Voer een telefoonnummer in, kies uw kaart SIM1 of SIM2, volgens de kaart die u wilt gebruiken. Als
u een nationaal nummer belt, moet u hiervoor het kengetal draaien.
2.1.3. Een toestelnummer draaien
Nadat u het telefoonnummer hebt ingevoerd, drukt up op [ Menu ] om de volgende handelingen uit
te voeren:
Ø Een pauze van 2 seconden toevoegen: voer het nummer van uw contact in en druk op 'Add
2-Sec Pause (een pauze van 2 s toevoegen)' en voer het toestelnummer in. Selecteer de
kaart SIM1 of SIM2 die na het draaien van het nummer een pauze van 2 s invoegt voordat
het toestelnummer wordt gedraaid.
Ø Een wachttijd toevoegen: voer het nummer van uw contact in en druk op 'Add Wait (wachttijd
toevoegen)' en selecteer de kaart SIM1 of SIM2. Nadat het nummer is gedraaid, zal de
telefoon een pauze invoegen die overeenkomt met de door u ingevoerde periode, voordat
het toestelnummer wordt gedraaid.
2.1.4. Internationale gesprekken
Voer de landcode en het kengetal in (gewoonlijk zonder '0') gevolgd door het telefoonnummer. Kies
de kaart SIM1 of SIM2 om een internationaal gesprek te voeren met de ene of de andere kaart.
2.1.5. Een nummer bellen in de contacten
Nadat u een contactenlijst hebt geselecteerd, selecteert u het gewenste contact. Kies de kaart
SIM1 of SIM2 om het gesprek te voeren met één van beide kaarten.
2.1.6. Een nummer bellen uit de gesprekkenlijst
In het Call Log (gesprekkenlijst) selecteert u het gewenste gesprek, drukt vervolgens op en
kiest tussen de kaart SIM1 en SIM2 om het gesprek uit te voeren met één van beide kaarten.
2.2. Een inkomend gesprek beantwoorden
Als u een gesprek ontvangt, geeft de telefoon dat aan op de door u gekozen manier (trillen, beltoon
enz.), Als uw provider deze optie biedt, geeft het scherm van de telefoon de naam en het nummer
van de beller aan, schuif over het scherm naar rechts om het gesprek aan te nemen.
2.3. Een gesprek weigeren
Als u een gesprek ontvangt, schuift u naar links om het gesprek te weigeren.
2.4. Een gesprek beëindigen
Wanneer het gesprek beëindigd is, drukt u op om het af te sluiten.
2.5. Handelingen tijdens het gesprek
Tijdens een gesprek raakt u het aanraakscherm aan om de volgende
handelingen uit te voeren:
Ø Dialpad (toetsenbord): het cijfertoetsenbord weergeven.
Ø Speaker (luidspreker): het gesprek over de luidspreker voeren. Druk nogmaals op de toets
om de luidspreker uit te schakelen.