28
10. Monteer de temperatuurmeter weer terug in de rookring door de voeler ca. 3 cm in de rookring te
leiden.
11. Montage van afdekplaat. Plaats de afdekplaat over het gat (bovenop de verbrandingskamer, waar de
rookring zojuist is verwijderd) en draai deze vast met de 3 schroeven.
12. Breek het bovenste deel (11) van het warmteschild en het bovenste deel (12) van de klemhouder weg,
bijv. met een rubberen hamer.
13. Schroef het warmteschild (7) en de klemhouder (6) weer vast op de houtkachel.
14. Zet de lambdasensorkoppeling (5) weer vast in de klemhouder (6).
15. Zet de 2 leidingen weer vast tussen de klemmen (4).
16. Monteer het front (17) van het warmtemagazijn terug.
17. Breek de lasergesneden uitsparingen (13) in de zijwanden weg.
18. Plaats de zijwanden op de geleidepennen (14) en til ze op de schroeven (3), die vervolgens weer
worden vastgedraaid.
19. Leg de gietijzeren bovenplaat (1) op de houtkachel.
20. Leg het gietijzeren bovendeksel (15) in het gat in de gietijzeren bovenplaat.
Wijzigen van rookafvoer van bovenafvoer naar achterafvoer HWAM 3220 (afbeelding F)
1. Til de achterplaat (1) naar boven en trek deze weg van de kachel, zodat de achterplaat los komt van
de geleidepennen in de bodemplaat van de kachel. De achterplaat heeft een uitsparing voor het rook
-
kanaal. Breek de plaat (2) binnen deze uitsparing af zodat een gat in de achterwand ontstaat waar het
rookkanaal in past.
2. Maak de klemmen (3) los en haal de leidingen uit de klemmen.
3. Trek de lambdasensorkoppeling (4) los uit de klemhouder (5).
4. Schroef het warmteschild (6) en de klemhouder (5) eraf door de 2 schroeven (7) eruit te draaien.
5. Demonteer de afdekplaat (8)
6. Draai de rookring (9) eraf en schroef deze vervolgens vast aan de achterkant van de houtkachel.
7. Breek het bovenste deel (10) van het warmteschild en het bovenste deel (11) van de klemhouder weg,
bijv. met een rubberen hamer.
8. Schroef het warmteschild (6) en de klemhouder (5) weer vast op de houtkachel.
9. Zet de lambdasensorkoppeling (4) weer vast in de klemhouder (5).
10. Zet de 2 leidingen weer vast tussen de klemmen (3).
11. Plaats de afdekplaat (8) over het gat (bovenop de verbrandingskamer, waar de rookring zojuist is
verwijderd) en draai deze vast met de 3 schroeven.
12. Plaats de achterplaat (1) op de geleidepennen achter op de bodemplaat van de kachel. Druk de
achterplaat vervolgens naar de kachel toe. Til de achterplaat op en druk deze voorzichtig naar binnen
tot hij op zijn plaats valt.
Het monteren van afzonderlijke delen
Controleer voor het opstellen van de kachel of alle afzonderlijke delen correct gemonteerd zijn.
Verticale doorsnede van de kachels (Tekening B):
• Bovenplaat (1).
• Rookafvoer achterzijde (3). Is van fabriekswege afgesloten met een dekplaat. De rookafvoer ligt dus
verborgen achter de plaat.
• Rookafvoer langs boven (4)
• Rookplaat (5). Dient te rusten op de rails en de houders aan de zijkanten.
• Rookgeleidingsplaat (6) in 2 delen. Elk deel hangt aan een haak onder de bovenplaat. De twee delen
komen samen in de houder achter op de luchtbuis. Haal, als de kachel geïnstalleerd is, de transportz
-
ekering van de twee haken met behulp van een tang of een schroevendraaier.
• Losse achterplaat (2). Dient altijd gemonteerd te zijn als de kachel tegen een brandbare wand staat.
• Los warmteschild (8) onder de aslade. Kan als deksel worden gebruikt als de aslade wordt verwijderd
om geleegd te worden.