518188
71
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/72
Pagina verder
Technische en praktische voorschriften
N
TOP 14/400-3 ZBS
TOP 30/475-3 ZBS
CerapurModul Solar
condensatie-verwarmingsmodule met gestuwde afvoer
met indirect verwarmde boiler
Een onberispelijke werking kan slechts dan gewaarborgd
worden, wanneer de technische voorschriften strikt opge-
volgd worden. Wijzigingen voorbehouden.
Wij verzoeken U deze voorschriften aandachtig te lezen
en ze aan de gebruiker te overhandigen. Deze laatste
dient ze zorgvuldig te bewaren.
DE INSTALLATIE, DE INBEDRIJFSTELLING, HET
ONDERHOUD EN DE NAVERKOOPSERVICE MOETEN
DOOR EEN ERKENDE INSTALLATEUR GEBEUREN.
Deze vloerketels dragen het keurmerk:
cat. I
2E(S)
(aardgas)
cat. I
3+
(vloeibaar gas)
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 AARTSELAAR
TEL: 03 887 20 60
FAX: 03 877 01 29
Deutsche Fassung auf Anfrage erhältlich
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
2
INHOUD
blz.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN VERKLARING VAN DE SYMBOLEN 4
AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN 5
BESCHRIJVING VAN DE KETELS 6
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING 7
BESTANDDELEN 8
TECHNISCHE GEGEVENS KETELS OP AARDGAS 10
TECHNISCHE GEGEVENS KETELS OP VLOEIBAAR GAS 11
OPBOUW & ELEKTRISCHE SCHEMA’S 12
INSTALLATIE 18
- algemeen 18
- belangrijk 18
- installatie in een kast 18
- leidingen van de boiler installeren 19
- sanitaire aansluiting & veiligheidsgroep 21
- assemblage van vertrek & retour solar, ketel & boiler 22
- slang van het overdrukventiel monteren 27
- afdekkingen monteren 27
- hydraulische aansluiting 29
- gasaansluiting 29
- aansluiting van de rookgasafvoer 30
ELEKTRISCHE AANSLUITIGEN 31
- algemeen 31
- toebehoren aansluiten 31
- Heatronic openen 31
- module ISM 1 aan de Heatronic aansluiten 32
- aansluiten van de temperatuurvoeler van de zonnepanelen (NTC) 32
- verwarmingsregelingen of afstandsbedieningen aansluiten 32
- aansluiten van een temperatuurbegrenzer TB 1 in een vloerverwarmingsinstallatie 33
- externe toebehoren aansluiten 33
- sanitaire omlooppomp aansluiten 33
- externe circulatiepomp CV (secundaire kring) aansluiten 33
- externe vertrektemperatuurvoeler (bv. evenwichtsfles) aansluiten 33
SOLARINSTALLATIE 34
- bedrijfsdruk 34
- vullen van de solarinstallatie 34
- vullen met solarvulpomp 34
- vullen met drukpomp 34
- na het vullen 35
INBEDRIJFNAME 36
- voor de inbedrijfname 37
- openen van het deksel 37
- verwarmingswaterdruk controleren 37
- in-/uitschakelen 38
- verwarming inschakelen 38
- temperatuurregeling 38
- na de inbedrijfname 39
- doorstroombegrenzing 39
- warmwatertemperatuur instellen 39
- comfortbedrijf instellen 39
- zomerbedrijf (alleen warm water) 39
- vorstbeveiliging 40
- vorstbescherming van de verwarmingsinstallatie 40
- vorstbescherming van de boiler 40
- vorstbescherming van de zonne-installatie 40
- vergrendeling van de Heatronic 40
- thermische desinfectie 40
- pompblokkeringsbeveiliging 40
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
3
INHOUD
blz.
INDIVIDUELE INSTELLING 41
- manuele instellingen 41
- grootte van het expansievat testen 41
- Heatronic instellingen 42
- bediening van Heatronic 42
- overzicht van de servicefuncties 43
- serviceniveau 1 44
- serviceniveau 2 50
- tips voor energiebesparing 51
GASREGELING 51
ONDERRICHTINGEN 52
CONTROLE EN ONDERHOUD 53
- belangrijke opmerkingen 53
- wisselstukken en smeermiddelen 53
- na controle en onderhoud 53
- checklist voor het onderhoud 54
- schoorsteenvegertoets 54
- verseluchttoevoer / rookgasafvoermetingen met een ingesteld verwarmingsvermogen 54
- O
2
- of CO
2
-metingen in de verseluchttoevoer 55
- CO- en CO
2
-waarde in rookgas meten 55
- laatste foutmelding oproepen 55
- platenwarmtewisselaar demonteren / vervangen 55
- enkel voor TOP 14/400-3 ZBS: warmtewisselaar, brander en elektroden 56
- enkel voor TOP 30/475-3 ZBS: elektroden controleren 58
- enkel voor TOP 30/475-3 ZBS: warmtewisselaar reinigen 58
- enkel voor TOP 30/475-3 ZBS: brander controleren 60
- condenswatersifon reinigen 60
- enkel voor TOP 14/400-3 ZBS: membraan in de mengkamer 61
- enkel voor TOP 30/475-3 ZBS: membraan in de mengkamer 61
- expansievat controleren 61
- verwarmingswaterdruk controleren 62
- bedrijfsdruk van de solar-installatie instellen 62
- beschermingsanode van de boiler 62
- veiligheidsgroep van de boiler 62
- elektrische bedrading 62
- vloeistof van de solar-installatie controleren 63
- overdrukventiel verwarming 63
AANDUIDINGEN IN HET DISPLAY VAN DE KETEL 64
STORINGEN 65
NUTTIGE INLICHTINGEN 70
BELANGRIJKE NOTA’S 71
WAARBORG 71
DIENST NA VERKOOP (met techniekers uit Uw regio) 72
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
4
1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN VERKLARING VAN DE SYMBOLEN
1.1 Veiligheidsvoorschriften
Bij gasgeur
Gaskraan dichtdraaien.
Vensters en deuren openen.
Geen elektrische schakelaars bedienen.
Alle open vuur doven.
Van op een andere plaats naar de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS telefoneren.
Bij geur van verbrande gassen
Doof de gasketel.
Vensters en deuren openen.
Verwittig uw installateur of JUNKERS.
Montage, wijzigingen
Dit toestel dient door een bevoegde installateur te worden geplaatst. Hij dient zich te houden aan de geldende
nationale en plaatselijke voorschriften.
In geval van twijfel dient hij zich te informeren bij de officiële instanties of bij SERVICO nv.
De rookgasbuizen mogen niet gewijzigd worden.
De verluchtingsopeningen mogen niet afgesloten of beperkt worden.
Onderhoud
Het onderhoud van de gasketel mag enkel door een erkend installateur gedaan worden.
De installateur moet, op regelmatige tijdstippen, de gasketel onderhouden en controleren.
Een jaarlijkse onderhoudsbeurt is aanbevolen (zie ook regionale reglementering ter zake).
Er mogen enkel originele wisselstukken gebruikt worden.
Explosieve en licht ontvlambare stoffen
Gebruik of bewaar geen ontvlambare stoffen (papier, oplosmiddelen, verf) in de nabijheid van de gasketel.
Verbrandingslucht en omgevingslucht
Om corrosie te vermijden mag de verbrandingslucht geen agressieve dampen bevatten (bv. halogeen-
koolwaterstoffen die chloor of fluor bevatten).
Onderrichtingen voor de gebruiker
De gebruiker op de hoogte brengen van de bediening en de werking van de gasketel.
De gebruiker verwittigen dat hij geen enkele wijziging noch herstelling zelf mag uitvoeren.
De gasketel werd niet ontworpen voor gebruik door personen (kinderen inbegrepen) met verminderde mentale
en/of fysieke mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring of kennis, tenzij bevoegde en verantwoorde personen
hen de nodige instructies over het gebruik van de gasketel meegaven. Waak erover dat kinderen niet met de
gasketel spelen.
Reinig de mantel van het toestel met een vochtig doek.
1.2 Verklaring van de symbolen
Veiligheidsaanwijzingen in de tekst worden door middel van een grijs vlak en een gevarendriehoek aangeduid.
Bij gevaar door elektriciteit wordt dit in de tekst worden door middel van een grijs vlak en een driehoek met
bliksem aangeduid.
Signaalwoorden geven de ernst aan van het risico als men zich niet houdt aan de maatregelen tot schadebeperking.
Verwijzing betekent dat er mogelijk lichte materiële schade kan optreden.
Voorzichtig betekent dat er licht persoonlijk letsel of ernstige materiële schade kan optreden.
Waarschuwing betekent dat er ernstig persoonlijk letsel kan optreden.
Gevaar betekent dat er levensgevaar kan bestaan.
Aanwijzingen in de tekst zonder persoonlijk noch materieel risico - met hiernaast aangegeven symbool
worden begrensd met een lijn boven en onder de tekst.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
5
2. AANSLUITINGEN EN AFMETINGEN
1
deksel van bedieningspaneel 7
aansluiting circulatieleiding 1/2’’
2
retour CV 3/4’’ 8
aansluiting voor boilerlaadpomp
3
gasaansluiting 3/4’’ 9
warmwateraansluiting van de gasketel
4
vertrek CV 3/4’’ 10
retour solar (klemring 15 mm)
5
aansluiting koud water 1’’ 11
vertrek solar (klemring 15 mm)
6
aansluiting warm water 3/4’’
Fig. 1
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
6
3. BESCHRIJVING VAN DE KETELS
Condensatievloerketels met elektronische ontsteking, ionisatiebeveiliging, gestuwde afvoer, en modulerende werking.
Uitgerust met oververhittingbeveiliging. Met een indirect verwarmde boiler.
Commerciële benamingen:
TOP 14/400-3 ZBS CerapurModul Solar
TOP 30/475-3 ZBS CerapurModul Solar
Technische benamingen:
ZBS 14/210 S 3 MA 23 Solar S 3600 (aardgas)
ZBS 30/210 S 3 MA 23 Solar S 3623 (aardgas)
Algemene informatie
Deze ketels aan de hand van de volgende richtlijnen zorgvuldig installeren.
Type afvoer: C13, C33, C43, C53, C83, C93, B23.
De ketels op aardgas dragen het HR - TOP keurmerk.
De ketels zijn gekeurd op basis van de lastenkohieren CE en worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld over-
eenkomstig categorie I
2E(S)
(aardgas) of I
3P
(vloeibaar gas).
Alle opgegeven waarden (belasting en nominaal vermogen) kunnen tot 18 % lager liggen bij G 25-25 mbar.
Kencijfer Gasfamilie
23
31
aardgas G 20 en G 25
propaan G 30
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
7
4. VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING met het K.B. van 08/01/2004 - BE
BETREFT PRODUCT
CerapurModul Solar
CONSTRUCTEUR
BOSCH THERMOTECHNIK GmbH
Junkersstrasse 20 – 24 - 73249 Wernau - Duitsland
AARD
CONDENSATIEVLOERKETEL
INVOERDER & BEHEERDER VAN DE
TECHNISCHE DOCUMENTEN
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60 - 2630 Aartselaar - België
CONTROLEORGANISME
& ERKEND LABORATORIUM
DVGW
Josef Wirmer Strasse 1 – 3 - 53123 Bonn - Duitsland
CONTROLE VAN HET TYPE
IDENTIFICATIENUMMER
TOP 14/400-3 ZBS CerapurModul Solar CE0085BT0533
TOP 30/475-3 ZBS CerapurModul Solar CE0085BS0166
TOEPASBARE RICHTLIJNEN CE: 90/396/CEE, 92/42/CEE, 73/23/CEE, 89/336/CEE
BE: Koninklijke Besluiten van 8 januari 2004 en 17 juli 2009
betreffende de reglementering van de uitstootniveaus CO en
NOx.
REFERENTIENORMEN NF EN 677, NF EN 483, NF EN 625, NF EN 437
EN 50165, EN 55014-1, EN 55014-2
CONTROLEPROCEDURE Verzekering fabricagekwaliteit
VERKLARING De producten geïdentificeerd in dit document, zijn conform met de
vernoemde richtlijnen en met het gehomologeerde type. De fabricage is
onderworpen aan de procedure van de vernoemde controle.
GEMETEN WAARDEN Nox: 47 mg/kWh
CO: 70 mg/kWh
GEWAARBORGDE WAARDEN
NOx: < 70 mg/kWh
CO: < 110 mg/kWh
Fink Ulrich
Bosch Thermotechnik GmbH - Werkprüfstelle
Wernau: 23 oktober 2009
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
8
5. BESTANDDELEN
Fig. 2
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
9
1
condensatieketel
3
slang van het overdrukventiel
4
zijplaten
5
frontale afdekplaat
6
bovenste afdekplaat
7
boiler
8
koudwaterbuis
9
warmwaterbuis
10
wateraansluiting
11
boilerlaadpomp
12
bevestigingsmateriaal bestaande uit:
12.1
schroeven
12.2
schroeven M5
12.3
dichtingen
12.4
rubberdichtingen voor boilerlaadpomp
12.5
clipsen
12.6
niet gebruiken
12.7
niet gebruiken
12.8
niet gebruiken
12.9
adapter voor boilerlaadpomp
12.10
clipsen
13
technische en praktische voorschriften + waarborgkaart
14
retour solar compleet
15
verbindingsbuis
16
vertrek solar
17
dichtingen
18
module ISM 1
19
ophangrail met schroeven
20
voeler collectortemperatuur (NTC)
21
aansluitnippel gas van G 1/2’’ naar R 3/4’’ (voor externe aansluiting)
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
10
6a. TECHNISCHE GEGEVENS KETELS OP AARDGAS
Type
TOP 14/400-3 ZBS TOP 30/475-3 ZBS
CONDENSATIEKETEL
G 20 G 25 G 20 G 25
Maximum nominaal vermogen (P
n
max)
- 40 / 30°C
- 50 / 30°C
- 80 / 60°C
kW
kW
kW
14,2
14,0
13,0
11,6
11,5
10,6
30,6
30,5
29,4
25,0
25,0
24,1
Maximum nominale belasting (Q
n
max)
kW 13,3 10,9 30,0 24,6
Min. nominaal vermogen (P
n
min)
- 40 / 30°C
- 50 / 30°C
- 80 / 60°C
kW
kW
kW
3,3
3,2
2,9
2,7
2,7
2,4
7,1
7,1
6,4
5,8
5,8
5,2
Minimum belasting (Q
n
min)
kW 3,0 2,5 6,5 5,3
Maximumvermogen sanitair warm water
kW
15,8 12,9 30,5 25,0
Maximum belasting sanitair warm water
kW
15,0 12,3 30,0 24,6
Voedingsdruk
mbar
20 25 20 25
Gasdebiet (15°C - 760 mmHG)
m
3
/h
1,6 1,6 3,2 3,2
CO
2
bij P
n
max
%
9,4 8,4 9,4 8,4
CO
2
bij P
n
min
%
9,4 8,4 8,6 8,1
Expansievat
verwarming
werkdruk
totaalinhoud
bar
l
0,75
12
0,75
12
Expansievat solar
werkdruk
totaalinhoud
bar
l
1,9
18
1,9
18
Rookgasdebiet max / min
gr/sec 6,8 / 1,7 13,5 / 3,2
Rookgastemperatuur (80 / 60°C) max/min
°C 69 / 58 72 / 55
Rookgastemperatuur (40 / 30°C) max/min
°C 49 / 30 56 / 32
Type rookgasafvoer
C13, C33, C43, C53, C83, C93, B23
NO
x
-klasse
5 5
Rookgascondensaat
- max. hoeveelheid (t
R
= 30°C)
- PH-waarde (ongeveer)
l/h
1,2
4,8
2,4
4,8
Elektrische aansluiting
V/Hz 230 / 50 230 / 50
Vermogenopname (werking CV)
W 110 122
Vermogenopname (werking boiler)
W 218 224
Geluidsniveau
dB(A) 39 42
Beschermingsgraad
IP X 4 D X 4 D
Maximum vertrektemperatuur
°C ± 88 ± 88
Maximum werkingsdruk (verwarming)
bar 3 3
Toegelaten omgevingstemperatuur
°C 0 - 50 0 – 50
Netto inhoud ketel (verwarming)
l 2,5 3,5
Netto gewicht (met boiler)
kg 166 171
BOILER
TOP 14/400-3 ZBS TOP 30/475-3 ZBS
Nuttige totale inhoud
aandeel Solar
l
l
204
154
204
154
Uitlooptemperatuur
°C 40 - 70 40 - 70
Stilstandverlies (24 h)
kWh/d 2,22 2,22
Warmwatervolume beschikbaar na 10 minuten
(KW = 10°C, WW = 40°C)
- zonder bijverwarming Solar
- met bijverwarming Solar
l
200
400
260
475
Debietbegrenzing in koudwatertoevoer
l/min 12 15,5
Maximum bedrijfsdruk
bar 10 10
Minimum opwarmingstijd met een koudwater-
temperatuur van 10°C, een boilertemperatuur van
60°C en een vertrektemperatuur van 75°C
min 29 15
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
11
6b. TECHNISCHE GEGEVENS KETELS OP VLOEIBAAR GAS
Type
TOP 14/400-3 ZBS TOP 30/475-3 ZBS
CONDENSATIEKETEL
G 31 G 31
Maximum nominaal vermogen (P
n
max)
- 40 / 30°C
- 50 / 30°C
- 80 / 60°C
kW
kW
kW
14,2
14,0
13,0
30,6
30,5
29,4
Maximum nominale belasting (Q
n
max)
kW 13,3 30,0
Min. nominaal vermogen (P
n
min)
- 40 / 30°C
- 50 / 30°C
- 80 / 60°C
kW
kW
kW
5,1
5,1
4,6
11,7
11,7
10,6
Minimum belasting (Q
n
min)
kW 4,7 10,8
Maximumvermogen sanitair warm water
kW
15,8 30,5
Maximum belasting sanitair warm water
kW
15,0 30,0
Voedingsdruk
mbar
37 37
Gasdebiet (15°C – 760 mmHG)
m
3
/h
1,2 2,3
CO
2
bij P
n
max
% 10,8 10,8
CO
2
bij P
n
min
% 10,5 10,5
Expansievat
verwarming
werkdruk
totaalinhoud
bar
l
0,75
12
0,75
12
Expansievat solar
werkdruk
totaalinhoud
bar
l
1,9
18
1,9
18
Rookgasdebiet max / min
gr/sec 6,6 / 2,1 13,1 / 4,9
Rookgastemperatuur (80 / 60°C) max/min
°C 69 / 58 72 / 55
Rookgastemperatuur (40 / 30°C) max/min
°C 49 / 30 56 / 32
Type rookgasafvoer
C13, C33, C43, C53, C83, C93, B23
NO
x
-klasse
5 5
Rookgascondensaat
- max. hoeveelheid (t
R
= 30°C)
- PH-waarde (ongeveer)
l/h
1,2
4,8
2,4
4,8
Elektrische aansluiting
V/Hz 230 / 50 230 / 50
Vermogenopname (werking CV)
W 110 122
Vermogenopname (werking boiler)
W 218 224
Geluidsniveau
Db(A) 39 42
Beschermingsgraad
IP X 4 D X 4 D
Maximum vertrektemperatuur
°C ± 88 ± 88
Maximum werkingsdruk (verwarming)
bar 3 3
Toegelaten omgevingstemperatuur
°C 0 – 50 0 – 50
Netto inhoud ketel (verwarming)
l 2,5 3,5
Netto gewicht (met boiler)
kg 166 171
BOILER
TOP 14/400-3 ZBS TOP 30/475-3 ZBS
Nuttige totale inhoud
aandeel Solar
l
l
204
154
204
154
Uitlooptemperatuur
°C 40 - 70 40 - 70
Stilstandverlies (24 h)
kWh/d 2,22 2,22
Warmwatervolume beschikbaar na 10 minuten
(KW = 10°C, WW = 40°C)
- zonder bijverwarming Solar
- met bijverwarming Solar
l
200
400
260
475
Debietbegrenzing in koudwatertoevoer
l/min 12 15,5
Maximum bedrijfsdruk
bar 10 10
Minimum opwarmingstijd met een koudwater-
temperatuur van 10°C, een boilertemperatuur van
60°C en een vertrektemperatuur van 75°C
min 29 15
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
12
7. OPBOUW & ELEKTRISCHE SCHEMA’S
OPBOUW van een ketel TOP 14/400-3 ZBS
(legende op blz. 13)
Fig. 3
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
13
1
expansievat solar 41
bedieningspaneel Heatronic 3
2
veiligheidsgroep solar 42
ledigingskraan (verwarmingskring)
3
slang van veiligheidsgroep solar 43
driewegkraan
4
flow valve 44
manometer verwarming
5
automatische ontluchter 45
circulatiepomp verwarming
6
vul- en aftapkraan solar 46
temperatuurvoeler retour
7
manometer solar 47
ontluchtingsventiel (warm water)
8
afsluitkraan met flow valve 48
automatische ontluchter (verwarmingskring)
9
circulatiepomp solar 49
deksel voor reinigingsopening
10
debietmeter 50
opvang condensatiewater
11
vul- en aftapkraan solar 51
rookgastemperatuurbegrenzer
12
ventiel voor stikstofvulling 52
meetstut voor gasaansluitdruk
13
module ISM 1 53
instelschroef voor minimum gasdebiet
14
laadpomp boiler 54
expansievat
15
identificatieklever 55
instelschroef voor maximum gasdebiet
16
boiler 56
luchtmengbuis
17
beschermingsanode 57
vertrek verwarming
18
ledigingskraan 58
vertrektemperatuurvoeler
19
verstelbare voetjes 59
set elektroden (ontsteking en ionisatie)
20
temperatuurvoeler PTC boiler 60
temperatuurbegrenzer warmtewisselaar
21
temperatuurvoeler boiler 1 61
spiegel
22
temperatuurvoeler boiler 2 62
mengkamer
23
platenwarmtewisselaar 63
extractor
24
temperatuurvoeler warm water 66
rookgasafvoer
25
sifon voor condensatiewater
26
overdrukventiel (verwarmingskring)
27
slang van het overdrukventiel
28
slang voor condensatiewater
29
hoofdschakelaar
30
controlelampje werking brander
31
service-toets
32
schoorsteenvegertoets
33
temperatuurregelaar CV
34
lampje ‘’in werking’’
35
ruimte voor inbouw van een weersafhankelijke
regelaar of van een schakelklok
36
temperatuurregelaar warm water
37
vergrendeling toetsenbord
38
ECO-toets
39
reset-toets
40
display
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
14
OPBOUW van een ketel TOP 30/475-3 ZBS
(legende op blz. 15)
Fig. 4
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
15
1
expansievat solar 41
bedieningspaneel Heatronic 3
2
veiligheidsgroep solar 42
ledigingskraan (verwarmingskring)
3
slang van veiligheidsgroep solar 43
driewegkraan
4
flow valve 44
vulkraan
5
automatische ontluchter 45
manometer verwarming
6
vul- en aftapkraan solar 46
temperatuurvoeler warm water
7
manometer solar 47
circulatiepomp verwarming
8
afsluitkraan met flow valve 48
temperatuurvoeler retour
9
circulatiepomp solar 49
ontluchtingsventiel (warm water)
10
debietmeter 50
automatische ontluchter (verwarmingskring)
11
vul- en aftapkraan solar 51
opvang condensatiewater
12
ventiel voor stikstofvulling 52
instelschroef voor maximum gasdebiet
13
module ISM 1 53
rookgastemperatuurbegrenzer
14
laadpomp boiler 54
deksel voor reinigingsopening
15
identificatieklever 55
luchtmengbuis
16
boiler 56
rookgasafvoer
17
beschermingsanode 57
temperatuurbegrenzer warmtewisselaar
18
ledigingskraan 58
vertrek verwarming
19
verstelbare voetjes 59
vertrektemperatuurvoeler
20
temperatuurvoeler PTC boiler 60
set elektroden (ontsteking en ionisatie)
21
temperatuurvoeler boiler 1 61
spiegel
22
temperatuurvoeler boiler 2 62
mengkamer
23
platenwarmtewisselaar 63
expansievat
24
instelschroef voor minimum gasdebiet 64
extractor
25
meetstut voor gasaansluitdruk 65
rookgasafvoer
26
sifon voor condensatiewater
27
overdrukventiel (verwarmingskring)
28
slang van het overdrukventiel
29
slang voor condensatiewater
30
hoofdschakelaar
31
controlelampje werking brander
32
service-toets
33
schoorsteenvegertoets
34
temperatuurregelaar CV
35
ruimte voor inbouw van een weersafhankelijke
regelaar of van een schakelklok
36
temperatuurregelaar warm water
37
vergrendeling toetsenbord
38
ECO-toets
39
reset-toets
40
display
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
16
ELEKTRISCH SCHEMA van een ketel TOP 14/400-3 ZBS
1
ontstekingstransformator
17 module ISM 1
2
temperatuurregelaar CV
18 circulatiepomp solar
3
klemmenblok 230 V/AC
19 gasblok
4
zekering T 2,5 A - 230 V/AC
20 temperatuurbegrenzer rookgassen
6
temperatuurregelaar warm water
21 vertrektemperatuurvoeler
7
aansluiting temperatuurbegrenzer TB 1 (230 V/AC)
22 ontstekingselektrode
8
aansluiting sanitaire omlooppomp of externe
23 ionisatie-elektrode
cv-pomp (na de evenwichtsfles in de ongemengde
24 temperatuurbegrenzer warmtewisselaar
kring). Activering met servicecode 5.E.
25 extractor
9
zekering T 0,5 A (5 V/DC)
26 temperatuurvoeler retour
10
zekering T 1,6 A (24 V/DC)
27 boilerlaadpomp
11
codeerstekker
28 circulatiepomp verwarming
12
transformator
29 driewegkraan
13
hoofdschakelaar
30 netaansluiting 230 V/AC
14
aansluiting voor een externe vertrektemperatuur-
31 temperatuurvoeler warm water NTC
voeler (bvb. evenwichtsfles) 32 boilertemperatuurvoeler 1
15
temperatuurvoeler solarboiler 33 boilertemperatuurvoeler 2
16
aansluiting collectortemperatuurvoeler (NTC) 34 aansluiting voor buitentemperatuurvoeler (AF)
Fig. 5
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
17
ELEKTRISCH SCHEMA van een ketel TOP 30/475-3 ZBS
1
ontstekingstransformator 17
module ISM 1
2
temperatuurregelaar CV
18 circulatiepomp solar
3
klemmenblok 230 V/AC
19 gasblok
4
zekering T 2,5 A - 230 V/AC
20 temperatuurbegrenzer rookgassen
6
temperatuurregelaar warm water
21 extractor
7
aansluiting temperatuurbegrenzer TB 1 (230 V/AC)
22 vertrektemperatuurvoeler
8
aansluiting sanitaire omlooppomp of externe
23 temperatuurbegrenzer warmtewisselaar
cv-pomp (na de evenwichtsfles in de ongemengde
24 ontstekingselektrode
kring). Activering met servicecode 5.E.
25 ionisatie-elektrode
9
zekering T 0,5 A (5 V/DC)
26 temperatuurvoeler retour
10
zekering T 1,6 A (24 V/DC)
27 boilerlaadpomp
11
codeerstekker
28 circulatiepomp verwarming
12
transformator
29 driewegkraan
13
hoofdschakelaar
30 netaansluiting 230 V/AC
14
aansluiting voor een externe vertrektemperatuur-
31 temperatuurvoeler warm water NTC
voeler (bvb. evenwichtsfles) 32 boilertemperatuurvoeler 1
15
temperatuurvoeler solarboiler 33 boilertemperatuurvoeler 2
16
aansluiting collectortemperatuurvoeler (NTC) 34 aansluiting voor buitentemperatuurvoeler (AF)
Fig. 6
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
18
8. INSTALLATIE
Gevaar: Voor explosies!
De gaskraan sluiten vooraleer werken aan gasvoerende delen uit te voeren.
Doe een dichtheidscontrole na werken aan gasvoerende delen.
Algemeen
Deze ketel dient door een bevoegde installateur te worden geplaatst. Hij dient zich te houden aan de
geldende nationale en plaatselijke voorschriften. In geval van twijfel dient hij zich te informeren bij de
officiële instanties of bij SERVICO nv.
Belangrijk
Plaats de ketel op een plat en stabiel vlak. Met de regelbare voetjes kan U de ketel waterpas zetten.
Let erop de volgende minimumafstanden te voorzien:
tussen ketel en plafond 30 cm
rondom de ketel 10 cm
De ketel moet in een vorstvrije ruimte geïnstalleerd worden.
Om corrosie te vermijden mag de verse lucht voor de ketel geen agressieve dampen bevatten.
Ketels op vloeibaar gas: aangezien vloeibaar gas zwaarder is dan lucht, moeten deze ketels en de leidingen steeds in
ruimten met een benedenverluchting boven de begane grond, geplaatst worden.
De ketel moet in overeenstemming met de voorschriften van het A.R.E.I. geïnstalleerd worden.
De ketel is IPX 4 D gekeurd.
In geen geval de ketel tegen een wand uit brandbaar materiaal plaatsen.
Brandbare stoffen moeten vuurwerend bekleed worden.
De maximale omgevingstemperatuur van de installatieruimte bedraagt 50°C.
De maximale temperatuur van de buitenmantel ligt onder de 85°C, zodat er behalve voor omkastingen (zie fig. 7) geen
speciale voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden.
8.1 Installatie in een kast
Voorzie volgende minimumafstanden:
A =
B =
C =
30 cm tot het plafond
10 cm aan de voorzijde van de ketel
40 cm aan de kant van de gas- en
wateraansluitingen van de ketel
(aan de andere zijde van de ketel bedraagt
de minimumafstand dan 10 cm)
Fig. 7
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
19
8.2 Leidingen van de boiler installeren
Verwijder de verpakking van de boiler.
Monteer de warmwateraansluiting met de dichting op
de boiler.
Fig. 8
Controleer de gassoort op het kenplaatje van de
ketel.
Monteer een vul- en afsluitkraan op de laagste plaats
van de installatie.
Fig. 9
Opgelet: Vuil in de CV-kring kan de ketel beschadigen.
Spoel de CV-kring om dit vuil te verwijderen.
Eerst alle leidingen monteren en daarna de gasketel
op de boiler monteren.
Voor externe aansluitingen kunt u de bijgeleverde
aansluitnippels gebruiken.
Voor de gasaansluiting dient men de nippel 1/2’’
3/4’’ (fig. 2, nummer 21) uit de verpakking van de
ketel te gebruiken.
Fig. 10 Aansluiting naar rechts nr. 1521
Fig. 11 Aansluiting naar links nr. 1519
X
X
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
20
Oneffenheden van de vloer kunnen met de
verstelbare voetjes van de boiler weggewerkt
worden.
Fig. 12
Aansluiting sanitaire omloopleiding
De minimale binnendiameter van de omloopleiding,
van de individuele leidingen en van de
verzamelleidingen bedraagt 10 mm.
De sanitaire omlooppomp moet een debiet van
maximum 200 l/uur en een opvoerhoogte van 100
mbar hebben.
De maximale lengte van de warmwaterleiding
bedraagt 30 m.
De maximale lengte van de circulatieleiding bedraagt
20 m.
De temperatuurdaling mag niet hoger zijn dan 5 K.
Fig. 13
Om het installeren te vergemakkelijken:
Monteer een regelkraan met thermometer.
Elektrische aansluiting van de sanitaire ompomp, zie blz. 33.
Monteer een sanitaire omlooppomp met schakelklok om zoveel mogelijk energie te sparen.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
21
8.3 Sanitaire aansluiting & veiligheidsgroep
Voor de koudwateraansluiting de voorschriften van de plaatselijke waterbedelingsmaatschappij respecteren.
Deze toestellen moeten steeds aangesloten worden met een veiligheidsgroep 3/4" BELGAQUA-goedgekeurd (op
bestelling leverbaar door nv SERVICO).
Opgelet:
Tussen boiler en veiligheidsgroep mogen geen afsluitkranen noch terugslagklep gemonteerd worden.
Deze veiligheidsgroep dient op de koudwatertoevoerleiding, vòòr de boiler (en er zo dicht mogelijk tegen), gemonteerd
te worden. De overlooptrechter moet aangesloten worden aan een afvoerleiding met een doormeter minstens gelijk
aan de voedingsleiding, door middel van een overloop met een zichtbare opening van minimum 20 mm. (leverbaar in
optie) De installatie van deze groep moet steeds een volledige lediging van de boiler toelaten.
Om beschadigingen te vermijden, mag de boiler NOOIT blootgesteld worden aan een druk groter dan 8 bar. Indien de
waterdruk groter dan 5 bar is, moet een drukverminderaar geïnstalleerd worden. Zo niet is het waterverlies via de
veiligheidsgroep te groot. Deze drukbegrenzer moet vòòr de veiligheidsgroep geïnstalleerd worden. (leverbaar in optie)
Een afsluitkraan moet vòòr de veiligheidsgroep geplaatst worden.
De aansluiting van een boiler aan een koperen leiding moet steeds met een mof in gietijzer of staal gebeuren.
Ingeval van aansluiting met snelsluitende kranen, moet een waterslagdemper (FLEXOFIT - leverbaar in optie)
aangebracht worden.
OPMERKING: de waarborg vervalt wanneer de regeling (verzegeld) van deze veiligheidsgroep gewijzigd werd. Het is
verboden de afvoer van het overtollige water te belemmeren. Het niet naleven van deze regel kan tot ernstige
ongevallen leiden.
OM DE GOEDE WERKING TE CONTROLEREN, EENMAAL PER MAAND DE KRAAN EN DE KLEP VAN DE
VEILIGHEIDSGROEP BEDIENEN. KALKAFZETTING KAN DE GOEDE WERKING BELEMMEREN.
Condensafvoer monteren (toebehoren nr. 885) (bestelnummer 7 719 002 146 - niet meegeleverd)
Vervaardig de condensafvoer uit corrosiebestendige materialen zoals: harde PVC buizen, PVC buizen, PE-HD
buizen, PP buizen, ABS/ASA buizen, gietijzeren buizen met geëmailleerde binnenzijde, stalen buizen met
kunststoflaag, roestvrijstalen buizen, enz.
Opgelet:
De condensafvoer niet wijzigen of afsluiten.
Afvoerslangen enkel afhellend monteren.
Bij montage van een externe sifon, de flexibel
van de condensafvoer met een zichtbare
opening aan deze sifon aansluiten.
Fig. 14
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
22
8.4 Assemblage van vertrek & retour solar, ketel & boiler
De vertrek- en de retouraansluitingen solar, aan de
boiler, kunnen probleemloos omgewisseld worden.
Schroef de vertrek solar op de boiler. Gebruik een
dichting.
Voor de afvoer van het overdrukventiel van het
expansievat, dient U een sifon te voorzien. U kunt
ook hiervoor het toebehoren Nr. 1081 te gebruiken.
Schroef de retour solar, compleet met dichting op de
boiler.
Monteer de verbindingsbuis (met dichtingen).
Breng de isolatie voor de circulatiepomp solar aan.
Fig. 15
Monteer de boilerlaadpomp. Gebruik hierbij de
rubberdichting.
Monteer de adapter. Gebruik hierbij de
rubberdichting.
Fig. 16
Plaats de dichtingen op de aansluitingen.
Verwijder de afsluitstoppen van de vertrek CV, van
de retour CV en van de gasaansluiting van de
gasketel.
Zet de gasketel op de boiler.
Fig. 17
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
23
Verwijder de strook afsluitingen.
Fig. 18
Schroef de gasketel vast met 2 schroeven M 5.
Fig. 19
Neem de frontale afdekplaat van de boiler.
Fig. 20
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
24
De Heatronic naar beneden klappen.
Fig. 21
Verwijder de isolaties van de NTC aansluitingen van
de boiler (1).
De kabel met NTC stekkers verleggen en vastmaken
met de clipsen. Stekkers met de NTC voelers (3)
verbinden en de isolatie terug aanbrengen.
Fig. 22
De pompstekker van de gasketel op de
boilerlaadpomp steken.
Fig. 23
Koppelingen aantrekken.
Fig. 24
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
25
O-ringen van de koudwaterbuis invetten met Junkers
L 641, koudwaterbuis monteren en beveiligen met de
clipsen.
Fig. 25
O-ringen van de warmwaterbuis invetten,
warmwaterbuis monteren en beveiligen met de clips.
Fig. 26
Monteer de ophangrail voor de module ISM 1 met 2
vijzen tegen de zijkant van de gasketel.
Fig. 27
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
26
Schuif de module ISM 1 in de ophangrail en steek de
aansluitkabel in de gasketel.
Fig. 28
De aansluitkabel van de solarpomp vastdrukken.
Fig. 29
Monteer de temperatuurvoeler van de solarboiler.
Fig. 30
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
27
8.5 Slang van het overdrukventiel monteren
Monteer de slang op het overdrukventiel.
Monteer de slang van het overdrukventiel op de
condensafvoer. (zie fig. 14)
De slang steeds afhellend monteren.
Fig. 31
8.6 Afdekkingen monteren
Monteer de afdekking van de boiler.
Fig. 32
Monteer de bovenste afdekking van de gasketel met
2 schroeven.
Fig. 33
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
28
Monteer de zijdelingse afdekkingen van de gasketel
met 2 schroeven.
Fig. 34
Frontale afdekplaat bovenaan ophangen en
onderaan vastdrukken.
Als extra beveiliging tegen demontage door
onbevoegden, kan U de mantel onderaan (links en/of
rechts) vastschroeven.
Fig. 35
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
29
8.7 Hydraulische aansluiting
Bij installaties met kunststofbuizen moeten alle aansluitingen van de ketel (verwarming en sanitair) over een afstand
van minimum 1,5 m in metalen buizen (bvb. koper of ijzer) uitgevoerd worden.
Opgelet: Indien het toestel op een net met zeer kalkhoudend water aangesloten wordt en het tevens veel
gebruikt wordt, is het aan te bevelen een waterbehandeling te voorzien.
8.7.1 Aansluiting verwarming
De doormeter van de leidingen dient te worden berekend volgens de behoeften van de ketel en van de installatie.
De installatie moet voor de plaatsing van de ketel worden doorgespoeld.
Beschermproducten:
Product Fabrikant
Protector Copal Fernox
Sentinel X 100 Betz Dearborn
Vorstwerende middelen:
Product Fabrikant
Protector Alphi 11 Fernox
Varidos FSK Schilling Chemie
Reinigingsproducten:
Product Fabrikant
Restorer IC 20 (Superfloc Universal cleaner) Fernox
Acitol-L Schilling Chemie
Let op: De door de fabrikant voorgeschreven concentraties niet overschrijden!
Dichtingproducten, om kleine lekken in de installatie tegen te gaan, mogen onder geen enkele voorwaarde in de
ketel terechtkomen. De hierdoor ontstane schade valt buiten de waarborgvoorwaarden.
8.7.2 Vullen en ledigen
Op het laagste punt van de installatie een vul- en aftapkraan voorzien. Respecteer de voorschriften van de water-
bedelingsmaatschappij.
8.7.3 Overdrukventiel verwarming
Dit is in de ketel ingebouwd.
8.7.4 Expansievat
De voordruk van het expansievat moet overeenkomen met de statische hoogte van de installatie.
Door de druk in het expansievat, met behulp van het ventiel tot 0,5 bar te beperken, kan in bijzondere gevallen
capaciteitsuitbreiding verkregen worden. Indien nodig moet een bijkomend vat geïnstalleerd worden op de retourleiding
van de ketel.
Steeds aan te raden bij vloerverwarming.
8.8 Gasaansluiting
Gasleiding
De gasleiding moet binnenin volledig zuiver zijn. Indien nodig de leiding doorblazen.
AARDGAS:
De aardgasleidingen dienen gelegd te worden volgens de regels der kunst en de doormeter berekend
volgens de norm NBN D 51-003. Bij installaties op aardgas moet men een BGV-gekeurde gasafsluitkraan rechtstreeks
op de gasnippel van de ketel monteren.
VLOEIBAAR GAS:
De installaties op vloeibaar gas dienen strikt te beantwoorden aan de norm NBN D 51-006.
Monteer de tweede-traps-ontspanner, voorafgegaan door een hogedruk-propaanafsluitkraan rechtstreeks op de
gasnippel van de ketel (zie fig. 96).
De dichtheid van de gasaansluiting controleren met geopende gaskraan in overeenstemming met de norm
NBN D 51-003.
De dichtheidcontrole van de wateraansluiting dient eveneens te gebeuren met geopende waterkranen.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
30
8.9 Aansluiting van de rookgasafvoer
Bij de gesloten toestellen mogen enkel de afvoersystemen - aangeboden en geleverd door de fabrikant van de
toestellen - gebruikt worden. Zij vormen één geheel bij de keuring van de toestellen.
Bij het collectieve (CLV) systeem wordt de dubbelwandige CLV-koker door de fabrikant van het systeem
geleverd. De verbinding tussen toestellen en CLV-systeem moet ook door de fabrikant van de toestellen
geleverd worden.
Raadpleeg onze brochure ‘‘afvoersystemen HR TOP’‘ voor de montage.
Voor de parallelle aansluiting, raden wij U aan onze dienst na verkoop te raadplegen.
Raadpleeg de normen NBN D 51-003, NBN B 61-002 en NBN D 51-006 voor meer
informatie en andere toepassingen.
Aansluitmogelijkheden van de rookgasafvoer:
Fig. 36 – met AZB 916 en AZB 918 Fig. 37 – met AZB 917 en AZB 919
Fig. 38 – met AZB 931
Raadpleeg de montagevoorschriften van de rookgasafvoer voor nadere inlichtingen.
Monteer de adapter of bocht (met meetstutten) op de ketel.
Monteer de rookgasbuis in de adapter of in de bocht.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
31
9. ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Gevaar: Door elektrocutie.
Vooraleer werken uit te voeren moet de stroomtoevoer onderbroken worden.
8.1 Algemeen
De voorschriften van de plaatselijke elektriciteitsmaatschappij en van het algemene reglement op de elektrische
installaties (A.R.E.I.), moeten strikt opgevolgd worden.
De ketels zijn IPX 4 D-gekeurd.
De ketels zijn volledig gekableerd en ontstoord.
Andere verbruikers mogen niet aftakken.
De ketel via de stekker aan een stopcontact met aarding aansluiten.
De voedingsspanning moet minimaal 200 V/AC en maximaal 250 V/AC bedragen.
Indien de bedrading achter de ketel aangebracht werd, raden wij U aan deze bedrading minstens 50 cm uit de muur te
laten steken.
Zekeringen
De ketel is beveiligd met 3 zekeringen. Deze bevinden zich op de printplaat.
Vervangzekeringen bevinden zich op de achterkant van de afdekplaat (zie. fig. 40).
9.2 Toebehoren aansluiten
9.2.1 Heatronic openen
Opgelet: Kabelresten kunnen de Heatronic beschadigen.
De kabels enkel buiten de Heatronic isoleren.
Heatronic naar beneden klappen.
Fig. 39
Schroeven verwijderen, bedrading laten uithangen en
afdekplaat wegnemen (2).
Fig. 40
Opgelet: Wegvloeiend water kan de Heatronic beschadigen.
Dek de Heatronic af vooraleer werken aan watervoerende delen uit te voeren.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
32
De kabeldoorvoer afsnijden volgens de kabeldikte.
De opening nooit groter maken dan de kabeldikte, zo
niet is de ketel niet meer spatwaterbeveiligd.
Fig. 41
9.2.2 Module ISM 1 aan de Heatronic aansluiten
De 2-aderige BUS-kabel aansluiten.
De 3-aderige netkabel aansluiten.
Fig. 42
9.2.3 Aansluiten van de temperatuurvoeler van de zonnepanelen (NTC)
Deze temperatuurvoeler hoort bij de module ISM 1.
De temperatuurvoeler van de zonnepanelen aansluiten volgens de voorschriften van de zonnepanelen.
Sluit de kabel aan de voelergeleding van de dubbele zacht koperen buis (SDR 15 of SDR 18) aan (indien deze
gebruikt wordt).
De aansluitkabel van de module ISM 1 (van de temperatuurvoeler van de zonnepanelen) aansluiten aan de
voelergeleding van de dubbele zacht koperen buis (SDR 15 of SDR 18) aansluiten (indien deze gebruikt wordt).
Hou rekening met volgende voorschriften voor de bekabeling wanneer de dubbele zacht koperen buis (SDR 15 of SDR
18) niet gebruikt wordt.
De temperatuurvoeler van de zonnepanelen verbinden met de kabel van de ISM 1.
Kabeldikte van 0,75 mm² voor een kabellengte tot 50 meter.
Kabeldikte van 1,50 mm² voor een kabellengte tot 100 meter.
Leg de kabels gescheiden van de kabels 230 V om inductie te vermijden.
Gebruik afgeschermde kabels wanneer inductieve en andere invloeden te verwachten zijn.
9.2.4 Verwarmingsregelingen of afstandsbedieningen aansluiten
Sluit enkel de modulerende regelapparatuur van JUNKERS aan!
Dan alleen verkrijgt U een optimaal rendement, een minimaal verbruik en de langste levensduur!
Raadpleeg de montagevoorschriften van de regelaar voor de inbouw en voor de elektrische aansluiting.
1
BUS-regelaar
(FR 10/100/110, FW 100/200/500)
2
printplaat van de gasketel
De BUS-regelaars worden aangesloten aan de klemmen
B & B.
Oudere thermostaten (bvb. TR 21, TR 100, TR 200 enz.)
worden aangesloten aan de klemmen 1, 2 en 4.
Fig. 43
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
33
De regelingen FW 100 en FW 200 kunnen ook direct vooraan in de Heatronic ingebouwd worden.
Belangrijke opmerking:
Thermostatische radiatorkranen op alle radiatoren leiden tot een meerverbruik en verkorten de levensduur
van de ketel. Wij raden U dus ten stelligste aan dergelijke installaties te vermijden. Daarom steeds een of
meerdere radiatoren met gewone radiatorkranen uitrusten. Bij voorkeur de radiatoren in de pilootruimte (de
ruimte waar de thermostaat geïnstalleerd is).
9.2.5 Aansluiten van een temperatuurbegrenzer TB 1 in een vloerverwarmingsinstallatie
Bij verwarmingsinstallaties met enkel
vloerverwarming en directe hydraulische aansluiting
aan de gasketel, tot 15 kW kan men een TB
rechtstreeks op de ketel aansluiten.
Brug 8 9 verwijderen en de TB op deze plaats
aansluiten.
Bij het uitschakelen van de temperatuurbegrenzer
worden de verwarming en de warmwaterbereiding
onderbroken.
Fig. 44
9.3 Externe toebehoren aansluiten
9.3.1 Sanitaire omlooppomp aansluiten
Met de servicefunctie 5.E de aansluiting NP LP op 01
(sanitaire omlooppomp) instellen.
De omlooppomp wordt gestuurd door de Junkers-
verwarmingsregelaar.
Fig. 45
9.3.2 Externe circulatiepomp (secundaire kring – 230 V/AC, max. 100 W) aansluiten
Met de servicefunctie 5.E de aansluiting NP LP op 02
(externe circulatiepomp in ongemengde kring) instellen.
Bij de aansluiting aan NP LP draait de
circulatiepomp steeds bij verwarmingsbedrijf.
Pompschakelkeuzes zijn niet mogelijk.
Fig. 46
9.3.3 Externe vertrektemperatuurvoeler (bv. evenwichtsfles) aansluiten
Met servicefunctie 7.d wordt de aansluiting van de
externe vertrektemperatuurvoeler automatisch op 01
ingesteld.
Fig. 47
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
34
10. SOLARINSTALLATIE
10.1 Bedrijfsdruk
Bij installaties met een hoogteverschil tot 12 meter is geen instelling nodig.
De bedrijfsdruk bedraagt 2,5 bar en de voordruk in het solar-expansievat bedraagt 1,9 bar.
Bij installaties met een hoogteverschil van meer dan 12 meter:
Verhoog de bedrijfsdruk met 0,1 bar per meter hoogteverschil.
Verhoog de voordruk in het solar-expansievat met dezelfde waarde.
Voorbeeld:
Installatie met een hoogteverschil van 17 meter:
benodigde bedrijfsdruk:
2,5 bar + 0,5 bar = 3,0 bar.
benodigde voordruk in het solar-expansievat:
1,9 bar + 0,5 bar = 2,4 bar.
10.2 Vullen van de solar-installatie
Opgelet: niet geschikte vloeistoffen kunnen de installatie beschadigen.
Gebruik enkel door JUNKERS goedgekeurde solar-vloeistoffen.
Spoel de installatie met de JUNKERS solarvloeistof volgens de circulatierichting van de solar-circulatiepomp.
Om verdamping van de vloeistof te vermijden, mogen de collectoren niet warm zijn.
Dek de collectoren af en vul de installatie bij voorkeur ’s morgens.
10.2.1 Vullen met solarvulpomp
Vul de installatie volgens de voorschriften van de solarvulpomp.
10.2.2 Vullen met drukpomp
Met de speciale drukpomp moet geen ontluchter op de zonnecollectoren geplaatst worden.
De flow valve mag enkel tijdens het vullen of het leeglopen geopend zijn.
Flow valve in de vertrekleiding van de zonnepanelen.
Draai de flow valve in positie b (geopend).
a werkingspositie
b flow valve geopend
Fig. 48
Flow valve in de retourleiding van de zonnepanelen
Draai de flow valve in positie c (geopend).
a werkingspositie
b flow valve geopend
c leiding afgesloten
Fig. 49
De installatie ontluchten met de te voorziene ontluchters van de installatie.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
35
10.2.3 Na het vullen
Draai beide flow valven terug in de werkingspositie (positie a).
Controleer de bedrijfsdruk. Eventueel warmtewisselaarvloeistof bijvullen.
De solar-installatie in bedrijf nemen via de regelaar (FR 110, FW 100, FW 200 of FW 500).
De solarpomp laten draaien door de manuele instelling vanuit de regelaar.
Controleer het debiet aan de debietmeter.
Nogmaals ontluchten en de bedrijfsdruk op 2,5 bar instellen. Zie paragraaf 10.1 voor installaties met een
hoogteverschil van meer dan 12 meter.
Het debiet op de debietmeter aflezen en vergelijken met het benodigde debiet uit onderstaande tabel.
aantal collectoren debiet in liter/minuut
2
2 … 5
3
3 … 6
Fig. 50
Wanneer het benodigde debiet niet bereikt wordt:
Debiet instellen via de overeenstemmende schakelstand van de solar-circulatiepomp.
De solarpomp terug op automatisch programmeren vanuit de regelaar.
Na vier weken:
De installatie nogmaals ontluchten met de te voorziene ontluchters van de installatie.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
36
11. INBEDRIJFNAME
Fig. 51
1
schoorsteenvegertoets
12
temperatuurregelaar warm water
2
servicetoets
13
manometer verwarming
3
controlelamp voor werking brander
14
afsluitkraan in vertrekleiding (niet bijgeleverd)
4
hoofdschakelaar
15
warm water
5
vergrendelingstoets
16
gaskraan (gesloten - niet bijgeleverd)
6
eco-toets
17
koudwaterkraan (niet bijgeleverd)
7
reset-toets
18
afsluitkraan in retourleiding (niet bijgeleverd)
8
display
19
vulkraan (niet bijgeleverd)
9
automatische ontluchter (CV-kring)
20
sifon (niet bijgeleverd)
10
ontluchtingsventiel (warm water)
21
ledigingskraan
11
vertrektemperatuurregelaar
22
manometer solar
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
37
11.1 Voor de inbedrijfname
Waarschuwing: Inbedrijfname zonder water leidt tot ernstige beschadiging van de gasketel.
Gasketel eerst vullen, vooraleer hem in bedrijf te nemen.
Voordruk van het expansievat controleren (druk instellen in overeenstemming met de statische hoogte van de
installatie).
Radiatorkranen opendraaien.
Afsluitkranen vertrek en retour CV opendraaien (14 en 18).
Slang op vulkraan (19) monteren en met water vullen.
Monteer de slang op de ledigingskraan (21).
Vul de verwarmingsinstallatie bij tot 1,2 bar.
Radiatoren ontluchten.
Vul de verwarmingsinstallatie opnieuw bij tot 1,2 bar.
Vulkraan (19) en ledigingskraan (21) sluiten en slang verwijderen.
Afdekkapje van koudwaterkraan (17) verwijderen en kraan openen.
Slang van het ontluchtingsventiel (10) in een bak (bv. fles) steken en het ontluchtingsventiel openen tot
water uitstroomt.
Controleren of de gassoort overeenkomt met de gassoort op de identificatieklever.
Gaskraan (16) openen.
11.2 Openen van het deksel
Druk op de markering (3 puntjes) om het deksel te openen.
Fig. 52
11.3 Verwarmingswaterdruk controleren
Voor het bijvullen eerst de vulset met water vullen. Dit voorkomt dat er lucht in de installatie komt.
Opgelet: De ketel kan beschadigd worden.
Vul enkel water bij wanneer de ketel koud is.
De wijzer op de manometer (10) moet tussen de 1 en 1,5 bar staan.
Staat de wijzer onder de 1 bar (in koude toestand) dan moet u
bijvullen totdat de wijzer weer tussen de 1 en 1,5 bar staat.
Aanduiding op de manometer
1 bar Minimale vuldruk (bij koude installatie)
1 – 1,5 bar
Optimale vuldruk
3 bar Maximale werkdruk
De maximumdruk van 3 bar bij een hogere
vertrektemperatuur mag niet overschreden worden. Anders
opent het overdrukventiel.
Fig. 53
Wanneer de verwarmingswaterdruk niet behouden blijft, moet de dichtheid van het expansievat en van de
verwarmingsinstallatie gecontroleerd worden.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
38
11.4 In-/Uitschakelen
Inschakelen
Hoofdschakelaar inschakelen.
Het controlelampje brandt blauw en in het display verschijnt de
vertrektemperatuur.
De ketel wordt eenmalig ontlucht wanneer hij voor het
eerst ingeschakeld wordt. De verwarmingspomp wordt in
intervallen in- en uitgeschakeld zonder dat de ketel
opspringt. Dit duurt ongeveer 4 minuten. In het display
wordt
afwisselend met de vertrektemperatuur
weergegeven.
Open de automatische ontluchter (9) sluit deze weer na het
ontluchten.
Fig. 54
Wanneer in het display in afwisseling met de
vertrektemperatuur verschijnt, blijft de ketel gedurende
15 minuten op het kleinste verwarmingsvermogen
werken.
Uitschakelen
Hoofdschakelaar uitschakelen. Het controlelampje dooft.
Let op de vorstbeveiliging (zie paragraaf 11.12) wanneer U de ketel voor langere tijd uitschakelt.
De ketel is uitgerust met een bescherming tegen vastlopen van de CV-pomp en van de boilerlaadpomp bij
langere stilstandperiodes. Indien de ketel uitgeschakeld is, is deze bescherming gedeactiveerd.
11.5 Verwarming inschakelen
De vertrektemperatuur kan tussen 35 en 90°C ingesteld worden.
De vertrektemperatuur wordt in het display aangeduid.
Let op de maximum toegelaten vertrektemperatuur bij
vloerverwarming.
Temperatuurregelaar verwarming verdraaien, om de
vertrektemperatuur van de verwarmingsinstallatie aan te
passen.
Fig. 55
Wanneer de brander in bedrijf is, brandt het controlelampje
groen
.
stand vertrektemperatuurregelaar vertrektemperatuur gebruik
1 ongeveer 35°C
2 ongeveer 43°C
3 ongeveer 50°C vloerverwarming
4 ongeveer 60°C
5 ongeveer 67°C
6 ongeveer 75°C
verwarming met radiatoren
max ongeveer 88°C verwarming met convectoren
11.6 Temperatuurregeling
Raadpleeg de voorschriften van de regelapparatuur.
Hierin vindt U hoe:
U de werking en de stookcurve van de
weersafhankelijke regelaar kunt instellen,
U de kamerthermostaten kunt instellen,
U economisch kunt verwarmen en energie kunt
besparen.
Fig. 56
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
39
11.7 Na de inbedrijfname
Controleer de gasaansluitdruk.
Controleer of er condensatiewater in de sifon loopt. Indien niet; de ketel uitschakelen en daar na opnieuw
inschakelen. Hierdoor wordt het sifonvulprogramma opnieuw geactiveerd.
Herhaal deze handeling tot er condensatiewater in de sifon loopt.
11.8 Doorstroombegrenzing
Om de capaciteit van de boiler optimaal te benutten en een vroegtijdige menging te vermijden, raden wij U aan de
koudwatertoevoer naar de boiler te beperken tot:
- 12 l/min voor TOP 14/400-3 ZBS
- 15,5 l/min voor TOP 30/475-3 ZBS.
11.9 Warmwatertemperatuur instellen
Boilertemperatuur met temperatuurinstelknop van de ketel
instellen.
De ingestelde temperatuur knippert gedurende 30 seconden in
het display.
Waarschuwing: verbrandingsgevaar!
Temperatuur bij normaal gebruik niet hoger dan
60°C instellen.
temperatuurinstelknop warmwatertemperatuur
min ongeveer 5°C (vorstbeveiliging)
e ongeveer 55°C
max ongeveer 70°C
Fig. 57
Opmerking: Om kalkvorming te vermijden bij ketels geplaatst in gebieden met sterk kalkhoudend water (meer
dan 15° dH).
Temperatuur niet hoger dan 55°C instellen.
11.10 Comfortbedrijf instellen
De ketel is in de fabriek ingesteld op spaarfunctie, de eco-toets brandt.
Door de eco-toets gedurende enkele seconden in te drukken zet u de boiler in comfortbedrijf.
Spaarfunctie
In de spaarfunctie wordt enkel het bovenste deel van de boiler opgewarmd. Door slechts een gedeelte van de boiler op
te warmen, wordt energie bespaard.
Comfortbedrijf, eco-toets brandt niet (fabrieksinstelling)
De volledige boiler wordt voortdurend op de ingestelde temperatuur gehouden voor een maximaal warmwatercomfort.
11.11 Zomerbedrijf (alleen warm water)
Noteer de stand van de vertrektemperatuurregelaar .
Draai de vertrektemperatuurregelaar volledig naar links in de
stand .
De verwarming is buiten werking. De warmwatervoorziening en
de verzorging van de spanning voor de thermostaat blijven
gehandhaafd.
Fig. 58
Opgelet: Bevriezingsgevaar voor de verwarmingsinstallatie.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
40
11.12 Vorstbeveiliging
11.12.1 Vorstbescherming van de verwarmingsinstallatie
Verwarming in bedrijf laten met de temperatuurregelaar
minstens in stand 1.
Bij uitgeschakelde verwarming:
Het CV-water bijvullen met het antivriesmiddel (zie hoofdstuk 8.7).
Ledig de warmwaterkring.
Fig. 59
11.12.2 Vorstbeveiliging van de boiler
De gasketel niet uitschakelen.
Temperatuurinstelknop tot linkeraanslag draaien.
Fig. 60
11.12.3 Vorstbeveiliging van de zonne-installatie:
De warmtewisselaarvloeistof heeft een vorstbeveiliging tot ongeveer -30°C.
Controleer de vloeistof jaarlijks (zie daarvoor de handleiding van de zonnecollectoren).
11.13 Vergrendeling van de Heatronic
Deze vergrendeling werkt voor de vertrektemperatuurregelaar CV, de
temperatuurregelaar warm water en voor alle toetsen met uitzondering
van de hoofdschakelaar, de schoorsteenvegertoets en de reset-toets.
Vergrendeling activeren:
Druk op de toets tot afwisselend met de
vertrektemperatuur in het display verschijnt.
Vergrendeling uitschakelen:
Druk op de toets tot alleen de vertrektemperatuur in het display
aangeduid wordt.
Fig. 61
11.14 Thermische desinfectie
De volledige warmwaterinstallatie met inbegrip van de aftappunten dienen regelmatig thermisch gedesinfecteerd te
worden. (Zie lokale en/of nationale richtlijnen.)
Bij sommige verwarmingsregelaars kan de thermische desinfectie op een vast tijdstop geprogrammeerd
worden. Zie hiervoor de handleiding van de regelaar.
Waarschuwing: verbrandingsgevaar!
Voer een thermische desinfectie alleen buiten de normale gebruikstijden uit.
Na de thermische desinfectie koelt de boiler slechts langzaam af. De uitlooptemperatuur kan dan hoger
zijn dan de ingestelde temperatuur.
Warmwateraftappunten sluiten.
Verwittig alle bewoners van het mogelijke verbrandingsgevaar.
Eventuele sanitaire omlooppomp op continu instellen.
De schoorsteenvegertoets en de vergrendelingstoets gelijktijd indrukken en ingedrukt houden tot
verschijnt in het display.
Fig. 62
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
41
Wachten tot de maximale temperatuur bereikt is.
Eerst het meest nabije warmwateraftappunt openen tot gedurende 3 minuten water aan 70°C uitloopt. Doe daarna
hetzelfde voor de volgende aftappunten tot en met het verst afgelegen aftappunt.
De sanitaire omlooppomp terug op normale werking instellen.
De thermische desinfectie is beëindigd nadat het water gedurende 35 minuten op 75°C gehouden werd.
Indien u de thermische desinfectie wenst te onderbreken:
Schakel de ketel uit en opnieuw aan.
De ketel gaat terug en werking en de vertrektemperatuur wordt aangeduid.
11.15 Pompblokkeringsbeveiliging
Deze regeling verhindert het vastzitten van de CV-pomp en van de boilerlaadpomp na een langere
stilstandperiode.
Iedere uitschakeling van de circulatiepomp wordt gevolgd door een tijdmeting, om na 24 uur de pomp kortstondig te
laten draaien.
Let op: de ketel moet elektrisch ingeschakeld blijven.
12. INDIVIDUELE INSTELLING
12.1 Manuele instellingen
Grootte van het expansievat controleren
De volgende diagrammen geven aan of het ingebouwde expansievat voldoende is, of dat er een extern vat dient
geplaatst te worden (aan te raden bij vloerverwarming).
Voor de getoonde kenlijnen wordt met volgende gegevens rekening gehouden:
De voordruk van het expansievat komt overeen met de statische opvoerhoogte van de installatie + 0,3 bar.
De normale werkdruk ligt tussen 1 en 2 bar.
De maximale bedrijfsdruk (veiligheidsventiel) bedraagt 3 bar.
Voor vloerverwarming: raadpleeg de leverancier van de vloerverwarming.
I
II
III
IV
V
VI
t
V
V
A
A
B
voordruk 0,2 bar
voordruk 0,5 bar
voordruk 0,75 bar (fabrieksinstelling)
voordruk 1,0 bar
voordruk 1,2 bar
voordruk 1,3 bar
vertrektemperatuur
inhoud in liter
arbeidsbereik van het expansievat
extra expansievat nodig
Fig. 63
Wanneer het snijpunt rechts naast de curve ligt, moet een bijkomend expansievat geïnstalleerd worden.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
42
12.2 Heatronic instellingen
12.2.1 Bediening van Heatronic
De Heatronic-module maakt een comfortabele instelling mogelijk, tevens kunnen de installateur en/of de dienst na
verkoop van JUNKERS veel toestelfuncties controleren. De beschrijving beperkt zich tot de noodzakelijke functies bij
de inbedrijfname.
Overzicht van het bedieningspaneel
1
schoorsteenvegertoets
2
servicetoets
3
display
4
eco-toets, servicefuncties ‘naar boven’
5
vergrendelingstoets, servicefuncties ‘’naar beneden’
Fig. 64
Servicefunctie kiezen
De servicefuncties zijn onderverdeeld in twee niveaus:
- Niveau 1 omvat de servicefuncties tot 0.A,
- Niveau 2 omvat de servicefuncties vanaf 8.A.
Servicetoets indrukken en ingedrukt houden, tot hij oplicht.
In het display verschijnt bvb. 1.A (eerste serviceniveau).
Eco-toets en vergrendelingstoets gelijktijdig indrukken tot bvb. 8.A verschijnt (tweede serviceniveau).
Vergrendelingstoets of eco-toets indrukken tot de gewenste servicefunctie verschijnt.
Om toegang te krijgen tot de servicefuncties dient men de schoorsteenvegertoets in te drukken en los te laten.
De schoorsteenvegertoets licht op en het display toont de code van de gekozen servicefunctie.
Waarde instellen
Vergrendelingstoets of eco-toets indrukken tot de gewenste waarde verschijnt.
Waarde vastleggen
Schoorsteenvegertoets indrukken tot in het display verschijnt.
Indien gedurende 15 minuten geen enkele toets ingedrukt werd, wordt het serviceniveau automatisch verlaten.
Serviceniveau verlaten zonder waarden vast te leggen
Schoorsteenvegertoets kort indrukken.
De schoorsteenvegertoets dooft.
Ketel resetten
De reset-toets gedurende 3 seconden indrukken en dan loslaten. Daarna start de ketel opnieuw zonder reset van
de parameters.
Waarden van de serviceniveaus resetten naar de basisinstellingen
Kies de servicefunctie 8.E en leg de waarde
00
vast. De ketel start nu met zijn basisinstellingen.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
43
12.3 Overzicht van de servicefuncties
servicefuncties van niveau 1 (servicetoets indrukken en ingedrukt houden, tot hij oplicht)
servicefunctie
in display
omschrijving
bladzijde
1.A verwarmingsvermogen instellen
44
1.b geen functie
44
1.C pompkarakteristiek
44
1.d stand intelligente circulatiepomp
46
1.E sturing ingebouwde pomp
46
2.A geen functie
46
2.b maximum vertrektemperatuur
46
2.C ontluchtingsfunctie
47
2.d geen functie
48
2.F bedrijfsstand
48
3.A automatisch antipendelprogramma
48
3.b instellen antipendelblokkering
48
3.C schakeldifferentieel
48
3.d minimumvermogen (verwarming en warm water)
48
4.d waarschuwingssignaal
48
4.F sifonvulprogramma
48
5.A onderhoudsinterval resetten
48
5.b nalooptijd extractor
48
5.C uitgangen schakelklok instellen
48
5.E aansluiting NP – LP
48
5.F onderhoudsinterval instellen
48
6.A laatste storing oproepen
49
6.b actuele spanning tussen klemmen 2 en 4 (aansluiting 1, 2 en 4 – TR 21 en FR 100)
49
6.C door thermostaat gevraagde vertrektemperatuur
49
6.d geen functie
49
6.E status schakelklok
49
7.A werkingslampje
49
7.b tussenstand driewegkraan
49
7.d externe vertrektemperatuurvoeler (bvb. evenwichtsfles)
49
7.E droogfunctie van het gebouw
49
7.F configuratie van de klemmen 1 – 2 – 4
50
0.A geen werking
50
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
44
servicefuncties van niveau 2 (eco-toets en vergrendelingstoets gelijktijdig indrukken tot bvb. 8.A verschijnt)
servicefunctie
in display
omschrijving
bladzijde
8.A versie van de software
50
8.b nummer codeerstekker
50
8.C versie GFA (microprocessor)
50
8.d storing GFA (microprocessor)
50
8.E Heatronic 3 resetten naar de basisinstelling
50
8.F continu ontsteking
50
9.A continu bedrijfsstand
50
9.b actueel toerental extractor
50
9.C actueel verwarmingsvermogen
50
9.E geen functie
51
9.F nalooptijd circulatiepomp
51
A.A temperatuur aan de vertrektemperatuurvoeler
51
A.b warmwatertemperatuur
51
A.C geen functie
51
C.b geen functie
51
12.4 Serviceniveau 1
12.4.1 Verwarmingsvermogen instellen (servicefunctie 1.A)
Het verwarmingsvermogen kan tussen min. nominaal warmtevermogen en max. nominaal warmtevermogen op de
specifieke warmtebehoefte worden begrensd.
Ook bij een begrensd verwarmingsvermogen is bij het bereiden van warm water het max. nominale
warmtevermogen beschikbaar.
De fabrieksinstelling is het maximumvermogen sanitair warm water: U0.
Kies de servicefunctie 1.A.
Bereken (in %) het vereiste CV-vermogen ten opzichte van het maximum sanitair vermogen.
Programmeer dit getal in de servicefunctie 1.A en leg het vast.
Verlaat de servicefuncties. Het display toont opnieuw de vertrektemperatuur.
12.4.2 Servicefunctie 1.b: geen functie
12.4.3 Pompkarakteristiek (servicefunctie 1.C)
De pompkarakteristiek geeft aan hoe de pomp in de verwarmingsfunctie geregeld wordt. De pomp schakelt daarbij zo
tussen de verschillende pompstanden dat de gekozen curve wordt aangehouden.
Een verandering van de karakteristiek is zinvol wanneer een kleinere restopvoerhoogte voldoende is voor het verzeke-
ren van de vereiste hoeveelheid circulatiewater.
Kies een lage curve wanneer u zo veel mogelijk energie wil besparen en eventuele stromingsgeluiden wil
beperken.
U kunt de pompkarakteristiek kiezen tussen:
0 Pompstand instelbaar, servicefunctie 1.d (zie paragraaf 12.4.4)
1 Constante druk hoog
2 Constante druk middel
3 Constante druk laag
4 Proportionele druk hoog
5 Proportionele druk laag.
De fabrieksinstelling is: 2 (constante druk middel).
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
45
Fig. 65 constante druk TOP 14/400-3 ZBS Fig. 66 constante druk TOP 30/475-3 ZBS
1 - 3 karakteristieken
H restopvoerhoogte
V hoeveelheid circulatiewater
Fig. 67 proportionele druk TOP 14/400-3 ZBS Fig. 68 proportionele druk TOP 30/475-3 ZBS
4 - 5 karakteristieken
H restopvoerhoogte
V hoeveelheid circulatiewater
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
46
12.4.4 Stand intelligente circulatiepomp (servicefunctie 1.d)
Deze servicefunctie komt overeen met de tot dusver gebruikelijke functie ‘’Pompopvoerhoogteschakelaar’’.
De stand van de pomp is alleen actief wanneer bij de pompkarakteristiek (servicefunctie 1.C) 0 is gekozen.
De fabrieksinstelling is: 7.
Fig. 69 stand intelligentie circulatiepomp
TOP 14/400-3 ZBS
Fig. 70 stand intelligentie circulatiepomp
TOP 30/475-3 ZBS
1 - 7 karakteristieken
H restopvoerhoogte
V hoeveelheid circulatiewater
12.4.5 Sturing ingebouwde circulatiepomp (servicefunctie 1.E)
Bij het aansluiten van een weersafhankelijke regeling, wordt automatisch op pompschakeling 4
overgeschakeld.
Verschillende pompschakelingen:
Schakelstand 00:
De BUS-regelaar stuurt de circulatiepomp.
Schakelstand 01 (Een dergelijke bediening is ten stelligste af te raden omwille van risico op oververhitting!):
Voor installaties zonder externe regelaar. De pomp wordt door de vertrektemperatuurregelaar geschakeld. Bij
warmtevraag start de pomp samen met de brander.
Schakelstand 02 (automatische werking, fabrieksinstelling):
Voor installaties met kamerthermostaat aangesloten aan de klemmen 1, 2 en 4 (24 V).
Schakelstand 03:
De circulatiepomp draait continu (uitzonderingen: zie handleiding van de regelaar).
Schakelstand 04:
Intelligente uitschakeling van de circulatiepomp bij installaties met weersafhankelijke regeling. De pomp wordt enkel
ingeschakeld wanneer het nodig is.
12.4.6 Servicefunctie 2.A: geen functie
12.4.7 Maximum vertrektemperatuur instellen (servicefunctie 2.b)
De maximale vertrektemperatuur kan tussen 35 en 88°C ingesteld worden.
De fabrieksinstelling is 88.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
47
12.4.8 Ontluchtingsfunctie (servicefunctie 2.C)
Wanneer U het toestel voor het eerst inschakelt, wordt de ontluchtingsfunctie eenmalig uitgevoerd. De
verwarmingspomp wordt in intervallen in- en uitgeschakeld. Dit duurt ongeveer 4 minuten. In het display
wordt afwisselend en de vertrektemperatuur weergegeven.
Na onderhoudswerkzaamheden kan de ontluchtingsfunctie ingeschakeld worden.
Mogelijke instellingen:
00
De ontluchtingsfunctie is uitgeschakeld.
01
De ontluchtingsfunctie is ingeschakeld en wordt na afloop automatisch op 00 teruggezet.
02
De ontluchtingsfunctie is continu ingeschakeld en wordt niet automatisch op 00 teruggezet.
De fabrieksinstelling is 01.
12.4.9 Servicefunctie 2.d: geen functie
12.4.10 Bedrijfsstand (servicefunctie 2.F)
Met deze functie kunt u de werking van de ketel tijdelijk veranderen.
Mogelijke instellingen:
00
Normale werking: de ketel werkt volgens de verwarmingsregelaar.
01
De ketel werkt gedurende 15 minuten met minimaal vermogen. In het display wordt afwisselend en de
vertrektemperatuur weergegeven. Na 15 minuten schakelt de ketel over naar normale werking.
02
De ketel werkt gedurende 15 minuten met maximaal vermogen. In het display wordt afwisselend en de
vertrektemperatuur weergegeven. Na 15 minuten schakelt de ketel over naar normale werking.
De fabrieksinstelling is 00.
12.4.11 Automatisch antipendelprogramma (servicefunctie 3.A)
Met servicefunctie 3.A kan de automatische aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld worden. Dit kan
noodzakelijk zijn bij een verwarmingsinstallatie met ongunstige dimensionering.
Wanneer de aanpassing van het antipendelprogramma uitgeschakeld is, moet het antipendelprogramma met
servicefunctie 3.b worden ingesteld.
Mogelijke instellingen:
00
uitgeschakeld
01
ingeschakeld
De fabrieksinstelling is 00 (uitgeschakeld).
12.4.12 Instellen van de antipendelblokkering (servicefunctie 3.b)
Deze servicefunctie is alleen actief wanneer servicefunctie 3.A (automatisch antipendelprogramma) uitgeschakeld is.
Op het schakelpaneel kan het antipendelprogramma individueel tussen 00 en 15 (0 en 15 minuten) ingesteld worden.
De fabrieksinstelling is 03 (3 minuten).
Bij 00 is het antipendelprogramma uitgeschakeld.
De kortste schakeltijd bedraagt 1 minuut (aan te raden bij éénpijpsystemen en luchtverwarming).
12.4.13 Schakeldifferentieel (servicefunctie 3.C)
Deze servicefunctie is alleen actief wanneer servicefunctie 3.A (automatisch antipendelprogramma) uitgeschakeld is.
Het schakeldifferentieel is de toegestane afwijking van de gevraagde vertrektemperatuur.
Het schakeldifferentieel kan met stappen van 1 K ingesteld worden.
De minimale vertrektemperatuur is 30°C.
Het instelbereik ligt tussen 00 en 30 (0 en 30 K).
De fabrieksinstelling is 10 (10 K).
12.4.14 Minimumvermogen verwarming en warm water (servicefunctie 3.d)
Het CV- en het warmwatervermogen kunnen in procenten op iedere willekeurige waarde tussen minimaal nominaal
vermogen en maximaal nominaal vermogen worden ingesteld.
De instelling gebeurt zoals bij servicefunctie 1.A.
De fabrieksinstelling is het minimale nominale vermogen (verwarming en warm water) en hangt af van het type ketel.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
48
12.4.15 Waarschuwingssignaal (servicefunctie 4.d)
Bij een storing weerklinkt een waarschuwingssignaal. Met de servicefunctie 4.d kan dit signaal uitgeschakeld worden.
De fabrieksinstelling is 01 (ingeschakeld).
12.4.16 Sifonvulprogramma (servicefunctie 4.F)
Het sifonvulprogramma waarborgt, dat de condenswatersifon na het installeren of een langere stilstandperiode gevuld
wordt.
Het sifonvulprogramma wordt geactiveerd wanneer:
de hoofdschakelaar ingeschakeld wordt,
er minstens 28 dagen geen warmtevraag geweest is,
van zomer- op winterbedrijf of omgekeerd geschakeld wordt.
Na de eerste warmtevraag voor verwarming of warm water wordt het toestel 15 minuten lang op het minimale
vermogen gehouden. Het sifonvulprogramma blijft zo lang in bedrijf, totdat de 15 minuten op klein vermogen bereikt is.
In het display verschijnt in afwisseling met de vertrektemperatuur.
De fabrieksinstelling is 01 (sifonvulprogramma in werking met minimaal vermogen).
Instelling 02: sifonvulprogramma in werking met minimaal geprogrammeerd vermogen.
Instelling 00: sifonvulprogramma is uitgeschakeld.
Waarschuwing:
Bij een niet gevulde condenswatersifon kunnen er rookgassen uit de sifon treden!
Het sifonvulprogramma mag alleen tijdens de onderhoudswerkzaamheden uitgeschakeld worden.
Het sifonvulprogramma moet, na het beëindigen van het onderhoud, opnieuw ingeschakeld worden.
12.4.17 Onderhoudsinterval resetten (servicefunctie 5.A)
Met deze servicefunctie kan men de aanduiding in het display resetten.
De instelling is 00.
12.4.18 Nalooptijd extractor (servicefunctie 5.b)
De nalooptijd kan van 01 tot 18 (10 tot 180 seconden) ingesteld worden.
De fabrieksinstelling is 03 (30 seconden).
12.4.19 Gebruik van het kanaal bij een 1-kanaalsschakelklok wijzigen (servicefunctie 5.C)
Met deze servicefunctie kan men het gebruik van het kanaal van verwarming naar warmwaterbereiding wijzingen.
Mogelijke instellingen:
00
2-kanaals (verwarming en warmwaterbereiding),
01
1 kanaal verwarming,
02
1 kanaal warmwaterbereiding.
De fabrieksinstelling is 00.
12.4.20 Aansluiting NP - LP (servicefunctie 5.E)
Met deze servicefunctie kan men de aansluiting NP – LP instellen.
Mogelijke instellingen:
00
uitgeschakeld
01
sanitaire omlooppomp (gestuurd door de regelaar)
02
externe verwarmingspomp in de ongemengde verbruikerskring (voorbij de evenwichtsfles)
De fabrieksinstelling is 00.
12.4.21 Onderhoudsbeurt weergeven (servicefunctie 5.F)
Met deze servicefunctie kan men het aantal maanden instellen tot de volgende onderhoudsbeurt. Daarna wordt in het
display de aanduiding (inspectie) afwisselend met de vertrektemperatuur getoond.
Het aantal maanden is van 00 tot 72 instelbaar.
De fabrieksinstelling is 00 (niet actief).
Wanneer
U0
in het display verschijnt, werd die servicefunctie reeds aan de regelaar ingesteld.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
49
12.4.22 Laatste storing oproepen (servicefunctie 6.A)
Met deze servicefunctie kan men de laatste storing oproepen die in het geheugen bewaard is.
Bij 00 wordt deze servicefunctie gereset.
12.4.23 Actuele spanning tussen klemmen 2 en 4 (aansluiting 1, 2 en 4 – TR 21 en FR 100 - servicefunctie 6.b)
De actuele spanning tussen klemmen 2 en 4 wordt getoond.
Mogelijke aanduidingen zijn:
00 - 24: 0 V tot 24 V in stappen van 1 V
12.4.24 Door thermostaat gevraagde vertrektemperatuur (servicefunctie 6.C)
Met deze servicefunctie kunt u de door de thermostaat gevraagde vertrektemperatuur weergeven.
12.4.25 Servicefunctie 6.d: geen functie
12.4.26 Status schakelklok (servicefunctie 6.E)
Het linker cijfer toont de actuele status van de verwarming. De verwarmingsmodus wordt conform de instellingen op de
schakelklok geactiveerd.
Het rechter cijfer toont de actuele status warm water. Deze modus wordt conform de instellingen op de schakelklok
geactiveerd.
Mogelijke aanduidingen zijn:
00
CV niet actief, warm water niet actief
01
CV niet actief, warm water actief
10
CV actief, warm water niet actief
11
CV actief, warm water actief
12.4.27 Werkingslampje (servicefunctie 7.A)
Het werkingslampje brandt wanneer de ketel ingeschakeld is. Met de servicefunctie 7.A kan men dit lampje
uitschakelen.
De fabrieksinstelling is 01 (ingeschakeld).
12.4.28 Tussenstand driewegkraan (servicefunctie 7.b)
Na opslaan van de waarde 01 gaat de driewegkraan naar de middenpositie. Daarmee worden (nadat de
ledigingskraan geopend werd) het volledig leeglopen van de ketel en de eenvoudige demontage van de motor
gewaarborgd.
Bij het verlaten van de instellingen wordt automatisch weer de waarde 00 opgeslagen.
12.4.29 Aansluiting van een externe vertrektemperatuurvoeler bvb. evenwichtsfles (servicefunctie 7.d)
Deze aansluiting wordt door de basisinstelling eenmalig automatisch herkend. U hoeft niets in te stellen.
Wanneer een aangesloten vertrektemperatuurvoeler terug afgekoppeld wordt, dient U de basisinstelling
terug op
00
te zetten.
Mogelijke instellingen:
00
eenmalige automatische herkenning
01
instelling niet mogelijk
02
aansluiting van een externe vertrektemperatuurvoeler aan IPM 1 of IPM 2
De fabrieksinstelling is 00.
12.4.30 Droogfunctie van het gebouw (servicefunctie 7.E)
Met deze functie wordt de droogfunctie in- of uitgeschakeld.
Deze functie niet verwarren met de functie ‘’vloer drogen’’ van de weersafhankelijke regelaars.
Mogelijke instellingen:
00
uitgeschakeld
01
alleen verwarmingsbedrijf volgens instelling van ketel en/of regelaar, d.w.z. alle andere warmtevragen zijn
geblokkeerd
De fabrieksinstelling is 00.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
50
12.4.31 Configuratie van de klemmen 1 – 2 – 4 (servicefunctie 7.F)
Met deze servicefunctie kan de ingangsspanning van de klemmen 1-2-4 worden ingesteld:
Mogelijke instellingen zijn:
00
ingang uitgeschakeld
01
0-24 V ingang, vermogenregeling
02
0-10 V ingang, vermogenregeling
03
0-10 V ingang, temperatuurregeling
De fabrieksinstelling is 01.
12.4.32 Servicefunctie 0.A: geen functie
12.5 Serviceniveau 2
12.5.1 Versie van de software (servicefunctie 8.A)
De actuele softwareversie wordt getoond.
12.5.2 Nummer codeerstekker (servicefunctie 8.b)
De laatste vier posities van de codeerstekker worden getoond.
De codeerstekker bepaalt de toestelfuncties. Indien het toestel van aardgas naar vloeibaar gas wordt
omgebouwd (of omgekeerd), dan moet de codeerstekker worden vervangen. Deze ombouw mag enkel
gedaan worden door de dienst na verkoop van Junkers.
12.5.3 Versie GFA (microprocessor - servicefunctie 8.C)
Interne parameter.
12.5.4 Storing GFA (microprocessor - servicefunctie 8.d)
Interne parameter.
12.5.5 Heatronic 3 resetten naar de basisinstelling (servicefunctie 8.E)
Met deze servicefunctie kan men de ketel naar de basisinstelling resetten. Alle gewijzigde servicefuncties worden
eveneens naar hun basisinstelling gereset.
Servicetoets indrukken en ingedrukt houden, tot hij oplicht.
In het display verschijnt bvb. 1.A.
Eco-toets en vergrendelingstoets gelijktijdig indrukken tot bvb. 8.A verschijnt.
Kies de servicefunctie 8.E met de eco-toets of met de vergrendelingstoets .
Schoorsteenvegertoets indrukken en loslaten. De schoorsteenvegertoets licht op en het display toont
00
.
Schoorsteenvegertoets indrukken tot in het display verschijnt.
Alle instellingen worden gereset en de ketel herstart met zijn basisinstelling.
12.5.6 Continu ontsteking (servicefunctie 8.F)
OPMERKING: Beschadiging van de ontstekingstransformator mogelijk!
Functie niet langer dan 2 minuten ingeschakeld laten.
Deze functie maakt permanente ontsteking zonder gastoevoer mogelijk, om de ontsteking te testen.
Mogelijke instellingen zijn:
00
uitgeschakeld
01
ingeschakeld
De fabrieksinstelling is 00.
12.5.7 Continu bedrijfsstand (servicefunctie 9.A)
Deze functie stelt een bedrijfsstand (00, 01 en 02, zie servicefunctie 2.F: bedrijfsstand) permanent in.
De waarden 03 en 06 hebben een ‘’alleen aflezen’’ status.
De fabrieksinstelling is 00.
12.5.8 Actueel toerental extractor (servicefunctie 9.b)
Met deze servicefunctie wordt het actuele toerental van de extractor getoond (in 1/s).
12.5.9 Actueel verwarmingsvermogen (servicefunctie 9.C)
Met deze servicefunctie wordt het actuele verwarmingsvermogen van het toestel getoond (in procenten, U0 = 100%).
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
51
12.5.10 Servicefunctie 9.E: geen functie
12.5.11 Nalooptijd circulatiepomp (servicefunctie 9.F)
Met deze servicefunctie kan de nalooptijd van de pomp na afloop van een warmtevraag worden ingesteld.
De pompnalooptijd kan van 01 tot 10 (1 tot 10 minuten) in stappen van 1 minuut worden ingesteld.
De fabrieksinstelling is 03 (3 minuten).
12.5.12 Temperatuur aan de vertrektemperatuurvoeler (servicefunctie A.A)
Hiermee kunt u de temperatuur aan de vertrektemperatuurvoeler aflezen.
12.5.13 Warmwatertemperatuur (servicefunctie A.b)
Hiermee kunt u de warmwatertemperatuur aflezen.
12.5.14 Servicefunctie A.C: geen functie
12.5.15 Servicefunctie C.b: geen functie
12.6 Tips voor energiebesparing
Zuinig verwarmen
De ketel is zo geconstrueerd dat het gasverbruik en de belasting voor het milieu zo laag mogelijk zijn en het comfort zo
groot mogelijk is. De gastoevoer naar de brander wordt geregeld al naar het gelang de warmtebehoefte van de
installatie. De ketel werkt verder met een lage vlam wanneer de warmtebehoefte kleiner wordt. Dit proces heet
‘’modulerende werking’’.
Door de modulerende werking worden temperatuurschommelingen gering en wordt de warmte in de ruimtes gelijk-
matig verdeeld. Zo kan het gebeuren dat de ketel gedurende een lange tijd werkt, maar toch minder gas verbruikt dan
een ketel die voortdurend wordt in- en uitgeschakeld.
Condensatieketels leveren bij modulatie zelfs een hoger rendement. Hoe lager de keteltemperatuur kan ingesteld
worden, hoe groter de energiebesparing!
Nachtverlaging
Door het verlagen van de omgevingstemperatuur overdag en s nachts kan u aanzienlijk bezuinigen op het brand-
stofverbruik. Verlaging van de temperatuur met C kan een energiebesparing van maar liefst 5 % opleveren. Het is
echter aan te bevelen de keteltemperatuur ’s nachts maximaal 5°C te laten dalen t.o.v. de ingestelde keteltemperatuur
overdag!. Handel in overeenstemming met de bedieningsaanwijzing van de regelaar.
Warm water
Lagere instelling van de temperatuurregelaar geeft een grotere energie besparing.
13. GASREGELING
De voedingsdruk aangeduid in de technische gegevens, moet aan de manometerstut gecontroleerd worden.
De gasdruk (met de ketel buiten werking) mag nooit:
- hoger zijn dan 30 mbar (aardgas) en 45 mbar (propaan),
- lager zijn dan 18 mbar (aardgas) en 30 mbar (propaan).
De ketels worden vanuit de fabriek geregeld en verzegeld in overeenstemming met categorie I
2E(S)
(aardgas) of I
3P
(vloeibaar gas).
De installateur mag daarom geen enkele instelling van het gasdebiet doorvoeren.
OPMERKING:
De ombouw naar een andere gassoort mag alleen gedaan worden door de dienst na verkoop van JUNKERS.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
52
14. ONDERRICHTINGEN
14.1 Nota voor de installateur
Na de ingebruikname:
de gebruiker op de hoogte brengen van de bediening en de werking van de gasketel,
zijn aandacht vestigen op het feit dat in geen geval de buis voor de aanvoer van verse lucht en de buis voor de
afvoer van verbrande gassen belemmerd mogen worden,
zijn aandacht vestigen op de controle van de waterdruk d.m.v. de manometer (zie paragraaf 11.3),
dit document overhandigen.
14.2 Nota voor de gebruiker
TIP: Bij extreem lage buitentemperaturen (vanaf -10°C) raden wij U aan de nachtverlaging te beperken tot
C ten opzichte van de dagtemperatuur.
U vindt hierna enkele aanwijzingen die U toelaten, indien nodig, kleine storingen te verhelpen.
De ketel springt niet op
Brandt de diagnosecode-aanduiding? Indien een storingsmelding verschijnt, de ontgrendeltoets indrukken. Controleer
de instelling van kamerthermostaat en temperatuurregelaar .
De ketel wordt warm, de installatie blijft koud
Nagaan of de installatie gevuld en ontlucht is. Radiatorkranen openen. Indien de installatie koud blijft nagaan of de
circulatiepomp draait. Zoniet de ketel uitschakelen en de circulatiepomp losmaken.
De ketel lekt aan de sanitair-waterzijde
De koudwaterkraan sluiten. Nagaan of er een terugslagklep onder de ketel geplaatst werd.
Waarschuw Uw installateur of de dienst na verkoop van JUNKERS.
Bij gasgeur
Gaskraan dichtdraaien.
Vensters en deuren openen.
Geen elektrische schakelaars bedienen.
Alle open vuur doven.
Van op een andere plaats naar de gasmaatschappij, Uw installateur of JUNKERS telefoneren.
Bij geur van verbrande gassen
Doof de gasketel.
Vensters en deuren openen.
Verwittig uw installateur of JUNKERS.
14.3 Controle van de ketel
Controleer regelmatig de waterdruk en, indien nodig, de installatie bijvullen en ontluchten.
Vlammenbeeld nagaan: de brander moet stabiel maar zonder gele vlammen branden.
14.4 Reinigen van de mantel
Gebruik geen schurende of agressieve reinigingsmiddelen, een vochtig doek volstaat.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
53
15. CONTROLE EN ONDERHOUD
Zelfs een JUNKERS heeft een regelmatige controle- en onderhoudsbeurt nodig.
Een preventief onderhoud vermijdt vroegtijdige slijtage en/of een abnormaal hoog verbruik.
Deze werkzaamheden mogen enkel gedaan worden door de installateur, een bevoegde vakman of door de dienst na
verkoop van JUNKERS.
EEN JAARLIJKSE ONDERHOUDSBEURT IS AANBEVOLEN.
(afhankelijk van de regionale reglementering ter zake)
Doe hiervoor beroep op een erkende vakman of op de dienst na verkoop van JUNKERS.
Gevaar: Voor explosie!
De gaskraan sluiten vooraleer werken aan gasvoerende delen uit te voeren.
Gevaar: Voor CO-vergiftiging!
Controleer de dichtheid na werken aan de rookgasafvoer.
Gevaar: Voor stroomschok!
Voor het werken aan de elektrische delen altijd ketel spanningsvrij maken (zekeringen,
hoofdschakelaar, enz.).
Heatronic
De Heatronic bewaakt alle veiligheids-, regel-, en besturingsorganen.
Een defect aan een bestanddeel van de ketel wordt in het display aangeduid.
Opgelet: Wegvloeiend water kan de Heatronic beschadigen.
Dek de Heatronic af vooraleer werken aan watervoerende delen uit te voeren.
15.1 Belangrijke opmerkingen
U vindt een overzicht van de storingen op blz. 66 – 68.
Volgende meettoestellen zijn nodig:
-
elektronisch meettoestel voor CO
2
, CO en rookgastemperatuur,
-
drukmeter 0 – 30 mbar (met een precisie van minstens 0,1 mbar).
Speciale werktuigen zijn niet nodig. Enkel gereedschap uit de handel volstaat.
15.2 Wisselstukken en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend originele JUNKERS-wisselstukken.
Gebruik tevens enkel de toegelaten vetsoorten van JUNKERS.
Voor metalen dichtvlakken, O-ringen en temperatuurvoelers:
-
in contact met water L 641 bestelnummer 8 709 918 413
in contact met gas HFT 1 V 5 bestelnummer 8 709 918 010
warmtegeleidingvet P 12 bestelnummer 8 719 918 658
15.3 Na controle en onderhoud
Alle losgemaakte koppelingen aantrekken.
Neem de ketel opnieuw in bedrijf.
Controleer de dichtheid van alle aansluitingen.
Controleer de verhouding gas – lucht (CO
2
). Indien nodig afstellen. (zie blz. 55)
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
54
15.4 Checklist voor het onderhoud
(door de installateur of door de dienst na verkoop van JUNKERS)
Volgorde Te doen zie blz.
1 Laatste foutmelding oproepen, servicefunctie 6.A. 55
2 Verseluchttoevoer en luchtaanvoer optisch controleren.
3 Controleer de gasvoordruk.
4 Controleer de CO
2
-instelling van MIN/MAX (gas/luchtverhouding) 55
5 Controleer de dichtheid ten aanzien van gas, rookgas en water.
6 Controleer de warmtewisselaar. 56 – 58
7 Brander testen. 56 – 60
8 Controleer de elektroden. 56 – 58
9 Controleer het membraan in de mengkamer. 61
10 Reinig de condenswatersifon. 60
11
Controleer de voordruk van het expansievat in verhouding tot de statische hoogte van de
verwarmingsinstallatie (ketel drukloos).
12
Controleer de voordruk van het expansievat van de solarinstallatie.
13 Controleer de vuldruk van de verwarmingsinstallatie. 62
14
Controleer de beschermingsanode van de boiler.
62
15
Controleer de veiligheidsgroep van de boiler.
62
16
Controleer de instellingen van de verwarmingsregelaar.
17 Controleer de elektrische bedrading op beschadigingen.
15.5 Schoorsteenvegertoets
Door de schoorsteenvegertoets in te drukken tot hij oplicht,
kan men volgende vermogens van de ketel selecteren:
= maximaal ingesteld verwarmingsvermogen
= maximum nominaal vermogen
= minimum nominaal vermogen
Fig. 71
U hebt 15 minuten tijd om de waarden te meten. Daarna schakelt de ketel opnieuw over op normale
werking.
15.6 Verseluchttoevoer / rookgasafvoermetingen met een ingesteld verwarmingsvermogen
Fig. 72 Fig. 73
Fig. 74
1
meetnippel voor verseluchttoevoer
2
meetnippel voor rookgasafvoer
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
55
15.6.1 O
2
- of CO
2
- metingen in de verseluchttoevoer
Met een O
2
- of CO
2
-meting in de verseluchttoevoer kan bij een rookgasafvoersysteem volgens C
13
, C
33
,
C
33S
en C
43
de dichtheid van de rookgasafvoer gecontroleerd worden. De O
2
-waarde mag niet onder de
20,6 % zijn. De CO
2
-waarde mag de 0,2 % niet overschrijden.
Gebruik een geijkt elektronisch analysetoestel voor de meting.
Kies met de schoorsteenvegertoets = maximum ingesteld nominaal vermogen.
Afdekschroef van meetnippel voor verseluchttoevoer (1) afschroeven.
Voeler van meetapparatuur in de meetnippel doorvoeren en meetopening afdichten.
Nu kunnen de O
2
- en CO
2
-waarden van de verseluchttoevoer gemeten worden.
Na de meting de afdekschroef weer monteren.
15.6.2 CO- en CO
2
- waarde in de rookgasafvoer meten
Gebruik een geijkt elektronisch analysetoestel voor de meting.
Kies met de schoorsteenvegertoets = maximum ingesteld nominaal vermogen.
Afdekschroef van meetnippel voor rookgasafvoer (2) afschroeven.
Voeler van meetapparatuur in de meetnippel doorvoeren en meetopening afdichten.
Meet de CO-waarde.
Druk meermaals op de schoorsteenvegertoets tot hij niet meer oplicht.
Het display toont de vertrektemperatuur.
Na de meting de afdekschroef weer monteren.
15.7 Laatste foutmelding oproepen (servicefunctie 6.A)
Kies servicefunctie 6.A. (zie blz. 49)
U vindt een overzicht van de storingen op blz. 66 – 68.
15.8 Platenwarmtewisselaar demonteren / vervangen
Bij onvoldoend uitstroomdebiet:
Demonteer de platenwarmtewisselaar en vervang hem.
- of -
Ontkalk met een ontkalkingmiddel dat geschikt is voor
roestvrij staal. (af te raden omwille van tijdverlies en
efficiëntie)
Demontage van de platenwarmtewisselaar
Schroef de platenwarmtewisselaar los.
Monteer een nieuwe platenwarmtewisselaar en gebruik
daarbij nieuwe dichtingen.
Fig. 75
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
56
15.9 ENKEL VOOR TOP 14/400-3 ZBS: warmtewisselaar, brander en elektroden
Voor de reiniging van de warmtewisselaar is een speciale borstel leverbaar.
(toebehoren N° 1156, bestelnummer 7 719 003 006).
Gaskraan sluiten.
Aanzuigbuis demonteren en gasbuis van de mengkamer
aftrekken.
Mengkamer demonteren.
Fig. 76
Bevestigingsmoer van de extractorplaat afschroeven en
extractor verwijderen.
Fig. 77
Elektrodenset met dichting afnemen.
Controleer of de elektroden niet vervuild zijn. Eventueel
reinigen of vervangen.
Brander uitnemen.
Fig. 78
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
57
Waarschuwing: Verbrandingsgevaar. De warmte-
verspreiders kunnen ook na langere stilstandperiodes
nog zeer heet zijn.
Warmteverspreiders met vochtige doeken afkoe-
len.
Bovenste warmteverspreider uitnemen.
Neem de onderste warmteverspreider weg. Hiervoor
gebruikt men best een hulpmiddel om de warmteverspreider
uit te heffen.
Indien nodig moeten beide warmteverspreiders gereinigd
worden.
Fig. 79
Met een zaklamp kan U nu - via een spiegel - in de
warmtewisselaar kijken.
Fig. 80
Reinig de warmtewisselaar met de borstel (toebehoren
1015):
draai de borstel zowel naar links als naar rechts,
van boven naar onder tot de aanslag.
De schroeven van het deksel van de reinigingsopening
losdraaien en het deksel wegnemen.
Alle vervuiling verwijderen en deksel reinigingsopening
vervangen.
Nu moeten de warmteverspreiders opnieuw ingebouwd
worden.
Condenswatersifon demonteren en er een gepast opvang-
bakje onder plaatsen.
Fig. 81
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
58
Warmtewisselaar langs boven met water spoelen.
Fig. 82
Reinigingsopening opnieuw openen en condenswatersifon en condenswateraansluiting reinigen.
Alle delen in omgekeerde volgorde opnieuw monteren.
Gas/luchtverhouding instellen (zie blz. 55).
15.10 ENKEL VOOR TOP 30/475-3 ZBS: elektroden controleren
Neem de elektrodenset samen met de dichting weg en controleer op vervuiling. Eventueel reinigen of vervangen.
De elektrodenset opnieuw monteren en daarbij de dichting vervangen.
Fig. 83
Fig. 84
15.11 ENKEL VOOR TOP 30/475-3 ZBS: warmtewisselaar reinigen
Voor de reiniging van de warmtewisselaar zijn een speciale borstel (toebehoren nr. 1060) en een reinigingsmes
(toebehoren nr. 1061) leverbaar.
Verwijder het deksel van de reinigingsopening en de
daaronder liggende plaat.
Demonteer de condenswatersifon. Voorzie een opvang-
bakje.
Fig. 85
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
59
Maak de warmtewisselaar schoon - van onder naar boven -
met het reinigingsmes.
Fig. 86
Maak de warmtewisselaar schoon - van boven naar onder -
met de borstel.
Fig. 87
Demonteer de brander en spoel de warmtewisselaar langs
boven met water.
Fig. 88
Reinig de condensopvang (met omgekeerde borstel) en de
sifonaansluiting.
Fig. 89
De reinigingsopening terug afsluiten nadat een nieuwe dichting gemonteerd werd. De bouten afwisselend
aantrekken (5 NM). Dit betekent: de bouten niet forceren, maar toch voldoende aantrekken om het deksel goed af
te dichten. Na montage: controleren op lekken van rookgassen!
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
60
15.12 ENKEL VOOR TOP 30/475-3 ZBS: brander controleren
Verwijder het deksel van de brander.
Fig. 90
Brander demonteren en de onderdelen reinigen.
Brander in omgekeerde volgorde opnieuw monteren nadat
een nieuwe dichting gemonteerd werd.
Na demontage van de brander steeds een nieuwe
dichting monteren (verplicht).
Fig. 91
15.13 Condenswatersifon reinigen
Demonteer de condenswatersifon los en controleer de
opening naar de warmtewisselaar op doorgang.
Verwijder het deksel van de condenswatersifon en reinig
het.
Controleer de slang voor het condensatiewater.
Indien nodig deze slang reinigen.
Vul de condenswatersifon met ongeveer 1/4 liter water en
monteer hem weer.
Fig. 92
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
61
15.14 ENKEL VOOR TOP 14/400-3 ZBS: membraan in de mengkamer
Mengkamer (1) losdraaien.
Membraan (2) op vervuiling en scheurtjes controleren.
Mengkamer terug monteren.
Fig. 93
15.15 ENKEL VOOR TOP 30/475-3 ZBS: membraan in de mengkamer
Voorzichtig: Bij het demonteren en monteren van
het membraan (3) dit niet beschadigen!
Mengkamer (1) losdraaien.
Membraan voorzichtig uit het aanzuiggedeelte van de
extractor nemen en op vervuiling en scheurtjes controleren.
Membraan voorzichtig in de richting van het
aanzuiggedeelte van de extractor monteren.
De kleppen van het membraan moeten zich naar
boven openen.
Mengkamer (1) terug sluiten.
Fig. 94
15.16 Expansievat controleren
Ketel drukloos maken: CV-afsluitkranen van de montageplaat dichtdraaien en een weinig water aflaten tot de
manometer op 0 bar staat.
Indien nodig de voordruk van het expansievat instellen in overeenstemming met de statische hoogte van de
installatie. (minimum 0,5 bar – maximum 1,1 bar)
Afsluitkranen terug openen en water bijvullen tot de correcte vuldruk bereikt is.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
62
15.17 Verwarmingswaterdruk controleren
Voor het bijvullen eerst de vulset met water vullen. Dit voorkomt dat er lucht in de installatie komt.
Opgelet: De ketel kan beschadigd worden.
Vul enkel water bij wanneer de ketel koud is.
De wijzer op de manometer (10) moet tussen de 1 en 1,5 bar staan.
Staat de wijzer onder de 1 bar (in koude toestand) dan moet u
bijvullen totdat de wijzer weer tussen de 1 en 1,5 bar staat.
Aanduiding op de manometer
1 bar Minimale vuldruk (bij koude installatie)
1 – 1,5 bar
Optimale vuldruk
3 bar Maximale werkdruk
De maximumdruk van 3 bar bij een hogere
vertrektemperatuur mag niet overschreden worden. Anders
opent het overdrukventiel.
Fig. 95
Wanneer de verwarmingswaterdruk niet behouden blijft, moet de dichtheid van het expansievat en van de
verwarmingsinstallatie gecontroleerd worden.
15.18 Bedrijfsdruk van de solar-installatie instellen
(zie paragraaf 10.2)
Voor het bijvullen eerst de slang met solarvloeistof vullen. Dit voorkomt dat er lucht in de solarkring komt.
Opgelet: niet geschikte vloeistoffen kunnen de installatie beschadigen.
Gebruik enkel door JUNKERS goedgekeurde solar-vloeistoffen.
15.19 Beschermingsanode van de boiler
Afhankelijk van de verkalkinggraad moet de anode (minstens om de 2 jaar) nagekeken en eventueel vervangen
worden.
Een eerste controle moet na 1 jaar gebruik gebeuren.
Een sterke aantasting - vooral aan de bovenkant - van de anode, maakt een onmiddellijke vervanging noodzakelijk.
Het verwaarlozen van de anode kan tot vroegtijdige corrosieschade leiden.
15.20 Veiligheidsgroep van de boiler
Om de goede werking te controleren, eenmaal per maand de kraan en de klep van de veiligheidsgroep
bedienen. Kalkafzetting kan de goede werking belemmeren.
Opgelet:
Tussen boiler en veiligheidsgroep mogen geen afsluitkranen noch terugslagklep gemonteerd worden.
15.21 Elektrische bedrading
Controleer de bedrading op eventuele beschadiging en vervang eventuele defecte bedrading.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
63
15.22 Vloeistof van de solar-installatie controleren
Opgelet: vorstschade.
Controleer om de 2 jaar of de vorstbescherming nog gewaarborgd is.
Daarenboven bevelen wij ook aan de corrosiebescherming (pH-waarde) van de vloeistof in de
warmtewisselaar te controleren.
15.22.1 Vorstbescherming van de overdrachtvloeistof Tyfocor L (WTF 10 en WTF 25)
Normwaarde voor de vorstbescherming: ongeveer -30°C
Controleer de vorstbescherming van de solarvloeistof met een vorstbeveiligingsmeetinstrument (Glykomat of
refractometer).
Vervang de solarvloeistof wanneer de grenswaarde -26°C is.
15.22.2 Corrosiebescherming van de overdrachtvloeistof Tyfocor L (WTF 10 en WTF 25)
Normwaarde voor de corrosiebescherming: pH ongeveer 7,5
Controleer de corrosiebescherming met de pH controlestroken WTI (toebehoren).
Vervang de solarvloeistof wanneer de grenswaarde pH 7 is.
15.23 Overdrukventiel verwarming
Werking controleren.
Indien het overdrukventiel water loost moeten het expansievat, de vulset, de warmtewisselaar en de druk van de
installatie gecontroleerd worden.
Indien nodig moet het overdrukventiel vervangen worden.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
64
16. AANDUIDINGEN IN HET DISPLAY VAN DE KETEL
Aangeduide waarde Omschrijving Bereik
Cijfer of letter, punt gevolgd door letter Servicefunctie
Letter gevolgd door cijfer of letter Storingscode
Twee cijfers Decimale waarde (bv. vertrektemperatuur) 00 .. 99
U gevolgd door 0 .. 9
Decimale waarde;
100 … 109 wordt aangeduid als U0 .. U9
0 .. 109
Een cijfer (langdurig aangeduid) gevolgd
door twee maal twee cijfers (kort
aangeduid)
Decimale waarde (drie cijfers);
eerste cijfer wordt aangeduid afwisselend met de twee
laatste cijfers (bv. 1…69 voor 169)
0 .. 999
Twee streepjes gevolgd door twee maal
twee cijfers
Nummer codeerstekker;
De waarde wordt in 3 stappen aangeduid:
1. twee streepjes
2. eerste twee cijfers
3. laatste twee cijfers
(bv. – 10 04)
1000 .. 9999
Twee letters gevolgd door twee maal
twee cijfers
Versienummer;
De waarde wordt in 3 stappen aangeduid:
1. eerste twee letters
2. eerste twee cijfers
3. laatste twee cijfers
(bv. CF 10 20)
Display Omschrijving
Weergave na het indrukken van een toets (met uitzondering van de reset-toets).
Twee toetsen tegelijkertijd ingedrukt.
Weergave na het drukken (gedurende meer dan 3 seconden) van de schoorsteenvegertoets
(boilerwerking).
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . De ketel werkt gedurende 15 minuten op
minimum nominaal vermogen (servicefunctie 2.F).
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . De ketel werkt op het maximaal ingesteld
verwarmingsvermogen (servicefunctie 1.A).
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . De ketel werkt gedurende 15 minuten op
het maximaal ingesteld verwarmingsvermogen (servicefunctie 2.F).
Het ontluchtingsprogramma is geactiveerd (servicefunctie 2.C).
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . Het sifonvulprogramma is geactiveerd
(servicefunctie 4.F).
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . De ingestelde tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt is verlopen (servicefunctie 5.A).
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . De verwarmingspomp is geblokkeerd.
Zie storing E9.
Het display toont de vertrektemperatuur afgewisseld met . Ontoelaatbaar snelle stijging van de
vertrektemperatuur. De verwarming wordt gedurende 2 minuten onderbroken.
Droogfunctie voor de vloerverwarming. Indien deze functie aan de weersafhankelijke regelaar
geactiveerd is. Zie hiervoor de handleiding van de regelaar.
De vergrendelingstoets is geactiveerd. Druk op de vergrendelingstoets tot de vertrektemperatuur
aangeduid wordt in het display.
Start van de thermische desinfectie.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
65
17. STORINGEN
17.1 Storingen oplossen
Gevaar: Voor explosies!
De gaskraan sluiten vooraleer werken aan gasvoerende delen uit te voeren.
Doe een dichtheidscontrole na werken aan gasvoerende delen.
Gevaar: Voor CO-vergiftiging!
Controleer de dichtheid na werken aan de rookgasafvoer.
Gevaar: Voor stroomschok!
Voor het werken aan de elektrische delen altijd ketel spanningsvrij maken (zekeringen,
hoofdschakelaar, enz.).
Gevaar: Voor verbranding!
Heet water kan brandwonden veroorzaken. Laat de ketel leeglopen vooraleer werken aan het
watergedeelte van de ketel uit te voeren.
Opgelet: Wegvloeiend water kan de Heatronic beschadigen.
Dek de Heatronic af vooraleer werken aan watervoerende delen uit te voeren.
De Heatronic bewaakt alle veiligheids-, regel-, en besturingsorganen.
Wanneer tijdens de werking een storing optreedt, weerklinkt en waarschuwingssignaal en knippert de
werkingscontrolelamp.
Door op gelijk welke toets te drukken, stopt U het waarschuwingssignaal.
In het display wordt een storing weergegeven (bv. EA) en de reset-toets kan knipperen.
Wanneer de reset-toets knippert:
Druk op de reset-toets en houd deze vast tot in het display
wordt weergegeven.
De ketel treedt weer in werking en de vertrektemperatuur wordt weergegeven.
Wanneer de reset-toets niet knippert:
Schakel de ketel uit en weer aan.
De ketel treedt weer in werking en de vertrektemperatuur wordt weergegeven.
Een overzicht van eventuele storingen vindt U in de tabel op blz. 66 - 68.
Een overzicht van aanduidingen in het display vindt U op blz. 66 - 67.
Wanneer de storing zich niet laat resetten:
Waarschuw dan uw installateur of de dienst na verkoop van JUNKERS.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
66
17.2 Storingen die in het display getoond worden
Display Korte omschrijving Wat te doen
A5
Boiler-NTC 2 defect.
Controleer boiler-NTC 2 en aansluitkabel op onder-
breking of kortsluiting. Indien nodig, vervangen.
Controleer warmwater-NTC en aansluitkabel op
onderbreking of kortsluiting. Indien nodig, vervangen.
A7
Warmwater-NTC defect.
Codeerstekker goed vaststeken. Indien nodig,
vervangen.
Controleer de verbindingskabel van de BUS-
deelnemers.
A8
CAN-communicatie onderbroken.
Controleer de regelaar.
Ad
Boiler-NTC 1 defect.
Controleer boiler-NTC 1 en aansluitkabel op onder-
breking of kortsluiting.
b1
Codeerstekker wordt niet herkend.
Steek de codeerstekker goed vast, meet deze en
vervang indien nodig.
b2/b3/b4/
b5/b6
Interne gegevensfout.
Reset de Heatronic naar de basisinstelling
(servicefunctie 8.E).
C6
Extractor draait niet.
Controleer extractor, kabel en stekker en vervang
indien nodig.
Controleer buitentemperatuurvoeler en aansluitkabel
op onderbreking. Indien nodig, vervangen.
CC
Buitentemperatuurvoeler niet herkend.
Sluit de buitentemperatuurvoeler correct aan de
klemmen A en F aan.
d1
Retourtemperatuurvoeler defect.
Controleer retourtemperatuurvoeler en aansluitkabel op
onderbreking of kortsluiting. Indien nodig, vervangen.
Temperatuurbegrenzer TB 1 defect.
Controleer temperatuurvoeler en aansluitkabel op
onderbreking of kortsluiting. Indien nodig, vervangen.
Externe temperatuurbegrenzer heeft
uitgeschakeld.
Temperatuurbegrenzer TB 1 heeft uitgeschakeld. De
brug 8 – 9 of de brug PR – PO ontbreekt.
d3
Temperatuurbegrenzer vergrendeld.
Temperatuurbegrenzer ontgrendelen.
Controleer temperatuurvoeler en aansluitkabel op
onderbreking of kortsluiting. Indien nodig, vervangen.
Controleren of er slechts 1 temperatuurvoeler
aangesloten is. Anders de tweede temperatuurvoeler
verwijderen.
d5
Externe temperatuurbegrenzer defect.
(evenwichtsfles)
Externe vertrekvoeler werd als
busdeelnemer herkend, losgemaakt en op
een andere plaats aangesloten.
Reset de Heatronic naar de basisinstelling
(servicefunctie 8.E). De IPM 1 of IPM 2 naar de
basisinstelling resetten en de automatische
systeemconfiguratie uitvoeren met de thermostaat.
E2
Vertrek-NTC defect.
Controleer vertrek-NTC en aansluitkabel op
onderbreking of kortsluiting. Indien nodig, vervangen.
Controleer temperatuurbegrenzer in warmtewisselaar
en aansluitkabel op onderbreking of kortsluiting. Indien
nodig, vervangen.
Controleer temperatuurbegrenzer rookgassen en
aansluitkabel op onderbreking of kortsluiting. Indien
nodig, vervangen.
Controleer de installatiedruk.
Controleer temperatuurbegrenzers. Indien nodig,
vervangen.
Controleer het lopen van de pomp. Indien nodig,
vervangen.
Controleer de zekering op de printplaat. Indien nodig,
vervangen.
Ontlucht de ketel.
Controleer de warmtewisselaar waterzijdig. Indien
nodig, vervangen.
E9
Temperatuurbegrenzer in warmtewisselaar
of temperatuurbegrenzer rookgassen heeft
uitgeschakeld.
Bij ketel TOP 14/400-3 ZBS: controleer of de
warmteverspreiders ingebouwd zijn.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
67
Display Korte omschrijving Wat te doen
EA
Vlam wordt niet herkend (geen ionisatie).
Controleer de aarding.
Is de gaskraan open?
Controleer de gasaansluitdruk.
Controleer de netaansluiting.
Controleer de elektrodes en kabels. Indien nodig,
vervangen.
Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of
verbeteren.
Controleer de verhouding gas/lucht (CO
2
).. Eventueel
verbeteren.
Controleer de luchttoevoer van de opstellingsruimte bij
ketels in opstelling B23.
Reinig de uitloop van de condenswatersifon.
Membraan uit het aanzuiggedeelte van de extractor
nemen en op vervuiling en scheurtjes controleren.
Reinig de warmtewisselaar.
Controleer de gasblok. Indien nodig, vervangen.
Codeerstekker goed vaststeken. Indien nodig,
vervangen.
F0
Interne fout.
De reset-toets gedurende 3 seconden indrukken en
dan loslaten. Hierna start de ketel opnieuw.
Controleer de elektrische stekkers en ontstekingslei-
dingen. Indien nodig de printplaat vervangen.
Controleer de verhouding gas/lucht (CO
2
).
F1
Interne gegevensfout.
Reset de Heatronic naar de basisinstelling
(servicefunctie 8.E).
F7
Vlam wordt herkend, hoewel de ketel
uitgeschakeld is.
Controleer elektrodenset op barsten of vervuiling.
Indien nodig, vervangen.
Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of
verbeteren.
Controleer of de printplaat niet vochtig is.
FA
Vlam wordt herkend na gasuitschakeling.
Controleer de gasblok. Indien nodig, vervangen.
Reinig de condenswatersifon.
Controleer elektrodenset. Indien nodig, vervangen.
Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of
verbeteren.
Fd
De reset-toets is per vergissing ingedrukt.
Druk opnieuw op de reset-toets.
Bedrading van de temperatuurbegrenzer en/of de
gasblok controleren op massakortsluiting.
Open de afsluitkranen.
Ontoelaatbaar snelle stijging van de
vertrektemperatuur.
Sluit de verwarmingspomp elektrisch aan de Heatronic
3 aan.
Pompstekker goed vaststeken.
Verwarmingspomp starten of vervangen.
Schakelstand van de pomp correct instellen en
aanpassen in overeenstemming met het
maximumvermogen van de ketel.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
68
17.3 Storingen die niet in het display getoond worden
Storing Wat te doen
Te veel verbrandingsgeluid. De ketel bromt.
Codeerstekker goed vaststeken. Indien nodig,
vervangen.
Controleer de gassoort.
Controleer de gasaansluitdruk.
Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of
verbeteren.
Controleer de verhouding gas/lucht (CO
2
) in de
verbrandingslucht en in de rookgassen. Indien nodig de
gasblok vervangen.
Stromingsgeluiden.
Schakelstand van de pomp correct instellen en
aanpassen in overeenstemming met het
maximumvermogen van de ketel.
Het opwarmen duurt te lang.
Schakelstand van de pomp correct instellen en
aanpassen in overeenstemming met het
maximumvermogen van de ketel.
Controleer de gassoort.
Controleer de gasaansluitdruk.
Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of
verbeteren.
Rookgaswaarden niet in orde;
CO-waarde te hoog.
Controleer de verhouding gas/lucht (CO
2
) in de
rookgassen. Indien nodig de gasblok vervangen.
Controleer de gassoort.
Controleer de gasaansluitdruk.
Controleer de netaansluiting.
Controleer elektrodenset. Indien nodig, vervangen.
Controleer de rookgasafvoer. Eventueel reinigen of
verbeteren.
Controleer de verhouding gas/lucht (CO
2
). Indien nodig
de gasblok vervangen.
De ontsteking is te hard of te slecht.
Controleer de brander. Indien nodig, vervangen.
Start de thermische desinfectie van de
warmwaterkring.
Het warm water heeft een slechte reuk of een donkere
kleur.
Vervang de anode.
Schakel het automatisch antipendelprogramma uit (de
waarde op 0 zetten).
De ingestelde vertrektemperatuur (bv. met de regelaar
FW 500) wordt overschreden.
Benodigde antipendelblokkering instellen (bv.
fabrieksinstelling 3 minuten).
Condensaat in de mengkamer.
Het membraan in de mengkamer correct monteren.
Indien nodig, vervangen.
De Heatronic knippert (alle toetsen, alle segmenten van
het display, de controlelamp van de brander, enz.
knipperen).
Vervang de zekering Si 3 (24 V).
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
69
17.4 Meetwaarden van de voelers
17.4.1 Buitentemperatuurvoeler (bij weersafhankelijke regelaars – toebehoren)
buitentemperatuur (°C) meettolerantie +/- 10 % weerstand ()
- 20 2 392
- 16 2 088
- 12 1 811
- 8 1 562
- 4 1 342
0 1 149
4 984
8 842
10 781
15 642
20 528
25 436
17.4.2 Vertrekvoeler, retourvoeler, boilervoeler, warmwatervoeler, externe vertrekvoeler
temperatuur (°C) meettolerantie +/- 10 % weerstand ()
20 14 772
25 11 981
30 9 786
35 8 047
40 6 653
45 5 523
50 4 608
55 3 856
60 3 243
65 2 744
70 2 332
75 1 990
80 1 704
85 1 464
90 1 262
95 1 093
100 950
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
70
18. NUTTIGE INLICHTINGEN
PROPAAN (NBN D 51-006)
1
afsluitkraan
2 a
voorontspanner 1,5 bar (kg/cm
2
), debiet aange-
past aan het totaal geïnstalleerd vermogen
2 b
drukbegrenzer 1,75 bar (kg/cm²), debiet aange-
past aan het totaal geïnstalleerd vermogen
3
hogedrukpropaanafsluiter
4
TWEEDE-TRAPS, vaste, veiligheidsontspanner
37 mbar (g/cm
2
), met een debiet van 4 kg/uur
A
verwarmingsmodule
Fig. 96
BUTAAN
AF TE RADEN WEGENS DE GERINGE BESCHIKBARE HOEVEELHEID BRANDSTOF.
LET OP: Aangezien vloeibaar gas zwaarder is dan lucht, moeten deze toestellen en de leidingen steeds in
ruimten met een benedenverluchting boven de begane grond, geplaatst worden.
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
71
19. BELANGRIJKE NOTA’S
De typeaanduiding en het serienummer vindt U terug op het kenplaatje van de ketel. Gelieve deze gegevens te
vermelden op de garantiekaart en bij elk contact met Uw installateur of met onze dienst na verkoop.
VOORBEELD VAN EEN KENPLAAT
INSTALLATEUR
Condensatieketel/Chaudière à Condensation/
Brennwertkessel TOP 30/475-3 ZBS Solar
ZBS 30/210 S-3 MA 23 Solar S 3623
Best.-Nr./Num.de Com.: 7 714 311 063
BE–I2E(S) - C13 C33 C43 C53 C83 C93
B23
G20/20mbar
G25/25mbar
Aardgas/gaz nat
Erdgas
min
max
min
max
Q
n
(
KW
) 6,5
30,0
5,3
24,6
P
n
(
KW
):50/30°C 7,1
30,5
5,8
25,0
P
n
(
KW
):80/60°C 6,4
29,4
5,2
24,1
Q
nw
(
KW
) (san.) 30,0
24,6
P
nw
(
KW
) (san.) 30,5
24,6
PMS (CV/CC)
PMW (san.)
D (T=30K, EN 625)
NOx-Klasse / Classe NOx
max. 3 bar
max. 10 bar
26,2
l/min
5
230V~50Hz 230 W IPX4D
CE-0085BS0166
837 FD 987 00164
BBT Thermotechnik GmbH
SERVICO NV: Tel.: 03/887.20.60
20. WAARBORG
De toegestane waarborg is slechts geldig indien de installatie nauwkeurig voldoet aan deze voorschriften en indien de
volledige installatie volgens de regels der kunst uitgevoerd werd.
De waarborg is toepasbaar volgens de voorwaarden vermeld op de garantiekaart. Deze moet worden teruggestuurd na
de ingebruikname naar SERVICO nv, met vermelding van type en serienummer zoals aangeduid op het kenplaatje van
het toestel (zie fig. hierboven).
TIP: Stuur de garantiekaart onmiddellijk op na de inbedrijfstelling. Dit zal de contacten vergemakkelijken.
type-aanduiding
voorbeeld van een
serienummer
6 720 646 955 (2010/11 BL-NL)
72
DIENST NA VERKOOP (met techniekers uit Uw regio)
SERVICO nv heeft een dienst na verkoop ter beschikking van de installateur en de gebruiker.
In geval van moeilijkheden, wendt U tot SERVICO nv (officiële dienst na verkoop van de fabrikant).
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 Aartselaar
ALGEMEEN NUMMER
03 887 20 60
FAX
ALGEMEEN NUMMER
03 877 01 29
DIENST NA VERKOOP
onderhoud & herstellingen
078 05 02 12
TECHNISCH ADVIES
078 05 02 13
FAX
DIENST NA VERKOOP
078 05 02 11
COMMERCIELE DIENST
verkoop, documentatie & scholingen
03 880 71 03
FAX
COMMERCIELE DIENST
03 877 01 29
LOGISTIEK
bestellingen & wisselstukken
03 880 71 01
FAX
LOGISTIEK
03 887 01 03
WEB
www.junkers.be
BELANGRIJKE OPMERKING
EEN JAARLIJKSE ONDERHOUDSBEURT IS AANBEVOLEN.
(afhankelijk van de regionale reglementering ter zake)
Doe hiervoor beroep op een erkende vakman of op de dienst na verkoop van JUNKERS.
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande
toestemming van de uitgever. Wijzigingen voorbehouden.
PVM
nv SERVICO sa
Kontichsesteenweg 60
2630 AARTSELAAR
03 887 20 60
Fax
03 877 01 29
71

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Junkers-TOP-14-400-3-ZBS

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Junkers TOP 14 400-3 ZBS bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Junkers TOP 14 400-3 ZBS in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 4,79 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Junkers TOP 14 400-3 ZBS

Junkers TOP 14 400-3 ZBS Bijvullen ketel - Nederlands - 2 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info