T30.41427.07 (2013/06 BL -NL/FR)
Bij opstellingen B23 en B23P, moet de verbrandingslucht
van de ketel uit een goed verluchte ruimte
(in overeenstemming met NBN D 61-002). Om
corrosie te
vermijden mag de verse lucht geen agressieve dampen
bevatten.
En cas d’installations B23 et B23P, l’air de combustion de la
chaudière
doit être pris dans un endroit bien aéré (conforme
aux normes NBN D 61-002). L’air de combustion ne peut pas
contenir des vapeurs agressives afin d’éviter la corrosion.
De ketel – opgesteld als gesloten toestel (type C..) kan zelfs
gemonteerd worden in ruimten met agressieve dampen
(bvb. sprays) of in ruimten waarin kunststoffen of lakken
verwerkt worden. Om corrosie te vermijden mag de verse
buitenlucht voor de ketel geen agressieve dampen bevatten.
La chaudière – monté comme chaudière étanche (type C..),
peut même être placé dans un local où il y a des vapeurs
agressives (p.ex. aérosols) ou dans des ateliers traitant des
matières plastiques ou des laques. L’air de combustion de
l’extérieur pour la chaudière ne peut pas
contenir des
vapeurs agressives afin d’éviter la corrosion.
6.2.3 Oppervlaktetemperatuur
6.2.3 Température superficielle
De maximale omgevingstemperatuur van de installatie-
ruimte bedraagt 45°C.
De maximale temperatuur van de buitenmantel ligt onder de
85°C, zodat er behalve voor omkastingen
voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden.
La température ambiante maximale autorisée dans l’endroit
d’installation est 45°C.
Etant donné que la température maximale du manteau
n'atteint pas 85°
C, des mesures de précaution sont
uniquement nécessaires en cas d'installation de la chaudière
