14
8) ELEKTRISCHE AANSLUITING
De elektrische aansluiting moet gebeuren
overeenkomstig de normen en de van kracht
zijnde wetsvoorschriften.
- Vooraleer de aansluiting uit te voeren controleren
of de stekker of installatie correct geaard is
volgens de normen en volgens de van kracht
zijnde wetsvoorschriften. Elke verantwoordelijkheid
wordt afgewezen voor het niet in acht nemen van
deze voorschriften .
Als de aansluiting op het voedingnet gebeurt
via het stopcontact:
- op de voedingskabel “C”, indien niet voorzien, een
genormaliseerde stekker plaatsen die aangepast
is aan de voltage aangeduid op het etiket.
- De kabels aansluiten volgens het schema van
fig. 11 en de overeenkomsten hieronder
respecteren:
letter L (fase) = kabel bruine kleur;
letter N (neutraal) = kabel blauwe kleur;
symbool aarde = kabel groen-gele kleur.
- De voedingskabel plaatsen zodat nergens een
oververhitting van 75 K mogelijk is.
- Voor de aansluiting geen reductoren, adapters of
aftapmokken gebruiken die een slecht contact
kunnen veroorzaken en daaropvolgende
gevaarlijke oververhitting.
- Na het inbouwen moet het stopcontact
toegankelijk zijn.
Als de aansluiting rechtstreeks op het
elektriciteitsnet gebeurt:
- een eenpolige contactschakelaar plaatsen tussen
het apparaat en het elektriciteitsnet
gedimensioneerd volgens het apparaat en
overeenkomstig de van kracht zijnde
installatienormen.
- Zich herinneren dat de aardingskabel niet
onderbroken mag worden van de
contactschakelaar.
- Als alternatief kan de elektrische aansluiting ook
beschermd worden bij middel van een differentiël
schakelaar met hoge gevoeligheid.
Het is sterk aan te raden om de speciale
aardingskabel (kleur groen-geel) te verbinden met
een goede aardingsinstallatie.
De constructeur wijst elke verantwoordelijkheid af
voor schade geleden door personen of
voorwerpen veroorzaakt door het niet naleven van
onderstaande voorschriften of voortkomend uit het
geknoei met een onderdeel van het apparaat.
WAARSCHUWINGEN:
al onze apparaten werden ontworpen en
vervaardigd overeenkomstig de EEG-richtlijnen
EN 60 335-1, EN 60 335-2-6 en EN 60 335-2-102, en
de overeenkomstige amendementen.
Het apparaat voldoet aan de voorschriften van
de Europese Richtlijnen:
- CEE 2004/108/CE betreffende de
elektromagnetische compatibiliteit.
- CEE 2006/95 met betrekking tot de elektrische
veiligheid.
INSTALLATIE
FIG. 11