353
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
Air-bag activeringscondities
Voor air-bags
Voor air-bags zijn ontworpen om te ont-
plooien bij een frontale aanrijding afhan-
kelijk van de intensiteit, snelheid of hoe-
ken van aanrijding.
Hoewel de air-bags van bestuurder en
voor passagier zijn ontworpen om te ac-
tiveren bij frontale aanrijdingen, kunnen
ze ook ontplooien bij andere aanrijdingen
indien de voorste aanrijdingsensoren
een voldoende aanrijding detecteren.
Rijdt voorzichtig op onverharde wegen of
op oppervlaktes die niet zijn bedoeld
voor voertuigverkeer om onbedoelde air-
bag activering te voorkomen.
Side air-bags en gordijn air-bags
(indien hiermee uitgerust)
Side air-bags en gordijn air-bags zijn ont-
worpen om te worden geactiveerd als
een aanrijding wordt gesignaleerd door
de betreffende sensoren, afhankelijk van
de kracht, de snelheid en de hoek wa-
aronder de flankaanrijding plaatsvindt.
Side air-bags en gordijn air-bags zijn ont-
worpen om bij een flankaanrijding te wor-
den geactiveerd, maar ze kunnen ook
activeren als de sensoren een aanrijding
signaleren die voldoende krachtig is.
Rijdt voorzichtig op onverharde wegen of
op oppervlaktes die niet zijn bedoeld
voor voertuigverkeer om onbedoelde air-
bag activering te voorkomen.
OPA037040
OSA038120
OIA033053