477527
43
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/52
Pagina verder
DD
DD
uu
uu
tt
tt
cc
cc
hh
hh
PR 17 PR 17
AWD
PF 21 PF 21 AWD
Gebr
uiksaanwijzing
Neem de gebruiksaanwijzing gr
ondig door en gebruik de
machine niet voor u alles duidelijk heeft begrepen.
2
Dutch
INHOUD
Inhoud
INHOUD
Inhoud
.......................................................................... 2
Ser
vicejournaal
Ser
vice bij levering ....................................................... 3
Na de eerste 8 uur ....................................................... 3
INLEIDING
Beste klant!
.................................................................. 4
Rijden en transport op de openbare weg ..................... 4
Slepen .......................................................................... 4
Gebruik ........................................................................ 4
Goede service .............................................................. 4
VERKLARING
VAN DE SYMBOLEN
Symbolen
..................................................................... 5
W
AT IS WAT?
Plaatsing v
an de bedieningsorganen ........................... 7
VEILIGHEIDSINSTR
UCTIES
V
eiligheidsinstructies .................................................... 8
Rijden op hellingen ...................................................... 9
Kinderen ...................................................................... 10
Onderhoud ................................................................... 10
Transport ...................................................................... 11
PRESENT
ATIE
Presentatie
................................................................... 12
Gashendel ................................................................... 12
Chokehendel ................................................................ 12
Snelheidsregeling ........................................................ 12
Urenteller ..................................................................... 12
Handrem ...................................................................... 12
Maaielement ................................................................ 13
Hendel voor hydraulisch heffen van hulpstukken ......... 13
Mechanische hefhendel voor maaidek ........................ 13
Hendel voor instelling van maaihoogte ........................ 14
Zitting ........................................................................... 14
Tanken ......................................................................... 14
Verlichting en elektrische contact ................................ 14
Ontkoppelingsregeling ................................................. 15
Rijden
Maaitips
....................................................................... 16
Voor de start ................................................................ 16
Starten van de motor ................................................... 16
Starten van een motor met een zwakke accu .............. 17
Rijden met de zitmaaier ............................................... 18
Remmen ...................................................................... 18
Afzetten van de motor .................................................. 18
ONDERHOUD
Onderhoudsschema
.................................................... 20
Schoonmaken .............................................................. 22
Demontage van de kappen van de zitmaaier .............. 22
Controleren en afstellen van de besturingskabels ....... 23
Afstellen van handrem PR 17, PF 21 ........................... 23
Afstellen van handrem PR 17 AWD, PF 21 AWD ........ 23
Controleren en afstellen van de gaskabel .................... 24
Controle en afstellen van chokekabel .......................... 24
Vervangen van brandstoffilter ...................................... 24
Controleren van het luchtfilter van de brandstofpomp . 25
Controleren van de luchtinlaat van de transmissie ....... 25
Vervangen van luchtfilter .............................................. 25
Ontstekingssysteem ..................................................... 26
Schoonmaken van motor en geluiddemper .................. 26
Controle van veiligheidssysteem .................................. 27
Lampen vervangen ...................................................... 28
Hoofdzekering .............................................................. 28
Controle van de spanning van de banden .................... 28
Controle van de koelluchtinlaat van de motor .............. 29
De achterste aandrijfriem van de PR 17 en PF 21
vervangen ....................................................................
29
De aandrijfriem vervangen van de hydraulische pomp
van PR 17 AWD en PF 21 AWD ..................................
30
De middelste riem vervangen ...................................... 31
De voorste riem vervangen .......................................... 32
Montage van knipaggregaat ......................................... 32
Verwijderen van maai-element ..................................... 33
Controle en afstellen van gronddruk van het maai-
element ........................................................................ 33
Controle van de parallelliteit van het maai-element ..... 34
Afstellen van de parallelliteit van het maai-element ..... 34
Vervangen van de riemen van het maai-element ......... 34
Servicestand voor maai-element .................................. 35
Controle van messen ................................................... 36
Verwijderen van BioClip-plug ....................................... 36
Smeren
Algemeen
..................................................................... 37
Hulpstuk ....................................................................... 37
De kabels smeren ........................................................ 37
Kettingen in de frametunnel ......................................... 37
Verbindingen en gewrichten in de maaiverstelling ....... 37
Bestuurdersstoel .......................................................... 38
Gas- en chokekabel, hendellagers ............................... 38
Smeren van de riemspanner ........................................ 38
Controle van het oliepeil van de motor ......................... 38
Smeer de hydrostatische kabel met koppelstukken ..... 39
Vervangen van oliefilter ................................................ 39
Hydraulisch oliefilter, vervangen .................................. 40
Parkeerremkabel PR 17 en PF 21 ............................... 40
Parkeerremkabel PR 17 AWD en PF 21 AWD ............. 40
Controle van het oliepeil van de transmissie ................ 40
Storingssc
hema
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM
..................................................................................... 43
Bedradingsschema ...................................................... 44
Hydraulisch systeem .................................................... 45
Stallen
Winterstalling
................................................................ 46
Beschermkap ............................................................... 46
Service ......................................................................... 46
T
echnische gegevens
EG-v
erklaring van overeenstemming ........................... 50
EG-verklaring van overeenstemming ........................... 50
Dutch
3
Ser
vicejournaal
Ser
vice bij levering
1
Laad de accu 4 uur lang bij max. 3 A.
2 Breng de ontluchtingsslang aan op de accu.
3 Monteer het stuur, de zitting en indien nodig
andere onderdelen.
4 Controleer en stel de luchtdruk van de banden af
(60 kPa, 0,6 bar, 9 PSI).
5 Stel het maai-element af:
Stel de sluitveren af (het maai-element weegt
tussen 12-15 kg / 26.5-33 lb).
Stel het maai-element zodanig af dat de
achterkant ca 2-4 mm / 1/8” hoger staat dan de
voorkant.
Stel de maaihoogte-instelling van het maai-
element zodanig af dat de maaihoogte 5 mm / 3/
16” voorbij het frame van het maai-element komt
bij de laagste maaihoogte.
6 Controleer of de juiste hoeveelheid olie in de
motor zit.
7 Controleer of er olie in de olietank van de
transmissie zit.
8 Sluit de accu aan.
9 Vul brandstof bij en start de motor.
10 Controleer of de machine niet beweegt in
neutraalstand.
11 Controleer de synchronisatie tussen de voor- en
achterwielen. (Alleen AWD-machines) Zie het
werkplaatshandboek.
12 Controleer:
Vooruit rijden.
Achteruit rijden.
De messen activeren.
Veiligheidsschakelaar voor zitting.
Veiligheidsschakelaar voor hendel.
Veiligheidsschakelaar voor hydrostaatpedalen.
13 Ontlucht het hydraulische systeem, vul zo nodig
de olie bij.
14 Informeer de klant over:
De noodzaak en de voordelen om het
onderhoudsschema te volgen.
Effect van onderhoud en servicejournaal op de
inruilwaarde van de machine.
Gebruiksmogelijkheden voor BioClip.
Vul het verkoopbewijs enz. in.
Deze service bij levering werd uitgevoerd. Geen
andere opmerkingen. Verklaring:
____________________________________________________________
Datum, meterstand, stempel, handtekening
Na de eerste 8 uur
1
Vervang de motorolie
2 Vervangen van overbrengingsolie (Alleen AWD-
machines)
3 Controleer de synchronisatie tussen de voor- en
achterwielen. (Alleen AWD-machines)
4
Dutch
INLEIDING
Beste klant!
Gef
eliciteerd met uw keuze voor een Husqvarna Rider. De Husqvarna Riders zijn gemaakt volgens een uniek concept met een
aan de voorzijde gemonteerd maaidek en een gepatenteerde besturing van de achterwielen. De Rider werkt heel effectief, ook op
kleine en nauwe oppervlakken. De hendels die bij elkaar zijn geplaatst en een hydrostatische transmissie die met pedalen wordt
geregeld, dragen ook bij tot de prestaties van de machine.
Deze gebruiksaanwijzing is een waardevol document. Door deze te lezen en toe te passen (voor gebruik, onderhoud enz.) kunt u
de levensduur van uw machine verlengen en de inruilwaarde verhogen.
Als u uw Rider verkoopt, moet u de gebruiksaanwijzing aan de nieuwe eigenaar geven.
Het laatste hoofdstuk van de gebruiksaanwijzing is een Servicejournaal. Let erop dat de servicebeurten en reparaties worden
ingevuld. Als u het journaal goed bijhoudt, nemen de kosten voor het seizoensgebonden onderhoud af en blijft de inruilwaarde van
de machine hoog. Neem de gebruiksaanwijzing mee als u uw Rider voor een servicebeurt naar de werkplaats brengt.
Rijden en transpor
t op de openbare weg
Controleer de geldende v
erkeersregels voor het rijden en vervoeren op de openbare weg. Bij eventueel transport moet u altijd
goedgekeurd spanmateriaal gebruiken en ervoor zorgen dat de machine goed vast zit.
Slepen
W
anneer uw machine is voorzien van een hydrostaat mag u de machine alleen over zeer korte afstanden en met een lage snelheid
slepen, anders bestaat het risico dat de hydrostaat beschadigd raakt.
De vermogensoverbrenging moet bij het slepen ontkoppeld zijn, zie de instructies onder de kop Ontkoppelingshendel.
Gebruik
De zitmaaier is bedoeld v
oor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Daarnaast zijn er diverse, door de
fabrikant aanbevolen accessoires leverbaar waarmee het toepassingsgebied kan worden vergroot. Neem contact op met uw
leverancier voor meer informatie over de beschikbare accessoires. De machine mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met
door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. Het voldoen aan en strikte opvolging van de voorwaarden
voor gebruik, service en reparatie zoals die door de producent zijn aangegeven, vormen ook een essentieel onderdeel van het
bedoelde gebruik.
Deze machine mag alleen worden gebruikt, onderhouden en gerepareerd door personen die de bijzondere kenmerken kennen en
bekend zijn met de relevante veiligheidsprocedures.
Voorschriften ter voorkoming van ongevallen en alle andere algemeen erkende voorschriften op het gebied van veiligheid en
bedrijfsgezondheid, en alle verkeersvoorschriften moeten te allen tijde in acht worden genomen.
Enige arbitraire wijzigingen die aan deze machine worden uitgevoerd, kunnen de producent ontheffen van zijn
verantwoordelijkheid voor enige schade of verwonding die hieruit voortvloeit.
Goede ser
vice
Husqv
arna-producten worden wereldwijd verkocht, zodat u als klant altijd verzekerd bent van de beste ondersteuning en service.
Voordat het product wordt geleverd, is de machine bijvoorbeeld door uw wederverkoper gecontroleerd en afgesteld. Zie het
certificaat in het Servicejournaal in deze gebruiksaanwijzing.
Als u reserveonderdelen of ondersteuning bij servicevragen, garantiekwesties etc. wilt, kunt u contact opnemen met:
Op het productplaatje van de machine kunt u de volgende informatie vinden:
De typeaanduiding van de machine.
Het typenummer van de producent.
Het productienummer van de machine.
Geef typeaanduiding en productienummer aan wanneer u reserveonderdelen bestelt.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij de machine met
productienummer:
Motor Transmissie
Dutch
5
VERKLARING
V
AN DE SYMBOLEN
Symbolen
Dez
e symbolen staan op de zitmaaier en in de
gebruiksaanwijzing.
WAARSCHUWING! Slordig of onjuist
gebruik kan resulteren in ernstig letsel of
overlijden van de gebruiker of anderen.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door
en gebruik de machine niet voor u alles
duidelijk heeft begrepen.
Draag altijd:
Goedgekeurde gehoorbeschermers
Dit product voldoet aan de geldende CE-
richtlijnen.
Snel
Langzaam
Afzetten van de motor.
Choke
Brandstof
Oliepeil
Maaihoogte
Achteruit
Vooruit
Ontsteking
Hydrostatische free-wheell
Handrem
Geluidsemissie naar de omgeving volgens
de richtlijnen van de Europese
Gemeenschap. De emissie van de machine
wordt aangegeven in het hoofdstuk
Technische gegevens en op plaatjes.
Inschakelen
Uitschakelen
Waarschuwing: draaiende delen. Houd
de handen en voeten vrij.
Roterende messen Steek geen handen
of voeten onder de kap als de motor
loopt
Rijd nooit dwars over een helling
Gebruik de zitmaaier nooit als zich
personen, in het bijzonder kinderen of
huisdieren, ophouden in de nabijheid
Neem nooit passagiers mee op de
zitmaaier of op het gereedschap
Rijd zonder maaikast zeer langzaam
Rem
Startinstructie
Zet de motor af en maak de
ontstekingskabel los vóór reparatie of
onderhoud
6
Dutch
VERKLARING
V
AN DE SYMBOLEN
Controleer het oliepeil v
an de motor
Controleer het oliepeil van de transmissie
Breng de maaikast omhoog
Schakel de parkeerrem in.
Als de motor koud is, gebruik dan de choke
Los de handrem voordat u gaat rijden
Dutch
7
W
A
T IS
W
A
T?
Plaatsing v
an de bedieningsorganen
12345
678910
11
12
13
19
18
17
1614 15
2
5
1
34
10
6
7
8
9
PF 21
PF 21 AWD
PR 17, PR 17 AWD
20
1
Schakelaar voor het stopcontact
2 Stopcontact
3 Gashendel
4 Schakelaar voor verlichting
5 Ontstekingsslot
6 Chokehendel
7 Hendel voor hydraulisch heffen van hulpstukken
8 Hendel voor instelling van maaihoogte
9 Mechanische hefhendel voor maaidek
10 Urenteller
11 Snelheidsregeling voor het achteruit rijden
12 Snelheidsregeling voor het vooruit rijden
13 Handrem
14 Vergrendelknop voor handrem
15 Instelling van zitting.
16 Hendel voor ontkoppeling van de aandrijvingsvooras, PR
17 AWD en PF 21 AWD
17 Product- en serienummerplaatje
18 Deksel brandstoftank
19 Motorkapslot
20 Hendel voor uitschakelen aandrijving, PR 17 en PF 21
Hendel voor ontkoppeling van de aandrijvingsachteras,
PR 17 AWD en PF 21 AWD
8
Dutch
VEILIGHEIDSINSTR
UCTIES
V
eiligheidsinstructies
Dez
e instructies zijn gemaakt voor uw veiligheid. Lees ze
aandachtig door.
V
erzeker uw zitmaaier
Controleer de verzekering van uw nieuwe zitmaaier.
Neem contact op met uw verzekeringsmaatschappij.
U moet een verzekering hebben met volledige dekking
voor verkeer, brand, schade, diefstal en WA.
Alg
emeen gebruik
Lees alle instructies uit deze gebruiksaanwijzing en op de
machine voordat u hem start. Vergewis u ervan dat u ze
begrijpt en volg ze daarna op.
Leer hoe u de machine en de hendels op een veilige
manier kunt gebruiken en leer hoe u snel kunt stoppen.
Leer ook alle veiligheidsplaatjes herkennen.
Laat de machine alleen gebruiken door volwassenen die
ermee vertrouwd zijn.
Zorg ervoor dat zich niemand vlakbij de machine bevindt,
wanneer u de motor start, de aandrijving inschakelt of
rijdt.
Maak het terrein schoon van voorwerpen zoals stenen,
speelgoed, draden enz. die door de messen opgenomen
en weggeslingerd kunnen worden.
Stop de motor en voorkom een motorstart voordat u de
uitloopgoot schoonmaakt.
Pas op voor de uitworp en richt die niet op iemand.
Stop de motor om een motorstart te voorkomen, voordat
u het maaielement schoonmaakt.
Denk eraan dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
gevaren of ongelukken.
Neem nooit passagiers mee. De machine is alleen
bedoeld om door één persoon te worden gebruikt.
Kijk altijd naar beneden en naar achteren voor en tijdens
het naar achteren rijden. Hou zowel kleine als grote
obstakels in de gaten.
Rem af voordat u de bocht omgaat.
Zet de messen uit wanneer u niet maait.
Wees voorzichtig bij het ronden van een vast voorwerp,
zodat de messen er niet tegen aan komen. Rijd nooit over
vreemde voorwerpen heen.
Gebruik de machine alleen bij daglicht of tijdens andere
goed verlichte omstandigheden. Hou de machine op
veilige afstand van gaten en andere ongelijkmatigheden
in de grond. Wees opmerkzaam op andere mogelijke
risico’s.
Gebruik de machine nooit als u moe bent, alcohol heeft
gedronken of andere drugs heeft ingenomen of wanneer
u medicijnen gebruikt die uw gezichtsvermogen,
beoordelingsvermogen of coördinatievermogen negatief
beïnvloeden.
Pas op voor verkeer wanneer u vlakbij een weg werkt of
deze oversteekt.
!
W
AARSCHUWING! Deze machine
produceert tijdens bedrijf een
elektromagnetisch veld. Dit veld kan onder
bepaalde omstandigheden de werking van
actieve of passieve medische implantaten
verstoren. Om het risico op ernstig of fataal
letsel te beperken, raden we personen met
een medisch implantaat aan om contact op
te nemen met hun arts en de fabrikant van
het medische implantaat voordat ze deze
machine gaan bedienen.
!
W
AARSCHUWING! Deze machine kan uw
handen en voeten eraf maaien en
voorwerpen wegslingeren. Wanneer u
verzuimt de veiligheidsvoorschriften te
volgen kan dit tot ernstig letsel leiden.
!
W
AARSCHUWING! De binnenkant van de
geluiddemper bevat chemicaliën die
kankerverwekkend kunnen zijn. Vermijd
contact met deze elementen wanneer de
carburateur is beschadigd.
!
W
AARSCHUWING! De motor stoot
koolmonoxide uit, een kleurloos en giftig
gas. Gebruik de machine niet in afgesloten
ruimtes.
Dutch
9
VEILIGHEIDSINSTR
UCTIES
Laat de machine nooit zonder toezicht achter wanneer de
motor draait. Zet de messen altijd uit, trek de handrem
aan, stop de motor en haal de sleutel eruit voordat u de
machine achterlaat.
Laat kinderen of andere personen die niet zijn opgeleid
om met de machine om te gaan, deze nooit gebruiken of
onderhouden. Lokale voorschriften kunnen de leeftijd van
de gebruiker bepalen.
Gebruik gehoorbescherming om het risico van
gehoorbeschadiging zo klein mogelijk te maken.
Draag nooit los zittende kleding die in de bewegende
delen vast kan komen zitten.
Gebruik de machine nooit blootvoets. Draag altijd
beschermingsschoenen of beschermingslaarzen, het
liefst met een stalen neus.
Zorg ervoor dat er altijd EHBO-middelen bij de hand zijn
wanneer u de machine gebruikt.
Rijden op helling
en
Het r
ijden op hellingen is een van de operaties waar het risico
het grootst is dat de bestuurder de controle verliest of dat de
machine omver valt, hetgeen ernstig letsel of overlijden kan
veroorzaken. Alle hellingen vragen om extra voorzichtigheid.
Wanneer u op de helling niet naar achteren kunt rijden of u
voelt zich onzeker, maai ze dan niet.
Ga als v
olgt te werk
Verwijder hindernissen zoals stenen, takken enz.
Maai naar boven en naar beneden, niet in zijwaartse
richting.
Gebruik de zitmaaier nooit op terrein dat meer dan 10
°
helt.
Wees extra voorzichtig met eventuele extra uitrusting, die
de stabiliteit van de machine kan wijzigen.
Voorkom het starten of stoppen op een helling. Als de
banden gaan slippen, moet u de messen uitschakelen en
langzaam van de helling afrijden.
Rij altijd gelijkmatig en langzaam op hellingen.
Maak geen plotselinge wijzigingen in snelheid of richting.
Voorkom onnodige bochten op hellingen, en als het nodig
is, draai dan langzaam en stap voor stap naar beneden,
indien mogelijk. Rij langzaam. Gebruik kleine
stuurbewegingen.
Pas op voor greppels, kuilen en verhogingen en rij er niet
overheen. Op ongelijk terrein kan de machine makkelijker
omver vallen. Hoog gras kan hindernissen verbergen.
Maai niet vlakbij randen, sloten of wallen. De machine kan
plotseling omslaan wanneer één wiel over de rand van
een diepte of een sloot komt, of wanneer een rand instort.
Maai geen nat gras. Dat is glad en de banden kunnen de
grip verliezen zodat de machine gaat glijden.
!
W
AARSCHUWING! Bij al het gebruik van de
machine moet goedgekeurde persoonlijke
beschermingsuitrusting gebruikt worden.
Persoonlijke beschermingsuitrusting
elimineert de risico’s niet, maar vermindert
het schadelijk effect in geval van een
ongeval. Vraag uw dealer om raad wanneer u
uw uitrusting koopt.
BELANGRIJKE INFORMA
TIE
Rij nooit een helling af met een omhoog getild
maaielement.
10
Dutch
VEILIGHEIDSINSTR
UCTIES
Probeer de machine niet te stabiliseren door een voet op
de grond te zetten.
Bij het schoonmaken van het onderstel mag de machine
nooit vlak naast een rand of sloot gereden worden.
Houd bij het maaien het toestel uit de buurt van bosjes en
andere objecten.
Volg de aanwijzingen van de producent over
wielverzwaarders of contragewichten om de stabiliteit van
de machine te verhogen.
Kinderen
Ernstige ongelukken kunnen gebeuren als men niet alert
is op kinderen in de buurt van de machine. Kinderen
worden vaak door de machine en de
maaiwerkzaamheden aangetrokken. Ga er nooit van uit
dat kinderen op de plek blijven waar u ze het laatst zag.
Hou kinderen weg van het maaiterrein en onder
zorgvuldig toezicht van een andere volwassene.
Wees op uw hoede en zet de machine uit wanneer
kinderen het werkterrein betreden.
Kijk voor en tijdens een achteruitrijmanoeuvre naar
achteren en naar beneden naar kleine kinderen.
Laat kinderen nooit meerijden. Ze kunnen vallen en zich
ernstig bezeren of het zonder risico’s manoeuvreren van
de machine belemmeren.
Laat kinderen de machine nooit bedienen.
Wees extra voorzichtig in de buurt van hoeken, bosjes,
bomen of andere voorwerpen die het zicht belemmeren.
Onderhoud
Afzetten van de motor. Voorkom een start door de
ontstekingskabel van de bougie te halen of verwijder de
ontstekingssleutel voordat u afstellingen maakt of
onderhoud uitvoert.
Vul nooit binnenshuis brandstof bij.
Benzine en benzinedampen zijn giftig en zeer
brandgevaarlijk. Wees extra voorzichtig bij het hanteren
van benzine omdat onachtzame hantering kan leiden tot
persoonlijk letsel of brand.
Bewaar de brandstof alleen in jerrycans die voor dit doel
zijn goedgekeurd.
Verwijder nooit het deksel van de brandstoftank en vul
nooit benzine bij wanneer de motor loopt.
Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Rook
niet. Vul geen benzine bij in de buurt van vonken of open
vuur.
Ga om rekening te houden met het milieu zorgvuldig om
met olie, oliefilter, brandstof en accu. Volg de lokale
recyclingbepalingen.
Elektrische schokken kunnen verwondingen veroorzaken.
Raak geen kabels aan wanneer de motor loopt. Probeer
het ontstekingssysteem niet met uw vingers.
Als er lekkage is opgetreden in het brandstofsysteem mag
de motor niet gestart worden voordat dit is verholpen.
Bewaar de machine en de brandstof zodanig dat er geen
risico bestaat dat lekkende brandstof of brandstofdampen
schade kunnen veroorzaken.
Controleer voor ieder gebruik het brandstofpeil en laat
ruimte over voor de brandstof om uit te zetten, omdat de
warmte van de motor en de zon anders de brandstof zo uit
kunnen laten zetten dat deze overloopt.
Voorkom overvulling. Als er benzine op de machine is
geknoeid, moet u dit opdrogen en wachten tot het
verdampt is voordat u de motor start. Wanneer u op uw
kleding hebt geknoeid moet u zich omkleden.
Laat de machine afkoelen voordat u iets doet aan de
motorkamer.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Wielverzwaarders, gemonteerd op de achterwielen worden
aanbevolen voor het rijden op hellingen voor een veiliger
sturen en beter aandrijfvermogen. Vraag advies aan uw
dealer over het gebruik van wielverzwaarders als u niet
zeker bent. Op AWD-machines kunnen geen
wielverzwaarders worden gebruikt, Gebruik een
contragewicht.
!
WAARSCHUWING! De motor en het
uitlaatsysteem worden zeer warm tijdens
gebruik. Risico voor brandwonden bij
aanraking. Houd bij het maaien het toestel
uit de buurt van bosjes en andere objecten
om een opwarmingseffect te voorkomen.
Dutch – 11
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Wees voorzichtig bij het onderhoud van de accu. In de
accu wordt een explosief gas gevormd. Voer nooit
onderhoud aan de accu uit terwijl u rookt of in de buurt van
open vuur of vonken. De accu kan dan exploderen en
zwaar letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat bouten en moeren goed zijn vastgedraaid
en dat de uitrusting in goede staat verkeert.
Wijzig de veiligheidsmiddelen nooit. Controleer
regelmatig of ze werken. De machine mag niet gebruikt
worden met kapotte of niet gemonteerde
beschermingsplaten, beschermingskappen,
veiligheidsschakelaars of andere beschermingen.
Hou rekening met het risico dat u gewond raakt door
beweegbare of warme onderdelen wanneer u de motor
met open motorkap of verwijderde beschermkappen
start.
Wijzig de regulatorinstelling niet en voorkom de motor te
rijden met een te hoog toerental. Wanneer u met een te
hoog toerental rijdt, bestaat het risico van
machinebeschadiging.
Gebruik de machine nooit binnenshuis of in ruimtes die
ventilatie missen. De uitlaatgassen bevatten
koolmonoxide, een geurloos, giftig en levensgevaarlijk
gas.
Stop om de uitrusting te inspecteren wanneer u tegen een
voorwerp aanrijdt. Repareer, indien nodig, voordat u
start.
Voer nooit afstellingen uit terwijl de motor draait.
De machine is alleen getest en goedgekeurd met door de
producent geleverde en aanbevolen uitrusting.
De mesranden zijn scherp en kunnen snijwonden geven.
Verpak de bladen of gebruik beschermingshandschoenen
wanneer u ze hanteert.
Controleer regelmatig de werking van de handrem. Stel af
en onderhoud naar behoefte.
Verminder het brandgevaar door gras, blad en ander vuil
dat erin vast komt te zitten van de machine te halen. Laat
de machine afkoelen voor deze in de stalling wordt gezet.
Transport
De machine is zwaar en kan ernstige beknellingswonden
veroorzaken. Wees extra voorzichtig wanneer hij op of van
een auto of een aanhanger wordt geladen.
Gebruik een goedgekeurde aanhanger om de machine te
transporteren.
Om de machine goed vast te zetten op de aanhangwagen
moet gebruik worden gemaakt van twee goedgekeurde
spanbanden en vier wigvormige wielblokken.
Schakel de parkeerrem in en bind de spanbanden rond
stabiele delen van de machine, zoals het frame of de
achterwagen. Zet de machine goed vast door de banden
aan te spannen in de richting van respectievelijk de
achterzijde en de voorzijde van de aanhangwagen.
Plaats de wielblokken voor en achter de achterwielen.
Controleer en volg lokale verkeersbepalingen voordat u
de machine vervoert of op een weg rijdt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De handrem is niet voldoende om de machine vast te zetten
tijdens transport. Zorg ervoor de machine goed op het
transportvoertuig vast te zetten.
12 – Dutch
PRESENTATIE
Presentatie
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend
kwaliteitsproduct waar u lang plezier van zult hebben. Deze
gebruiksaanwijzing beschrijft de PR 17, PR 17 AWD, PF 21
en PF 21 AWD. De machines zijn uitgerust met een viertakt
V-Twin motor van Kawasaki.
De machines zijn uitgerust met stuurbekrachtiging en
hydraulisch heffen. PR 17 AWD en PF 21 AWD hebben
tevens all-wheel-drive.
De krachtoverbrenging van de motor gebeurt met een
hydrostatische versnellingsbak waarmee een traploze
variatie van de snelheid met de pedalen mogelijk is. Er is een
pedaal voor het vooruit en een pedaal voor het achteruit
rijden.
Gashendel
De gasbediening regelt het toerental van de motor en
daarmee ook de rotatiesnelheid van de messen.
Om het toerental van de motor te verhogen of verlagen wordt
de bediening vooruit resp. achteruit gebracht.
Voorkom lange tijd stationair draaien, het risico bestaat dat
een afzetting op de bougie optreedt.
Chokehendel
De chokebediening wordt gebruikt voor de koude start om de
motor een vetter brandstofmengsel te geven.
Bij een koude start wordt de bediening achteruit gebracht
naar zijn eindstand.
Snelheidsregeling
De snelheid van de machine wordt traploos geregeld met
twee pedalen. Bij het vooruit rijden wordt pedaal (1) gebruikt
en bij achteruit rijden pedaal (2).
Urenteller
De urenteller laat de tijd zien die de motor gelopen heeft.
De tijd die eventueel verstrijkt wanneer de motor stil staat met
de ontsteking aan, wordt niet geregistreerd. Het laatste cijfer
laat een tiende van een uur zien (6 minuten).
Handrem
De handrem wordt op de volgende wijze aangezet:
1 Druk het parkeerrempedaal (1) in.
2 Druk de vergrendelknop (2) op de stuurkolom in.
3 Laat het parkeerrempedaal opkomen terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
De blokkering van de handrem wordt automatisch
uitgeschakeld als het rempedaal wordt ingedrukt.
!
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat takken
niet bij de pedalen kunnen bij het maaien
onder struiken. Gevaar van ongewenste
beweging.
2
1
2
1
Dutch – 13
PRESENTATIE
Maaielement
PR 17 en PR 17 AWD kunnen worden uitgerust met drie
verschillende maaieenheden. Combi 94, Combi 103, Combi
112
PF 21 en PF 21 AWD kunnen worden voorzien van twee
verschillende maaidekken. Combi 112 en Combi 122
Het combi-element verdeelt het maaisel tot meststoffen,
wanneer de BioClip-plug is gemonteerd. Zonder BioClip-plug
werkt het element op dezelfde manier als een
achteruitworpelement. De achteruitwerper werpt het gras van
achteren uit het maaidek zonder dat het fijn wordt gehakt.
Hendel voor hydraulisch heffen van
hulpstukken
Met de hefhendel kan het maaidek in de transport- of de
maaistand worden gezet wanneer er hydraulische druk is.
Wanneer de hendel in de transportstand wordt gezet, wordt
automatisch de messenrem geactiveerd zodat de messen
binnen circa 5 seconden tot stilstand komen.
Het maaidek heffen (transportstand)
Trek de hendel naar achteren om de transportstand in te
schakelen. De kast wordt dan omhoog gebracht en de
messen stoppen met roteren.
Zet het maaidek zo nodig vast met de mechanische
hefhendel.
Het maaidek laten zakken (maaistand)
Als het maaidek in de transportstand is vastgezet met de
mechanische hefhendel zet u eerst de mechanische
hefhendel in de maaistand.
Zet de hydraulische hefhendel naar voren om de maaistand
in te schakelen. Het maaidek gaat omlaag en de messen
beginnen te draaien.
Om te zorgen dat de hydraulische cilinder volledig uitschuift,
houdt u de hendel een halve tot één seconde lang in de
voorste stand.
Mechanische hefhendel voor
maaidek
De hendel wordt gebruikt als reservevoorziening om het
maaidek in de transport- of maaistand te kunnen zetten
wanneer er geen hydraulische druk is. Hij kan ook worden
gebruikt om het maaidek vast te zetten in de transportstand.
Als de motor de laatste keer is uitgezet met het maaidek in de
maaistand, moet het dek met deze hendel omhoog worden
gezet om de motor te kunnen starten; hierdoor wordt het
startvergrendelingscircuit gedeactiveerd.
Wanneer de hendel in de transportstand wordt gezet, wordt
automatisch de messenrem geactiveerd zodat de messen
binnen circa 5 seconden tot stilstand komen.
Transportpositie
Wanneer de stang naar achteren wordt getrokken zal het
element omhoog gaan en stoppen de messen automatisch
met draaien (transportstand).
14 – Dutch
PRESENTATIE
Maaistand
Wanneer de vergrendelknop wordt ingedrukt en de stang
wordt naar voren gebracht zal het maaielement zakken en
beginnen de messen automatisch te draaien (maaistand).
Als dit niet gebeurt, komt dat waarschijnlijk doordat het
maaidek met de hydraulische hefhendel omhoog is gezet.
Laat het maaidek in de maaistand zakken met de hendel voor
hydraulisch heffen.
Hendel voor instelling van
maaihoogte
Met de hendel kan de maaihoogte worden geregeld in 7
verschillende standen.
Om een gelijkmatige maaihoogte te krijgen is het belangrijk
dat de luchtdruk in beide voorwielen gelijk is, 60 kPA/8,5 PSI.
Zitting
De zitting heeft een gelede bevestiging aan de voorkant en
kan voorover worden geklapt.
De zitting kan ook worden afgesteld in de lengterichting.
Bij afstelling wordt de hendel onder de voorkant van de zitting
naar links gebracht, daarna kan de zitting naar voren of naar
achteren worden geschoven tot de gewenste stand.
De vering van de zitting kan worden aangepast door de
rubberen inzetstukken in de bevestiging aan de onderkant
van de zitting te verplaatsen. Zet de beide inzetstukken in de
voorste, middelste of achterste stand.
Tanken
De motor moet op loodvrije benzine van ten minste 87-octaan
(niet met olie gemengd) lopen. Milieuvriendelijke alkylbenzine
kan heel goed gebruikt worden. (Max. methanol 5%, max.
ethanol 10%, max. MTBE 15%)
Vul de tank niet helemaal, laat ten minste 2,5 cm (1“)
expansieruimte over.
Verlichting en elektrische contact
PR 17 en PR 17 AWD
PF 21 en PF 21 AWD
2
1
!
WAARSCHUWING! Benzine is zeer
brandgevaarlijk. Neem voorzichtigheid in
acht en tank buitenshuis (zie de
veiligheidsinstructies).
BELANGRIJK!
Gebruik de brandstoftank niet om dingen op te leggen.
1
2
3
1
2
3
Dutch – 15
PRESENTATIE
De verlichting wordt aan- en uitgezet met de schakelaar (1)
op het regelpaneel.
Op het elektrisch contact (2) kan bijvoorbeeld een verwarmde
zitting of een oplader voor een mobiele telefoon worden
aangesloten.
Het elektrisch contact wordt aan- en uitgezet met de
schakelaar (3) op het regelpaneel.
De spanning bedraag 12 V.
Het stopcontact is gezekerd met een eigen zekering, die zich
onder het contactslot bevindt.
Ontkoppelingsregeling
Om de zitmaaier te kunnen verplaatsen met een motor die uit
staat moet u de ontkoppelingshendel uittrekken.
Als u probeert de machine te rijden met uitgetrokken
ontkoppelingshendels zal hij zich niet verplaatsen. Als de ene
hendel is uitgetrokken, verliest u de aandrijving op die as.
Trek de hendels naar de eindstand, gebruik geen
tussenstanden.
Koppelingsbediening PR 17 AWD en PF 21
AWD
PR 17 AWD en PF 21 AWD hebben afzonderlijke schakelaars
voor de voor- en de achteras.
Ontkoppelingshendel achteras
- Uitgetrokken hendel, het aandrijfsysteem is ontkoppeld.
- Ingedrukte hendel, het aandrijfsysteem is ingeschakeld.
Ontkoppelingshendel vooras
De hendel zit aan de binnenkant van het linker voorwiel.
- De hendel naar achteren (uitgetrokken), het
aandrijfsysteem is uitgeschakeld.
- De hendel naar voren (ingedrukt), het aandrijfsysteem is
ingeschakeld.
Koppelingsbediening PR 17 en PF 21
Trek de hendel uit om het aandrijfsysteem uit te
schakelen.
Duw de hendel in om het aandrijfsysteem in te schakelen.
BELANGRIJK! Gebruik de machines altijd terwijl beide
ontkoppelingshendels ingedrukt zijn.
16 – Dutch
Rijden
Maaitips
Lokaliseer en markeer stenen en andere vaste
voorwerpen om te vermijden dat u hier tegenaan rijdt.
Begin met een hoge maaihoogte en verminder tot het
gewenste maairesultaat wordt verkregen.
Het beste maairesultaat wordt verkregen bij het hoogste
toegestane motortoerental, zie de technische gegevens
(de messen draaien snel), en een lage rijsnelheid (de
Rider beweegt langzaam). Is het gras niet al te lang en
dicht op elkaar groeiend, kan de rijsnelheid worden
verhoogd zonder dat het maairesultaat merkbaar
verslechtert.
De mooiste grasmat krijgt u als u deze vaak maait. Het
maaien wordt regelmatiger en het afgeknipte gras wordt
gelijkmatiger over het oppervlak verdeeld. De totale tijd
die u aan het maaien besteedt wordt niet langer
aangezien een hogere rijsnelheid kan worden gekozen
zonder dat het maairesultaat slechter wordt.
Vermijd het maaien van een natte grasmat. Het
maairesultaat wordt slechter aangezien de wielen
wegzakken in de zachte grasmat.
Spoel de onderkant van het maai-element na ieder
gebruik met water af, gebruik geen hogedrukspuit. Het
maaielement moet dan in servicestand worden gezet.
Wanneer u de BioClip-functie gebruikt, komt het extra
nauw dat het maai-interval niet te lang is.
Voor de start
Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
Starten van de motor
1 Zorg ervoor dat de ontkoppelingshendel ingedrukt is. PR
17 AWD en PF 21 AWD hebben afzonderlijke schakelaars
voor de voor- en de achteras.
2 Breng de maaikast omhoog door de hendel naar achter te
trekken naar de blokkeerstand (transportstand) en zet de
handrem aan.
De motor kan niet opnieuw worden gestart, als de
parkeerrem niet wordt ingedrukt.
3 Breng de gasbediening naar de middelste stand.
!
WAARSCHUWING! Reinig de grasmat van
stenen en andere voorwerpen die door de
messen kunnen worden weggeslingerd.
!
WAARSCHUWING! Gebruik de zitmaaier
nooit op terrein dat meer dan 10
°°
°°
helt. Maai
hellingen recht naar boven en recht naar
beneden, nooit dwars. Vermijd plotselinge
richtingsveranderingen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting mag niet geblokkeerd zijn door bijv.
kledingstukken, bladeren, gras of viezigheid. Dat
verslechtert de koeling van de motor. Risico van ernstige
motorbeschadigingen.
2
1
Dutch – 17
Rijden
4 Als de motor koud is, moet de chokebediening achteruit
naar zijn eindstand worden gebracht.
5 Draai de contactsleutel naar de startstand.
6 Als de motor start, laat dan de contactsleutel meteen
terug springen naar de neutrale stand.
7 Schuif de chokebediening geleidelijk naar voren als de
motor is gestart.
8 Laat de motor 3-5 min op laag toerental “halfgas” lopen
voordat hij zwaar belast wordt.
9 Stel het gewenste motortoerental in met de gasbediening.
Starten van een motor met een
zwakke accu
Als de accu te zwak is om de motor te starten, dient deze
opgeladen te worden.
Bij het gebruik van startkabels voor een noodstart, volgt u
onderstaande procedure:
Aansluiten van startkabels
Sluit ieder eind van de rode kabel aan op de POSITIEVE
pool (+) van iedere accu, en let goed op dat u geen einde
tegen het chassis kortsluit.
Sluit het ene uiteinde van de zwarte kabel aan op de
NEGATIEVE pool (-) op de accu die vol is.
Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op
goede CHASSISAARDING, op ruime afstand van de
brandstoftank en de accu.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laat de startmotor niet langer dan ca. 5 seconden achter
elkaar draaien. Als de motor niet start wacht dan ca. 15
seconden voordat de volgende startpoging wordt gedaan.
!
WAARSCHUWING! Laat de motor nooit
binnenshuis lopen, in een gesloten of slecht
geventileerde ruimte. De uitlaatgassen van
de motor bevatten giftig koolmonoxyde.
!
WAARSCHUWING! Lood-zuur-accu’s geven
explosieve gassen af. Voorkom vonken,
open vuur en roken vlakbij accu’s. Draag
altijd een veiligheidsbril in de buurt van
accu’s.
BELANGRIJKE INFORMATIE Uw grasmaaier is voorzien
van een 12-volts systeem met negatieve aarding. Het
andere voertuig moet ook een 12-volts systeem met
negatieve aarding hebben. Gebruik de accu van de maaier
niet om andere voertuigen te starten.
18 – Dutch
Rijden
Verwijder de kabels in omgekeerde
volgorde.
De ZWARTE kabel haalt u eerst los van het chassis en
dan van de volle accu.
De RODE kabel haalt u als laatste van beide accu’s.
Rijden met de zitmaaier
1 Zet de parkeerrem los door eerst het parkeerrempedaal in
te drukken en daarna op te laten komen.
2 Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste
snelheid wordt bereikt. Bij het vooruit rijden wordt pedaal
(1) gebruikt en bij achteruit rijden pedaal (2).
3 Druk de vergrendelingsknop op de mechanische
hefhendel in en laat het maaidek zakken.
Als het maaidek niet geheel naar beneden gaat of als de
messen niet gaan draaien moet u het maaidek volledig
laten zakken met de hydraulische hefhendel. Om te
zorgen dat de hydraulische cilinder volledig uitschuift,
houdt u de hendel een halve tot één seconde lang in de
voorste stand.
4 Kies de gewenste maaihoogte (1-7) met de hendel voor
het instellen van de maaihoogte.
Om een gelijkmatige maaihoogte te krijgen, is het
belangrijk dat de luchtdruk in beide voorwielen gelijk is 60
kPa/0,6 bar/8,5 PSI.
Remmen
Laat de rijpedalen los. De machine remt en wordt tot stilstand
gebracht door het aandrijfsysteem. Gebruik de parkeerrem
niet om te remmen tijdens het rijden.
U kunt sneller remmen door de rijpedaal voor de
tegenovergestelde richting in te trappen.
Afzetten van de motor
Laat de motor bij voorkeur een minuut stationair lopen om
weer de normale werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt
afgezet, als hij hard heeft moeten werken. Voorkom lange tijd
stationair draaien, het risico bestaat dat een afzetting op de
bougie optreedt.
1 Hef het maaidek met de hydraulische hefhendel.
Het maaidek kan vervolgens zo nodig in de omhoogstand
worden vastgezet door de mechanische hefhendel naar
achteren te zetten tot in de vergrendelingsstand.
2
1
BELANGRIJKE INFORMATIE
De levensduur van de aandrijfriemen wordt aanzienlijk
verlengd wanneer de motor op laag toerental loopt wanneer
de messen worden ingeschakeld. Geef daarom pas vol gas
wanneer het maai-element neergeklapt is naar maaistand.
Dutch – 19
Rijden
Als het maaidek in de omlaagstand blijft staan, wordt
starten van de motor voorkomen door het
startvergrendelingscircuit.
2 Breng de gasbediening naar de stand MIN. Draai de
contactsleutel naar de stand ”STOP”.
3 Wanneer de zitmaaier stil staat, moet u de parkeerrem
naar beneden houden en de vergrendelknop indrukken.
2
1
20 – Dutch
ONDERHOUD
Onderhoudsschema
Hier volgt een lijst met het onderhoud dat aan de zitgrasmaaier moet worden uitgevoerd. Voor de punten die niet in deze
gebruiksaanwijzing staan beschreven, moet u een erkende servicewerkplaats bezoeken.
Onderhoud
Dagelijks
onderhoud
voor de start
Wekelijks
onderhoud
3)
Minstens
jaarlijks
Onderhoudsinterva
l in uren
25 50 100 250
Schoonmaken X
Controleer het oliepeil van de motor X
Controleer de koelluchtinlaat van de motor X
Controleer het luchtfilter van de brandstofpomp X
Controleer de stuurkabels X
Controleren van het zuurniveau van de accu X
Controleer het veiligheidssysteem X
Controleer bouten en moeren O
Controleer of er geen brandstof- of olielekken zijn. O
Maak schoon rond de geluiddemper O
Start de motor en de messen en luister of u ongewone geluiden
hoort
O
Reinig de koelluchtinlaat van de transmissie X X
Ververs de motorolie
1)
X X
1)
X
1)
Controleer het maaielement X X
Controle van messen X
Reinig de maaikast onderaan X
Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa/8,5 PSI X
Smeer de riemspanner (nippel) X X
Smeer de bestuurderszitting X
Smeer alle kabels X
Smeer de verbindingen in het maai-element X
Reinig de frametunnel X
Smeer het pedaalsysteem in de frametunnel X
Smeer de hydrostatische kabel met koppelstukken X
Controleer de handrem. X
Smeer de handremkabel X
Smeer de gasbediening X
Smeer de chokebediening X
Smeer de kettingen in de frametunnel X
Controleer de besturingskabels in de frametunnel X
Controleer of de kabelhouder in het midden niet beschadigd is. O
Maak de machine grondig schoon rond de motor X
Maak de machine grondig schoon rond de transmissie X
Controleer de V-snaren O
Controleer de koelflenzen van de hydrostaat X X
Controle van het oliepeil van de transmissie X
Dutch – 21
ONDERHOUD
1)
Eerste vervanging na 8 uur. Bij rijden met zware belasting of hoge omgevingstemperaturen, vervangt u de olie om de 50 uur.
2)
Onder stoffige omstandigheden moeten schoonmaken en vervangen vaker gebeuren.
3)
Bij dagelijks gebruik van de zitmaaier
moet er twee keer per week gesmeerd worden.
4)
Moet door een erkende servicewerkplaats worden uitgevoerd.
5)
Alleen PR 17
AWD, PF 21 AWD eerste vervanging na 8 uur
X = Beschreven in deze gebruiksaanwijzing
O = Niet beschreven in deze gebruiksaanwijzing
Onderhoud
Dagelijks
onderhoud
voor de start
Wekelijks
onderhoud
3)
Minstens
jaarlijks
Onderhoudsinterva
l in uren
Controle en afstellen van chokekabel X
Draai bouten en moeren vast O
Controleren en afstellen van de gaskabel X
Maak het luchtfilter schoon. X X
Controleer/ stel de maaihoogte af X X
Controleer/ stel de handrem af X X
Maak de koelflenzen van de motor en de hydrostaat schoon
2)
O
Vervang het luchtfilter. X
Vervang het brandstoffilter X
Vervang de bougie. X
Controleer of de olie
4,5)
en het filter
4,5)
van de versnellingsbak
ververst moeten worden
O
Vervang het oliefilter van de motor X X
Vervang het aanzuigfilter in de hydraulische tank
4)
O
Controleer de synchronisatie tussen de voor- en achterwielen. O
Voer service uit om de 300 uur
4)
O
!
WAARSCHUWING! Werk niet aan de motor
of het maai-element vooraleer:
De motor afgezet is.
De handrem geactiveerd is.
De contactsleutel verwijderd is.
Het maai-element losgekoppeld is.
De ontstekingskabels van de bougie gehaald
zijn.
22 – Dutch
ONDERHOUD
Schoonmaken
Maak de machine direct na gebruik schoon. Het is veel
makkelijker maairesten weg te spoelen als ze nog niet vast
gedroogd zijn.
Olieresten kunnen worden opgelost met een koud
ontvettingsmiddel. Breng een dunne laag aan.
Afspoelen met gewoon water (waterleidingdruk).
Richt de straal niet op elektrische componenten of lagers.
Spoel geen hete oppervlakken af, zoals de motor en het
uitlaatgassysteem.
Na het schoonmaken raden wij aan de motor te starten en het
maaidek enige tijd te laten draaien, zodat het overgebleven
water wordt weggeblazen.
Smeer de machine indien nodig na het schoonmaken. Smeer
bij voorkeur een keer extra wanneer lagers blootgesteld zijn
aan ontvettingsmiddel of de waterstraal.
Het risico is groot dat er water in de lagers en de elektrische
aansluitingen komt. Dat kan leiden tot roestvorming,
waardoor storingen in de werking optreden. Het toevoegen
van een schoonmaakmiddel verergert gewoonlijk de schade.
Demontage van de kappen van de
zitmaaier
De motorkap
Trek de zitting in de voorste stand. Klap de zitting omhoog.
Trek de sluitbeugels op de motorkap naar achteren. De
sluitbeugels bevinden zich aan de binnenkant van het
motorframe.
Open de motorkap naar voren.
Frontkap
Maak de snelsluiting los en verwijder de frontkap.
Het voordeksel wordt met twee haken vastgezet aan het
frame van het maaidek.
Rechter vleugelkap
Verwijder de knop op de snelheidshendel (1), de bouten (2 en
3) en til de kap eraf.
Linker vleugelkap
Maak de bouten van de vleugelkap (2 st) los en til de kap eraf.
Transmissiekap
Maak de twee bouten los (een aan elke kant) en verwijder de
transmissiekap.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Spoel niet met de hogedrukspuit of stoom.
Dutch – 23
ONDERHOUD
Controleren en afstellen van de
besturingskabels
De besturing wordt geregeld met behulp van kabels.
Deze kunnen zich nadat de zitmaaier een tijd in gebruik is
geweest, uitrekken, hetgeen betekent dat de afstelling van de
besturing gewijzigd kan zijn.
De besturing wordt gecontroleerd en afgesteld op de
volgende manier:
1 Verwijder de frameplaat door de bouten los te draaien (2
st) en til de frameplaat aan de achterkant op.
2 Controleer hoe strak de stuurkabels zijn door ze bij de
pijlen samen te drukken, zoals op de afbeelding te zien is.
De kabels moeten zo samen kunnen worden geklemd dat
de afstand tussen hen half zo groot wordt, zonder al te
veel kracht te gebruiken.
3 Indien nodig kunnen de kabels gespannen worden door
de stelmoeren aan iedere kant van de stuurkrans aan te
draaien. Span de kabels niet te strak, ze moeten alleen
tegen de stuurkrans getrokken worden.
Hou de kabel tegen met bijv. een bahco, zodat hij niet
ineen draait.
Wanneer de afstelling aan de ene kant gedaan wordt, zal
de middenstand van het stuur beïnvloed worden.
Controleer de spanning van de draden nadat de afstelling
is uitgevoerd volgens punt 2.
Afstellen van handrem PR 17, PF 21
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld door de
machine op een helling te zetten met ontkoppelde voor- en
achterassen.
Schakel de parkeerrem in en vergrendel deze.
Indien de machine niet stil staat, moet u de parkeerrem als
volgt afstellen.
1 Zet de machine op een vlakke ondergrond.
2 Verwijder de transmissiekap.
3 Haak de veer (A) van de schroef (B) los.
4 Controleer of de handrem niet is aangetrokken.
5 Stel de speling in op 1 mm tussen het omhulsel en de
stelschroef als u het omhulsel aanhaalt.
Stel met de moeren de stelschroef af.
6 Haal de moeren met mate aan, zodat de stelschroef niet
beschadigt.
7 Monteer de veer (A).
8 Nadat het afstellen gereed is, moet de parkeerrem
opnieuw gecontroleerd worden.
Afstellen van handrem PR 17 AWD,
PF 21 AWD
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld door de
machine op een helling te zetten met ontkoppelde voor- en
achterassen.
Schakel de parkeerrem in en vergrendel deze. Indien de
machine niet stil staat, moet u de parkeerrem als volgt
afstellen.
1 Zet de machine op een vlakke ondergrond.
2 Controleer of de handrem niet is aangetrokken.
!
WAARSCHUWING! Een slecht afgestelde
parkeerrem kan leiden tot verminderd
remvermogen.
B
A
24 – Dutch
ONDERHOUD
3 Verwijder de linker vleugelkap.
4 Maak de borgmoeren los.
5 Stel de speling tussen de kast en de stelschroef af op 1
mm (0.040") bij trekken aan de kast. Dit levert een speling
op het pedaal op van circa 40 mm.
6 Haal de moeren met mate aan, zodat de stelschroef niet
beschadigt.
7 Nadat het afstellen gereed is, moet de rem opnieuw
gecontroleerd worden.
8 Plaats de linker vleugelkap.
Controleren en afstellen van de
gaskabel
Controleer of de motor reageert bij gas geven en of het juiste
toerental wordt bereikt bij volgas geven.
Bezoek bij twijfel een servicewerkplaats.
Indien afstelling nodig is, kan dit als volgt op de onderste
kabel uitgevoerd worden:
1 Maak de klemschroef voor de mantel van de kabel los en
schuif de gashendel naar de volgasstand.
2 Controleer of de gaskabel in het juiste bevestigingsgat op
de onderste hefarm gemonteerd is, zie afbeelding.
3 Druk de buitenhuls van de gaskabel zo ver mogelijk naar
links en zet de klemschroef vast.
Controle en afstellen van
chokekabel
Als de motor zwarte rook uitstoot of moeilijk start kan dat
veroorzaakt worden door een verkeerd afgestelde
chokekabel (bovenste kabel).
Bezoek bij twijfel een servicewerkplaats.
Indien afstelling nodig is, kan dit als volgt uitgevoerd worden:
1 Maak de klemschroef voor de buitenhuls van de kabel los
en schuif de chokehendel naar volledige chokestand.
2 Controleer of de chokekabel op de bovenste hefarm
gemonteerd is, zie afbeelding.
3 Trek de buitenhuls van de chokekabel zo ver mogelijk
naar rechts en zet de klemschroef vast.
Vervangen van brandstoffilter
Vervang het op de leiding gemonteerde brandstoffilter iedere
100 uur (een keer per seizoen) of vaker als het verstopt is.
Vervang het filter op de volgende wijze:
1 Klap de motorkap omhoog.
2 Haal de slangklemmen weg bij het filter. Gebruik een
platte tang.
3 Trek het filter los van de slanguiteinden.
4 Druk het nieuwe filter in de uiteinden van de leiding. Indien
nodig kan een zeepoplosssing op de filteruiteinden
aangebracht worden om de montage te
vergemakkelijken.
5 Zet de slangklemmen weer terug bij het filter.
!
WAARSCHUWING! Een slecht afgestelde
parkeerrem kan leiden tot verminderd
remvermogen.
Dutch – 25
ONDERHOUD
Controleren van het luchtfilter van
de brandstofpomp
Controleer regelmatig of het luchtfilter van de brandstofpomp
vrij is van vuil.
Het filter kan indien nodig worden gereinigd met een penseel.
Verwijder de bouten en trek de pomp naar buiten, er
hoeven geen slangen losgemaakt te worden.
Plaats de pomp terug op de console.
Controleren van de luchtinlaat van
de transmissie
Controleer of de luchtinlaat van de transmissie niet is
verstopt.
Verwijder de transmissiekap en haal indien nodig maairesten
van de koelflenzen.
Bij een verstopte luchtinlaat of een vies transmissiehuis
verslechtert het koelen, hetgeen kan leiden tot beschadiging
van de transmissie.
Vervangen van luchtfilter
Als de motor zwak lijkt of onregelmatig loopt kan de oorzaak
zijn dat het luchtfilter is verstopt. Het is daarom van belang het
luchtfilter regelmatig te vervangen (zie onder Onderhoud/
Onderhoudsschema voor het juiste service-interval).
Vervangen van luchtfilter gaat als volgt:
1 Klap de motorkap omhoog.
2 Maak de twee kliksluitingen los waarmee het filterdeksel
vastzit en verwijder het.
3 Neem het filterpatroon uit het filterhuis.
4 Maak het filter schoon door het filter voorzichtig tegen
een hard oppervlak te kloppen en met perslucht aan de
binnenkant schoon te blazen. Borstel het vuil nooit weg.
Vervang het luchtfilter als het zeer vuil is.
PF 21 en PF 21 AWD hebben achter de filterpatroon een
tweede filter. Reinig het filter door er voorzichtig mee op
een hard oppervlak te kloppen. Gebruik voor dit filter
geen perslucht.
5 Vervang de filterpatroon. Let op dat u de filterpatroon
goed aanbrengt over de luchtinlaat in het filterhuis.
6 Breng het luchtfilterdeksel weer aan, waarbij u oplet dat
de deeltjesvanger naar onderen wijst.
!
WAARSCHUWING! Het uitlaatsysteem is
warm. Laat het afkoelen voordat u begint aan
het vervangen van het luchtfilter.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laat de motor nooit draaien wanneer het luchtfilter is
verwijderd.
De filters mogen niet geolied worden. Ze moeten droog
worden gemonteerd.
26 – Dutch
ONDERHOUD
Ontstekingssysteem
De motor is voorzien van een elektronische ontsteking. Alleen
de bougie heeft onderhoud nodig.
Aanbevolen bougie, zie Technische Gegevens.
Vervangen van bougie
1 Trek de bougiedop los en maak het rond de bougie
schoon.
2 Verwijder de bougie met een 3/4' (19 mm) bougiedop.
3 Controleer de bougie. Vervang de bougie wanneer de
elektroden rondom verbrand zijn of wanneer de isolator
gescheurd of beschadigd is. Maak de bougie schoon met
een staalborstel als die moet worden gebruikt.
4 Meet de elektrodenafstand met een voelermaat. De
afstand moet 0,75 mm / 0,030” zijn. Stel de afstand indien
nodig af door de massaelektrode te buigen.
5 Schroef de bougie met de hand terug om te voorkomen
dat het schroefdraad beschadigd raakt.
6 Draai de bougie, als deze tegen de zitting aanligt, met een
bougiesleutel vast. Draai de bougie zo vast dat de ring
wordt samengedrukt. Een oude, opnieuw gebruikte
bougie moet 1/8 slag aangedraaid worden vanaf het
aanligpunt. Een nieuwe bougie moet 1/4 slag
aangedraaid worden vanaf het aanligpunt.
7 Zet de bougiedop terug.
Schoonmaken van motor en
geluiddemper
Hou de motor en geluiddemper schoon van maairesten en
vuil. Maairesten op de motor, die in benzine of olie zijn
gedrenkt, betekenen een verhoogd brandrisico.
Laat de motor afkoelen voor het schoonmaken. Is het vuil
vermengd met olie, moet het worden opgelost met een
ontvettingsmiddel, anders alleen met water en een borstel.
Maairesten rond de geluiddemper drogen snel en vormen
een brandrisico. Borstel of spoel ze weg wanneer de
geluiddemper droog is.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een verkeerd type bougie kan de motor beschadigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een bougie, die niet goed is aangedraaid, kan
oververhitting veroorzaken en de motor beschadigen. Een
bougie, die te hard is aangedraaid, kan de schroefdraad in
de cilinderkop beschadigen.
Dutch – 27
ONDERHOUD
Controle van veiligheidssysteem
De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat
starten of rijden onder de volgende condities verhindert.
De motor mag alleen kunnen starten wanneer het maaidek in
de omhoogstand staat en de parkeerrem is ingeschakeld.
De bestuurder hoeft niet op de bestuurderszitting te zitten.
Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door te
proberen om de motor te starten wanneer aan een van deze
voorwaarden niet is voldaan. Kies een andere voorwaarde en
probeer het opnieuw.
Controleer of de motor uitgaat als je even van de
bestuurdersstoel opstaat wanneer het maai-element in
uitgeklapte stand staat of de hydrostaatpedalen niet in
neutraalstand staan.
Startmotor
Ontstekingssysteem
Functioneert
Functioneert niet
2
1
28 – Dutch
ONDERHOUD
Lampen vervangen
Voor informatie over het type lamp, zie Technische Gegevens.
1 Schroef de twee bouten los waarmee de kap vastzit op
het stuurbekrachtiginghuis.
2 Til de kap op en draai deze rond de stuurstang.
3 Verwijder de twee bouten waarmee de lampinzet vastzit.
4 Til de lampinzet eruit.
5 Trek de kabels van de lampen los.
6 Til de lampen uit de inzet.
7 Plaats de nieuwe lampen. Let goed op dat u de voorkant
met uw duim tegenhoudt.
8 Monteer de kabels, lampinzet en kap weer op het
stuurbekrachtiginghuis.
Hoofdzekering
De hoofdzekering zit in een losse houder onder het deksel
van de accubak, voor de accu. Type: Platte stiftbeugel, 15 A.
De zekering van het stopcontact bevindt zich onder het
contactslot, achter de zijplaat op het bedieningspaneel. Type:
Platte stiftbeugel, 7,5 A.
Gebruik geen andere zekering bij het vervangen.
Een gesprongen zekering geeft aan dat de stift verbrand is.
Trek de zekering uit de houder om te vervangen.
De zekering dient ter bescherming van het elektrisch
systeem. Wanneer hij in korte tijd weer springt, komt dit door
een kortsluiting die moet worden verholpen voordat de
machine weer in gebruik wordt genomen.
Controle van de spanning van de
banden
De spanning van de banden moet 60 kPa (0,6 bar / 9 PSI)
voor alle wielen bedragen. Om het aandrijfvermogen te
verbeteren, kan de spanning voor de achterbanden worden
verminderd tot 40 kPa (0,4 bar/5,6 PSI). Hoogste toegestane
spanning is 100 kPa (1,0 bar/14 PSI).
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een verschillende spanning in de voorbanden brengt met
zich mee dat de messen het gras maaien op een
verschillende hoogte.
Dutch – 29
ONDERHOUD
Controle van de koelluchtinlaat van
de motor
Maak het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting schoon.
Klap de motorkap omhoog.
Controleer of de koelluchtinlaat van de motor vrij is van
bladeren, gras en vuil.
Controleer of de luchtleiding, die aan de onderkant van de
motorkap zit, schoon is en niet tegen de koelluchtinlaat
schuurt.
Bij een verstopt luchtinlaatrooster, luchtleiding of
koelluchtinlaat verslechtert het koelen van de motor, hetgeen
kan leiden tot beschadiging aan de motor.
De achterste aandrijfriem van de
PR 17 en PF 21 vervangen
Verwijderen
1 Breng de maaikast omhoog
2 Verwijder de transmissiekap.
3 Haak de veer (A) van de schroef (B) los.
4 Verwijder de slangklem in het midden en de riemgeleider
voor de middelste riem.
5 Trek de middelste riem van de motorpoelie af en trek het
achtergedeelte eruit.
6 Verwijder de koelventilator, die met een moer is bevestigd.
7 Neem de riem van de poelie van de hydrostatische
transmissie.
!
WAARSCHUWING! De koelluchtinlaat draait
wanneer de motor loopt. Pas op uw vingers.
B
A
30 – Dutch
ONDERHOUD
8 Trek de riem van de motorpoelie af en haal hem onder de
motorriempoelies door.
9 Trek de riem naar buiten door de opening onder het
taatslager en langs de schijf van de riemspanner.
Monteren
1 Trek de riem door de opening onder het taatslager en aan
de buitenkant langs de schijf van de riemspanner.
2 Trek de riem onder de motorriempoelies door en leg hem
om de motorriempoelie.
3 Leg de riem om de poelie van de hydrostatische
transmissie.
4 Monteer de koelventilator.
5 Controleer of de middelste riem goed om de voorste
poelie ligt en leg de middelste riem om de motorpoelie.
6 Monteer de slangklem in het midden en de riemgeleider
voor de middelste riem.
Monteer de veer (A).
De aandrijfriem vervangen van de
hydraulische pomp van PR 17 AWD
en PF 21 AWD
1 Verwijder de transmissiekap.
2 Haak de veer op de riemspanner los.
3 Verwijder de riemgeleider voor de middelste riem.
4 Trek de middelste riem van de motorpoelie af en trek het
achtergedeelte eruit.
B
A
Dutch – 31
ONDERHOUD
5 Verwijder de koelventilator, die met een moer is bevestigd.
6 Trek de riem van de pomppoelie af.
7 Trek de riem van de motorpoelie af en haal hem onder de
motorriempoelies door.
8 Trek de riem naar buiten door de opening onder het
taatslager en langs de schijf van de riemspanner.
Monteren
1 Trek de riem door de opening onder het taatslager en aan
de buitenkant langs de schijf van de riemspanner.
2 Trek de riem onder de motorriempoelies door en leg hem
om de motorriempoelie.
3 Leg de riem om de pomppoelie.
4 Monteer de koelventilator.
5 Controleer of de middelste riem goed om de voorste
poelie ligt en leg de middelste riem om de motorpoelie.
6 Monteer de riemgeleider voor de middelste riem.
7 Breng de veer aan op de riemspanner.
De middelste riem vervangen
Verwijder de slangklem in het midden (PR 17 en PF 21) en de
achterste riemgeleider voor de middelste riem (alle
machinetypen).
Verwijder de middelste riem en breng een nieuwe riem aan.
Monteer de riemgeleider en stel deze af met de onderste riem
om de motorriempoelie.
Monteer op PR 17 en PF 21 de slangklem.
Controleer de riemspanner en stel hem af. Dit is in het
bijzonder van belang bij montage van een nieuwe riem.
32 – Dutch
ONDERHOUD
De voorste riem vervangen
De hele riem wordt verwijderd volgens de onderstaande
aanwijzingen wanneer een sneeuwblad wordt aangebracht
op de machine.
1 Zet het maai-element in servicestand, zie Servicestand
voor maai-element.
2 Trek de middelste riem van de middenpoelie af. De riem
komt slap te staan wanneer het maaidek omhoog wordt
gezet.
3 Neem de voorste riem van de middenpoelie af en
verwijder de riem.
Monteren
1 Leg de voorste riem om de middenpoelie. Trek hem over
de buitenkant van het loopwiel en over de binnenkant van
het spanwiel.
2 PF 21 en PF 21 AWD
Als PF 21 of PF 21 AWD wordt gebruikt met een
accessoire of met het maaidek CombiTurf 112 moet de
riem over de buitenkant van het buitenste loopwiel worden
getrokken, want anders is de riem te lang.
3 Leg de middelste riem om de middenpoelie.
4 Zet het maaidek vanuit de onderhoudsstand in de
maaistand.
Montage van knipaggregaat
1 Plaats de machine op een vlakke ondergrond en schakel
de parkeerrem in. Controleer of de hendel voor het
instellen van de maaihoogte in de laagste stand staat.
2 Druk het werktuigframe omlaag en plaats de pal tegen het
frame.
3 Verwijder de aandrijfriem en plaats hem in de riemhouder.
4 Druk het maaidek omlaag en plaats de geleidepluggen in
de inkepingen in het werktuigframe, aan elke kant één.
5 Druk het maaidek omlaag zodat de inwendige pluggen de
bodem van de inkepingen in het werktuigframe raken.
6 Breng de maaikast omhoog
!
WAARSCHUWING! Draag een
beschermingsbril wanneer u het maai-
element monteert. De veer waarmee de riem
wordt gespannen kan loskomen en
persoonlijk letsel veroorzaken.
!
WAARSCHUWING! Neem voorzichtigheid in
acht zodat uw hand niet bekneld raakt.
Dutch – 33
ONDERHOUD
7 Plaats de aandrijfriem rond de poelies van het element.
Haak de stang voor de hoogteinstelling vast.
8 Zet de veer van het spanwiel vast.
Plaats de frontkap.
Verwijderen van maai-element
1 Volg Servicestand voor maai-element, punt 1-6 om het
maai-element in servicestand te zetten.
2 Laat het maaidek zakken.
3 Open de maaidekpal.
4 Trek het maaidek naar buiten.
Controle en afstellen van gronddruk
van het maai-element
Om het beste maairesultaat te krijgen moet het maai-element
de ondergrond volgen zonder te stevig aan te liggen.
De druk wordt afgesteld met een bout en veer aan beide
kanten van de zitmaaier.
1 Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa/0,6 bar/9
PSI.
2 Plaats de zitmaaier op een vlakke ondergrond.
3 Zet de hefstang in maaistand.
4 Plaats een personenweegschaal onder het frame van het
maai-element (aan de voorkant) zo dat het maai-element
op de weegschaal rust. Indien nodig kan er een klos
gelegd worden tussen het frame en de weegschaal zodat
de steunwielen geen gewicht dragen.
5 Stel de gronddruk van het maai-element af door de
stelschroeven die aan beide kanten achter de voorwielen
zitten, in of uit te schroeven. De gronddruk moet tussen de
12 en 15 kg (26,5-33 lb) liggen.
!
WAARSCHUWING! Draag een
beschermingsbril wanneer u het
maaielement demonteert. De veer waarmee
de riem wordt gespannen kan loskomen en
persoonlijk letsel veroorzaken.
!
WAARSCHUWING! Neem voorzichtigheid in
acht zodat uw hand niet bekneld raakt.
34 – Dutch
ONDERHOUD
Controle van de parallelliteit van het
maai-element
Controleer de parallelliteit van het maaidek als volgt:
1 Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa/0,6 bar/9
PSI.
2 Plaats de zitmaaier op een vlakke ondergrond.
3 Zet de hefstang in maaistand.
4 Meet de afstand tussen de grond en de rand van het
element, aan de voor- en de achterkant van de kap. Het
maai-element moet een beetje afhangen, de achterkant
moet 2-4 mm (1/8”) hoger zijn dan de voorkant.
Afstellen van de parallelliteit van het
maai-element
1 Verwijder de frontkap en de rechter vleugelkap.
2 Maak de moeren van de parallelliteitsstang los.
3 Schroef de stang uit (verlengen) om de achterkant van de
kap te verhogen.
Schroef de stang in (verkorten) om de achterkant van de
kap te verlagen.
4 Draai na het afstellen de moeren vast.
5 Nadat het afstellen gereed is, moet de parallelliteit van het
element opnieuw gecontroleerd worden.
6 Monteer de rechter vleugelkap en de frontkap.
Vervangen van de riemen van het
maai-element
Op deze maai-elementen met botsbeveiligde messen worden
de messen aangedreven door één V-snaar. Ga als volgt te
werk om de V-snaar te vervangen:
1 Demonteer het maai-element.
2 Open de vergrendeling voor de geleidingsstangbout.
Verwijder de bout zodat de geleidingsstang aan één uiteinde
loskomt.
3 Schroef de bout los waarmee de maaidekframebeugel is
bevestigd.
4 Verwijder de vergrendeling en haal het maaidekframe
naar buiten.
!
WAARSCHUWING! Bescherm uw handen
met handschoenen wanneer u aan de
messen werkt.
Risico van beknelling bij het werken met de
riem.
Dutch – 35
ONDERHOUD
5 Verwijder de twee bouten uit het maaidekframe.
6 Verwijder de schroeven uit het maaideksel. Licht het
maaidekframe op en verwijder het maaidekdeksel.
7 Maak de veer los waarmee de V-snaar opgespannen is en
wrik de riem eraf.
Het monteren van de nieuwe riem gebeurt in omgekeerde
volgorde.
Servicestand voor maai-element
Om ervoor te zorgen dat u bij schoonmaken, reparatie en
service overal goed bij kunt, kan het maai-element in
servicestand gezet worden. Servicestand betekent dat het
element opgeklapt en vergrendeld is in verticale stand.
In servicestand zetten
1 Zet de machine op een vlakke ondergrond. Activeer de
handrem.
2 Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand en til het
maaielement op.
3 Verwijder de frontkap door de spie los te maken. (Aan de
binnenkant van de frontkap staat een complete instructie
voor service-stand).
4 Maak de veer van de spanpoelie van de aandrijfriem los.
Maak de stang voor de maaihoogte los en plaats deze in de
houder.
5 Verwijder de aandrijfriem en plaats hem in de riemhouder.
!
WAARSCHUWING! Draag een
beschermingsbril wanneer u het
maaielement demonteert. De veer waarmee
de riem wordt gespannen kan loskomen en
persoonlijk letsel veroorzaken.
!
WAARSCHUWING! Neem voorzichtigheid in
acht zodat uw hand niet bekneld raakt.
36 – Dutch
ONDERHOUD
6 Pak de voorkant van het element beet en trek het naar
voren tot het niet verder gaat.
7 Til het element op tot het niet meer gaat en u een
klikgeluid hoort. Het maaielement wordt automatisch in
verticale stand vastgezet.
Terugkeer uit servicestand
1 Pak de voorkant van het element beet en maak de
vergrendeling los, klap het element naar beneden en duw
het terug.
2 Plaats de maaihoogtestang en de riem terug.
3 Span de riem met de riemspanner op.
4 Plaats de frontkap.
Controle van messen
Om het beste maairesultaat te bereiken is het belangrijk dat
de messen onbeschadigd en scherp zijn.
Controleer of de bevestigingsbouten van de messen goed zijn
aangedraaid.
Nadat de messen geslepen zijn, moeten ze uitgebalanceerd
worden.
Bij een aanrijding met een hindernis waarbij schade is
ontstaan, moeten beschadigde messen vervangen worden.
Laat de servicewerkplaats beoordelen of het mes
gerepareerd/geslepen kan worden of weggegooid moet
worden.
Verwijderen van BioClip-plug
Om een Combi-maai-element om te zetten van BioClip-
functie naar een maai-element met achteruitworp verwijdert u
de BioClip-plug, die met drie bouten onder het maai-element
vastzit.
1 Zet het maai-element in servicestand, zie In servicestand
zetten.
2 Verwijder de drie bouten waarmee de BioClip-plug vastzit
en haal de plug weg.
3 Tip: Monteer drie bouten M8x15 mm met volledig
schroefdraad in de gaten om daar het schroefdraad te
beschermen.
4 Zet het maai-element weer in normale stand terug.
Het plaatsen van de BioClip-plug gebeurt in omgekeerde
volgorde.
BELANGRIJKE INFORMATIE Vervangen of slijpen van de
messen moet door een erkende servicewerkplaats gedaan
worden.
Dutch – 37
Smeren
Algemeen
Verwijder de contactsleutel om te voorkomen dat de machine
tijdens het smeren onverhoeds gaat draaien.
Als u met een oliekan smeert, moet die zijn gevuld met
motorolie.
Als u met vet smeert, gebruikt u tenzij specifiek anders
vermeld smeervet 503 98 96-01 of een ander chassis- of
kogellagervet met goede corrosiebescherming.
Bij dagelijks gebruik van de zitmaaier moet er twee keer per
week gesmeerd worden.
Veeg overtollig vet af na het smeren.
Het is belangrijk om geen smeermiddel op de riemen of de
aandrijfoppervlakken van de riempoelies te laten belanden.
Als dat toch gebeurt, verwijdert u het zo goed mogelijk met
alcohol. Als de riem na reiniging met alcohol blijft slippen,
moet hij worden vervangen.
Reinig riemen niet met benzine of andere aardolieproducten.
Hulpstuk
De smering en andere onderhoudswerkzaamheden voor
optionele werktuigen en accessoires worden niet in deze
handleiding beschreven. Deze apparatuur moet natuurlijk ook
worden onderhouden. Zie de handleidingen van de
betreffende accessoires voor instructies.
De kabels smeren
Smeer beide uiteinden van de kabels en zet de
bedieningshendels in de uiterste standen tijdens het smeren.
Breng na het smeren de rubberen mantels weer aan om de
kabels.
Kabels met een huls lopen vast als ze niet regelmatig worden
gesmeerd. Een vastgelopen kabel kan storingen
veroorzaken, bijvoorbeeld onbedoeld activeren van de
parkeerrem. Als een kabel aanloopt, verwijdert u de kabel en
hangt u hem verticaal op. Smeer hem van boven met
motorolie tot er onderaan olie uit begint te lopen.
Tip: vul een zakje met olie en bevestig dit met plakband
sluitend aan de huls; laat de kabel een nacht verticaal aan het
zakje hangen. Als u de kabel niet kunt smeren, moet hij
worden vervangen.
Maaielement
Verwijder de frontkap.
Smeren met een oliekan.
- Gewrichten en lagers
Pedaalsysteem in de frametunnel
Smeer het pedaalsysteem in de frametunnel.
Verwijder het deksel van de frametunnel door de
schroeven los te draaien (twee in het stuurservohuis).
Druk de pedalen in en laat ze los terwijl u de bewegende
onderdelen smeert met een oliekan. Smeer de kabels van
de rem- en rijpedalen met een oliekan.
Kettingen in de frametunnel
Verwijder de frameplaat door de twee bouten los te draaien.
Smeer de kettingen in de frametunnel met een oliekan of met
een spuitbus met kettingsmeermiddel voor motorfietsen.
Smeer de as van de stuurkabelpoelie met smeervet.
Verbindingen en gewrichten in de
maaiverstelling
Smeer de verbindingen en gewrichten voor de
maaihoogteverstellingsbeugel achter het rechter voorwiel.
Smeren met een oliekan.
38 – Dutch
Smeren
Bestuurdersstoel
Klap de zitting omhoog.
Smeer de rails voor overlangsverstelling met een oliekan.
Gas- en chokekabel, hendellagers
Verwijder het rechter zijdeksel van de hendelbehuizing (3
schroeven) en open de motorkap.
Smeer de blootliggende uiteinden van de kabels met de
oliekan, ook die aan de kant van de motor.
Zet de bedieningshendels in de eindstanden en smeer
nogmaals.
Smeer de gewrichten, pallen en lagers van de
maaidekbedieningshendels met een oliekan.
Breng het zijdeksel weer aan op de hendelbehuizing.
Smeren van de riemspanner
Smeer met een vetspuit, 1 smeerpunt aan de rechterkant
onder de onderste poelie van de motor, tot er vet uitkomt.
Gebruik uitsluitend molybdeendisulfide van goede kwaliteit.
Vet van bekende merken (oliemaatschappijen enz.) is
normaliter van goede kwaliteit.
Controle van het oliepeil van de
motor
Controleer het oliepeil in de motor als de machine horizontaal
staat en de motor uit is.
Klap de motorkap omhoog.
Maak de peilstok daarna los en trek hem weer omhoog.
Doe de peilstok vervolgens weer in het gat, zonder hem in
te schroeven.
Haal de peilstok omhoog en lees het oliepeil af.
Het oliepeil moet tussen de markeringen op de peilstok
liggen. Als het peil in de buurt van het ADD-teken komt, vul
dan olie bij tot het FULL-teken op de peilstok.
De olie wordt bijgevuld in hetzelfde gat als waar de peilstok in
zit. Vul langzaam de olie bij.
Draai de peilstok stevig vast voor de motor wordt gestart.
Start de motor en laat deze ca. 30 seconden stationair
draaien. Zet de motor uit. Wacht 30 seconden en controleer
het oliepeil. Vul indien nodig olie bij tot de olie het FULL-teken
op de peilstok nadert.
Wij raden de volgende olieklasses aan:
API Service Klasse: SF, SG, SH en SJ
Kies een olie met een viscositeit volgens het
temperatuurbereik in de afbeelding:
Meng geen verschillende soorten olie.
Let op dat gebruik van olie zoals 5W-20, 10W-30 en 10W-40
het oliebruik van de motor vergroot. Wanneer deze olie wordt
gebruikt, moet het oliepeil vaker worden gecontroleerd.
Dutch – 39
Smeren
Vervangen van motorolie
Klap de motorkap omhoog.
De motorolie moet de eerste keer vervangen worden na 8 uur
bedrijfstijd. Daarna moet het verversen om de 100
bedrijfsuren plaatsvinden.
Bij rijden met zware belasting of hoge
omgevingstemperaturen, vervangt u de olie om de 50 uur.
1 Plaats een vat onder de linker aftapklep van de motor.
2 Verwijder de peilstok. Verwijder de aftapklep aan de
linkerkant van de motor.
3 Laat de olie in het vat lopen.
4 Monteer de aftapklep en draai deze vast.
5 Vul indien nodig olie bij tot de olie het FULL-teken op de
peilstok nadert. De olie wordt bijgevuld in hetzelfde gat als
waar de peilstok in zit.
6 Laat de motor warm draaien, controleer daarna of er geen
lekkage is rond de afdichting van de olieklep.
Controleer het oliepeil in de motor, vul bij indien nodig.
Smeer de hydrostatische kabel met
koppelstukken
Verwijder de transmissiekap.
Smeer de gewrichten en lagers aan de linkerkant met een
oliekan.
Verwijder het rubberen omhulsel en smeer de kabel van de
hydrostatische transmissie met een oliekan.
Druk het pedaal enkele malen in, smeer nogmaals en breng
het rubberen omhulsel weer aan.
Breng het transmissiedeksel weer aan.
Vervangen van oliefilter
Klap de motorkap omhoog.
Draai het oude oliefilter tegen de klok in om het te
verwijderen. Gebruik indien nodig een filtertang.
Smeer de rubberen pakking van het nieuwe oliefilter
lichtjes met nieuwe olie in.
Monteer het oliefilter door het met de klok mee te draaien.
Doe dit handmatig tot de rubberen pakking aanligt. Draai
het nog een halve slag verder.
Start de motor en laat deze ongeveer 3 minuten lopen.
Stop hem vervolgens en kijk naar eventuele lekkage.
Controleer het oliepeil in de motor, vul bij indien nodig.
!
WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer
warm zijn als deze direct na het stoppen
afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst
wat afkoelen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruikte motorolie is gevaarlijk voor de gezondheid en
mag niet op de grond of in de natuur gegooid worden, maar
moet ingeleverd worden bij de werkplaats of de
aangewezen plaats voor verwerking.
Voorkom contact met de huid, wassen met water en zeep
mocht u evt. knoeien.
!
WAARSCHUWING!
De motorolie kan zeer warm zijn als deze
direct na het stoppen afgetapt wordt. Laat de
motor daarom eerst wat afkoelen.
BELANGRIJK!
Gebruikte motor- en transmissieolie zijn schadelijk voor de
gezondheid en mogen niet op de grond of in de natuur
gegoten worden.
Vervangen filters moeten ingeleverd worden bij de
werkplaats of een andere aangewezen plek voor
verwerking.
Voorkom contact met de huid, wassen met water en zeep
mocht u evt. knoeien.
40 – Dutch
Smeren
Hydraulisch oliefilter, vervangen
Draai het oude oliefilter tegen de klok in om het te
verwijderen. Gebruik indien nodig een filtertang.
Smeer de rubberen pakking van het nieuwe oliefilter
lichtjes met nieuwe olie in.
Monteer het filter met de hand zo’n + 3/4 slagen tot het
aanligt. Verwijder de transmissiekap en vul de olietank
van de transmissietank bij met ca. 0,3 l olie. Let bij het
hierna genoemde laten lopen van de motor goed op en
vul bij zodat de tank niet leeg raakt.
Laat de motor draaien, bedien de stuurbekrachtiging,
controleer vervolgens of er geen lekkage is rond de afdichting
van het oliefilter.
Controleer het oliepeil in de transmissie, vul bij indien
nodig. In het oliefilter gaat 0,3 liter olie.
Breng het transmissiedeksel weer aan.
Parkeerremkabel PR 17 en PF 21
Verwijder de transmissiekap.
Haak de veer (A) van de schroef (B) los.
Verwijder de rubberen mantel van de kabel voor het
smeren.
Smeer de kabel met een oliekan, druk het rempedaal
enkele malen in en smeer nogmaals.
Breng de veer (A) en het transmissiedeksel weer aan.
Parkeerremkabel PR 17 AWD en PF
21 AWD
Verwijder de frameplaat door de twee bouten los te
draaien.
Verwijder de linker vleugelkap.
Smeer beide uiteinden van de kabel.
Verwijder de rubberen mantel van de kabel voor het
smeren.
Smeer de kabel met een oliekan, druk het
parkeerrempedaal enkele malen in en smeer nogmaals.
Breng de frameplaat en de vleugelkap weer aan.
Controle van het oliepeil van de
transmissie
Verwijder de transmissiekap. Maak de twee bouten los
(een aan elke kant) en verwijder de transmissiekap.
Controleer of er olie in de olietank van de transmissie zit.
PR 17, PF 21. Vul indien nodig bij met motorolie SAE
10W/40 (klasse SF-CC).
PR 17 AWD, PF 21 AWD. Vul de olie zo nodig bij met
Synthetic 10W/50.
Breng het transmissiedeksel weer aan.
Olie verversen en filters vervangen moet worden gedaan
door een erkende servicewerkplaats en wordt in het
werkplaatshandboek beschreven. Maatregelen aan het
systeem stellen bijzondere eisen aan netheid en het systeem
moet worden ontlucht voor de machine in gebruik wordt
genomen.
B
A
Dutch – 41
Storingsschema
Probleem Oorzaak
De motor start niet Geen brandstof in de brandstoftank
De bougie defect
Verkeerde bougieaansluitingen of verwisselde kabels
Vuil in carburateur of brandstofleiding
De startmotor krijgt de motor niet rond
De startmotor krijgt de motor niet rond Accu leeg
Slecht contact tussen kabel en accupool
Hendel voor de maaikast in verkeerde stand
Hoofdzekering kapot.
De zekering is geplaatst voor de accu, onder de accukap.
Contactslot kapot
Rem niet geactiveerd.
Defecte startmotor
De motor loopt onregelmatig De bougie verkeerd.
Vergasser verkeerd afgesteld
Het luchtfilter verstopt
Ventilatie van de brandstoftank verstopt
Ontstekingsafstelling verkeerd
Vuil in carburateur of brandstofleiding
Choken of verkeerd afgestelde gaskabel
De motor lijkt zwak Het luchtfilter verstopt
De bougie verkeerd.
Vuil in carburateur of brandstofleiding
Vergasser verkeerd afgesteld
Choken of verkeerd afgestelde gaskabel
De motor raakt oververhit De motor overbelast
Luchtinlaat of koelflenzen verstopt
Ventilator beschadigd
Te weinig of geen olie in de motor
Voorontsteking niet goed
De bougie verkeerd.
De accu wordt niet opgeladen Een of meer cellen kapot
Slecht contact bij de kabelaansluitingen van de accupolen
De zitmaaier trilt De messen zitten los
De motor zit los
Onbalans tussen een of meer messen, veroorzaakt door schade of slechte
balancering na het slijpen
Ongelijkmatig maairesultaat Messen bot
Maaikast scheef afgesteld
Lang of nat gras
Grasopeenhoping onder de kap
Verschillende spanning in de banden aan de rechter en linker kant
Te hoge rijsnelheid
Te laag motortoerental
De aandrijfriem slipt
42 – Dutch
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM
PR 17 en PR 17 AWD
Nummers verwijzen naar:
1 Microschakelaar, hydrostaat
2 Microcontact, maaikast
3 Microcontact, zitting
4 Ontstekingsslot
5 Urenteller
6 Startrelais
7 Motoraansluitingen
8 Hoofdzekering 15 A
9 Zekering 7,5 A
10 Schakelaar voor het stopcontact
11 Stopcontact
12 Schakelaar voor verlichting
13 Verlichting
Dutch – 43
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM
PF 21 en PF 21 AWD
Nummers verwijzen naar:
1 Microschakelaar, hydrostaat
2 Microcontact, maaikast
3 Microcontact, zitting
4 Ontstekingsslot
5 Urenteller
6 Startrelais
7 Motoraansluitingen
8 Hoofdzekering 15 A
9 Zekering 7,5 A
10 Schakelaar voor het stopcontact
11 Stopcontact
12 Schakelaar voor verlichting
13 Verlichting
43

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Husqvarna PF21AWD bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Husqvarna PF21AWD in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 3,59 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info