Als de hartslagmeter tijdens het opwarmingsprogramma de
polsslag van de gebruiker niet kan meten (in het POLSSLAG-
veld verschijnt een knipperende “P”), verandert de computer
noch de snelheid noch de hellingshoek.
Als de hartslagmeter de polsslag goed meet en de polsslag
niet boven 65% van de maximale polsslag komt ((220-leeftijd)
x 65%), neemt de hellingshoek elke 30 seconden met 1 toe.
Als de polsslag 65% van de maximale polsslag bereikt, blijft de
hellingshoek ongewijzigd. Als de polsslag langer dan één
minuut 65% van de maximale polsslag bereikt, blijft de
hellingshoek gelijk totdat het eerste 3 minuten durende
opwarmprogramma beëindigd is. Als de polsslag binnen de
eerste 3 minuten van het opwarmen niet 65% van de
maximale polsslag bereikt, start de computer een tweede
opwarmprogramma van 3 minuten. Alle trainingsinformatie
wordt opgeteld, terwijl de timer van 3:00 terugtelt. Tijdens de
tweede 3 minuten durende opwarming wijzigt de computer de
snelheid in plaats van de hellingshoek. Als de hartslagmeter
de polsslag van de gebruiker niet kan meten (in het
POLSSLAG-veld verschijnt een knipperende “P”), verandert
de computer de snelheid niet. Als de hartslagmeter de
polsslag goed meet en de polsslag niet boven 65% van de
maximale polsslag komt ((220-leeftijd) x 65%), neemt de
snelheid elke 30 seconden met 0,5 m/h / 0,8 km/h toe. Als de
polsslag 65% van de maximale polsslag bereikt, blijft de
snelheid ongewijzigd. Als de polsslag langer dan één minuut
65% van de maximale polsslag bereikt, blijft de snelheid
zolang gelijk, totdat het opwarmprogramma ten einde is. Als
de polsslag binnen de tweede 3 minuten durende
opwarmprogramma niet 65% van de maximale polsslag
bereikt, start de computer een derde opwarmprogramma van 3
minuten. Alle trainingsinformatie wordt weer opgeteld, terwijl
de timer van 3:00 terugtelt. Tijdens het derde 3 minuten
durende opwarmprogramma blijven zowel de snelheid als de
hellingshoek ongewijzigd, onafhankelijk van de polsslag Als de
tijd tot 0 teruggeteld is en nog steeds 65% van de maximale
polsslag niet bereikt is, toont het TIJD-veld FAIL, wordt het
programma beëindigd en keert de computer naar de POWER
AAN-modus terug.
Na het opwarmprogramma (als de polsslag 65% van de
maximale polsslag bereikt heeft, zodat het opwarmprogramma
afgesloten kan worden) gaat de computer met het HEART
RATE CONTROL – programma verder. De TIJD telt terug,
uitgaand van de voorgaande instelling. AFSTAND en
CALORIEËN worden uitgaand van het opwarmprogramma
verder opgeteld. Tijdens het HEART RATE CONTROL –
programma scant de polsslagmeter elke 30 seconden de
gebruikerpolsslag. Als de polsslag van de gebruiker niet 85%
van de maximale polsslag bereikt, wordt de hellingshoek elke
30 seconden met 1 verhoogd. Als de polsslag van de
gebruiker 85% van de maximale polsslag bereikt, blijft de
loopband constant. Als de polsslag van de gebruiker boven
85% van de maximale polsslag gaat, wordt de hellingshoek
met 1 verlaagd. De SNELHEID blijft ongewijzigd tot de
hellingshoek op 12 verhoogd of tot 0 verlaagd is. Als de
hellingshoek 12 bereikt en 85% van de maximale polsslag nog
steeds niet bereikt werd, neemt de SNELHEID elke 30
seconden met 0,5 m/h / 0,8 km/h toe. Als de hellingshoek tot 0
verlaagd is en niet minder dan 85% van de maximale polsslag
kan worden bereikt, neemt de SNELHEID elke 30 seconden
met 0,5 m/h / 0,8 km/h af.
Als de polsslag van de gebruiker langer dan 3 minuten boven
85% van de maximale polsslag stijgt, wordt het HEART RATE
CONTROL – programma beëindigd. De computer start dan
een 1 minuut durend AFKOEL-programma. Als de tijd tot 0
teruggeteld is, is het HEART RATE CONTROL – programma
voltooid en de computer start een 1 minuut durend AFKOEL-
programma. Na het AFKOEL-programma keert de computer
naar de POWER AAN-modus terug.
Doel van het HEART RATE CONTROL - programma ligt
daarin, de polsslag tussen 65% en 85% van de maximale
polsslag te houden, zodat een optimaal trainingsresultaat
bereikt kan worden.
GEBRUIK VAN EEN BORSTGORDEL ALS
POLSSLAGMETER (inbegrepen):
De computer is met een ingebouwde, draadloze
polsslagontvanger uitgerust, die samen met de borstgordel-
zender gebruikt kan worden. Om de juiste functie te
waarborgen, dient de borstgordel zo gedragen te worden, dat
de zender zich aan de voorzijde van uw lichaam direct onder
de borstlijn bevindt, zie onderstaande afbeelding. De meeste
borstgordel-zenders hebben wat lichaamswarmte en
vochtigheid nodig om goed te kunnen functioneren. Om een
probleemloos functioneren te kunnen waarborgen, dient u de
2 rubberen sensoren van de borstgordel wat vochtig te maken,
voordat u met trainen begint. De geïntegreerde
polsslagontvanger is compatibel met ongecodeerde POLAR-
borstgordel-zenders. Gecodeerde systemen kunnen foutieve
polsslagwaardes weergeven. Wij adviseren de POLAR T 34
(inbegrepen).