50
Een belangrijke factor voor het brandstofverbruik is dat het
brandhout het juiste formaat heeft. Het brandhout moet het
volgende formaat hebben:
Aanmaakhout:
Lengte: 40 - 50 cm
Diameter: 2 - 5 cm
Hoeveelheid per vuur: 8 - 10 stukken
Brandhout (gehakte blokken):
Lengte aangetekend: 50 cm
Diameter: ongeveer 8 - 12 cm
Intervallen voor het aanvullen van het hout: Ongeveer iedere 50
minuten
Grootte van het vuur: 1,8 kg
Hoeveelheid per lading: 2 stukken
5.4 Eerste keer stoken
• Maak het vuur aan zoals wordt beschreven onder «5.5
Dagelijks gebruik».
• Laat het vuur enkele uren branden en ventileer de ruimte om
alle rook en geuren te verwijderen die afkomstig zijn van het
product.
• Herhaal dit een aantal keren.
Opmerking! Er komen geuren vrij wanneer u de haard de eerste
keer gebruikt.
Geverfde haarden:wanneer u de haard voor het eerst gebruikt,
kan irriterend gas vrijkomen, dat onaangenaam kan ruiken. Het
gas is niet giftig, maar toch is het beter om de ruimte goed te
ventileren. Stook het vuur flink op totdat alle sporen van het
gas zijn verdwenen en er geen rook of geuren meer zijn waar
te nemen.
Geëmailleerde haarden: de eerste paar keren dat de haard wordt
gebruikt, kan condensatievorming op de haard plaatsvinden. Veeg
dit weg om vlekken op de haard te voorkomen als het oppervlak
warm wordt.
5.5 Dagelijks gebruik
Het product is bedoeld voor cyclische verbranding. Onder
cyclische verbranding wordt normaal gebruik van een haard
verstaan. Dit houdt in dat elk stuk hout moet worden opgebrand
tot er alleen nog gloeiende as over is voor er een nieuw stuk in
de haard wordt gelegd.
• Maak de ventilatieopeningen open (afb. 5A-B). (Gebruik een
handschoen wanneer de hendel bijvoorbeeld warm is.)
• Leg twee middelgrote blokken hout aan weerszijden van de
grondplaat.
• Schuif enkele proppen krantenpapier (of berkenschors) tussen
de blokken, leg er enkele aanmaakhoutjes kriskras bovenop en
steek het papier aan. Maak de blokken stapsgewijs groter.
• Laat de deur op een kier staan, totdat het hout brandt. Sluit
de deur en de stookopening als u ziet dat het hout goed
brandt.
• Stel vervolgens de verbranding in op het gewenste
warmteniveau door de ventilatieopening aan te passen (afb. 5B).
De nominale warmteafgifte wordt bereikt wanneer de
ventilatieopening ongeveer 70% is geopend.
5.6 Brandhout toevoegen
1. Wacht tot het vuur smeult voordat u meer brandhout
toevoegt. Zet de deur op een kier, zodat de negatieve druk
kan stabiliseren voordat u de deur volledig opent.
2. Voeg hout toe en laat de ventilatieopeningen enige minuten
volledig openstaan totdat het hout vlam heeft gevat.
3. De ventilatieopening (afb. 5B) hoeft niet meer volledig open
te staan wanneer het hout goed brandt.
Opmerking! Waarschuwing voor oververhitting: voorkom te allen
tijde dat de haard oververhit raakt.
Oververhitting treedt op als de haard te veel brandhout bevat
en/of de ventilatieopening volledig open is. Als de haard ergens
rood gloeit, betekent dit dat deze oververhit is. Als dit gebeurt,
dient u de ventilatieopening onmiddellijk te sluiten.
Neem contact op met een deskundige als u vermoedt dat de
luchttoevoer via de schoorsteen overmatig of onvoldoende is.
Zie ook «2.0 Technische gegevens» en «4.5 Schoorsteen en
kachelpijp» voor informatie.
• Wanneer de schoorsteen vlam vat of wanneer dat dreigt te
gebeuren, moeten de openingen en de keerklep van de haard
worden gesloten.
• Bel zo nodig de brandweer om het vuur te blussen.
• Na brand in de schoorsteen moet de schoorsteen altijd
worden gecontroleerd door een schoorsteenveger.
5.7 De haard tijdens de overgang van
winter naar lente gebruiken
Tijdens een overgangsperiode met plotselinge
temperatuursschommelingen kan er sprake zijn van negatieve druk
bij rookafvoer of ventilatie onder moeilijke windomstandigheden,
waardoor storingen in de trek in de schoorsteen kunnen optreden
die ervoor zorgen dat de rookgassen niet naar buiten worden
afgevoerd.
Gebruik dan minder brandhout of zet de luchtroosters verder
open zodat het hout schoner en sneller opbrandt. Op deze manier
blijft de trek in de schoorsteen gehandhaafd.
Om ophoping van as te voorkomen, moet de as vaker dan normaal
worden verwijderd. Zie «6.2 De as verwijderen».
NEDERLANDS