor de ADF
Originelen die via de ADF zijn gescand, worden hier uitgevoerd.
4. Uitschuifgedeelte voor ADF-laden
Schuif dit gedeelte uit als u papier in de invoerlade voor de ADF plaatst dat langer is dan A4.
5. Klep aan de bovenzijde
Open deze klep als u de tonercartridges wilt vervangen.
6. Lade 1
Deze lade kan maximaal 250 vellen normaal papier bevatten.
7. Lade 2 (optie)
Deze lade kan maximaal 500 vellen normaal papier bevatten.
8. Handinvoer
Plaats het papier hier vel voor vel.
9. Klep aan de voorzijde
Open deze klep als u de tonerafvalcontainer wilt vervangen of om vastgelopen papier te verwijderen.
10. Bedieningspaneel
Dit bevat een scherm en een aantal toetsen om het apparaat te besturen.
11. Uitvoerlade
Hier wordt het afgedrukte papier uitgevoerd. In deze lade kan maximaal 150 vel normaal papier worden gestapeld.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
12. Glasplaat
Plaats hier vel voor vel de originelen.
13. Klep over de glasplaat
Open deze klep als u originelen op de glasplaat wilt leggen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Buitenzijde: Achterzijde
Buitenzijde: Achterzijde
1. Knop voor het verschuiven van de ADF
Druk op deze knop om de ADF naar achteren te schuiven en in die positie te laten als u het uitgevoerde papier niet goed uit
de uitvoerlade kunt halen.
2. Geheugenklepje
Verwijder dit klepje als u de optionele geheugeneenheid wilt plaatsen.
3. Aan-/uitschakelaar
Met deze schakelaar zet u het apparaat aan en uit.
4. Netsnoeraansluiting
Hier sluit u het netsnoer aan op het apparaat.
5. Klep aan de achterzijde
Verwijder deze klep als u in lade 1 papier plaatst dat langer is dan A4.
6. Kabelklepje
Verwijder dit klepje als u de kabels aansluit op het apparaat.
7. Ethernet-poort
Hier sluit u het apparaat op het netwerk aan met behulp van een netwerkinterfacekabel.
8. Aansluiting G3 (analoge) line interface
Hier kunt u de telefoonlijn aansluiten.
9. Aansluiting externe telefoon
Hier kunt u een externe telefoon aansluiten.
10. USB-poort
Hier kunt u een USB-kabel aansluiten.
11. Papierstop
Zet de papierstop omhoog als u een grote hoeveelheid papier tegelijk afdrukt, om te voorkomen dat het papier uit de lade
valt. De papierstop kan worden ingesteld voor het formaat A4/Letter of voor Legal.
Schuif de ADF zoals hieronder weergegeven wordt. Schuif de ADF alleen wanneer de ADF gesloten is. Let op dat uw vingers niet bekneld
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
raken bij het schuiven.
Zet de papierstop omhoog zoals hieronder wordt afgebeeld, om te voorkomen dat afdrukken van A4- of Letter-formaat uit de lade vallen.
Zet de papierstop omhoog zoals hieronder wordt afgebeeld, om te voorkomen dat afdrukken van Legal-formaat uit de lade vallen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Binnenzijde
Binnenzijde
1. Tonercartridges
Plaats de cartridges vanaf de achterzijde van het apparaat, in de volgorde cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K).
Als er tonercartridges moeten worden vervangen of als er nieuwe cartridges moeten worden voorbereid voor gebruik,
verschijnt er een bericht op het scherm.
2. Tonerafvalfles
Hier wordt tijdens het afdrukken overtollige toner verzameld. Als de tonerafvalcontainer moet worden vervangen of als er
een nieuwe container moet worden voorbereid voor gebruik, verschijnt er een bericht op het scherm.
3. Overdrachtseenheid
Verwijder deze eenheid als u de tonerafvalcontainer vervangt.
Zie Fout- en statusberichten op het scherm voor meer informatie over berichten die op het scherm verschijnen wanneer
verbruiksproducten moeten worden vervangen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Handleiding voor het apparaat > Overzicht van de onderdelen > Bedieningspaneel
Bedieningspaneel
In dit gedeelte worden de namen en het gebruik van de verschillende onderdelen van het bedieningspaneel beschreven.
Het bedieningspaneel kan verschillen van de onderstaande afbeelding, afhankelijk van het land waarin het apparaat wordt gebruikt.
1. Eéntoetsknoppen
Druk op een toets om een scan- of faxbestemming aan te geven die als snelkiesnummer in het adresboek is opgenomen.
2. Toets [Direct kiezen]
Druk op deze toets als u direct wilt kiezen om de status van bestemming te controleren bij het verzenden van een fax.
3. Toets [Adresboek]
Druk op deze toets om de bestemming op te geven met behulp van de adressen in het adresboek bij het verzenden van een
fax of een gescand bestand.
4. Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op deze toets om het configuratiemenu voor de systeeminstellingen van de machine weer te geven.
5. Toets [Beeldkwaliteit]
Druk op deze toets om de scankwaliteit van de huidige afdruktaak te selecteren.
Kopieermodus: selecteer Tekst, Foto of Gemengd.
Scannermodus: selecteer de resolutie.
Faxmodus: selecteer Standaard, Fijn of Foto.
6. Scherm
Hier worden de huidige status en berichten weergegeven.
7. Menutoetsen
Druk op een van deze vier toetsen om het configuratiemenu voor de instellingen van de huidige bedrijfsmodus (kopiëren,
scannen of fax) van het apparaat weer te geven.
Toets [ ]
Druk op deze toets om naar het vorige niveau in de menustructuur te gaan.
Toetsen [ ][ ]
Met deze toetsen kunt u door het huidige niveau van de menustructuur bladeren. Bij het invoeren van tekens kunt u
op de toets [ ] of [ ] drukken om de cursor respectievelijk naar links of rechts te verplaatsen.
Toets [OK]
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Druk op deze toets om instellingen te bevestigen of naar het volgende niveau van de menustructuur te gaan.
8. Toets [Wissen/Stop]
Tijdens de verwerking van een taak: druk op deze toets om de taak te annuleren.
Tijdens het configureren van het apparaat: druk op deze toets om de huidige instelling te annuleren en terug te keren
naar de stand-bymodus.
In de stand-bymodus: druk op deze toets om tijdelijke instellingen, zoals dichtheid of resolutie, te annuleren.
9. Toets [Z&W Start]
Druk op deze toets om in zwart-wit te kopiëren of te scannen, of om een fax te verzenden.
10. Toets [Kleur Start]
Druk op deze toets om in kleur te scannen of te kopiëren.
11. Cijfertoetsen
Met de cijfertoetsen kunt u numerieke waarden invoeren bij het opgeven van instellingen zoals faxnummers en aantal
kopieën, of letters wanneer u namen opgeeft.
12. Toets [Kopie]
Druk op deze toets om naar de kopieermodus te gaan. De toets blijft verlicht zolang het apparaat zich in de kopieermodus
bevindt.
13. Toets [Facsimile]
Druk op deze toets om naar de faxmodus te gaan. De toets blijft verlicht zolang het apparaat in de faxmodus staat.
14. Toets [Scanner]
Druk op deze toets om naar de scannermodus te gaan. De toets blijft verlicht zolang het apparaat zich in de scannermodus
bevindt.
15. Toets [Dichtheid]
Druk op deze toets om de beelddichtheid aan te passen van de huidige afdruktaak.
Kopieermodus: u kunt kiezen uit vijf dichtheidsniveaus.
Scannermodus: u kunt kiezen uit vijf dichtheidsniveaus.
Faxmodus: u kunt kiezen uit drie dichtheidsniveaus.
16. Toets [Verkleinen/vergroten]
Kopieermodus: druk op deze toets om de verkleinings- of vergrotingsratio voor de huidige taak op te geven.
Scannermodus: druk op deze toets om het scanformaat op te geven in overeenstemming met het huidige origineel.
17. [Pauze/Herhalen]
Pauze
Druk op deze toets om een pauze in te voegen in een faxnummer. De pauze wordt aangegeven met “P”.
Herhalen
Druk op deze toets om de laatste gebruikte bestemming voor scan of fax weer te geven.
18. Toets [Shift]
Druk op deze toets als u snelkiesnummers 11 tot en met 20 wilt gebruiken bij het opgeven van een scan- of faxbestemming.
Het achtergrondlicht van het scherm wordt uitgeschakeld als het apparaat in de energiespaarstand staat.
Wanneer het apparaat een bepaalde taak verwerkt, kunt u het menu voor configuratie van het apparaat niet weergeven. U kunt de status van
het apparaat bepalen door de berichten op het scherm te bekijken. Als u berichten ziet als “Afdrukken”, "Kopiëren in mono", "Kopiëren in
kleur" of “Verwerken”, wacht dan tot de huidige taak is voltooid.
Er kan een sticker voor de toetsen op het bedieningspaneel en een naamkaart voor de ééntoetsknoppen worden meegeleverd, afhankelijk
van het land waarin het apparaat wordt gebruikt. Indien stickers meegeleverd zijn, breng dan de stickers in uw taal aan op het
bedieningspaneel. Als het bedieningspaneel bedekt is met een beschermende laag, dient deze eerst te worden verwijderd voordat de stickers
worden aangebracht.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren
Het apparaat installeren
In dit gedeelte worden de stappen beschreven die nodig zijn om het apparaat te installeren en gereed te maken voor
gebruik.
Verwante onderwerpen
Het apparaat plaatsen
Verpakking verwijderen
Het apparaat inschakelen
Eerste installatie
Werkingsmodus wijzigen
Energie besparen
Meervoudige toegang
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Het apparaat plaatsen
Het apparaat plaatsen
De plaats van het apparaat dient zorgvuldig te worden gekozen, want de omgeving is van grote invloed op de
prestaties.
Het meegeleverde netsnoer is uitsluitend bestemd voor dit apparaat. Gebruik het snoer niet voor andere apparatuur. Als
u dit wel doet, kan dit brand, elektrische schokken of letsel tot gevolg hebben.
Houd het apparaat uit de buurt van brandbare vloeistoffen, gassen en spuitbussen. Er kan dan brand ontstaan of er
kunnen zich elektrische schokken voordoen.
Het stopcontact dient zich dicht bij het apparaat te bevinden en gemakkelijk toegankelijk te zijn.
Verbind de machine met de voeding zoals in deze handleiding wordt vermeld en maak geen gebruik van andere
voedingsbronnen. Verbind het netsnoer direct met een stopcontact en maak geen gebruik van een verlengsnoer.
Verlengsnoeren en voedingsbronnen die niet in deze handleiding worden vermeld, kunnen elektrische schokken
veroorzaken of brandgevaarlijk zijn.
Netsnoeren die beschadigd, kapot of aangepast zijn, of snoeren die zijn bekneld onder zware voorwerpen, waaraan hard
wordt getrokken of die sterk worden gebogen, kunnen elektrische schokken veroorzaken en zijn brandgevaarlijk.
Het aanraken van het uiteinde van de stekker met metalen voorwerpen kan elektrische schokken veroorzaken en is
brandgevaarlijk.
Houd meegeleverde polyethyleen materialen (tassen, handschoenen, etc.) te allen tijde uit de buurt van baby's en kleine
kinderen. Het in contact brengen van polyethyleen materialen met de mond of de neus kan verstikking tot gevolg
hebben.
Houd het apparaat uit de buurt van vocht en stof. Dit kan brand of elektrische schokken tot gevolg hebben. Plaats het
apparaat nooit op een onstabiele of schuine ondergrond. Als het omvalt, kan dit letsel veroorzaken.
Plaats het apparaat in een zo optimaal mogelijke omgeving. Als het apparaat in een omgeving wordt geplaatst met een
hogere vochtigheidsgraad dan wordt aanbevolen of een temperatuur die buiten het aanbevolen bereik valt, kan brand
ontstaan. Houd het gebied rondom de aansluiting stofvrij. Opeengehoopt stof kan brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat de ruimte waarin het apparaat is geplaatst, goed geventileerd wordt en ruim genoeg is. Vooral wanneer
het apparaat intensief wordt gebruikt, is goede ventilatie van groot belang.
Het apparaat is niet geschikt voor bureauwerkomgevingen, plaats het apparaat dus in een andere kamer.
Nieuwe elektrische apparaten met vluchtige materialen verspreiden normaal gesproken gassen in hun omgeving. Om
deze reden is bijzonder goede ventilatie van de ruimte tijdens de eerste dagen na de installatie vereist.
Vereiste ruimte voor installatie van het apparaat
De aanbevolen (minimum)vereisten voor de ruimte zijn de volgende:
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Optimale omgeving
Het toelaatbare en aanbevolen bereik voor temperatuur en vochtigheid is het volgende:
Wit gebied: toelaatbaar bereik
Grijs gebied: aanbevolen bereik
Om een concentratietoename van ozon te voorkomen, dient u dit apparaat in een grote, goed geventileerde ruimte te plaatsen met
een luchtverversingssnelheid van meer dan 30 m3/uur/persoon.
Wanneer u het apparaat gedurende langere tijd in een afgesloten ruimte zonder goede ventilatie gebruikt, kan er een onaangename
geur ontstaan. Om de werkruimte aangenaam te houden, dient u dus voor een goede ventilatie te zorgen.
Ongewenste omgevingen
Locatie in direct zonlicht of sterk verlichte ruimte
Stoffige locatie
Locatie met agressieve gassen
Locatie die extreem koud, warm of vochtig is
Locatie die bloot staat aan hete of koude luchtstromen, of lucht op kamertemperatuur afkomstig van een airconditioner.
Locatie die bloot staat aan de stralingswarmte van radiatoren
Locatie vlakbij een airconditioner, radiator of luchtbevochtiger
Locatie vlakbij andere elektronische apparatuur
Locatie die aan sterke trillingen onderhevig is
Voeding
Sluit het netsnoer aan op een voedingsbron met de volgende specificatie:
: 120 V, 50/60 Hz, 11 A of meer (bij volledige uitrusting)
: 220 -240 V, 50/60 Hz, 6 A of meer (bij volledige uitrusting)
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Verpakking verwijderen
Verpakking verwijderen
Het apparaat wordt in schuimrubber verpakt en dichtgeplakt met tape om het tijdens het vervoer te beschermen tegen
schokken en trillingen. Verwijder deze beschermmaterialen nadat u het apparaat op de gewenste locatie hebt geplaatst.
Gebruikte toner of tonercartridges mogen niet worden verbrand. Tonerstof kan ontploffen als deze met open vuur in
aanraking komt. Gooi gebruikte tonercontainers weg in overeenstemming met de geldende lokale regels.
Bewaar toner, gebruikte toner of tonercontainers niet in de buurt van open vuur. De toner kan ontploffen en
brandwonden of brand veroorzaken.
Houd toner (gebruikt of ongebruikt) en tonercontainers buiten het bereik van kinderen.
Indien toner of gebruikte toner wordt ingeademd, wordt aangeraden te gorgelen met veel water en frisse lucht in te
ademen. Raadpleeg zo nodig een arts.
Als u toner of gebruikte toner in uw ogen krijgt, spoel uw ogen dan onmiddellijk uit met veel water. Raadpleeg zo
nodig een arts.
Als toner of gebruikte toner is ingeslikt, laat de betreffende persoon dan veel water drinken, zodat de toner wordt
verdund. Raadpleeg zo nodig een arts.
Maak bij het verplaatsen van het apparaat gebruik van de geïntegreerde handgrepen aan beide zijden. Als het apparaat
valt, kan dit resulteren in defecten of persoonlijk letsel.
De verwijderde tape is vuil. Zorg ervoor dat de tape niet met uw kleding of handen in aanraking komt.
Laat de beschermmaterialen op hun plek bij het verplaatsen van het apparaat.
Laat het apparaat langzaam zakken en zorg ervoor dat uw handen niet bekneld raken.
Pak het gebied rondom de lade niet vast als u het apparaat optilt.
Laat geen paperclips, nietjes of andere kleine voorwerpen in het apparaat vallen.
Bescherm niet-ingepakte tonercartridges tegen direct zonlicht.
Raak de fotogeleidereenheid van de tonercartridge niet aan.
Raak de ID-chip niet aan op de zijkant van het tonercartridge (de witte zone op de onderstaande illustratie).
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Verwijder de plastic zak.
Til het apparaat samen met iemand anders op aan de geïntegreerde handgrepen aan beide zijden van
het apparaat.
Verwijder de beschermende materialen aan de buitenzijde van het apparaat. De koorden die het
apparaat ingaan niet verwijderen.
Bij het apparaat dat u feitelijk gebruikt kunnen de beschermende materialen zich op andere plekken bevinden.
Controleer de buitenzijde van het apparaat op beschermende materialen en verwijder deze volledig.
Open de ADF-klep.
Verplaats de blauwe hendel naar de achterkant van het apparaat en duw hem nadien omhoog om de
papierinvoerrol los te koppelen.
Til de papierinvoerrol voorzichtig op om hem te verplaatsen.
Trek aan de beschermende laag om deze te verwijderen.
Met het rolgedeelte naar beneden, plaats het uiteinde van de papierinvoerrol in de opening van de ADF.
Plaats de papierinvoerrol opnieuw op zijn oorspronkelijke positie.
Duw de blauwe hendel naar beneden om de papierinvoerrol te vergrendelen.
Sluit de ADF-klep.
Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep
voorzichtig omlaag.
Duw de blauwe hendels van de fusereenheid omlaag.
Pak beide stukken oranje tape aan het uiteinde vast en trek ze voorzichtig naar boven en verwijder ze
tegelijkertijd van het apparaat.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze
gesloten is.
Trek de ontgrendelingshendel van de klep aan de bovenzijde van het apparaat omhoog en open de klep
voorzichtig.
Zorg ervoor dat de ADF gesloten is.
Verwijder de beschermende tape.
Til de tonercartridge uit het apparaat en schud deze heen en weer. De zwarte tonercartridge wordt
geleverd met een beschermende laag die u moet verwijderen vóór het schudden.
Til een tonercartridge verticaal op, waarbij u de cartridge in het midden vasthoudt.
Plaats de zwarte tonercartridge op een vlakke ondergrond en verwijder de beschermende laag voorafgaand aan het
schudden.
Schud iedere tonercartridge vijf- of zesmaal heen en weer.
Controleer of de kleur van de toner overeenkomt met de daarvoor bestemde locatie en laat de
tonercartridge voorzichtig in het apparaat zakken.
Hou het midden van het deksel met beide handen vast en sluit voorzichtig het deksel. Let op dat uw
vingers niet bekneld raken.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Het apparaat inschakelen
Het apparaat inschakelen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat inschakelt.
Zorg ervoor dat uw handen droog zijn wanneer u het netsnoer loskoppelt of aansluit. Bij natte handen bestaat het risico
van een elektrische schok.
Zorg dat de stekker goed in het stopcontact zit voordat u het apparaat inschakelt.
Zorg ervoor dat het apparaat is uitgeschakeld als u het netsnoer aansluit of loskoppelt.
Schakel het apparaat niet uit voordat de initialisatiefase is afgerond. Als u dit niet doet, kan er storing optreden.
Steek de stekker in het stopcontact.
Zet de aan/uitschakelaar op ” Aan”.
De toets [Kopie] op het bedieningspaneel licht op.
Afhankelijk van de instelling van [Standaardmodus] onder [Beheerdersinstellingen] kan de toets [Facsimile] oplichten in plaats van de
toets [Kopie].
Het apparaat maakt mogelijk geluiden bij het initialiseren. Het geluid wijst niet op een storing.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, zet u de aan-/uitschakelaar op “ Uit”.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over de [Standaardmodus].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Eerste installatie
Eerste installatie
Wanneer u het apparaat voor de eerste keer inschakelt, ziet u een menu op het scherm waarmee u de hierna beschreven
instellingen kunt configureren. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de eerste installatie uitvoert.
: de internationale wetgeving schrijft een faxnummercode voor. U kunt niet op legale wijze een faxapparaat aansluiten op
het telefoonsysteem als de faxnummercode niet is geprogrammeerd. Bovendien moet de koptekstcode van de fax, evenals de datum en tijd
van verzending worden opgenomen op alle pagina's die naar, vanuit of binnen de Verenigde Staten worden verzonden.
Selecteer de juiste code voor het land waarin het apparaat wordt gebruikt. Als u een foute landcode selecteert, kunnen er problemen
ontstaan bij het verzenden van faxen.
Taal scherm
De taal die u hier selecteert, wordt gebruikt op het scherm.
Gebruikersfaxnummer
Het nummer dat u hier opgeeft, wordt gebruikt als het faxnummer van het apparaat. Het gebruikersfaxnummer
kan de cijfers 0 tot en met 9 bevatten, een spatie en "+".
Gebruikersnaam
De naam die u hier opgeeft, wordt gebruikt als de naam van de afzender van de fax.
Landcode
De landcode die u hier selecteert, wordt gebruikt voor het configureren van de weergave van datum- en
tijdnotatie en de instellingen met de juiste standaardwaarden voor het land waarin het apparaat wordt gebruikt.
Druk op [ ][ ] om de gewenste taal te selecteren en druk daarna op [OK].
Geef met behulp van de cijfertoetsen het gebruikersfaxnummer op (maximaal 20 tekens) en druk op
[OK].
Als u twee keer achter elkaar 0 wilt opgeven, drukt u op [ ] nadat u de eerste 0 hebt ingevoerd.
U dient tenminste één karakter in te voeren, zelfs wanneer u geen fax-functie gebruikt.
Geef met behulp van de cijfertoetsen de gebruikersnaam op (maximaal 20 tekens) en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste landcode te selecteren en druk op [OK].
U kunt de instellingen die u tijdens de eerste installatie configureert, later wijzigen onder [Beheerdersinstellingen]. U kunt ook de tijd
en de datum van het apparaat instellen onder [Beheerdersinstellingen].
Wanneer de instelling [Koptekst verzender] onder de verzendinstellingen voor het faxen is ingeschakeld, worden het geregistreerde
gebruikersfaxnummer, de gebruikersnaam, en de tijd en datum van verzending boven aan elke fax weergegeven die u verzendt.
Zie Tekens invoeren voor meer informatie over het invoeren van tekens.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersinstellingen].
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Koptekst verzender].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Werkingsmodus wijzigen
Werkingsmodus wijzigen
U kunt de modi voor kopiëren, scannen en faxen activeren door op de bijbehorende toetsen te drukken.
Kopieermodus
Druk op [Kopie] als u wilt kopiëren. In de kopieermodus licht de toets [Kopie] op.
Scannermodus
Druk op [Scanner] als u wilt scannen. In de scanmodus licht de toets [Scanner] op.
Faxmodus
Druk op [Facsimile] als u een fax wilt verzenden. In de faxmodus licht de toets [Facsimile] op.
Functieprioriteit
De kopieermodus wordt standaard geactiveerd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of wanneer de vooraf
ingestelde tijd voor [Autom. wissen] is verstreken zonder activiteit, terwijl het eerste scherm van de actuele
modus wordt weergegeven. U kunt de geselecteerde modus wijzigen met behulp van [Standaardmodus] onder
[Beheerdersinstellingen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen] of [Standaardmodus].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Energie besparen
Energie besparen
Deze machine is uitgerust met de volgende Energiebesparende modi: Energiebesparende modus 1 en
Energiebesparende modus 2. Als het apparaat gedurende een bepaalde periode inactief is, zal het automatisch naar de
Energiebesparende modus schakelen.
Het apparaat komt uit de energiebesparende modus wanneer het een afdruktaak krijgt, een ontvangen fax afdrukt, of
wanneer de toets [Kopie], [Kleur Start], of [Z&W Start] wordt ingedrukt.
Energie besparende modus 1
Als de [Spaarmodus1] onder [Beheerdersinstellingen]; is ingeschakeld, schakelt het apparaat naar de
Energiebesparende modus als het apparaat gedurende 30 seconden inactief is. Wanneer de machine in
Energiebesparende modus 1 is, is de achtergrondverlichting van het scherm uitgeschakeld en verschijnt er
"Spaarmodus1" op het scherm. Het neemt minder tijd in beslag om terug te keren uit de Energiebesparende
modus 1 dan uit de uitgeschakelde toestand of Energiebesparende modus 2, maar het energieverbruik is hoger
in Energiebesparende modus 1 dan in Energiebesparende modus 2.
Energie besparende modus 2
Als de [Spaarmodus2] onder [Beheerdersinstellingen] is ingeschakeld, schakelt de machine naar de
Energiebesparende modus 2 nadat de ingestelde tijd voor deze instelling is verlopen. Wanneer de machine in
Energiebesparende modus 2 is, is de achtergrondverlichting van het scherm uitgeschakeld en verschijnt er
"Spaarmodus2" op het scherm. Het energieverbruik is lager in Energiebesparende modus 2 dan in
Energiebesparende modus 1, maar het kan langer duren om uit Energiebesparende modus 2 te komen dan uit
Energiebesparende modus 1.
Als de machine gedurende 24 uren in Energiebesparende modus is, keert de machine automatisch terug naar zijn normale status en voert
een zelfonderhoud uit.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Spaarstand].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat installeren > Meervoudige toegang
Meervoudige toegang
Dit apparaat kan meerdere taken uitvoeren waarbij van verschillende functies wordt gebruikgemaakt, zoals tegelijk
kopiëren en faxen. De gelijktijdige uitvoering van meerdere functies wordt “Meervoudige toegang” genoemd.
In de volgende tabel ziet u welke functies gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd.
Huidige taak Taak die u simultaan wenst uit te voeren
Kopiëren
Fax vanuit geheugen verzenden
Fax in geheugen ontvangen
Een afdruktaak van een computer ontvangen (het daadwerkelijke
afdrukken begint pas als de kopieertaak is afgerond)
Scannen
Fax vanuit geheugen verzenden
Fax in geheugen ontvangen
Een fax direct afdrukken
Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken
Afdrukken*1
Afdrukken
Fax in geheugen ontvangen
Fax vanuit geheugen verzenden
Fax direct verzenden*2
Een te faxen document voor het verzenden opslaan in het geheugen van
het apparaat*2
Scannen*2
Verzenden faxgeheugen (een fax verzenden
die in het geheugen van het apparaat werd
opgeslagen)
Kopiëren
Scannen
Afdrukken
Een te faxen document voor de transmissie opslaan in het geheugen van
de machine
Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken
Opname faxgeheugen (een ontvangen fax in
het geheugen van het apparaat opslaan)
Kopiëren
Scannen
Afdrukken
Een te faxen document voor de transmissie opslaan in het geheugen van
de machine
Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Een te faxen document voor de transmissie
opslaan in het geheugen van de machine
Fax vanuit geheugen verzenden
Fax in geheugen ontvangen
Een fax direct afdrukken
Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken
Afdrukken*1
Direct verzenden van een fax (een origineel
inscannen en het gelijktijdig verzenden)
Een ontvangen fax uit het geheugen van het apparaat afdrukken
Afdrukken*1
Een ontvangen fax uit het geheugen van het
apparaat afdrukken
Fax in geheugen ontvangen
Fax vanuit geheugen verzenden
Fax direct verzenden
Scannen*3
Een te faxen document voor de transmissie opslaan in het geheugen van
de machine
Een fax direct afdrukken (een fax
tegelijkertijd ontvangen en afdrukken)
Scannen*3
Een te faxen document voor de transmissie opslaan in het geheugen van
de machine
*1 Het afdrukken start nadat het scannen is afgerond als [Gradatie] is ingesteld op [Standaard] of [Fijn] (PCL-
printerstuurprogramma), of als [Afdrkwal.] in [Printerfuncties] is ingesteld op [Hoge kwaliteit] of [Beste kwaliteit] (PostScript 3-
printerstuurprogramma).
*2 Scannen is niet mogelijk als [Gradatie] is ingesteld op [Standaard] of [Fijn] (PCL-printerstuurprogramma), of als [Afdrkwal.] in
[Printerfuncties] is ingesteld op [Hoge kwaliteit] of [Beste kwaliteit] (PostScript 3-printerstuurprogramma).
*3 Het afdrukken van een fax kan langer duren dan normaal als u tegelijkertijd via het bedieningspaneel een scan uitvoert, vooral als
het daarbij gaat om een scan van meerdere pagina's op de glasplaat.
Als u een functie probeert te gebruiken waarvoor gelijktijdige uitvoering niet mogelijk is, hoort u een pieptoon of ziet u een op uw
computerscherm. Probeer het in dit geval opnieuw zodra de huidige taak is voltooid.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten
Het apparaat aansluiten
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt aansluiten op een computer en een telefoonlijn.
Verwante onderwerpen
Verbinden met een USB-kabel
Verbinden met een netwerkkabel
Aansluiten op een telefoonlijn
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Verbinden met een USB-kabel
Verbinden met een USB-kabel
De USB 2.0-interfacekabel wordt niet meegeleverd. Gebruik een USB-kabel die geschikt is voor de computer die u gebruikt.
Verwijder het kabelklepje.
Sluit de vierkante stekker van de USB 2.0-kabel aan op de USB-poort.
Sluit de platte stekker aan het andere uiteinde aan op de USB-interface of USB-hub van de computer.
Breng het kabelklepje weer aan.
Voor meer informatie over het installeren van printerstuurprogramma's voor USB-verbindingen, zie de Installatiehandleiding voor
stuurprogramma's.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Verbinden met een netwerkkabel
Verbinden met een netwerkkabel
Verbind de Ethernet-poort van het apparaat niet met een netwerk waarvan het voltage te hoog kan worden, zoals een
telefoonlijn. Als u dit wel doet, kan dit brand of een elektrische schok veroorzaken.
Met de volgende procedure verbindt u het apparaat via een netwerk met een computer. Zorg ervoor dat de hub en
eventuele andere netwerkapparaten klaar zijn voor verbinding met de Ethernet-poort van het apparaat via de 10BASE-
T- of 100BASE-TX-kabel.
Gebruik de beveiligde Ethernet-kabel. Onbeschermde kabels veroorzaken elektromagnetische storing waardoor het apparaat defecten kan
gaan vertonen.
De Ethernet-kabel wordt niet met het apparaat meegeleverd. Kies een kabel die geschikt is voor de netwerkomgeving.
Verwijder het kabelklepje.
Sluit de Ethernet-kabel aan op de Ethernet-poort.
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het netwerk, bijvoorbeeld op een netwerkhub.
Breng het kabelklepje weer aan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Instellingen IP-adres configureren voor meer informatie over de instellingen van netwerkomgevingen.
Voor meer informatie over het installeren van printerstuurprogramma's voor netwerkverbindingen, zie de Installatiehandleiding voor
stuurprogramma's.
Verwante onderwerpen
Betekenis van de LED-lampjes
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Verbinden met een netwerkkabel > Betekenis van de LED-lampjes
Betekenis van de LED-lampjes
1. Geel: knippert wanneer 100BASE-TX of 10BASE-T wordt gebruikt.
2. Groen: brandt wanneer het apparaat op de juiste wijze is aangesloten op het netwerk.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat aansluiten > Aansluiten op een telefoonlijn
Aansluiten op een telefoonlijn
U kunt het apparaat rechtstreeks aansluiten op een openbaar telefoonnetwerk (PSTN) of via een particuliere
telefooncentrale (PBX).
Bovendien kunt u een externe telefoon aansluiten voor gesprekken die van dezelfde telefoonlijn gebruikmaken.
: gebruik alleen nr. 26 AWG of een groter snoer voor telecommunicatie om het gevaar van brand te
verminderen.
: in de Verenigde Staten is het wettelijk verplicht de telefoonnummeridentificatie (uw faxnummer) in het apparaat te
programmeren voordat u gebruik kunt maken van het openbare telefoonnetwerk.
Controleer voordat u begint of u het juiste type stekker hebt.
Verwijder het kabelklepje.
Sluit het snoer van de telefoonlijn aan op LINE.
Als u gebruik maakt van een externe telefoon, sluit het snoer dan aan op TEL.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Voer de telefoonlijn door de opening in het kabelklepje.
Haak de lipjes van het kabelklepje in de openingen van het apparaat.
Breng het kabelklepje weer aan.
Configureer de telefoonnetwerkinstellingen en de modus voor faxontvangst nadat u het apparaat op de telefoonlijn hebt aangesloten.
Als de telefoon over functies beschikt die niet compatibel zijn met het apparaat, dan kunt u deze functies niet gebruiken.
Bevestig dat u de naam en het faxnummer van de gebruiker hebt geregistreerd tijdens de eerste installatie. U kunt de geregistreerde
gegevens controleren bij [Gebruikersinstellingen] onder [Beheerdersinstellingen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over het registreren van de afzender.
Zie Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren voor meer informatie over het configureren van de
telefoonnetwerkinstellingen.
Zie Ontvangstmodus selecteren voor meer informatie over het instellen van de modus voor faxontvangst.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Gebruikersinstellingen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren
Het apparaat configureren
In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die nodig zijn om het apparaat op een netwerk te kunnen gebruiken
en als faxapparaat.
Verwante onderwerpen
Instellingen IP-adres configureren
Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen IP-adres configureren
Instellingen IP-adres configureren
De procedure voor het configureren van netwerkinstellingen waarbij het IP-adres automatisch door het netwerk wordt
toegewezen (DHCP) is anders dan de overeenkomende procedure waarbij het IP-adres handmatig wordt toegewezen.
Verwante onderwerpen
Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres
Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen IP-adres configureren > Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres
Het apparaat instellen voor automatische ontvangst van een IP-adres
Er moet een DHCP-server op het netwerk zijn aangesloten om het apparaat automatisch een IP-adres te kunnen toewijzen.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [IP-configuratie] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [DHCP geactiveerd] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Aan] te selecteren en druk op [OK].
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling veranderd is.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
Als u wordt gevraagd het apparaat opnieuw op te starten, schakelt u het apparaat uit en daarna weer in.
Druk de configuratiepagina af om de instelling te bevestigen.
De instelling van het IP-adres staat onder “TCP/IP” op de configuratiepagina.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Netwerkinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Als de netwerkomgeving een specifieke transmissiesnelheid vereist die niet automatisch wordt bepaald, stelt u de transmissiesnelheid in
bij [Instelling koppeling] onder [Netwerkinstellingen].
Wanneer [DHCP geactiveerd] is ingeschakeld, worden de handmatig geconfigureerde instellingen voor het IP-adres niet gebruikt.
Zie Het apparaat inschakelen voor meer informatie over het in- en uitschakelen van het apparaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie De configuratiepagina afdrukken voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Netwerkinstellingen voor meer informatie over [Instelling koppeling].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen IP-adres configureren > Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen
Het IP-adres van het apparaat handmatig toewijzen
Het IP-adres dat u aan het apparaat toewijst, mag niet worden gebruikt voor een ander apparaat binnen hetzelfde netwerk.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [IP-configuratie] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [DHCP geactiveerd] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Uit] te selecteren en druk op [OK].
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [ ][ ] om [IP Adres] te selecteren en druk op [OK].
Geef met de cijfertoetsen het IP-adres van het apparaat op en druk daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om van het ene veld naar het andere te gaan.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [ ][ ] om [Subnet Masker] te selecteren en druk op [OK].
Het huidige subnetmasker wordt weergegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Als het subnetmasker niet het juiste is, geeft u met de cijfertoetsen een nieuw subnetmasker op en drukt
u daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om van het ene veld naar het andere te gaan.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [ ][ ] om [Gateway] te selecteren en druk op [OK].
Het huidige gateway-adres wordt weergegeven.
Geef zo nodig met de cijfertoetsen een nieuw gateway-adres op en druk daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om van het ene veld naar het andere te gaan.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
Als u wordt gevraagd het apparaat opnieuw op te starten, schakelt u het apparaat uit en daarna weer in.
Druk de configuratiepagina af om de instelling te bevestigen.
De instelling van het IP-adres staat onder “TCP/IP” op de configuratiepagina.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Netwerkinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Als de netwerkomgeving een specifieke transmissiesnelheid vereist die niet automatisch wordt bepaald, stelt u de transmissiesnelheid in
bij [Instelling koppeling] onder [Netwerkinstellingen].
Wanneer [DHCP geactiveerd] is ingeschakeld, worden de handmatig geconfigureerde instellingen voor het IP-adres niet gebruikt.
Zie Het apparaat inschakelen voor meer informatie over het in- en uitschakelen van het apparaat.
Zie De configuratiepagina afdrukken voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Netwerkinstellingen voor meer informatie over [Instelling koppeling].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
Verwante onderwerpen
Het type telefoonlijn selecteren
Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren
Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren > Het type telefoonlijn selecteren
Het type telefoonlijn selecteren
Selecteer het type telefoonlijn in overeenstemming met uw telecombedrijf. Er zijn twee typen: toon en puls.
Deze functie is in sommige regio's mogelijk niet beschikbaar.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Soort tel.lijn] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om het type telefoonlijn te kiezen dat geschikt is voor uw telecombedrijf en druk op
[OK].
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdersinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren > Het type verbinding met het telefoonnetwerk
selecteren
Het type verbinding met het telefoonnetwerk selecteren
Selecteer het type verbinding met het telefoonnetwerk.
Er zijn twee typen: het openbare telefoonnetwerk (PSTN) en een particuliere telefooncentrale (PBX).
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [PBX-selectie] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [PSTN] of [PBX] te selecteren en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdersinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Het apparaat configureren > Instellingen voor het telefoonnetwerk configureren > Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen
Het toegangsnummer voor de buitenlijn instellen
Als het apparaat via een aparte telefooncentrale met het publieke telefoonnetwerk wordt verbonden, stelt u het
nummer in dat moet worden gekozen voor een buitenlijn.
Zorg ervoor dat dit nummer voor een buitenlijn overeenkomt met de instelling in de telefooncentrale. Anders kunt u mogelijk geen faxen
verzenden naar bestemmingen buiten de interne centrale.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Cijfer PBX-toegang] te selecteren en druk op [OK].
Geef het toegangsnummer voor de buitenlijn op met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdersinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > De printer delen via een netwerk
De printer delen via een netwerk
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt instellen voor gebruik als netwerkprinter.
De gedeelde printer kan worden gebruikt door computers binnen het netwerk.
Om de printereigenschappen te veranderen in de map [Printer], moet u gemachtigd zijn om printers te beheren. Meld u bij de
bestandsserver aan als beheerder of lid van de PowerUsers-groep om deze rechten te verkrijgen.
Klik op [Start] en open het venster [Printers].
Onder Windows XP of Windows Server 2003/2003 R2/2008 wordt het venster [Printers en faxapparaten] geopend.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik op [Eigenschappen] in het menu
[Bestand].
De eigenschappen van de printer worden weergegeven.
Klik op het tabblad [Delen] op [Delen als:].
Als u de printer wilt delen met gebruikers die een andere versie van Windows hebben, klikt u op [Extra
stuurprogramma's...].
Sla deze stap over als u een alternatief stuurprogramma hebt geïnstalleerd door [Delen als:] te selecteren tijdens de
installatie van het printerstuurprogramma.
Klik op [OK] en sluit de printereigenschappen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Optie voor installatie
Optie voor installatie
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de optionele papierinvoereenheid en geheugeneenheid installeert.
Verwante onderwerpen
De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren
De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module)
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Optie voor installatie > De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren
De papierinvoereenheid (Lade 2) installeren
Het aanraken van het uiteinde van de stekker met metalen voorwerpen kan elektrische schokken veroorzaken en is
brandgevaarlijk.
Het apparaat weegt ongeveer 30,0 kg (66,2 lb.). Als u het apparaat wilt verplaatsen, dient u het bij de geïntegreerde
handgrepen vast te nemen en langzaam op te tillen. Hiervoor zijn twee personen nodig. Als het apparaat valt, kan dit
resulteren in defecten of persoonlijk letsel.
Als u de papierinvoereenheid niet voorzichtig optilt of deze laat vallen, kan dit letsel veroorzaken.
Het is gevaarlijk om de stekker met natte handen vast te pakken. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Als u de stekker hardhandig uit het stopcontact
haalt, kan het snoer beschadigd raken. Beschadigde stekkers of snoeren kunnen brand of kortsluiting veroorzaken.
Het apparaat moet altijd door twee mensen worden opgetild.
Pak het apparaat niet in de buurt van de laden vast bij het verplaatsen.
Controleer dat het pakket de papierinvoereenheid bevat.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Verwijder de zelfklevende tape van de optionele papierinvoereenheid.
Til het apparaat op met behulp van de handgrepen aan beide zijden.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Er steken drie pinnetjes uit aan de bovenzijde van de optionele papierinvoereenheid. Houd de daartoe
bestemde openingen aan de onderzijde van het apparaat boven deze pinnetjes en laat het apparaat
voorzichtig zakken.
Druk na de installatie de configuratiepagina af om de installatie te bevestigen.
Als de lade op de juiste wijze is geïnstalleerd, wordt “Lade 2” op de configuratiepagina weergegeven onder
“Informatie lade”.
Selecteer lade 2 in het printerstuurprogramma nadat u de optionele papierinvoereenheid hebt geïnstalleerd. Voor meer informatie zie het
helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
Mocht de optionele papierinvoereenheid niet op de juiste wijze zijn geïnstalleerd, installeert u de eenheid opnieuw volgens de
aangegeven procedure. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als de installatie opnieuw mislukt.
Zie De configuratiepagina afdrukken voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.
Zie Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid voor meer informatie over het plaatsen van papier in lade 2.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Optie voor installatie > De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module)
De geheugeneenheid installeren (DDR-SDRAM-module)
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u de geheugeneenheid in het apparaat installeert.
Sluit eerst het klepje van het geheugengedeelte voordat u na de installatie het apparaat opnieuw inschakelt.
Raak een metalen voorwerp aan om de statische elektriciteit in uw lichaam te ontladen voordat u de geheugeneenheid aanraakt. Statische
elektriciteit kan de geheugeneenheid beschadigen.
Stel de geheugeneenheid niet bloot aan fysieke schokken.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Verwijder het geheugenklepje.
Maak de schroef los waarmee het binnenklepje is vastgezet.
Installeer het geheugen zoals op de afbeelding wordt weergegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Plaats de inkeping van de eenheid op het uitstekende gedeelte van de sleuf en druk de eenheid
voorzichtig vanuit een hoekstand naar binnen.
Houd de module in dezelfde hoekstand en druk deze naar beneden totdat u een klik hoort.
Plaats het binnenste klepje en draai de schroef weer vast.
Breng het geheugenklepje weer aan.
Druk na de installatie van de geheugeneenheid de PDL-configuratiepagina af om de installatie te
bevestigen.
Als de geheugeneenheid op de juiste wijze is geplaatst, wordt op de configuratiepagina “384MB” weergegeven als
“Total Memory” onder “System Reference” op de PDL-configuratiepagina.
Selecteer na de installatie van de geheugeneenheid de juiste hoeveelheid van het totale geheugen in het printerstuurprogramma. Voor
meer informatie zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
Herhaal de procedure als de geheugeneenheid niet op de juiste manier is geïnstalleerd. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger als de installatie mislukt, zelfs na hem verschillende malen te hebben geprobeerd te installeren.
Zie PDL-instellingen voor meer informatie over het afdrukken van de PDL-configuratiepagina.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media
Papier en andere media
In dit gedeelte wordt beschreven welk papier u wel en niet kunt gebruiken, en worden de gewenste
voorzorgsmaatregelen, informatie over elk papiertype en het afdrukgebied behandeld.
Alle papier moet verticaal worden geplaatst, ongeacht het papierformaat.
Verwante onderwerpen
Geschikt papier voor elke lade
Specificaties van de papiertypen
Ongeschikte papiertypen
Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier
Afdrukgebied
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Geschikt papier voor elke lade
Geschikt papier voor elke lade
In dit gedeelte vindt u het type, het formaat en het gewicht van het papier dat in elke lade kan worden geplaatst. Ook
de capaciteit van elke papierlade wordt aangegeven.
Lade 1
Soort Formaat Gewicht Capaciteit
Normaal papier
Dun papier
Dik papier
Kringlooppapier
Gekleurd papier
Voorgedrukt papier
Voorgeperforeerd papier
Briefhoofd
Bankpost
Karton
Etiketten
Envelop
A4
B5 JIS
A5
B6-S
A6
Legal (81/2 " × 14 ")
Letter (81/2 " × 11 ")
Half Letter-S (5 1/2" × 81/2")
Executive (71/4 " × 101/2 ")
8 " × 13 "
81/2" × 13 "
Folio (81/4 " × 13 ")
16K (195 × 267 mm)
Com 10 (41/8" × 91/2")
Monarch (37/8" × 71/2")
C5 Env (162 × 229 mm)
C6 Env (114 × 162 mm)
DL Env (110 × 220 mm)
Aangepast formaat:
90 tot en met 216 mm in de breedte,
148 tot en met 356 mm in de lengte
(3,54 tot en met 8,50 inch in de
breedte,
5,83 tot en met 14,0 inch in de
lengte)
60 tot en met 160 g/m2 (16 tot
en met 19.05 kg.) 250 (80 g/m2, 20 lb.)
Lade 2 (optie)
Soort Formaat Gewicht Capaciteit
Normaal papier
Dun papier
Kringlooppapier
Gekleurd papier
Voorgedrukt papier
Voorgeperforeerd papier
Briefhoofd
A4
Letter (81/2 " × 11 ") 60 tot en met 105 g/m2 (16 tot en met 28 lb.) 500 (80 g/m2, 20 lb.)
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Handinvoer
Soort Formaat Gewicht Capaciteit
Normaal papier
Dun papier
Dik papier
Kringlooppapier
Gekleurd papier
Voorgeperforeerd papier
Briefhoofd
Bankpost
Karton
Etiketten
Envelop
A4
B5 JIS
A5
B6-S
A6
Legal (81/2 " × 14 ")
Letter (81/2 " × 11 ")
Half Letter-S (5 1/2" × 81/2")
Executive (71/4 " × 101/2 ")
8 " × 13 "
81/2" × 13 "
Folio (81/4 " × 13 ")
16K (195 mm × 267 mm)
Com 10 (41/8" × 91/2")
Monarch (37/8" × 71/2")
C5 Env (162 × 229 mm)
C6 Env (114 × 162 mm)
DL Env (110 × 220 mm)
Aangepast formaat:
90 tot en met 216 mm in de breedte,
148 tot en met 356 mm in de lengte
(3,54 tot en met 8,50 inch in de breedte,
5,83 tot en met 14,0 inch in de lengte)
60 tot en met 160 g/m2 (16 tot en
met 19.05 kg.) 1
U kunt niet op papier met Legal grootte afdrukken in de volgende gevallen:
PCL printer-driver
Wanneer [Gradatie] in [Afdrkwal.] op [Fijn] is ingesteld.
Addendum 3 printerstuurprogramma
Wanneer [Afdrkwal.]in [Printerfuncties] is ingesteld op [Beste kwaliteit]
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Specificaties van de papiertypen
Specificaties van de papiertypen
In de volgende tabellen vindt u een beschrijving van de papiertypen die u in dit apparaat kunt gebruiken.
Afhankelijk van het papiertype kan het even duren voordat de toner droog is. Zorg ervoor dat de afgedrukte vellen helemaal droog zijn
voordat u ze vastpakt. Anders kan de toner gaan vlekken.
De kwaliteit van de afdruk kan alleen worden gegarandeerd als aanbevolen papier wordt gebruikt. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger voor meer informatie over aanbevolen papier.
Normaal papier
Item Beschrijving
Papierdikte
75 tot en met 105 g/m2 (19 tot en met 28 lb.)
[Normaal papier]: 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.)
[Normaal papier (90-105 g/m2)]: 90 tot en met 105 g/m2 (24 tot en
met 28 lb.)
Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken
[Normaal papier]: A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" ×
11 "), Executive (71/4 " × 101/2 ")
[Normaal papier (90-105 g/m2)]: Geen
Aantekeningen De afdruksnelheid voor papier dat 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 24
lb.) weegt, is ongeveer tweemaal hoger dan de afdruksnelheid voor papier
dat 90 tot en met 105 g/m2 (24 tot en met 28 lb.) weegt.
Dik papier
Item Beschrijving
Papierdikte 105 tot en met 160 g/m2 (28 tot en met 17.69 kg.)
Geschikte papierlade Lade 1 en handinvoer
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken Geen
Aantekeningen Het aantal vellen dat in een minuut kan worden afgedrukt, is ongeveer de
helft van het aantal vellen normaal papier dat 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot
en met 24 lb.) weegt.
Dun papier
Item Beschrijving
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Papierdikte 60 tot en met 75 g/m2 (15 tot en met 8.62 kg.)
Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " ×
101/2 ")
Kringlooppapier
Item Beschrijving
Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.)
Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " ×
101/2 ")
Aantekeningen Als de dikte van het papier buiten het opgegeven bereik valt, selecteert u
[Dun Papier(60-75g/m2)], [Normaal papier (90-105 g/m2)] of [Dik Papier
(105-160g/m2)].
Gekleurd papier
Item Beschrijving
Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.)
Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " ×
101/2 ")
Aantekeningen Als de dikte van het papier buiten het opgegeven bereik valt, selecteert u
[Dun Papier(60-75g/m2)], [Normaal papier (90-105 g/m2)] of [Dik Papier
(105-160g/m2)].
Voorgedrukt papier
Item Beschrijving
Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.)
Geschikte papierlade Lade 1 en lade 2
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " ×
101/2 ")
Aantekeningen Als de dikte van het papier buiten het opgegeven bereik valt, selecteert u
[Dun Papier(60-75g/m2)], [Normaal papier (90-105 g/m2)] of [Dik Papier
(105-160g/m2)].
Voorgeperforeerd papier
Item Beschrijving
Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.)
Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " ×
101/2 ")
Aantekeningen Als de dikte van het papier buiten het opgegeven bereik valt, selecteert u
[Dun Papier(60-75g/m2)], [Normaal papier (90-105 g/m2)] of [Dik Papier
(105-160g/m2)].
Briefhoofd
Item Beschrijving
Papierdikte 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot en met 10.89 kg.)
Geschikte papierlade Elke invoerlade kan worden gebruikt.
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2" × 11 "), Executive (71/4 " ×
101/2 ")
Aantekeningen Er kan niet worden afgedrukt op papier met een dikte die buiten het
opgegeven bereik ligt.
Bankpost
Item Beschrijving
Papierdikte 105 tot en met 160 g/m2 (28 tot en met 17.69 kg.)
Geschikte papierlade Lade 1 en handinvoer
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken Geen
Aantekeningen
Het aantal vellen dat in een minuut kan worden afgedrukt, is
ongeveer de helft van het aantal vellen normaal papier dat 75 tot en
met 90 g/m2 (19 tot en met 24 lb.) weegt.
Als de dikte van het papier buiten het opgegeven bereik ligt,
selecteert u [Normaal papier (90-105 g/m2)].
Karton
Item Beschrijving
Papierdikte 105 tot en met 160 g/m2 (28 tot en met 17.69 kg.)
Geschikte papierlade Lade 1 en handinvoer
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken Geen
Aantekeningen
Het aantal vellen dat in een minuut kan worden afgedrukt, is
ongeveer de helft van het aantal vellen normaal papier dat 75 tot en
met 90 g/m2 (19 tot en met 24 lb.) weegt.
Er kan niet worden afgedrukt op papier dat dikker is dan 160 g/m2.
Etiketten
Item Beschrijving
Geschikte papierlade Lade 1 en handinvoer
Geschikt formaat voor dubbelzijdig afdrukken Geen
Aantekeningen Het aantal vellen dat in een minuut kan worden afgedrukt, is ongeveer de
helft van het aantal vellen normaal papier dat 75 tot en met 90 g/m2 (19 tot
en met 24 lb.) weegt.
Envelop
Item Beschrijving
Geschikte papierlade Lade 1 en handinvoer
Geschikt formaat voor dubbelzijdig
afdrukken Geen
Aantekeningen
Het aantal enveloppen dat in een minuut kan worden afgedrukt, is
ongeveer de helft van het aantal enveloppen normaal papier dat 75 tot en
met 90 g/m2 (19 tot en met 24 lb.) weegt.
Als afgedrukte enveloppen gekreukt worden uitgevoerd, plaats de
enveloppen dan in de tegengestelde richting. Configureer daarnaast het
printerstuurprogramma zodanig dat het af te drukken object 180 graden
wordt gedraaid.
Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het
wijzigen van de stand waarin u het papier plaatst.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Ongeschikte papiertypen
Ongeschikte papiertypen
De volgende papiertypen zijn niet geschikt voor dit apparaat.
Papier dat is bestemd voor een inkjetprinter
Gevouwen of gekreukt papier
Gekruld of vervormd papier
Gescheurd papier
Gerimpeld papier
Vochtig papier
Papier dat droog genoeg is om statische elektriciteit af te geven
Papier waarop al is afgedrukt, behalve als het gaat om een voorgedrukt briefhoofd.
Er treden in het bijzonder defecten op wanneer u papier gebruikt waarop al is afgedrukt met een andere printer
dan een laserprinter, zoals zwart/wit- en kleurenkopieerapparaten, inkjetprinters, enzovoorts.
Speciaal papier, zoals thermisch papier, aluminiumfolie, carbonpapier en geleidend papier
Papier dat zwaarder of lichter is dan de opgegeven limiet
Papier met vensters, openingen, perforaties, uitsnijdingen of reliëf
Zelfklevende etiketten waarvan de zelfklevende onderlaag of het onderpapier heeft losgelaten
Papier met paperclips of nietjes
Gebruik geen inkjetprinterpapier, want dit kan blijven plakken aan de fusereenheid en een papierstoring
veroorzaken.
Plaats geen OHP-transparanten. Plaats uitsluitend doorzichtige media.
Gebruik geen papier waarop al door andere printers is afgedrukt.
Zelfs geschikte papiertypen kunnen vastlopen of defecten veroorzaken als het papier niet in goede conditie verkeert.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier
Voorzorgsmaatregelen bij het bewaren van papier
Papier moet altijd op de juiste wijze worden bewaard. Als papier niet op de juiste wijze wordt bewaard, kan de
afdrukkwaliteit te wensen overlaten, kan het papier vastlopen of kan de printer beschadigd raken.
Aanbevelingen:
Bewaar papier niet in vochtige ruimten.
Stel papier niet bloot aan direct zonlicht.
Bewaar papier op een vlakke ondergrond.
Bewaar papier in de originele verpakking.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier en andere media > Afdrukgebied
Afdrukgebied
In de volgende schematische voorstellingen worden de gebieden op het papier weergegeven waarop het apparaat kan
afdrukken. Zorg ervoor dat u de afdrukmarges correct instelt met behulp van de instellingen van de gebruikte
toepassing.
Papier
1. Afdrukgebied
2. Invoerrichting
3. Circa 4,2 mm (0,17 inch)
4. Circa 4,2 mm (0,17 inch)
Envelop
1. Afdrukgebied
2. Invoerrichting
3. Circa 4,2 mm (0,17 inch)
4. Circa 4,2 mm (0,17 inch)
Het afdrukgebied is afhankelijk van het papierformaat en de instellingen van de taal en het stuurprogramma van de printer.
Bij het afdrukken van enveloppen is het raadzaam de afdrukmarges aan boven-, onder-, rechter- en linkerzijde op ten minste 15 mm (0,6
inch) in te stellen.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen
Papier plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke wijze u papier in de papierlade en de handinvoer plaatst.
Trek de papierlade niet hardhandig uit het apparaat. Als u dit wel doet, kan de lade vallen en letsel veroorzaken.
Verwante onderwerpen
Papier plaatsen in lade 1
Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid
Papier plaatsen in de handinvoer
Papiertype en papierformaat opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in lade 1
Papier plaatsen in lade 1
In het volgende voorbeeld ziet u hoe u papier in de standaardpapierlade (lade 1) plaatst. Het plaatsen van papier in de
optionele papierinvoereenheid gebeurt op dezelfde wijze.
Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de markering aan de binnenzijde van de lade. Het papier kan dan verkeerd worden
ingevoerd.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, geeft u op het bedieningspaneel het papiertype en -formaat op.
Plaats nooit verschillende papiertypen in dezelfde papierlade.
Verplaats de papiergeleiders aan de zijkanten nooit hardhandig. De lade kan beschadigd raken.
Verplaats de papiergeleider aan het einde nooit hardhandig. De lade kan beschadigd raken.
Pas op dat u de lade niet scheef in het apparaat schuift. Het apparaat kan beschadigd raken als de lade scheef is geplaatst.
Til lade 1 op en trek deze voorzichtig naar u toe. Trek nu de lade met beide handen uit het apparaat.
Plaats de lade op een vlakke ondergrond.
Duw de metalen plaat omlaag totdat deze op zijn plaats klikt en vergrendeld is.
Knijp het klemmetje op de papiergeleider aan de zijkant in en verschuif dit zodanig dat papier in
standaardformaat in de ruimte past.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Wanneer u een ander formaat papier plaatst, zorg dan dat u de papiergeleider iets ruimer plaatst dan het werkelijke
papierformaat.
Knijp de papiergeleider aan de voorzijde in en schuif deze naar binnen totdat het standaardformaat in
de ruimte past.
Wanneer u een ander formaat papier plaatst, zorg dan dat u de papiergeleider iets ruimer plaatst dan het werkelijke
papierformaat.
Plaats de nieuwe stapel papier met de afdrukzijde naar boven.
Stapel het papier niet hoger dan de markering (bovenste lijn) aan de binnenzijde van de lade.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze tegen de zijkanten van het papier rusten.
Stapel het papier niet hoger dan de uitstekende delen van de papiergeleiders aan de zijkant.
Controleer of de papiergeleiders aan de zijkanten en aan de voorzijde goed aansluiten.
Als de geleider aan de voorzijde niet goed op het papier aansluit, zoals in het onderstaande voorbeeld, wordt het
papier mogelijk niet op de juiste manier ingevoerd.
Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat.
Zorg ervoor dat de lade goed is geplaatst, zodat het papier niet kan vastlopen.
De bovengrens is afhankelijk van het papiertype (dun of dik papier). Controleer het label aan de binnenkant van de lade om de juiste
bovengrens aan te houden.
Zie Papier en andere media voor meer informatie over de papiertypen die geschikt zijn voor dit apparaat.
Zie Papiertype en papierformaat opgeven voor meer informatie over de papierinstellingen.
Verwante onderwerpen
Papier van het formaat Legal plaatsen
Enveloppen plaatsen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in lade 1 > Papier van het formaat Legal plaatsen
Papier van het formaat Legal plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papier van het formaat Legal in het apparaat kunt plaatsen.
A4 (297 mm) of groter papier wordt op dezelfde wijze geplaatst.
Verplaats de papiergeleiders aan de zijkanten nooit hardhandig. De lade kan beschadigd raken.
Verplaats de papiergeleider aan het einde nooit hardhandig. De lade kan beschadigd raken.
Pas op dat u de lade niet scheef in het apparaat schuift. Het apparaat kan beschadigd raken als de lade scheef is geplaatst.
Verwijder de achterklep met behulp van een muntstuk.
Trek lade 1 voorzichtig naar buiten en trek de lade vervolgens met beide handen uit het apparaat.
Plaats de lade op een vlakke ondergrond.
Duw de metalen plaat omlaag totdat deze op zijn plaats klikt en vergrendeld is.
Knijp het uitschuifgedeelte in en trek dit in de "PUSH"-richting uit totdat het niet verder kan (u hoort
een klik).
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zorg ervoor dat de pijlen op het uitschuifgedeelte en de lade precies naar elkaar wijzen nadat u het
uitschuifgedeelte hebt uitgetrokken.
Knijp het klemmetje op de papiergeleider aan de zijkant in en verschuif dit zodanig dat papier in
standaardformaat in de ruimte past.
Knijp de papiergeleider aan de voorzijde in en schuif deze naar binnen totdat papier van het formaat
Legal in de ruimte past.
Plaats de nieuwe stapel papier met de afdrukzijde naar boven.
Stapel het papier niet hoger dan de markering (bovenste lijn) aan de binnenzijde van de lade.
Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze tegen de zijkanten van het papier rusten.
Stapel het papier niet hoger dan de uitstekende delen van de papiergeleiders aan de zijkant.
Controleer of de papiergeleiders aan de zijkanten en aan de voorzijde goed aansluiten.
Als de geleider aan de voorzijde niet goed op het papier aansluit, zoals in het onderstaande voorbeeld, wordt het
papier mogelijk niet op de juiste manier ingevoerd.
Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat.
Zorg ervoor dat de lade goed is geplaatst, zodat het papier niet kan vastlopen.
Het is mogelijk dat u het uitschuifgedeelte met enige kracht weer naar binnen moet duwen.
Zie Papier en andere media voor meer informatie over de papiertypen die geschikt zijn voor dit apparaat.
Zie Papiertype en papierformaat opgeven voor meer informatie over de papierinstellingen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in lade 1 > Enveloppen plaatsen
Enveloppen plaatsen
Zorg ervoor dat er geen lucht in de enveloppen zit voordat u ze plaatst.
Gebruik niet meer dan één formaat en soort envelop tegelijk.
Zorg voordat u de enveloppen gaat plaatsen dat de voorste rand (de kant die in het apparaat wordt gevoerd) vlak is, door een pen of liniaal
over de rand te halen.
Sommige soorten enveloppen worden mogelijk niet goed ingevoerd, waardoor ze kunnen kreuken of slecht worden afgedrukt.
De afdrukkwaliteit van enveloppen kan variëren als de envelop niet overal even dik is. Druk een of twee enveloppen af om de
afdrukkwaliteit te controleren.
In een warme en vochtige omgeving kan de envelop tijdens het afdrukken kreuken of is de afdrukkwaliteit mogelijk niet voldoende.
Til lade 1 op en trek deze voorzichtig naar u toe. Trek nu de lade met beide handen uit het apparaat.
Plaats de lade op een vlakke ondergrond.
Haal het papier uit lade 1.
Duw de metalen plaat omlaag totdat deze op zijn plaats klikt en vergrendeld is.
Knijp het klemmetje op de papiergeleider aan de zijkant in en verschuif dit zodanig dat de envelop in de
ruimte past.
Knijp de papiergeleider aan de voorzijde in en schuif deze naar binnen totdat de envelop in de ruimte
past.
Plaats de enveloppen in lade 1 met de afdrukzijde naar boven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Stapel de enveloppen niet hoger dan de markering (onderste lijn) aan de binnenzijde van de lade.
Schuif de papierlade voorzichtig op zijn plaats totdat deze niet verder kan. Zorg ervoor dat de lade goed
is geplaatst, zodat het papier niet kan vastlopen.
Plaats de enveloppen met de klep aan de rechterkant. Als u dit niet doet, kunnen de enveloppen gaan kreuken.
Als afgedrukte enveloppen gekreukt worden uitgevoerd, plaats de enveloppen dan in tegengestelde richting. Draai voor het afdrukken
het afdrukobject vervolgens 180 graden met behulp van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het
printerstuurprogramma.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid
Papier plaatsen in de optionele papierinvoereenheid
In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe u papier kunt plaatsen in de optionele papierinvoereenheid.
Til de optionele papierinvoereenheid op en trek deze voorzichtig naar u toe. Trek nu de lade met beide
handen uit het apparaat.
Plaats de lade op een vlakke ondergrond.
Druk de bodemplaat omlaag totdat u een klik hoort.
Knijp in het klemmetje op de papiergeleider aan de zijkant in en verschuif dit zodanig dat het papier in
de ruimte past.
Knijp het klemmetje op de papiergeleider aan het uiteinde in en zorg dat de pijl gelijk ligt met het
papierformaat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Plaats de nieuwe stapel papier met de afdrukzijde naar boven.
Stapel het papier niet hoger dan de markering (bovenste lijn) aan de binnenzijde van de lade.
Til de lade op en schuif deze helemaal in het apparaat. Duw de lade goed op zijn plaats, zodat het papier
niet kan vastlopen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papier plaatsen in de handinvoer
Papier plaatsen in de handinvoer
Stel het formaat van het papier in vanaf het bedieningspaneel of vanuit het printerstuurprogramma. Zorg ervoor dat de instellingen niet met
elkaar in strijd zijn. Als dit wel het geval is, kan het papier vastlopen of de afdrukkwaliteit negatief worden beïnvloed.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden en met de korte kant als invoerzijde.
Dubbelzijdig afdrukken is niet mogelijk.
U kunt de handinvoer gebruiken om papier in te voeren waarvoor een speciale afdrukstand noodzakelijk is, zoals voorgedrukt papier.
Gebruik lade 1 voor dergelijk papier.
Als het papier gekruld is, zorg dan dat dit voor het laden verholpen wordt door het papier bijvoorbeeld de andere kant op te buigen.
Plaats geen papier als het apparaat bezig is met afdrukken.
U kunt lade 1 en 2 niet gebruiken als er papier in de handinvoer is geplaatst.
U kunt geen papier laden in de bypass-lade wanneer de machine in de Energiebesparende modus is. Druk op de toets [Kopie] om terug te
keren uit de Energiebesparende modus.
Voer het papier met de bovenrand eerst in het apparaat.
Pas de papiergeleiders aan aan het papierformaat.
Ondersteun het papier met beide handen en plaats het voorzichtig zo ver mogelijk in de handinvoer.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Start het afdrukken.
Geef nadat u het papier in de lade hebt geplaatst vanaf het bedieningspaneel of vanuit het printerstuurprogramma het papiertype en -
formaat op.
Zie Papier en andere media voor meer informatie over de papiertypen die geschikt zijn voor dit apparaat.
Zie Papiertype en papierformaat opgeven voor meer informatie over het opgeven van het papiertype en -formaat.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven
Papiertype en papierformaat opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u vanaf het bedieningspaneel het type en het formaat van het papier kunt
opgeven.
U kunt het type en het formaat van het papier ook opgeven vanuit het printerstuurprogramma. Voor meer informatie zie het helpgedeelte
van het printerstuurprogramma.
Verwante onderwerpen
Het papiertype opgeven
Het standaardpapierformaat opgeven
Een aangepast papierformaat opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven > Het papiertype opgeven
Het papiertype opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het papiertype kunt opgeven.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Papierinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Papiertype] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste lade te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om het gewenste papiertype te selecteren en druk op [OK].
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven > Het standaardpapierformaat opgeven
Het standaardpapierformaat opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het standaardformaat van het papier opgeeft.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Papierinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Papierformaat] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste lade te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om het gewenste papierformaat te selecteren en druk op [OK].
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Papier plaatsen > Papiertype en papierformaat opgeven > Een aangepast papierformaat opgeven
Een aangepast papierformaat opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een aangepast formaat kunt opgeven.
U kunt geen aangepast papierformaat plaatsen in lade 2.
Zorg er bij het printen voor dat het opgegeven papierformaat van het printerstuurprogramma overeenkomt met het opgegeven
papierformaat van het bedieningspaneel. Als het papierformaat niet overeenkomt, wordt er een bericht getoond op het display. Druk op
[Z&W Start] of [Kleur Start] om de foutmelding te negeren en te printen met het verkeerde papier. Als het papier te klein is voor de
afdruktaak, wordt het afgedrukte beeld bijgesneden.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Papierinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Papierformaat] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste lade te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Aangepast] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [mm] of [inch] te selecteren en druk op [OK].
Geef met de cijfertoetsen de horizontale waarde op en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1 mm of 0.25 mm.
Geef met de cijfertoetsen de verticale waarde op en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1 mm of 0.25 mm.
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen
Originelen plaatsen
In dit gedeelte worden de soorten originelen beschreven die u kunt instellen en de manier waarop u deze kunt plaatsen.
Verwante onderwerpen
Originelen
Originelen plaatsen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen
Originelen
In dit gedeelte worden de soorten originelen beschreven die u kunt plaatsen, en wordt behandeld welke delen van de
originelen niet kunnen worden gescand.
Verwante onderwerpen
Aanbevolen formaat van originelen
Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF)
Beeldgebied dat niet wordt gescand
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen > Aanbevolen formaat van originelen
Aanbevolen formaat van originelen
In dit gedeelte vindt u het aanbevolen formaat van het origineel.
Glasplaat
Breedte maximaal 216 mm (8,5 "), lengte maximaal 297 mm (11,7 ")
ADF
Papierformaat: Breedte 140 tot en met 216 mm (51/2 " tot en met 81/2 "), lengte 140 tot en met 356 mm
(51/2 " tot en met 14 ")
Gewicht van het papier: 64 tot en met 90 g/m2 (17 tot en met 10.89 kg.)
Op de glasplaat kunt u niet meer dan één origineel tegelijk plaatsen.
In de automatische documentinvoer (ADF) kunt u maximaal 35 vellen van een origineel tegelijk plaatsen wanneer u papier gebruikt met
een gewicht van 80 g/m2, 20 lb.).
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen > Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF)
Soorten originelen die niet geschikt zijn voor de automatische documentinvoer (ADF)
De volgende soorten originelen kunnen in de automatische documentinvoer beschadigd raken of kreuken, of de
afdrukken ervan kunnen grijze of zwarte strepen bevatten:
Originelen die groter of zwaarder zijn dan aanbevolen
Originelen met nietjes of paperclips
Geperforeerde of gescheurde originelen
Gekrulde, gevouwen of gekreukte originelen
Originelen met geplakte gedeelten
Originelen met een coating, zoals thermisch faxpapier, kunstdrukpapier, aluminiumfolie, carbonpapier of
geleidend papier
Originelen met geperforeerde lijnen
Originelen met indextekens, labels of andere uitstekende delen
Kleverige originelen zoals doorzichtig papier
Dunne, uiterst flexibele originelen
Dikke originelen, zoals ansichtkaarten
Gebonden originelen, zoals boeken
Transparante originelen, zoals OHP-transparanten en doorzichtig papier
Originelen die natte toner of correctievloeistof bevatten
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen > Beeldgebied dat niet wordt gescand
Beeldgebied dat niet wordt gescand
Zelfs wanneer u originelen in de ADF of op de glasplaat plaatst, worden enkele millimeters aan alle vier de zijden van
het origineel mogelijk niet gescand.
Marges bij gebruik van de glasplaat
Bij kopiëren Bij scannen Bij faxen
Bovenzijde 3 mm 0 mm 1 mm
Rechterzijde 3 mm 0 mm 1 mm
Linkerzijde 3 mm 0 mm 1 mm
Onderzijde 3 mm 0 mm 2 mm
Marges bij gebruik van de ADF
Bij kopiëren Bij scannen Bij faxen
Bovenzijde 3 mm 0 mm 0 mm
Rechterzijde 3 mm 0 mm 1 mm (Letter, Legal)
0 mm (andere formaten)
Linkerzijde 3 mm 0 mm 1 mm (Letter, Legal)
0 mm (andere formaten)
Onderzijde 3 mm 2 mm 2 mm
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen plaatsen
Originelen plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u originelen op de glasplaat en in de ADF kunt plaatsen.
Plaats nooit originelen voordat eventueel natte toner of correctievloeistof volledig droog is. Natte toner of correctievloeistof veroorzaakt
vlekken op de glasplaat die op de kopieën zichtbaar zijn.
Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u twee originelen tegelijk plaatst.
Kleuren die met een markeerstift op het origineel worden aangebracht, zijn lastig te reproduceren en zijn daarom mogelijk op de kopieën
niet te zien of hebben een andere kleur.
Verwante onderwerpen
Originelen op de glasplaat plaatsen
Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen plaatsen > Originelen op de glasplaat plaatsen
Originelen op de glasplaat plaatsen
Op de glasplaat kunt u documenten scannen en verzenden die niet in de ADF kunnen worden geplaatst.
Til de ADF niet hardhandig omhoog. De klep van de ADF kan opengaan of worden beschadigd.
Til de ADF op.
Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken.
Plaats het origineel met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat. Lijn het origineel uit met de
linkerbovenhoek.
Duw de ADF naar beneden.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Originelen plaatsen > Originelen plaatsen > Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen
Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen
Als u de ADF gebruikt, kunt u meerdere pagina's tegelijk scannen.
Plaats geen originelen van verschillend formaat in de ADF.
Strijk gekrulde originelen zo glad mogelijk voordat u ze in de ADF plaatst.
Blader even door de pagina's van het origineel voordat u ze in de ADF plaatst, om te voorkomen dat meerdere pagina's tegelijk worden
ingevoerd.
Plaats het origineel recht in de ADF.
Stel de papiergeleiders in op het formaat van het origineel.
Plaats de uitgelijnde originelen met de afdrukzijde naar boven in de ADF. De laatste pagina moet zich
onderaan de stapel bevinden.
Trek het uitschuifgedeelte van de ADF-lade uit wanneer u originelen gebruikt die langer zijn dan A4.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren
Tekens invoeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u tekens kunt invoeren via het bedieningspaneel bij het configureren van de
instellingen van het apparaat.
Er zijn drie modi om tekens in te voeren, afhankelijk van het type instelling dat u configureert:
De invoermodus voor waarden waarmee u numerieke waarden kunt opgeven.
De invoermodus voor faxnummers waarmee u faxnummers kunt opgeven.
De invoermodus voor tekst waarmee u namen op kunt geven.
Verwante onderwerpen
Invoermodus voor waarden
Invoermodus voor faxnummers
Invoermodus voor tekst
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren > Invoermodus voor waarden
Invoermodus voor waarden
De invoermodus voor waarden wordt geactiveerd als u instellingen configureert zoals papierformaat of
zoomverhouding. Gebruik de toetsen in deze modus als volgt:
Cijfer invoeren
Druk op een cijfertoets. Druk achtereenvolgens op de gewenste cijfertoetsen om een getal van meerdere cijfers
op te geven.
De huidige waarde in eenheden verhogen of verlagen
Druk op [ ][ ]. De grootte van de stappen hangt af van de instelling die u configureert.
Als u een cijfer meer dan drie seconden na het laatst ingevoerde gegeven invoert, vervangt de ingevoerde waarde de huidige waarde.
Wanneer het maximale aantal cijfers is ingevoerd, vervangt het volgende ingevoerde cijfer de huidige waarde.
Als de huidige waarde te groot of te klein is voor de huidige instelling, wordt deze waarde niet geaccepteerd. In dit geval kunt u op [ ] of
op [ ] drukken om de waarde te wijzigen in de minimum- resp. maximumwaarde voor de huidige instelling.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren > Invoermodus voor faxnummers
Invoermodus voor faxnummers
De invoermodus voor faxnummers wordt geactiveerd wanneer u faxnummers invoert. Gebruik de toetsen in deze
modus als volgt:
Nummer invoeren
Druk op een cijfertoets.
Andere tekens dan cijfers invoeren
”: druk op [ ].
”: druk op [ ].
“+”: druk tweemaal op [0].
Pauze: Druk op [Pauze/Herhalen]. Op het scherm wordt een pauze aangegeven met een “P”.
Spatie: Plaats de cursor op het meest rechtse teken en druk op [ ].
De cursor naar links of rechts verplaatsen
Druk op [ ] om de cursor naar links te verplaatsen en op [ ] om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Als u een teken invoert wanneer zich een teken op de cursorpositie bevindt, verschuift het huidige teken naar
rechts.
Teken verwijderen
Plaats de cursor op het teken dat u wilt verwijderen, druk op [ ] en houd de toets vast totdat het teken is
verwijderd.
Alle tekens verwijderen
Druk op [Wissen/Stop].
Sommige tekens die geen cijfers zijn, kunt u niet gebruiken. Dit is afhankelijk van de instelling die u configureert.
Wanneer het maximumaantal tekens is ingevoerd, worden tekens die daarna worden ingevoerd, genegeerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Tekens invoeren > Invoermodus voor tekst
Invoermodus voor tekst
De invoermodus voor tekst wordt geactiveerd wanneer u namen opgeeft.
Beschikbare tekens
U kunt letters, cijfers en symbolen invoeren.
Gebruik de toetsen in deze modus als volgt:
Teken invoeren
Druk herhaaldelijk op een cijfertoets totdat het gewenste teken wordt weergegeven.
Wanneer u twee tekens achter elkaar invoert waarvoor u dezelfde cijfertoets gebruikt, drukt u na het
invoeren van het eerste teken op [ ].
Spatie invoegen
Plaats de cursor op de plaats waar u een spatie wilt invoegen, druk op [ ] en houd de toets ingedrukt
totdat de spatie is ingevoegd. Als u op de meest rechtse positie een spatie wilt invoegen, drukt u
tweemaal op [ ].
De cursor naar links of rechts verplaatsen
Druk op [ ] om de cursor naar links te verplaatsen en op [ ] om de cursor naar rechts te verplaatsen.
Als u een teken invoert wanneer zich een teken op de cursorpositie bevindt, verschuift het huidige teken
naar rechts.
Teken verwijderen
Plaats de cursor op het teken dat u wilt verwijderen, druk op [ ] en houd de toets vast totdat het teken is
verwijderd.
Alle tekens verwijderen
Druk op [Wissen/Stop].
Wanneer het maximumaantal tekens is ingevoerd, worden tekens die daarna worden ingevoerd, genegeerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
U kunt dit apparaat zodanig instellen dat een gebruikersidentificatie vereist is, wanneer een gebruiker probeert te
kopiëren, faxen of scannen met het bedieningspaneel.
Om deze instelling in te schakelen, moet u het apparaat eerst configureren via de webbrowser.
Verwante onderwerpen
De beperking voor gebruikers inschakelen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken > De beperking voor gebruikers inschakelen
De beperking voor gebruikers inschakelen
Dit gedeelte beschrijft hoe u het apparaat zo kunt instellen dat alleen bevoegde gebruikers met het bedieningspaneel
kunnen kopiëren, faxen of scannen.
Met de webbrowser kunt u functies selecteren waarvoor een wachtwoord nodig is. Vervolgens kunt u gebruikers
registreren die deze functies kunnen gebruiken. U kunt per gebruiker instellen welke functies beschikbaar zijn na
verificatie.
Er kunnen maximaal 20 gebruikers worden geregistreerd.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Beperkte gebruikerfuncties].
Selecteer [Inschakelen] onder "Beperk gebruikersinstellingen" voor de functie die u wilt beperken.
Selecteer [Uitschakelen] voor de functies die u niet wilt beperken.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
De beperking voor gebruikers is ingeschakeld voor de geselecteerd functie. Neem de volgende stappen om
gebruikers te registreren.
Klik op [Gebruikersfunctielijst].
Er verschijnt een lijst van de op dat moment geregistreerde gebruikers.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Selecteer een gebruikervermelding en klik dan op [Bewerken].
Voer een unieke gebruikersnaam in bij [Gebruiker]. U heeft 16 alfanumerieke tekens tot uw beschikking.
Voer een unieke gebruiker-ID in bij [ID]. U heeft 8 cijfers tot uw beschikking.
De gebruiker-ID wordt gebruikt om de gebruikers via het bedieningspaneel te verifiëren, wanneer ze een beperkte
functie proberen te gebruiken.
Selecteer de functies die u beschikbaar wilt maken voor de gebruiker na verificatie.
Functies die niet zijn geselecteerd zijn niet beschikbaar voor gebruikers die via deze gebruiker-ID zijn geverifieerd.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
U dient zowel een gebruikersnaam als een gebruiker-ID in te voeren om een gebruiker aan te melden.
Gebruikersvermeldingen mogen niet dezelfde gebruikersnaam of gebruiker-ID hebben.
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Verwante onderwerpen
Gebruikersvermeldingen wijzigen
Gebruikersvermeldingen verwijderen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken > De beperking voor gebruikers inschakelen > Gebruikersvermeldingen wijzigen
Gebruikersvermeldingen wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u gebruikersvermeldingen kunt wijzigen.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Beperkte gebruikerfuncties].
Klik op [Gebruikersfunctielijst].
Er verschijnt een lijst van de op dat moment geregistreerde gebruikers.
Selecteer de vermelding die u wilt wijzigen en klik op [Bewerken].
Wijzig waar nodig de instellingen.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken > De beperking voor gebruikers inschakelen > Gebruikersvermeldingen verwijderen
Gebruikersvermeldingen verwijderen
In dit gedeelte leest u hoe u gebruikersvermeldingen kunt verwijderen.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Beperkte gebruikerfuncties].
Klik op [Gebruikersfunctielijst].
Er verschijnt een lijst van de op dat moment geregistreerde gebruikers.
Selecteer de vermelding die u wilt verwijderen en klik op [Verwijd.]
Bevestig dat de geselecteerde vermelding de vermelding is die u wilt verwijderen.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Aan de slag > Wanneer er een gebruiker-ID ingevoerd moet worden
Wanneer er een gebruiker-ID ingevoerd moet worden
Als de gebruikersbeperking is ingeschakeld zal het apparaat om een gebruiker-ID vragen wanneer de gebruiker een
beperkte functie probeert te gebruiken door op [Z&W Start] of [Kleur Start] te drukken.
Voer ID in
Bij de volgende functies kan de toegang worden beperkt:
Kopiëren
Faxen verzenden
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Wanneer "Voer ID in" op het scherm verschijnt, moet de gebruiker-ID binnen 30 seconden worden
ingevoerd met de cijfertoetsen. Druk vervolgens op [OK]
Het apparaat annuleert de opdracht als een gebruiker-ID niet binnen 30 seconden wordt ingevoerd.
Als een onjuiste gebruiker-ID wordt ingevoerd, piept de machine en wordt verificatie geweigerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren
Optie-instellingen voor de printer configureren
Als bidirectionele communicatie niet mogelijk is, kunt u de optie-instellingen van de printer configureren in het
printerstuurprogramma.
Verwante onderwerpen
Voorwaarden voor bidirectionele communicatie
Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Voorwaarden voor bidirectionele communicatie
Voorwaarden voor bidirectionele communicatie
Bij bidirectionele communicatie wordt informatie over papierinstellingen automatisch vanuit de printer verzonden.
Met bidirectionele communicatie kunt u de status van de printer vanuit de computer controleren.
Bidirectionele communicatie wordt ondersteund door Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003
R2/2008.
Voor bidirectionele communicatie moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Bij een netwerkverbinding
De printer moet via een standaard TCP/IP-poort zijn aangesloten en de standaardnaam van de poort mag niet
zijn gewijzigd.
Bij een USB-verbinding
De printer moet via een USB-interfacekabel op de USB-poort van de computer zijn aangesloten.
De computer moet bidirectionele communicatie ondersteunen.
In de printereigenschappen moet bidirectionele communicatie zijn geactiveerd.
Het printerstuurprogramma PostScript 3 ondersteunt geen bidirectionele communicatie. U kunt de status van de printer handmatig
bijwerken.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld
Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld
Optie-instellingen configureren wanneer bidirectionele communicatie is uitgeschakeld.
U moet gemachtigd zijn om printers te beheren om de eigenschappen van de printer te kunnen veranderen via de map [Printers]. Meld aan
als Administrator of groepslid van Power Users om deze machtiging te verkrijgen.
Zorg ervoor dat [Ondersteuning in twee richtingen inschakelen] in het tabblad [Poort] van de printereigenschappen is geselecteerd. De
machine kan niet afdrukken als [Ondersteuning in twee richtingen inschakelen] niet is geselecteerd.
Verwante onderwerpen
Windows
Mac OS X
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld > Windows
Windows
Wijs in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers].
Het venster [Printers] wordt geopend.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
Klik op [Eigenschappen] in het menu [Bestand].
Klik op het tabblad [Bureau-accessoires].
Als u het printerstuurprogramma PostScript 3 gebruikt, klikt u op het tabblad [Apparaatinstellingen].
Selecteer in het gedeelte [Opties] de opties die zijn geïnstalleerd en configureer de noodzakelijke
instellingen.
Als de optionele SDRAM-module is geïnstalleerd, geeft u de totale hoeveelheid geheugen op in [Totaal
geheugen:].
Selecteer onder [Instel. Pap.form.] de lade die u wilt gebruiken, selecteer het gewenste papierformaat en
klik op [Bijwerken].
Klik op [OK] om het dialoogvenster voor printereigenschappen te sluiten.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Optie-instellingen voor de printer configureren > Als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld > Mac OS X
Mac OS X
Dubbelklik op het pictogram van de harde schijf op het bureaublad.
Klik op [Programma's] en open vervolgens de map [Hulpprogramma's].
Dubbelklik op [Printerconfiguratie].
Het dialoogvenster [Printerlijst] wordt weergegeven.
Selecteer de machine die u gebruikt en klik op [Toon info].
Het venster [Printerinfo] verschijnt.
Selecteer vanuit het uitklapmenu [Uitbreidingsmogelijkheden] en selecteer vervolgens een gepaste
instelling.
Klik op [Pas wijzigingen toe].
Verlaat het Printerconfiguratie
Als de gewenste optie niet wordt weergegeven, zijn de PPD-bestanden mogelijk niet juist ingesteld. Controleer de naam van het PPD-
bestand in het dialoogvenster om de installatie te voltooien.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen
Printereigenschappen openen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printereigenschappen opent. Zie de Help van het printerstuurprogramma
voor meer informatie over de instellingen.
Verwante onderwerpen
Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten]
Printereigenschappen openen vanuit een toepassing
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten]
Printereigenschappen openen vanuit het venster [Printers en faxapparaten]
Als u de standaardinstellingen van de printer, met inbegrip van de instellingen van de opties, wilt wijzigen, dient u zich aan te melden via
een account met beheerdersrechten. Beheerders en leden van PowerUser-groepen hebben deze rechten automatisch.
U kunt niet voor elke gebruiker de standaardinstellingen van de printer wijzigen. De instellingen die u in het dialoogvenster voor
printereigenschappen configureert, zijn van toepassing op alle gebruikers. Procedures en schermen kunnen variëren, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Het venster [Printers en faxapparaten] wordt geopend.
Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken.
Klik op [Eigenschappen] in het menu [Bestand].
Het dialoogvenster voor printereigenschappen wordt geopend.
De instellingen die u hier configureert, worden gebruikt als standaardinstellingen voor alle toepassingen.
Configureer geen instelling voor [Toewijzing van formaat aan papierlade].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit een toepassing
Printereigenschappen openen vanuit een toepassing
Verwante onderwerpen
Windows
Mac OS X
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit een toepassing > Windows
Windows
U kunt de printereigenschappen voor een specifieke toepassing configureren.
Als u printerinstellingen voor een specifieke toepassing wilt configureren, opent u het dialoogvenster
[Voorkeursinstellingen] in die toepassing.
In de volgende procedure wordt uiteengezet hoe u instellingen kunt configureren voor het programma WordPad in
Windows XP.
Klik op [Afdrukken...] in het menu [Bestand].
Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt geopend.
Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren] en klik daarna op
[Voorkeursinstellingen].
De procedure waarmee u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] opent, kan afhankelijk van de toepassing verschillen. Raadpleeg
voor meer informatie de handleidingen van de toepassing.
De instellingen die u in de bovenstaande procedure configureert, gelden alleen voor de huidige toepassing.
Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die in het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing worden weergegeven.
De instellingen die u hier configureert, worden gebruikt als standaardwaarden bij het afdrukken vanuit die toepassing.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Printereigenschappen openen > Printereigenschappen openen vanuit een toepassing > Mac OS X
Mac OS X
Open het bestand dat u wilt afdrukken.
Klik op [Druk af] in het menu [Archief].
Selecteer in de lijst [Selecteer printer] de printer die u wilt gebruiken en configureer deze naar wens.
Wanneer u de printer hebt geconfigureerd, klikt u op [OK].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus
Basisinstructies voor het werken in de printermodus
In de volgende procedure worden de belangrijkste afdrukfuncties uiteengezet.
Open het dialoogvenster met printereigenschappen in de toepassing waarin u het document maakt.
Stel de afdrukopties naar wens in en klik op [OK].
Het dialoogvenster met printereigenschappen wordt gesloten.
Klik op [OK].
Indien lade 2 geïnstalleerd is, kunt u lade 1 of 2 selecteren als de voorkeurslade met behulp van de instelling [Ladevoorkeur] onder
[PDL-instellingen].
Als het papier vastloopt, stopt het afdrukken nadat de huidige pagina is afgedrukt. Nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd,
begint het afdrukken automatisch opnieuw bij de vastgelopen pagina.
Zie Printereigenschappen openen vanuit een toepassing voor meer informatie over het openen van de printereigenschappen.
Zie PDL-instellingen voor meer informatie over de [Ladevoorkeur].
Zie Papierstoringen verhelpen voor meer informatie over de manier waarop u vastgelopen papier kunt verwijderen.
Verwante onderwerpen
Verkeerd papier
Een afdruktaak annuleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Verkeerd papier
Verkeerd papier
Als het formaat of het type papier niet overeenkomt met de instellingen van de afdruktaak, geeft het apparaat een
foutmelding weer. U kunt deze fout op twee manieren oplossen:
Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier
Gebruik de functie voor paginadoorvoer om de fout te negeren en af te drukken op het verkeerde papier.
De afdruktaak opnieuw instellen
Annuleer het afdrukken.
Als de instelling [Autom. doorg.] onder [Apparaatinstellingen] is ingeschakeld, negeert het apparaat de instellingen voor het
papierformaat en -type, en drukt het af op het papier dat is geplaatst. Het afdrukken stopt tijdelijk wanneer de fout wordt ontdekt,
maar wordt na tien seconden automatisch hervat.
Zie Apparaatinstellingen voor meer informatie over [Autom. doorg.]
Verwante onderwerpen
Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier
De afdruktaak opnieuw instellen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Verkeerd papier > Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier
Doorgaan met afdrukken op verkeerd papier
Druk op [Z&W Start] of [Kleur Start] als de foutmelding wordt weergegeven.
Het afdrukken wordt hervat op het papier dat is geplaatst.
Als het papier te klein is voor de afdruktaak, wordt het afgedrukte beeld bijgesneden.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Verkeerd papier > De afdruktaak opnieuw instellen
De afdruktaak opnieuw instellen
Druk op [Wissen/Stop] als de foutmelding wordt weergegeven.
Het afdrukken wordt geannuleerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak annuleren
U kunt afdruktaken annuleren vanaf het bedieningspaneel of vanuit uw computer, afhankelijk van de status van de
taak.
Verwante onderwerpen
Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart
Een afdruktaak tijdens het afdrukken annuleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Een afdruktaak annuleren > Een afdruktaak annuleren voordat
het afdrukken is gestart
Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart
Annuleer de afdruktaak vanuit de computer.
Windows
Dubbelklik op het pictogram van de printer op de taakbalk van uw computer.
Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren, klik op het menu [Document] en klik daarna op
[Annuleren].
Mac OS X
Start Afdrukbeheer.
Selecteer de naam van de taak die u wilt annuleren.
Klik op het pauzepictogram en daarna op het prullenbakpictogram.
Pas op dat u geen afdruktaak van een andere gebruiker annuleert als de printer door meerdere computers wordt gedeeld.
Als u een afdruktaak annuleert die al is verwerkt, kunnen er nog enkele pagina's worden afgedrukt voordat de taak is geannuleerd.
Als u een beveiligde afdruktaak annuleert, kan het zijn dat het apparaat al een paar pagina's van de afdruktaak heeft opgeslagen als een
beveiligd afdrukbestand. U kunt het bedieningspaneel gebruiken om het beveiligde afdrukbestand te verwijderen wanneer dit gebeurt.
Het annuleren van een grote afdruktaak kan enige tijd in beslag nemen.
Zie Een beveiligd afdrukbestand verwijderen voor meer informatie over het verwijderen van een beveiligd afdrukbestand.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Basisinstructies voor het werken in de printermodus > Een afdruktaak annuleren > Een afdruktaak tijdens het
afdrukken annuleren
Een afdruktaak tijdens het afdrukken annuleren
De afdruktaak annuleren met het bedieningspaneel.
Druk op [Wissen/Stop].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken
Vertrouwelijke documenten afdrukken
Als u de functie Beveiligde afdruk gebruikt, kunt u uw afdruktaak beveiligen met een wachtwoord. Dit betekent dat
uw afdruktak pas wordt afgedrukt nadat u het wachtwoord heeft ingevoerd op het bedieningspaneel van het apparaat.
Met deze functie kan worden voorkomen dat gebruikers vertrouwelijke documenten bij de printer kunnen zien.
Deze functie is alleen beschikbaar bij het gebruik van het printerstuurprogramma PCL, waarbij er wordt afgedrukt vanaf een
Windowscomputer.
Verwante onderwerpen
Een beveiligd afdrukbestand opslaan
Een beveiligd afdrukbestand afdrukken
Een beveiligd afdrukbestand verwijderen
Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Een beveiligd afdrukbestand opslaan
Een beveiligd afdrukbestand opslaan
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een beveiligd afdrukbestand in het apparaat kunt opslaan met het
printerstuurprogramma.
Open op uw computer het bestand dat u wilt afdrukken.
Open de eigenschappen van het printerstuurprogramma.
Klik op het tabblad [Setup] en selecteer vervolgens [Beveiligde afdruk].
De tekstvelden [Wachtwoord:] en [Gebruiker-ID:] worden beschikbaar.
Het [Gebruiker-ID:] tekstveld bevat de gebruikersnaam van uw computeraccount of de gebruiker-ID die u bij de
vorige beveiligde afdruktaak heeft gebruikt.
Voer het wachtwoord (4 tot 8 cijfers) en de gebruiker-ID (maximaal 9 alfanumerieke tekens) in, en klik
op [OK].
De gebruiker-ID wordt gebruikt om uw beveiligde afdrukbestand vast te stellen via het bedieningspaneel van het
apparaat.
Een afdrukopdracht uitvoeren.
De afdruktaak wordt opgeslagen in het apparaat als een beveiligd afdrukbestand. U kunt het bestand afdrukken door
het wachtwoord in te voeren op het bedieningspaneel.
Het beveiligde afdrukbestand wordt automatisch uit het geheugen van het apparaat gewist wanneer het werd afdrukt, of wanneer het
apparaat werd uitgeschakeld.
Het apparaat kan maximaal 5 taken of 5 MB aan beveiligde afdrukinformatie tegelijk opslaan.
Zelfs als het apparaat geen beveiligde afdrukbestanden meer kan opslaan, houdt het apparaat nieuwe beveiligde afdrukbestanden vast
gedurende de tijd die werd ingesteld bij [Beveiligde afdr.] onder [Apparaatinstellingen], voordat het de afdruktaak annuleert. Binnen
deze tijd kunt u het nieuwe beveiligde afdrukbestand afdrukken of verwijderen. U kunt een bestaand beveiligd afdrukbestand ook
afdrukken of wissen, zodat er een nieuw beveiligd afdrukbestand kan worden opgeslagen in het apparaat.
Wanneer een beveiligde afdruktaak werd geannuleerd, legt het apparaat deze annulering automatisch vast in een logboek. U kunt dit
logboek gebruiken om vast te stellen welke beveiligde afdruktaken werden geannuleerd.
Zie Apparaatinstellingen voor meer informatie over [Beveiligde afdr.].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Een beveiligd afdrukbestand afdrukken
Een beveiligd afdrukbestand afdrukken
Wanneer er een beveiligd afdrukbestand is opgeslagen op het apparaat, verschijnt “Beveiligde afdruk in wacht! Ga
naar Gebruikersinstellingen om te verwerken” op het display van het bedieningspaneel van het apparaat.
Beveiligde afdru
Ga naar Gebruike
Volg de volgende procedure om een beveiligd afdrukbestand te openen en af te drukken.
Druk op [Gebruikersinstellingen] als het bericht Beveiligde afdruk wordt weergegeven.
Het beginscherm verschijnt.
Druk nog een keer op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op de toetsen [ ][ ] om [Beveiligde afdr.] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK].
Druk op de toetsen [ ][ ] om het bestand dat u wilt afdrukken te selecteren en druk vervolgens op de
toets [OK].
Beveiligde afdr.
HH:MM UserID
"HH:MM" is het tijdstip waarop het beveiligde afdrukbestand werd opgeslagen en "UserID" is de bij het gebruik
van het printerstuurprogramma ingevoerde gebruiker-ID.
Druk op de toetsen [ ][ ] om [Afdruktaken] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK].
Voer met de cijfertoetsen het wachtwoord in en druk op [OK].
Het beveiligde afdrukbestand wordt afgedrukt.
Met de volgende toetsen kunt u de opdracht annuleren:
[ ]: hiermee annuleert u de opdracht en gaat u terug naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: : hiermee annuleert u de opdracht en keert u terug naar het beginscherm.
U kunt een beveiligd afdrukbestand niet afdrukken, als het apparaat op dat moment al aan het afdrukken is. Het apparaat geeft een
piepsignaal als u het toch probeert.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Tijdens het invoeren van een wachtwoord via het bedieningspaneel, kan het apparaat niet met andere afdruktaken beginnen.
Het beveiligde afdrukbestand wordt automatisch uit het geheugen van het apparaat gewist wanneer het werd afdrukt, of wanneer het
apparaat werd uitgeschakeld.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Een beveiligd afdrukbestand verwijderen
Een beveiligd afdrukbestand verwijderen
Wanneer er een beveiligd afdrukbestand is opgeslagen op het apparaat, verschijnt “Beveiligde afdruk in wacht! Ga
naar Gebruikersinstellingen om te verwerken” op het display van het bedieningspaneel van het apparaat.
Beveiligde afdru
Ga naar Gebruike
Volg de volgende procedure om een beveiligd afdrukbestand te verwijderen. U hoeft geen wachtwoord in te voeren
om een beveiligd afdrukbestand te verwijderen.
Druk op [Gebruikersinstellingen] als het bericht Beveiligde afdruk wordt weergegeven.
Het beginscherm verschijnt.
Druk nog een keer op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op de toetsen [ ][ ] om [Beveiligde afdr.] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK].
Druk op de toetsen [ ][ ] om het bestand dat u wilt verwijderen te selecteren en druk vervolgens op de
toets [OK].
Beveiligde afdr.
HH:MM UserID
"HH:MM" is het tijdstip waarop het beveiligde afdrukbestand werd opgeslagen en "UserID" is de bij het gebruik
van het printerstuurprogramma ingevoerde gebruiker-ID.
Druk op de toetsen [ ][ ] om [Taak verwijderen] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK].
Druk op [ ][ ] om [Uitvoeren] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Het beveiligde afdrukbestand wordt verwijderd.
Als er nog beveiligde afdrukken / logboeken aanwezig zijn in het apparaat, keert het display terug naar de lijst van
de beveiligde afdrukken / logboeken. Als er geen meer aanwezig zijn, keert het display terug naar het beginscherm.
Met de volgende toetsen kunt u de opdracht annuleren:
[ ]: hiermee annuleert u de opdracht en gaat u terug naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de opdracht en keert u terug naar het beginscherm.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Vertrouwelijke documenten afdrukken > Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd
Nagaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd
Wanneer een beveiligde afdruktaak werd geannuleerd, legt het apparaat deze annulering automatisch vast in een
logboek. Als het apparaat een annuleringslogboek heeft aangemaakt, verschijnt “Beveiligde afdruk verwijderd! Ga
naar Gebruikersinstellingen om te verwerken” op het display van het bedieningspaneel.
Beveiligde afdru
Ga naar Gebruike
Volg de volgende procedure om na te gaan welke beveiligde afdrukbestanden werden geannuleerd.
Druk op [Gebruikersinstellingen] als het bericht Beveiligde afdruk wordt weergegeven.
Het beginscherm verschijnt.
Druk nog een keer op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op de toetsen [ ][ ] om [Beveiligde afdr.] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK].
Druk op de toetsen [ ][ ] om het bestand te vinden waarvan de naam met een "!" begint.
Het teken "!" geeft aan dat de taak werd geannuleerd.
Beveiligde afdr.
!HH:MM UserID
"HH:MM" is het tijdstip waarop het beveiligde afdrukbestand werd opgeslagen en "UserID" is de bij het gebruik
van het printerstuurprogramma ingevoerde gebruiker-ID.
Om een vermelding in het logboek te verwijderen, neemt u de volgende stappen.
Druk op [OK].
Ga na of de logboekvermelding die u wilt wissen is geselecteerd en druk vervolgens op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Uitvoeren] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
De logboekvermelding wordt verwijderd.
Als er nog logboekvermeldingen van beveiligde afdrukken / bestanden aanwezig zijn in het apparaat, keert het
display terug naar de lijst van logboekvermeldingen van beveiligde afdrukken / bestanden. Als er geen meer
aanwezig zijn, keert het display terug naar het beginscherm.
Met de volgende toetsen kunt u de opdracht annuleren:
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
[ ]: hiermee annuleert u de opdracht en gaat u terug naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de opdracht en keert u terug naar het beginscherm.
Het apparaat houdt een logboek bij van de 10 laatste geannuleerde afdruktaken. Als een beveiligd afdrukbestand wordt geannuleerd en
het logboek van het apparaat is vol, wordt de oudste vermelding in het logboek automatisch verwijderd.
Het bericht “Beveiligde afdruk verwijderd! Ga naar Gebruikersinstellingen om te verwerken” verdwijnt wanneer alle
logboekvermeldingen zijn gewist.
Het het logboek wordt verwijderd wanneer de machine wordt uitgeschakeld.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Werken met de verschillende afdrukfuncties
Werken met de verschillende afdrukfuncties
In dit gedeelte worden diverse afdrukfuncties beschreven die u kunt gebruiken om afdrukken te maken die aan uw
doel beantwoorden. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de onderstaande functies.
Het is mogelijk dat bepaalde functies niet beschikbaar zijn, afhankelijk van het printerstuurprogramma dat u gebruikt.
Verwante onderwerpen
Functies voor afdrukkwaliteit
Uitvoerfuncties
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Werken met de verschillende afdrukfuncties > Functies voor afdrukkwaliteit
Functies voor afdrukkwaliteit
U kunt de afdrukkwaliteit en de kleurtoon aanpassen aan de gegevens die u wilt afdrukken. Enkele instellingen voor
afdrukkwaliteit die u kunt configureren, worden hieronder beschreven. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van
het printerstuurprogramma.
Gekleurde documenten afdrukken in zwart-wit
Afdrukken in zwart-wit gaat sneller dan in kleur, dus dit is efficiënter voor documenten die niet in kleur hoeven
worden afgedrukt. Bovendien is het zwart bij afdrukken in zwart-wit meer uitgesproken dan bij het afdrukken
in kleur.
Minder kleurtoner gebruiken bij het afdrukken
U kunt bij het afdrukken van grafische en gewone afbeeldingen op toner besparen door minder dan de gangbare
hoeveelheid toner te gebruiken. De tekst wordt afgedrukt zoals gewoonlijk, zodat deze duidelijk en
gemakkelijk te lezen is.
U kunt deze functie niet gebruiken in combinatie met Mac OS X.
De afdrukmethode voor afbeeldingen wijzigen
U kunt bij het afdrukken prioriteit geven aan de kwaliteit of aan de snelheid. Hoe hoger de resolutie is, des te
langer het duurt om de afbeelding af te drukken.
Het ditherpatroon wijzigen
Een ditherpatroon is een patroon van punten dat wordt gebruikt om een kleur of een tint van een afbeelding na
te bootsen. Als u het patroon wijzigt, worden ook de kenmerken van de afbeelding gewijzigd. U kunt een
patroon kiezen dat geschikt is voor de afbeelding die u wilt afdrukken.
Het kleurprofielpatroon wijzigen
U kunt een kleurprofielpatroon selecteren om de kleurtonen aan te passen aan de kleuren die op het
computerscherm worden weergegeven.
Kleuren op het computerscherm worden opgebouwd uit de drie RGB-kleuren, terwijl de kleuren bij het
afdrukken worden samengesteld uit de vier CMYK-kleuren. Tijdens het afdrukproces moeten de kleuren
daarom worden omgezet. Als deze aanpassing niet plaatsvindt, kunnen op papier afgedrukte afbeeldingen er
dan ook anders uitzien dan op de computer.
Afbeeldingen in grijstinten afdrukken met behulp van zwart of CMYK
U kunt de zwarte of grijze delen van een afbeelding afdrukken met alleen zwarte toner, in plaats van alle
CMYK-toners te gebruiken. In vergelijking met het zwart dat met CMYK-toner wordt afgedrukt, is dit zwart
gelijkmatiger en zuiverder.
Werken met ICM (Image Color Matching)
Met de ICM-functie van Windows kunt u kleuren reproduceren die op het computerscherm vrijwel gelijk zijn
aan de kleuren van de afdruk.
U kunt deze functie alleen gebruiken als u het kleurprofiel aan de printer hebt toegevoegd. U vindt het
kleurprofiel in de ICM-map op de meegeleverde cd-rom. Als u meer informatie wilt over het toevoegen van
een kleurprofiel, zoekt u in de Help van Windows naar “kleurprofiel” en vervolgens naar het gewenste
onderwerp.
U kunt deze functie niet gebruiken in combinatie met Mac OS X.
De methode wijzigen voor het downloaden van TrueType-lettertypen naar het apparaat
Wanneer u documenten afdrukt die tekens in TrueType-lettertypen bevatten, kunnen deze tekens verkeerd of
vervormd worden afgedrukt. U kunt dit probleem oplossen door de methode te wijzigen voor het downloaden
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
van TrueType-lettertypen naar het apparaat. U kunt bepalen of u TrueType-lettertypen wilt downloaden als
TrueType-lettertypen, bitmaps of grafische afbeeldingen.
Als u een afdruk in kleur onder Mac OS X uitvoert, worden de zwarte en grijze delen afgedrukt met alle CMYK-kleuren. Als u de grijze
delen wilt afdrukken met alleen de zwarte toner, gebruik dan de zwart-witmodus om het document af te drukken.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De printerfunctie gebruiken > Werken met de verschillende afdrukfuncties > Uitvoerfuncties
Uitvoerfuncties
U kunt de gewenste vorm opgeven waarin de afdrukken worden uitgevoerd. In dit gedeelte worden beknopt enkele
instellingen beschreven die u kunt opgeven. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
Meerdere sets van een document afdrukken
U kunt meerdere sets van hetzelfde document afdrukken.
De uitvoer ordenen in batches
U kunt met één set tegelijk complete sets afdrukken van een document met meerdere pagina's (pag. 1, pag. 2,
pag. 1, pag. 2 enz.). Als u deze functie niet gebruikt bij het afdrukken van meerdere sets, worden de afdrukken
uitgevoerd in paginabatches (pag 1, pag 1, pag 2, pag 2...). Deze functie is handig als u bijvoorbeeld
presentatiemateriaal afdrukt.
De afdrukstand wijzigen of de afbeelding draaien
U kunt de afdrukstand van een afbeelding wijzigen in staand of liggend. Ook kunt u de afbeelding 180 graden
draaien. Met deze functie kunt u voorkomen dat een afbeelding ondersteboven wordt afgedrukt op papier met
een vaste boven- en onderkant, zoals papier met een briefhoofd.
Meerdere pagina's per vel afdrukken
U kunt op één vel papier meerdere pagina's afdrukken.
Wanneer u deze functie gebruikt, wordt automatisch een geschikte vergroting of verkleining geselecteerd op
grond van het papierformaat en het aantal pagina's dat op elk vel moet passen.
Dubbelzijdig afdrukken (in duplex afdrukken)
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Tot de beschikbare inbindmethodes behoort ook een brochure.
Bij Mac OS X is het binden van pagina's niet mogelijk.
Het document verkleinen of vergroten
U kunt documenten met een specifieke ratio verkleinen of vergroten, en wel van 25% tot en met 400%, in
stappen van 1%. Bovendien kunt u documenten automatisch verkleinen of vergroten zodat ze op een bepaald
papierformaat passen. Deze functie is bijvoorbeeld handig bij het afdrukken van webpagina's.
Als u de optie [Grote papierform activeren] hebt geselecteerd, kunnen documenten in het formaat A3/11” × 17”/
B4/8K worden geschaald naar een formaat dat het apparaat ondersteunt, waardoor ze kunnen worden afgedrukt.
Bij Mac OS X kunt u de functie [Grote papierform activeren] niet gebruiken.
Afdrukken met een voorblad
U kunt een voorblad toevoegen aan de afdruktaak.
U kunt het voorblad leeg laten of de eerste pagina van het document op het voorblad afdrukken. Als u een
voorblad invoegt in een afdruktaak met dubbelzijdig afdrukken, kunt u ook op de achterzijde van het voorblad
afdrukken.
U kunt voor het voorblad hetzelfde papier of ander papier gebruiken als voor de resterende pagina's.
Afdrukken op papier met een aangepast formaat
U kunt afdrukken op papier met een afwijkend formaat door het formaat van het papier op te geven als
aangepast formaat.
Afbeeldingen of tekst over afdrukken heen weergeven (watermerk)
U kunt watermerkafbeeldingen of -tekst op afdrukken weergeven. Er zijn verschillende vooraf gedefinieerde
watermerken voorhanden. U kunt ook zelf watermerken maken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Het scherm in de kopieermodus
Het scherm in de kopieermodus
In dit gedeelte vindt u informatie over het scherm wanneer het apparaat in de kopieermodus staat.
Als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt automatisch het kopieerscherm weergegeven. Als het scanner- of het
faxscherm op het display wordt weergegeven, drukt u op [Kopie] op het bedieningspaneel om over te schakelen naar
het kopieerscherm.
Scherm in stand-bymodus
Gereed A4
100% Gemengd 01
Eerste regel:
Hier vindt u de huidige status van het apparaat en het huidige papierformaat.
Tweede regel:
Hier vindt u de huidige ratio van vergroting of verkleining, de kopieerkwaliteit en het aantal kopieën.
U kunt de opstartmodus opgeven bij de instelling [Standaardmodus] onder [Beheerdersinstellingen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over de [Standaardmodus].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Belangrijkste functies in de kopieermodus
Belangrijkste functies in de kopieermodus
In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor het maken van fotokopieën.
Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u twee originelen tegelijk plaatst.
Druk op [Kopie].
Plaats het origineel op de belichtingsplaat of in de ADF.
Configureer zo nodig geavanceerde kopieerinstellingen.
Als u meerdere exemplaren wilt maken, geeft u het aantal kopieën op met de cijfertoetsen.
Druk op [Z&W Start] of op [Kleur Start].
Druk op [Z&W Start] als u kopieën in zwart-wit wilt maken.
Druk op [Kleur Start] als u kopieën in kleur wilt maken.
U kunt maximaal 99 kopieën maken.
U kunt via [Papier selecteren] onder de kopieerinstellingen het papierformaat selecteren dat wordt gebruikt bij het printen.
Wanneer u meerdere kopieën maakt van een document met meerdere pagina's, kunt u bij de instelling [Sorteren] onder
Kopieerinstellingen bepalen of de kopieën worden uitgevoerd in geordende sets of in paginabatches.
Als het papier vastloopt, stopt het afdrukken nadat de huidige pagina is afgedrukt. Nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd,
begint het afdrukken automatisch opnieuw bij de vastgelopen pagina.
Als in de ADF een scanstoring optreedt, wordt het kopiëren onmiddellijk geannuleerd. In dat geval begint het kopiëren van de
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
originelen opnieuw bij de pagina waar de storing optrad.
Zie Originelen plaatsen voor informatie over het plaatsen van het origineel.
Zie Vergrote of verkleinde kopieën maken , Meerdere pagina's combineren , Dubbelzijdige kopieën maken en Scaninstellingen
opgeven voor informatie over de geavanceerde kopieerinstellingen.
Zie Kopieerinstellingen voor meer informatie over [Papier selecteren] of [Sorteren].
Zie Papierstoringen verhelpen of Papierstoringen bij het scannen verhelpen voor meer informatie over het verwijderen van
vastgelopen papier.
Verwante onderwerpen
Een kopieertaak annuleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Belangrijkste functies in de kopieermodus > Een kopieertaak annuleren
Een kopieertaak annuleren
Volg de aanwijzingen hieronder om de kopieertaak te annuleren.
Tijdens het scannen van het origineel
Als het kopieerproces wordt geannuleerd terwijl het apparaat bezig is met scannen van het origineel, wordt het
kopieerproces onmiddellijk geannuleerd en wordt er niets afgedrukt.
Wanneer het origineel in de ADF is geplaatst, stopt het scannen nadat de huidige pagina is ingevoerd.
Tijdens het afdrukken
Als het kopieerproces wordt geannuleerd tijdens het afdrukken, wordt het kopieerproces geannuleerd nadat de
huidige pagina is afgedrukt.
Druk op [Kopie].
Druk op [Wissen/Stop].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Vergrote of verkleinde kopieën maken
Vergrote of verkleinde kopieën maken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verkleinings- of vergrotingsratio voor de huidige taak kunt opgeven.
Schalen
Er zijn twee manieren om de schaalratio in te stellen: een vooraf ingestelde ratio gebruiken of handmatig een
aangepaste ratio opgeven.
Vooraf ingestelde ratio
50%, 65%, 78%, 93%, 129%, 155%, 200%, 400%
50%, 71%, 82%, 93%, 122%, 141%, 200%, 400%
Aangepaste ratio
25% tot en met 400%, in stappen van 1%.
Volg deze aanwijzingen om de verkleinings- of vergrotingsratio voor de huidige taak op te geven.
Druk op [Verkleinen/vergroten].
Druk op [Verkleinen/vergroten] of op [ ][ ] om de gewenste ratio te selecteren en druk daarna op [OK].
Als u [Aangepast 25-400%] hebt geselecteerd, geeft u de ratio op met de cijfertoetsen en drukt u daarna
op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren
[ ]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Verkleinen/vergroten]onder Kopieerinstellingen wijzigen zodat kopieën altijd met
dezelfde ratio worden gemaakt.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Kopieerinstellingen voor meer informatie over [Verkleinen/vergroten].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Meerdere pagina's combineren
Meerdere pagina's combineren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt instellen om meerdere pagina's van een origineel op één vel
af te drukken.
Er zijn twee manieren om meerdere pagina's te combineren: kopieermodus 2-in-1 of 4-in-1 en kopie identiteitsbewijs
Kopieermodus 2-in-1 of 4-in-1
U kunt twee of vier pagina's van het origineel kopiëren op één vel papier.
Kopie identiteitsbewijs
U kunt de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander klein document) op één zijde van een vel
papier kopiëren.
Verwante onderwerpen
Twee of vier pagina's op één vel kopiëren
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Meerdere pagina's combineren > Twee of vier pagina's op één vel kopiëren
Twee of vier pagina's op één vel kopiëren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de kopieermodi 2-in-1 of 4-in-1 in kunt stellen voor de huidige taak.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat
ligt.
Om deze functie te gebruiken moet het bij het printen gebruikte papierformaat worden ingesteld op A4, Letter of Legal.
2-in-1-modus
U kunt twee pagina's van het origineel kopiëren op één vel papier. Afhankelijk van de stand van het origineel,
kunt u voor de afdruk de volgende standen kiezen:
Staand
Liggend
De schaal wordt vooraf ingesteld in overeenstemming met het papierformaat: 71% voor A4-formaat, 65% voor
Letter-formaat en 60% voor Legal-formaat.
4-in-1-modus
U kunt vier pagina's van een origineel kopiëren op één vel papier. Afhankelijk van de stand van het origineel,
kunt u voor de afdruk de volgende standen kiezen:
Rij staand
Kolom staand
Rij liggend
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Kolom liggend
De schaal is vooraf ingesteld op 50%, ongeacht het papierformaat van de uitvoer.
Ga als het volgt te werk om de kopieermodus 2-in-1/4-in-1 in te stellen voor de huidige afdruktaak.
Druk op [Verkleinen/vergroten].
Druk op [Verkleinen/vergroten] of op [ ][ ] om [2in1] of [4in1] te selecteren en druk daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om het gewenste papierformaat voor de uitvoer te selecteren en druk op [OK].
Als u [2in1] hebt geselecteerd, kies dan [Staand] of [Liggend].
Als u [4in1] hebt geselecteerd, kies dan [Rij staand], [Kolom staand], [Rij liggend] of [Kolom liggend].
Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren
[ ]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van de machine voor [Verkleinen/vergroten] onder Kopieerinstellingen wijzigen zodat altijd kopieën in de
2-in-1- of 4-in-1-modus worden gemaakt.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Kopieerinstellingen voor meer informatie over [Verkleinen/vergroten].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Meerdere pagina's combineren > Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander klein document)
op één zijde van een vel papier kunt kopiëren.
Wanneer u op A4-papier kopieert, kunt u documenten kopiëren die kleiner zijn dan A5-formaat. Op dezelfde manier
kunt u op Letter-papier documenten kopiëren die kleiner zijn dan Half Letter-formaat.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel op de glasplaat ligt en niet in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst.
Om deze functie te gebruiken moet het bij het printen gebruikte papierformaat worden ingesteld op A4 of Letter.
Ga, om deze functie te gebruiken, eerst naar de kopieermodus identiteitsbewijs voor de huidige afdruktaak en voer
vervolgens de kopie van het identiteitsbewijs uit.
Druk op [Verkleinen/vergroten].
Druk op [Verkleinen/vergroten] of op [ ][ ] om [Kopie ID-bew.] te selecteren en druk vervolgens op
[OK].
Het apparaat staat nu in de kopieermodus identiteitsbewijs. Voer de volgende stappen uit om een identiteitsbewijs
te kopiëren.
Plaats het origineel met de te kopiëren zijde omlaag en met de bovenkant tegen de achterzijde van het
apparaat op de glasplaat.
Plaats het origineel in het midden van het scangebied voor A5/Half Letter.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Druk op [Z&W Start] of op [Kleur Start].
Er verschijnt een bericht op het display dat u het origineel met de achterzijde naar het beneden op de glasplaat moet
leggen.
Plaats binnen 30 seconden het origineel met de achterzijde naar beneden en met de bovenkant tegen de
achterzijde van het apparaat op de glasplaat. Druk vervolgens nogmaals op [Z&W Start] of [Kleur Start].
Gebruik voor beide zijden dezelfde modus (kleur of zwart-wit).
Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren
[ ]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm.
Als u de achterzijde niet binnen 30 seconden na het kopiëren van de voorzijde kopieert, wordt de afdruktaak geannuleerd.
Ongeacht de ratio-instellingen voor verkleinen of vergroten, wordt een identiteitsbewijskopie altijd op 100% gemaakt.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Verkleinen/vergroten] wijzigen zodat altijd fotokopieën in de kopieermodus
identiteitskaart worden gemaakt.
Bij het instellen van deze functie voor de huidige afdruktaak wordt de instelling [Kopie Duplex] automatisch tijdelijk uitgeschakeld.
Nadat de tijdelijke taakinstelling wordt gewist, zal de functie kopie duplex echter automatisch opnieuw worden ingeschakeld.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Zie Kopieerinstellingen voor meer informatie over [Verkleinen/vergroten].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Dubbelzijdige kopieën maken
Dubbelzijdige kopieën maken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u dubbelzijdige kopieën kunt maken door enkelzijdige documenten op zowel de
voor- als de achterkant van het papier te kopiëren.
U kunt deze functie alleen gebruiken als het origineel in de automatische documentinvoer (ADF) is geplaatst, niet als dit op de glasplaat
ligt.
Papier moet worden ingevoerd via lade 1 of lade 2 en niet via de handinvoer.
Het papierformaat moet A4, B5, Letter, Legal of Executive zijn.
Het papiertype moet dun, normaal, gerecycled, kleur, voorgedrukt of voorgeperforeerd zijn.
Er zijn twee kopieerstanden mogelijk:
Boven naar Boven
Staand
Liggend
Boven naar Onder
Staand
Liggend
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Volg deze aanwijzingen om het apparaat in stellen op het maken van dubbelzijdige kopieën.
Druk op [Kopie].
Druk op een menutoets.
Druk op [ ][ ] om [Kopie Duplex] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Druk op de toetsen [ ][ ] om de stand van de kopie te veranderen in [Boven/Boven] of [Boven/Onder]
en druk vervolgens op de toets [OK].
Druk op de toetsen [ ][ ] om de stand van het origineel te veranderen in [Staand] of [Liggend] en druk
vervolgens op de toets [OK].
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
"Duplex" verschijnt op het scherm om aan te geven dat het apparaat nu in de duplexmodus staat.
Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren
[ ]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm.
Na het instellen van deze functie worden alle volgende kopieën dubbelzijdig, tenzij u de instelling annuleert door [Uit] te selecteren
voor [Kopie Duplex].
Het instellen van deze functie schakelt de instelling [Kopie ID-bew.] automatisch uit.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Scaninstellingen opgeven
Scaninstellingen opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de dichtheid en de kwaliteit van het beeld kunt instellen voor de huidige taak.
Verwante onderwerpen
De dichtheid van het beeld aanpassen
Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Scaninstellingen opgeven > De dichtheid van het beeld aanpassen
De dichtheid van het beeld aanpassen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beelddichtheid kunt aanpassen voor de huidige afdruktaak.
Er zijn vijf dichtheidsniveaus. Hoe hoger het dichtheidsniveau, des te donkerder de afdruk.
Druk op [Dichtheid].
Druk op [Dichtheid] of op [ ][ ] om het gewenste dichtheidsniveau te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ] of op [Wissen/Stop] om de huidige wijziging ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Dichtheid] wijzigen zodat altijd kopieën met een bepaald dichtheidsniveau worden
gemaakt.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Kopieerinstellingen voor meer informatie over [Dichtheid].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De kopieerfunctie gebruiken > Scaninstellingen opgeven > Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel
Het type document selecteren in overeenstemming met het origineel
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het beste type document kunt kiezen voor het origineel dat u gaat scannen.
Er zijn drie typen documenten:
Tekst
Selecteer deze optie als het origineel alleen tekst bevat, en geen foto's of afbeeldingen.
Foto
Kies deze optie als het origineel alleen foto's of afbeeldingen bevat. Gebruik deze modus bij de volgende
soorten origineel:
Foto's
Pagina's die volledig of vrijwel volledig uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals tijdschriftpagina's.
Gemengd
Selecteer deze optie als in het origineel tekst en foto's of afbeeldingen zijn opgenomen.
Druk op [Beeldkwaliteit].
Druk op [Beeldkwaliteit] of op [ ][ ] om het gewenste type document te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ] of op [Wissen/Stop] om de huidige wijziging ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Kwaliteit] wijzigen zodat altijd kopieën met een bepaald documenttype worden
gemaakt.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Kopieerinstellingen voor meer informatie over [Kwaliteit].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Het scherm in de scannermodus
Het scherm in de scannermodus
In dit gedeelte vindt u informatie over het scherm in de scannermodus.
Als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt automatisch het kopieerscherm weergegeven. Als het kopieer- of het
faxscherm op het display wordt weergegeven, drukt u op [Scanner] op het bedieningspaneel om over te schakelen naar
het scannerscherm.
Scherm in stand-bymodus
Gereed
Druk op Adres
De scannermodus kan niet worden gebruikt als startmodus.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scanbestemmingen registreren
Scanbestemmingen registreren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u scanbestemmingen kunt registreren in het adresboek. Als u gescande bestanden
wilt verzenden naar een e-mailadres (Scan to e-mail), FTP-server (Scan to FTP) of naar een gedeelde map op een
netwerkcomputer (Scan to Folder), moet u met behulp van de webbrowser eerst de bestemming opnemen in het
adresboek.
De gegevens in het adresboek kunnen beschadigd raken of onverwacht verloren gaan. De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die
voortvloeit uit een dergelijk verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u regelmatig back-upbestanden maakt van het adresboek.
Afhankelijk van uw netwerkomgeving moeten voor de functies Scan to FTP en Scan to Folder de juiste gebruikersnaam en wachtwoord
zijn ingevuld bij de bestemmingsinformatie. Controleer in deze gevallen na het registreren van de bestemmingen of de gebruikersnaam en
het wachtwoord juist zijn ingevuld door een testdocument aan deze bestemmingen te sturen.
Het adresboek kan maximaal 100 bestemmingen bevatten, waaronder 20 vermeldingen voor snelkiezen.
U kunt bestemmingen die zijn geregistreerd als snelkiesnummer selecteren door op de bijbehorende Eéntoetsknop te
drukken.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Eéntoetsknop] of [Scanbestemming].
Selecteer in de lijst [Nieuwe soort toevoegen] de optie [E-mail], [FTP] of [Map].
Registreer de noodzakelijke informatie.
De informatie die u moet opgeven, is afhankelijk van het type bestemming. Zie de onderstaande tabellen voor meer
informatie.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
Instellingen Scan to e-mail
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Item Instelling Beschrijving
Eéntoetsknop Optioneel Selecteer de bestemming als u deze wilt instellen als snelkiesnummer.
Volledige naam Verplicht Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als
u een scanbestemming opgeeft. Het wachtwoord mag uit maximaal 16
tekens bestaan.
E-mailadres bestemming Verplicht E-mailadres van de bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 64
tekens bestaan.
Afzender Optioneel E-mailadres waaraan een kennisgeving wordt verzonden na de
verzending. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Onderwerp Verplicht Onderwerp van de e-mail. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens
bestaan.
Naam afzender Optioneel
Naam van de afzender. De hier opgegeven naam zal worden
weergegeven onder “Afzender” of een vergelijkbaar veld in het e-
mailprogramma van de ontvanger. Het wachtwoord mag uit maximaal
32 tekens bestaan.
Bestandsopmaak voor kleur/grijs Verplicht Bestandsindeling van het gescande bestand als het in kleur is gescand.
U kunt PDF of JPEG selecteren. PDF ondersteunt documenten met
meerdere pagina's, JPEG niet.
Bestandsopmaak voor zwart-wit Verplicht Bestandsindeling van het gescande bestand als het in zwart-wit is
gescand. U kunt PDF of TIFF selecteren. Beide indelingen
ondersteunen documenten met meerdere pagina's.
Documentformaat Optioneel
Selecteer het scanformaat voor het origineel van A5, B5, A4,
Executive, STMT, Letter, Legal, of aangepast formaat.
Als u aangepast formaat selecteert, selecteer dan [mm] of [inch] en geef
vervolgens de breedte en de lengte op.
Resolutie Optioneel Selecteer de scanresolutie 100x100, 150x150, 200x200, 300x300,
400x400, of 600x600 dpi.
Dichtheid Optioneel Geef de afbeeldingsdichtheid op door op de knoppen links of rechts te
klikken. is het meest licht en het meest donker.
Instellingen Scan to FTP
Item Instelling Beschrijving
Eéntoetsknop Optioneel Selecteer de bestemming als u deze wilt instellen als snelkiesnummer.
Volledige naam Verplicht Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als
u een scanbestemming opgeeft. Het wachtwoord mag uit maximaal 16
tekens bestaan.
Hostnaam of IP-adres Verplicht Naam of IP-adres van de FTP-server. Het wachtwoord mag uit
maximaal 32 tekens bestaan.
Bestandsopmaak voor kleur/grijs Verplicht Bestandsindeling van het gescande bestand als het in kleur is gescand.
U kunt PDF of JPEG selecteren. PDF ondersteunt documenten met
meerdere pagina's, JPEG niet.
Bestandsopmaak voor zwart-wit Verplicht Bestandsindeling van het gescande bestand als het in zwart-wit is
gescand. U kunt PDF of TIFF selecteren. Beide indelingen
ondersteunen documenten met meerdere pagina's.
FTP-gebruikersnaam Optioneel Gebruikersnaam voor aanmelden bij FTP-server. Het wachtwoord mag
uit maximaal 32 tekens bestaan.
Wachtwoord Optioneel Wachtwoord voor aanmelden bij FTP-server. Het wachtwoord mag uit
maximaal 32 tekens bestaan.
Directory Optioneel Naam van de directory op de FTP-server waar gescande bestanden
worden opgeslagen. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens
bestaan.
Afzender Optioneel E-mailadres waaraan een kennisgeving wordt verzonden na de
verzending. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Documentformaat Optioneel
Selecteer het scanformaat voor het origineel van A5, B5, A4,
Executive, STMT, Letter, Legal, of aangepast formaat.
Als u aangepast formaat selecteert, selecteer dan [mm] of [inch] en geef
vervolgens de breedte en de lengte op.
Resolutie Optioneel Selecteer de scanresolutie 100x100, 150x150, 200x200, 300x300,
400x400, of 600x600 dpi.
Dichtheid Optioneel Geef de afbeeldingsdichtheid op door op de knoppen links of rechts te
klikken. is het meest licht en het meest donker.
Instellingen Scan to Folder
Item Instelling Beschrijving
Eéntoetsknop Optioneel Selecteer de bestemming als u deze wilt instellen als snelkiesnummer.
Volledige naam Verplicht Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als
u een scanbestemming opgeeft. Het wachtwoord mag uit maximaal 16
tekens bestaan.
Servicenaam Verplicht
Pad naar de directory waar gescande bestanden worden opgeslagen.
Bestaat uit het IP-adres of de naam van de bestemmingscomputer en de
naam van de gedeelde map. Het wachtwoord mag uit maximaal 32
tekens bestaan.
Domein Optioneel Indien de doelcomputer deel uitmaakt van een Active Directory-
domein, specificeer dan deze domeinnaam. Het wachtwoord mag uit
maximaal 15 tekens bestaan.
Gebruikersnaam Optioneel Gebruikersnaam voor aanmelden bij de bestemmingscomputer. Het
wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Wachtwoord Optioneel Wachtwoord voor aanmelden bij de bestemmingscomputer. Het
wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Directory Optioneel Directory binnen de gedeelde map waarin gescande bestanden worden
opgeslagen. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Bestandsopmaak voor kleur/grijs Verplicht Bestandsindeling van het gescande bestand als het in kleur is gescand.
U kunt PDF of JPEG selecteren. PDF ondersteunt documenten met
meerdere pagina's, JPEG niet.
Bestandsopmaak voor zwart-wit Verplicht Bestandsindeling van het gescande bestand als het in zwart-wit is
gescand. U kunt PDF of TIFF selecteren. Beide indelingen
ondersteunen documenten met meerdere pagina's.
Documentformaat Optioneel
Selecteer het scanformaat voor het origineel van A5, B5, A4,
Executive, STMT, Letter, Legal, of aangepast formaat.
Als u aangepast formaat selecteert, selecteer dan [mm] of [inch] en geef
vervolgens de breedte en de lengte op.
Resolutie Optioneel Selecteer de scanresolutie 100x100, 150x150, 200x200, 300x300,
400x400, of 600x600 dpi.
Dichtheid Optioneel Geef de afbeeldingsdichtheid op door op de knoppen links of rechts te
klikken. is het meest licht en het meest donker.
Als u via e-mail bestanden verzendt, moeten de instellingen voor SMTP en DNS op de juiste wijze zijn geconfigureerd.
Als u de functie Scan to e-mail gebruikt, selecteer dan een tijdzone die met uw geografische locatie overeenkomt om een e-mail met de
juiste verzenddatum en verzendtijd te verzenden.
Als u bestanden verzendt naar een FTP-server of computer, moeten de gebruikersnaam, het wachtwoord en de directory op de juiste
wijze zijn geconfigureerd.
Als u gebruik maakt van de functie Scan to Folder op een netwerk dat Active Directory gebruikt, dan moet u de servernaam en de
domeinnaam opgeven via de DNS-instellingen.
Voor de optie Scan to Folder moet het gebruikte besturingssysteem een van de volgende zijn: Windows 2000/XP/Vista, Windows
Server 2003/2003 R2/2008, of Mac OS X.
U kunt geen scanbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel.
Zie Scannen vanaf het bedieningspaneel voor het testen van het verzenden van bestanden naar de bestemmingen Scan to FTP of
Scan to Folder.
Zie Een back-up maken van de instellingen van de machine voor meer informatie over het maken van back-upbestanden.
Zie De DNS-instellingen configureren en De SMPT-instellingen configureren voor meer informatie over het instellen van SMTP
en DNS.
Zie De SMPT-instellingen configureren voor meer informatie over de tijdzone-instelling.
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Verwante onderwerpen
Scanbestemmingen wijzigen
Scanbestemmingen verwijderen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scanbestemmingen registreren > Scanbestemmingen wijzigen
Scanbestemmingen wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u de gegevens over geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Scanbestemming].
Selecteer de vermelding die u wilt wijzigen en klik op [Bewerken].
Wijzig waar nodig de instellingen.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
U kunt een vermelding voor snelkiezen die is toegewezen aan een ééntoetsknop verwijderen op de pagina [Eéntoetsknop]. U doet dit
door de gewenste vermelding te selecteren, op [Uitsluiten] te klikken en op de bevestigingspagina opnieuw op [Uitsluiten] te klikken.
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scanbestemmingen registreren > Scanbestemmingen verwijderen
Scanbestemmingen verwijderen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u scanbestemmingen kunt verwijderen.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Scanbestemming].
Selecteer de vermelding die u wilt verwijderen en klik op [Verwijd.]
Bevestig dat de geselecteerde vermelding de vermelding is die u wilt verwijderen.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Verwijd.].
Sluit de webbrowsersoftware.
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Vanaf het bedieningspaneel kunt u gescande bestanden via e-mail (Scan to e-mail), naar een FTP-server (Scan to FTP)
of naar een gedeelde map of computer op een netwerk (Scan to Folder) verzenden.
Scannen vanaf het bedieningspaneel kan alleen met een netwerkverbinding.
Verwante onderwerpen
Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden
Scaninstellingen opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden
Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden
In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor scannen vanaf het bedieningspaneel. Het gescande
bestand wordt via e-mail naar een FTP-server of naar een computer verzonden, afhankelijk van de opgegeven
bestemming.
Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u twee originelen tegelijk plaatst.
Druk op [Scanner].
Plaats het origineel op de belichtingsplaat of in de ADF.
Configureer zo nodig de geavanceerde scaninstellingen.
Druk op [Adresboek].
U kunt op [ ][ ] drukken om door het adresboek te bladeren.
Zoek de gewenste bestemming op door met de cijfertoetsen de naam van de bestemming op te geven en
daarna op [OK] te drukken.
Op het scherm ziet u nu de namen die overeenkomen met de tekens die u hebt opgegeven.
Druk op [Z&W Start] of op [Kleur Start].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Druk op [Z&W Start] als u kopieën in zwart-wit wilt maken.
Druk op [Kleur Start] als u in kleur wilt scannen.
Afhankelijk van de instellingen van het apparaat, krijgt u mogelijk het verzoek om het volgende origineel op de
glasplaat te plaatsen. Ga in dat geval verder met de volgende stap.
Als u meer originelen wilt scannen, plaatst u het volgende origineel op de glasplaat en drukt u op [1].
Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
Als alle originelen zijn gescand, drukt u op [2] om het gescande bestand te gaan verzenden.
Om het scannen te annuleren druk op de toets [Scanner] en vervolgens op de toets [Wissen/Stop]. De scanbestanden worden dan
verwijderd.
Wanneer u een scanbestemming opgeeft, verandert de scaninstelling van het apparaat automatisch op basis van de informatie die voor
die bestemming in het adresboek staat geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen veranderen via het bedieningspaneel.
U kunt ook een bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen of met [Pauze/Herhalen].
Als u de instelling [Onbeperkt scannen] onder scaninstellingen hebt geactiveerd, kunt u de originelen achter elkaar op de glasplaat
plaatsen in één scanprocedure.
Als u de instelling [Document met meerdere pagina's] onder scaninstellingen hebt geactiveerd, kunt u meerdere pagina's scannen om
één PDF- of TIFF-bestand te maken dat alle pagina's bevat. Bij de bestandsindeling JPEG wordt voor elke gescande pagina echter een
apart bestand aangemaakt.
Als het papier in de ADF vastloopt, wordt het gescande bestand verwijderd. Scan in dit geval alle originelen opnieuw. Zie
Papierstoringen bij het scannen verhelpen voor informatie over hoe u vastgelopen papier uit de ADF kunt verwijderen.
Zie Originelen plaatsen voor informatie over het plaatsen van het origineel.
Zie Scaninstellingen opgeven voor informatie over het configureren van geavanceerde scaninstellingen.
Zie De scanbestemming opgeven voor meer informatie over het opgeven van de scanbestemming.
Zie Scannerinstellingen voor meer informatie over [Document met meerdere pagina's] of [Onbeperkt scannen].
Zie Papierstoringen bij het scannen verhelpen voor meer informatie over hoe u vastgelopen papier uit de ADF kunt verwijderen.
Verwante onderwerpen
De scanbestemming opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden > De
scanbestemming opgeven
De scanbestemming opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een bestemming kunt opgeven met de volgende toetsen:
Eéntoetsknoppen
Met deze toetsen kunt u bestemmingen opgeven die zijn geregistreerd als vermeldingen voor snelkiezen.
[Pauze/Herhalen]
Druk op deze toets om de laatst gebruikte bestemming op te geven voor de huidige taak.
De Eéntoetsknoppen gebruiken
Druk op de ééntoetsknop waaraan de vermelding voor snelkiezen is gekoppeld.
Druk op [Shift] om met de ééntoetsknoppen heen en weer te schakelen tussen de snelkiesnummers 1 tot en met
10 en 11 tot en met 20.
[Pauze/Herhalen] gebruiken
Druk op [Pauze/Herhalen] om de laatst gebruikte bestemming te selecteren.
Wanneer u een scanbestemming opgeeft, verandert de scaninstelling van het apparaat automatisch op basis van de informatie die voor die
bestemming in het adresboek staat geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen veranderen via het bedieningspaneel.
[Pauze/Herhalen] is geen handige optie voor de eerste scantaak nadat het apparaat is ingeschakeld.
Met behulp van [Adresboek] kunt u bestemmingen selecteren die niet als vermeldingen voor snelkiezen zijn geregistreerd.
Zie Belangrijkste functies voor het verzenden van gescande bestanden voor meer informatie over het opgeven van bestemmingen met
behulp van het [Adresboek].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven
Scaninstellingen opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het formaat, de beelddichtheid en de resolutie voor de huidige taak kunt
opgeven.
Wanneer een scanbestemming is opgegeven
Wanneer u een scanbestemming opgeeft, verandert de scaninstelling van het apparaat automatisch op basis van
de informatie die voor die bestemming in het adresboek staat geregistreerd.
Hiermee kunt u gescande bestanden verzenden zonder bij iedere bestemming de scansettings opnieuw in te
stellen. Indien nodig kunt u de scaninstellingen veranderen via het bedieningspaneel.
Het apparaat behoudt de vooraf ingestelde scaninstellingen voor de huidige bestemming totdat het apparaat terugkeert naar de stand-
bymodus.
Het veranderen van de vooraf ingestelde scaninstellingen voor de huidige bestemming verandert de in het adresboek geregistreerde
informatie niet.
Als u de laatst gebruikte bestemming opgeeft, wordt de vooraf ingestelde scaninstelling weer effectief, zelfs als u de instellingen heeft
veranderd bij de vorige taak.
Verwante onderwerpen
Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel
Beelddichtheid aanpassen
Resolutie opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven > Het scanformaat opgeven in overeenstemming met
het formaat van het origineel
Het scanformaat opgeven in overeenstemming met het formaat van het origineel
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het scanformaat kunt opgeven op basis van het formaat van het huidige
origineel.
Druk op [Verkleinen/vergroten].
Druk op [Verkleinen/vergroten] of op [ ][ ] om het formaat van het origineel te selecteren en druk
daarna op [OK].
Als u een andere instelling hebt gekozen dan [Aangepast], hoeft u de resterende stappen van de procedure niet uit te
voeren.
Druk op [ ][ ] om [mm] of [inch] te selecteren en druk op [OK].
Geef de horizontale waarde op met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1 mm of 0,1 inch.
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Geef de verticale waarde op met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1 mm of 0,1 inch.
Met de volgende toetsen kunt u instellingen annuleren
[ ]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en gaat u naar het vorige scherm.
[Wissen/Stop]: hiermee annuleert u de wijzigingen in de instellingen en keert u terug naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van de [Documentformaat] wijzigen zodat originelen altijd met een bepaald scanformaat worden gescand.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Scannerinstellingen voor meer informatie over [Documentformaat].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven > Beelddichtheid aanpassen
Beelddichtheid aanpassen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beelddichtheid kunt aanpassen voor de huidige afdruktaak.
Er zijn vijf dichtheidsniveaus. Hoe hoger het dichtheidsniveau, des te donkerder de gescande afbeelding.
Druk op [Dichtheid].
Druk op [Dichtheid] of op [ ][ ] om het gewenste dichtheidsniveau te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ] of op [Wissen/Stop] om de huidige wijziging ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Dichtheid] wijzigen zodat altijd met een bepaald dichtheidsniveau wordt gescand.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Scannerinstellingen voor meer informatie over [Dichtheid].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf het bedieningspaneel > Scaninstellingen opgeven > Resolutie opgeven
Resolutie opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u scanresolutie kunt opgeven voor de huidige taak.
Er zijn zes mogelijke resolutie-instellingen. Hoe hoger de resolutie, des te hoger de kwaliteit, maar het bestand is ook
groter.
Druk op [Beeldkwaliteit].
Druk op [Beeldkwaliteit] of op [ ][ ] om de gewenste resolutie te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ] of op [Wissen/Stop] om de huidige wijziging ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Resolutie] wijzigen zodat altijd met een bepaalde resolutie wordt gescand.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Scannerinstellingen voor meer informatie over [Resolutie].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf een computer
Scannen vanaf een computer
Met TWAIN-scannen kunt u het apparaat bedienen vanaf de computer en originelen rechtstreeks naar de computer
scannen.
U kunt zowel via een USB- als via een netwerkverbinding TWAIN-scannen.
Activeer een toepassing die geschikt is voor TWAIN.
Selecteer dit apparaat vanuit de toepassing om het TWAIN-dialoogvenster weer te geven.
Voor meer informatie, zie het Helpgedeelte van het TWAIN-stuurprogramma of de handleiding van uw toepassing.
Het apparaat ondersteunt WIA-scannen, een aanvullende methode om originelen te scannen vanuit uw computer die u via een USB-
verbinding kunt gebruiken. WIA-scannen is mogelijk als uw computer beschikt over een toepassing die compatibel is met WIA.
Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie.
Verwante onderwerpen
Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De scannerfunctie gebruiken > Scannen vanaf een computer > Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren.
Instellingen die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren.
In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die u via het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren.
1. Scanner:
Selecteer de scanner die u wilt gebruiken. De scanner die u selecteert wordt de standaardscanner. Klik op [Verversen] om
alle beschikbare, via een USB-verbinding of een netwerk verbonden scanners te zien.
2. Papier:
Selecteer [Reflecterend] om vanaf de glasplaat te scannen, of [Autom. Document Toevoer] om te scannen vanaf de ADF.
3. Origineeltype
Selecteer op basis van uw origineel een instelling uit de lijst van mogelijkheden hieronder, of selecteer [Aangepast] om uw
eigen scaninstellingen te configureren.
Bij gebruik van de glasplaat:
[Tekst Redigeren (OCR)]
Selecteer deze optie om bedrijfsbrieven, contracten, memo's of andere documenten in een bewerkbare vorm te
scannen.
[Faxen, Opbergen of Kopiëren]
Selecteer deze optie om kranten- en tijdschriftartikelen, ontvangstbewijzen, formulieren of ander gedrukt
tekstmateriaal te scannen.
[Zwart-wit foto]
Selecteer deze optie om zwartwitfoto's in grijstinten te scannen.
[Kleurendocument - Sneller]
Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of
kleurenfoto's in de snelle scanmodus te scannen.
[Kleurendocument - Betere Kwaliteit]
Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of
kleurenfoto's in de scanmodus voor hoge resoluties te scannen.
[Aangepast...]
Selecteer deze optie om uw eigen scaninstellingen te configureren. U kunt uw aangepaste scaninstellingen opslaan
of verwijderen door op [Opslaan Als] respectievelijk [Verwijd.] te klikken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bij gebruik van de ADF:
[ADF - Sneller]
Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of
kleurenfoto's in de snelle scanmodus te scannen.
[ADF - Beter]
Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of
kleurenfoto's in de scanmodus voor hoge resoluties te scannen.
[ADF - Grijs]
Selecteer deze optie om originelen met veel afbeeldingen, originelen met zowel tekst als afbeeldingen, line art of
kleurenfoto's als grijstintafbeeldingen te scannen.
[Aangepast...]
Selecteer deze optie om uw eigen scaninstellingen te configureren. U kunt uw aangepaste scaninstellingen opslaan
of verwijderen door op [Opslaan Als] respectievelijk [Verwijd.] te klikken.
4. Modus:
Maak een keuze uit de opties kleur, grijstinten of zwart-wit.
5. Resolutie:
Selecteer een resolutie uit de lijst. Als u [Voorkeur] selecteert, voer dan rechtstreeks een resolutiewaarde in het
bewerkingsvenster in. Het verhogen van de resolutie vergroot ook de grootte van het bestand en de duur van het scannen.
Welke resoluties geselecteerd kunnen worden, hangt af van waar het origineel is geplaatst.
Bij gebruik van de glasplaat:
75, 100, 150, 200, 300, 400, 500, 600, 1200, 2400, 4800, 9600, 19200 dpi, Voorkeur...
Bij gebruik van de ADF:
75, 100, 150, 200, 300, 400, 500, 600 dpi, Voorkeur...
6. Formaat:
Selecteer het scanformaat. Als u [Voorkeur] selecteert, voer dan rechtstreeks een scanformaat in het bewerkingsvenster in.
U kunt het scanformaat ook wijzigen met uw muis in het voorbeeldgebied. U kunt de eenheid [cm], [inches] of [pixels]
selecteren.
7. Scantaak:
Geeft maximaal 10 eerder gebruikte scangebieden weer. Om een scantaak te verwijderen, selecteert u een aantal scantaken
en klikt u op [Verwijd.]. Bij het scannen vanaf de glasplaat kunt u [AutoCrop] selecteren om de scanner automatisch het
formaat van het origineel te laten detecteren.
Als de scangegevens groter zijn dan de geheugencapaciteit, wordt er een foutmelding weergegeven en wordt het scannen geannuleerd. Als
dit gebeurt, moet u een lagere resolutie opgeven en het origineel opnieuw scannen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Het scherm in de faxmodus
Het scherm in de faxmodus
In dit gedeelte vindt u informatie over het scherm in de faxmodus.
Als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt automatisch het kopieerscherm weergegeven.
Als het kopieer- of het scannerscherm op het display wordt weergegeven, drukt u op [Facsimile] op het
bedieningspaneel om over te schakelen naar het faxscherm.
Scherm in stand-bymodus
Gereed 31-07
Standaard 23:30
Eerste regel:
Hier ziet u de huidige status van het apparaat en de actuele maand en dag.
Tweede regel:
Hier vindt u de huidige resolutie-instelling en de tijd.
De standaardmodus van het apparaat bij het inschakelen kunt u instellen bij [Standaardmodus] onder [Beheerdersinstellingen].
De weergegeven notatie van datum en tijd geeft u op bij [Datum/tijd instellen] onder [Beheerdersinstellingen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over de [Standaardmodus] of [Datum/tijd instellen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Datum en tijd instellen
Datum en tijd instellen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de datum en tijd kunt instellen voor de interne klok van het apparaat en hoe u
de gewenste notatie kunt aangeven.
Datum
Jaar, maand, dag en (Amerikaanse) datumnotatie (MM/DD/JJJJ, DD/MM JJJJ of JJJJ MM/DD)
Tijd
Uur, minuten, tijdnotatie (12- of 24-uurs) en AM/PM-stempel (bij 12-uursnotatie)
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Datum/tijd instellen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Datuminstelling] te selecteren en druk op [OK].
Geef met de cijfertoetsen het huidige jaar op en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1.
Geef met de cijfertoetsen de huidige maand op en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1.
Geef met de cijfertoetsen de huidige dag op en druk op [OK].
Met [ ][ ] kunt u de waarde wijzigen in stappen van 1.
Druk op [ ][ ] om de gewenste datumnotatie te selecteren en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Tijdinstelling] te selecteren en druk op [OK].
Kies met [ ][ ] de gewenste tijdnotatie en druk op [OK].
Als u hebt gekozen voor [24 uur], gaat u verder met stap .
Als u hebt gekozen voor [12 uur], gaat u verder met de volgende stap.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Druk op toetsen [ ][ ] om [AM] of [PM] te selecteren en druk op de toets [OK].
Geef met de cijfertoetsen het huidige uur op en druk op [OK].
Geef met de cijfertoetsen de huidige minuten op en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Druk op [ ] om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdersinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
U kunt alleen datums instellen die overeenkomen met het jaar en de maand. Datums die niet compatibel zijn, worden geweigerd.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren
Faxbestemmingen registreren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u faxbestemmingen in het adresboek kunt opnemen via het bedieningspaneel of
een de webbrowser. In het adresboek kunt u snel en gemakkelijk faxbestemmingen opnemen.
De gegevens in het adresboek kunnen beschadigd raken of onverwacht verloren gaan. De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die
voortvloeit uit een dergelijk verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u regelmatig back-upbestanden maakt van het adresboek.
Het adresboek kan maximaal 70 bestemmingen bevatten (20 voor snelkiezen en 50 voor verkort kiezen)
Snelkiezen
U kunt bestemmingen die zijn geregistreerd als snelkiesnummer selecteren door op de bijbehorende
Eéntoetsknop te drukken.
Verkort kiezen
Bestemmingen die voor verkort kiezen zijn geregistreerd, kunt u selecteren door op [Adresboek] te drukken en
het corresponderende registratienummer op te geven.
Zie Een back-up maken van de instellingen van de machine voor meer informatie over het maken van back-upbestanden.
Verwante onderwerpen
Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
Faxbestemmingen registreren via webbrowser
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen kunt registreren vanaf het bedieningspaneel.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer snelkiezen] of [Invoer verkort kiezen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om het gewenste snelkiesnummer (01 tot en met 20) of nummer voor verkort kiezen (01
tot en met 50) te selecteren en klik op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnr.] te selecteren en druk op [OK].
Geef het faxnummer (maximaal 40 tekens) op en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnaam] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Geef de naam (maximaal 20 tekens) op en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Een faxnummer kan 0 tot en met 9, een pauze, " ", " " en een spatie bevatten.
Voeg zo nodig een pauze in in het faxnummer. Het apparaat last een korte pauze in voordat de cijfers na de pauze worden gekozen. U
kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen.
Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een “ ” toe aan het faxnummer. Met een “ ” schakelt de kiesmodus
tijdelijk over van pulse naar tone.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Faxdirectory] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Tekens invoeren voor meer informatie over het invoeren van tekens.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Tijd pauzetoets].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Verwante onderwerpen
Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen verwijderen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel > Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u de gegevens over geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer snelkiezen] of [Invoer verkort kiezen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste vermelding te selecteren en druk daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnr.] te selecteren en druk op [OK].
Wijzig het nummer en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnaam] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Wijzig de naam en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Faxdirectory] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel > Faxbestemmingen verwijderen
Faxbestemmingen verwijderen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u geregistreerde faxbestemmingen kunt verwijderen.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Faxdirectory] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer snelkiezen] of [Invoer verkort kiezen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste vermelding te selecteren en druk daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnr.] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om het bestaande faxnummer te verwijderen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Invoer faxnaam] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om de bestaande naam te wijzigen en druk op [OK].
Controleer of de informatie is verwijderd en druk op [OK].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Faxdirectory] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren via webbrowser
Faxbestemmingen registreren via webbrowser
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen kunt registreren via de webbrowser.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Eéntoetsknop] of [Verkort kiezen fax].
Selecteer [Fax] in de lijst [Nieuwe soort toevoegen].
Selecteer [Snelkiezen] of [Verkort kiezen] en selecteer daarna het registratienummer in de lijst.
Geef de [Naam] en het [Faxnummer] op.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
Kiesinstellingen faxen
Item Instelling Beschrijving
Snelkiezen / Verkort kiezen Verplicht Selecteer het nummer waaraan u snelkiezen of verkort kiezen wilt koppelen.
Naam Optioneel Naam bestemming. De naam die u hier opgeeft, ziet u op het scherm als u
een faxbestemming selecteert. Het wachtwoord mag uit maximaal 20 tekens
bestaan.
Faxnummer Verplicht Faxnummer van de bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 40
tekens bestaan.
Een faxnummer kan 0 tot en met 9, een pauze, " ", " " en een spatie bevatten.
Voeg zo nodig een pauze toe aan een faxnummer. Het apparaat last een korte pauze in voordat de cijfers na de pauze worden gekozen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
U kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen.
Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een “ ” toe aan een faxnummer. Met een “ ” schakelt de kiesmodus
tijdelijk over van pulse naar tone.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Tijd pauzetoets].
Zie De webbrowser gebruiken voor meer informatie over het gebruik van een webbrowser.
Verwante onderwerpen
Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen verwijderen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren via webbrowser > Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u de gegevens over geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Eéntoetsknop] of [Verkort kiezen fax].
Ga verder met stap als u de Invoer verkort kiezen wilt wijzigen.
Klik op [Snelkiezen faxen].
Selecteer de vermelding die u wilt wijzigen en klik op [Bewerken].
Wijzig waar nodig de instellingen.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Faxbestemmingen registreren > Faxbestemmingen registreren via webbrowser > Faxbestemmingen verwijderen
Faxbestemmingen verwijderen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u geregistreerde faxbestemmingen kunt verwijderen.
Open de webbrowsersoftware en geef het IP-adres van het apparaat op.
Klik op [Eéntoetsknop] of [Verkort kiezen fax].
Ga verder met stap als u de vermelding voor verkort kiezen wilt verwijderen.
Klik op [Snelkiezen faxen].
Selecteer de vermelding die u wilt verwijderen en klik op [Verwijd.]
Bevestig dat de geselecteerde vermelding de vermelding is die u wilt verwijderen.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Sluit de webbrowsersoftware.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden
Een fax verzenden
In dit gedeelte worden de verzendingsmodi en de belangrijkste functies voor het verzenden van faxen beschreven.
Het is raadzaam de ontvanger op te bellen om te melden dat u belangrijke documenten verzendt.
Verwante onderwerpen
Verzendmodus selecteren
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax
De bestemming van de fax opgeven
Handige verzendfuncties
Scaninstellingen opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Verzendmodus selecteren
Verzendmodus selecteren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verzendmodus selecteert.
Er zijn twee verzendmodi: Verzending uit geheugen en direct verzenden.
Verzending uit geheugen
In deze modus worden verschillende originelen naar het geheugen gescand en worden ze allemaal tegelijk
verzonden. Dit is handig als u haast hebt en een van de documenten mee wilt nemen. In deze modus kunt u een
fax naar verschillende bestemmingen verzenden.
Direct verzenden
In deze modus wordt het origineel gescand en tegelijkertijd verzonden, zonder dat het document in het
geheugen wordt opgeslagen. Dit is handig wanneer u snel een origineel wilt verzenden. In deze modus kunt u
maar één bestemming opgeven.
Druk op [Facsimile].
Druk op een menutoets.
Druk op [ ][ ] om [Directe verzenden] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Uit], [Aan] of [Alleen volgende fax] te selecteren en druk op [OK].
Kies [Uit] als u vanuit het geheugen wilt verzenden.
Kies [Aan] of [Alleen volgende fax] als u direct wilt verzenden.
Bij de nieuwe instelling wordt een symbool " " weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax
In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor het verzenden van een fax.
Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u twee originelen tegelijk plaatst.
Druk op [Facsimile].
Plaats het origineel op de belichtingsplaat of in de ADF.
Configureer zo nodig de geavanceerde scaninstellingen.
Geef met de cijfertoetsen het faxnummer op (maximaal 40 tekens).
Druk op [Z&W Start].
Wanneer u bij het verzenden vanuit het geheugen gebruikmaakt van de glasplaat, wordt u gevraagd het volgende
origineel te plaatsen. Ga in dat geval verder met de volgende stap.
Als u meer originelen wilt scannen, drukt u binnen 60 seconden op [1], plaatst u het volgende origineel
op de glasplaat en drukt u op [OK]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
Als u niet binnen 60 seconden op [1] drukt, gaat het apparaat het nummer van de bestemming kiezen.
Wanneer alle originelen zijn gescand, drukt u op [2] om de fax te verzenden.
Een faxnummer kan 0 tot en met 9, een pauze, " ", " " en een spatie bevatten.
Voeg zo nodig een pauze toe aan een faxnummer. Het apparaat last een korte pauze in voordat de cijfers na de pauze worden gekozen.
U kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen.
Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een " " toe aan het faxnummer. "Met een " " schakelt de kiesmodus
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
tijdelijk over van puls naar toon.
U kunt ook een bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen, de functie Verkort kiezen of met [Pauze/Herhalen]. Daarnaast kunt u
meerdere bestemmingen opgeven en de fax die u verzendt ook tegelijk naar meerdere bestemmingen verzenden.
Wanneer u vanuit het geheugen faxen verzendt, kunt u de instelling [Automatisch herkiezen] onder de verzendinstelling voor faxen
activeren om het apparaat automatisch opnieuw het nummer van de bestemming te laten kiezen als de lijn bezet is of als er tijdens de
verzending een fout optreedt.
Bij het verzenden van faxen uit het geheugen kan het geheugen van het apparaat vol raken terwijl de originelen worden gescand. In dat
geval ziet u een melding op het scherm en wordt u gevraagd de verzending te annuleren of alleen de pagina's te verzenden die zijn
gescand.
Als het papier vastloopt in de ADF, is de vastgelopen pagina niet goed gescand. Als u de faxen direct verzendt, begin dan vanaf de
vastgelopen pagina opnieuw met het verzenden. Scan alle originelen volledig opnieuw als u vanuit het geheugen wilt verzenden.
Zie Tekens invoeren voor meer informatie over het invoeren van tekens.
Zie Originelen plaatsen voor informatie over het plaatsen van de originelen.
Zie Scaninstellingen opgeven voor informatie over het configureren van geavanceerde scaninstellingen.
Zie De bestemming van de fax opgeven voor meer informatie over andere methoden voor het opgeven van bestemmingen.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Automatisch herkiezen] of [Tijd pauzetoets].
Zie Papierstoringen bij het scannen verhelpen voor meer informatie over hoe u vastgelopen papier uit de ADF kunt verwijderen.
Verwante onderwerpen
Een faxtaak annuleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax > Een faxtaak annuleren
Een faxtaak annuleren
Volg de aanwijzingen hieronder om een faxtaak te annuleren.
In de modus Direct verzenden
Als u het versturen van een fax annuleert terwijl het apparaat bezig is met scannen van het origineel, wordt het
verzendproces onmiddellijk geannuleerd. In dat geval wordt op het apparaat van de ontvangende partij een
foutmelding weergegeven'.
In de modus Verzenden vanuit het geheugen
Als u het versturen van een fax annuleert terwijl het apparaat bezig is met scannen van het origineel, wordt het
document niet verstuurd.
Als u tijdens het verzenden van een fax de verzending annuleert, wordt het verzendproces onmiddellijk
geannuleerd. In dat geval wordt op het apparaat van de ontvangende partij een foutmelding weergegeven'.
Druk op [Facsimile].
Druk op [Wissen/Stop].
Als u tijdens het verzenden van een fax aan meerdere bestemmingen tegelijk de verzending annuleert, wordt alleen de fax naar de
huidige bestemming geannuleerd. De fax wordt verder normaal naar de volgende bestemmingen verzonden.
Zie De bestemming opgeven met de broadcastfunctie voor meer informatie over het verzenden van faxen naar meerdere
bestemmingen tegelijk.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven
De bestemming van de fax opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de bestemming opgeeft bij het verzenden van een fax.
U kunt de faxbestemming opgeven met de cijfertoetsen, maar ook met de volgende functies:
De Eéntoetsknoppen gebruiken
Verkort kiezen
Verzenden naar meerdere adressen tegelijk (Broadcast)
Herhalen
Verwante onderwerpen
De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen
De bestemming opgeven met Verkort kiezen
De bestemming opgeven met de broadcastfunctie
De bestemming opgeven met de functie Herhalen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen
De bestemming opgeven met de ééntoetsknoppen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met de ééntoetsknoppen een bestemming selecteert die als vermelding voor
snelkiezen is geregistreerd.
Druk op de ééntoetsknop waaraan de vermelding voor snelkiezen is gekoppeld.
Druk op [Shift] voordat u op een ééntoetsknop drukt als u de snelkiesvermeldingen 11 tot en met 20 wilt gebruiken.
U kunt de geregistreerde namen en faxnummers controleren door een rapport af te drukken.
Zie Faxbestemmingen registreren voor meer informatie over het registreren van snelkiesnummers.
Zie Rapporten afdrukken voor informatie over het afdrukken van de lijst met vermeldingen voor snelkiezen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met Verkort kiezen
De bestemming opgeven met Verkort kiezen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een bestemming selecteert die is geregistreerd als een vermelding voor verkort
kiezen.
U kunt op twee manieren een bestemming selecteren:
Een vermelding voor verkort kiezen opgeven
Zoeken op naam van de vermelding voor verkort kiezen
Een vermelding voor verkort kiezen opgeven
Druk tweemaal op [Adresboek].
Geef met de cijfertoetsen het geregistreerde nummer op (1-50) van de vermelding voor verkort kiezen en
druk op [OK].
Zoeken op naam van de vermelding voor verkort kiezen
Druk op [Adresboek].
Met [ ][ ] kunt u door het Adresboek bladeren.
Geef met de cijfertoetsen de eerste letters op van de naam van de vermelding voor verkort kiezen.
Telkens wanneer u een teken invoert, verandert het display en worden de overeenkomende namen weergegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bevestig dat de gewenste vermelding op het display wordt weergegeven en druk op [OK].
Wanneer u in het Adresboek zoekt, vindt u alleen de vermelding voor verkort kiezen, geen vermeldingen voor snelkiezen.
U kunt de geregistreerde namen en faxnummers controleren door een rapport af te drukken.
Zie Tekens invoeren voor meer informatie over het invoeren van tekens.
Zie Faxbestemmingen registreren voor meer informatie over het registreren van vermeldingen voor verkort kiezen.
Zie Rapporten afdrukken voor meer informatie over het afdrukken van de lijst Verkort kiezen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met de broadcastfunctie
De bestemming opgeven met de broadcastfunctie
U kunt een fax naar verschillende bestemmingen tegelijk verzenden. Hiervoor geldt een maximum van 100
bestemmingen.
De faxen worden naar de bestemmingen verzonden in volgorde waarin ze zijn opgegeven.
U kunt de bestemmingen opgeven met de cijfertoetsen, Snelkiezen of Verkort kiezen.
Druk op [OK].
Herhaal deze stappen als u meerdere bestemmingen wilt opgeven.
Terwijl u meerdere bestemmingen opgeeft, kunt u op [Wissen/Stop] drukken als u alle bestemmingen wilt wissen.
Als u meerdere bestemmingen opgeeft in de modus Direct verzenden, schakelt het apparaat tijdelijk over naar de geheugenmodus.
Als u een fax naar meerdere adressen tegelijk verzendt en u drukt op [Wissen/Stop], dan wordt alleen de fax naar de huidige
bestemming geannuleerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > De bestemming van de fax opgeven > De bestemming opgeven met de functie Herhalen
De bestemming opgeven met de functie Herhalen
U kunt de laatst gebruikte bestemming opgeven als bestemming voor de huidige taak.
Deze functie werkt tijdbesparend als u regelmatig faxen naar dezelfde bestemming verzendt. U hoeft dan niet telkens
de bestemming in te voeren.
Druk op [Pauze/Herhalen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Handige verzendfuncties
Handige verzendfuncties
In dit gedeelte worden enkele handige faxfuncties besproken.
Met de functie Direct kiezen kunt u de status van het apparaat van de ontvanger gemakkelijk controleren voordat u een
fax verzendt. Als u beschikt over een extra telefoon, kunt u in één oproep een gesprek voeren en een fax verzenden.
U kunt deze functie alleen gebruiken in de modus Direct verzenden.
Een fax verzenden met Direct kiezen
Met de functie Direct kiezen kunt u de status van de bestemming controleren terwijl u naar de toon uit de interne
luidspreker luistert. Deze functie is handig wanneer u zeker wilt weten dat de fax wordt ontvangen.
Druk op [Facsimile].
Plaats het origineel.
Druk op [Direct kiezen].
Geef met de cijfertoetsen de bestemming op en druk op [Z&W Start].
Druk op [1] en druk daarna op [Z&W Start].
Zie Verzendmodus selecteren voor meer informatie over het selecteren van de verzendmodus.
Een fax verzenden na een gesprek
Als u beschikt over een externe telefoon kunt u een fax verzenden nadat u uw telefoongesprek hebt beëindigd,
zonder de verbinding te verbreken of opnieuw het nummer te kiezen. Deze functie is handig wanneer u zeker wilt
weten dat de fax wordt ontvangen.
Plaats het origineel.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Neem de hoorn van de externe telefoon van de haak.
Geef op de externe telefoon de bestemming op.
Wanneer de andere partij de telefoon opneemt, vraagt u hem of haar op de startknop van de fax te
drukken.
Als u een hoge toon hoort, drukt u op [Facsimile] en vervolgens op [Z&W Start].
Druk op [1] en druk daarna op [Z&W Start].
Leg de hoorn weer op de haak.
Zie Aansluiten op een telefoonlijn voor meer informatie over het aansluiten van een externe telefoon.
Zie Verzendmodus selecteren voor meer informatie over het selecteren van de verzendmodus.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Scaninstellingen opgeven
Scaninstellingen opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de dichtheid en de resolutie van een afbeelding kunt opgeven voor de huidige
scantaak.
Verwante onderwerpen
Beelddichtheid aanpassen
De resolutie opgeven
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Scaninstellingen opgeven > Beelddichtheid aanpassen
Beelddichtheid aanpassen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de beelddichtheid kunt aanpassen voor de huidige afdruktaak.
Er zijn drie dichtheidsniveaus voor afbeeldingen. Hoe donkerder het dichtheidsniveau, des te donkerder de afdruk.
Druk op [Dichtheid].
Druk op [Dichtheid] of op [ ][ ] om het gewenste dichtheidsniveau te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ] of op [Wissen/Stop] om de huidige wijziging ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Dichtheid] wijzigen zodat altijd met een bepaald dichtheidsniveau wordt gescand.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Dichtheid].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax verzenden > Scaninstellingen opgeven > De resolutie opgeven
De resolutie opgeven
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u scanresolutie kunt opgeven voor de huidige taak.
Er zijn drie resolutie-instellingen
Standaard
Selecteer deze optie als het origineel uit een gedrukt of getypt document bestaat met tekens van normale
grootte.
Fijn
Selecteer deze optie als de tekst van het origineel klein gedrukt is.
Foto
Selecteer deze optie als in het origineel afbeeldingen zijn opgenomen, zoals foto's of tekeningen met arcering.
Druk op [Beeldkwaliteit].
Druk op [Beeldkwaliteit] of op [ ][ ] om de gewenste resolutie te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ] of op [Wissen/Stop] om de huidige wijziging ongedaan te maken en terug te keren naar het beginscherm.
U kunt de standaardinstelling van het apparaat voor [Resolutie] wijzigen zodat altijd met een bepaalde resolutie wordt gescand.
Tijdelijke instellingen worden in de volgende gevallen gewist:
Wanneer geen gegevens worden ingevoerd gedurende de tijdsperiode die is ingesteld in [Autom. wissen] en het beginscherm
wordt weergegeven.
Wanneer u op [Wissen/Stop] drukt terwijl het beginscherm wordt weergegeven.
Wanneer de modus van het apparaat wordt gewijzigd.
Wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.
Wanneer de standaardwaarde van het apparaat voor dezelfde instelling wordt gewijzigd.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Resolutie].
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Autom. wissen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax)
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax)
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de faxfunctie van het apparaat vanaf een computer kunt gebruiken.
U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het
document eerst te printen.
De functie wordt ondersteund door Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2/2008. Mac OS X ondersteunt deze functie
niet.
Verwante onderwerpen
Het configureren van het LAN-Faxadresboek
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer
Verzendinstellingen configureren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek
Het configureren van het LAN-Faxadresboek
In dit gedeelte wordt het LAN-Faxadresboek beschreven en het configureren van het LAN-Faxadresboek op de
computer. In het LAN-Faxadresboek kunt u snel en gemakkelijk LAN-faxbestemmingen opnemen.
Het LAN-Faxadresboek kan tot wel 1000 vermeldingen bevatten, inclusief individuele bestemmingen en groepen
bestemmingen.
U kunt een apart LAN-Faxadresboek configureren voor iedere gebruikersaccount op uw computer.
Het LAN-Faxadresboek kan worden geïmporteerd en geëxporteerd.
Verwante onderwerpen
Het openen van het LAN-Faxadresboek
Bestemmingen registreren
Faxbestemmingen wijzigen
Groepen registreren
Groepen wijzigen
Individuele bestemmingen of groepen verwijderen
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Het openen van
het LAN-Faxadresboek
Het openen van het LAN-Faxadresboek
In dit gedeelte wordt het openen van het LAN-Faxadresboek beschreven.
Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten].
Klik op het pictogram van het LAN-Faxondersteuningsprogramma.
Klik op [Voorkeursinstellingen...] in het menu [Bestand].
Klik op het tabblad [Adresboek].
De procedure van het openen van de eigenschappen van het ondersteuningsprogramma kan per besturingssysteem verschillen.
Selecteer uit de lijst [Bekijken] het bestemmingstype dat u wilt weergeven.
[Alles]: geeft alle bestemmingen weer.
[Groep]: geeft alleen groepen weer.
[Gebruiker]: geeft alleen individuele bestemmingen weer.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Bestemmingen
registreren
Bestemmingen registreren
In dit gedeelte wordt het registreren van bestemmingen in het LAN-Faxadresboek beschreven.
Open het LAN-Faxadresboek en klik op [Gebruiker toevoegen].
Voer de vereiste informatie in en klik op [OK].
Zie de onderstaande tabel voor meer informatie.
LAN-Faxbestemmingen instellen
Item Instelling Beschrijving
Naam Verplicht Naam bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Bedrijf Optioneel Bedrijfsnaam bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan. U kunt een
selectie maken uit de geregistreerde gegevens.
Afdeling Optioneel Afdelingsnaam bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan. U kunt een
selectie maken uit de geregistreerde gegevens.
Telefoon Optioneel Telefoonnummer van de bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 40 tekens bestaan.
Fax Verplicht Faxnummer van de bestemming. Het wachtwoord mag uit maximaal 40 tekens bestaan.
Een telefoon- of faxnummer kan 0 tot en met 9, “P” (pauze), " ", " ", “-” en een spatie bevatten.
Voeg zo nodig een pauze toe aan een faxnummer. Het apparaat last een korte pauze in voordat de cijfers na de pauze worden gekozen.
U kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen.
Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een “ ” toe aan een faxnummer. Met een “ ” schakelt de kiesmodus
tijdelijk over van pulse naar tone.
Er wordt een bericht weergegeven als de naam die u heeft opgegeven al bestaat in het LAN-Faxadresboek. Om de bestemming onder
een andere naam te registreren, klikt u op [Nee] en voert u een andere naam in. Door op [Ja] te klikken, kunt u de bestemming onder
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
dezelfde naam registreren.
U kunt een bestaande bestemming gedeeltelijk wijzigen en onder een nieuwe naam opslaan met vergelijkbare informatie.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Tijd pauzetoets].
Zie Faxbestemmingen wijzigen voor meer informatie over hoe u een nieuwe bestemming kunt registreren die vergelijkbaar is met
een bestaande bestemming.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-
Faxadresboek > Faxbestemmingen wijzigen
Faxbestemmingen wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u geregistreerde faxbestemmingen kunt wijzigen.
Open het LAN-Faxadresboek, selecteer de bestemming die u wilt wijzigen in de [Lijst Gebruiker] en klik
op [Bewerken].
Stel de informatie naar wens in en klik op [OK].
Klik op [Sla op als nw. gebr.] als u een nieuwe bestemming met vergelijkbare informatie wilt registreren. Dit is
handig wanneer u een reeks bestemmingen wilt registreren die vergelijkbare informatie bevatten. Klik op
[Annuleren] om het dialoogvenster te sluiten zonder de originele bestemming te wijzigen.
Er wordt een bericht weergegeven als de naam die u heeft opgegeven al bestaat in het LAN-Faxadresboek. Om de bestemming onder
een andere naam te registreren, klikt u op [Nee] en voert u een andere naam in. Door op [Ja] te klikken, kunt u de bestemming onder
dezelfde naam registreren.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Groepen
registreren
Groepen registreren
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u bestemmingsgroepen kunt registreren.
Een groep kan maximaal 100 individuele bestemmingen bevatten.
Open het LAN-Faxadresboek en klik op [Groep toevoegen].
Voer bij [Groepsnaam] de naam van de groep in.
Selecteer de bestemming die u wilt opnemen in de groep in de lijst [Lijst Gebruiker] en klik daarna op
[Toev.].
Om een bestemming uit een groep te verwijderen, selecteert u de bestemming die u wilt verwijderen in de [Lijst
groepsleden] en vervolgens klikt u op [Verwijder van lijst].
Klik op [OK].
Een groep moet minstens één bestemming bevatten.
Er moet een groepsnaam worden opgegeven. Twee groepen mogen niet dezelfde groepsnaam hebben.
Een bepaalde bestemming kan in meerdere groepen worden opgenomen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Groepen
wijzigen
Groepen wijzigen
In dit gedeelte wordt beschreven op welke manier u geregistreerde groepen kunt wijzigen.
Open het LAN-Faxadresboek, selecteer de groep die u wilt wijzigen in de [Lijst Gebruiker] en klik op
[Bewerken].
Om een bestemming aan de groep toe te voegen, selecteert u de bestemming die u wilt toevoegen in [Lijst
Gebruiker] en klikt u op [Toev.].
Om een bestemming uit de groep te verwijderen, selecteert u de bestemming die u wilt verwijderen in de
[Lijst groepsleden]. Vervolgens klikt u op [Verwijder van lijst].
Klik op [OK].
Er wordt een bericht weergegeven als de naam die u heeft opgegeven al bestaat in het LAN-Faxadresboek. Klik op [OK] en registreer
de groep onder een andere naam.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Individuele
bestemmingen of groepen verwijderen
Individuele bestemmingen of groepen verwijderen
In dit gedeelte wordt het verwijderen van individuele bestemmingen of groepen uit het LAN-Faxadresboek beschreven.
Open het LAN-Faxadresboek, selecteer de bestemming die u wilt verwijderen in de [Lijst Gebruiker] en
klik vervolgens op [Verwijd.].
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
Klik op [Ja].
Een bestemming wordt automatisch uit een groep verwijderd, als de bestemming wordt verwijderd uit het LAN-Faxadresboek. Als u de
laatste bestemming uit een groep verwijderd, wordt er een dialoogvenster weergegeven waarmee u het verwijderen kunt bevestigen.
Klik op [OK] als u de groep wilt verwijderen.
Het verwijderen van een groep betekent niet dat de bestemmingen in deze groep uit het LAN-Faxadresboek worden verwijderd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Het configureren van het LAN-Faxadresboek > Gegevens uit
het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren/exporteren
In dit gedeelte wordt het exporteren of importeren van de gegevens in het LAN-Faxadresboek beschreven.
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek exporteren
De gegevens in het LAN-Faxadresboek kunnen als een CSV-bestand (Comma Separated Values) worden
geëxporteerd.
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren
Gegevens voor het LAN-Faxadresboek kunnen als CSV-bestanden worden geïmporteerd. U kunt
adresboekgegevens uit andere programma's importeren als de gegevens zijn opgeslagen in een CSV-bestand.
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek exporteren
Volg deze aanwijzingen om gegevens uit het LAN-Faxadresboek te exporteren.
Open het LAN-Faxadresboek en klik op [Exporteren].
Navigeer naar de locatie waar u de gegevens van het LAN-Faxadresboek wilt opslaan, geef een naam
aan het bestand en klik op [Opslaan].
Gegevens uit het LAN-Faxadresboek importeren
Volg deze aanwijzingen om gegevens naar het LAN-Faxadresboek importeren. Om adresboekgegevens uit andere
programma's te importeren, selecteert u de onderdelen die u wilt importeren.
Open het LAN-Faxadresboek en klik op [Importeren].
Selecteer het bestand met de adresboekgegevens en klik op [Openen].
Er verschijnt een dialoogvenster voor het selecteren van de te importeren onderdelen.
Selecteer bij ieder veld het juiste onderdeel uit de lijst.
Selecteer [*leeg*] bij de velden waarvoor geen gegevens moeten worden geïmporteerd. De optie [*leeg*] kan niet
worden geselecteerd bij [Naam] of [Fax].
Klik op [OK].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Als een bestemming met dezelfde naam wordt aangetroffen tijdens het importeerproces, kunt u kiezen uit een van
de volgende mogelijkheden:
[Overslaan]: sla de bestemming over en ga verder met het importeren van de resterende gegevens.
[Sla op als nw. gebr.]: importeer de huidige bestemming als een aparte bestemming onder dezelfde naam als
een bestaande bestemming.
[Sla allen op als nw. gebr.]: importeer de huidige en de daaropvolgende bestemmingen als aparte
bestemmingen onder dezelfde namen als bestaande bestemmingen.
[Overschrijven]: importeer de bestemming, waarbij de gegevens in het LAN-Faxadresboek worden
overschreven.
[Overschrijf alles]: importeer de huidige en de daaropvolgende bestemmingen onder dezelfde namen als
bestaande bestemmingen, waarbij de gegevens in het LAN-Faxadresboek worden overschreven.
[Annuleren]: het importeerproces wordt geannuleerd.
Als een bestemming geen naam bevat, of wanneer ongeldige tekens werden gebruikt in het telefoon- of faxnummer,
heeft u de volgende mogelijkheden:
[Overslaan]: sla de bestemming over en ga verder met het importeren van de resterende gegevens.
[Opslaan]: importeer de bestemming zoals deze wordt aangetroffen.
[Alles opslaan]: importeer de huidige en daaropvolgende bestemmingen zoals deze worden aangetroffen.
[Annuleren]: het importeerproces wordt geannuleerd.
CSV-bestanden worden geëxporteerd met een Unicode-codering.
Gegevens voor het LAN-Faxadresboek kunnen als CSV-bestanden met Unicode- of ASCII-codering worden geïmporteerd.
Groepsgegevens kunnen niet worden geëxporteerd of geïmporteerd.
Er kunnen maximaal 1000 bestemmingen geregistreerd worden in het LAN-Faxadresboek. Als dit maximum worden overschreven
tijdens het importeren, zullen de resterende bestemmingen niet worden geïmporteerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een
computer
Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een computer
In dit gedeelte worden de belangrijkste functies beschreven voor het verzenden van een fax vanaf een computer.
U kunt de bestemming selecteren uit het LAN-Faxadresboek of het faxnummer rechtstreeks invoeren. U kunt faxen
versturen aan maximaal 100 bestemmingen tegelijkertijd.
Het apparaat slaat alle faxgegevens op in het geheugen voordat de fax wordt verzonden. Als het apparaatgeheugen vol raakt tijdens het
opslaan van deze gegevens wordt het verzenden van de fax geannuleerd. Verlaag de resolutie of het aantal pagina's als dit gebeurt en
probeer het opnieuw.
Open het bestand dat u wilt verzenden.
Klik op [Afdrukken...] in het menu [Bestand].
Open het stuurprogramma van de LAN-Fax als een printer en klik vervolgens op [OK].
Om een bestemming uit het LAN-Faxadresboek op te geven, selecteert u de bestemming uit de [Lijst
Gebruiker] en klikt u vervolgens op [Aan Lijst toevoegen].
Herhaal deze stappen als u meerdere bestemmingen wilt opgeven.
Om een faxnummer rechtstreeks in te voeren, klikt u op het tabblad [Geef de bestemming op].
Voer een faxnummer (maximaal 40 cijfers) in bij [Faxnummer] en klik vervolgens op [Aan Lijst
toevoegen].
Herhaal deze stappen als u meerdere bestemmingen wilt opgeven.
Klik op [Verzenden].
Een faxnummer kan 0 tot en met 9, “P” (pauze), " ", " ", “-” en een spatie bevatten.
Voeg zo nodig een pauze toe aan een faxnummer. Het apparaat last een korte pauze in voordat de cijfers na de pauze worden gekozen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
U kunt de lengte van de pauze opgeven bij de instelling [Tijd pauzetoets] onder de verzendinstellingen voor het faxen.
Als u toonservices op een pulslijn wilt gebruiken, voegt u een “ ” toe aan een faxnummer. Met een “ ” schakelt de kiesmodus
tijdelijk over van pulse naar tone.
Om een opgegeven bestemming te verwijderen, selecteert u de bestemming in de [Bestemmingslijst] en klikt u vervolgens op
[Verwijder van lijst].
U kunt het faxnummer dat u heeft ingevoerd, registreren via het tabblad [Geef de bestemming op] in het LAN-Faxadresboek. Klik op
[Sla op in Adresboek] om het dialoogvenster voor het registreren van de bestemming te openen.
Selecteer uit de lijst [Bekijken] welke bestemmingstypes u wilt weergeven.
[Alles]: geeft alle bestemmingen weer.
[Groep]: geeft alleen groepen weer.
[Gebruiker]: geeft alleen individuele bestemmingen weer.
U kunt de verzendinstellingen configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.
Zie Verzendinstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Tijd pauzetoets].
Zie Verzendinstellingen configureren voor meer informatie over het configureren van de verzendinstellingen.
Verwante onderwerpen
Een faxtaak annuleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Belangrijkste functies voor het verzenden van een fax vanaf een
computer > Een faxtaak annuleren
Een faxtaak annuleren
U kunt het verzenden van een fax annuleren vanaf het bedieningspaneel of uw computer, afhankelijk van de status van
de taak.
Annuleren terwijl het apparaat een fax ontvangt vanaf de computer
De fax annuleren vanaf de computer.
Dubbelklik op het pictogram van de printer op de taakbalk van uw computer.
Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren, klik op het menu [Document] en klik daarna op
[Annuleren].
Pas op dat u geen fax van een andere gebruiker annuleert als het apparaat door meerdere computers wordt gedeeld.
Annuleren terwijl een fax wordt verzonden
De fax annuleren met het bedieningspaneel.
Druk op [Facsimile].
Druk op [Wissen/Stop].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Verzendinstellingen configureren
Verzendinstellingen configureren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de verzendinstellingen kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-
Faxstuurprogramma.
De eigenschappen worden voor ieder programma apart ingesteld.
Klik op [Afdrukken...] in het menu [Bestand].
Selecteer het LAN-Faxstuurprogramma als de printer en klik vervolgens op [Geav. Opties] of
[Eigenschappen] om de eigenschappen van het stuurprogramma te openen.
Het dialoogvenster voor eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma wordt geopend.
Klik op het tabblad [Instellingen].
Stel de instellingen naar wens in en klik op [OK].
Zie Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma. voor meer informatie over
instellingen.
Verwante onderwerpen
Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-Fax) > Verzendinstellingen configureren > Instellingen die u kunt
configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.
Instellingen die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-Faxstuurprogramma.
In dit gedeelte worden de instellingen beschreven die u kunt configureren via de eigenschappen van het LAN-
Faxstuurprogramma.
1. Papierformaat
Hiermee wordt het papierformaat opgegeven.
Documentomvang
Hiermee wordt het papierformaat van het document dat u verzendt opgegeven. Als een papierformaat wordt
opgegeven in het programma wordt deze instelling gebruikt. Anders wordt het opgegeven papierformaat gebruikt.
Verzendomvang
Geeft het daadwerkelijke papierformaat weer van de fax die wordt verzonden. Het daadwerkelijke formaat van de
fax is A4, als het formaat van het gefaxt document A3, B4 of kleiner dan A4 is. Documenten met het formaat A3/
B4 worden automatisch verkleind tot de verzendomvang.
2. Afdrukrichting
Hiermee bepaalt u de afdrukstand van de pagina.
3. Resolutie
Hiermee wordt de resolutie opgegeven.
Standaard
Deze optie selecteert u voor een document met tekens van een normale grootte.
Fijn
Deze optie selecteert u voor een document met kleine letters.
Foto
Selecteer deze optie als in het document afbeeldingen zijn opgenomen, zoals foto's of tekeningen met arcering.
4. Info
Geeft de versie van het LAN-Faxondersteuningsprogramma weer.
5. Herstellen stand.
Hiermee herstelt u de standaardwaarden van de instellingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
De geconfigureerde instellingen zijn alleen van toepassing op het huidige programma.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen
Een fax ontvangen
In dit gedeelte worden de ontvangstmodi beschreven en de belangrijkste functies bij het ontvangen van een fax.
Wanneer u een belangrijke fax ontvangt, is het raadzaam de inhoud van de ontvangen fax bij de afzender te bevestigen.
Het apparaat ontvangt mogelijk geen faxen wanneer de beschikbare geheugenruimte onvoldoende is.
Als zich afdrukproblemen voordoen, wordt de fax in het geheugen opgeslagen. In het geheugen ontvangen en opgeslagen documenten
worden afgedrukt zodra de problemen zijn opgelost.
Als het apparaat gedurende een bepaalde tijd wordt uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer het apparaat wordt uitgezet of als er een
stroomstoring is, gaan alle documenten die in het geheugen zijn opgeslagen, verloren. Zorg ervoor dat u opgeslagen documenten afdrukt
voordat u het apparaat uitschakelt, bijvoorbeeld om het te kunnen verplaatsen.
U hebt een externe telefoon nodig om het apparaat ook als telefoon te kunnen gebruiken.
Faxen kunnen alleen worden afgedrukt op papierformaat A4, Letter of Legal.
Als lade 2 is geïnstalleerd, kunt u kiezen uit welke lade het papier wordt ingevoerd met de instelling [Gebruikte lade: Fax].
Zie Aansluiten op een telefoonlijn voor meer informatie over het aansluiten van een externe telefoon op het apparaat.
Voor meer informatie over [Gebruikte lade: Fax], gaat u naar Systeeminstellingen voor het faxen .
Verwante onderwerpen
Ontvangstmodus selecteren
Een fax ontvangen in de handmatige modus
Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus
Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus
Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Ontvangstmodus selecteren
Ontvangstmodus selecteren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de ontvangstmodus kunt selecteren.
Het apparaat heeft de volgende ontvangstmodi:
Wanneer u het apparaat alleen als faxapparaat gebruikt
Selecteer de volgende modus als u geen externe telefoon of telefoonbeantwoorder op het apparaat hebt
aangesloten:
Alleen fax (automatische ontvangst)
In deze modus wordt het apparaat alleen als faxapparaat gebruikt en worden faxen automatisch
ontvangen.
Wanneer u het apparaat gebruikt in combinatie met externe apparatuur
Selecteer een van de volgende modi als u een externe telefoon of een telefoonbeantwoorder hebt aangesloten:
Handmatige modus (handmatige ontvangst)
In deze modus beantwoordt u binnenkomende oproepen met een externe telefoon. Als het een fax
betreft, moet u de ontvangst handmatig starten.
Alleen fax (automatische ontvangst)
In deze modus beantwoordt het apparaat automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxmodus.
FAX/TEL (automatische ontvangst)
In deze modus kunt u telefoongesprekken aannemen met een externe telefoon en automatisch faxen
ontvangen.
Fax/tel.beantw. (automatische ontvangst)
In deze modus kunt u een externe telefoonbeantwoorder aansluiten op het apparaat.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Faxinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Ontv.instellingen] te selecteren en druk daarna op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Ontv.modus] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste ontvangstmodus te selecteren en druk op [OK].
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Stel in de Fax/tel.beantw.-modus de externe telefoonbeantwoorder zodanig in dat oproepen binnen vijf beltonen worden beantwoord
omdat na de vijfde beltoon automatisch wordt overgegaan op het ontvangen van faxen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de handmatige modus
Een fax ontvangen in de handmatige modus
In dit gedeelte komen de basishandelingen aan de orde voor het ontvangen van een fax wanneer de handmatige
ontvangstmodus is ingesteld.
Neem de hoorn van de haak van de externe telefoon om de oproep aan te nemen.
Er kan een normale telefonische oproep worden gestart.
Wanneer u een faxoproeptoon of geen enkele toon hoort, drukt u op [Facsimile] en op [Z&W Start].
Druk op [3].
Druk op [Z&W Start].
Leg de hoorn weer op de haak.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus
Een fax ontvangen in de Alleen fax-modus
Als de ontvangstmodus is ingesteld op Alleen fax, worden alle binnenkomende oproepen automatisch in de
faxontvangstmodus beantwoord.
U kunt opgeven hoe vaak de beltoon klinkt voordat een oproep wordt aangenomen; dit doet u via de instelling [Vertraging teller beltoon]
onder [Faxinstellingen].
Wanneer u een oproep met de externe telefoon aanneemt terwijl op het apparaat de beltoon klinkt, wordt een normale telefoonoproep
gestart. Wanneer een toon voor een faxoproep of geen toon klinkt, kunt u de fax handmatig ontvangen.
Zie Systeeminstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Vertraging teller beltoon].
Zie Een fax ontvangen in de handmatige modus voor meer informatie over het handmatig ontvangen van een fax.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus
Een fax ontvangen in de FAX/TEL-modus
Als de ontvangstmodus is ingesteld op FAX/TEL, wordt een fax automatisch ontvangen als de binnenkomende oproep
een faxoproep is en klinkt bij spraakoproepen een belsignaal vanaf het apparaat.
1. Bij een binnenkomende oproep, probeert het apparaat vijf seconden lang vast te stellen of er sprake is van een
toon voor een faxoproep.
Als een toon voor een faxoproep wordt gedetecteerd, wordt de fax automatisch ontvangen.
2. Als geen toon voor een faxoproep wordt gedetecteerd, klinkt op het apparaat een beltoon, en blijft het apparaat
zoeken naar een toon voor een faxoproep gedurende de periode die is ingesteld bij [Tijd beltoon fax/tel.] onder
[Faxinstellingen].
Als een toon voor een faxoproep wordt gedetecteerd of als u de hoorn niet van de haak neemt, ontvangt
het apparaat de fax automatisch.
Neem de hoorn van de haak, druk op [Facsimile] en vervolgens op [Wissen/Stop] om een normaal
telefoongesprek te starten. Wanneer een toon voor een faxoproep of geen toon klinkt, kunt u de fax
handmatig ontvangen.
Als u de hoorn van de haak neemt, maar de tijd die is ingesteld bij [Tijd beltoon fax/tel.] is verstreken
voordat een normaal telefoongesprek start, wordt de fax automatisch ontvangen.
Zorg ervoor dat u, nadat u de hoorn van de haak heeft opgenomen om een gesprek aan te nemen, op [Facsimile] drukt om de faxmodus te
activeren voordat u op [Wissen/Stop] drukt. Als de machine niet in de faxmodus staat, wordt er geen normaal telefoongesprek gestart
wanneer er op [Wissen/Stop] wordt gedrukt.
Zie Systeeminstellingen voor het faxen voor meer informatie over [Tijd beltoon fax/tel.]
Zie Een fax ontvangen in de handmatige modus voor meer informatie over het handmatig ontvangen van een fax.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > De faxfunctie gebruiken > Een fax ontvangen > Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus
Een fax ontvangen in de Fax/tel.beantw.-modus
Als de ontvangstmodus is ingesteld op Fax/tel.beantw., beantwoordt de externe telefoonbeantwoorder oproepen en
neemt de beantwoorder berichten op wanneer een spraakoproep wordt ontvangen. Als de binnenkomende oproep een
faxoproep is, wordt de fax automatisch ontvangen.
1. Bij een binnenkomende oproep klinkt tot vijfmaal een beltoon vanaf het apparaat.
Als de oproep niet wordt aangenomen door de externe telefoonbeantwoorder, wordt de fax automatisch door
het faxapparaat ontvangen.
2. Als de oproep wordt aangenomen door de externe telefoonbeantwoorder, controleert het apparaat gedurende 30
seconden op stilte op de lijn (stiltedetectie).
Als een toon voor een faxoproep of geen toon wordt gedetecteerd, wordt de fax automatisch ontvangen.
Als een stem wordt waargenomen, wordt een normale spraakoproep gestart. De externe
telefoonbeantwoorder neemt berichten op.
Tijdens stiltedetectie kunt u een fax handmatig ontvangen.
Stiltedetectie blijft 30 seconden lang actief, ook als de externe telefoonbeantwoorder wordt afgesloten, tenzij u op [Wissen/Stop] drukt en
de oproep afbreekt.
Zie Een fax ontvangen in de handmatige modus voor meer informatie over het handmatig ontvangen van een fax.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Basisbediening via het menuscherm
Basisbediening via het menuscherm
In dit gedeelte komt de basisprocedure voor het opgeven en wijzigen van de apparaatinstellingen aan de orde.
Als u de systeeminstellingen van het apparaat wilt configureren, drukt u op de toets [Gebruikersinstellingen]. Als u de
instellingen van de huidige bedrijfsmodus van het apparaat wilt configureren, drukt u op een willekeurige menutoets.
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor de kopieerkwaliteit als voorbeeld gebruikt.
Druk op [Kopie].
Druk op een menutoets.
Druk op [ ][ ] om [Kwaliteit] te selecteren en druk op [OK].
Kopieerinst.
Kwaliteit
Druk op [ ][ ] om het documenttype van het origineel te selecteren en druk op [OK].
Kwaliteit
Tekst *
De nieuwe instelling wordt weergegeven met een symbool “ ”, om aan te geven dat de instelling is gewijzigd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Overzicht van de menu's
Overzicht van de menu's
Dit gedeelte geeft een overzicht van de parameters in elk menu.
Sommige items kunnen ook worden geconfigureerd via de webbrowser.
Kopieerinstellingen (Menutoets instellingen)
Papier selecteren
Sorteren
Kwaliteit
Dichtheid
Verkleinen/vergroten
Kleurinstelling
Kopie Duplex
Scaninstellingen (Menutoets instellingen)
Documentformaat
Document met meerdere pagina's
Onbeperkt scannen
Factor kleurcompressie
Resolutie
Dichtheid
Formaatbeperking mail
Scanmodus z/w
Verzendinstellingen voor het faxen (Menutoets instellingen)
Directe verzenden
Resolutie
Dichtheid
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Tijd pauzetoets
Automatisch herkiezen
Koptekst verzender
Systeeminstellingen voor het faxen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Ontv.instellingen
Lade-instellingen
Document verwijderen
Comm.instellingen
Rapportinstellingen
Faxdirectory ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Invoer snelkiezen
Invoer verkort kiezen
Apparaatinstellingen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Luidsprekervolume
Papierinstellingen
I/O time-out
Autom. doorg.
Tonerbesparing
Informatie verbruiksproducten
Scannerwagen
Hogevochtigheidsmodus
Kleurregistratie
TBReinigingmodus
Netwerkinstellingen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Ethernet
IP-configuratie
Rapporten afdrukken ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Configuratiepagina
Activiteitenrapport
Geheugenlijst
Snelkieslijst
Verkort kiezen-lijst
Scandirectorylijst
Logboek scanverzending
Onderhoudspagina
Beheerdersinstellingen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Datum/tijd instellen
Gebruikersinstellingen
Soort tel.lijn
PBX-selectie
Cijfer PBX-toegang
Standaardmodus
Autom. wissen
Spaarstand
Taal scherm
Landcode
Standaardwaarde instelling
Beheerdersmenu vergrendelen
PDL-instellingen ([Gebruikersinstellingen] instellingentoets)
Papierinvoer
Lijst afdrukken
Systeem
PCL menu
PS Menu
Zie Het apparaat configureren met de webbrowser voor meer informatie over het configureren van het apparaat via de webbrowser.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Kopieerinstellingen
Kopieerinstellingen
In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de kopieerinstellingen kunt configureren.
Verwante onderwerpen
Kopieerinstellingen wijzigen
Parameters voor kopieerinstellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Kopieerinstellingen > Kopieerinstellingen wijzigen
Kopieerinstellingen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor het sorteren van kopieën als voorbeeld gebruikt.
Druk op [Kopie].
Druk op een menutoets.
Druk op [ ][ ] om [Sorteren] te selecteren en druk op [OK].
Kopieerinst.
Sorteren
Druk op [ ][ ] om [Aan] of [Uit] te selecteren en druk op [OK].
Sorteren
Aan *
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Kopieerinstellingen > Parameters voor kopieerinstellingen
Parameters voor kopieerinstellingen
In dit gedeelte komen de parameters voor kopieerinstellingen aan de orde.
Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven.
Papier selecteren
Hiermee bepaalt u het papierformaat dat voor afdrukken wordt gebruikt.
Nadat een lade is geselecteerd, wordt alleen vanuit die lade afgedrukt.
Wanneer een papierformaat is geselecteerd, drukt het apparaat af via de laden die papier van het opgegeven
formaat bevatten, met uitzondering van de handinvoer. Wanneer zowel lade 1 als lade 2 papier van het
opgegeven formaat bevat, wordt eerst afgedrukt op papier uit lade 1. Als lade 1 geen papier meer bevat,
schakelt het apparaat automatisch over op lade 2 en wordt het afdrukken voortgezet. Wanneer lade 2 geen
papier meer heeft, dient u papier in lade 1 te plaatsen.
Wanneer lade 2 niet is geplaatst, worden alleen [Lade1] en [Handinvoer] weergegeven.
Standaardinstelling: [Lade1]
Lade1
Lade2
Handinvoer
A4
LTR
Sorteren
Hiermee configureert u het apparaat zodanig dat de pagina's in sets worden uitgevoerd wanneer u meerdere
kopieën van een document met meerdere pagina's maakt (P1, P2, P1, P2 enz.).
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Kwaliteit
Hiermee geeft u de inhoud van de originelen op voor een optimale afdrukkwaliteit.
Standaardinstelling: [Gemengd]
Tekst
Selecteer deze optie als het origineel alleen tekst bevat, en geen foto's of afbeeldingen.
Foto
Selecteer deze optie als in het origineel foto's of afbeeldingen zijn opgenomen. Gebruik deze modus bij
de volgende soorten origineel:
Foto's
Pagina's die volledig of vrijwel volledig uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals
tijdschriftpagina's.
Gemengd
Selecteer deze optie als in het origineel tekst en foto's of afbeeldingen zijn opgenomen.
Dichtheid
Hiermee geeft u de beelddichtheid voor het kopiëren op.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Standaardinstelling:
(meest licht)
(meest donker)
Verkleinen/vergroten
Hiermee stelt u een gecombineerde kopie in, of het percentage waarmee kopieën worden vergroot of verkleind.
Standaardinstelling: 100%
50%
65% (alleen het model )
71% (alleen het model )
78% (alleen het model )
82% (alleen het model )
93%
100%
2in1
Selecteer deze optie als u twee pagina's van een origineel wilt kopiëren op één vel papier. Als u deze
optie selecteert, moet u ook de afdrukstand instellen.
Staand
Liggend
4in1
Selecteer deze optie als u vier pagina's van een origineel wilt kopiëren op één vel papier. Als u deze
optie selecteert, moet u ook de afdrukstand en de indeling instellen.
Rij staand
Kolom staand
Rij liggend
Kolom liggend
122% (alleen het model )
129% (alleen het model )
141% (alleen het model )
155% (alleen het model )
200%
400%
Kopie ID-bew.
Hiermee wordt het apparaat ingesteld om de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs (of een ander
klein document) op één zijde van een vel papier te kopiëren.
Door het inschakelen van deze instelling wordt de instelling [Kopie Duplex] uitgeschakeld.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Aangepast 25-400%
Kleurinstelling
Geef de grijstint op met de kleurbalans voor rood, groen of blauw.
Standaardinstelling voor alle kleuren:
Rood
(meest licht)
(meest donker)
Groen
(meest licht)
(meest donker)
Blauw
(meest licht)
(meest donker)
Kopie Duplex
Stelt het apparaat in om dubbelzijdige kopieën te maken door enkelzijdige documenten op zowel de voor- als
de achterkant van het papier te kopiëren.
Door het inschakelen van deze instelling wordt de instelling [Kopie ID-bew.] uitgeschakeld.
Standaardinstelling: [Uit]
Uit
Boven naar Boven
Selecteer deze optie om dubbelzijdige kopieën te maken in de afdrukstand boven-naar-boven. U kunt
ook staand of liggend selecteren als afdrukstand van het origineel.
Staand
Liggend
Boven naar Onder
Selecteer deze optie om dubbelzijdige kopieën te maken in de afdrukstand boven-naar-onder. U kunt
ook staand of liggend selecteren als afdrukstand van het origineel.
Staand
Liggend
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Scannerinstellingen
Scannerinstellingen
In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de scannerinstellingen kunt configureren.
Verwante onderwerpen
Scannerinstellingen wijzigen
Parameters voor scannerinstellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Scannerinstellingen > Scannerinstellingen wijzigen
Scannerinstellingen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor het maken van één bestand van meerdere
pagina's als voorbeeld gebruikt.
Druk op [Scanner].
Druk op een menutoets.
Druk op [ ][ ] om [Document met meerdere pagina's] te selecteren en druk op [OK].
Scaninstellingen
Document met mee
Druk op [ ][ ] om [Ja] of [Nee] te selecteren en druk op [OK].
Document met mee
Ja *
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Scannerinstellingen > Parameters voor scannerinstellingen
Parameters voor scannerinstellingen
In dit gedeelte komen de parameters voor scannerinstellingen aan de orde.
Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven.
Documentformaat
Hiermee bepaalt u het scanformaat op basis van het formaat van het origineel.
Standaardinstelling: [LTR 8,5 x 11], [A4 210x297]
LGL 8,5 x 14, LTR 8,5 x 11, STMT 8,5 x 5,5, EXEC 7,25 x 10,5, A4 210x297, B5 182x257, A5
210x148, Aangepast
Document met meerdere pagina's
Hiermee stelt u in dat het apparaat bij het scannen van meerdere pagina's één bestand maakt dat alle pagina's
bevat.
Een gescand bestand kan alleen uit meerdere pagina's bestaan wanneer het bestand een PDF- of TIFF-bestand
is. Bij een JPEG-bestand wordt voor elke gescande pagina een apart bestand van één pagina gemaakt.
Standaardinstelling: [Ja]
Ja
Nee
Onbeperkt scannen
Hiermee stelt u in dat het apparaat om de volgende originelen vraagt wanneer u documenten op de glasplaat
scant.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Factor kleurcompressie
Hiermee geeft u de kleurcompressiefactor op voor JPEG-bestanden. Hoe lager de compressiefactor, des te
hoger de kwaliteit en des te groter de bestanden.
Standaardinstelling: [Medium]
Low
Medium
High
Resolutie
Hiermee geeft u de resolutie op waarmee het origineel wordt gescand.
Standaardinstelling: [300x300 dpi]
100x100 dpi
150x150 dpi
200x200 dpi
300x300 dpi
400x400 dpi
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
600x600 dpi
Dichtheid
Hiermee geeft u de beelddichtheid voor het scannen van originelen op.
Standaardinstelling:
(meest licht)
(meest donker)
Formaatbeperking mail
Hiermee geeft u de maximale grootte op van een bestand dat per e-mail kan worden verzonden.
Standaardinstelling: [1 MB]
1 MB
2 MB
3 MB
4 MB
5 MB
Geen limiet
Scanmodus z/w
Hiermee bepaalt u de scanmodus voor zwart-witscans via het bedieningspaneel.
Standaardinstelling: [Halftone]
Halftone
Het apparaat maakt 1-bits zwart-witafbeeldingen. De afbeeldingen hebben alleen zwarte en witte tinten.
Grijstinten
Het apparaat maakt 8-bits zwart-witafbeeldingen. De afbeeldingen hebben zwart en wit, en
tussenliggende grijstinten.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Verzendinstellingen voor het faxen
Verzendinstellingen voor het faxen
In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de verzendinstellingen voor het faxen kunt configureren.
Verwante onderwerpen
De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen
Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Verzendinstellingen voor het faxen > De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen
De verzendinstellingen voor het faxen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het instellen van de resolutie voor het scannen van het origineel als voorbeeld
gebruikt.
Druk op [Facsimile].
Druk op een menutoets.
Druk op [ ][ ] om [Resolutie] te selecteren en druk op [OK].
Verz.instellinge
Resolutie
Druk op [ ][ ] om de gewenste resolutie te selecteren en druk op [OK].
Resolutie
Standaard*
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Verzendinstellingen voor het faxen > Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen
Parameters van de verzendinstellingen voor het faxen
In dit gedeelte komen de parameters van verzendinstellingen voor het faxen aan de orde.
Directe verzenden
Hiermee stelt u in dat het apparaat een fax direct na het scannen van het origineel verzendt.
Standaardinstelling: [Uit]
Uit
Selecteer deze optie wanneer u faxen vanuit het geheugen wilt verzenden.
Aan
Selecteer deze optie wanneer u faxen direct wilt verzenden.
Alleen volgende fax
Selecteer deze optie als u alleen de volgende fax direct wilt verzenden.
Resolutie
Hiermee stelt u de resolutie in voor het scannen van originelen.
Standaardinstelling: [Standaard]
Standaard
Selecteer deze optie als het origineel uit een gedrukt of getypt document bestaat met tekens van normale
grootte.
Fijn
Selecteer deze optie als de tekst van het origineel klein gedrukt is.
Foto
Selecteer deze optie als in het origineel afbeeldingen zijn opgenomen, zoals foto's of tekeningen met
arcering.
Dichtheid
Hiermee geeft u de beelddichtheid voor het scannen van originelen op.
Standaardinstelling: [Normaal]
Licht
Normaal
Donker
Tijd pauzetoets
Hiermee bepaalt u de duur van de pauze wanneer u een pauze invoegt tussen de cijfers van een faxnummer.
Standaardinstelling: 3 seconden
1 - 15 seconden, in stappen van 1 seconde
Automatisch herkiezen
Hiermee stelt u in dat het apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiest wanneer de lijn bezet is of
wanneer een fout bij de verzending optreedt. (Het apparaat moet zich dan wel in de modus voor verzending uit
het geheugen bevinden.) Het aantal herhalingspogingen is vooraf ingesteld op twee of drie, afhankelijk van de
[Landcode] die is ingesteld onder [Beheerdersinstellingen], met een interval van vijf minuten.
Standaardinstelling: [Aan]
Uit
Aan
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Koptekst verzender
Hiermee stelt u in dat het apparaat een koptekst toevoegt aan iedere fax die u verzendt. In de koptekst staan de
actuele datum en tijd, de naam en het nummer van de gebruikte fax, de taak-ID en informatie over het aantal
pagina's.
Standaardinstelling: [Aan]
Uit
Aan
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Systeeminstellingen voor het faxen
Systeeminstellingen voor het faxen
In dit gedeelte komt aan de orde hoe u de systeeminstellingen voor het faxen kunt configureren.
Verwante onderwerpen
Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen
Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Systeeminstellingen voor het faxen > Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen
Systeeminstellingen voor het faxen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het instellen van de lade voor het afdrukken van faxen als voorbeeld gegeven.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Faxinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Lade-instellingen] te selecteren en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Gebruikte lade: Fax] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
Druk op [ ][ ] om de gewenste lade te selecteren en druk op [OK].
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Systeeminstellingen voor het faxen > Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen
Parameters voor systeeminstellingen voor het faxen
In dit gedeelte komen de parameters voor systeeminstellingen voor het faxen aan de orde.
Ontv.instellingen (ontvangstinstellingen)
Hiermee geeft u de instellingen op voor het ontvangen van een fax.
Ontv.modus
Hiermee stelt u de ontvangstmodus in.
Standaardinstelling: [Alleen fax]
Alleen fax
Het apparaat beantwoordt automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxontvangstmodus.
Handmatig
Er klinkt een beltoon vanaf het apparaat wanneer een binnenkomende oproep wordt ontvangen.
Het apparaat ontvangt alleen faxen als u handmatig faxen ontvangt.
Fax/tel.beantw.
Het apparaat ontvangt faxen automatisch wanneer een faxoproep wordt ontvangen. Wanneer dit
niet het geval is, beantwoordt de aangesloten telefoonbeantwoorder de oproep.
FAX/TEL
Het apparaat ontvangt faxen automatisch wanneer een faxoproep wordt ontvangen. Wanneer dit
niet het geval is, klinkt er een beltoon vanaf het apparaat.
Autom. verkleining
Hiermee stelt u in dat het apparaat een ontvangen fax verkleint wanneer de fax niet op één vel papier
kan worden afgedrukt.
Het apparaat kan de fax tot maximaal 74% van het ware formaat verkleinen. Als de fax hierna nog
steeds niet op één vel papier past, wordt deze in het oorspronkelijke formaat op afzonderlijke vellen
afgedrukt.
Standaardinstelling: [Aan]
(De standaardinstelling is mogelijk [Uit], afhankelijk van de [Landcode] die is ingesteld onder
[Beheerdersinstellingen].)
Uit
Aan
Vertraging teller beltoon
Hiermee bepaalt u het aantal keren dat een beltoon klinkt vanaf het apparaat voordat het apparaat begint
met het ontvangen van faxen in de Alleen fax-modus.
Standaardinstelling: 3 keer
3 - 5 keer, in stappen van 1
Tijd beltoon fax/tel.
Hiermee bepaalt u hoe lang het apparaat probeert de toon voor een faxoproep te detecteren in de FAX/
TEL-modus.
Standaardinstelling: 15 seconden
5 - 99 seconden, in stappen van 1 seconde
Lade-instellingen
Gebruikte lade: Fax
Hiermee geeft u de lade op voor het afdrukken van ontvangen faxen. Faxen kunnen alleen worden
afgedrukt op papier van het formaat A4, Letter of Legal. Zorg ervoor dat u een lade selecteert die papier
van het juiste formaat bevat.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Als lade 2 niet is geïnstalleerd, wordt alleen [Alleen Lade1] weergegeven.
Standaardinstelling: [Automatisch]
Automatisch
Het apparaat gebruikt lade 1 en lade 2 wanneer hierin papier van hetzelfde formaat is geplaatst.
In dat geval drukt het apparaat eerst af op het papier in lade 1. Als lade 1 geen papier meer heeft,
schakelt het apparaat automatisch over op lade 2 en wordt het afdrukken voortgezet. Wanneer
lade 2 geen papier meer heeft, dient u papier in lade 1 te plaatsen.
Alleen Lade1
Alleen Lade2
Document verwijderen
Hiermee verwijdert u niet-verzonden faxopdrachten uit het geheugen van het apparaat.
Deze functie wordt alleen uitgevoerd wanneer deze is geselecteerd.
Taakgeheugen wissen
U verwijdert een faxtaak door de desbetreffende taak te selecteren en vervolgens [Wissen] te selecteren.
Als u [Niet wissen] selecteert, gaat u naar het vorige niveau in de menustructuur zonder de faxtaak te
verwijderen.
Alles wissen
Selecteer [Wissen] om de faxtaken te verwijderen. Als u [Niet wissen] selecteert, gaat u naar het vorige
niveau in de menustructuur zonder de faxtaak te verwijderen.
Comm.instellingen
ECM verz.
Hiermee stelt u in dat het apparaat delen van de gegevens die tijdens het verzenden verloren zijn gegaan,
automatisch opnieuw verzendt.
Standaardinstelling: [Aan]
Uit
Aan
ECM ontv.
Hiermee stelt u in dat het apparaat delen van de gegevens die tijdens het ontvangen verloren zijn
gegaan, automatisch opnieuw ontvangt.
Standaardinstelling: [Aan]
Uit
Aan
Kiestoondetectie
Hiermee stelt u in dat het apparaat een kiestoon detecteert voordat het apparaat de bestemming
automatisch kiest.
Standaardinstelling: [Detectie]
Detectie
Geen detectie
Verz.snelheid
Hiermee stelt u de verzendsnelheid voor de faxmodem in.
Standaardinstelling: [33.6 Kbps]
33.6 Kbps
14.4 Kbps
9.6 Kbps
7.2 Kbps
4.8 Kbps
2.4 Kbps
Ontv.snelheid
Hiermee stelt u de ontvangstsnelheid voor de faxmodem in.
Standaardinstelling: [33.6 Kbps]
33.6 Kbps
14.4 Kbps
9.6 Kbps
7.2 Kbps
4.8 Kbps
2.4 Kbps
Rapportinstellingen
Verzendrapport
Hiermee stelt u in dat het apparaat automatisch een verzendrapport afdrukt nadat een fax is verzonden.
Wanneer het apparaat zich in de Direct verzenden-modus bevindt, wordt het beeld van het origineel niet
op het rapport gereproduceerd, ook niet als [Alleen fout afb.] of [Altijd afb. afdr.] is geselecteerd.
Standaardinstelling: [Altijd afb. afdr.]
Alleen fouten
Hiermee wordt een rapport afgedrukt wanneer zich een fout bij het verzenden heeft voorgedaan.
Alleen fout afb.
Hiermee wordt een rapport met een afbeelding van het origineel afgedrukt wanneer zich een fout
bij het verzenden heeft voorgedaan.
Altijd afgedrukt
Hiermee wordt voor iedere faxverzending een rapport afgedrukt.
Altijd afb. afdr.
Hiermee wordt voor iedere faxverzending een rapport met een afbeelding van het origineel
afgedrukt.
Niet afgedrukt
Activiteitenrapport
Hiermee stelt u in dat het apparaat automatisch een activiteitenrapport afdrukt na iedere 100 (verzonden
en ontvangen) faxtaken.
Standaardinstelling: [Autom. afdrukken]
Autom. afdrukken
Niet afgedrukt
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Faxdirectoryinstellingen
Faxdirectoryinstellingen
In dit gedeelte komen de instellingen voor Snelkiezen/Verkort kiezen faxen aan de orde.
Verwante onderwerpen
Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen
Parameters voor faxdirectory
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Faxdirectoryinstellingen > Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen
Faxbestemmingen registreren in Snelkiezen/Verkort kiezen faxen
Gebruik dit menu om faxbestemmingen te registreren in het Adresboek.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Faxdirectory] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
Zie Faxbestemmingen registreren vanaf het bedieningspaneel voor meer informatie over de procedure voor het registreren van
faxbestemmingen.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Faxdirectoryinstellingen > Parameters voor faxdirectory
Parameters voor faxdirectory
Invoer snelkiezen
Hiermee geeft u het faxnummer en de naam op voor vermeldingen voor snelkiezen. U kunt maximaal 20
vermeldingen voor snelkiezen registreren.
01 - 20
Invoer faxnr.
Hiermee geeft u het faxnummer op voor vermeldingen voor snelkiezen. Het faxnummer mag uit
maximaal 40 tekens bestaan, waaronder 0 - 9, pauze, " ", " " en een spatie.
Invoer faxnaam
Hiermee geeft u de naam op voor vermeldingen voor snelkiezen. De naam mag uit maximaal 20
tekens bestaan.
Invoer verkort kiezen
Hiermee geeft u het faxnummer en de naam op voor vermeldingen voor verkort kiezen. U kunt maximaal 50
vermeldingen voor verkort kiezen registreren.
01 - 50
Invoer faxnr.
Hiermee geeft u het faxnummer op voor vermeldingen voor verkort kiezen. Het faxnummer mag
uit maximaal 40 tekens bestaan, waaronder 0 - 9, pauze, " ", " " en een spatie.
Invoer faxnaam
Hiermee geeft u de naam op voor vermeldingen voor verkort kiezen. De naam mag uit maximaal
20 tekens bestaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Apparaatinstellingen
Apparaatinstellingen
In dit gedeelte komen de operationele instellingen van het apparaat aan de orde.
Verwante onderwerpen
Apparaatinstellingen wijzigen
Parameters voor apparaatinstellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Apparaatinstellingen > Apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van het volume van het toetsenblok als voorbeeld gebruikt.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Apparaatinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Menu
Apparaatinstelli
Druk op [ ][ ] om [Luidsprekervolume] te selecteren en druk op [OK].
Apparaatinstelli
Luidsprekervolum
Druk op [ ][ ] om [Volume toetsenblok] te selecteren en druk op [OK].
Luidsprekervolum
Volume toetsenbl
Druk op [ ][ ] om het volume aan te passen en druk op [OK].
Volume toetsenbl
1 *
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Apparaatinstellingen > Parameters voor apparaatinstellingen
Parameters voor apparaatinstellingen
In dit gedeelte komen de parameters voor de apparaatinstellingen aan de orde.
Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven.
Luidsprekervolume
Hiermee stelt u het volume in van de geluiden die afkomstig zijn van het apparaat.
Standaardinstelling: 1 voor [Volume toetsenblok] en 2 voor de overige parameters.
Volume toetsenblok
Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt wanneer u op een toets drukt.
0 (Uit)
1
2
3
Volume belsignaal
Hiermee stelt u het volume in van de beltoon die klinkt wanneer een oproep wordt ontvangen.
0 (Uit)
1
2
3
Volume lijnmonitor
Hiermee stelt u het geluidsvolume in van de luidspreker in de modus voor direct kiezen.
0 (Uit)
1
2
3
Toonvolume taakeinde
Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt nadat een taak is voltooid.
0 (Uit)
1
2
3
Toonvolume taakfout
Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt wanneer zich bij een fax-zending een fout
voordoet.
0 (Uit)
1
2
3
Alarmvolume
Hiermee stelt u het volume in van het alarm dat klinkt wanneer zich bij het gebruik een fout voordoet.
0 (Uit)
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
1
2
3
Papierinstellingen
Papiertype
Hiermee bepaalt u het papiertype voor iedere lade.
De instelling voor lade 2 wordt alleen weergegeven als die lade is geïnstalleerd.
Standaard voor alle laden: [Normaal papier]
Papier lade1
Dun Papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur,
Briefhoofd, Voorgedrukt, Voorgeperforeerd, Etiketten, Bankpost, Karton, Envelop, Dik Papier
(105-160g/m2)
Papier lade2
Dun Papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur,
Briefhoofd, Voorgedrukt, Voorgeperforeerd
Handinvoer
Dun Papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur,
Briefhoofd, Voorgeperforeerd, Etiketten, Bankpost, Karton, Envelop, Dik Papier(105-160g/m2)
Papierformaat
Hiermee bepaalt u het papierformaat voor iedere lade.
Standaard voor alle laden: [Letter], [A4]
Lade1
A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-K, Executive, 8 × 13, 8.5 × 13, Folio, 16K,
Com10, Monarch, C5 Env, C6 Env, DL Env, Aangepast
Lade2
A4, Letter
Handinvoer
A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-K, Executive, 8 × 13, 8.5 × 13, Folio, 16K,
Com10, Monarch, C5 Env, C6 Env, DL Env, Aangepast
I/O time-out
USB
Geeft aan hoeveel seconden de machine wacht alvorens de gegevens af te drukken, als het verzenden
van de gegevens via de USB-verbinding van de computer werd onderbroken. Als de machine binnen de
hier vermelde tijdsduur geen gegevens meer ontvangt drukt de machine enkel de data af die het
ontvangen heeft. Als het afdrukken veelvuldig wordt onderbroken door gegevens van andere poorten,
verhoog dan de time-out.
Standaardinstelling: 60 seconden
15 Sec.
60 Sec.
300 Sec.
Netwerk
Geeft aan hoeveel seconden de machine wacht alvorens de gegevens af te drukken, als het verzenden
van de gegevens via de netwerkverbinding van de computer werd onderbroken. Als de machine binnen
de hier vermelde tijdsduur geen gegevens meer ontvangt drukt de machine enkel de data af die het
ontvangen heeft. Als het afdrukken veelvuldig wordt onderbroken door gegevens van andere poorten,
verhoog dan de time-out.
Standaardinstelling: 60 seconden
15 Sec.
60 Sec.
300 Sec.
Beveiligde afdr.
Geeft aan hoeveel seconden het apparaat een nieuw beveiligd afdrukbestand vasthoudt, als het geen
beveiligde afdrukbestanden meer kan opslaan. Binnen deze tijd kunt u het nieuwe beveiligde
afdrukbestand afdrukken of verwijderen. U kunt een bestaand beveiligd afdrukbestand ook afdrukken of
wissen, zodat er een nieuw beveiligd afdrukbestand kan worden opgeslagen in het apparaat.
Standaardinstelling: 60 seconden
0 - 300 seconden, in stappen van 1 seconde
Beperk gebruiker
Geeft aan hoeveel seconden een gebruiker geverifieerd blijft, nadat het papier werd uitgevoerd bij het
kopiëren op de glasplaat. De verificatie loopt automatisch af direct na het kopiëren met ADF, het
versturen van een fax of scannen via het bedieningspaneel.
Deze instelling verschijnt alleen als de beperking voor gebruikers is ingeschakeld via webbrowser.
Standaardinstelling: 30 seconden
5 - 60 seconden, in stappen van 1 seconde
Autom. doorg.
Hiermee stelt u in dat het apparaat een fout over het papierformaat of -type negeert en doorgaat met afdrukken.
Het afdrukken wordt tijdelijk onderbroken wanneer er een fout wordt vastgesteld, en wordt vervolgens na tien
seconden automatisch hervat.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Tonerbesparing
Hiermee stelt u in dat het apparaat afdrukt met minder toner.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Informatie verbruiksproducten
Hiermee geeft u informatie over de verbruiksproducten weer.
Toner
Hiermee geeft u de resterende hoeveelheid toner weer.
Levensduur zwart
(Nieuw), , , , , (Moet worden vervangen)
Levensduur magenta
(Nieuw), , , , , (Moet worden vervangen)
Levensduur geel
(Nieuw), , , , , (Moet worden vervangen)
Levensduur cyaan
(Nieuw), , , , , (Moet worden vervangen)
Tonerafvalcontainer
Teller levensduur afvalcontainer
[Gereed]
De tonerafvalfles is nog bruikbaar .
[Bijna vol]
De tonerafvalfles is bijna vol en moet binnenkort worden vervangen.
[Vol]
De tonerafvalfles moet worden vervangen.
Fusereenheid
Levensduur fusereenheid
Hiermee geeft u de resterende levensduur van de fusereenheid weer.
(Nieuw), , , , , (Moet worden vervangen)
Scannerwagen
Hiermee zet u de scaneenheid in het apparaat terug in de uitgangspositie. Gebruik deze functie voordat u het
apparaat verplaatst om de scaneenheid in de uitgangspositie terug te zetten.
Naar vergrendelen
[Niet uitvoeren]
Hiermee gaat u naar het vorige niveau van de menustructuur zonder de scaneenheid terug te
zetten in de uitgangspositie.
[Uitvoeren]
Hiermee zet u de scaneenheid terug in de uitgangspositie.
Hogevochtigheidsmodus
Hiermee stelt u in dat het apparaat afdrukken van consistente kwaliteit levert, ook bij een hoge
luchtvochtigheid.
Standaardinstelling: [Uit]
Uit
Modus 1
Selecteer deze modus als de afdrukken onduidelijk zijn.
Modus 2
Selecteer deze modus als de afdrukken gekruld en/of onduidelijk zijn. Als u deze modus selecteert, is
voor het voltooien van de eerste afdruk meer tijd nodig dan voor de volgende afdrukken.
Modus 3
Selecteer deze modus als de afdrukken nog steeds gekruld en/of onduidelijk zijn, zelfs wanneer de
afdrukken zijn gemaakt in [modus 2]. In deze modus is voor het voltooien van de eerste afdruk meer tijd
nodig dan in [modus 2].
Kleurregistratie
Pas de kleurregistratie indien nodig aan. (Deze afstelling wordt meestal automatisch door de machine
uitgevoerd.)
[Niet uitvoeren]
Teruggaan naar het vorige niveau van de menustructuur zonder de kleurregistratie aan te passen.
[Uitvoeren]
De afstelling kleurregistratie uitvoeren.
TBReinigingmodus
Stelt de machine in om de periodieke reiniging van de binnenkant uit te voeren. Het is mogelijk dat u geluiden
hoort tijdens de uitvoering van de reiniging. Het geluid wijst niet op een storing.
Standaardinstelling: [Aan]
Aan
Uit
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Netwerkinstellingen
Netwerkinstellingen
In dit gedeelte komen de netwerkinstellingen aan de orde.
Verwante onderwerpen
Netwerkinstellingen wijzigen
Parameters voor netwerkinstellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Netwerkinstellingen > Netwerkinstellingen wijzigen
Netwerkinstellingen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de netwerksnelheid als voorbeeld gebruikt.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Menu
Netwerkinstellin
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Ethernet] te selecteren en druk op [OK].
Netwerkinstellin
Ethernet
Druk op [ ][ ] om [Instelling koppeling] te selecteren en druk op [OK].
Ethernet
Instelling koppe
Druk op [ ][ ] om de gewenste netwerksnelheid te selecteren en druk op [OK].
Instelling koppe
Automatisch *
De nieuwe instelling wordt weergegeven met een “ ”, om aan te geven dat dit nu de standaardinstelling is.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Netwerkinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Netwerkinstellingen > Parameters voor netwerkinstellingen
Parameters voor netwerkinstellingen
In dit gedeelte komen de parameters voor netwerkinstellingen aan de orde.
Ethernet
MAC
Hiermee geeft u het MAC-adres van het apparaat weer.
Status koppeling
Hiermee geeft u de ingestelde Ethernet-snelheid weer.
100 M Full duplex
100 M Half duplex
10 M Full duplex
10 M Half duplex
Instelling koppeling
Hiermee bepaalt u de snelheid voor Ethernet-communicatie. Selecteer een snelheid die overeenkomt
met uw netwerkomgeving.
Voor de meeste netwerken is de standaardinstelling de beste instelling.
Standaardinstelling: [Automatisch]
Automatisch
100M Full Dup
100M Half Dup
10M Full Dup
10M Half Dup
IP-configuratie
DHCP geactiveerd
Hiermee stelt u in dat het apparaat zijn IP-adres, subnetmasker en standaardgatewayadres automatisch
van een DHCP-server ontvangt.
Wanneer DHCP wordt gebruikt, kunt u het IP-adres, subnetmasker of standaardgatewayadres niet
handmatig invoeren.
Standaardinstelling: [Aan]
Aan
Uit
IP Adres
Hiermee bepaalt u het IP-adres van het apparaat wanneer DHCP niet wordt gebruikt.
Gebruik dit menu om het huidige IP-adres te controleren wanneer DHCP wordt gebruikt.
Standaardinstelling: 192.0.0.192
Subnet Masker
Hiermee bepaalt u het subnetmasker van het apparaat wanneer DHCP niet wordt gebruikt.
Gebruik dit menu om het huidige subnetmasker te controleren wanneer DHCP wordt gebruikt.
Standaardinstelling: 255.255.255.0
Gateway
Hiermee bepaalt u het standaardgatewayadres van het apparaat wanneer DHCP niet wordt gebruikt.
Gebruik dit menu om het huidige standaardgatewayadres te controleren wanneer DHCP wordt gebruikt.
Standaardinstelling: 192.0.0.192
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
IP-bron
Hiermee geeft u de methode weer waarmee het IP-adres wordt verkregen.
Standaardinstelling: [Standaard-IP]
DHCP
AUTOM. IP
Handmatig
Standaard-IP
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken
Rapporten afdrukken
In dit gedeelte komen de typen rapport die u kunt afdrukken aan de orde.
Verwante onderwerpen
De configuratiepagina afdrukken
Soorten rapporten
De configuratiepagina lezen
Het Activiteitenrapport lezen
De geheugenlijst lezen
Het lezen van het Logboek scanverzending
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > De configuratiepagina afdrukken
De configuratiepagina afdrukken
Volg de onderstaande procedure om de configuratiepagina af te drukken.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op de toetsen [ ][ ] om [Rapporten afdrukken] te selecteren en druk vervolgens op de toets [OK].
Menu
Rapporten afdruk
Druk op [ ][ ] om [Configuratiepagina] te selecteren en druk op [OK].
Rapporten afdruk
Configuratiepagi
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > Soorten rapporten
Soorten rapporten
Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven.
Configuratiepagina
Hiermee drukt u algemene informatie en de huidige configuraties van het apparaat af.
Activiteitenrapport
Hiermee drukt u een faxverzend- en -ontvangstrapport af voor de laatste 100 taken.
Geheugenlijst
Hiermee drukt u een lijst met niet-verzonden faxtaken af die nog in het geheugen van het apparaat staan.
Snelkieslijst
Hiermee drukt u een lijst met vermeldingen voor snelkiezen af.
Verkort kiezen-lijst
Hiermee drukt u een lijst met vermeldingen voor verkort kiezen af.
Geen sorteren
Hiermee drukt u de lijst af waarin de vermeldingen zijn gesorteerd op het geregistreerde nummer voor
verkort kiezen.
Sorteren op naam
Hiermee drukt u de lijst af waarin de vermeldingen zijn gesorteerd op naam.
Scandirectorylijst
Hiermee drukt u een lijst met scanbestemmingen af.
Logboek scanverzending
Hiermee drukt u een scanverzendrapport af.
Onderhoudspagina
Hiermee drukt u de onderhoudspagina af.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > De configuratiepagina lezen
De configuratiepagina lezen
Informatie apparaat
Model Name
Hiermee geeft u de modelnaam van het apparaat weer.
Serienummer
Hiermee geeft u het serienummer weer dat door de fabrikant aan het apparaat is toegewezen.
Geheugengrootte
Hiermee geeft u de totale hoeveelheid geheugen weer die op het apparaat is geïnstalleerd.
Firmware Versie
Hiermee geeft u de versie van de firmware van het apparaat weer.
Firmwareversie motor
De versie van de firmware voor de motor van het apparaat.
Informatie lade
“Lade 2” wordt alleen weergegeven als deze lade is geïnstalleerd.
Handinvoer
Hiermee geeft u de instellingen voor het papierformaat en -type weer.
Lade 1
Hiermee geeft u de instellingen voor het papierformaat en -type weer.
Lade 2
Hiermee geeft u de instellingen voor het papierformaat en -type weer.
Informatie verbruiksproducten
Hiermee geeft u de informatie over het niveau van de verbruiksproducten weer.
Zwarte toner
Magenta toner
Gele toner
Cyaan toner
Tonerafvalfles
Informatie teller
Totaalmodus
Afdrukmodus
Scanmodus
Faxmodus
Kopieermodus
Beide zijden
Informatie netwerk
Hiermee geeft u de instellingen weer voor de volgende items:
MAC-adres
Netwerksnelheid
TCP/IP
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
SNMP
E-mail
Tijdzone
Emailadres 1
Berichtniveau 1
E-mailadres 2
Berichtniveau 2
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > Het Activiteitenrapport lezen
Het Activiteitenrapport lezen
#
Geeft de bestandsbeheernummers weer.
Datum/Tijd
Geeft de begindatum en -tijd van het verzenden van de fax weer.
Geeft de ontvangstdatum en - tijd van de ontvangst van de fax weer.
Verz./Ontv.
Geeft weer of de fax werd verzonden of ontvangen.
Duur
Geeft de tijdsduur weer van het verzenden of ontvangen van de fax.
Afstand
Geeft het faxnummer weer dat bij de afzender voor faxontvangst is geregistreerd.
Geeft de volgende informatie weer op basis van de opgegeven verzendmethode:
Als een externe telefoon werd gebruikt: geeft het faxnummer weer dat bij de ontvanger is geregistreerd.
Als Snelkiezen/Verkort kiezen werd gebruikt: geeft de naam van de geregistreerde bestemming weer;
als de naam niet werd geprogrammeerd, wordt het faxnummer van de bestemming weergegeven.
Als een faxnummer werd ingevoerd met de cijfertoetsen van het bedieningspaneel: geeft het gekozen
faxnummer weer.
Als de fax werd verstuurd vanaf een computer (LAN-Fax): geeft het gekozen faxnummer weer.
Pagina's
Geeft het aantal pagina's weer dat werd verstuurd of werd ontvangen.
Resultaten
Geeft het resultaat weer van het verzenden of ontvangen van een fax. Als er een fout is opgetreden tijdens de
faxcommunicatie, geeft het een foutcode weer.
Zie Problemen bij het faxen voor meer informatie over foutcodes.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > De geheugenlijst lezen
De geheugenlijst lezen
#
Geeft de bestandsbeheernummers weer.
Datum/Tijd
Geeft de datum en de tijd weer waarop de fax in het geheugen werd opgeslagen.
Soort
Geeft het type functie weer dat werd gebruikt om de fax te versturen: "Opn.kiezen" als het verzenden
plaatsvond via opnieuw kiezen; "Broadcast" als het verzenden plaatsvond via broadcast; "Geheu.TX" als het
verzenden plaatsvond via een andere methode.
Afstand
Geeft de volgende informatie weer op basis van de opgegeven verzendmethode:
Als Snelkiezen/Verkort kiezen werd gebruikt: geeft de naam van de geregistreerde bestemming weer;
als de naam niet werd geprogrammeerd, wordt het faxnummer van de bestemming weergegeven.
Als een faxnummer werd ingevoerd met de cijfertoetsen van het bedieningspaneel: geeft het gekozen
faxnummer weer.
Als de fax werd verstuurd vanaf een computer (LAN-Fax): geeft het gekozen faxnummer weer.
Pagina's
Geeft het aantal pagina's van de fax weer.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Rapporten afdrukken > Het lezen van het Logboek scanverzending
Het lezen van het Logboek scanverzending
Nr.
Geeft de bestandsbeheernummers weer.
Datum
Geeft de verzendingsdatum weer.
Tijd
Geeft het tijdstip weer waarop de verzending werd voltooid.
Soort
Geeft de verzendmethode weer.
Scanbestemming
Geeft scanbestemming weer.
Pagina's
Geeft het aantal pagina's weer dat werd gescand.
Kleur
Geeft aan of het scannen in kleur of zwart-wit heeft plaatsgevonden.
Opmaak
Geeft het bestandsformaat weer.
Resultaten
Geeft de resultaten van de verzending weer. "OK" als het verzenden van het bestand is gelukt; "Err" als het
verzenden is mislukt.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Beheerdersinstellingen
Beheerdersinstellingen
In dit gedeelte komen beheerdersinstellingen aan de orde.
Verwante onderwerpen
Beheerdersinstellingen wijzigen
Parameters voor beheerdersinstellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Beheerdersinstellingen > Beheerdersinstellingen wijzigen
Beheerdersinstellingen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de opstartmodus na het inschakelen als voorbeeld gebruikt.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [Beheerdersinstellingen] te selecteren en druk op [OK].
Menu
Beheerdersinstel
Voer zo nodig een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk op [OK].
Druk op [ ][ ] om [Standaardmodus] te selecteren en druk op [OK].
Beheerdersinstel
Standaardmodus
Druk op [ ][ ] om [KOPIE] of [Fax] te selecteren en druk op [OK].
Standaardmodus
Fax *
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdersinstellingen] opgeven in [Beheerdersmenu vergrendelen].
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Zie Beheerdersinstellingen voor meer informatie over [Beheerdersmenu vergrendelen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > Beheerdersinstellingen > Parameters voor beheerdersinstellingen
Parameters voor beheerdersinstellingen
In dit gedeelte komen de parameters voor beheerdersinstellingen aan de orde.
Afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt, worden bepaalde onderdelen mogelijk niet weergegeven.
Datum/tijd instellen
Hiermee stelt u de datum en tijd in van de interne klok van het apparaat.
Datuminstelling
Hiermee stelt u de datum in van de interne klok van het apparaat.
U kunt alleen datums instellen die overeenkomen met het jaar en de maand. Datums die niet compatibel
zijn, worden geweigerd.
Standaardinstelling voor [Datumindeling]: [Mm/Dd/Jjjj], [Dd/Mm Jjjj]
Jaar: 2000 to 2099
Maand: 1 to 12
Datum: 1 to 31
Datumindeling: Mm/Dd/Jjjj, Dd/Mm Jjjj of Jjjj Mm/Dd
Tijdinstelling
Hiermee stelt u de tijd in van de interne klok van het apparaat.
Standaardinstelling voor [Tijdsindeling]: [12 uur], [24 uur]
Tijdsindeling: 24 uur, 12 uur
Tijd: AM, PM (voor 12-uursnotatie)
Uur: 0 - 23 (voor 24-uursnotatie) of 1 - 12 (voor 12-uursnotatie)
Minuut: 0 to 59
Gebruikersinstellingen
Hiermee geeft u gegevens over de gebruiker op voor het verzenden van een fax.
Gebruikersfaxnr.
Hiermee geeft u het faxnummer van het apparaat op, dat uit maximaal 20 tekens kan bestaan, waaronder
0 - 9, spatie en "+".
Gebruikersnaam
Hiermee geeft u de naam van het apparaat op, die uit maximaal 20 alfanumerieke tekens en symbolen
kan bestaan.
Soort tel.lijn
Hiermee geeft u het type telefoonlijn op.
Neem contact op met uw telecombedrijf als u deze instelling wilt configureren en selecteer de instelling op
basis van uw telefoonlijn. Een verkeerde instelling kan leiden tot storingen bij het verzenden van faxen.
Standaardinstelling: [Toon]
Toon
Puls 10 PPS
Puls 20 PPS
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
PBX-selectie
Hiermee stelt u in of het apparaat een verbinding tot stand brengt met een openbaar telefoonnetwerk (PSTN) of
een particuliere telefooncentrale (PBX).
Standaardinstelling: [PSTN]
PSTN
PBX
Cijfer PBX-toegang
Hiermee bepaalt u het nummer dat moet worden gekozen voor toegang tot de buitenlijn wanneer het apparaat is
verbonden met een PBX.
Zorg ervoor dat deze instelling overeenkomt met de instelling in de telefooncentrale. Anders kunt u mogelijk
geen faxen verzenden naar bestemmingen buiten de interne centrale.
Standaardinstelling: 9
000 - 999, in stappen van 1
Standaardmodus
Hiermee bepaalt u de modus die wordt geactiveerd als de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, of als de tijd die
is opgegeven bij [Autom. wissen] zonder activiteit is verstreken terwijl het beginscherm van de huidige modus
wordt weergegeven.
Standaardinstelling: [KOPIE]
KOPIE
Fax
Autom. wissen
Hiermee stelt u in dat het apparaat terugkeert naar het beginscherm of de huidige modus als het apparaat
gedurende een bepaalde periode tijdens de configuratie geen invoer ontvangt.
Als de opgegeven periode is verstreken terwijl het beginscherm van de huidige modus wordt weergegeven,
keert het apparaat terug naar de modus die is opgegeven in [Standaardmodus].
Standaardinstelling: [Aan] (30 seconden)
Aan (30 sec., 1 min., 2 min., 3 min., 5 min., 10 min.)
Uit
Spaarstand
Schakelt de machine naar de Energiebesparende modus, Energiebesparende modus 1 of Energiebesparende
modus 2, om het energieverbruik te verminderen. Het apparaat komt uit de energiebesparende modus wanneer
het een afdruktaak krijgt, een ontvangen fax afdrukt, of wanneer de toets [Kopie], [Kleur Start], of [Z&W Start]
wordt ingedrukt.
Spaarmodus1
De machine schakelt naar de Energiebesparende modus 1 als de machine gedurende 30 seconden
inactief is. Het neemt minder tijd in beslag om terug te keren uit de Energiebesparende modus 1 dan uit
de uitgeschakelde toestand of Energiebesparende modus 2, maar het energieverbruik is hoger in
Energiebesparende modus 1 dan in Energiebesparende modus 2.
Standaardinstelling: [Aan]
Uit
Aan (30 seconden)
Spaarmodus2
De machine gaat naar Energiebesparende modus nadat de tijd, die voor deze instelling werd bepaald, is
verstreken. Het energieverbruik is lager in Energiebesparende modus 2 dan in Energiebesparende
modus 1, maar het kan langer duren om uit Energiebesparende modus 2 te komen dan uit
Energiebesparende modus 1.
Standaardinstelling: [Aan] (2 minuten)
Aan (1 tot 240 minuten, in stappen van 1 minuut)
Uit
Taal scherm
Hier geeft u de taal op die op het scherm en in rapporten wordt gebruikt.
Standaardinstelling: [English]
Landcode
Hiermee selecteert u het land waarin het apparaat wordt gebruikt. De landcode die u opgeeft, is van invloed op
de tijd- en datumweergave en de standaardwaarden van de instellingen voor het verzenden van faxen.
Het is belangrijk dat u de juiste landcode selecteert. Een verkeerde landcode kan leiden tot storingen bij het
verzenden van faxen.
Standaardinstelling: [Verenigde Staten]
Standaardwaarde instelling
Menu-instellingen wissen
Niet uitvoeren
Hiermee gaat u naar het vorige niveau van de menustructuur zonder de instellingen te wissen.
Uitvoeren
Hiermee worden de standaardwaarden van het apparaat opnieuw ingesteld, met uitzondering van
de volgende instellingen: schermtaal, landinstelling, netwerkinstellingen en bestemmingen voor
Snelkiezen/Verkort kiezen faxen.
Netwerkinstellingen wissen
Let op dat u de instellingen niet per ongeluk wist.
Niet uitvoeren
Hiermee gaat u naar het vorige niveau van de menustructuur zonder de instellingen te wissen.
Uitvoeren
Hiermee herstelt u de standaardwaarden voor de netwerkinstellingen.
Faxdirectory wissen
Niet uitvoeren
Hiermee gaat u naar het vorige niveau van de menustructuur zonder de instellingen te wissen.
Uitvoeren
Hiermee wist u de bestemmingen voor Snelkiezen/Verkort kiezen faxen.
Beheerdersmenu vergrendelen
Hiermee geeft u een wachtwoord van vier cijfers op voor toegang tot de menu's [Faxdirectory],
[Netwerkinstellingen] en [Beheerdersinstellingen].
Onthoud dit wachtwoord goed.
Aan (0000 - 9999, in stappen van 1)
Uit
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > PDL-instellingen
PDL-instellingen
In dit gedeelte komen de PDL-instellingen aan de orde.
Verwante onderwerpen
PDL-instellingen wijzigen
Parameters voor PDL-instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > PDL-instellingen > PDL-instellingen wijzigen
PDL-instellingen wijzigen
Hieronder wordt de procedure voor het wijzigen van de instelling voor dubbelzijdig afdrukken als voorbeeld gebruikt.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
Druk op [ ][ ] om [PDL-instellingen] te selecteren en druk op [OK].
Menu
PDL-instellingen
Druk op [ ][ ] om [Systeem] te selecteren en druk op [OK].
PDL-instellingen
Systeem
Druk op [ ][ ] om [Duplex] te selecteren en druk op [OK].
Systeem
Duplex
Druk op [ ][ ] om [Uit], [Lange zijde bnd] of [Korte zijde bnd] te selecteren en druk op [OK].
Duplex
Uit *
Bij de nieuwe instelling wordt een “ ” symbool weergegeven om aan te geven dat de instelling werd veranderd.
Bevestig de huidige instelling en druk op [ ].
Druk op [Wissen/Stop] om terug te keren naar het beginscherm.
U kunt op [ ] drukken om naar het vorige niveau van de menustructuur te gaan.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat via het bedieningspaneel configureren > PDL-instellingen > Parameters voor PDL-instellingen
Parameters voor PDL-instellingen
In dit gedeelte komen de parameters voor de PDL-instellingen aan de orde.
Papierinvoer
Ladevoorkeur
Hiermee bepaalt u welke lade het eerst wordt gecontroleerd op papier dat is ingesteld voor het
afdrukken.
[Lade2] wordt alleen weergegeven als deze lade is geïnstalleerd.
Standaardinstelling: [Lade1]
Lade1
Lade2
Lijst afdrukken
Hiermee drukt u lijsten af met de configuraties op het apparaat.
Configuratiepagina
Hiermee drukt u algemene informatie en de huidige configuraties van het apparaat af.
Menu lijst
Hiermee drukt u de functiemenu's van het apparaat af.
Testpagina
Hiermee drukt u een testpagina af om de kleurinstellingen te controleren.
Lijst PCL-lettertypen
Hiermee drukt u een lijst af van de geïnstalleerde PCL-lettertypen.
Lijst PS-lettertypen
Hiermee drukt u een lijst af van de geïnstalleerde PostScript-lettertypen.
Systeem
Kopieën
Hiermee stelt u in dat het apparaat het opgegeven aantal sets afdrukt.
Deze instelling is uitgeschakeld als het aantal pagina's dat moet worden afgedrukt wordt bepaald door
het printerstuurprogramma.
Standaardinstelling: 1
1 - 999, in stappen van 1
Subpap.form.
Hiermee stelt u in dat wordt afgedrukt op papier van een ander formaat als het opgegeven papier in geen
van de laden is geplaatst. De andere formaten zijn vooraf ingesteld op A4 en Letter.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Standaardpapierformaat
Hiermee bepaalt u welk papierformaat moet worden gebruikt wanneer geen papierformaat voor de
afdruktaak is opgegeven.
Standaardinstelling: Letter (81/2” × 11”), A4
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-K, Executive, 8 × 13, 8.5 × 13, Folio, 16K,
Com 10, Monarch, C5 Env, C6 Env, DL Env
Duplex
Hiermee stelt u in dat het apparaat op beide zijden van het papier afdrukt, afhankelijk van de opgegeven
inbindmethode.
Standaardinstelling: [Uit]
Uit
Lange zijde bnd
Korte zijde bnd
Blanco pagina afdrukken
Hiermee stelt u in dat het apparaat lege pagina's afdrukt.
Wanneer het afdrukken van een voorblad is ingeschakeld vanuit het printerstuurprogramma, worden
voorbladen ingevoegd, ook als u [Geen afdrukken] selecteert.
Standaardinstelling: [Afdrukken]
Afdrukken
Geen afdrukken
Z&W detectie
Hiermee geeft u op dat het apparaat alle zwart-witpagina's in de zwart-witmodus afdrukt, zelfs als
afdrukken in kleur is ingesteld
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Foutpagina afdr.
Hiermee stelt u in dat het apparaat een foutpagina afdrukt wanneer het apparaat een fout vaststelt.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
PCL menu
Hiermee geeft u instellingen op voor het afdrukken met PCL.
Richting
Hiermee bepaalt u de afdrukstand van de pagina.
Standaardinstelling: [Staand]
Staand
Liggend
Regels per pag.
Hiermee bepaalt u het aantal regels per pagina.
Standaardinstelling: 60, 64
5 - 128, in stappen van 1
Lettertype nr
Geeft het ID van het standaardlettertype dat u wilt gebruiken.
Standaardinstelling: 0
0 to 89
Tekengrootte
Hiermee bepaalt u de tekengrootte voor het standaardlettertype.
Deze instelling geldt alleen voor lettertypen met een variabele breedte.
Standaardinstelling: 12,00 punten
4.00 - 999.75, in stappen van 0.25
Font Pitch
Hiermee bepaalt u het aantal tekens per inch voor het standaardlettertype.
Deze instelling geldt alleen voor lettertypen met een vaste breedte.
Standaardinstelling: 10,00 pitch
0,44 - 99,99, in stappen van 0,01
Symbolenset
Hiermee geeft u de tekenset op voor het standaardlettertype. De volgende sets zijn beschikbaar:
Standaardinstelling: [PC-8]
ISO L1, ISO L2, ISO L5, PC-8, PC-8 D/N, PC-850, PC-852, PC-858, PC8-TK, Win L1, Win L2,
Win L5, Desktop, PS Text, VN Int1, VN US, MS Pub1, Math-8, PS Math, VN Math, Pifont,
Legal, ISO 4, ISO 6, ISO 11, ISO 15, ISO 17, ISO 21, ISO 60, ISO 69, Win 3.0, MC Text, ISO
L6, ISO L9, PC-775, PC-1004, Win Balt, Roman-8, Roman-9
Courier font
Hiermee geeft u een lettertype van het type Courier op.
Standaardinstelling: [Normaal]
Normaal
Donker
Uit.arm A4 breed
Hiermee stelt u in dat het apparaat de breedte van het afdrukbare gebied van A4-papier uitbreidt,
waardoor de breedte van de zijmarges afneemt.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Van CR naar LF
Hiermee stelt u in dat het apparaat aan iedere LF-code een CR-code toevoegt, zodat tekstgegevens
duidelijk worden afgedrukt.
Standaardinstelling: [Uit]
Aan
Uit
Resolutie
Hiermee geeft u de afdrukresolutie op in dots per inch.
Standaardinstelling: [600X600 1Bit]
600X600 1Bit
600X600 2Bit
600X600 4Bit
PS Menu
Hiermee geeft u instellingen op voor het afdrukken met PostScript.
Resolutie
Hiermee geeft u de afdrukresolutie op in dots per inch.
Standaardinstelling: [600X600 1Bit]
600X600 1Bit
600X600 2Bit
600X600 4Bit
Kleurprofiel
Hiermee geeft u het kleurprofiel op.
Standaardinstelling: [Effen kleuren]
Effen kleuren
Presentatie
Fotografie
Uit
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De webbrowser gebruiken
De webbrowser gebruiken
Sommige items kunnen ook worden geconfigureerd via het bedieningspaneel.
Beschikbare bewerkingen
De volgende bewerkingen kunnen extern met de webbrowser op een computer worden uitgevoerd:
De status of instellingen van het apparaat weergeven
De instellingen van het apparaat configureren
Rapporten afdrukken
Scan- en faxbestemmingen registreren
De beperkingsinstellingen voor gebruikers configureren
Netwerkinstellingen configureren
Een wachtwoord instellen voor het wijzigen van de configuratie van het apparaat
De standaardwaarden voor de configuratie van het apparaat herstellen
Back-upbestanden maken van de configuratie van het apparaat
De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van back-upbestanden
De datum en tijd van het apparaat configureren
De Energiebesparende modus van het apparaat configureren
Ondersteunde webbrowsersoftware
Windows-besturingssystemen: Internet Explorer 5.0 of hoger
Mac OS X: Safari
Als u het apparaat via een webbrowser wilt gebruiken, moet u eerst de TCP/IP-instellingen van het apparaat configureren.
Als u een oudere versie van een ondersteunde webbrowsersoftware gebruikt of op de webbrowsersoftware zijn JavaScript en cookies
uitgeschakeld, kunnen zich problemen bij de weergave en het gebruik voordoen.
Als u een proxyserver gebruikt, dient u zonodig de instellingen van de webbrowsersoftware te configureren. Neem contact op met de
netwerkbeheerder voor meer informatie over de instellingen.
De vorige pagina wordt mogelijk niet weergegeven, zelfs niet nadat op de zwarte knop van de webbrowsersoftware is geklikt. Klik in dat
geval op de knop Vernieuwen van de webbrowsersoftware.
De weergegeven informatie wordt niet automatisch vernieuwd. Klik op de knop [Verversen] in de rechterbovenhoek.
Zie Het apparaat via het bedieningspaneel configureren voor meer informatie over het configureren van het apparaat via het
bedieningspaneel.
Zie Het apparaat configureren voor meer informatie over TCP/IP-instellingen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De hoofdpagina weergeven
De hoofdpagina weergeven
Wanneer u het apparaat benadert met de Webbrowsersoftware, wordt de hoofdpagina weergegeven in de
webbrowsersoftware.
Start de webbrowsersoftware.
Voer “http://(het IP-adres van het apparaat')/” in in de adresbalk van de webbrowsersoftware, om
toegang te krijgen. Als een DNS- of WINS-server wordt gebruikt en de hostnaam van het apparaat is
opgegeven, kunt u de hostnaam invoeren in plaats van het IP-adres.
Verwante onderwerpen
De taal voor de interface wijzigen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De hoofdpagina weergeven > De taal voor de interface wijzigen
De taal voor de interface wijzigen
Selecteer de gewenste taal voor de interface in de lijst [Webtaal].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren
De systeeminformatie controleren
Klik op [Home] om de hoofdpagina van de webbrowser weer te geven. U kunt op deze pagina de huidige
systeeminformatie controleren.
Deze pagina heeft drie tabbladen: [Status], [Teller] en [Informatie over het apparaat].
Verwante onderwerpen
De statusinformatie controleren
De tellerinformatie controleren
De informatie over het apparaat controleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren > De statusinformatie controleren
De statusinformatie controleren
Klik het tabblad [Status] op de hoofdpagina om de systeemgegevens, de status van de papierlade en het peil van de
tonercartridges weer te geven.
Item Beschrijving
Modelnaam De naam van het apparaat.
Locatie De locatie van het apparaat zoals deze op de [SNMP]-pagina is geregistreerd.
Contactpersoon De contactgegevens van het apparaat die zijn geregistreerd op de [SNMP]-pagina.
Hostnaam Geeft de hostnaam weer die bij het huidige netwerkprotocol wordt gebruikt.
Apparaatstatus Hiermee geeft u het huidige bericht weer op het display van het apparaat.
Toner
Item Beschrijving
Zwarte toner De resterende hoeveelheid zwarte toner.
Magenta toner De resterende hoeveelheid magenta toner.
Gele toner De resterende hoeveelheid gele toner.
Cyaan toner De resterende hoeveelheid cyaan toner.
Tonerafvalfles Geeft de hoeveelheid tonerafval in de tonerafvalcontainer weer als “Status OK”, “Bijna vol” of “Vol”.
Papierlade
Item Beschrijving
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Lade 1 Geeft de huidige toestand en instellingen voor papierformaat/type van lade 1 weer.
Lade 2 Geeft de huidige toestand en instellingen voor papierformaat/type van lade 2 weer.
Handinvoer Geeft de huidige toestand en instellingen voor papierformaat/type van de handinvoer weer.
De gegevens over lade 2 worden alleen weergegeven als die lade is geïnstalleerd.
Wanneer niet-originele tonercartridges zijn geïnstalleerd, is het niet mogelijk een betrouwbare indicatie te geven van de levensduur van de
toner.
Zie De SNMP-instellingen configureren voor meer informatie over locatie en contactgegevens.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren > De tellerinformatie controleren
De tellerinformatie controleren
Klik op het tabblad [Teller] op de hoofdpagina om de tellerinformatie te controleren.
Paginateller
Item Beschrijving
Totaal Het totale aantal pagina's dat is afgedrukt, gescand en gekopieerd.
Kleur Het aantal pagina's dat in kleur is afgedrukt, gescand en gekopieerd.
Zwart Het aantal pagina's dat in zwart-wit is afgedrukt, gescand en gekopieerd.
Ontvangst Het aantal pagina's dat als fax is ontvangen.
Verzending Het aantal pagina's dat als fax is verzonden.
Printerteller
Item Beschrijving
Paginatotaal Het totale aantal pagina's dat is afgedrukt.
Kleur Het aantal pagina's dat in kleur is afgedrukt.
Zwart Het aantal pagina's dat in zwart-wit is afgedrukt.
Paginadekking
Item Beschrijving
<5% Geeft het aantal pagina's weer met een afdrukgebied van minder dan 5%
5-20% Geeft het aantal pagina's weer met een afdrukgebied van 5-20%
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
>20% Geeft het aantal pagina's weer met een afdrukgebied van meer dan 20%
Duplex
Item Beschrijving
Duplex totaal pagina Geeft het totale aantal pagina's weer dat dubbelzijdig werd afgedrukt.
Een vel papier dat aan beide zijden is bedrukt, wordt beschouwd als twee afgedrukte pagina's.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De systeeminformatie controleren > De informatie over het apparaat controleren
De informatie over het apparaat controleren
Klik op het tabblad [Informatie over het apparaat] op de hoofdpagina om de apparaatinformatie te controleren.
Informatie over het apparaat
Item Beschrijving
Firmware Versie De versie van de firmware die op het apparaat is geïnstalleerd.
Firmwareversie motor De versie van de firmware voor de motor van het apparaat.
PCL-versie De versie van de PCL-interpreter (een onderdeel van de PDL-firmware).
PS-versie De versie van de PS-interpreter (een onderdeel van de PDL-firmware).
Versie PDL-firmware De versie van de PDL-firmware die op het apparaat is geïnstalleerd.
Serienummer Het serienummer van het apparaat.
Faxkaart Hiermee wordt aangegeven of de faxkaart wel of niet is geïnstalleerd.
Totaal geheugen De totale hoeveelheid geheugen die op het apparaat is geïnstalleerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren
De apparaatinstellingen configureren
Klik op [Apparaatinstellingen] om de configuratiepagina van de apparaatinstellingen weer te geven.
Deze pagina heeft zes tabbladen: [Volume luidspreker], [Papierinstellingen], [KOPIE], [Fax], [Printer] en
[Tonerbesparing].
Verwante onderwerpen
Het luidsprekervolume configureren
De papierinstellingen configureren
Het papierformaat voor het printen bepalen
De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt
Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie
Tonerbesparing configureren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Het luidsprekervolume configureren
Het luidsprekervolume configureren
Klik op het tabblad [Volume luidspreker] van de instelpagina van het apparaat om het volume van de luidspreker te
configureren.
Volume luidspreker
Item Beschrijving
Volume toetsenpaneel Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt wanneer er op een toets gedrukt wordt,
van 0 (geen geluid) tot en met 3.
Volume belsignaal Hiermee stelt u het volume in van het belsignaal dat klinkt wanneer een oproep wordt ontvangen,
van 0 (geen geluid) tot en met 3.
Vol. lijnmonitor Hiermee stelt u het geluidsvolume in van de luidspreker in de modus voor direct kiezen, van 0
(geen geluid) tot en met 3.
Toonvolume einde taak Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt wanneer een taak is voltooid, van 0 (geen
geluid) tot en met 3.
Toonvolume taakfout Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt wanneer een taakfout is opgetreden, van 0
(geen geluid) tot en met 3.
Alarmvolume Hiermee stelt u het volume in van de pieptoon die klinkt wanneer een verzendfout of een andere
waarschuwing is opgetreden, van 0 (geen geluid) tot en met 3.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > De papierinstellingen configureren
De papierinstellingen configureren
Klik op het tabblad [Papierinstellingen] op de pagina apparaatinstellingen om de papierinstellingen te configureren.
Lade 1
Item Beschrijving
Papierformaat
Selecteer het papierformaat voor lade 1:
A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-S, Executive, 8 × 13, 8.5 × 13, Folio, 16K, Com 10,
Monarch, C5 Env, C6 Env, Env DL, Aangepast.
Papiersoort
Selecteer het papiertype voor lade 1:
Dun papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur, Briefhoofd,
Voorgedrukt, Voorgeperforeerd, Etikettenpapier, Bankpost, Karton, Envelop, Dik papier (105-160 g/m2)
Lade 2
Item Beschrijving
Papierformaat Selecteer het papierformaat voor lade 2:
A4, Letter
Papiersoort
Selecteer het papiertype voor lade 2:
Dun papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur, Briefhoofd,
Voorgeperforeerd.
Handinvoer
Item Beschrijving
Papierformaat
Selecteer het papierformaat voor de handinvoer:
A4, B5 JIS, A5, B6-S, A6, Legal, Letter, Half Letter-S, Executive, 8 × 13, 8.5 × 13, Folio, 16K, Com 10,
Monarch, C5 Env, C6 Env, Env DL, Aangepast.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Papiersoort
Selecteer het papiertype voor de handinvoer:
Dun papier(60-75g/m2), Normaal papier, Normaal papier (90-105 g/m2), Gerecycled, Kleur, Briefhoofd,
Voorgeperforeerd, Etikettenpapier, Bankpost, Karton, Envelop, Dik papier (105-160 g/m2)
De gegevens over lade 2 worden alleen weergegeven als die lade is geïnstalleerd.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Het papierformaat voor het printen bepalen
Het papierformaat voor het printen bepalen
Klik op het tabblad [KOPIE] op de pagina apparaatinstellingen om het papierformaat voor het printen op te geven.
Papierkeuze
Item Beschrijving
Papierkeuze
Selecteer het papierformaat dat voor het printen moeten worden gebruikt: Lade 1, Lade 2, Handinvoer, A4, of
LTR.
Nadat een lade is geselecteerd, wordt alleen vanuit die lade afgedrukt. Wanneer een papierformaat is
geselecteerd, drukt het apparaat af via de laden die papier van het opgegeven formaat bevatten, met
uitzondering van de handinvoer. Wanneer zowel lade 1 als lade 2 papier van het opgegeven formaat bevat,
wordt eerst afgedrukt op papier uit lade 1. Als lade 1 geen papier meer bevat, schakelt het apparaat
automatisch over op lade 2 en wordt het afdrukken voortgezet. Wanneer lade 2 geen papier meer heeft, dient u
papier in lade 1 te plaatsen.
Wanneer lade 2 niet is geplaatst, worden alleen [Lade 1] en [Handinvoer] weergegeven.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt
De lade die bij het afdrukken van faxen wordt gebruikt
Klik op het tabblad [Fax] op de pagina apparaatinstellingen om de lade voor het afdrukken van faxen op te geven.
Ladekeuze
Item Beschrijving
Ladekeuze
Selecteer de lade voor het afdrukken van faxen: Automatisch, Alleen lade 1 of Alleen lade 2.
Als [Automatisch] is geselecteerd, gebruikt het apparaat lade 1 en lade 2 wanneer hierin papier van hetzelfde
formaat is geplaatst. In dat geval drukt het apparaat eerst af op het papier in lade 1. Als lade 1 geen papier meer
heeft, schakelt het apparaat automatisch over op lade 2 en wordt het afdrukken voortgezet. Wanneer lade 2 geen
papier meer heeft, dient u papier in lade 1 te plaatsen.
Faxen kunnen alleen worden afgedrukt op papierformaat A4, Letter of Legal. Zorg ervoor dat u een lade selecteert die papier van het juiste
formaat bevat.
Als lade 2 niet is geïnstalleerd, wordt alleen [Alleen lade 1] weergegeven.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie
Het opgeven van de ladevoorkeur voor de printfunctie
Klik op het tabblad [Printer] op de pagina apparaatinstellingen om de ladevoorkeur voor de printfunctie op te geven.
Ladeprioriteit
Item Beschrijving
Ladeprioriteit Selecteer of lade 1 of lade 2 het eerst wordt gecontroleerd op papier dat overeenkomt met de afdruktaak.
Als lade 2 niet is geïnstalleerd, wordt alleen [Lade 1] weergegeven.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatinstellingen configureren > Tonerbesparing configureren
Tonerbesparing configureren
Klik op het tabblad [Tonerbesparing] van de instelpagina van het apparaat om de instellingen van de tonerbesparing te
configureren.
Tonerbesparing
Item Beschrijving
Tonerbesparing Schakel deze optie in om het apparaat met minder toner te laten afdrukken.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Bestemmingen registreren
Bestemmingen registreren
Scan- en faxbestemmingen kunnen worden geregistreerd met de webbrowser. Er kunnen maximaal 100 bestemmingen
worden geregistreerd. Raadpleeg de gedeeltes over scannen en faxen voor meer informatie over het registreren van
bestemmingen.
Zie Scanbestemmingen registreren voor meer informatie over het registreren van scanbestemmingen.
Zie Faxbestemmingen registreren via webbrowser voor meer informatie over het registreren van faxbestemmingen met de webbrowser.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken
U kunt dit apparaat zodanig instellen dat een gebruikersidentificatie vereist is, wanneer een gebruiker probeert te
kopiëren, faxen of scannen met het bedieningspaneel.
Met de webbrowser kunt u de functie selecteren waarvoor een wachtwoord nodig is. Vervolgens kunt u gebruikers
registreren die deze functie kunnen gebruiken. Er kunnen maximaal 20 gebruikers worden geregistreerd. U kunt per
gebruiker instellen welke functies beschikbaar zijn na verificatie.
Zie De apparaatfuncties gebruikerafhankelijk beperken voor meer informatie over het configureren van gebruikersbeperkingen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Rapporten afdrukken
Rapporten afdrukken
Klik op [Rapporten afdrukken] om de pagina voor rapporten afdrukken weer te geven. Selecteer een item en klik op
[Afdrukken] om de gegevens over dat item af te drukken.
Rapporten afdrukken
Item Beschrijving
Configuratiepagina Hiermee drukt u algemene gegevens over het apparaat en de huidige apparaatconfiguratie af.
Activiteitenrapport Hiermee drukt u een faxverzend- en -ontvangstrapport af voor de laatste 100 taken.
Geheugenlijst Hiermee drukt u een lijst met niet-verzonden faxtaken af die nog in het geheugen van het apparaat
staan.
Snelkieslijst Hiermee drukt u een lijst met vermeldingen voor snelkiezen af.
Verkort kiezen-lijst Hiermee drukt u een lijst met vermeldingen voor verkort kiezen af.
Scandirectorylijst Hiermee drukt u een lijst met scanbestemmingen af.
Logboek scanverzending Hiermee drukt u een scanverzendrapport af.
Onderhoudspagina Hiermee drukt u de onderhoudspagina af.
Rapporten kunnen niet via webbrowser worden afgedrukt als er andere taken worden afgedrukt. Controleer voor het afdrukken van
rapporten of het apparaat aan het afdrukken is.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren
Netwerkinstellingen configureren
Klik op [Netwerkinstellingen] om de configuratiepagina van de netwerkinstellingen weer te geven.
Deze pagina heeft zes tabbladen: [Netwerkstatus], [Netwerktoepassing], [DNS], [Alarmberichten], [SNMP] en
[SMTP].
Verwante onderwerpen
De netwerkstatus controleren
Instellingen netwerktoepassing configureren
De DNS-instellingen configureren
De instellingen voor alarmberichten configureren
De SNMP-instellingen configureren
De SMPT-instellingen configureren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De netwerkstatus controleren
De netwerkstatus controleren
Klik op het tabblad [Netwerkstatus] op de pagina netwerkinstellingen om de netwerkinformatie weer te geven.
Algemene status
Item Beschrijving
Status koppeling Het type en de snelheid van de netwerkverbinding.
IPP Printernaam De naam die wordt gebruikt om het apparaat in het netwerk te identificeren.
Netwerkversie De versie van de netwerkmodule van het apparaat (een onderdeel van de firmware van het apparaat).
MAC-adres Het MAC-adres van het apparaat.
TCP/IP-status
Item Beschrijving
DHCP Geef aan of het apparaat automatisch een dynamisch IP-adres moet ontvangen via DHCP. Selecteer
[Inschakelen] als u DHCP wilt gebruiken. Als deze optie is ingeschakeld, kunnen de onderstaande items
niet worden geconfigureerd.
IP-adres Voer het IP-adres voor het apparaat in.
Subnet Masker Voer het subnetmasker van het netwerk in.
Gateway Voer het IP-adres van de netwerkgateway in.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > Instellingen netwerktoepassing configureren
Instellingen netwerktoepassing configureren
Klik op het tabblad [Netwerktoepassing] van de pagina netwerkinstellingen om de instellingen netwerktoepassing te
configureren.
Instellingen netwerkscannen
Item Beschrijving
E-mail Selecteer deze optie om de functie Scan to e-mail in te schakelen.
FTP Selecteer deze optie om de functie Scan to FTP in te schakelen.
Map Selecteer deze optie om de functie Scan to Folder in te schakelen.
Max.grootte Hiermee selecteert u de maximaal toegestane grootte van gescande bestanden die als bijlage bij een e-
mailbericht kunnen worden gevoegd (1 - 5 MB, of onbeperkt).
Instellingen netwerkafdrukken
Item Beschrijving
IPP Selecteer deze optie om netwerkprinten via het Internet Print Protocol (via TCP-poort 631/80) in te schakelen.
FTP Selecteer deze optie om afdrukken via een in het apparaat geïntegreerde FTP-server (via TCP-poort 20/21) in te
schakelen.
RAW Selecteer deze optie om taken in RAW-indeling via een netwerk af te drukken.
Poortnr. Geef het TCP-poortnummer op voor het afdrukken van taken in RAW-indeling. Het geldige bereik ligt tussen
1024 en 65535, uitgezonderd 53550 (standaard is 9100).
LPR Selecteer deze optie om netwerkprinten via LPR/LPD (via TCP-poort 515) in te schakelen.
mDNS-instelling
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Item Beschrijving
mDNS Selecteer deze optie om multicast DNS (via UDP-poort 5353) in te schakelen. Als deze optie is uitgeschakeld,
kan het onderstaande item niet worden geconfigureerd.
Printernaam Geef de naam van het apparaat op. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De DNS-instellingen configureren
De DNS-instellingen configureren
Klik op het tabblad [DNS] van de pagina netwerkinstellingen om de DNS-instellingen te configureren.
DNS-instellingen
Item Beschrijving
DNS-methode Hiermee selecteert u of domeinnaamservers handmatig worden opgegeven of DNS-gegevens van
het netwerk automatisch worden ontvangen. Bij de instelling [Automatisch] zijn de onderstaande
items niet beschikbaar.
Primaire DNS-server Voer het IP-adres van de primaire DNS in.
Secundaire DNS-server Voer het IP-adres van de secundaire DNS in.
Domeinnaam Geef de domeinnaam voor het apparaat op. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
DNS-time-out Geef het aantal seconden op dat het apparaat wacht voordat het besluit dat voor een DNS-aanvraag
een time-out is opgetreden (5 - 100).
Hostnaam Geef een hostnaam voor het apparaat op. Het wachtwoord mag uit maximaal 15 tekens bestaan.
Als u gebruik maakt van de functie Scan to Folder op een netwerk dat Active Directory gebruikt, dan moet u de servernaam en de
domeinnaam opgeven via de DNS-instellingen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De instellingen voor alarmberichten configureren
De instellingen voor alarmberichten configureren
Klik op het tabblad [Alarmberichten] van de pagina netwerkinstellingen om de instellingen voor alarmberichten te
configureren.
Waarschuwing 1/Waarschuwing 2
Item Beschrijving
Weergegeven naam Geef een naam op voor de afzender van de waarschuwing per e-mail. Het wachtwoord mag uit
maximaal 32 tekens bestaan.
E-mailadres Geef het adres op van de ontvanger van de waarschuwing per e-mail. Het wachtwoord mag uit
maximaal 64 tekens bestaan.
Papierstoring Selecteer deze optie als u een waarschuwing per e-mail naar het opgegeven adres wilt verzenden als
zich een papierstoring voordoet.
Geen papier Selecteer deze optie als u een waarschuwing per e-mail naar het opgegeven adres wilt verzenden als er
geen papier meer is.
Toner bijna op Selecteer deze optie als u een waarschuwing per e-mail naar het opgegeven adres wilt verzenden als de
toner bijna op is.
Service vereist Selecteer deze optie als u een waarschuwing per e-mail naar het opgegeven adres wilt verzenden als het
apparaat onderhoud nodig heeft.
Geen toner Selecteer deze optie als u een waarschuwing per e-mail naar het opgegeven adres wilt verzenden als er
geen toner meer is.
Klep open Selecteer deze optie als u een waarschuwing per e-mail naar het opgegeven adres wilt verzenden als er
een klep is geopend.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De SNMP-instellingen configureren
De SNMP-instellingen configureren
Klik op het tabblad [SNMP] van de pagina netwerkinstellingen om de SNMP-instellingen te configureren.
SNMP-instelling
Item Beschrijving
SNMP Selecteer of u het apparaat wilt instellen voor het gebruik van SNMP-services.
Vastzitten
Item Beschrijving
Doel vastzitten Selecteer of u het apparaat traps naar de beheerhost (NMS) wilt laten verzenden.
Host 1 SNMP-beheer Geef het IP-adres of de naam van een beheerhost op. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens
bestaan.
Host 2 SNMP-beheer Geef het IP-adres of de naam van een beheerhost op. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens
bestaan.
Gemeenschap
Item Beschrijving
Gemeenschap ophalen Geef de gemeenschapsnaam op die moet worden gebruikt voor het verifiëren van
ophaalaanvragen. Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Gemeenschap vastzitten Geef de gemeenschapsnaam op die moet worden gebruikt voor het verifiëren van trap-aanvragen.
Het wachtwoord mag uit maximaal 32 tekens bestaan.
Systeem
Item Beschrijving
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Locatie Geef de locatie van het apparaat op. De locatie die hier wordt ingevoerd, wordt op de hoofdpagina
weergegeven. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Contactpersoon Geef de contactgegevens van het apparaat op. De contactgegevens die hier worden opgegeven, worden op
de hoofdpagina weergegeven. Het wachtwoord mag uit maximaal 64 tekens bestaan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > Netwerkinstellingen configureren > De SMPT-instellingen configureren
De SMPT-instellingen configureren
Klik op het tabblad [SMTP] van de pagina netwerkinstellingen om de SMTP-instellingen te configureren.
SMTP-instellingen
Item Beschrijving
Primaire SMTP/POP3-server Geef het IP-adres of de hostnaam van de SMTP/POP3-server op. Het wachtwoord mag uit
maximaal 32 tekens bestaan.
Poortnummer Geef het poortnummer voor SMTP op (1 - 65535).
Verificatiemethode
Selecteer een van de volgende verificatiemethoden:
[Anoniem]: Er hoeft geen gebruikersnaam of wachtwoord te worden opgegeven.
[SMTP Verificatie]: Het apparaat ondersteunt NTLM- en aanmeldingsverificatie.
[POP voor SMTP]: De POP3-server wordt gebruikt voor verificatie. Als POP3-server wordt
dezelfde server gebruikt als bij SMTP.
Gebruikersnaam Geef de gebruikersnaam voor aanmelding bij de SMTP-server op. Het wachtwoord mag uit
maximaal 32 tekens bestaan.
Wachtwoord Geef het wachtwoord voor aanmelding bij de SMTP-server op. Het wachtwoord mag uit
maximaal 32 tekens bestaan.
E-mail systeembeheerder
Geef het e-mailadres van de beheerder op. Dit adres wordt gebruikt als het adres van de
afzender voor e-mailberichten die vanaf dit apparaat worden verzonden, zoals
waarschuwingen via e-mail en meldingen voor Scan to e-mail. Het wachtwoord mag uit
maximaal 64 tekens bestaan.
Time-out Geef het aantal seconden op dat het apparaat wacht voordat het besluit dat voor een SMTP-
bewerking een time-out is opgetreden (5 - 100).
Tijdzone
Selecteer de tijdzone die overeenkomt met uw geografische locatie. Het selecteren van de
verkeerde tijdzone kan ertoe leiden dat de verzenddatum en -tijd incorrect zijn voor de e-mail
die wordt verzonden met de functie Scan to e-mail, zelfs wanneer de klok van het apparaat
correct is ingesteld.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren
De beheerdersinstellingen configureren
Klik op [Beheerdersinstellingen] om de pagina voor het configureren van de beheerdersinstellingen weer te geven.
Deze pagina heeft zes tabbladen: [Wachtwoord], [Standaard instelling], [Backup-instellingen], [Herstel instellingen],
[Datum/tijd instellen] en [Spaarstand].
Verwante onderwerpen
Het wachtwoord configureren
Standaardinstellingen herstellen
Een back-up maken van de instellingen van de machine
De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van een back-upbestand
Datum- en tijdinstellingen configureren
De instellingen energiespaarstand configureren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Het wachtwoord configureren
Het wachtwoord configureren
Klik op het tabblad [Wachtwoord] van de pagina beheerdersinstellingen om het wachtwoord te configureren.
Wachtwoord beheerder
Item Beschrijving
Nieuw wachtwoord Geef het nieuwe wachtwoord voor de beheerder op. Het wachtwoord mag uit maximaal 16
tekens bestaan.
Nieuw wachtwoord bevestigen Geef ter bevestiging hetzelfde wachtwoord nog een keer op.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Standaardinstellingen herstellen
Standaardinstellingen herstellen
Klik op het tabblad [Standaard instelling] van de pagina beheerdersinstellingen om de standaardinstellingen te
herstellen.
Item Beschrijving
Netwerkinstellingen wissen Selecteer deze optie als u de standaardwaarden voor de netwerkinstellingen wilt
herstellen.
Menu-instellingen wissen Selecteer deze optie als u de standaardwaarden voor de menu's wilt herstellen.
Scanbestemming wissen Selecteer deze optie om de scanbestemmingen te wissen.
Beperk gebruikersinstellingen wissen Selecteer deze optie om de ingestelde gebruikersbeperkingen te wissen.
Snelkiezen / verkort kiezen faxen wissen Selecteer deze optie om de faxbestemmingen te wissen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Een back-up maken van de instellingen van de machine
Een back-up maken van de instellingen van de machine
Klik op het tabblad [Backup-instellingen] van de pagina beheerdersinstellingen om back-upbestanden aan te maken
die de ingestelde apparaatconfiguratie bevatten. Deze back-upbestanden kunnen eventueel worden gebruikt om
eerdere configuraties te herstellen.
Als het apparaat moet worden weggestuurd voor reparatiewerkzaamheden, is het belangrijk om vooraf back-upbestanden te maken. Na de
reparatiewerkzaamheden worden de instellingen van het apparaat weer op de standaardwaarden ingesteld.
Backup-instellingen
Item Beschrijving
Back-up netwerkinstellingen Hiermee maakt u een back-upbestand van de netwerkinstellingen.
Back-up menu-instellingen Hiermee maakt u een back-upbestand van andere instellingen dan de
netwerkinstellingen.
Back-up scanbestemming Hiermee maakt u een back-upbestand van scanbestemmingen.
Back-up beperk gebruikersinstellingen Hiermee maakt u een back-upbestand van de ingestelde gebruikersbeperkingen.
Back-up snelkiezen / verkort kiezen faxen Hiermee maakt u een back-upbestand van de instellingen voor snelkiezen en
verkort kiezen voor faxen.
Volg de onderstaande procedure voor het maken van back-upbestanden van de configuratie-instellingen.
Klik op [Backup-instellingen].
Selecteer het keuzerondje voor het gegevenstype waarvan u een back-up wilt maken.
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Navigeer naar de locatie waar u het back-upbestand wilt opslaan.
Geef een naam voor het bestand op en klik op [Opslaan].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van
een back-upbestand
De configuratie van het apparaat herstellen met behulp van een back-upbestand
Klik op het tabblad [Herstel instellingen] van de pagina beheerdersinstellingen om de apparaatinstellingen te herstellen
op basis van een eerder aangemaakt back-upbestand.
Wanneer u het apparaat na een reparatie terugkrijgt, is het belangrijk dat u de instellingen van het apparaat aan de hand van de back-
upbestanden herstelt. Na de reparatiewerkzaamheden worden de instellingen van het apparaat weer op de standaardwaarden ingesteld.
Herstel instellingen
Item Beschrijving
Te herstellen bestand selecteren Geef de naam op van het bestand met de instellingen die u wilt herstellen of klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren.
Volg de onderstaande procedure voor het herstellen van back-upbestanden van configuratie-instellingen uit.
Klik op [Herstel instellingen].
Klik op [Bladeren].
Navigeer naar de map met het back-upbestand met de instellingen die u wilt herstellen.
Selecteer het back-upbestand en klik op [Openen].
Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
Klik op [Indienen].
Als een instelling niet goed kan worden hersteld, wordt er een foutbericht weergegeven. Probeer opnieuw om de instellingen in het
bestand volledig te herstellen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > Datum- en tijdinstellingen configureren
Datum- en tijdinstellingen configureren
Klik op het tabblad [Datum/tijd instellen] van de pagina beheerdersinstellingen om de datum- en tijdinstellingen te
configureren.
Datuminstelling
Item Beschrijving
Jaar Voer het huidige jaar in (2000 tot 2099).
Maand Voer de huidige maand in (1 tot 12).
Dag Voer de huidige dag in (1 tot 31).
Datumindeling Maak een keuze uit de volgende datumindelingen Mm/Dd/Jjjj, Dd/Mm Jjjj of Jjjj Mm/Dd.
Tijdinstelling
Item Beschrijving
Tijdsindeling Selecteer de 24-uursindeling of de 12-uursindeling.
Tijd (am/pm) Selecteer AM of PM als de 12-uursindeling werd gekozen.
Uur (0-23) Voer het huidige uur in als de 24-uursindeling werd gekozen (0-23).
Uur (1-12) Voer het huidige uur in als de 12-uursindeling werd gekozen (1-12).
Minuut (0-59) Voer de huidige minuut in (0-59).
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Het apparaat configureren met de webbrowser > De beheerdersinstellingen configureren > De instellingen energiespaarstand configureren
De instellingen energiespaarstand configureren
Klik op het tabblad [Spaarstand] van de pagina beheerdersinstellingen om het apparaat in de energiebesparende modus
1 of 2 te zetten en zo energie te besparen.
Spaarstand
Item Beschrijving
Spaarmodus 1
Selecteer [Aan] om in te stellen dat het apparaat naar de Energiebesparende modus 1 schakelt als het
apparaat gedurende 30 seconden inactief is.
Het neemt minder tijd in beslag om terug te keren uit de Energiebesparende modus 1 dan uit de
uitgeschakelde toestand of Energiebesparende modus 2, maar het energieverbruik is hoger in
Energiebesparende modus 1 dan in Energiebesparende modus 2.
Spaarmodus 2
Selecteer [Aan] om in te stellen dat het apparaat naar de Energiebesparende modus 2 schakelt nadat de
ingestelde tijd [Wachttijd] is verlopen (1 tot 240 minuten).
Het energieverbruik is lager in Energiebesparende modus 2 dan in Energiebesparende modus 1, maar het kan
langer duren om uit Energiebesparende modus 2 te komen dan uit Energiebesparende modus 1.
Het apparaat komt uit de energiebesparende modus wanneer het een afdruktaak krijgt, een ontvangen fax afdrukt, of wanneer de toets
[Kopie], [Kleur Start], of [Z&W Start] wordt ingedrukt.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Overzicht
Overzicht
Probleemoplossing is opgesplitst in:
Algemene problemen
Problemen bij de papierinvoer
Problemen met de afdrukkwaliteit
Afdrukproblemen
Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het scannen
Problemen bij het faxen
Fout- en statusberichten op het scherm
Tonercartridges vervangen
De tonerafvalcontainer vervangen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Algemene problemen
Algemene problemen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u algemene problemen oplost die bij de bediening van het apparaat kunnen
optreden.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het apparaat wordt niet
ingeschakeld. Het netsnoer is niet goed aangesloten.
Zorg ervoor dat u de stekker van het
netsnoer goed in het stopcontact steekt.
Wellicht is het stopcontact defect.
Controleer het stopcontact door er een
ander apparaat op aan te sluiten en te
kijken of dit andere apparaat wel goed
werkt.
Er wordt een foutbericht
weergegeven op het scherm
van het apparaat. Er is een fout opgetreden. Zie Fout- en statusberichten op het scherm .
Er worden geen pagina's
afgedrukt. Het apparaat wordt opgewarmd of
ontvangt gegevens.
Wacht totdat Afdrukken op het scherm wordt
weergegeven. Als Verwerken op het scherm
wordt weergegeven, ontvangt het apparaat
gegevens.
Er worden geen pagina's
afgedrukt. De interfacekabel is niet goed aangesloten.
Sluit de kabel opnieuw aan.
Controleer of u het juiste type
interfacekabel gebruikt.
Er is een vreemd geluid.
De aanvoer of opties werden niet goed
geinstalleerd. Kijk na of de aanvoer of opties goed werden
geinstalleerd.
De machine voert een periodiek onderhoud
uit wanneer [TBReinigingmodus] in
[Apparaatinstellingen] is ingesteld op
[Aan].
Het geluid wijst niet op een storing. Wacht tot
de reiniging is uitgevoerd.
Het volume van de
geluidssignalen van het
apparaat is te hoog. Het volume is ingesteld op het hoge niveau. Pas het volume van de pieptoon, de beltoon,
de luidspreker en de alarmsignalen aan. Zie
voor meer gegevens Apparaatinstellingen .
Het volume van de
geluidssignalen van het
apparaat is te laag.
Het volume is uitgeschakeld of ingesteld
op het lage niveau.
Pas het volume van de pieptoon, de beltoon,
de luidspreker en de alarmsignalen aan. Zie
voor meer gegevens Apparaatinstellingen .
Wanneer een probleem hiermee niet is verholpen, dient u het apparaat uit te schakelen, het netsnoer uit het stopcontact te halen en contact
met een servicevertegenwoordiger op te nemen.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer
Problemen bij de papierinvoer
Als het apparaat werkt, maar het papier niet wordt ingevoerd of het papier regelmatig vastloopt, controleer dan de
toestand van het apparaat en het papier.
Probleem Oplossing
Het papier wordt niet soepel
ingevoerd.
Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Geschikt papier voor elke lade .
Plaats het papier op de juiste wijze en zorg er hierbij voor dat de papiergeleiders
goed zijn afgesteld. Zie Papier plaatsen .
Als het papier is omgekruld, dient u dit glad te strijken.
Het papier loopt regelmatig vast.
Stel de papiergeleiders zodanig in dat er geen ruimte bestaat tussen het papier en
de geleiders.
Druk afbeeldingen met grote gebieden met een vaste kleur niet dubbelzijdig af.
Hierbij wordt veel toner gebruikt.
Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Geschikt papier voor elke lade .
Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de indicator voor de maximale
vulhoogte op de papiergeleider.
Controleer of het frictiekussen, de papierinvoerrol of de registratierol schoon
zijn. Zie Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen en De registratierol
reinigen .
Er worden meerdere vellen papier
tegelijk ingevoerd.
Waaier het papier goed uit voordat u dit plaatst. Zorg er ook voor dat de randen
van het papier recht zijn door met de stapel op een vlakke ondergrond
(bijvoorbeeld een bureau) te kloppen.
Ga na of de papiergeleiders juist zijn ingesteld.
Gebruik ondersteunde papiertypen. Zie Geschikt papier voor elke lade .
Zorg ervoor dat de stapel papier niet hoger is dan de indicator voor de maximale
vulhoogte op de papiergeleider.
Controleer of het frictiekussen, de papierinvoerrol of de registratierol schoon
zijn. Zie Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen en De registratierol
reinigen .
Controleer of er geen papier in de lade is geplaatst terwijl zich hierin nog papier
bevindt.
Plaats alleen papier in de lade wanneer de lade leeg is.
Het papier is gekreukt.
Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie
Papier en andere media .
Het papier is te dun. Zie Papier en andere media .
Stel de papiergeleiders zodanig in dat er geen ruimte bestaat tussen het papier en
de geleiders.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Het bedrukte papier is omgekruld.
Plaats het papier ondersteboven in de papierlade.
Als het papier sterk is omgekruld, moet u de afdrukken vaker uit de uitvoerlade
halen.
Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie
Papier en andere media .
Selecteer [modus 2] of [modus 3] in de [Hogevochtigheidsmodus] onder
[Apparaatinstellingen]. Als u [modus 2] of [modus 3] selecteert, neemt het
voltooien van de eerste afdruk meer tijd in beslag dan het voltooien van de
volgende afdrukken.
De afbeeldingen worden diagonaal
over de pagina's afgedrukt.
Stel de papiergeleiders zodanig in dat er geen ruimte bestaat tussen het papier en de
geleiders.
Verwante onderwerpen
Papierstoringen verhelpen
Papierstoringen bij het scannen verhelpen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen
Papierstoringen verhelpen
Bij een papierstoring wordt een van de volgende berichten op het scherm weergegeven:
“Papierstoring duplex; papier vastgelopen duplex”
“Inwendige storing”
“Papierstoring onder”
“Uitwendige storing”
“Papierstoring boven”
Open de klep aan de voorzijde van het apparaat en controleer de volgende onderdelen (in de aangegeven volgorde) om
te zien waar het papier is vastgelopen.
Op het vastgelopen papier kan zich veel toner bevinden. Wees voorzichtig en zorg er voor dat u geen toner op uw handen of kleding krijgt.
Als u direct na het verwijderen van vastgelopen papier afdrukken maakt, is de toner mogelijk niet voldoende verhit en kunnen de afdrukken
vlekkerig zijn. Druk testpagina's af totdat er op de afdrukken geen vegen meer staan.
Trek vastgelopen papier niet hardhandig uit het apparaat omdat het papier dan kan scheuren. Stukjes afgescheurd papier die in het apparaat
achterblijven, veroorzaken verdere papierstoringen en kunnen het apparaat beschadigen.
1. Fusereenheid
Zie Het papier is vastgelopen in de fusereenheid als het papier is vastgelopen in de fusereenheid.
2. Lade
Zie Het papier is vastgelopen in een lade als het papier is vastgelopen in de lade.
3. Overdrachtseenheid
Zie Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid als het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid.
Verwante onderwerpen
Het papier is vastgelopen in de fusereenheid
Het papier is vastgelopen in een lade
Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen > Het papier is vastgelopen in de fusereenheid
Het papier is vastgelopen in de fusereenheid
Als het papier is vastgelopen in de fusereenheid, dient u de onderstaande procedure te volgen om het papier te
verwijderen.
Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
De fusereenheid en de omringende onderdelen kunnen erg heet zijn. Ga voorzichtig te werk bij het verwijderen van
vastgelopen papier.
De temperatuur rondom de geleider is hoog. Wacht totdat de geleider is afgekoeld voordat u controleert of er papier is vastgelopen.
Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep
voorzichtig omlaag.
Laat de blauwe hendels van de fusereenheid zakken en trek het vastgelopen papier voorzichtig naar
buiten.
Als u het vastgelopen papier niet kunt zien, trekt u de geleider omlaag om het papier te vinden.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze
gesloten is.
Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan. Controleer nadat u de
klep hebt gesloten, of de fout is gewist.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen > Het papier is vastgelopen in een lade
Het papier is vastgelopen in een lade
Als het papier is vastgelopen in lade 1 of 2, dient u de onderstaande procedure te volgen om het papier te verwijderen.
Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep
voorzichtig omlaag.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig naar buiten.
Als het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid, dient u het papier naar voren te trekken.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze
gesloten is.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Haal de papierlade (lade 1) niet uit het apparaat.
Als het papier is vastgelopen in lade 2, maar u kunt niet goed bij het papier, kunt u lade 2 naar buiten trekken om het papier te
verwijderen. Duw lade 2 voorzichtig en zo ver mogelijk terug in het apparaat nadat u het papier hebt verwijderd.
Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan. Controleer nadat u de
klep hebt gesloten, of de fout is gewist.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen verhelpen > Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid
Het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid
Als het papier is vastgelopen in de overdrachtseenheid, dient u de onderstaande procedure te volgen om het papier te
verwijderen
Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep
voorzichtig omlaag.
Verwijder papier dat is vastgelopen onder de overdrachtseenheid en ga hierbij voorzichtig te werk.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, controleer dan of u het papier in het apparaat kunt zien.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze
gesloten is.
Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan. Controleer nadat u de
klep hebt gesloten, of de fout is gewist.
Boven Vorige Volgende
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij de papierinvoer > Papierstoringen bij het scannen verhelpen
Papierstoringen bij het scannen verhelpen
Als het volgende bericht op het scherm wordt weergegeven, dient u de onderstaande procedure te volgen om het
origineel dat is vastgelopen in de ADF te verwijderen:
“ADF-papierstoring Open ADF-klep en verwijder papierstoring”
Open de ADF-klep.
Verplaats de blauwe hendel naar de achterkant van het apparaat en duw hem nadien omhoog om de
papierinvoerrol los te koppelen.
Til de papierinvoerrol iets omhoog en trek de rol vervolgens naar u toe.
Trek het vastgelopen origineel voorzichtig naar buiten en verwijder dit.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Als u het origineel niet gemakkelijk naar buiten kunt trekken, dient u de invoerlade op te tillen en te
controleren of het origineel in het uitvoergebied is vastgelopen.
Trek het vastgelopen origineel voorzichtig naar buiten en verwijder dit.
Plaats de papierinvoerrol weer in het apparaat met het rolgedeelte naar beneden.
Duw de blauwe hendel naar beneden om de papierinvoerrol te vergrendelen.
Sluit de ADF-klep.
Til de ADF op en als er nog delen van het origineel in de ADF zijn achtergebleven, dient u voorzichtig
aan het vastgelopen origineel te trekken en dit te verwijderen.
Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken.
Sluit de ADF.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen met de afdrukkwaliteit
Problemen met de afdrukkwaliteit
In dit gedeelte komen waarschijnlijke oorzaken van en mogelijke oplossingen voor problemen met de afdrukkwaliteit
aan de orde.
Verwante onderwerpen
De toestand van het apparaat controleren
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen met de afdrukkwaliteit > De toestand van het apparaat controleren
De toestand van het apparaat controleren
Bij een probleem met de kwaliteit van de afdrukken, is het verstandig eerst de toestand van het apparaat te controleren.
Mogelijke oorzaak Oplossing
Er is een probleem met de locatie van het apparaat. Zorg ervoor dat het apparaat op een vlakke ondergrond staat. Plaats het
apparaat op een locatie waar het niet onderhevig is aan trillingen of
schokken.
Er worden niet-ondersteunde papiertypen gebruikt. Zorg ervoor dat u papier gebruikt dat geschikt is voor het apparaat. Zie
Geschikt papier voor elke lade .
De instelling voor het papiertype is onjuist. Zorg ervoor dat de instelling voor het papiertype in het
printerstuurprogramma overeenkomt met het papiertype dat is geplaatst.
Zie Papiertype en papierformaat opgeven .
Er wordt een niet-originele tonercartridge gebruikt. Het gebruik van nagevulde of niet-originele tonercartridges resulteert in
een lagere afdrukkwaliteit en kan storingen veroorzaken. Gebruik
uitsluitend originele tonercartridges. Zie Verbruiksproducten .
Er wordt een oude tonercartridge gebruikt. Tonercartridges moeten worden geopend voordat ze zijn verlopen en
moeten binnen zes maanden nadat ze zijn geopend, worden gebruikt.
Het apparaat is vuil. Zie Reinigen en reinig zo nodig het apparaat.
Er is kleurdegradatie.
Kleurdegradatie kan voorkomen bij kleurafdrukken nadat de machine
werd verplaats of na een groot aantal afdrukken. In dit geval, pas de
kleurregistratie aan door [Kleurregistratie] in [Apparaatinstellingen] uit
te voeren.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen
Afdrukproblemen
In dit gedeelte komen afdrukproblemen en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde.
Probleem Oplossing
Er doet zich een fout voor.
Als zich een fout voordoet tijdens het afdrukken, dient u de computerinstellingen of de
instellingen van het printerstuurprogramma te wijzigen.
Controleer of de naam van het printerpictogram niet langer is dan 32
alfanumerieke tekens. Geef zo nodig een kortere naam op.
Ga na of andere toepassingen actief zijn.
Sluit alle andere toepassingen; deze kunnen het afdrukken verstoren. Als het
probleem hiermee niet is verholpen, dient u ook niet-benodigde processen af te
sluiten.
Een afdruktaak werd geannuleerd.
Afdrukken op papier met standaardafmetingen kan worden geannuleerd als het
afdrukken wordt uitgevoerd met een bepaalde instelling voor de
afdrukkwaliteit. Als u het PCL printerstuurprogramma gebruikt, stel de
[Gradatie] in [Afdrkwal.] op [Snelheid] of [Standaard]. Als u het PostScript 3
printerstuurprogramma gebruikt, stel [Afdrkwal.] in [Printerfuncties] op
[Standaard] of [Hoge kwaliteit]. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van
het printerstuurprogramma.
Als [I/O time-out] onder [Apparaatinstellingen] is ingesteld op 15 seconden,
verhoog dan de tijdsduur. En afdruktaak kan geannuleerd worden als het
afdrukken vaak onderbroken wordt door gegevens van andere poorten, of
wanneer de printgegevens groot zijn en het enige tijd in beslag neemt om ze te
verwerken. Zie voor meer gegevens Apparaatinstellingen .
Een beveiligd afdrukbestand werd
geannuleerd.
Het apparaat heeft al 5 taken of 5 MB aan beveiligde afdrukgegevens. Druk de
beveiligde afdruk af of verwijder het bestand. Zie Een beveiligd afdrukbestand
afdrukken of Een beveiligd afdrukbestand verwijderen voor meer
informatie.
Zelfs als het apparaat geen beveiligde afdrukbestanden meer kan opslaan,
houdt het apparaat nieuwe beveiligde afdrukbestanden vast gedurende de tijd
die werd ingesteld bij [Beveiligde afdr.] onder [Apparaatinstellingen], voordat
het dat bestand annuleert. Binnen deze tijd kunt u het nieuwe beveiligde
afdrukbestand afdrukken of verwijderen. U kunt een bestaand beveiligd
afdrukbestand ook afdrukken of wissen, zodat er een nieuw beveiligd
afdrukbestand kan worden opgeslagen in het apparaat. Zie
Apparaatinstellingen voor meer informatie over [Beveiligde afdr.].
Het beveiligde afdrukbestand heeft te veel pagina's of is te groot. Verminder
het aantal af te drukken pagina's of print op een lagere [Gradatie]-instelling
voor [Afdrkwal.]. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het
printerstuurprogramma.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Er is een aanzienlijke vertraging
tussen het tijdstip van de opdracht
voor het starten van het afdrukken en
het moment waarop het afdrukken
daadwerkelijk wordt gestart.
De verwerkingstijd is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens. Bij een grote
hoeveelheid gegevens, zoals documenten met veel afbeeldingen, neemt het
verwerken van de opdracht meer tijd in beslag.
Als Verwerken op het scherm wordt weergegeven, ontvangt het apparaat
gegevens. Wacht even.
U kunt het afdrukken versnellen door de afdrukresolutie te verlagen met het
printerstuurprogramma. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het
printerstuurprogramma.
Het apparaat kalibreert de kleur. Wacht even.
De afdrukken vallen achter het
apparaat nadat ze zijn uitgevoerd.
Zet de desbetreffende papierstop omhoog (voorste stop voor afdrukken van het
formaat A4/Letter, achterste stop voor afdrukken van het formaat Legal). Zie
Buitenzijde: Achterzijde .
De afdrukken worden niet goed
opgestapeld.
Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie
Papier en andere media .
Selecteer [modus 2] of [modus 3] in de [Hogevochtigheidsmodus] onder
[Apparaatinstellingen]. Als u [modus 2] of [modus 3] selecteert, neemt het
voltooien van de eerste afdruk meer tijd in beslag dan het voltooien van de
volgende afdrukken.
Zet de desbetreffende papierstop omhoog (voorste stop voor afdrukken van het
formaat A4/Letter, achterste stop voor afdrukken van het formaat Legal). Zie
Buitenzijde: Achterzijde .
De hele afdruk is onduidelijk.
Het papier is vochtig. Gebruik papier dat op de juiste wijze is bewaard. Zie
Papier en andere media .
Selecteer [modus 1], [modus 2] of [modus 3] in de [Hogevochtigheidsmodus]
onder [Apparaatinstellingen]. Als u [modus 2] of [modus 3] selecteert, neemt
het voltooien van de eerste afdruk meer tijd in beslag dan het voltooien van de
volgende afdrukken.
Als u [Tonerbesparing] onder [Apparaatinstellingen] instelt, is de
afdrukdichtheid over het algemeen lager.
De toner is bijna op. Wanneer “X-toner bijna op” ("X" is de kleur van de
toner) op het scherm wordt weergegeven, dient u de desbetreffende
tonercartridge te vervangen.
Er heeft wellicht condensvorming plaatsgevonden. Bij een snelle verandering
van temperatuur of luchtvochtigheid, dient u het apparaat pas te gebruiken
nadat het zich aan de nieuwe omstandigheden heeft aangepast.
De toner is poederachtig en raakt los
van het papier, of de afgedrukte
afbeelding is mat.
Controleer of de hendel van de fusereenheid in de laagste stand staat of ga na of de
grijze knoppen zich in de hieronder aangegeven stand bevinden.
Zie Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt .
Verwante onderwerpen
De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen
De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm
Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen > De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen
De instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen
U kunt bepaalde problemen voorkomen door de instellingen van het printerstuurprogramma te wijzigen volgens de
onderstaande instructies.
Mogelijke oorzaak Oplossing
Kan niet correct afdrukken wanneer een bepaalde toepassing
wordt gebruikt, of kan afbeeldingsgegevens niet correct
afdrukken.
Stel een hogere afdrukkwaliteit in.
Pas de kleurdichtheid aan.
Stel het document in op afdrukken in grijstinten.
Sommige tekens worden onduidelijk of helemaal niet afgedrukt.
Stel een hogere afdrukkwaliteit in.
Stel het document in op afdrukken in grijstinten.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen > De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm
De kleuren op de afdruk komen niet overeen met die op het scherm
Wanneer de kleuren van de afbeeldingen op het scherm van de computer afwijken van die op de afdruk, kan dit een
van de volgende oorzaken hebben.
Mogelijke oorzaak Oplossing
Afdrukken in kleur was niet opgegeven voor de
gegevens.
Controleer of zowel de toepassing als het stuurprogramma is
geconfigureerd voor afdrukken in kleur. Voor meer informatie zie het
helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
De instellingen voor de afdrukkwaliteit zijn niet
geconfigureerd. Configureer de instellingen voor de afdrukkwaliteit. Voor meer
informatie zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
Bidirectionele communicatie is niet ingeschakeld
voor het apparaat.
Als bidirectionele communicatie niet is ingeschakeld, wijkt de kleurtoon
van de afgedrukte afbeeldingen mogelijk af van die van de afbeeldingen
op het scherm. Breng bidirectionele communicatie tot stand. Zie Als
bidirectionele communicatie is uitgeschakeld .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Afdrukproblemen > Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm
Posities van items op de afdrukken komen niet overeen met de posities op het scherm
Wanneer de positie van items op de afgedrukte pagina afwijkt van de positie van de items op het scherm van de
computer, kan dit een van de volgende oorzaken hebben.
Mogelijke oorzaak Oplossing
De instellingen voor de pagina-indeling zijn niet
geconfigureerd. Controleer of instellingen voor de pagina-indeling juist zijn
geconfigureerd in de toepassing.
De instelling voor het papierformaat komt niet
overeen met het papier dat is geplaatst.
Zorg ervoor dat het papierformaat dat in het dialoogvenster met
eigenschappen voor de printer is geselecteerd, overeenkomt met dat van
het geplaatste papier. Voor meer informatie zie het helpgedeelte van het
printerstuurprogramma.
Het afdrukbare gebied is gewijzigd. Stel het grootst mogelijke afdrukbare gebied in. Voor meer informatie
zie het helpgedeelte van het printerstuurprogramma.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij het kopiëren
Problemen bij het kopiëren
In dit gedeelte komen problemen bij het kopiëren en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde.
Probleem Oplossing
De gekopieerde pagina's worden niet in de juiste volgorde uitgevoerd.
Ga naar het bedieningspaneel en wijzig de
instelling voor [Sorteren] onder kopieerinstellingen
om de pagina's naar wens te sorteren. Zie
Kopieerinstellingen voor meer informatie over
[Sorteren].
De gemaakte kopieën zijn blanco.
Het origineel is niet juist geplaatst.
Als u de glasplaat gebruikt, plaats de originelen
dan met de te kopiëren zijde omlaag. Als u de ADF
gebruikt, plaats de originelen dan met de te
kopiëren zijde omhoog. Zie Originelen plaatsen .
Het foute origineel is gekopieerd. Wanneer u vanaf de glasplaat kopieert, dient u te
controleren of de ADF geen originelen bevat.
De kopieën zijn te donker of te licht. Pas de afbeeldingsdichtheid aan. Zie De dichtheid
van het beeld aanpassen .
De kopieën zien er anders uit dan de originelen.
Selecteer de juiste scanmodus op basis van het type
origineel. Zie Het type document selecteren in
overeenstemming met het origineel .
Bij het kopiëren van een foto bevat de afdruk zwarte plekken.
Het origineel zat mogelijk vast aan de glasplaat
vanwege een hoge luchtvochtigheid.
Leg het origineel op de glasplaat en leg
vervolgens twee of drie vellen wit papier
op het origineel. Laat de ADF bij het
kopiëren open.
Er wordt een moiré-patroon gegenereerd. Het origineel heeft waarschijnlijk gebieden met een
groot aantal lijnen of punten. Het moiré-patroon
wordt mogelijk voorkomen door de instelling voor
de beeldkwaliteit te wijzigen van [Foto] naar
[Gemengd].
Zie Het type document selecteren in
overeenstemming met het origineel .
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Het papier met de kopie is vuil.
De afbeeldingsdichtheid is te hoog.
Pas de afbeeldingsdichtheid aan. Zie De
dichtheid van het beeld aanpassen .
De toner op het bedrukte oppervlak is niet
droog.
Raak bedrukte oppervlakken niet direct na
het kopiëren aan. Verwijder net bedrukte
vellen een voor een zonder de bedrukte
gebieden aan te raken.
De glasplaat of ADF is vuil. Zie
Reinigen .
Controleer voordat u originelen op de
glasplaat legt, of de toner of
correctievloeistof droog is.
Wanneer u kopieert vanop de glasplaat, stemt de afdrukzone van de
kopie niet overeen met het origineel.
Plaats het origineel met de te kopiëren zijde
omlaag, en zorg ervoor dat het is uitgelijnd met de
linkerbovenhoek en plat tegen de glasplaat is
gedrukt.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij het scannen
Problemen bij het scannen
In dit gedeelte komen problemen bij het scannen en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde.
Probleem Oplossing
Het apparaat begint niet met scannen. De ADF of ADF-klep is open. Als de ADF of ADF-klep open is, kunt u niet
via de ADF scannen. Sluit de ADF of ADF-klep.
De scan is vuil.
De glasplaat of ADF is vuil. Zie Reinigen .
Controleer voordat u originelen op de glasplaat legt, of de toner of
correctievloeistof droog is.
De gescande afbeelding is vervormd of
bevindt zich niet op de juiste plaats. Het origineel is tijdens het scannen verplaatst. Verplaats het origineel niet
tijdens het scannen.
De gescande afbeelding is ondersteboven. Het origineel is ondersteboven geplaatst. Plaats het origineel in de juiste
stand. Zie Originelen plaatsen .
De gescande afbeelding is vuil.
Het origineel is geplaatst met een omgekeerde voor- en achterkant. Als u de
glasplaat gebruikt, plaats de originelen dan met de te kopiëren zijde omlaag.
Als u de ADF gebruikt, plaatst u de originelen met de te kopiëren zijde
omhoog. Zie Originelen plaatsen .
De afbeelding op de scan is te donker of te
licht. Pas de afbeeldingsdichtheid aan. Zie Beelddichtheid aanpassen .
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Problemen bij het faxen
Problemen bij het faxen
In dit gedeelte komen problemen bij het faxen en mogelijke oplossingen hiervoor aan de orde.
Wanneer er een foutcode verschijnt op het Activiteitenrapport/Verzendrapport
De onderstaande tabel beschrijft de betekenis van de foutcodes die onder "Resultaten" in het
Activiteitenrapport of het Verzendrapport worden weergegeven en de tabel geeft aan wat te doen bij een
bepaalde foutcode.
"X" geeft een nummer in een foutcode aan die afhangt van de specifieke situatie.
Foutcode Oplossing
1XXX11
Een origineel is blijven steken in de automatische documentinvoer (ADF) tijdens het versturen van
een fax in de Direct verzenden-modus.
Verwijder het vastgelopen origineel en plaats het origineel opnieuw. Zie Papierstoringen bij
het scannen verhelpen .
Controleer of het origineel geschikt is voor scannen. Zie Originelen plaatsen .
1XXX21
Er kon geen juiste verbinding met de lijn tot stand worden gebracht.
Controleer of de telefoonlijn juist is aangesloten op het apparaat.
Koppel de telefoonlijn los van het apparaat en sluit in plaats daarvan een standaardtelefoon
aan. Controleer of u met de telefoon kunt bellen. Neem contact op met uw telecombedrijf als
u op deze manier niet kunt bellen.
Indien het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
1XXX22 tot 1XXX23
Kiezen mislukt wanneer wordt geprobeerd faxen te verzenden.
Zorg ervoor dat u het juiste faxnummer kiest.
Controleer of de bestemming een faxapparaat is.
Ga na of de lijn niet bezet is.
Mogelijk moet u een pauze invoegen tussen de te kiezen cijfers. Druk bijvoorbeeld na het
netnummer op [Pauze/Herhalen].
Ga na of [PBX-selectie] onder [Beheerdersinstellingen] juist is ingesteld voor uw
verbindingsmethode met het telefoonnetwerk. Zie Beheerdersinstellingen .
1XXX32 to 1XXX84
Er is een fout opgetreden bij het versturen van een fax.
Controleer of de telefoonlijn juist is aangesloten op het apparaat.
Koppel de telefoonlijn los van het apparaat en sluit in plaats daarvan een standaardtelefoon
aan. Controleer of u met de telefoon kunt bellen. Neem contact op met uw telecombedrijf als
u op deze manier niet kunt bellen.
Indien het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
2XXX14
Het apparaat kon de ontvangen fax niet afdrukken, of er was onvoldoende geheugen beschikbaar
terwijl een fax werd ontvangen, omdat het document te groot was.
De papierlade was leeg. Plaats papier in de papierlade. Zie Papier plaatsen .
De lade die is ingesteld voor [Gebruikte lade: Fax] onder [Faxinstellingen] bevatte geen
papier van het formaat A4, Letter of Legal. Plaats papier van het juiste formaat in de lade en
pas het [Papierformaat] onder [Apparaatinstellingen] aan.
De klep of de lade was geopend. Sluit de klep of de lade.
Het papier is blijven steken. Verwijder het vastgelopen papier. Zie Papierstoringen
verhelpen .
Een van de tonercartridges was leeg. Vervang de tonercartridge. Zie Tonercartridges
vervangen .
De ontvangen fax was te groot. Vraag aan de afzender om het document in kleinere
deelfaxen te versturen of om het op een lagere resolutie te versturen.
2XXX32 tot 2XXX84
Er is een fout opgetreden bij het ontvangen van een fax.
Controleer of de telefoonlijn juist is aangesloten op het apparaat.
Koppel de telefoonlijn los van het apparaat en sluit in plaats daarvan een standaardtelefoon
aan. Controleer of u met de telefoon kunt bellen. Neem contact op met uw telecombedrijf als
u op deze manier niet kunt bellen.
Indien het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
Wanneer er andere problemen optreden
De onderstaande tabel beschrijft hoe problemen kunnen worden opgelost die geen foutcode veroorzaken.
Probleem Oplossing
Kan geen faxen versturen. Zie de oplossingen voor de fouten 1XXX32 tot 1XXX84 in de bovenstaande tabel.
Kan geen faxen ontvangen. Zie de oplossingen voor de fouten 1XXX32 tot 1XXX84 in de bovenstaande tabel.
Kan wel faxen verzenden, maar kan geen
faxen ontvangen.
Een van de tonercartridges is leeg. Vervang de tonercartridge. Zie
Tonercartridges vervangen .
De papierlade is leeg. Plaats papier in de papierlade. Zie Papier
plaatsen .
Als voor faxontvangst de handmatige modus is ingesteld, moet u de fax
handmatig ontvangen. Zie Een fax ontvangen .
Kan ontvangen faxen niet afdrukken.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de papierlade. Zie Papier
plaatsen .
De papierlade bevat geen papier van het juiste formaat. Plaats papier van
het juiste formaat in de papierlade.
Faxen die u hebt verzonden, zijn bij
ontvangst vlekkerig of vuil.
De glasplaat of ADF is vuil. Zie Reinigen .
Controleer voordat u originelen op de glasplaat legt, of de inkt of
correctievloeistof droog is.
Een fax die u hebt verzonden, is bij
ontvangst blanco. Het origineel is ondersteboven geplaatst. Plaats het origineel in de juiste stand.
Zie Originelen plaatsen .
De achtergrond van de ontvangen
afbeeldingen is vuil, of afbeeldingen op de
achterkant van de originelen zijn zichtbaar.
De afbeeldingsdichtheid is te hoog. Pas de afbeeldingsdichtheid aan. Zie De
dichtheid van het beeld aanpassen .
Kiezen mislukt wanneer wordt geprobeerd
faxen te verzenden. Zie de oplossingen voor de fouten 1XXX22 tot 1XXX23 in de bovenstaande tabel.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Fout- en statusberichten op het scherm
Fout- en statusberichten op het scherm
Dit gedeelte bevat een uitleg van de berichten die op het scherm worden weergegeven en advies over wat u moet doen
als er een bepaald bericht wordt weergegeven.
In de onderstaande tabel worden de berichten in alfabetische volgorde weergegeven.
“X” geeft variabelen in de berichten weer, die afhankelijk zijn van een bepaalde situatie, zoals het papierformaat of -
type, de namen van laden en tonerkleuren.
Bericht Oorzaken Oplossingen
2XXX14
Het apparaat kon de ontvangen fax niet
afdrukken, of er was onvoldoende geheugen
beschikbaar terwijl een fax werd ontvangen,
omdat het document te groot was.
De papierlade was leeg. Plaats papier
in de papierlade. Zie Papier plaatsen .
De lade die is ingesteld voor
[Gebruikte lade: Fax] onder
[Faxinstellingen] bevatte geen papier
van het formaat A4, Letter of Legal.
Plaats papier van het juiste formaat in
de lade en pas het [Papierformaat]
onder [Apparaatinstellingen] aan.
De klep of de lade was geopend. Sluit
de klep of de lade.
Het papier is blijven steken. Verwijder
het vastgelopen papier. Zie
Papierstoringen verhelpen .
Een van de tonercartridges was leeg.
Vervang de tonercartridge. Zie
Tonercartridges vervangen .
De ontvangen fax was te groot. Vraag
aan de afzender om het document in
kleinere deelfaxen te versturen of om
het op een lagere resolutie te versturen.
ADF-papierstoring Open
ADF-klep en verwijder
papierstoring Er is een origineel vastgelopen in de ADF.
Verwijder het vastgelopen origineel en
plaats het origineel opnieuw. Zie
Papierstoringen bij het scannen
verhelpen .
Controleer of het origineel geschikt is
voor scannen. Zie Originelen
plaatsen .
HandinvAfd.taken Niet pas.
Frm?J/N
Het papierformaat dat is ingesteld voor het
document wijkt af van het formaat van het
papier in de lade.
Druk op [Z&W Start] of [Kleur Start] om het
afdrukken te starten of druk op [Wissen/Stop]
om de taak te annuleren.
HandinvAfd.taken Niet pas.
Srt?J/N
Het papiertype dat is ingesteld voor het
document wijkt af van het papiertype in de
lade.
Druk op [Z&W Start] of [Kleur Start] om het
afdrukken te starten of druk op [Wissen/Stop]
om de taak te annuleren.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Afdruktaak annuleren
I/O time-out
De time-outtijd die in [I/O time-out] werd
ingesteld, verloopt wanneer het afdrukken
vaak door gegevens van andere poorten wordt
onderbroken, of wanneer de printgegevens
groot zijn en tijd kosten om te verwerken.
Als [I/O time-out] is ingesteld op 15 seconden,
verhoog dan de tijdsduur. Zie voor meer
gegevens Apparaatinstellingen .
Papier op in handinvoer De handinvoer is leeg. Plaats papier in de handinvoer. Zie Papier
plaatsen in de handinvoer .
Kan niet kopiëren
2in1/4in1-kopie
ondersteunt alleen A4/LT/
LG
Er kunnen geen 2-in-1- of 4-in-1-kopieën
worden gemaakt omdat de lade geen papier
van het juiste formaat (A4, Letter of Legal)
bevat.
Stel via de instelling [Papier selecteren]
in dat het apparaat A4, Letter of Legal
als formaat gebruikt om te kopiëren.
Zie Kopieerinstellingen .
Geef bij [Papierformaat] de lade op met
het papier van het formaat A4, Letter of
Legal voor het afdrukken van kopieën.
Zie Apparaatinstellingen .
Kan niet kopiëren Plaats
papier in ADF
Er kunnen geen 2-in-1- of 4-in-1-kopieën of
dubbelzijdige kopieën worden gemaakt, of
kopieën kunnen niet worden gesorteerd omdat
de originelen niet in de ADF zijn geplaatst.
Gebruik de ADF, ook wanneer u
slechts één vel kopieert.
Als u de glasplaat moet gebruiken,
schakelt u [2in1], [4in1], [Kopie
Duplex] of [Sorteren] onder
kopieerinstellingen uit en probeert u
het opnieuw. Zie
Kopieerinstellingen .
Verbind. mislukt Er kon geen juiste verbinding met de lijn tot
stand worden gebracht.
Controleer of de telefoonlijn juist is
aangesloten op het apparaat.
Koppel de telefoonlijn los van het
apparaat en sluit in plaats daarvan een
standaardtelefoon aan. Controleer of u
met de telefoon kunt bellen. Neem
contact op met uw telecombedrijf als u
op deze manier niet kunt bellen.
Onafhankelijk C-
tonerleverancier Er werd een inktpatroon geïnstalleerd dat niet
wordt ondersteund. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
Klep open Er is een klep open. Sluit de klep volledig.
Kiezen mislukt De fax kon niet worden verzonden.
Zorg ervoor dat u het juiste faxnummer
kiest.
Controleer of de bestemming een
faxapparaat is.
Ga na of de lijn niet bezet is.
Mogelijk moet u een pauze invoegen
tussen de te kiezen cijfers. Druk
bijvoorbeeld na het netnummer op
[Pauze/Herhalen].
Dichtheidsensor eist
reiniging De machine slaagde er niet in de
kleurregistratie aan te passen.
Reinig de Tonerdensiteitsensor Zie Reinigen
van de tonerdensiteitsensor .
Kopie Duplex ondersteunt
alleen A4/B5/LG/LT/
Executive
Er kunnen geen 2-in-1-kopieën worden
gemaakt omdat de lade geen papier van het
juiste formaat (A4, B5, Letter, Legal of
Executive) bevat.
Geef bij [Papier selecteren] de lade op
met het papier van het formaat A4, B5,
Letter, Legal of Executive (niet via de
handinvoer) Zie Kopieerinstellingen .
Geef bij [Papierformaat] de lade op met
het papier van het formaat A4, B5,
Letter, Legal of Executive voor het
afdrukken van kopieën. Zie
Apparaatinstellingen .
Kopie Duplex ondersteunt
alleen Lade 1/Lade 2
Er kunnen geen 2-in-1-kopieën worden
gemaakt, omdat de papierinvoer is ingesteld
op handinvoer.
Geef voor [Papier selecteren] een andere
instelling op dan [Handinvoer]. Zie
Kopieerinstellingen .
Papierstoring duplex;
papier vastgelopen duplex Er is papier vastgelopen in de duplexeenheid. Verwijder het vastgelopen papier. Zie
Papierstoringen verhelpen .
Formaat e-mail te groot
Druk op Wissen
Het gescande bestand overschrijdt de
groottelimiet voor bestanden die per e-mail
kunnen worden verzonden.
Verander de [Resolutie] via
scannerinstellingen om de scanresolutie
te verlagen. Zie Scannerinstellingen .
Verander de [Formaatbeperking mail]
via scannerinstellingen om het
toegestane formaat te vergroten. Zie
Scannerinstellingen .
Faxtaak
Geheugen vol
Het geheugen van het apparaat raakte vol toen
een fax voor verzending in het geheugen werd
opgeslagen.
Verzend de fax opnieuw in meerdere, kleinere
faxen, of verzend de fax op een lagere resolutie.
Afdrukken forceren
Doorgaan?J/N De toner is leeg.
Druk op [Z&W Start] of op [Kleur
Start] om met het afdrukken te
beginnen.
Druk op [Wissen/Stop] om de taak te
annuleren en de aangegeven
tonercartridge te vervangen. Zie
Tonercartridges vervangen .
Faxtaak
Pap. juist inst.
De lade die is ingesteld voor [Gebruikte lade:
Fax] onder [Faxinstellingen] bevat geen
papier van het formaat A4, Letter of Legal.
Druk tijdens de weergave van het bericht op
[OK]. Er wordt een menu voor het wijzigen
van het papierformaat op het scherm
weergegeven. Plaats papier van het formaat A4/
Letter/Legal in de lade en druk op de cijfertoets
die overeenkomt met het papier dat u hebt
geplaatst. De [Papierformaat]-instelling voor
de lade onder [Apparaatinstellingen] wordt
gewijzigd.
Faxtaken vol
Faxen worden opgeslagen in het geheugen
wanneer de functie voor verzenden uit het
geheugen, automatisch herkiezen of het
verzenden van een fax naar meerdere
bestemmingen wordt gebruikt, of wanneer
ontvangen faxen niet kunnen worden
afgedrukt. Het maximumaantal taken is
bereikt, dus er kunnen geen nieuwe taken
worden opgeslagen.
Wacht totdat in behandeling genomen taken
zijn verzonden of afgedrukt.
Kopie ID-bew. onderst.
alleen A4/LT
Een kopie van het identiteitsbewijs kon niet
worden uitgevoerd omdat de lade geen papier
van het juiste formaat (A4 of Letter) bevat.
Stel via [Papier selecteren] in dat het
apparaat A4 of Letter als formaat
gebruikt om te kopiëren. Zie
Kopieerinstellingen .
Geef bij [Papierformaat] de lade op met
het papier van het formaat A4 of Letter
voor het afdrukken van kopieën. Zie
Apparaatinstellingen .
Inwendige storing Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier. Zie
Papierstoringen verhelpen .
Onafhankelijk K-
tonerleverancier Er werd een inktpatroon geïnstalleerd dat niet
wordt ondersteund. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
Levenseinde toner-
afvalfles bereikt De tonerafvalcontainer is vol.
Vervang de tonerafvalcontainer door een
nieuwe container. Zie De tonerafvalcontainer
vervangen .
Levenseinde X-
tonercartridge bereikt De aangegeven toner is niet meer beschikbaar
in het apparaat. Vervang de desbetreffende tonercartridge. Zie
Tonercartridges vervangen .
Papierstoring onder Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier. Zie
Papierstoringen verhelpen .
Soort medium niet
toegestaan.
Er kunnen geen 2-in-1-kopieën worden
gemaakt omdat de lade geen papier van het
juiste type (dun, normaal, gerecycled, kleur,
voorgedrukt of voorgeperforeerd) bevat.
Geef bij [Papier selecteren] de lade op
met het papier van het juiste type (niet
de handinvoer). Zie
Kopieerinstellingen .
Geef bij [Papierformaat] de lade op met
het papier van het juiste type voor het
maken van kopieën. Zie
Apparaatinstellingen .
Geheugen vol 1.Verz. 2.
Annuleren
Er is onvoldoende geheugen bij het scannen
van originelen wanneer wordt geprobeerd een
fax te verzenden in de modus voor verzenden
vanuit het geheugen.
Druk op [1] om alleen de gescande pagina's in
het geheugen te verzenden of druk op [2] om
de bewerking te annuleren.
Geheugenoverloop
De hoeveelheid gegevens is te groot
of de gegevens zijn te complex om te
worden afgedrukt.
Als u een beveiligd afdrukbestand dat
op het apparaat is opgeslagen probeert
af te drukken met de instelling
[Gradatie] van het
printerstuurprogramma ingesteld op
[Fijn] in het tabblad [Afdrkwal.],
wordt het afdrukken geannuleerd,
afhankelijk van het huidige
geheugenverbruik van het apparaat.
Selecteer [600X600 1Bit] bij
[Resolutie] onder [PDL-instellingen]
om de hoeveelheid gegevens te
verkleinen. Zie PDL-instellingen .
Het afdrukken of wissen van andere
beveiligde afdrukbestanden op het
apparaat zorgt ervoor dat het beveiligde
afdrukbestand toch kan worden
afgedrukt.
Verstuur het beveiligde afdrukbestand
opnieuw naar het apparaat met
[Gradatie] ingesteld op [Snelheid] of
[Standaard] en druk het beveiligde
afdrukbestand vervolgens af.
Toner X fout geplaatst De tonercartridge is niet of niet goed
geïnstalleerd. Installeer de tonercartridge opnieuw. Zie
Tonercartridges vervangen .
Tonerafvalfles verkeerd
geplaatst De tonerafvalcontainer is niet goed
geïnstalleerd. Installeer de tonerafvalcontainer opnieuw. Zie
De tonerafvalcontainer vervangen .
Onafhankelijk M-
tonerleverancier Er werd een inktpatroon geïnstalleerd dat niet
wordt ondersteund. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
X-toner bijna op De tonercartridge is bijna leeg. Zorg dat een nieuwe tonercartridge klaar is om
te worden geplaatst.
Levenseinde toner-
afvalfles bijna bereikt De tonerafvalcontainer is bijna vol. Zorg dat een nieuwe tonerafvalcontainer klaar
is om te worden geplaatst.
Geheugen bijna vol Er is vrijwel geen geheugen meer beschikbaar
bij het sorteren.
Als u nog meerdere originelen moet scannen, is
het raadzaam het afdrukken nu te starten en de
resterende originelen afzonderlijk te kopiëren.
Als de originelen vanuit de ADF worden
gescand, dient u alle resterende pagina's uit de
ADF te verwijderen.
Fout in netcommunicatie
Druk op Wissen De verbinding met de server is verbroken bij
het verzenden of ontvangen van gegevens. Neem contact op met de netwerkbeheerder.
Netwerk is niet gereed
Druk op Wissen
Een gescand bestand kan niet worden
verzonden omdat het apparaat de gegevens
over het IP-adres nog niet volledig heeft
ontvangen van de DHCP-server.
Wacht totdat het apparaat de gegevens over het
IP-adres volledig heeft ontvangen en probeer
het daarna opnieuw.
Geen best.prof. Er is geen vermelding voor snelkiezen
gekoppeld aan de Eéntoetsknop waarop u
hebt gedrukt.
Druk op een andere Eéntoetsknop.
Wijs een geregistreerde bestemming
toe aan de Eéntoetsknop. Zie
Scanbestemmingen registreren .
Uitwendige storing Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier. Zie
Papierstoringen verhelpen .
Start het systeem opnieuw
op Er heeft zich een fout voorgedaan en het
apparaat kan de bewerking niet voortzetten. Schakel de voeding uit en in.
Afdruktaken
Geheugenoverloop
Bij het uitvoeren van afdrukken op papier met
Legal-afmetingen (215,9 x355,6 mm) onder
een bepaalde instelling van de
afdrukkwaliteit, worden de printgegevens te
groot en is het mogelijk dat de taak wordt
geannuleerd.
Als u het PCL printerstuurprogramma gebruikt,
stel de [Gradatie] in [Afdrkwal.] op [Snelheid]
of [Standaard]. Als u het PostScript 3
printerstuurprogramma gebruikt, stel
[Afdrkwal.] in [Printerfuncties] op [Standaard]
of [Hoge kwaliteit].
Fout ontv.comm. Er heeft zich een fout bij het ontvangen
voorgedaan en de fax kan niet juist worden
ontvangen.
Neem indien mogelijk contact op met de
afzender en vraag hem de fax opnieuw te
verzenden.
Verbinding met
scannetwerk verbroken
Druk op Wissen
Een gescand bestand kan niet worden
verzonden omdat de Ethernet-kabel niet goed
is aangesloten.
Sluit de Ethernet-kabel goed aan en probeer het
vervolgens opnieuw.
Scan-USB ontkoppelen De USB-kabel is tijdens het scannen bij een
computer losgekoppeld. Sluit de USB-kabel goed aan en probeer het
vervolgens opnieuw.
Serververbinding mislukt
Druk op Wissen
Een gescand bestand kan niet worden
verzonden omdat de bestemming niet kan
worden bereikt.
Ga na of de bestemming juist is geregistreerd
en probeer de bewerking opnieuw uit te voeren.
Fout in serverrespons Druk
op Wissen
Er heeft zich een fout voorgedaan bij de
communicatie met de server voordat het
verzenden begon.
Ga na of de bestemming juist is geregistreerd
en probeer de bewerking opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als
het probleem zich blijft voordoen.
Service-oproep - X Er heeft zich een onherstelbare hardwarefout
voorgedaan en het apparaat werkt niet. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
Formaat overschreden
Plaats document in de
ADF. Druk op Wissen
De scanbewerking kan niet worden
uitgevoerd omdat de originelen niet in de
ADF zijn geplaatst, ondanks dat het apparaat
is ingesteld op het scannen van originelen met
een groter formaat dan A4/Letter.
Gebruik de ADF, zelfs wanneer u
originelen van het formaat A4/Letter of
kleinere formaten scant.
Als u de glasplaat moet gebruiken,
dient u A4/Letter of een kleiner
formaat in te stellen bij
[Documentformaat] onder
scaninstellingen. Probeer het daarna
opnieuw. Zie Scannerinstellingen .
Papier op in ladeX De lade is leeg. Plaats papier in de lade. Zie Papier plaatsen .
LadeX Afdr.taken Niet pas.
Frm?J/N
Het papierformaat dat is ingesteld voor het
document wijkt af van het formaat van het
papier in de lade.
Druk op [Z&W Start] of [Kleur Start] om het
afdrukken te starten of druk op [Wissen/Stop]
om de taak te annuleren.
LadeX Afdr.taken Niet pas.
Srt?J/N
Het papiertype dat is ingesteld voor het
document wijkt af van het papiertype in de
lade.
Druk op [Z&W Start] of [Kleur Start] om het
afdrukken te starten of druk op [Wissen/Stop]
om de taak te annuleren.
Fout ontv.comm. Er heeft zich een fout bij het verzenden
voorgedaan en de fax kan niet juist worden
verzonden.
Als de instelling [Automatisch herkiezen] is
ingeschakeld, wordt het nummer opnieuw
gekozen en wordt geprobeerd de bewerking
opnieuw uit te voeren. Als alle pogingen
mislukken, of als het apparaat zich in de modus
voor direct verzenden bevindt, wordt de fax
niet verzonden. Probeer de bewerking opnieuw
uit te voeren.
Papierstoring boven Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier. Zie
Papierstoringen verhelpen .
Onafhankelijk Y-
tonerleverancier Er werd een inktpatroon geïnstalleerd dat niet
wordt ondersteund. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > Tonercartridges vervangen
Tonercartridges vervangen
Gebruikte toner of tonercartridges mogen niet worden verbrand. Tonerstof kan ontploffen als deze met open vuur in
aanraking komt. Gooi gebruikte tonercontainers weg in overeenstemming met de geldende lokale regels.
Bewaar toner, gebruikte toner of tonercontainers niet in de buurt van open vuur. De toner kan ontploffen en
brandwonden of brand veroorzaken.
Houd meegeleverde polyethyleen materialen (tassen, handschoenen, etc.) te allen tijde uit de buurt van baby's en kleine
kinderen. Het in contact brengen van polyethyleen materialen met de mond of de neus kan verstikking tot gevolg
hebben.
Houd toner (gebruikt of ongebruikt) en tonercontainers buiten het bereik van kinderen.
Indien toner of gebruikte toner wordt ingeademd, wordt aangeraden te gorgelen met veel water en frisse lucht in te
ademen. Raadpleeg zo nodig een arts.
Zorg ervoor dat u geen toner op uw kleding of uw huid krijgt wanneer u vastgelopen papier verwijdert of toner
vervangt. Mocht er toch toner op uw huid terecht komen, was de huid dan goed met water en zeep.
Als u toner op uw kleding krijgt, dient u deze met koud water te wassen. Gebruik geen warm water, omdat de toner dan
vast komt te zitten in het materiaal en de vlek niet meer kan worden verwijderd.
Als u toner of gebruikte toner in uw ogen krijgt, spoel uw ogen dan onmiddellijk uit met veel water. Raadpleeg zo
nodig een arts.
Als toner of gebruikte toner is ingeslikt, laat de betreffende persoon dan veel water drinken, zodat de toner wordt
verdund. Raadpleeg zo nodig een arts.
Bewaar tonercartridges op een koele, donkere plaats.
Het daadwerkelijke aantal afgedrukte pagina's is afhankelijk van het afbeeldingsvolume en de afbeeldingsdichtheid, het aantal pagina's dat
per keer wordt afgedrukt, het papiertype en -formaat, en de omgevingsomstandigheden, zoals temperatuur en luchtvochtigheid. De
kwaliteit van toner neemt in de loop van de tijd af. Soms moeten de tonercartridges eerder dan verwacht worden vervangen. Het is dus
raadzaam om altijd een nieuwe tonercartridge op voorraad te hebben.
We raden u aan de verbruiksproducten van ons merk te gebruiken. We kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die wordt
veroorzaakt door het gebruik in dit apparaat van verbruiksproducten van andere merken.
Berichten op het scherm
Vervang de aangegeven tonercartridge wanneer de volgende berichten op het scherm worden
weergegeven:
“Levenseinde K-tonercartridge bereikt”
“Levenseinde M-tonercartridge bereikt”
“Levenseinde C-tonercartridge bereikt”
“Levenseinde Y-tonercartridge bereikt”
Zorg dat de aangegeven tonercartridge klaar is om te worden geplaatst wanneer de volgende berichten
op het scherm worden weergegeven:
“K-toner bijna op”
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
“M-toner bijna op”
“C-toner bijna op”
“Y-toner bijna op”
Laat geen paperclips, nietjes of andere kleine voorwerpen in het apparaat vallen.
Stel niet-ingepakte tonercartridges niet langdurig bloot aan direct zonlicht.
Raak de fotogeleidereenheid van de tonercartridge niet aan.
Raak de ID-chip niet aan op de zijkant van het tonercartridge (de witte zone op de onderstaande illustratie).
Let er bij het verwijderen van tonercartridges op dat u de laserscaneenheid in de onderzijde van de klep aan de bovenzijde van het apparaat
(het witte gedeelte in de onderstaande illustratie) niet aanraakt.
Als de cyaan, magenta of gele toner op is, kunt u in zwart-wit afdrukken met de zwarte toner. Verander in dat geval de instelling voor de
kleurenmodus in zwart-wit met het stuurprogramma van het apparaat.
Als er geen zwarte toner meer is, kunt u pas weer in zwart-wit of kleur afdrukken nadat de zwarte tonercartridge is vervangen.
Trek de hendel op de klep aan de bovenzijde van het apparaat omhoog en til de klep voorzichtig op.
Zorg ervoor dat de ADF gesloten is.
Kantel de tonercartridge naar voren en trek deze naar buiten.
Gezien vanaf de achterzijde, zijn de tonercartridges in de volgende volgorde geïnstalleerd: cyaan (C), magenta (M),
geel (Y) en zwart (K).
Schud de verwijderde tonercartridge niet heen en weer. Hierdoor zou resterende toner uit de cartridge
kunnen lekken.
Plaats de oude tonercartridge op een vel papier of vergelijkbaar materiaal om uw werkplek schoon te houden.
De kleur van de toner wordt aangegeven op het etiket op iedere tonercartridge.
Haal de nieuwe tonercartridge uit de doos en uit de plastic zak.
Pak de tonercartridge vast en schud deze vijf- of zesmaal heen en weer.
Gelijkmatige verdeling van de toner in de container resulteert in een hogere afdrukkwaliteit.
Verwijder de afdekking van de tonercartridge.
Controleer of de kleur van de toner overeenkomt met de daarvoor bestemde locatie en laat de
tonercartridge voorzichtig in het apparaat zakken.
Hou het midden van het deksel met beide handen vast en sluit voorzichtig het deksel. Let op dat uw
vingers niet bekneld raken.
Wacht nadat u de klep hebt gesloten totdat het beginscherm wordt weergegeven.
Breng de afdekking die u in stap hebt verwijderd, aan op de oude tonercartridge. Plaats de oude
tonercartridge vervolgens in de zak en plaats het geheel in de doos.
Vergeet niet om de beschermende afdekking op de oude tonercartridge te plaatsen; dit is belangrijk met het oog op recycling en het
milieu.
Retourneer de opgebruikte tonercartridge aan uw verdeler of servicevertegenwoordiger. De opgehaalde tonercartridge zal worden
gerecycleerd of verwijderd volgens de overeenkomstige regelgeving.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Probleemoplossing > De tonerafvalcontainer vervangen
De tonerafvalcontainer vervangen
Gemorste of gebruikte toner mag niet worden verbrand. Tonerstof kan ontploffen als deze met open vuur in aanraking
komt.
Wacht ten minste 30 minuten nadat u de stekker uit het stopcontact hebt gehaald voordat u de overdrachtseenheid
verwijdert.
Gebruikte toner of tonercartridges mogen niet worden verbrand. Tonerstof kan ontploffen als deze met open vuur in
aanraking komt. Gooi gebruikte tonercontainers weg in overeenstemming met de geldende lokale regels.
Houd meegeleverde polyethyleen materialen (tassen, handschoenen, etc.) te allen tijde uit de buurt van baby's en kleine
kinderen. Het in contact brengen van polyethyleen materialen met de mond of de neus kan verstikking tot gevolg
hebben.
Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Houd toner (gebruikt of ongebruikt) en tonercontainers buiten het bereik van kinderen.
Berichten op het scherm
Vervang de tonerafvalcontainer wanneer het volgende bericht op het scherm wordt weergegeven:
“Levenseinde toner- afvalfles bereikt”
Zorg dat een tonerafvalcontainer klaar is om te worden geplaatst wanneer het volgende bericht op het
scherm wordt weergegeven:
“Levenseinde toner- afvalfles bijna bereikt”
Tonerafvalcontainers kunnen niet opnieuw worden gebruikt.
Het is daarom raadzaam extra tonerafvalcontainers aan te schaffen en op voorraad te houden.
Kantel de tonerafvalcontainer niet bij het verwijderen.
Controleer of de overdrachtseenheid is geïnstalleerd. Als de overdrachtseenheid niet is geïnstalleerd dient u deze te installeren voordat u de
stroomtoevoer inschakelt.
Retourneer de opgebruikte tonerafvalfles aan uw verdeler of servicevertegenwoordiger. De opgehaalde tonerafvalfles zal worden
gerecycleerd of verwijderd volgens de overeenkomstige regelgeving.
Leg voordat u de tonerafvalcontainer uit het apparaat haalt, papier of vergelijkbaar materiaal rond uw werkplek om de werkplek schoon te
houden.
Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep
voorzichtig omlaag.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Verschuif beide groene handels op de klep aan de voorzijde van het apparaat.
Pak de groene nokjes aan beide zijden van de overdrachtseenheid vast, kantel de eenheid naar achteren
en til de eenheid vervolgens op.
Houd de tonerafvalcontainer in het midden vast en trek deze vervolgens gedeeltelijk naar buiten zonder
deze te kantelen.
Trek de tonerafvalcontainer half naar buiten, pak de container goed vast en trek deze recht uit het
apparaat.
Til de container niet op terwijl u deze naar buiten trekt om te voorkomen dat de tonerafvalcontainer de
tussenliggende overdrachtseenheid (het witte gebied in de onderstaande illustratie) raakt.
Sluit het klepje op de container.
Houd de nieuwe tonerafvalcontainer in het midden vast en plaats deze voorzichtig halverwege in het
apparaat.
Laat het klepje op de container open.
Til de container niet op terwijl u deze in het apparaat plaatst, om te voorkomen dat de tonerafvalcontainer de
tussenliggende overdrachtseenheid (het witte gebied in de onderstaande illustratie) raakt.
Druk de tonerafvalcontainer naar binnen totdat deze vastklikt.
Druk het groene gedeelte volledig naar binnen.
Plaats de overdrachtseenheid op de klep aan de voorzijde van het apparaat.
Schuif de overdrachtseenheid langs de geleiderails in het apparaat. Wanneer de eenheid niet verder in
het apparaat kan worden geschoven, drukt u op de groene PUSH-markering totdat de eenheid vastklikt.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze
gesloten is.
Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan.
Retourneer de opgebruikte tonerafvalfles aan uw verdeler of servicevertegenwoordiger. De opgehaalde tonerafvalfles zal worden
gerecycleerd of verwijderd volgens de overeenkomstige regelgeving.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen
Reinigen
Verwante onderwerpen
Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat
Reinigen van de tonerdensiteitsensor
Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen
De registratierol reinigen
De glasplaat reinigen
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat
Aandachtspunten bij het reinigen van het apparaat
Probeer geen onderhoudswerkzaamheden uit te voeren of problemen op te lossen die niet in deze handleiding aan de
orde komen. In dit apparaat wordt een laserstraal gegenereerd. Directe blootstelling aan laserstralen kan resulteren in
permanente beschadiging van de ogen.
Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Verwijder de stekker uit het stopcontact en maak de uiteindes en het oppervlak van de stekker ten minste één keer per
jaar schoon. Een opeenhoping van stof bij de stekker is brandgevaarlijk.
Reinig het apparaat regelmatig om een hoge afdrukkwaliteit te behouden.
Veeg de buitenzijde schoon met een zachte, droge doek. Als de buitenzijde hiermee niet goed schoon wordt, dient u
een zachte, vochtige doek te gebruiken die goed is uitgewrongen. Als hierna nog steeds vlekken of vuil op de
buitenzijde van het apparaat aanwezig zijn, dient u een neutraal reinigingsmiddel op een doek aan te brengen, deze
goed uit te wringen en hiermee over het desbetreffende gedeelte te vegen. Veeg het apparaat daarna schoon met een
droge doek en laat het apparaat drogen.
Voorkom vervorming, verkleuring of barstvorming en gebruik bij het reinigen geen vluchtige chemische stoffen, zoals benzeen en thinner.
Spuit geen insecticide op het apparaat.
Wanneer het apparaat stof of vuil bevat, dient u het met een schone, droge doek schoon te vegen.
Haal ten minste een keer per jaar de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Verwijder stof en vuil van de stekker en het stopcontact en
steek de stekker daarna weer in het stopcontact. Een opeenhoping van stof en vuil vormt een brandgevaar.
Laat geen paperclips, nietjes of andere kleine voorwerpen in het apparaat vallen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > Reinigen van de tonerdensiteitsensor
Reinigen van de tonerdensiteitsensor
Reinig het apparaat wanneer het desbetreffende foutbericht wordt weergegeven.
Deze procedure toont u hoe u de tonerdensiteitsenor van het gele printinktpatroon kunt schoonmaken als voorbeeld
van een sensor te reinigen.
Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Trek de hendel op de klep aan de bovenzijde van het apparaat omhoog en til de klep voorzichtig op.
Zorg ervoor dat de ADF gesloten is.
Til de achterste tonercartridge uit het apparaat.
Schuif de hendel van de tonerdensiteitsensor naar links.
Verschuif de hendel slechts eenmaal.
Laat de tonercartridge die u in stap hebt verwijderd, in het apparaat zakken.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Hou het midden van het deksel met beide handen vast en sluit voorzichtig het deksel. Let op dat uw
vingers niet bekneld raken.
Wacht nadat u de klep hebt gesloten totdat het beginscherm wordt weergegeven.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen
Het frictiekussen en de papierinvoerrol reinigen
Als het frictiekussen of de papierinvoerrol vuil is, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd of kan het papier
vastlopen. In dergelijke gevallen reinigt u het frictiekussen volgens de onderstaande instructies:
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Let er bij het verplaatsen van het
apparaat op dat het netsnoer niet bekneld komt te zitten onder het apparaat en daardoor beschadigd raakt.
Gebruik geen chemische reinigingsvloeistoffen of organische oplosmiddelen zoals thinner of benzeen.
Schakel de stroomtoevoer uit.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. Verwijder alle kabels van het apparaat.
Til lade 1 op en trek deze iets naar u toe. Trek de lade vervolgens met beide handen uit het apparaat.
Plaats de lade op een vlakke ondergrond. Als er zich papier in de lade bevindt, dient u dit te verwijderen.
Veeg het frictiekussen schoon met een vochtige doek.
Veeg het rubberen gedeelte van de rol schoon met een zachte, vochtige doek. Veeg het gedeelte daarna af
met een droge doek om het vocht te verwijderen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Druk de metalen plaat omlaag totdat deze vastklikt en vergrendeld is.
Plaats het verwijderde papier weer in de lade en druk de lade voorzichtig in het apparaat totdat deze
vastklikt.
Steek de stekker van het netsnoer goed in het stopcontact. Sluit alle verwijderde interfacekabels weer
aan.
Schakel de stroomtoevoer in.
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als papier vastloopt of meerdere vellen papier tegelijk worden ingevoerd nadat u het
frictiekussen hebt gereinigd.
Als de optionele lade 2 is geïnstalleerd, dient u het frictiekussen en de papierinvoerrol van deze lade op dezelfde manier te reinigen als
voor lade 1.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > De registratierol reinigen
De registratierol reinigen
Er kunnen zich kleine stofdeeltjes aan de registratierol hechten wanneer u op niet-standaard papier afdrukt.
Reinig de registratierol wanneer witte stippen op afdrukken zichtbaar zijn.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Let er bij het verplaatsen van het
apparaat op dat het netsnoer niet bekneld komt te zitten onder het apparaat en daardoor beschadigd raakt.
Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Gebruik geen chemische reinigingsvloeistoffen of organische oplosmiddelen zoals thinner of benzeen.
Raak de transcriptierol (het witte gebied in de onderstaande illustratie) niet aan.
Schakel de stroomtoevoer uit.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. Verwijder alle kabels van het apparaat.
Trek aan de ontgrendelingshendel op de klep aan de voorzijde van het apparaat en duw de klep
voorzichtig omlaag.
Stel de registratierol in op de positie die met de pijl in de onderstaande illustratie wordt aangegeven.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Reinig de registratierol wanneer de afdrukken vegen vertonen nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd.
Veeg de registratierol schoon met een zachte, vochtige doek en draai de rol hierbij rond.
Druk met beide handen de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig omhoog totdat deze
gesloten is.
Sluit de stekker van het netsnoer goed aan. Sluit alle verwijderde interfacekabels weer aan.
Schakel de stroomtoevoer in.
Druk bij het sluiten van de klep aan de voorzijde van het apparaat, het bovenste gedeelte van de klep goed aan.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > De glasplaat reinigen
De glasplaat reinigen
Hieronder wordt beschreven hoe u de glasplaat kunt reinigen.
Til de ADF op.
Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken.
Reinig de onderdelen die met een pijl worden aangegeven met een zachte, vochtige doek en veeg dezelfde
onderdelen vervolgens af met een droge doek om al het achtergebleven vocht te verwijderen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Reinigen > De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
De automatische documentinvoer (ADF) reinigen
Hieronder wordt beschreven hoe u de ADF kunt reinigen.
Til de ADF op.
Houd de invoerlade niet vast wanneer u de ADF optilt, anders kan de lade beschadigd raken.
Reinig de onderdelen die met een pijl worden aangegeven met een zachte, vochtige doek en veeg dezelfde
onderdelen vervolgens af met een droge doek om al het achtergebleven vocht te verwijderen.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Het apparaat verplaatsen
Het apparaat verplaatsen
Dit gedeelte bevat belangrijke informatie die u in acht moet nemen wanneer u het apparaat over een korte of lange
afstand verplaatst.
Het apparaat weegt ongeveer 30,0 kg (66,2 lb.). Als u het apparaat wilt verplaatsen, dient u het bij de geïntegreerde
handgrepen vast te nemen en langzaam op te tillen. Hiervoor zijn twee personen nodig. Als het apparaat valt, kan dit
resulteren in defecten of persoonlijk letsel.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Let er bij het verplaatsen van het
apparaat op dat het netsnoer niet bekneld komt te zitten onder het apparaat en daardoor beschadigd raakt.
Houd altijd de stekker (en niet het snoer) vast wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
Haal de toners of de tonerafvalcontainer niet uit het apparaat wanneer u het apparaat verplaatst nadat dit is gebruikt om
te voorkomen dat toner in het apparaat wordt gemorst.
Plaats het apparaat weer in de oorspronkelijke verpakking wanneer u het over een lange afstand gaat verplaatsen.
Koppel alle kabels van het apparaat los voordat u het apparaat verplaatst.
Het apparaat is een precisie-instrument. Ga voorzichtig te werk wanneer u het verplaatst.
Houd het apparaat bij het verplaatsen in een horizontale positie. Wees vooral voorzichtig wanneer u bij het verplaatsen van het apparaat een
trap op of af moet lopen.
Als lade 2 is geïnstalleerd, dient u deze te verwijderen en afzonderlijk te verplaatsen.
Pak het gebied rondom de lade niet vast als u het apparaat optilt.
Verwante onderwerpen
Over een korte afstand verplaatsen
Over een lange afstand verplaatsen
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Het apparaat verplaatsen > Over een korte afstand verplaatsen
Over een korte afstand verplaatsen
Verwijder de tonercartridges niet wanneer u het apparaat verplaatst.
Controleer de onderstaande punten:
De printer is uitgeschakeld met de aan/uit-schakelaar.
Het netsnoer is uit het stopcontact gehaald.
Alle andere kabels zijn losgekoppeld van het apparaat.
Verwijder lade 2 indien deze is geïnstalleerd.
Laat de scaneenheid in het apparaat terugkeren naar de oorspronkelijk positie via [Scannerwagen]
onder [Apparaatinstellingen].
Til het apparaat samen met iemand anders op aan de geïntegreerde handgrepen aan beide zijden van
het apparaat en verplaats het in horizontale richting naar de gewenste plek.
Plaats lade 2 indien u deze hebt verwijderd.
Houd het apparaat bij het verplaatsen in een horizontale positie. Ga bij het verplaatsen voorzichtig te werk, zodat geen toner wordt
gemorst.
Zie Apparaatinstellingen voor meer informatie over [Scannerwagen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Het apparaat verplaatsen > Over een lange afstand verplaatsen
Over een lange afstand verplaatsen
Als u het apparaat over een lange afstand wilt verplaatsen, dient u het goed te verpakken. Maak alle papierladen leeg,
maar verwijder de tonercartridges niet. Laat het apparaat tijdens het vervoeren niet overhellen of kantelen.
Verwijder de tonercartridges niet wanneer u het apparaat verplaatst.
Controleer de onderstaande punten:
De printer is uitgeschakeld met de aan/uit-schakelaar.
Het netsnoer is uit het stopcontact gehaald.
Alle andere kabels zijn losgekoppeld van het apparaat.
Alle papierladen zijn leeg.
Verwijder lade 2 indien deze is geïnstalleerd.
Laat de scaneenheid in het apparaat terugkeren naar de oorspronkelijk positie via [Scannerwagen]
onder [Apparaatinstellingen].
Als het apparaat tijdens het vervoeren niet in een horizontale positie wordt gehouden, kan toner weglekken in het apparaat.
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger voor meer informatie over het verplaatsen van het apparaat.
Zie Apparaatinstellingen voor meer informatie over [Scannerwagen].
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Afvoer
Afvoer
Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger voor informatie over de juiste manier om dit apparaat af te voeren.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt
Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt
Voer de onderstaande procedure uit wanneer het apparaat lange tijd niet zal worden gebruikt.
Zorg ervoor dat uw handen droog zijn wanneer u het netsnoer loskoppelt of aansluit. Bij natte handen bestaat het risico
van een elektrische schok.
Het inwendige van het apparaat wordt erg heet. Raak onderdelen met de markering “ ” (heet oppervlak) niet aan.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Let er bij het verplaatsen van het
apparaat op dat het netsnoer niet bekneld komt te zitten onder het apparaat en daardoor beschadigd raakt.
Verwante onderwerpen
Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt
Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt > Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt
Het apparaat voorbereiden voor een langdurige periode waarin het niet wordt gebruikt
Voer de onderstaande procedure uit wanneer het apparaat langdurig niet wordt gebruikt terwijl de aan/uit-schakelaar is
uitgeschakeld.
Als de onderstaande procedure niet wordt opgevolgd, kunnen ongebruikelijke geluiden hoorbaar zijn wanneer het
apparaat weer in gebruik wordt genomen.
Schakel het apparaat niet uit tijdens het afdrukken.
Schakel de stroomtoevoer uit.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Trek aan de ontgrendelingshendel van de klep aan de voorzijde van het apparaat en open de klep
voorzichtig met beide handen.
Duw de blauwe hendels van de fusereenheid omlaag.
Draai met behulp van een munt de twee grijze knoppen op de fusereenheid 90 graden tegen de wijzers
van de klok in (totdat de sleuven horizontaal zijn uitgelijnd met de -markering in de onderstaande
illustratie).
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Sluit de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig met beide handen.
Deze stap hoeft niet te worden uitgevoerd als de aan/uit-schakelaar van het apparaat is ingeschakeld, maar het apparaat langdurig niet is
gebruikt.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Onderhoud > Als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt > Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt
Het apparaat weer gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt
Voer de onderstaande procedure uit om het apparaat weer te gebruiken nadat dit langdurig niet is gebruikt.
Om beschadiging van de knoppen van de fusereenheid te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat beide knoppen weer in de
oorspronkelijke stand worden gezet, aan de hand van de onderstaande procedure.
Sluit het netsnoer aan.
Trek aan de ontgrendelingshendel van de klep aan de voorzijde van het apparaat en open de klep
voorzichtig met beide handen.
Duw de blauwe hendels van de fusereenheid omlaag.
Draai met behulp van een munt de twee grijze knoppen op de fusereenheid 90 graden met de wijzers van
de klok mee (totdat de sleuven horizontaal zijn uitgelijnd met de -markering in de onderstaande illustratie).
Sluit de klep aan de voorzijde van het apparaat voorzichtig met beide handen.
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Zet de aan/uitschakelaar op ” On”.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Onderhoud > Verbruiksproducten
Verbruiksproducten
Bij de vervaardiging van onze producten worden de hoogste standaarden op het gebied van kwaliteit en functionaliteit
toegepast, en wij raden u dan ook aan alleen verbruiksproducten te gebruiken die verkrijgbaar zijn bij een
geautoriseerde leverancier.
Verwante onderwerpen
Tonercartridges
Tonerafvalfles
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Verbruiksproducten > Tonercartridges
Tonercartridges
Tonercartridge Gemiddeld aantal afdrukbare pagina's per cartridge *1
Zwart 6.500 pagina's
Cyaan 6.000 pagina's
Magenta 6.000 pagina's
Geel 6.000 pagina's
*1 Het paginarendement is gebaseerd op pagina's die voldoen aan ISO/IEC 19798 en de standaard ingestelde afbeeldingsdichtheid.
ISO/IEC 19798 is een internationale norm voor het meten van het paginarendement die is gesteld door de International
Organization for Standardization.
Wanneer tonercartridges niet worden vervangen wanneer dit nodig is, kan er niet meer worden afgedrukt. Het is daarom raadzaam extra
tonercartridges aan te schaffen en op voorraad te houden.
Het daadwerkelijke aantal afdrukbare pagina's is afhankelijk van het afbeeldingsvolume en de afbeeldingsdichtheid, het aantal pagina's dat
per keer wordt afgedrukt, het papiertype en -formaat, en de omgevingsomstandigheden, zoals temperatuur en luchtvochtigheid.
Soms moeten tonercartridges eerder dan verwacht worden vervangen omdat de kwaliteit ervan in de loop van de gebruiksperiode afneemt.
Wanneer u het apparaat voor het eerst gebruikt, dient u de vier tonercartridges te gebruiken die bij het apparaat worden geleverd.
Met de meegeleverde tonercartridges kunt u ongeveer 1.000 pagina's afdrukken.
Dit apparaat wordt regelmatig automatisch gereinigd; hiervoor wordt toner gebruikt om optimale kwaliteit te behouden.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Onderhoud > Verbruiksproducten > Tonerafvalfles
Tonerafvalfles
Naam Gemiddeld aantal afdrukbare pagina's *1
Tonerafvalfles 25.000 pagina's
*1 A4/Letter, 5% dekking, testkaart, 3 pagina's per taak, afdrukken in 50% zwart-wit/kleur.
Het daadwerkelijke aantal afdrukbare pagina's is afhankelijk van het afbeeldingsvolume en de afbeeldingsdichtheid, het aantal pagina's dat
per keer wordt afgedrukt, het papiertype en -formaat, en de omgevingsomstandigheden, zoals temperatuur en luchtvochtigheid.
Wanneer de tonerafvalcontainer niet wordt vervangen wanneer dit nodig is, kan er niet meer worden afgedrukt. Het is daarom raadzaam
extra tonerafvalcontainers aan te schaffen en op voorraad te houden.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties
Apparaatspecificaties
In dit gedeelte komen de specificaties van het apparaat aan de orde.
Verwante onderwerpen
Specificaties voor algemene functies
Specificaties voor printerfuncties
Specificaties voor kopieerfuncties
Specificaties voor scanfuncties
Specificaties voor faxfuncties
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor algemene functies
Specificaties voor algemene functies
Configuratie
Bureaublad
Afdrukproces
Elektrostatische overdracht met laser
Maximale papiergrootte voor scannen
Glasplaat
A4, Letter (81/2 " × 11 ")
ADF
Legal (81/2 " × 14 ")
Maximale papiergrootte voor afdrukken
Legal (81/2 " × 14 ")
Opwarmtijd
Minder dan 48 seconden (23 °C, 71,6 °F)
Papierformaten
Standaardpapierformaten
A4, B5 JIS, A5, A6, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2 " × 11 "), Half Letter-S (5 1/2" × 81/2"), Executive
(71/4 " × 101/2 "), 8 " × 13 ", B6-S, 81/2 " × 13 ", Folio (81/4 " × 13 "), 16K (195 × 267 mm), Com 10
(41/8"×91/2"), Monarch (37/8"×71/2"), C5 Env (162 × 229 mm), C6 Env (114 × 162 mm), DL Env (110
× 220 mm)
Aangepast formaat
90 - 216 mm (3,54 - 8,5 inch) in de breedte, 148 - 356 mm (5,83 - 14,0 inch) in de lengte
Papierformaten die geschikt zijn voor duplexapparaten
A4, B5 JIS, Legal (81/2 " × 14 "), Letter (81/2 " × 11 "), Executive (71/4 " × 101/2 ")
Papieruitvoercapaciteit
Standaard 150 vellen (80 g/m2, 20 lb.)
Papierinvoercapaciteit
Lade 1
250 vellen (80 g/m2, 20 lb.)
Lade 2 (optie)
500 vellen (80 g/m2, 20 lb.)
Handinvoer
Eén vel (80 g/m2, 20 lb.)
ADF-capaciteit
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
35 vellen (80 g/m2, 20 lb.)
Papiergewicht
Lade 1
60 tot en met 160 g/m2 (16 tot en met 19.05 kg.)
Lade 2 (optie)
60 tot en met 105 g/m2 (16 tot en met 28 lb.)
Handinvoer
60 tot en met 160 g/m2 (16 tot en met 19.05 kg.)
Papiergewichten die geschikt zijn voor duplexapparaten
60 to 75 g/m2 (15 to 19 lb.)
Geheugen
Standaard: 256 MB (128 MB voor alleen printerfuncties)
Standaard + optioneel 256 MB: 512 MB (384 MB voor alleen printerfuncties)
Voeding
120 V, 50/60 Hz, 11 A of meer (bij volledige uitrusting)
220-240 V, 50/60 Hz, 6 A of meer (bij volledige uitrusting)
Energieverbruik
Maximaal energieverbruik
1300 W
Energie besparende modus 1
110 W of minder
Energie besparende modus 2
25 W of minder
Apparaatafmetingen (breedte × diepte × hoogte)
420 × 493 × 476*1 mm (16.6 × 19.5 × 18.8*1 inches)
*1 Als lade 2 is geïnstalleerd, neemt de hoogte toe met 125 mm (5,0 inch).
Gewicht (apparaat met verbruiksproducten)
Ongeveer 30,0 kg (66,2 lb.)
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor printerfuncties
Specificaties voor printerfuncties
Afdruksnelheid (A4/Letter)
Zwart-wit: 20 pagina's per minuut
Kleur: 20 pagina's per minuut
Resolutie
600 dpi (maximum: 2400 × 600 dpi)
Afdruksnelheid eerste pagina
14 seconden of minder (A4/Letter, 600 × 600 dpi)
Interface
Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX)
USB 2.0
Printertaal
PCL6, PCL5c, PostScript 3
Lettertypen
80 lettertypen
Netwerkprotocol
TCP/IP, IPP
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor kopieerfuncties
Specificaties voor kopieerfuncties
Maximale resolutie (scannen en afdrukken)
Glasplaat
Scannen: 600 × 600 dpi
Afdrukken: 600 × 600 dpi
ADF
Scannen: 600 × 300 dpi
Afdrukken: 600 × 600 dpi
Gradatie
Scannen: 256 tinten (1 dot)
Afdrukken: Twee waarden (1 dot)
Afdruksnelheid eerste kopie (A4/Letter, bij 25 °C, 77 °F)
30 seconden
Afdruksnelheid meerdere kopieën
Zwart-wit: 20 pagina's per minuut
Kleur: 20 pagina's per minuut
Reproductieverhouding
Vaste verhouding: 50%, 65%, 78%, 93%, 129%, 155%, 200%, 400%
Zoomverhouding: 25 - 400% (600 × 300 dpi, 600 × 600 dpi)
Vaste verhouding: 50%, 71%, 82%, 93%, 122%, 141%, 200%, 400%
Zoomverhouding: 25 - 400% (600 × 300 dpi, 600 × 600 dpi)
Aantal kopieën
99
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor scanfuncties
Specificaties voor scanfuncties
Maximaal scangebied (horizontaal × verticaal)
Glasplaat
216 × 297 mm (8,5 × 29.72 cm)
ADF
216 × 356 mm (8,5 × 14,1 inch)
Maximale resolutie bij het scannen vanaf het bedieningspaneel (Scan to e-mail, Scan to FTP, Scan to
Folder)
Glasplaat
600 × 600 dpi
ADF
600 × 600 dpi
Maximale resolutie bij het scannen vanaf een computer (TWAIN)
Glasplaat
19200 × 19200 dpi
ADF
600 × 600 dpi
Maximale resolutie bij het scannen vanaf een computer (WIA)
Glasplaat
600 × 600 dpi
ADF
600 × 600 dpi
Gradatie
Invoer: 16-bits kleurverwerking
Uitvoer: 8-bits kleurverwerking
Scantijd
Zwart-wit: 5 seconden of minder
Kleur: 10 seconden of minder (A4/200 dpi/gecomprimeerd)
Exclusief verzendtijd.
ADF-doorvoer
Zwart-wit: 120 mm per seconde
Kleur: 60 mm per seconde (200 dpi)
Interface
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX)
Scannen vanaf een computer
Ethernet (10BASE-T, 100BASE-TX), USB 2.0
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Verzendbare bestandsindelingen
TIFF, JPEG, PDF
Adresboek
Maximaal 100 items
Aantal nieuwe pogingen: 1
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Bovenste pagina > Bijlage > Apparaatspecificaties > Specificaties voor faxfuncties
Specificaties voor faxfuncties
Toegangslijn
Public Switched Telephone Networks (PSTN)
Private Branch Exchange (PBX)
Verzendmodus
ITU-T Group 3 (G3)
Lijndichtheid bij scannen
8 dots per mm × 3.85 lijnen per mm (200 × 100 dpi)
8 dots per mm × 7,7 lijnen per mm (200 × 200 dpi)
Verzendtijd
3-4 seconden (8 dots per mm × 3,85 lijnen per mm, 33,6 kbps, MMR, ITU-T-testkaart nr. 1)
Overdrachtssnelheid
33,6 kbps - 2400 bps (automatische shift-down)
Gegevenscompressiemethode
MH, MR, MMR
Geheugencapaciteit
Meer dan 100 vellen (8 dots per mm × 3,85 lijnen per mm)
Adresboek
Verkort kiezen
50 items
Snelkiezen
20 items
Aantal kiespogingen voor fax: 1
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Specificaties voor opties
Specificaties voor opties
In dit gedeelte komen de specificaties voor de verschillende opties aan de orde.
Verwante onderwerpen
Papierinvoereenheid
Geheugeneenheid
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Specificaties voor opties > Papierinvoereenheid
Papierinvoereenheid
Papiercapaciteit
500 vellen
Papierformaat
A4, Letter (81/2” × 11”)
Afmetingen (breedte × diepte × hoogte)
400 × 450 × 127 mm (15,8 × 17,8 × 5 inch)
Papiergewicht
60 tot en met 105 g/m2 (16 tot en met 28 lb.)
Gewicht
Minder dan 4 kg (8,9 lb.)
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Specificaties voor opties > Geheugeneenheid
Geheugeneenheid
Type module
DDR-DIMM (Double Data Rate Dual Inline Memory Module)
Type geheugen
DDR-SDRAM (Double Data Rate Synchronous Dynamic RAM)
Aantal pinnen
100
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Elektromagnetische storing
Elektromagnetische storing
Wanneer dit apparaat in de buurt van een ander elektronisch apparaat wordt geplaatst, werken beide apparaten
mogelijk niet goed vanwege elektromagnetische interferentie.
Televisies en radio's kunnen ruis veroorzaken wanneer deze zich te dicht bij dit apparaat bevinden. Voer in dergelijke
gevallen de volgende stappen uit:
Zet de televisie of radio zo ver mogelijk uit de buurt van het apparaat.
Wijzig de stand van de antenne op de televisie of radio.
Gebruik een ander stopcontact dat deel uitmaakt van een ander stroomcircuit.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Informatie over geïnstalleerde software
Informatie over geïnstalleerde software
Verwante onderwerpen
expat
JPEG LIBRARY
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Informatie over geïnstalleerde software > expat
expat
De software, inclusief de controller enz. (hierna “software” genoemd) die in dit product is geïnstalleerd, maakt
gebruik van Expat onder de onderstaande voorwaarden.
De fabrikant van het product biedt garantie en ondersteuning voor de software van het product, inclusief Expat,
en de fabrikant van het product stelt de oorspronkelijke ontwikkelaar en auteursrechteigenaar van Expat, vrij
van deze verplichtingen.
Informatie met betrekking tot Expat is beschikbaar bij: http://expat.sourceforge.net/
Copyright © 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Center, Ltd. en Clark Cooper.
Copyright © 2001, 2002 Expat maintainers.
Hierbij wordt aan iedere persoon die een kopie van deze software en de bijbehorende documentatiebestanden (de
“Software”) verkrijgt, toestemming verleend om kosteloos, zonder beperkingen te handelen in de Software, met
inbegrip van maar niet beperkt tot de rechten om de Software te gebruiken, kopiëren, wijzigen, samenvoegen,
publiceren, distribueren, in sublicentie te geven, en/of exemplaren van de Software te verkopen, en aan personen aan
wie de Software is verstrekt, dit te doen, onder de volgende voorwaarden:
De bovenstaande kennisgeving met betrekking tot het auteursrecht en onderhavige kennisgeving worden opgenomen
in alle kopieën of aanzienlijke delen van de Software.
DE SOFTWARE WORDT “IN DE HUIDIGE STAAT” GELEVERD, ZONDER ENIGE GARANTIE, EXPLICIET
OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT GARANTIES VOOR
VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUK. DE AUTEURS
OF COPYRIGHT-EIGENAARS ZIJN IN GEEN ENKEL GEVAL AANSPRAKELIJK VOOR CLAIMS,
SCHADEVERGOEDING OF ANDERE VERPLICHTINGEN, HETZIJ CONTRACTUEEL, OP GROND VAN EEN
ONRECHTMATIGE DAAD OF ANDERSZINS, ALS GEVOLG VAN OF IN VERBAND MET DE SOFTWARE
OF HET GEBRUIK VAN DE SOFTWARE OF ANDERE HANDELINGEN IN VERBAND MET DE SOFTWARE.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
Bovenste pagina > Bijlage > Informatie over geïnstalleerde software > JPEG LIBRARY
JPEG LIBRARY
Delen van de software van dit product, zijn gebaseerd op het werk van de Independent JPEG Group.
Boven Vorige Volgende
Copyright © 2009
Inhoud Vorige Volgende Instellingen
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Kyocera FS-C1020 MFP bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Kyocera FS-C1020 MFP in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 11,35 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info