Bijlage A: functies en instellingen
88
Functie- Displaymelding Omschrijving Uitleg Waarden Zie pagina
3FAX
31 ZENDEN Uitgesteld zenden Voer tijdstip en bestemming in wanneer een faxbericht 27
verzonden moet worden.
32 AFROEP ONTV Document (uitgesteld) Hiermee kan een faxbericht dat klaarligt op een ander nummer invoeren 31
afroepen bij anderen faxapparaat, afgeroepen worden. eventueel tijdstip
33 AFROEP ZEND Document door anderen Door deze functie in te stellen en een document klaar te 33
bij u af laten roepen zetten in de documentinvoer kan een ander het document
bij u ‘weghalen’.
34 ENKELV JOURN Type zendjournaal Hiermee bepaalt u of de Telefax 338 na elk verzonden indien mislukt/geen
bericht een zendjournaal afdrukt: journaal/wel jour-
INDIEN MISLUKT een zendjournaal afdrukken als naal
verzending mislukt is.
GEEN JOURNAAL nooit een zendjournaal afdrukken.
WEL JOURNAAL na elke verzending een zendjournaal
afdrukken.
35 ONTV IN GEH Faxberichten ontvangen Bepaal of faxberichten standaard in het geheugen worden ja/nee
in het geheugen ontvangen, of direct worden afgedrukt.
4 ANTWOORDAPP
41 OPN MELDT Opnemen van de U kunt meldteksten (opnieuw) inspreken. Zowel de 51; 52
meldtekst(en) van het meldtekst waarbij degene die opbelt een boodschap kan
antwoordapparaat inspreken als de meldtekst waarna geen boodschap mag
worden ingesproken (zie functie 44).
42 AFSP MELDT Uitluisteren van de De Telefax 338 speelt de ingesproken meldtekst af. 51
ingesproken meldtekst
43 MEMO Opnemen van een memo Voor het opnemen van een memo. Memo’s worden 54
beschouwd als normale ingesproken berichten op het
antwoordapparaat.
44 SRT ANTW APP Bepaal of er wel of geen Indien het inspreken van berichten op het antwoord- meldt + opnemen/52
berichten mogen worden apparaat niet gewenst is, kan ervoor gekozen worden om alleen meldt
ingesproken op het alleen een boodschap af te spelen, zonder dat degene die
antwoordapparaat opbelt een bericht kan inspreken.
45 MEELUISTEREN Zet de meeluisterfunctie Als het antwoordapparaat inschakelt, is via de luidspreker ja/nee
aan of uit de meldtekst hoorbaar, alsmede het bericht dat
ingesproken wordt. Desgewenst kan deze functie
uitgeschakeld worden.
46 PERS. CODE Persoonlijke code niet Hiermee stelt u een persoonlijke code in. Personen die 0000 61
storen over deze code beschikken kunnen het belsignaal
van de Telefax 338 over te laten gaan als deze staat
ingesteld op NIET STOREN.
47 PERS.C.ACTV. Stel de Telefax 338 in op de stand niet storen. U hoort ja/nee 62
geen belsignaal. De Telefax 338 handelt alle oproepen af.
5 AFDRUKKEN
51 HELPFUNCTIE Overzicht van de functies Een overzicht van alle beschikbare functies wordt afgedrukt. 8
en instellingen
52 JOURNALEN Overzicht communicaties Drukt een overzicht af waarop de zend/ontvangstresultaten 41
staan weergegeven van de laatste dertig communicaties.
53 KIESCODES Overzicht verkorte Drukt een overzicht (naam + fax/telefoonnummer) af 26
kiescodes van alle ingevoerde verkorte kiescodes.
54 INSTELLINGEN Overzicht ingestelde Een overzicht van alle beschikbare functies en instellingen 88
waarden van functies wordt afgedrukt.
55 ENKELV JOURN Eenmalig afdrukken van Hiermee wordt na het verzenden van een faxbericht, een 40
een zendjournaal zendjournaal afgedrukt, ondanks dat het afdrukken van
zendjournalen (functie 28) uitstaat.
56 AFDRUKKAART Teller afdrukrol De afdrukkaart houdt het aantal afdrukken bij dat met 5
een afdrukrol is gemaakt. Zodra deze op 0% staat,
moet u de afdrukrol en -kaart vervangen.
6 OPDRACHTEN
61 UITVOEREN Opdracht(en) Om, bijvoorbeeld, een bericht dat klaarstaat voor 39
direct uit laten uitgestelde verzending direct te verzenden.
voeren
62 WIJZIGEN Opdracht(en) Wijzig de bestemming of het tijdstip van verzenden van 37
wijzigen berichten die voor uitgestelde verzending klaarstaan.
63 WISSEN Opdracht wissen 37
64 BER AFDRUK Druk een bericht af dat in het geheugen staat opgeslagen. 38
65 OVERZ AFDRUK Een overzicht afdrukken Indien er opdrachten voor uitgestelde verzending/afroepen 36
met opdrachten zijn opgeslagen, is het afdrukken van een overzicht handig
om te bepalen welke berichten u wilt wijzigen/wissen/
uitvoeren (zie functies 61 t/m 63).